Belastingstelsel: de mens centraal, niet de financiële sector De Nederlandse economie gaat door een diep dal. Het ontnuchterende beeld is dat we de laatste jaren de aansluiting met Duitsland, onze grootste handelspartner en maatstaf, lijken te verliezen. En dat ondanks onze sterke economische fundamenten. Deels is dat verklaarbaar. Nederland is veel meer dan Duitsland afhankelijk van export naar het kwakkelende Europese achterland. Bovendien heeft Nederland een kostbaar zorgstelsel; de kwaliteit is weliswaar vergelijkbaar met Duitsland, maar die wordt bij ons duur betaald1. Ook is het zo dat Nederland zijn pensioenen anders financiert. Ons systeem van kapitaaldekking – in Duitsland is bijna het volledige pensioen gefinancierd op omslagbasis2 – maakt ons relatief kwetsbaar in tijden van lage rente en economische tegenslag. En sterker nog, ons fiscale stelsel draagt aan die kwetsbaarheid en extreme conjunctuurgevoeligheid bij. Aan de ene kant hebben we een lange traditie om het maken schulden te stimuleren, door de rente op hypotheken en vreemd vermogen fiscaal aftrekbaar te maken. Tegelijk stimuleren we fiscaal massaal het sparen voor onder andere pensioen en banksparen en door vermogens nauwelijks te belasten. In goede tijden levert dat extra groei op: de stijgende vermogens in huizen, aandelen en in de pensioenvoorziening voeden dan extra consumptie en extra kredietverlening. In slechte tijden werkt het andersom. Nederland lijdt, met andere woorden, aan de kwaal van opgeblazen balansen. Na een periode van uitbundig opblazen in de afgelopen decennia, waarin we harder groeiden dan Duitsland, is nu sprake van een balansrecessie3. Die balansrecessie wordt verergerd door de talrijke schotten bestaan tussen schulden en vermogens binnen huishoudens. Veel vermogen zit vast, in de vorm van lijfrentes, kapitaalverzekeringen eigen woningen, levensloop, stamrechten, pensioen lijfrentes etc. Mensen die in nood zitten, door bijvoorbeeld echtscheiding of ontslag, kunnen daar niet bij vanwege wettelijke obstakels of vanwege prohibitieve boetebedingen die zijn ingebouwd in financiële producten. Het gevolg is dat er extra gespaard moet worden uit het lopende inkomen, waardoor de bestedingen verder inzakken, de overheidstekorten oplopen en de belastingen op arbeidsinkomen weer verder omhoog moeten. Zo ontstaat een zichzelf versterkende neerwaartse spiraal. De Partij van de Arbeid wil breken met de fiscale speculatie die aan de basis ligt van het opblazen van zowel schulden als vermogens. Ons fiscale stelsel is teveel toegesneden op Nederland als een renteniersnatie en de bijbehorende belangen van de uit zijn voegen gegroeide financiële sector. Het stelsel moet weer in het teken staan van bevordering van werk, eerlijk delen en reële economische groei. Hieronder wordt eerst beschreven hoe het belastingstelsel prikkelt tot balansverlenging, met negatieve interactie tot gevolg tussen de woningmarkt, bankensector, pensioenfondsen en de kapitaalmarkt. Ook laten wij zien hoe de lasten op arbeid zijn toegenomen, terwijl de lasten op kapitaal zijn gedaald. Vervolgens schetsen wij een sociaaldemocratische agenda voor het belastingstelsel: een betere balans tussen lasten op arbeid en kapitaal die dienstbaar is aan de werkgelegenheid (evenwichtiger), een systeem dat solidariteit schraagt in plaats van uitholt (eerlijker) en een stelsel dat eenvoudiger en fraudebestendiger wordt. 1
Zie o.a. OECD Health data CPB, 2013. Toekomst voor de zorg. en De la Maisonneuve, C. & Oliveira Martins, J. (2013). Public spending on health and long-term care: a new set of projections. Parijs: OECD Publishing. 2 In het Duitse pensioenstelsel worden premies van werknemers niet opgespaard of belegd, maar direct uitgekeerd aan huidig gepensioneerden. 3 Van een balansrecessie is sprake als door financiële crisis bezittingen (op de balans) in waarde kelderen, maar de verplichtingen gelijk blijven. Het gevolg is een noodzaak tot schuldreductie (ook wel “deleveraging” genoemd). De term is afkomstig van econoom Richard Koo, die het gebruikte in zijn analyse van de Japanse recessie, die het land bijna 15 jaar in zijn greep hield. Pagina 1 van 9
Opgeblazen balansen Nederlandse huishoudens hebben hoge hypotheekschulden. De hypotheekrenteaftrek stimuleerde om een zo groot mogelijke woningschuld aan te gaan en dat joeg lange tijd de huizenprijzen op. Onze goede pensioenvoorzieningen vergemakkelijkten de stormachtige groei van aflossingsvrije hypotheken, zowel aan de aanbodkant (laag risico op wanbetaling) als bij de vraag (kleine prikkels voor huishoudens om af te lossen). Door de hoge hypotheken en hoge pensioenvoorzieningen is Nederland het land met de grootste balans van Europa (als percentage van het beschikbaar inkomen, zie figuur 1). De keerzijde hiervan is dat de fiscale aftrek van hypotheekschulden en pensioenpremies een budgettaire derving opleveren van bijna 25 miljard. Anders gezegd, zonder deze aftrekposten zouden de schijftarieven over de brede linie met ruim 7 punten kunnen dalen. Figuur 1. Balans in vergelijking met inkomen hoogste in EU4
Ook het saldo van de particuliere vermogens en schulden (het netto vermogen) is uitzonderlijk hoog. Met de crisis zien wij echter dat bezittingen snel in waarde kunnen dalen. De daling van de huizenprijs beloopt inmiddels meer dan 20% sinds de piek in 2008, terwijl de waarde van de schulden min of meer gelijk blijft. Mede door het gebrek aan mogelijkheden om andere vermogensbuffers aan te spreken leidt dit tot scherp dalende bestedingen van de consument (zie figuur 2). Met andere woorden, wat onze kracht was tijdens ‘booms’ is nu onze zwakte. Tenslotte versterkt ook de pensioensector de negatieve spiraal. Door lage dekkingsgraden zijn pensioenfondsen gedwongen de pensioenuitkeringen te verlagen en 4
Miljoenennota 2013101101
Pagina 2 van 9
premies te verhogen, wat de binnenlandse bestedingen verder remt. Tegelijk zorgen de hoge pensioenbesparingen voor ernstige verstoringen van de kapitaalmarkt. Omdat 90% van het pensioengeld in het buitenland wordt belegd kampen Nederlandse banken met een tekort aan spaargelden, waardoor hypotheken en kredieten aan bedrijven duurder worden. Figuur 2. Volume van de consumentenbestedingen (4de kwartaal 2008=100)5
Deze zogenoemde ‘funding gap’ van Nederlandse banken is ook internationaal gezien uitzonderlijk groot. Tegenover uitstaande leningen in het binnenland van in totaal bijna 1000 miljard (waarvan € 600 miljard hypotheken) staan slechts € 330 miljard aan deposito’s van huishoudens en € 170 miljard van bedrijven.6 Hierdoor zijn Nederlandse banken sterk afhankelijk van kapitaalmarktfinanciering. Dit was voor de crisis geen probleem, maar nu wel. Dit vertaalt zich in hoge rente op hypotheken en bedrijfskredieten. Door deze zelfversterkende cycli is Nederland een land van paradoxen geworden. We hebben de rijkste pensioenfondsen, maar de inkomens van ouderen dalen hard en zijn onzeker. We zijn wereldkampioen sparen, maar de binnenlandse kapitaalmarkt staat droog en bedrijven kunnen nauwelijks krediet krijgen. We hebben na Luxemburg de rijkste inwoners, maar de binnenlandse bestedingen dalen harder dan in onze buurlanden. We hebben een grote financiële sector (ruim viermaal het bbp), maar onze hypotheken zijn duurder dan elders in Europa. Lasten op arbeid steeds hoger, lasten op kapitaal steeds lager Nog het meest zorgwekkend is dat de bovenbeschreven negatieve wisselwerking tussen de banken, pensioenfondsen en woningmarkt zich ook uitstrekt tot de arbeidsmarkt. De afgelopen jaren heeft de overheid zich namelijk gedwongen gezien om de lasten op arbeid drastisch te verhogen om het verlies van de belastinginkomsten als gevolg van de balansrecessie op te vangen. Daarmee wordt de trend versterkt die al gaande is sinds 2001: de lastendruk op arbeid neemt toe terwijl die op kapitaal gestaag afneemt. Dit laatste is duidelijk te zien in de ontwikkeling van de vpb-tarieven7 in Europa (zie figuur 3). Internationaal is al langer bekend dat het bedrijfsleven sinds de jaren tachtig een 5 6
7
Eurostat, 2013 DNB, Overzicht Financiële Stabiliteit, Najaar 2011
Vennootschapsbelasting (vpb) is een belasting die wordt geheven over de winst van ondernemingen. Het tarief is 25,50%. Tot € 200.000 winst is het tarief 20,00%. Pagina 3 van 9
steeds groter beslag heeft weten te leggen op het nationaal inkomen, terwijl het inkomensaandeel van huishoudens is gedaald.8 Figuur 3. Ontwikkeling in gemiddelde vpb-tarieven9
Hoewel er dus sprake is van een internationale trend, springt Nederland er negatief uit; kapitaal wordt in Europees opzicht opvallend laag belast, terwijl de lasten op de factor arbeid hoog liggen en snel toenemen (zie figuren 4 en 5).10 Onderstaande figuren laten dit indringend zien.
8
Karabarbounis, L. en Neiman, B. (2012), “Declining labor shares and the global rise of corporate saving”, NBER Working Paper Series, Working Paper 18154, zie: http://www.nber.org/papers/w18154; DNB, “Minder geld in de huishoudportemonnee”, http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/dnbulletin2013/dnb294300.jsp 9 De Mooij, R. en Nicodème, H. (2008), “Corporate tax policy and incorporation in the EU”, CPB Discussion Paper, no 97 10 De Europese Commissie maakt, in navolging van de literatuur, een onderscheid gemaakt tussen belastingen en premies naar economische grondslag, te weten, consumptie, arbeid en kapitaal. Volgens European Commission – Taxation and customs union, Taxation trends in the European Union: Data for the EU Member States and Norway, 2009 edition (European Communities, 2009) annex B kan hiervoor de volgende indeling worden gemaakt: (a) belastingen op consumptie: omzetbelasting, accijnzen (alcohol, brandstof en tabak), invoerrechten, belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM), belastingen op milieugrondslag, verpakkingsbelastingen, verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, kansspelbelasting en assurantiebelasting; (b) belastingen op arbeid: loonbelasting, inkomstenbelasting (met uitzondering van belasting op inkomsten uit vermogen, waaronder vermogen belegd in eigen onderneming en besloten vennootschap), premies volksverzekeringen (met dezelfde uitzondering als voor de inkomstenbelasting) en premies werknemersverzekeringen; en (c) belastingen op kapitaal: belastingen en premies op inkomsten uit vermogen (waaronder vermogen belegd in eigen onderneming en besloten vennootschap), vennootschapsbelasting, dividendbelasting, overdrachtsbelasting, schenk- en erfbelastingen, onroerende zaakbelasting, motorrijtuigenbelasting en omslagheffing waterschappen.
Pagina 4 van 9
Figuur 4. Ontwikkeling van de belasting op kapitaal als percentage van de totale belastingen 1995-201111
Het tegenovergestelde geldt voor de lasten op arbeid. In 1995 lag het aandeel van lasten op arbeid als percentage van de totale belastingen in Nederland ver onder het Europese gemiddelde, inmiddels ligt het daar ver boven. De stijging bedraagt bijna 6% tussen 1995 en 2011. De laatste tien jaar zijn de sociale lasten voor werkgevers en werknemers met ongeveer 5% punt gestegen tot bij elkaar 50% van het brutoloon. Dit tast de koopkracht van werknemers aan, maakt arbeid duurder en drukt de werkgelegenheid. Figuur 5. Ontwikkeling van de belasting op arbeid als percentage van de totale belastingen 1995-201112
Sociaaldemocratische agenda: evenwichtiger, eerlijker en eenvoudiger Het is hoog tijd om te komen tot een evenwichtiger, eerlijker en eenvoudiger belastingstelsel dat het stimuleren van de werkgelegenheid centraal stelt en waarbij financieel vermogen de belangen van de mensen dient in plaats van andersom. 11 12
European Commission, Taxation trends (2013 edition) , Annex A, tabel C.3_T Idem. Tabel C.2.1_T
Pagina 5 van 9
De weg daar naar toe is lang en soms pijnlijk, maar belangrijk is dat het kabinet RutteAsscher inmiddels al belangrijke stappen heeft gezet. Bij de hypotheekrenteaftrek is een pad ingeslagen dat leidt tot terugkeer naar gezonde financiering van de eigen woning en een (nagenoeg) gelijke fiscale aftrek voor iedereen. De verhoging van de pensioenleeftijd, de versobering van de pensioenopbouw en de beperking van de premieaftrek, bieden uitzicht op substantieel lagere premies, hogere arbeidsdeelname en hogere netto inkomens. Verder is een begin gemaakt met de aanpak van de zogenoemde ‘beklemde vermogens’ door het laten vrijvallen (met belastingkorting) van de levensloopregeling. Hierbij gaat stimuleren van de economie hand in hand met welvaartswinst door meer keuzevrijheid. Niettemin is er ook na deze kabinetsperiode nog een weg te gaan. Hieronder een agenda op hoofdpunten. Een evenwichtiger belastingstelsel Stop overstimuleren vreemd vermogen, pak belastingontwijking aan De ongelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen (rente aftrekbaar, winsten belast) leidt tot allerlei fiscale constructies en tot overmatige schuldfinanciering. Een meer gelijke aftrek voor eigen en vreemd vermogen haalt die perverse prikkel weg. Dit zal een domper zijn voor in Nederland gevestigde ‘brievenbusmaatschappijen’, maar juist weer gunstig voor concernfinanciering vanuit Nederland van reële investeringen. Een gelijke vermogensaftrek is ook gunstig voor het midden- en kleinbedrijf omdat het MKB verhoudingsgewijs met veel eigen vermogen is gefinancierd. Bij de winstbelasting (vpb) moet de race to the bottom (zie figuur 3) worden gekeerd. De OESO wijst er op dat de almaar dalende belastingdruk op internationale concerns desastreus is voor kleine lokale bedrijven die wél het volle pond moeten betalen. Hier is een internationale oplossing nodig. Datzelfde geldt voor agressieve fiscale planning van internationale bedrijven, al ontslaat dat Nederland uiteraard niet van de verplichting om ook eenzijdig maatregelen te nemen om excessen tegen te gaan. Ons fiscaal verdragsbeleid dient niet gericht te zijn op het faciliteren van internationale belastingontwijking, maar op het aantrekken van reële buitenlandse investeringen. Meer evenwicht in behandeling zelfstandigen, werknemers en gepensioneerden Ondernemers spelen een cruciale rol in de economie. Risico nemen dient te worden beloond en dus is het redelijk dat zelfstandigen minder belasting betalen dan werknemers. De laatste jaren is echter scheefgroei ontstaan in die verdeling. Zelfstandigen betalen tot circa 25.000 euro winst geen belasting vanwege de stapeling van mkb-winstvrijstelling, de zelfstandigenaftrek en de diverse heffingskortingen. Het grote verschil in belasting- en premiedruk leidt er toe dat werknemers in loondienst worden vervangen door de inhuur van ‘zelfstandigen’ tegen bodemtarieven. De Commissie Van Dijkhuizen13 wijst bovendien op productiviteitsverlies omdat veel bedrijfjes slechts dankzij fiscale faciliteiten op de been worden gehouden. Ook het CPB zet vraagtekens bij de maatvoering en economische doelmatigheid van de ondernemersfaciliteiten14. De Partij van de Arbeid staat voor een eerlijke en evenwichtige fiscale behandeling van werknemers ten opzichte van zelfstandigen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de risico' s die ondernemers lopen en met de kosten van verzekering voor ziekte en ouderdom. Anderzijds dient schijnzelfstandigheid te worden tegengegaan en moet worden voorkomen dat louter fiscaal gedreven ‘ondernemerschap’ het draagvlak onder onze sociale 13
14
Commissie inkomstenbelastingen en toeslagen, (2013). Naar een activerender belastingstelsel
CPB, 2012. Policy brief: Fiscale behandeling van zelfstandigen.. Pagina 6 van 9
zekerheid uitholt. De keuze tussen loondienst of zelfstandigheid dient een reële keuze te zijn. De ondernemersfaciliteiten moeten meer gericht worden op het belonen van risico en groei en minder op inkomenssteun. Daarbij dient wél geleidelijkheid het kompas te zijn, gezien de slechte inkomenssituatie momenteel bij veel zelfstandigen. Van draconische stappen zoals het volledig afschaffen van de zelfstandigenaftrek (cf. Dijkhuizen c.s.) kan dan ook geen sprake zijn. Bij een evenwichtiger aanpak hoort ook dat het ‘gebruikelijk loon’ dat een directeurgrootaandeelhouder (DGA) zelf vast mag stellen meer in lijn wordt gebracht met dat van een vergelijkbare werknemer in box 1, zie voor een onderbouwing ook het advies van de Commissie van Dijkhuizen. Balans terugbrengen in de belastingmix om werkgelegenheid te stimuleren De negatieve trend naar steeds hogere lasten op arbeid moet worden gekeerd. De belastingmix moet zo worden aangepast dat minder verstorende belastingen (zoals belastingen op consumptie, kapitaal en vermogen een groter aandeel krijgen, zodat de lasten op arbeid omlaag kunnen. Een eerlijker belastingstelsel Grondslagverbreding in ruil voor lagere tarieven De hypotheekrenteaftrek wordt nu eindelijk aangepakt. Nieuwe hypotheken moeten in 30 jaar volledig worden afgelost en het maximale aftrektarief daalt jaarlijks met een half procent tot 38%, waarmee nagenoeg aansluiting wordt bereikt bij het tarief in de eerste schijf. Veruit de grootste en snelst stijgende aftrekpost betreft de pensioenpremies (14 miljard in 2012). In navolging van de Commissie Van Dijkhuizen valt niet in te zien wat de rechtvaardigheid of doelmatigheid is van een onbeperkte premieaftrek voor hoge inkomens. Temeer omdat er sprake is van tariefarbitrage: het tarief waartegen premie wordt afgetrokken is veelal lager dan het tarief waartegen wordt belast bij pensioenuitkering. Dit is een perverse subsidie aan hoge inkomens op niet- en op eerder stoppen met werken. Een lagere inkomensgrens en beperking van het percentage waartegen mag worden afgetrokken levert lagere loonkosten op, hogere nettolonen en minder fiscale aftrek, die kan worden teruggegeven in lagere belastingtarieven en vooral verhoging van de arbeidskorting. De arbeidskorting heeft namelijk gunstige effecten waar die het meest nodig zijn: aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Vergroening kan eerlijker Het verlagen van milieubelastingen en daarmee vergrijzen van het fiscale stelsel is de verkeerde weg, zoals door het vorige kabinet met de afschaffing van een aantal kleinere milieubelastingen. Met uitzondering wellicht van de verpakkingsbelasting gaat het hier om belastingen met lage inningskosten en gunstige effecten op het milieu. Verhoging van de tarieven voor grootverbruikers van energie is op zichzelf wenselijk, maar kan alleen substantieel bijdragen als dit in Europees verband gebeurt. De Nederlandse landbouw en industrie zijn relatief energie-intensief en prijsgevoelig; doldrieste tariefsverhoging zal leiden tot verplaatsing naar het buitenland, zonder milieuwinst. Ook bij andere milieubelastingen met terugsluis naar arbeid is Europese afstemming en coördinatie cruciaal. Het gaat dan behalve om brandstofaccijnzen bijvoorbeeld om een vliegbelasting en de belasting op CO2uitstoot (ETS).
Pagina 7 van 9
Vermogens eerlijker belasten: lager tarief voor kleine spaarders, bredere grondslag Het totale vermogen van Nederlandse particulieren beloopt na aftrek van (hypotheek)schulden ongeveer 2500 miljard, oftewel viermaal het bbp (zie figuur 1). Toch levert de vermogensbelasting in box 3 minder dan 4 miljard op, dat is 0,16%. Ook internationaal gezien scoort Nederland hier extreem laag. De reden is de smalle grondslag; slechts de vrije besparingen worden aangeslagen. Tegelijk zien we dat de 1,2% heffing in box 3 steeds meer als onrechtvaardig wordt ervaren, omdat ‘kleine’ spaarders de veronderstelde 4% rendement in de praktijk bij lange na niet halen. Met andere woorden: het effectieve tarief is te hoog, de grondslag te smal en de vrijstelling beperkt. Kleine spaarders worden hard geraakt terwijl grote vermogens in buiten schot blijven. Naar Deens voorbeeld zou daarom gezocht kunnen worden naar een vermogensbelasting met een laag tarief, maar over een bredere grondslag. De belastingheffing op erfenissen zou billijker kunnen door verhoging van de vrijstellingen aan de voet, onder gelijktijdige verhoging van de tarieven bij hoge erfenissen. Hierdoor blijven kleine erfenissen onbelast, ten koste van hoge erfenissen. Een grote erfenis leidt immers tot een grote verhoging in draagkracht van de ontvanger. Ook hier dragen de sterkste schouders dus de zwaarste lasten. Renteniers, dus mensen met alleen inkomen in box 3, betalen geen AOW-premie, geen AWBZ premie en andere premies volksverzekeringen en geen inkomensafhankelijke Zvwpremie, terwijl er wel recht bestaat op deze zeer kostbare voorzieningen. Deze weeffout in ons belastingstelsel moet worden gerepareerd. Ook banken moeten meebetalen Nu de belastingbetaler is bijgesprongen om de banken te redden, is het redelijk dat deze sector nu zelf ook een bijdrage levert. Dat de bankenbelasting banken zoveel geld kost dat het voor hen onmogelijk wordt om hun kapitaal te versterken is onzin. Analoog aan de assurantiebelasting is de bankenbelasting immers te zien als een (beperkt) substituut voor de btw-vrijstelling voor financiële diensten. Bij te lage buffers is directe kapitaalversterking van banken naar Amerikaans voorbeeld de koninklijke weg. Een bijdrage van 600 miljoen op een binnenlands balanstotaal van 1000 miljard is te overzien. Daarnaast kunnen banken zelf nog snijden in hun kosten. De salarissen in de financiële sector groeien al decennia harder dan in de rest van de economie. De bedrijfskosten van de drie grootbanken liggen als gevolg op ongeveer zestig procent van de inkomsten, waar de meest efficiënte buitenlandse banken ratio’s van rond de veertig procent laten zien. Een eenvoudiger stelsel Minder aftrekposten en stroomlijning toeslagen De Bulgarenfraude heeft indringend duidelijk gemaakt dat de problemen niet alleen aan de inkomstenkant van het belastingstelsel zitten maar ook bij de uitgavenkant. Fraude ondermijnt het vertrouwen en is onverteerbaar. Intensiever fraudebestrijding moet hand in hand gaan met vereenvoudiging. Het concept van één geïntegreerde huishoudenstoeslag (Dijkhuizen c.s.) verdient serieuze aandacht. Daarnaast is een nieuwe stofkamoperatie nodig voor de vele fiscale faciliteiten. De vereenvoudigings- en doelmatigheidswinst van de laatste grote belastingherziening uit 2001 is
Pagina 8 van 9
goeddeels weer verdampt.15 Inmiddels zijn er alweer 118 belastingfaciliteiten (waarvan 13 heffingskortingen, 98 belastinguitgaven, 4 toeslagen en 3 grote aftrekposten) die samen 89 miljard kosten, op een totale netto belasting- en premieopbrengst van 232 miljard euro in 2012.16 Conclusie Nederland gaat gebukt onder zijn opgeblazen balansen, die voor een groot deel het gevolg zijn van ons fiscale stelsel. Dit maakt onze open economie onnodig extra conjunctuurgevoelig. De lasten van de crisis zijn eenzijdig afgewenteld op mensen in loondienst, waardoor werknemers duurder worden terwijl hun koopkracht daalt. Die spiraal van stapeling van lasten wordt nog verergerd door arbitrage op de arbeidsmarkt, waar werknemers in versneld tempo worden vervangen door zelfstandigen. Voor zover dit het gevolg is van perverse fiscale prikkels die leiden tot lagere productiviteit en lager welbevinden van de betrokkenen is dat ongewenst. Landen met een ontwikkeld sociaal vangnet en goede collectieve voorzieningen kennen onvermijdelijk een relatief hoge belastingdruk. Daar is niets mis mee. Nederland heeft door de jaren heen bewezen toch uitstekend concurrerend te kunnen zijn. Op goede collectieve voorzieningen kunnen we juist trots zijn. Des te belangrijker is het dan wel om te zorgen voor een fiscaal stelsel dat de werkgelegenheid en economische groei optimaal bevordert en dat als eerlijk wordt ervaren. De crisis heeft de noodzaak van groot onderhoud van ons belastingstelsel indringend aan het licht gebracht. Als we onze agenda voortvarend uitvoeren is er geen enkele reden waarom we zouden moeten achterblijven bij Duitsland. Ed Groot en Henk Nijboer zijn respectievelijk fiscaal en financieel woordvoerder van de Partij van de Arbeid.
15 16
Zie ook Jacobs, PM Financieel Jaarverslag 2012, Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 605, nr. 1
Pagina 9 van 9