Belg tevreden over arts
Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt
Bijlage Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de ziekte- en invaliditeitsverzekering heeft CM de tevredenheid van de Belgen over hun zorgverstrekkers onderzocht. Meer dan 21.000 respondenten gaven hun blik op de gezondheidszorg op zes vlakken: 1. Hoeveel ze contact hadden met zorgverleners. 2. Hoe tevreden ze waren met de verleende zorg. 3. Hoe ze bij de specialist zijn terechtgekomen (op eigen initiatief of na doorverwijzing door de huisarts). 4. Hun eigen gezondheidstoestand. 5. Of ze zorg uitstellen. 6. Op welke vlakken de tegemoetkoming van de ziekteverzekering moet verhoogd worden. 1. Frequentie van contact met zorgverstrekkers De huisarts blijft een spilfiguur in de Belgische gezondheidszorg. Ook de tandarts wordt frequent bezocht (methodologische bemerking: zie punt 7). De frequentie van contact met een specialist varieert in functie van het type van specialisme. De gynaecoloog (voor vrouwen) en de oogarts zijn de meest bezochte specialisten. Samenhang met leeftijd Het hoeft niet te verwonderen dat er een samenhang is tussen leeftijd en de frequentie van contact met een zorgverstrekker. -
Hoe ouder de respondent, hoe vaker minstens één jaarlijks contact met een huisarts, een oogarts, een oncoloog, een cardioloog en een orthopedist. Voor de gynaecoloog en de pediater ligt dit omgekeerd: jongere respondenten hebben vaker minstens één jaarlijks contact. De middengroep (30 – 64 jarigen) gaat het meest bij de tandarts en de psychiater.
Samenhang met opleidingsniveau Er werden drie opleidingsniveaus bepaald: lager opgeleiden ( lager onderwijs of lager secundair onderwijs), midden opgeleiden (hoger secundair onderwijs) en hoger opgeleiden (hoger onderwijs). Opleiding speelt een rol bij de frequentie van contact bij een huisarts, tandarts en enkele specialisten (de cardioloog, de gynaecoloog en de pediater).
1
Figuur 1: Hoeveel naar de huisarts en tandarts in het afgelopen jaar, volgens opleidingsniveau
Figuur 1 illustreert dat lager opgeleiden een frequenter contact met de huisarts hebben. Het aandeel personen met minstens 6 huisartscontacten op een jaar stijgt van 30 % bij de hoger opgeleiden naar 52 % bij de lager opgeleiden. Bij de tandarts ligt dit omgekeerd: het aandeel personen dat jaarlijks naar de tandarts gaat, ligt hoger bij hoger opgeleiden (83 %) dan bij lager opgeleiden (69 %). Figuur 2: Hoeveel naar de specialist in het afgelopen jaar, volgens opleidingsniveau
Figuur 2 toont de samenhang tussen het opleidingsniveau en de frequentie van contact met sommige specialisten. Lager opgeleiden gaan vaker naar de cardioloog, maar minder vaak naar de gynaecoloog en de pediater in vergelijking met de hoger opgeleiden.
2
2. Tevredenheid met de zorgverstrekkers 1 In het algemeen is de tevredenheid met de zorgverstrekkers heel groot. Vooral bij de huisarts is de tevredenheid met alle bevraagde deelaspecten hoog: -
96 % van de respondenten is in het algemeen tevreden over zijn huisarts. 91 % weet op voorhand hoeveel een consultatie of een huisbezoek bij de huisarts ongeveer zal kosten. 82 % vindt een consultatie of een huisbezoek bij een huisarts betaalbaar. 88 % vindt dat men snel een afspraak krijgt bij de huisarts.
Over de tandarts en de specialisten zijn de respondenten ook tevreden, maar duiken er toch enkele problemen op. -
figuur 3 toont aan dat respondenten beduidend minder goed op de hoogte zijn van de kostprijs van een consultatie bij de tandarts en de specialisten in vergelijking met de huisarts. Bij de huisarts is slechts 8 % niet op de hoogte van de kostprijs, bij de andere zorgverstrekkers schommelt dit tussen de 26 % en de 60 %. De problemen zijn het grootst bij de tandarts (60 %) gevolgd door de oogarts (49 %), de orthopedist (49 %) en de cardioloog (47 %).
-
Ook de betaalbaarheid van een consultatie levert een probleem op bij de tandarts en sommige specialisten (zie figuur 4). 14 % van de ondervraagde personen vindt een consultatie bij een huisarts niet betaalbaar, bij de andere zorgverstrekkers schommelt dit tussen de 20 % en 47 %. De betaalbaarheid wordt het minst gunstig beoordeeld bij de psychiater (47 %) en de tandarts (39 %).
-
Tot slot is het niet altijd evident om snel een afspraak te krijgen bij sommige specialisten. Bij de huisarts vindt slechts 7 % dat ze niet snel een afspraak krijgen, bij de andere zorgverstrekkers schommelt dit tussen de 18 % en 51 %. Vooral bij de oogarts (51 %), de gynaecoloog (42 %) en de orthopedist (33 %) is dit een probleem.
1
Deze items werden enkel gevraagd aan de respondenten die in het afgelopen jaar minstens één contact hadden met de desbetreffende zorgverstrekker.
3
Figuur 3: Stelling ‘Ik heb op voorhand een idee hoeveel een consultatie bij mijn … me ongeveer zal kosten’
Figuur 4: Stelling ‘Ik vind een consultatie bij mijn ….. betaalbaar’
4
Samenhang met leeftijd •
Hoe jonger de respondent, hoe lager de kennis over de kostprijs van een consultatie. o Figuur 5 geeft weer dat 47 % van de 65-plussers geen kennis heeft over de kostprijs bij de tandarts. Dit percentage stijgt naar 64 % bij jongeren onder 30 jaar. o Figuur 6 toont hetzelfde verhaal bij de oogarts. Van de 65-plussers kent 39 % de kostprijs niet bij de oogarts en dit stijgt naar 55 % van de jongeren onder 30 jaar (58 % bij de 30–49-jarigen).
•
Hoe jonger de respondent, hoe groter het probleem met betaalbaarheid. o Van de 65 plussers heeft 31 % een probleem met de betaalbaarheid bij de psychiater (Figuur 7). Bij de 30–49-jarigen loopt dit op tot 50 % (45 % bij de jongeren onder 30 jaar). o 25 % van de 65-plussers heeft een probleem met de betaalbaarheid van de tandarts. Dit stijgt naar 47 % bij de min-30-jarigen (Figuur 8).
•
Hoe jonger de respondent, hoe hoger de ontevredenheid met de snelheid van een afspraak o Bij de oogarts is 44 % van de 65-plussers ontevreden over de snelheid van een afspraak. Dit loopt op tot 56 % bij de min-30 jarigen (Figuur 9).
5
Figuur 5: Aandeel respondenten dat (helemaal) niet op voorhand weet hoeveel een consultatie bij de tandarts ongeveer zal kosten, volgens leeftijd
Figuur 6: Aandeel respondenten dat (helemaal) niet op voorhand weet hoeveel een consultatie bij de oogarts ongeveer zal kosten, volgens leeftijd
6
Figuur 7: Aandeel respondenten dat een consultatie bij de psychiater (helemaal) niet betaalbaar vindt, volgens leeftijd
Figuur 8: Aandeel respondenten dat een consultatie bij de tandarts (helemaal) niet betaalbaar vindt, volgens leeftijd
7
Figuur 9: Aandeel respondenten dat (helemaal) niet snel een afspraak krijgt bij de oogarts, volgens leeftijd
8
3. Doorverwijzing door een specialist Binnen de groep van onderzochte specialisten kunnen we drie groepen onderscheiden. De patiënten komen bij de specialist terecht: -
grotendeels op eigen initiatief: bij de oogarts (92 %), de gynaecoloog (91 %) en de kinderarts (89 %); in ongeveer de helft van de gevallen na doorverwijzing door de huisarts: bij de orthopedist (48 %) en de psychiater (47 %); grotendeels na doorverwijzing door de huisarts: bij de cardioloog (64 %) en de oncoloog (66 %).
Het opleidingsniveau speelt een belangrijke rol in de wijze waarop men bij de specialist terecht komt. Hoger opgeleiden gaan meer op eigen initiatief naar de specialist (behalve voor oogarts) (Figuur 10). Slechts 9 % van de hoger opgeleiden komt bij de pediater terecht na doorverwijzing door de huisarts. Bij de lager opgeleiden loopt dit op tot 25 %. Figuur 10: Aandeel respondenten dat wordt doorverwezen door de huisarts, volgens opleidingsniveau
9
4. Gezondheidstoestand De meeste Belgen bevinden zich in een goede gezondheidstoestand. 74 % beoordeelt zijn eigen gezondheid als goed tot zeer goed. Dit percentage ligt lager voor 60-plussers (61 %) in vergelijking met jongeren onder de 30 jaar (87 %). De gezondheidstoestand hangt zowel samen met leeftijd als met opleiding. Hoger opgeleiden geven vaker aan in (zeer) goede gezondheid te verkeren (81 %) dan lager opgeleiden (55 %). Figuur 11: Beoordeling van de eigen gezondheidstoestand, volgens opleidingsniveau
Een Belg op drie (33 %) lijdt aan een langdurige ziekte of heeft een handicap. Dit percentage stijgt van 20 % bij jongeren (jonger dan 30 jaar) naar 45 % bij ouderen (65-plussers). Ook hier is er een grote samenhang met het opleidingsniveau. 47 % van de lager opgeleiden heeft een langdurige ziekte of handicap tegenover 27 % van de hoger opgeleiden (Figuur 12).
10
Figuur 12: Aanwezigheid van een langdurige ziekte(n), langdurige aandoening(en) of handicap(s) volgens opleidingsniveau
Het opleidingsniveau speelt niet enkel een rol in het voorkomen van ziekte of handicap, maar ook in de mate van belemmeringen in het dagelijkse leven die deze met zich meebrengen. Van de lager opgeleiden voelt 46 % zich voortdurend belemmerd terwijl dit bij hoger opgeleiden nog maar 24 % is. Figuur 13: Mate waarin de ziekte, aandoening en/of handicap een belemmering in de dagelijkse bezigheden veroorzaakt, volgens opleidingsniveau
11
5. Uitstel zorgen 11 % van de bevolking stelt noodzakelijke gezondheidszorg uit omwille van financiële redenen. Bij een aantal kwetsbare groepen ligt dit percentage beduidend hoger: -
31 % bij arbeidsongeschikten/invaliden, 28 % bij werklozen, 23 % bij alleenstaanden met kinderen.
Er is zowel een samenhang met leeftijd als met opleiding: -
Hoe jonger de respondent is, hoe meer uitstel van zorg. Zorg wordt meer uitgesteld bij iemand die jonger dan 30 jaar is (15 %) in vergelijking met een 65 plusser (5 %). Hoe lager het opleidingsniveau, hoe meer uitstel van zorg. Lager opgeleiden stellen frequenter zorg uit (13 %) in vergelijking met hoger opgeleiden (9 %).
Top vijf van vormen van uitstel van zorg: -
Tandzorg Consultaties specialist Bril Geneesmiddelen Kinesist
(26 (19 (15 (11 (11
%) %) %) %) %)
6. Verhoging tussenkomst in de gezondheidszorg Top 5 van gezondheidszorg waarvoor de tussenkomst prioritair verhoogd moet worden volgens de respondenten: -
Hulpmiddelen (bril, hoorapparaat, rolstoel…) Opname in RVT of ROB (rusthuis) Tandzorg Consultaties specialist Ziekenhuisopname
(19 (16 (15 (13 (12
%) %) %) %) %)
7. Methodologie CM voerde een nationaal online onderzoek uit in de maanden maart en april 2013. Zo’n 200.000 personen ontvingen een uitnodigingsmail om online de enquête in te vullen. Deze steekproef vormde een representatieve verdeling van de Belgische bevolking van 18 jaar en ouder. Uiteindelijk vulden 21.957 personen de enquête in. De respondenten vormen een representatief beeld van de Belgische bevolking volgens geslacht, leeftijd en taal (Nederlands – Frans). In vergelijking met de gezondheidsenquête 2008 (huisarts: 78%, tandarts: 58%) zijn de percentages van het contact met een huisarts en een tandarts in deze enquête overschat (huisarts: 95 %, tandarts: 80 %). Uit de CM- facturatiegegevens (2012) blijkt dat 81 % van de leden (ouder dan 18 jaar) een jaarlijks contact met de huisarts heeft. De overschatting in deze enquête is het gevolg van het onderzoeksonderwerp: de tevredenheid met de zorgvertrekkers. In de uitnodigingsmail werd nochtans beklemtoond dat de mening van iedereen ons interesseert: ziek of gezond, veel of weinig contact met zorgverstrekkers. Het feit dat de bevraging grotendeels vragen bevatte over het contact met zorgvertrekkers heeft er toch voor gezorgd dat personen zonder een contact met een zorgverstrekker hebben afgehaakt. De doelstelling van de enquête was niet om een frequentie van contact te bepalen, maar om de tevredenheid met zorgverstrekkers te onderzoeken. In dat opzicht heeft de enquête zeker zijn doelstelling bereikt omdat hiervoor enkel de personen met minstens 12
één contact in het afgelopen jaar werden bevraagd. Ook de vaststelling dat er een samenhang is tussen enerzijds leeftijd en opleiding en anderzijds de frequentie van contact, blijft overeind.
13