Onderwijs- en Examenregeling
Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving (Bachelor of Theology) Academiejaar 2011-2012, vestiging Kampen
Vastgesteld door het College van Bestuur te Kampen d.d 30 juni. 2011
INHOUDSOPGAVE Paragraaf 1 – Algemene bepalingen ………………………………………………………… 1.1 Toepasselijkheid van de regeling 1.2 Begripsbepaling 1.3 Eindtermen van de opleiding 1.4 Vorm van de opleiding
2 2 2 3 3
Paragraaf 2 – Inrichting van de opleiding………………………………………………….. 2.1 Studielast 2.2 Cursussen 2.3 Curriculum 2.4 Studieplanning
3 3 3 3 4
Paragraaf 3 – Tentamineren …………………………………………………………………………… 3.1 Algemeen 3.2 Volgtijdelijkheid tentamens 3.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 3.4 Tentamenvorm 3.5 Beoordeling 3.6 Inzagerecht 3.7 Geldigheidsduur 3.8 Vrijstelling 3.9 Bachelorexamen 3.10 Graad 3.11 Fraude en plagiaat
4 4 4 5 5 5 5 6 6 6 6 6
Paragraaf 4 – Vooropleiding …………………………………………………………………….. 4.1 Toelatingseisen 4.2 Instroom momenten 4.3 Gelijkwaardige vooropleiding
7 7 7 7
Paragraaf 5 – Studiebegeleiding ………………………………………………………………. 5.1 Studievoortgang (administratie) 5.2 Studiebegeleiding 5.3 Studieadvies 5.4 Duurzame functiestoornis
7 7 7 8 8
Paragraaf 6 – Slotbepalingen …………………………………………………………………… 6.1 Wijziging 6.2 Bekendmaking 6.3 Inwerkingtreding
8 8 8 8
Bijlagen 1. Samenstelling van het curriculum Bachelor Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving 2. Vrijstellingsregeling Bachelor Plus voor studenten met een HBO-bachelor Theologie 3. Regeling bachelorscriptie
9 11 12
1 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
PARAGRAAF 1 – ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 –toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op de onderwijseenheden en de examens van de bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving; hierna te noemen: de opleiding. De voltijd opleiding wordt verzorgd aan de vestiging Kampen van de Protestantse Theologische Universiteit in samenwerking met CHW Zwolle, VU Amsterdam en Rijksuniversiteit Groningen; De verkorte opleiding wordt verzorgd aan de vestiging Kampen van de Protestantse Theologische Universiteit hierna te noemen: de universiteit. Artikel 1.2 – begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de examens; c. examen: bachelorexamen, bestaande uit examenonderdelen; indien al deze onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd, is aan de vereisten voor het examen voldaan; d. examenonderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; e. examinator: hij die door de examencommissie voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan is aangewezen. f. cursus: een onderwijseenheid bestaande uit een samenhangend programma van colleges, praktische oefening, voorbereidingstijd, studietijd of een combinatie daarvan, afgesloten met een tentamen dat die als examenonderdeel geldt; g. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het verkrijgen van vaardigheden. Onder deze activiteiten vallen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het geven van een voordracht; h. tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Een tentamen kan opgebouwd zijn uit meerdere deeltentamens; i. ingangseis: cursus die met een voldoende resultaat moet zijn afgerond voordat aan de cursus waarop de ingangseis betrekking heeft, kan worden deelgenomen; k. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op 31 januari, dan wel beginnend op 1 februari en eindigend op 31 augustus; l. studiepunt: eenheid waarin de studielast van een onderwijseenheid wordt uitgedrukt; een studiepunt staat gelijk met een ECTS-credit; een ECTS-credit staat gelijk met 28 klokuren studie; m. ECTS: European Credit Transfer System; n. Examencommissie (EC): het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. De examencommissie benoemt examinatoren (conform artikel 5.8 van het bestuursreglement van de universiteit); o. Opleidingscommissie (OC): adviescommissie ten behoeve van het college van bestuur (conform artikel 5.6 van het bestuursreglement van de universiteit); p. College van Beroep voor de Examens (CBE): de commissie bedoeld in artikel 5.9 van het bestuursreglement van de universiteit; q. Nuffic: Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs; r. Informatiegids: de gids waarin algemene informatie over het onderwijs beschreven wordt. Daar waar in deze OER wordt verwezen naar de studiegids, wordt voor afstandsonderwijs de zg. ‘Introductie gids’ bedoeld; s. Onderwijscatalogus: via de website algemeen toegankelijke database waarin de inhoud, vorm, studielast en ingangseisen van de onderwijseenheden beschreven worden; t. Voertaal: de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd en de taal waarin wordt getentamineerd en geëxamineerd. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Waar in deze Onderwijs- en Examenregeling sprake is van hij/hem, student, docent en examinator is ook resp. zij/haar, studente, docente en examinatrice bedoeld.
2 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
Artikel 1.3 – eindtermen van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de student die de opleiding met goed gevolg heeft afgerond, beschikt over voldoende kennis van en inzicht in theologie en in de plaats van religie in cultuur en samenleving, alsmede het vermogen om deze kennis toe te passen. Hiermee verwerft de student toelating tot bepaalde Masteropleidingen in de theologie – in elk geval tot de eenjarige Masteropleidingen Verdieping aan de PThU en Algemene Godgeleerdheid en Religie en Levensbeschouwing aan de VU –, dan wel tot beroepsuitoefening op een terrein waarvoor de bacheloropleiding Theologie Plus; Geloof Cultuur en Samenleving dienstig is. De student beschikt daartoe voor de voltijd- en de verkorte opleiding over: • Een aantal academische en algemene vaardigheden: - het vermogen kritisch, consistent, logisch en creatief te denken en te argumenteren; - het vermogen onderzoeksmateriaal te verzamelen en te beoordelen; - het vermogen ontwikkelde kennis en inzichten op adequate wijze mondeling en schriftelijk over te dragen (zowel aan vakgenoten als aan een breed publiek); - het vermogen zowel zelfstandig als in teamverband te werken; - een redelijke beheersing van IC-technieken; • De specifieke vaardigheden om problemen die zich, zowel in de praktijken waarop de opleiding zich oriënteert als in de processen van theorievorming over deze praktijken, voordoen te onderkennen, te formuleren, te analyseren, te tentamineren en te verantwoorden; • Een algemene oriëntatie in de grondslagen van de theologie en de plaats die de theologie binnen het geheel der wetenschappen inneemt; • Basiskennis van en inzicht in de deeldisciplines van de theologie (de Bijbelwetenschappen, de Kerkgeschiedenis, de Systematische Theologie, de Crossculturele Theologie en de Praktische Theologie), met het daarbij benodigde inzicht in de theologie ondersteunende disciplines (de Wijsbegeerte, de Godsdienstwetenschappen en de Sociale Wetenschappen); • Een attitude die getuigt van een communicatieve, emotionele en spirituele vorming van de persoon. De student beschikt daartoe voor de verkorte opleiding (schakelprogramma tussen HBO en Master) daarnaast over: • Elementaire kennis van en inzicht in een tweetal van de genoemde deeldisciplines van de theologie; • Elementaire kennis van en inzicht in een aan een theologische deeldiscipline gerelateerde discipline buiten de theologie; • Verdiepte kennis van en inzicht in een van de deeldisciplines van de theologie, in een van de theologie ondersteunende disciplines of basiskennis in een discipline buiten de theologie; • Het vermogen, de verschillende deeldisciplines van de theologie en een discipline buiten de theologie in een eigen theologische visie te integreren. De student beschikt daartoe voor de voltijd opleiding daarnaast over: • Verdiepte kennis van en inzicht in één of meerdere specifieke domeinen en/of deeldisciplines van geloof, cultuur en samenleving; • Het vermogen de verschillende studieonderdelen te integreren in een persoonlijke visie op de relatie tussen geloof, cultuur en samenleving. • Artikel 1.4 – vorm van de opleiding De opleiding wordt in voltijd (Geloof, Cultuur en Samenleving) en verkort (Bachelor Plus; schakelprogramma tussen HBO-theologie en WO-Master) aangeboden.
PARAGRAAF 2 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 2.1 – studielast De studielast voor de bacheloropleiding Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving is gesteld op 180 ects. Artikel 2.2 – cursussen Voor de examenonderdelen van de opleiding wordt onderwijs in cursussen verzorgd. Deze zijn in bijlage 1 genoemd.
3 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
Artikel 2.3 – curriculum De voltijd opleiding omvat een majorprogramma van 90 ects en een minorprogramma van 25-30 ects en een vrije ruimte van 20-25 ects. A. Majorprogramma B. Minorprogramma – ter keuze, en indien de minor niet wordt vermeld in de OER (bijlage 1) of daarvan afwijkt, is instemming van de EC noodzakelijk. C. In overleg met de studentendecaan en de opleidingscoördinator van GCS wordt invulling gegeven aan de vrije ruimte. Dat wordt vervolgens aan de examencommissie voorgelegd ter goedkeuring. In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de verplichte cursussen, de keuzecursussen van het curriculum. In bijlage 3 wordt uiteen gezet hoe het verkorte programma eruit ziet. Artikel 2.4 – studieplanning Indien een student door persoonlijke omstandigheden niet in staat is geheel te participeren in het reguliere studieprogramma, kan hij de EC schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken hem toestemming te verlenen tot het verrichten van (gedeeltelijke) literatuurstudie. Dit verzoek dient jaarlijks te worden herhaald. De EC stelt voor de aanvrager het te volgen studieprogramma op.
PARAGRAAF 3 – TENTAMINEREN Artikel 3.1 – algemeen 1. De norm voor de omvang van de te bestuderen literatuur voor een tentamen is bepaald op 5 à 6 pagina’s per uur studietijd. De examinator geeft de studenten inzicht in de wijze waarop de studiebelasting van elk onderdeel is berekend in de onderwijscatalogus. 2. a. Indien een student bepaalde contacturen niet bijwoont zonder goede reden, kan een examinator een vervangende opdracht geven. Indien meer dan 20 % van de contacturen worden gemist, kan de student niet meer deelnemen aan het college, geen opdrachten meer inleveren en niet deelnemen aan tentamens. Indien een student meer dan 20% van de contacturen heeft gemist, dit tijdig heeft gemeld aan de examinator en de studentendecaan en er daarbij aantoonbaar sprake is geweest van bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7.51 van de wet, kan de examinator dispensatie verlenen, waarbij de student in overleg met de examinator een vervangende opdracht dient te presenteren. b. Cursussen studie loopbaan planning (SLB) kennen een 100% aanwezigheidsplicht. 3. Iedere cursus wordt afgesloten met een deeltentamen. Wanneer een cursus uit meerdere deeltentamens bestaat, geldt voor elk deeltentamen – tenzij de EC, al dan niet op verzoek van de student, anders beslist – een maximum van twee pogingen, te weten een regulier deeltentamen en één herkansing. Herkansingen staan uitsluitend open voor wie aan het reguliere deeltentamen heeft deelgenomen. 4. Iedere cursus wordt afgesloten met een tentamen. Voor elk tentamen geldt – tenzij de EC, al dan niet op verzoek van de student, anders beslist – een maximum van twee pogingen, te weten een reguliere tentamen en één herkansing. Herkansingen staan uitsluitend open voor wie aan het reguliere tentamen heeft deelgenomen. 5. De student wordt geacht deel te nemen aan de tentaminering van de cursus waarvoor hij zich heeft ingeschreven; niet deelnemen, zonder geldige reden, wordt als poging beschouwd waarvoor als tentamenresultaat een één (1,0) wordt gegeven. 6. De studentendecaan kan een student, op grond van bijzondere individuele omstandigheden, vrijstellen van het in art. 3.1 lid 4 bepaalde. Voorwaarde daarvoor is dat dergelijke bijzondere omstandigheden als ziekte of bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7.51 van de wet door de student voorafgaande aan het tentamen zijn gemeld bij zowel de examinator als de studentendecaan. Na het advies van de examinator gehoord hebbende, kan de decaan besluiten dat de student mag deelnemen aan de herkansing als eerste tentamenmogelijkheid. 7. Een herkansing kent dezelfde voorwaarden als het reguliere tentamen. De student schrijft zich in voor een herkansing via Osiris Student. Artikel 3.2 – volgtijdelijkheid tentamens Aan examenonderdelen kan worden deelgenomen nadat het als ingangseis geldende examenonderdeel met goed gevolg is afgerond.
4 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
Artikel 3.3 – tijdvakken en frequentie tentamens 1. Voor het afleggen van tentamens wordt drie maal binnen een termijn van twaalf maanden en minimaal twee maal per academisch jaar op vastgestelde data gelegenheid gegeven; een reguliere tentamenpoging in aansluiting op het onderwijs en een herkansing. 2. De data waarop het tentamen plaatsvindt, worden behoudens het in artikel 3.3 lid 6 genoemde, in de roosters gepubliceerd en aan het begin van de cursus bekend gemaakt. 3. Een tentamen ter afsluiting van een cursus dient uiterlijk binnen de tentamenperiode – dat wil zeggen binnen het semester volgend op het semester waarin het onderwijs is gevolgd – te zijn afgelegd. 4. Na overschrijding van deze tentamentermijn gelden de tentameneisen die op het moment van tentaminering van toepassing zijn. Dit kan tot gevolg hebben dat de student (een deel van) de onderwijseenheden opnieuw dient te volgen. 5. Indien de herkansing niet gehaald wordt, dient de student de cursus in zijn geheel (colleges en tentamens) het volgend studiejaar opnieuw te volgen. 6. Voor het tentamineren van cursussen bestaande uit individuele literatuurpakketten, alsmede voor herkansingen daarvan, wordt in overleg tussen de examinator en de student een datum vastgesteld. 7. Van de in de roosters vastgestelde data mag niet worden afgeweken, tenzij toestemming is verleend door de EC. Het tentamenmoment dient zodanig gepland te worden dat de student de mogelijkheid heeft het tentamen op het voor de cursus vastgestelde herkansingsmoment af te leggen. 8. Indien een student in verband met bijzondere omstandigheden niet in staat is gebleken binnen de onderwijsperiode een cursus af te sluiten, kan hij de studentendecaan verzoeken de cursus buiten de periode af te sluiten. De studentendecaan beslist hierover in overleg met de betreffende examinator(en). Voorwaarde hierbij is dat de bijzondere omstandigheden op het moment dat deze zich voordeden, gemeld zijn aan de betreffende examinator(en) en de studentendecaan. Artikel 3.4 – tentamenvorm 1. Tenminste één van de deeltentamens van een cursus vindt als regel schriftelijk plaats. 2. In de onderwijscatalogus is vastgelegd hoe de eindbeoordeling plaatsvindt. 3. Op verzoek van een student kan de EC toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd. 4. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de EC anders heeft bepaald. 5. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de EC of de desbetreffende examinator anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 6. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen – dit ter beoordeling van de EC. De commissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.5 – beoordeling 1. De uitslag van een tentamen wordt binnen 15 werkdagen ná het afnemen van het tentamen bekend gemaakt. Dit geschiedt elektronisch via het studie volgsysteem Osiris. 2. Voor een voldoende beoordeling in cijfers dient het eindcijfer van een examenonderdeel minimaal een 5,50 te zijn. 3. Zodra een cursus met een voldoende resultaat is afgesloten, is herkansen niet meer mogelijk . 4. Door de examinator wordt ruim tevoren inzicht gegeven in de wijze van vraagstelling en beoordeling van het desbetreffende tentamen. 5. Indien er over de beoordeling van een tentamen een geschil ontstaat tussen de desbetreffende student en examinator, heeft de student het recht binnen vier weken na toezending dan wel bekendmaking van het besluit van de examinator een verzoek tot herziening van het besluit in te dienen bij de examencommissie, onverminderd het recht binnen zes weken rechtstreeks beroep aan te tekenen bij het College van beroep voor de Examens. Hij richt hiertoe een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de examencommissie. 6. Tegen beslissingen van de examinator of de EC is hoger beroep mogelijk (binnen zes weken nadat de beslissing van de commissie aan betrokkenen is bekend gemaakt) bij het CBE overeenkomstig het reglement van orde voor het CBE. Artikel 3.6 – inzagerecht 1. Gedurende tenminste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek een kopie verschaft van dat werk.
5 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. Studenten hebben recht op feedback op door hen gemaakte opdrachten en tentamens . Artikel 3.7 – geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van de behaalde examenonderdelen is in beginsel onbeperkt. 2. In afwijking hiervan kan de EC voor een examenonderdeel, waarvan het tentamen langer dan 6 jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel een vervangend tentamen opleggen. 3. Eenmaal door de EC goedgekeurd studieprogramma blijft geldig gedurende de aaneengesloten inschrijvingstermijnen. Artikel 3.8 – vrijstelling 1. De EC kan de student, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een examenonderdeel, indien de student: - hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een opleiding heeft voltooid; - hetzij aantoont door erkenning van verworven competenties over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. 2. Een verzoek om vrijstelling van examenonderdelen dient schriftelijk te worden ingediend bij de EC. Het verzoek dient met redenen te zijn omkleed. Artikel 3.9 – bachelorexamen 1. Het examen dient ten minste drie weken voor de vastgestelde datum schriftelijk te worden aangevraagd bij het bureau studentzaken van de betreffende vestiging van de universiteit. De aanvraag van een examen dient te geschieden met gebruikmaking van de hiervoor bestemde formulieren. 2. De aanvraag kan pas geschieden als de student alle examenonderdelen met een voldoende resultaat heeft afgerond. 3. De aanvrager ontvangt uiterlijk een week voor het examen een schriftelijke oproep voor de buluitreiking. 4. De EC stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student aan alle voor de examenonderdelen geldende eisen heeft voldaan. 5. Bij het examen kunnen de volgende judicia uitgesproken worden, berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de numerieke resultaten (cursussen die met een ‘v’ worden beoordeeld, tellen dus niet mee in de berekening): - cum laude: bij een gemiddelde van 8,75 of hoger altijd, ter discussie bij een gemiddeld cijfer van 8,5 - 8,75 - met veel genoegen: bij 8,0 of hoger - met genoegen: bij 7,5 of hoger - met vrijmoedigheid: bij 7,0 of hoger - geslaagd: overige De student ontvangt een cijferlijst, een getuigschrift en een diplomasupplement. Artikel 3.10 – graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd wordt de bachelorgraad verleend. 2. Degene aan wie de bachelorgraad is verleend is gerechtigd de titel ‘Bachelor of Theology’ te voeren. 3. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.11 – fraude en plagiaat 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. 2. a. Wanneer de examinator fraude of plagiaat constateert of op redelijke gronden vermoedt: - deelt hij dit schriftelijk mee aan de student; - stelt hij de student in de gelegenheid schriftelijk daarop te reageren; - stuurt hij daarna de schriftelijke stukken en bevindingen naar de examencommissie. b. De EC stelt de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord. 3. De EC stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de examinandus schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in het vierde lid mee, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het CBE. 4. Fraude en plagiaat wordt door de EC als volgt bestraft: a. In ieder geval
6 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
- ongeldig verklaren van het afgelegde tentamen; - berisping die aangetekend wordt in het dossier van de student. b. En eventueel, afhankelijk van aard en omvang van de fraude of plagiaat en afhankelijk van de studiefase van de student, het ontnemen van het recht één of meer door de EC aan te wijzen tentamens of examens af te leggen gedurende een door de EC te bepalen termijn van ten hoogste 12 maanden c. Indien de student ernstige fraude heeft gepleegd: - doen van het voorstel aan het bestuur de inschrijving van de student voor de opleiding voor de student definitief te beëindigen.
PARAGRAAF 4 – VOOROPLEIDING Artikel 4.1 – toelatingseisen De Examencommissie kan een bewijs van toelating verstrekken aan studenten die in het bezit zijn van één van de volgende diploma’s of getuigschriften: 1. een diploma VWO; 2. een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch, kandidaats- of afsluitend examen aan een instelling voor hoger onderwijs; 3. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij ministeriële regeling is aangemerkt als tenminste gelijkwaardig aan het in lid 1 beschreven diploma; 4. bewijs van met goed gevolg afgelegd Colloquium Doctum; 5. een diploma van een onder de WHW vallende HBO-bacheloropleiding.
Artikel 4.2 – instroommomenten Instromen in de opleiding is niet meer mogelijk vanaf september 2011, tenzij de EC anders beslist.
Artikel 4.3 – gelijkwaardige vooropleiding 1. Ten aanzien van Nederlandse opleidingen: - gymnasiumdiploma afgegeven krachtens de Hoger Onderwijswet 1876. 2. Ten aanzien van buitenlandse opleidingen: - buitenlandse diploma’s en getuigschriften die door de PThU overeenkomstig de richtlijnen van de Nuffic als gelijkwaardig worden gewaardeerd. 3. Ten aanzien van overige opleidingen: - diploma’s en getuigschriften die als gelijkwaardig worden gewaardeerd, zulks ter beoordeling van de EC.
PARAGRAAF 5 – STUDIEBEGELEIDING Artikel 5.1 – studievoortgang (administratie) 1. De studievoortgang wordt bepaald aan de hand van het totaal aantal in het betreffende studiejaar behaalde ects. 2. Ects kunnen slechts eenmaal in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de studievoortgang en wel voor het studiejaar waarin zij zijn behaald c.q. zijn toegekend. 3. De registratie van de behaalde resultaten met betrekking tot examens en examenonderdelen geschiedt door het bureau studentenzaken van de betreffende vestiging van de universiteit. De cijfers worden met twee decimalen achter de komma genoteerd op een schaal van 1,00 tot 10,00. 4. De student heeft toegang tot zijn geregistreerde resultaten via Osiris student en ontvangt één maal per jaar een studievoortgangoverzicht. Artikel 5.2 – studiebegeleiding 1. Voor informatie over bepaalde regelingen en bepalingen, over vrijstellingen en over de te volgen studieroute of het indienen van verzoeken voor de EC kan de student zich wenden tot de studentendecaan. 2. In het kader van de studiebegeleiding roept de studentendecaan ten minste eenmaal per jaar elke student op voor een gesprek over de studievoortgang.
7 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
Artikel 5.3 – studieadvies 1. Het eerste studiejaar heeft een verwijzende, selecterende en oriënterende functie. 2. Overeenkomstig artikel 7.8b van de WHW brengt de EC namens het CvB aan iedere student aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving van de opleiding een schriftelijk advies uit omtrent de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. 3. Het studieadvies wordt uitgebracht in de maand augustus van het eerste inschrijvingsjaar. 4. Met het oog op het studieadvies wordt door de docentengroep bacheloropleidingen een preadvies opgesteld ten behoeve van de EC. 5. Het studieadvies wordt voorafgegaan door een voorbericht aan het einde van de maand maart (zie lid 3) daaraan voorafgaand. Indien dan 20 ects zijn behaald, wordt de mogelijkheid van een positief advies in het vooruitzicht gesteld. 6. Het studieadvies wordt schriftelijk aan de betrokken studenten kenbaar gemaakt. 7. Bij de advisering wordt uitgegaan van de gebleken bekwaamheid, waarbij gelet wordt op kennis en inzicht, alsmede op het aantal herkansingen dat een student nodig heeft gehad om een voldoende resultaat te bereiken. Tevens wordt het eindwerkstuk (bachelorscriptie) dat de student maakt meegenomen in de vaststelling van het advies. In de regel dienen aan het einde van het eerste studiejaar ten minste 45 ects voor voltijd onderwijs te zijn behaald voor het verkrijgen van een positief advies. 8. Van het advies wordt een kopie opgenomen in het dossier van de betrokken student. 9. Op verzoek van de betrokkene wordt een eventueel advies, inhoudende de studie niet verder voort te zetten, mondeling toegelicht. 10. Alleen de betrokkene kan aan het advies (en eventuele toelichting) de conclusie verbinden de studie niet verder voort te zetten. Artikel 5.4. – duurzame functiestoornis Studenten met een handicap of met een chronische ziekte kunnen zich tot de EC wenden met een verzoek tot onderwijsaanpassingen. Waar mogelijk wordt het onderwijs aangepast aan de beperkingen die de functiestoornis meebrengt.
PARAGRAAF 6 – SLOTBEPALINGEN Artikel 6.1 – wijziging 1. Wijzigingen van deze regelingen worden door het College van Bestuur, gehoord de Opleidingscommissie en de EC, na overleg met de Universiteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling kan alleen dan betrekking hebben op het lopende studiejaar, indien de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging mag voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing die krachtens deze regeling door de EC is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 – bekendmaking 1. Het College van Bestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, alsmede van tussentijdse wijziging. 2. Elke belangstellende kan op het bureau een exemplaar van de in lid 1 bedoelde regelingen verkrijgen, dan wel deze via de website van de universiteit raadplegen. Artikel 6.3 – inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2011. Aldus vastgesteld bij besluit van het College van Bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit op 30 juni 2011.
8 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
Bijlage I Samenstelling van het curriculum Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving
1. Examenprogramma WO-ers cohort 2008 Code Jaar 1 K-B711 K-B712 K-B721 K-B72308 K-B713 K-B724 K-B714 K-B502
Cursusnaam
Semester
Introductie GCS SLB/Leerstijlen en reflectie Wetenschapstheorie Leren en leven van bronnen Heilige Teksten Hermeneutische theorievorming SLB/Geloofscommunicatie Integratiecursus ATT
1 1 1a 1b 2 2 2 2
Jaar 2 K-B715
Geloof en identiteit in het publieke domein K-B716 SLB/ Planning en organisatie K-B725 Spiritualiteit in kerk en samenleving K-B726 Encyclopedie Verdieping Theologie en Educatie K-B309 Praktische Theologie Normatief K-B304 Abrahamitische Religies K-B403 Spiritualiteit Oost en West K-B413 Verdiepingscursus Ethiek
ECTS 15 5 5 3 15 5 5 7 Totaal: 60
1
15
1 1 1
5 5 5
2 2 2 2
7 7 7 7
Totaal: 58 Jaar 3
K-B733 K-B641 K-BN506 K-B642
Persoon en Professie 3 Minor Bachelorscriptie Vrije ruimte
1 1 2 2
7 25-30 5 20-25 Totaal: 62
2. Examenprogramma WO-ers cohort 2009 Code Jaar 1 K-B711 K-B712 K-B721 K-B723 K-B713 K-B724 K-B714 K-BN503
Jaar 2 K-B732 K-B715 K-BN716 K-B725
Cursusnaam
Semester
ECTS
Introductie GCS SLB/Leerstijlen en reflectie Wetenschapstheorie Leren en leven van bronnen Heilige Teksten Hermeneutische theorievorming SLB/Geloofscommunicatie Integratiecursus Ecclesiologie
1 1 1a 1b 2 2 2 2
SLB2 Geloof en identiteit in het publieke domein Planning en organisatie Spiritualiteit in kerk en samenleving
1 1
2 15
1 1
3 5
15 5 5 5 15 5 5 5 Totaal: 60
9 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
K-B726 Encyclopedie Verdieping Theologie en Educatie K-B309 Praktische Theologie Normatief K-B304 Abrahamitische Religies K-B403 Spiritualiteit Oost en West K-B413 Verdiepingscursus Ethiek
1
5
2 2 2 2
7 7 7 7 Totaal: 58
Jaar 3 K-B733 K-B641 K-BN506 K-B642
Persoon en Professie 3 Minor Bachelorscriptie Vrije ruimte
1 1 2 2
7 25-30 5 20-25 Totaal: 62
*) In overleg met de studentendecaan en de opleidingscoördinator van GCS stellen studenten een minorpakket samen en wordt invulling gegeven aan de vrije ruimte. Dat wordt vervolgens aan de examencommissie voorgelegd ter goedkeuring.
10 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
BIJLAGE 2 Vrijstellingsregeling voor studenten met een HBO – bachelor Theologie zonder ingebouwd premasterprogramma Dit is alleen van toepassing voor de zittende studenten. Om voor toelating tot de verkorte Bacheloropleiding Theologie Plus in aanmerking te komen, moet de student voldoen aan toelatingseisen. Het programma dat nodig is om aan de toelatingseisen te voldoen, is afhankelijk van de vooropleiding op basis waarvan de student zich aanmeldt.
Toelatingseisen studenten met een HBO theologie zonder ingedaalde premaster Voor studenten die een premasterprogramma hebben afgerond op het HBO voor het afstudeerjaar 2009-2010, géén premaster hebben gevolgd, of elders hun HBO-theologie studie hebben afgerond, geldt dat ze in overleg met de studentendecaan een examenprogramma kunnen voorleggen aan de examencommissie. Kijk hieronder voor een indicatie van het te volgen programma: Indicatie van een examenprogramma van de Bachelor Theologie Plus Verkort voor afgestudeerden HBO-theologie zonder ingebouwd pre-master traject: Code Omschrijving Semester Jaar 1 K-AL141 Academische studievaardigheden 1 K-ST141 Theologische encyclopedie 1a K-KG141 Kerkgeschiedenis 1a K-DO142 Theologiegeschiedenis 1b K-ET141 Ethiek 1b K-FI141 Filosofie-Wetenschapsleer 2a K-FI142 Filosofie-Hermeneutiek 2b K-PT141 Praktische theologie 2a B4…* Twee verdiepingscursussen 2 Totaal:
3 3 3 3 4 3 3 4 14 40
* De volgende verdiepingscursussen worden tenminste aangeboden: Cursuscode Cursusnaam Studielast K-B402 verdiepingscursus Oude Testament K-B403 verdiepingscursus Crossculturele Theologie K-B406 verdiepingscursus Nieuwe Testament Biblistiek K-B408 verdiepingscursus Kerkgeschiedenis K-B412 verdiepingscursus Dogmatiek K-B413 verdiepingscursus Ethiek K-B414 verdiepingscursus Filosofie K-B426 verdiepingscursus Praktische Theologie K-B428 verdiepingscursus Kerkrecht
7 7 7 7 7 7 7 7 7
Daarnaast organiseren de docenten onder andere nog de volgende verdiepingscursussen: Cursuscode Cursusnaam K-B405 verdiepingscursus Judaica: inleiding in het klassieke jodendom K-B415 Hebreeuws voor gevorderden K-B417 Arabisch K-B429 Vrouwen- en genderstudies K-B430 Visie op gereformeerde spiritualiteit
ects
ects ects ects ects ects ects ects ects ects
ects 7 7 7 7 7
11 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012
Bijlage 3 Regeling bachelorscriptie Protestants Theologische Universiteit Voor de bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving geldt dat de bachelorscriptie een werkstuk dient te zijn dat geschreven is in het kader van een van de theologische keuzeminoren en invulling van de vrije ruimte van PTHU, VU of RUG. Voor deze scriptie geldt de volgende regeling. Eindtermen Conform de eindtermen, zoals geformuleerd in de Onderwijs- en Examenregeling van de bacheloropleidingen PThU (art. 1.3, pt. 1), zijn voor een scriptie de volgende vereisten opgesteld: 1. De student geeft blijk van de volgende academische en algemene vaardigheden: - het vermogen kritisch, consistent, logisch en creatief te denken en te argumenteren; dit zal met name tot uitdrukking komen in de opbouw van de scriptie; - het vermogen onderzoeksmateriaal te verzamelen en te beoordelen (voor zover dit materiaal voor de argumentatie van de scriptie nodig blijkt); - het vermogen ontwikkelde kennis en inzichten op adequate wijze over te dragen; dit gebeurt op schrift in de scriptie, en mondeling in een plenaire zitting aan het eind van de integratiecursus van het derde jaar; - het vermogen zelfstandig te werken (bij de formulering van de vraagstelling voor de scriptie en bij de uitwerking daarvan); - een redelijke beheersing van ICT (in het gebruik van zoekprogramma’s van Internet en in de uiterlijke vormgeving van de scriptie). 2. De student geeft blijk van kennis van en inzicht tenminste een van de deeldisciplines van de theologie (naar gelang de keuze voor één van de genoemde zeven gezichtspunten). 3. De student beschikt over het vermogen, de verschillende deeldisciplines van de theologie in een eigen theologische visie te integreren. 4. Bronvermelding en andere vereisten in overeenstemming met de scriptiehandleiding PthU 2010. 5. Heldere planning (een haalbare opzet binnen het aantal studie-uren dat voor de cursus opgegeven is dan wel binnen de voor de herkansing gegeven termijn als ook een afronding van het onderzoeks- en schrijfproces binnen de gestelde termijn. Voor de beoordeling van de scriptie (en de bijbehorende presentatie) wordt een matrix gehanteerd waarin al de genoemde eindtermen zijn verwerkt. Opzet van de scriptie De scriptie bevat • • • • • • •
Een theologische vraagstelling Verwerking van voor de vraagstelling relevante literatuur Een logisch samenhangend betoog, waarin de gegevens die via onderzoek zijn gevonden, geordend en afgebakend zijn Een betoog dat getuigt van vertrouwdheid met de gekozen disciplinaire benadering Een betoog dat getuigt van inzicht in de bestudeerde thematiek en van een zelfstandige verwerking van de gelezen teksten. Een conclusie Een literatuurlijst van geciteerde bronnen
Voor een uitvoeriger beschrijving zie scriptiehandleiding PThU 2010.
12 Protestantse Theologische Universiteit
OER Bachelor Theologie Plus; Geloof, Cultuur en Samenleving Academiejaar 2011/2012