ARBO PLAN VAN AANPAK
Toepassing ARBO wetgeving binnen de Landschapsbeheerploegen Landschap Erfgoed Utrecht
definitief
Versie 4.0 28 oktober 2014 Auteur: Marja Zandberg i.s.m. werkgroep ARBO Landschapsbeheerploegen Landschap Erfgoed Utrecht
pagina 1 van 41
Inhoud
Pagina
1. Inleiding
3
2. Risico’s volgens de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)
6
3. Begeleiding en toezicht
7
4. Instructie, scholing en voorlichting
9
5. Onderhoud en keuring van gereedschappen
10
6. Persoonlijke beschermingsmiddelen
11
7. Omstandigheden op de werkplek
12
8. Hulpverlening en registratie
14
9. Verzekering
15
Bijlagen Bijlage 1 Risico Inventarisatie Bijlage 2 Ladderbeleid en voorschriften gebruik ladders Bijlage 3 Handgereedschap Bijlage 4 Helmenbeleid Bijlage 5 Veilig werken langs de weg Bijlage 6 Protocol teken en tekenbeten Bijlage 7 Protocol Veldhulpverlening Utrecht Bijlage 8 EHBO lijst Bijlage 9 Verzekering
pagina 2 van 41
16 25 28 29 32 34 35 38 39
1. Inleiding 1.1 Aanleiding voor dit plan Bij Landschap Erfgoed Utrecht zijn vier landschapsbeheerploegen actief in landschapsbeheer. Voor veilig werken door de ploegen is een risico-inventarisatie en plan van aanpak gemaakt in het verleden. In de handleiding vrijwilligerswerk in de landschapsbeheerploegen (van 2012) zit een overzicht van persoonlijke beschermingsmiddelen bij het werk in het landschap en protocol over hoe te handelen wanneer men bijvoorbeeld een tekenbeet bij zichzelf heeft geconstateerd. De informatie over veilig werken in de landschapsbeheerploegen is niet compleet, versnipperd en dient te worden geactualiseerd. In de Arbowet staat dat werkzaamheden op een zo veilig mogelijke manier moeten worden uitgevoerd. Dat geldt ook voor vrijwilligersgroepen. Het opstellen van een Arboplan voldoet aan de eisen die worden gesteld in de Arbowet. Verantwoordelijkheid betreft de gehele organisatie (top-down). 1.2 Doel van dit plan Dit plan is bedoeld om de risico’s die door middel van de risico-inventarisatie in beeld zijn gebracht, beheersbaar te maken en daarmee ongevallen te voorkomen. Met dit plan wil Landschap Erfgoed Utrecht tevens voldoen aan de verplichtingen die de Arbowet stelt aan de uitvoering van het vrijwillig landschapsbeheer. Dit Arboplan is onder de aandacht gebracht van alle deelnemende vrijwilligers van de landschapsbeheerploegen. 1.3 Doel van de landschapsbeheerploegen Het doel van de landschapsbeheerploegen is samen met vrijwilligers het landschap en erfgoed in de provincie Utrecht behouden, beheren en ontwikkelen. Voor vrijwilligers is werken in het landschap natuurlijk genieten van het bezig zijn in een mooie omgeving, met het gevoel dat je met dat onderhoud iets nuttigs doet. En dit op een zo’n veilig mogelijke manier. 1.4
Organisatie
Landschap Erfgoed Utrecht heeft vier landschapsbeheerploegen, namelijk - Ploeg Noordwest, werkdagen maandag t/m donderdag, ploegbegeleider Nico Elderhorst - Ploeg Oost, werkdagen maandag t/m donderdag, ploegbegeleider Wim Vosman (Zuylestein, werkdag donderdag, detachering ploegbegeleider Wim Vosman) - Buitenplaatsenbeheerploeg, werkdag vrijdag, ploegbegeleider vrijdag Kees Reijne (tot 1 oktober 2014) - Ploeg Scherpenzeel/De Laan, werkdagen woensdag en donderdag, detachering ploegbegeleider Gerben Visser De ploegbegeleiders zijn in dienst van Landschap Erfgoed Utrecht of vanuit Landschap Erfgoed Utrecht gedetacheerd. De landschapsbeheerploegen vallen onder de eindverantwoording van de directeur van Landschap Erfgoed Utrecht. Veilig werken valt onder de verantwoording van Landschap Erfgoed Utrecht met de directeur als eindverantwoordelijke. In dit ARBO plan is omschreven hoe er in de ploegen veilig wordt gewerkt. Het ARBO plan is vastgesteld door het management team van LEU op 28 oktober 2014. Iedere landschapsbeheerploeg bestaat uit een ploegbegeleider en aantal vrijwilligers. Er zijn circa 100 vrijwilligers actief bij de landschapsbeheerploegen. In onderstaand organisatieschema is aangegeven wie welke taken heeft binnen Landschap Erfgoed Utrecht op het gebied van ARBO betreffende de landschapsbeheerploegen.
pagina 3 van 41
Organisatieschema landschapsbeheerploegen
Directeur eindverantwoordelijke ploegen
↓ Lid managementteam
↔ ↕
verantwoordelijke programma ploegen
↓ Ploegbegeleider
↔
Coördinator Ploegbegeleiders
begeleidt vrijwilligers
verantwoordelijk voor overall ploegen: budgetten, uren
zorgt voor opleiding van vrijwilligers
regelt cursussen voor ploegen
zorgt voor veilige werkomstandigheden binnen de ploeg zorgt voor onderhoud van materiaal en materieel
↔
Medewerker materiaal
onderhoudt contacten met opdrachtgevers
zorgt voor onderhoud gereedschap werkschuur Oostbroek
verantwoordelijk voor budget ploeg: gereedschap
zorgt voor aanschaf en keuring gereedschap
geeft kleding en PBM's aan vrijwilligers (in bruikleen)
↔
Steunpunt vrijwilligers zorgt voor overeenkomsten en introductiemap met ARBOplan
↔
ARBO coördinator ondersteuning bij ARBO, zoals opstellen ARBO plan, protocollen
↓ Vrijwilliger ploeg zorgt voor onderhoud kleding en PBM's in eigen beheer
1.5
Werkzaamheden
Door de landschapsbeheerploegen worden voornamelijk de onderstaande werkzaamheden uitgevoerd. Deze lijst is niet volledig. Houtachtige opstanden 1. Vellen van bomen 2. Afzetten van bomen en struiken 3. Onderhoud van heggen en vormsnoei struiken 4. Knotten van knotbomen 5. Snoeien van hoogstamfruitbomen 6. Verwerken van takken en stammen 7. Planten van bomen en struiken 8. Verwijderen van opslag 9. Onderhoud laanbomen en leilinden Kruidachtige begroeiingen 10. Maaien 11. Verzamelen van maaisel 12. Wieden Waterbiotopen 13. Uitbaggeren van waterbiotopen Cultuurhistorisch / archeologisch of geologische elementen 14. Vrijmaken van archeologische objecten van begroeiing en aanvullen pagina 4 van 41
Overig 15. Plaatsen of verwijderen afrastering, boompalen en beschoeiing 16. Onderhoud parkeerplaats 17. Onderhoud moestuin
pagina 5 van 41
2. Risico’s volgens de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) De risico-inventarisatie wordt gebruikt om de risico’s te wegen. Per risico is dit volgens de methode Fine en Kinny gedaan met de formule B(lootstelling) x W(aarschijnlijkheid) x E(ffect) = R(isico). De risico’s zijn als volgt ingedeeld. 1 R > 320 zeer hoog risico, stopzetten activiteit, direct maatregelen nemen 2 160 < R > 320 hoog risico, onmiddellijk maatregelen nemen 3 70 < R > 160 wezenlijk risico, aandacht vereist 4 20 < R > 70 mogelijk risico, aandacht 5 R < 20 licht risico, misschien aanvaardbaar Blootstelling 0,5 zeer zelden 1 zelden (jaarlijks 2 soms (maandelijks) 3 af en toe (wekelijks) 6 regelmatig (dagelijks) 10 voortdurend Waarschijnlijkheid 0,1 bijna niet denkbaar 0,2 praktisch onmogelijk 0,5 denkbaar, maar onwaarschijnlijk 1 onwaarschijnlijk, mogelijk in grensgeval 3 ongewoon 6 zeer wel mogelijk 10 te verwachten Effect 1 3 7 15 40 100
gering; letsel zonder verzuim of hinder belangrijk; letsel en verzuim ernstig; irreversibel effect (invaliditeit) zeer ernstig; een dode (acuut of op termijn) ramp; enkele doden (acuut of op termijn) catastrofaal; vele doden
Overeenkomstig de eisen van de ARBO is een risico-inventarisatie van de werkzaamheden uitgevoerd, zie bijlage 1. Ter voorkoming van de risico’s zijn afspraken gemaakt over de handelswijzen in het ARBOplan. Risico 4 en 5 zijn aanvaardbaar. Bij risico 3 wordt gekeken of dit verkleind kan worden tot 4. Risico 1 t/m 2 mogen zeker niet voorkomen. Er moet dan bekeken worden of de risico’s verkleind kunnen worden door bijvoorbeeld anders werken, opleiding en/of beschermingsmiddelen. Bij een te groot risico (1 en 2) worden de werkzaamheden niet uitgevoerd door de landschapsbeheerploeg. Tijdens het werk wordt gebruik gemaakt van ladders en valbeveiliging. In bijlage 2 staat het ladderbeleid en voorschriften gebruik ladders beschreven.
pagina 6 van 41
3. Begeleiding en toezicht 3.1 Taakverdeling binnen de groep De ploegbegeleider is verantwoordelijk voor de begeleiding van de vrijwilligers en toezicht. De vrijwilligers houden elkaar ook in de gaten tijdens het werk. De ploegbegeleider is een ervaren medewerker van Landschap Erfgoed Utrecht die op de hoogte is van de werkzaamheden, risico’s en voorzorgen. Deze organiseert de werkdag, bereidt deze voor en begeleidt de dag zelf. De ploegbegeleider heeft een BHV cursus gevolgd, die ieder jaar wordt opgefrist. Het komt voor dat de ploegbegeleider de vrijwilligers alleen laat werken, bijvoorbeeld omdat hij een afspraak heeft met een eigenaar om nieuw werk door te spreken. De begeleiding en toezicht moet dan over gedragen worden aan een ervaren vrijwilliger, die fungeert als plaatsvervangend ploegbegeleider.
3.2 Afspraken met de terreineigenaar De ploegbegeleider legt contact met de eigenaar van het terrein. Er worden afspraken gemaakt over de werkzaamheden, werkdagen en eventueel afvoer van materiaal. De ploegbegeleider bekijkt of de werkzaamheden door de vrijwilligers uitgevoerd kunnen worden, welk gereedschap en beschermingsmiddelen er nodig zijn. En ook hoe het werk zo veilig mogelijk kan worden uitgevoerd. De eigenaar werkt niet mee op de werkdagen. Indien de eigenaar op de werkdag komt kijken en het werk anders wil hebben uitgevoerd wordt door de ploegbegeleider een nieuwe risico inventarisatie gemaakt. Aan de hand van de nieuwe risico inventarisatie wordt bepaald of het werk anders wordt uitgevoerd en of er aanvullende maatregelen nodig zijn. 3.3 Afspraken met Landschap Erfgoed Utrecht De coördinator ploegbegeleiders krijgt ook werk voor de ploegen aangeboden. De coördinator ploegbegeleiders geeft het werk door aan een van de ploegbegeleiders. De ploegbegeleider beoordeelt het werk en geeft de benodigde gegevens voor de offerte door aan de coördinator ploegbegeleiders. Afhankelijk van het aangeboden werk bekijkt de ploegbegeleider vooraf het werk op de locatie. 3.4 Wie houdt toezicht op de werkzaamheden De ploegbegeleider beoordeelt op de werkdag de terrein- en weersomstandigheden, alsmede de algehele conditie van de vrijwilligers en past de werkzaamheden en planning van de werkdag daarop aan. Op de werkdag legt de ploegbegeleider de werkzaamheden uit. Onervaren deelnemers krijgen extra uitleg en begeleiding van de ploegbegeleider of een ervaren vrijwilliger. De ploegbegeleider legt uit hoe er wordt gewerkt, met welke gereedschap en behandelt de veiligheid. Algemene veiligheidsregels zijn : - Werkhandschoenen en veiligheidsschoeisel is verplicht; - Helm (met oordoppen bij motorgereedschap) is verplicht bij zaagwerkzaamheden; - Gereedschap met motor wordt alleen door vrijwilligers, die cursus hebben gevolgd uitgevoerd. De ploegbegeleider kijkt of iedereen op veilige afstand van elkaar werkt, op een veilige manier werkt en spreekt mensen daar zo nodig op aan. Hij/zij zorgt dat er voldoende pauze wordt gehouden. Bij incidenten of ongelukken onderneemt de (plaatsvervangend) ploegbegeleider actie en coördineert de hulverlening totdat professionele hulp aanwezig is. 3.5 Wat te doen als er wordt afgeweken van de instructies De ploegbegeleider wijst vrijwilligers op veiligheid en voorzorgsmaatregelen. Als iemand zich daar niet aan houdt en zichzelf, anderen of omstanders in gevaar brengt wordt hij gevraagd te stoppen met het werk. 3.6 Speciale aandacht voor specifieke groepen deelnemers (scholieren, hulpbehoevenden) Jongeren boven de 12 jaar, bijvoorbeeld maatschappelijke stagiaires, krijgen een begeleider die extra let op veiligheid. Er kunnen maximaal 2 jongeren op een dag meewerken. Bij de ploegbegeleider en vrijwilligers is bekend of een vrijwilliger medische bijzonderheden heeft zoals slechthorend, suikerziekte, zwak hart. Vrijwilligers met een handicap, bijvoorbeeld slecht horend krijgen extra aandacht. De instructie wordt aangepast op deze vrijwilliger en er worden aangepaste afspraken gemaakt om de veiligheid van de vrijwilligers te borgen. 3.7 Wie zijn bevoegd om specifieke werkzaamheden uit te voeren Gereedschap met motor (motorkettingzaag, bosmaaier, maaimachine e.d.) en zeis wordt alleen door vrijwilligers gebruikt die hiervoor een opleiding hebben gevolgd. Alleen vrijwilligers in het bezit van een certificaat mogen motorzagen. Voor het motorzagen in leilindes dient de vrijwilliger in het bezit te zijn van een apart certificaat. Vrijwilligers die net een opleiding hebben gevolgd worden begeleid door een ervaren vrijwilliger of ploegbegeleider. Daarnaast moet de vrijwilliger beschikken over de juiste beschermingsmiddelen.
pagina 7 van 41
Voor werken op hoogte boven 2,5m dient de vrijwilliger een instructie te hebben gevolgd voor valbeveiliging en de juiste beschermingsmiddelen te hebben. Bij gebruik van een gemotoriseerde grondboor en gemotoriseerde heggenschaar bepaald de ploegbegeleider welke vrijwilligers deze kunnen bedienen en geeft de ploegbegeleider instructie over het gebruik. De ploegbegeleider begeleidt vrijwilligers die onervaren zijn met het gebruik van dit gereedschap.
pagina 8 van 41
4. Instructie, scholing en voorlichting 4.1 Instructie De (plaatsvervangend) ploegbegeleider verzorgt de instructie aan de vrijwilligers. Tijdens de instructie komen de uit te voeren werkzaamheden aanbod, met welk gereedschap er wordt gewerkt, wordt gewezen op gevaren, de beschermingsmiddelen uitgedeeld en aangegeven hoe deze te gebruiken. Bij de start van iedere werkdag geeft de ploegbegeleider instructie aan de vrijwilligers. Hij demonstreert hoe gereedschap en beschermingsmiddelen gebruikt moeten worden. De protocollen van Landschap Erfgoed Utrecht en ARBObladen van het Bosschap dienen als leidraad bij de instructie. Tijdens het werk houdt de ploegbegeleider toezicht op het juist toepassen van de instructie door de vrijwilligers en stuurt waar nodig bij. 4.2 Scholing De ploegbegeleider heeft certificaten voor motorgereedschap of speciaal gereedschap zoals de zeis. Vrijwilligers die werken met motorgereedschap of speciaal gereedschap zoals de zeis hebben hiervoor een certificaat. Op het certificaat staat aangegeven uit welke onderdelen de gevolgde cursus bestond. De vrijwilligers en ploegbegeleiders (die een certificaat hebben) volgen minimaal 1 keer per vijf jaar een opfriscursus. EHBO/BHV of kennis van veldhulpverlening dient ieder jaar opgefrist te worden De ploegbegeleider zorgt op basis van behoefte in de ploeg dat de vrijwilligers, die hij capabel acht, cursussen kunnen volgen. Tevens zorgt hij ervoor dat de benodigde opfriscursussen op juiste moment worden georganiseerd. De coördinator ploegbegeleiders zorgt in overleg met de ploegbegeleiders dat er cursussen worden georganiseerd voor de vrijwilligers. Heeft een vrijwilliger ergens anders een cursus gevolgd dan wordt dit voorgelegd aan Landschap Erfgoed Utrecht. Deze beoordeeld of de cursus voldoet aan de eisen. De ploegbegeleider begeleidt onervaren vrijwilligers, die net een cursus hebben gevolgd. Werken met motorgereedschap of ander speciaal gereedschap wordt steeds gedaan in overleg met de ploegbegeleider. Deze laatste ziet toe op het behoud van voldoende ervaring van de vrijwilliger met het betreffende apparaat en tevens op gebruik van de juiste beschermingsmiddelen bij de uitvoering van het werk. De (plaatsvervangend) ploegbegeleider moet aan de vrijwilligers een goede werkinstructie met veiligheidsafspraken kunnen geven. Hij kan hiervoor een cursus didactiek of voorlichting volgen. Dit geldt ook voor de wijze van toezicht houden en het aanspreken op onveilig gedrag van de vrijwilligers. In een digitaal systeem wordt bijgehouden welke certificaten de vrijwilligers en ploegbegeleiders hebben en van welke datum. De ploegbegeleider is hiervoor verantwoordelijk. Dit kan ook worden toegewezen aan een vrijwilliger(de ploegbegeleider blijft wel verantwoordelijk). De coördinator ploegbegeleiders regelt budget voor scholing. 4.3 Voorlichting Voor de vrijwilligers en ploegbegeleiders wordt jaarlijks een informatiebijeenkomst georganiseerd over veilig werken. In 2014 zal deze in het teken staan van dit ARBO plan. In 2015 zal het plan worden geëvalueerd en aangepast indien nodig. Vrijwilligers krijgen het ARBO plan als bijlage bij de vrijwilligersovereenkomst en dienen aan te geven hiervan op de hoogte te zijn. De ploegbegeleider geeft eventueel toelichting op vragen van de vrijwilliger of stuurt deze door naar de coördinator ARBO van Landschap Erfgoed Utrecht.
pagina 9 van 41
5. Onderhoud en keuring van gereedschappen en vervoermiddelen 5.1 Eigen gereedschap Ploeg Noordwest en buitenplaatsenploeg hebben gezamenlijk een bus met gereedschap. Ploeg Oost heeft een schuur en bus met gereedschap. Ploeg Oost gebruikt op landgoed Zuylestein gereedschap van dit landgoed. Ploeg Scherpenzeel gebruikt gereedschap van Landgoed Scherpenzeel en De Laan. De ploegbegeleider is verantwoordelijk voor het gereedschap. Deze houdt bij welk gereedschap er aanwezig is in de bus/schuur, zorgt dat kapot gereedschap wordt vervangen en zorgt dat het gereedschap onderhouden wordt. Motorzaag, bosmaaier, motorboor, motor heggenschaar en maaimachine worden voor (groot) onderhoud weggebracht naar een onderhoudsbedrijf door de ploegbegeleider. Landgoed Zuylestein, Scherpenzeel en De Laan zijn verantwoordelijk voor het onderhoud en aanschaf van hun eigen gereedschap. Bij slechte kwaliteit is ploegbegeleider verplicht dit te melden en niet meer met dit materiaal te werken. Indien de bus door meerdere ploegen wordt gebruikt is er in de bus een logboek aanwezig. In het logboek wordt bijgehouden wie de bus met gereedschap heeft gebruikt en of er gereedschap ontbreekt/kapot is. Om ervoor te zorgen dat ploegbegeleider en vrijwilligers veilig op de werkplek kunnen komen dienden de bus en aanhangers onderhouden en gekeurd worden. Daarnaast dient de bestuurder te beschikken over de benodigde geldige rijbewijzen(B en E en, aanhangerrijbewijs meer dan 60 kg). 5.2 Afspraken met Landschap Erfgoed Utrecht bij lenen gereedschap Op Landgoed Oostbroek is een werkschuur met gereedschap dat door de ploegen geleend kan worden. Aanvragen voor gereedschap lopen via de materiaalmedewerker, die het gereedschap klaar zet in de werkschuur. In een logboek in de werkschuur wordt bijgehouden wie gereedschap heeft geleend. Na gebruik en bij terugbrengen wordt in het logboek aangegeven of er gereedschap ontbreekt, kapot is. Het gereedschap wordt na terugbrengen gecheckt door de materiaalmedewerker voordat het weer wordt uitgeleend. Aanvragen voor nieuw gereedschap lopen via de materiaalmedewerker. De materiaalmedewerker heeft overleg over het aan te schaffen gereedschap met ploegbegeleider. De coördinator ploegbegeleiders regelt budget voor aanschaf gereedschap. 5.3 Welk gereedschap wordt gebruikt Er wordt voornamelijk handgereedschap (zie bijlage 3) gebruikt door de vrijwilligers. Door opgeleide vrijwilligers worden motorzaag, motormaaier en bosmaaier gebruikt. Verder worden ook motorgrondboor en motor heggenschaar gebruikt. 5.4 Keuring van gereedschappen en vervoermiddelen Het gereedschap in de schuur van ploeg Oost, de schuur op Oostbroek en de bus van de ploegen wordt jaarlijks gekeurd door de materiaalmedewerker van Landschap Erfgoed Utrecht. De gereedschappen van Landgoed Zuylestein, Landgoed Scherpenzeel en Landgoed De Laan dient de eigenaar van het landgoed ieder jaar te (laten) keuren. Dit is niet de verantwoording van Landschap Erfgoed Utrecht. Ladders en valbeveiliging wordt jaarlijks gekeurd door de materiaalmedewerker, die hiervoor een opleiding heeft gevolgd. Brandblussers worden minimaal een keer in de twee jaar gekeurd door een erkend bedrijf. Na gebruik wordt motorgereedschap gecontroleerd en onderhoud uitgevoerd. De aanhangwagens, motorzagen, motormaaiers, motorboren, motor heggenscharen en bosmaaiers gaan voor (groot) onderhoud naar een onderhoudsbedrijf. Periodiek wordt aan de bus en aanhangers onderhoud uitgevoerd. De materiaalmedewerker stemt met de ploegbegeleider af wanneer de bus en aanhangers voor onderhoud en keuring naar de garage moet.
pagina 10 van 41
6. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) 6.1 Welke PBM’s voor welke werkzaamheden Bij alle werkzaamheden zijn werkhandschoenen en veiligheidsschoeisel verplicht. Bij vallend hout is een helm verplicht, zie bijlage 4. In de bijlage Risico Inventarisatie staat welke PBM’s bij welke werkzaamheden worden gebruikt. 6.2 Gebruik van PBM’s bespreken bij instructie vooraf Vrijwilligers krijgen persoonlijke beschermingsmiddelen van Landschap Erfgoed Utrecht, zie tabel hieronder. In sommige gevallen liggen de PBM’s in de bus. Vrijwilligers worden gewezen op het juiste gebruik van PBM’s tijdens de werkinstructie.
Kleding en PBM’s LEU - Parca + Fleece
X
Veiligheidslaarzen
X¹
Veiligheidsschoeisel
X
Werkhandschoenen
X
2
Veiligheidsbril
X
2
Helm
X of X
Gehoorbescherming
X
2
Gelaatscherm
X
2
Tekentang
X
Motorzaagbroek
X
2
Verkeershesje met LEU-logo
X
2
Klim/zitgordel
X
2
Werkbroek
X¹
Regenjas
X
X 1 X 2 X
2
2
: persoonlijk : persoonlijk, als vrijwilliger minimaal 2 dagen per week werkt in de landschapsbeheerploeg : In de bus of kar, iemand aanwijzen die verantwoordelijk is. Drie soorten werkhandschoenen (zomer, winter, regen).
6.3 Wie is verantwoordelijk voor aanschaf / lenen De ploegbegeleider zorgt voor voldoende PBM’s voor de vrijwilligers van de ploeg. Deze zorgt ook voor vervanging van PBM’s en aanvulling. Via de materiaalmedewerker kunnen nieuwe PBM’s worden aangeschaft. 6.4 Periodieke vervanging De helmen mogen niet langer dan 5 jaar worden gebruikt. In de helm staat de productiedatum vermeld. In de handleiding van de helmen staat wanneer de helmen moeten worden vervangen. Als ze donker worden opgeborgen zijn ze langer houdbaar. Landschap Erfgoed Utrecht zorgt voor vervanging van PBM’s als de houdbaarheidsdatum is verlopen. In een digitaal systeem bij Landschap Erfgoed Utrecht wordt de houdbaarheidsdatum van PBM’s bijgehouden door de materiaalmedewerker.
pagina 11 van 41
7. Omstandigheden op de werkplek 7.1 Locatie Er wordt niet gewerkt op gevaarlijke plekken. Bij het selecteren van een werkplek moet gekeken worden naar de risico’s. Risico’s kunnen te maken hebben met de terreingesteldheid, zoals hoogte en hellingen, onoverzichtelijkheid, gevaar op struikelen, vee, hout op spanning. Dood hout in bomen kan uitbreken bij het uitvoeren van werk. Een helling kan onbegaanbaar worden tijdens het werk. Dit is de verantwoordelijkheid van de ploegbegeleider. 7.2 Werken langs de weg Werken in de buurt van de (openbare) weg neemt altijd extra risico’s met zich mee. Daarbij komt ook nog eens dat de gevolgen van een verkeersongeval erg groot kunnen zijn. Er wordt niet aan de openbare weg gewerkt, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: Er dient voor de werkdag overleg plaats te vinden met de wegbeheerder en afspraken te worden gemaakt hoe de veiligheid van de ploeg en weggebruikers kan worden geoptimaliseerd. Het infoblad Veilig werken langs de weg van het Bosschap (zie bijlage 5) dient als uitgangspunt. In het Handboek wegafzetting 96b van CROW staat aangegeven welke maatregelen moeten worden genomen. 7.3 Gevaarlijkse stoffen Tijdens een terreinbezoek kan blijken dat er injectiespuiten of asbest in een object liggen. Gestort afval kan gevaarlijke stoffen bevatten. Er wordt niet gewerkt op locaties waar asbest of gevaarlijke stoffen liggen. Als niet duidelijk is of er gevaarlijke stoffen aanwezig zijn wordt dit voor de werkdag onderzocht. 7.4 Werkplek Werkplekken waar met groepen gewerkt wordt zijn bij voorkeur makkelijk bereikbaar en makkelijk aan te duiden voor derden (ambulance). Als er geen schuilgelegenheid in de omgeving is kan door middel van tarp’s (zeil, zie afbeelding) een onderkomen worden gemaakt.
Tarp 7.5 Teken Vrijwilligers lopen kans op teken. Iedere vrijwilliger krijgt van Landschap Erfgoed Utrecht een tekenset. Vrijwilligers worden gewezen op teken en voor meer informatie verwezen naar het protocol teken en tekenbeten (zie bijlage 6) en www.weekvandeteek.nl, www.tekenradar.nl, www.stigas.nl. Een tekentest kan op eigen initiatief en op eigen kosten van de vrijwilliger worden uitgevoerd. 7.6 Wespennesten Vooral in het vroege najaar controleert de ploegbegeleider vooraf op wespennesten. Met een lint kan aangegeven worden wat de veilige afstand is. Voor het uitvoeren van werk moet minstens vijf meter aangehouden worden. 7.7 Processierups Processierupsen rukken steeds meer op. Vooral in voorjaar en zomer leveren ze overlast op. Werklocaties waar processierupsnesten in worden gevonden zijn in deze periode dan ook ongeschikt als werklocatie voor de ploeg. Via links op www.groenkennisnet.nl kan vooraf bekeken worden of er sprake is van een verhoogd risico. De aanwezigheid van enkele eiken met processierupsen echter kan een werklocatie al ongeschikt maken. 7.8 Reuzenberenklauw en waterscheerling Reuzenberenklauw en waterscheerling kan tot ernstige reacties leiden. Werklocaties waarin deze soorten voorkomen zijn daarom ongeschikt voor vrijwilligers. pagina 12 van 41
7.9 Dood hout In allerlei bomen komt dood hout voor. Naarmate dit hout zwaarder is, is de kans op verwondingen bij uitbreken groter. Bovendien kunnen door de werkzaamheden stukken hout ook sneller uitbreken. Bij elke beoordeling of een locatie geschikt is als werklocatie dient er dus naar het dode hout gekeken te worden. Dit kan een van de omgevingsfactoren zijn waardoor een werklocatie niet geschikt is voor uitvoering door vrijwilligers. Dit ondanks het gebruik van helmen. 7.10 Weersomstandigheden Omdat met vrijwilligers buiten gewerkt wordt is het weer een extra factor om rekening mee te houden. De ploegbegeleider checkt vooraf de weersvoorspelling en waarschuwt indien nodig de vrijwilligers voor hitte, regen, wind of kou. Hierop wordt ook het kledingadvies aangepast. Indien regen, vooral buien voorspeld worden, wordt vooraf al een of meer tarp’s (zeil) gespannen als de bus niet op de werkplek staat waardoor deelnemers altijd een droge schuilplek hebben. Bij onweer en/of zware wind wordt niet gewerkt dan wel direct gestopt met werken. Bij onweer wordt zo mogelijk in auto’s of gebouwen geschuild. Indien dit niet mogelijk is wordt er niet onder hoge bomen geschuild (minstens vijf meter van stam) en niet in de buurt van metalen hekken, afrasteringen. Het vasthouden van een fiets levert ook extra risico op. Bij hoge temperaturen is het extra belangrijk om de vrijwilligers voldoende te laten drinken en tijdig te laten rusten. Ook hier kunnen tarps gebruikt worden om schaduwplekken te maken. Als er een weeralarm (code rood) is afgegeven wordt er door de ploegbegeleider beoordeeld of het werk door kan gaan. Het blijft natuurlijk maatwerk. Bij extreme temperaturen kan bijvoorbeeld ook besloten worden niet te gaan werken of te stoppen met werk.
pagina 13 van 41
8. Hulpverlening en registratie 8.1 Hulpverlening bij ongevallen De ploegbegeleider heeft een opleiding BHV gevolgd en volgt ieder jaar een opfriscursus. In de bus is een lijst met adressen van spoedeisende hulp aanwezig. Bij afwezigheid van de ploegleider wordt van te voren bekeken of er vrijwilligers zijn met EHBO/BHV of kennis van veldhulpverlening. Deze nemen de taak van de ploegbegeleider over. 8.2 Veldhulpverlening In het geval van een ongeval wordt gehandeld volgens het protocol veldhulpverlening Utrecht, zie bijlage 7. De EHBOmaterialen (van de EHBO lijst, zie bijlage 8) zijn aanwezig op de werkplek. Deze worden jaarlijks gecontroleerd door de materiaalmedewerker. Worden er materialen gebruikt dan worden deze weer aangevuld direct na de werkdag door de ploegbegeleider. Deze kunnen worden opgevraagd bij de materiaalmedewerker. Een EHBO app voor de telefoon kan een hulpmiddel zijn bij niet-levensbedreigende situaties. Voor hulpverlening bij levensbedreigende situaties is dit echter niet betrouwbaar, omdat niet gegarandeerd is dat gegevens (bv. van dichtstbijzijnde ziekenhuis) up-to- date zijn. Ook zijn apps niet in alle omstandigheden te gebruiken , bv. wanneer er geen bereik is op de locatie of het gps signaal wordt verstoord door bepaalde weersomstandigheden. Daarom is het essentieel dat veldhulpverlening van tevoren en ter plekke goed is georganiseerd en beschikbaar is op papier. 8.3 Melden arbeidsongevallen Meldingsplichtige arbeidsongevallen (ook bij vrijwilligerswerk) moeten doorgegeven worden via telefoon 0800 - 5151. Arbeidsongevallen kunnen hier ook buiten kantooruren worden gemeld. Werkgevers (is ook begeleiders vrijwilligers) zijn verplicht om arbeidsongevallen die tot overlijden, blijvend letsel of ziekenhuisopname leiden, direct te melden. De ploegbeleider (of assistent ploegbegeleider) doet de melding. Daarna wordt de melding ook z.s.m. doorgegeven aan de coördinator ARBO en/of management van Landschap Erfgoed Utrecht (Tel. 030 2205534/06 15176794). Dodelijke arbeidsongevallen dienen direct door de ploegbegeleider telefonisch door gegeven te worden aan de Arbeidsinspectie. Andere meldingen kunnen ook via een digitaal formulier worden ingediend. Dit formulier is te downloaden via de site van de arbeidsinspectie: www.arbeidsinspectie.nl. Digitale meldingen worden gedaan door de ploegbegeleider in overleg met de coördinator ARBO en/of management van Landschap Erfgoed Utrecht (Tel. 030 2205534/06 15176794).
Schema melden ongevallen
Ploegbegeleider
→
Arbeidsinspectie ongevallen die tot overlijden, blijvend letsel of ziekenhuisopname leiden
→
ARBO coördinator en/of managementteam ongevallen die tot overlijden, blijvend letsel of ziekenhuisopname leiden ongevallen met letsel, bezoek huisarts, schade
8.4 Meldingen (bijna) ongevallen (Bijna) ongevallen worden gemeld bij de ARBO coördinator van Landschap Erfgoed Utrecht. We kunnen daar allemaal van leren! Samen met de ploeg wordt geanalyseerd of het ongeval voorkomen had kunnen worden door bijvoorbeeld betere voorzorgen, begeleiding en/of opleiding.
pagina 14 van 41
9. Verzekering 9.1 Vrijwilligersverzekering De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in samenwerking met Centraal Beheer Achmea twee verzekeringspakketten (een Basispolis en een Pluspolis) ontwikkeld, waarbij de risico’s die gepaard gaan met vrijwilligerswerk zo goed mogelijk wordt afgedekt. Zo kunnen gemeenten met deze vrijwilligerspolis al haar vrijwilligers collectief verzekeren. Alle gemeenten in de provincie Utrecht hebben voor 2014 een Pluspolis verzekeringspakket afgesloten, behalve de gemeente Amersfoort en de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Deze twee gemeenten hebben een andere collectieve vrijwilligersverzekering afgesloten. Kijk hiervoor op de website van de betreffende gemeente. De BasisPolis bestaat uit een: - Ongevallen en Persoonlijke Eigendommenverzekering voor Vrijwilligers - Aansprakelijkheidsverzekering voor Vrijwilligers De PlusPolis bestaat uit een: - Verkeersaansprakelijkheidsverzekering voor Rechtspersonen - Aansprakelijkheidsverzekering voor Rechtspersonen - Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor Vrijwilligers - Rechtsbijstandverzekering voor Vrijwilligers Meer informatie is te vinden in bijlage 9. Jaarlijks checkt het steunpunt vrijwilligers van Landschap Erfgoed Utrecht of alle gemeenten in de provincie Utrecht nog een vrijwilligersverzekering hebben en onderneemt eventueel actie. De vrijwilligers van de landschapsbeheerploegen vallen onder de verzekering van de gemeente De Bilt. 9.2 Registratie Registratie of aanmelding is niet nodig. Alle vrijwilligers die in enig organisatorisch verband, onverplicht en onbetaald werkzaamheden verrichten ten behoeve van anderen en/of de samenleving waarbij een maatschappelijk belang wordt gediend zijn verzekerd. Ook bij eenmalige activiteiten. Het is wel van belang dat de vrijwilliger zelf een eigen WA-verzekering heeft.
pagina 15 van 41
Bijlage 1 Risico Inventarisatie 1. Vellen van bomen Omschrijving werkzaamheden Vrijwilligers vellen bomen tot een dikte tot ongeveer maximaal 30 cm. De hoogte van de bomen is niet zozeer maatgevend als wel andere factoren zoals de standplaats en of het hout op spanning staat. Doorgaans is er meer dan voldoende ruimte om de boom te laten vallen. Er wordt ook met touw of handlier gewerkt om de valrichting te beïnvloeden. Gevaarlijke bomen (hout op spanning) of bomen met dood hout bovenin worden niet door vrijwilligers geveld. Bij bomen met geringe spanning dient de ploegbegeleider toezicht te houden op het goed toepassen van valkerf. Vrijwilligers die met motorkettingzagen werken kunnen middels een certificaat hun vaardigheid aantonen. Iedereen draagt een helm Met handlieren kunnen bomen worden uitgelierd. De bevestiging aan de ankerboom is laag. De uit te lieren boom wordt op ongeveer één meter of zoveel hoger de boom dit toestaat vastgemaakt. Lieren worden jaarlijks gekeurd. Kettingzaag* Gereedschappen Beugelzaag Jirizaag Lier, hefboom Touw Pbm’s
Veiligheidsschoeisel Handschoenen Helm Valbeveiliging Zaagschoeisel, broek en helm met gelaats- en gehoorbescherming (bij gebruik motorkettingzaag) Risico’s B W E R Uitscheuren stammen 1 3 7 21 4 Vallend hout 2 3 7 42 4 Snijden met zaag 3 6 1 6 5 Struikelen 3 3 1 9 4 Beklemming door kabel of last 3 0,5 15 23 4 * Vrijwilligers die met motorkettingzagen werken moeten middels een certificaat hun vaardigheid aantonen. 2. Afzetten van bomen en struiken Omschrijving werkzaamheden Het afzetten van bomen en struiken tot een dikte van maximaal 30 cm. Als bomen en struiken worden afgezet, kunnen stammen tegelijk vallen. Stammen waarin spanning te verwachten is door een scheve stand worden met voldoende valkerf geveld. Iedereen draagt een helm. Kettingzaag* Gereedschappen Beugelzaag Jirizaag Handzaag Takkenschaar Touw Pbm’s
Veiligheidsschoeisel Handschoenen Helm Veiligheidsbril Zaagschoeisel, broek en gelaats- en gehoorbescherming (bij gebruik motorkettingzaag) Risico’s B W E R Opscheurende stammen 6 1 7 21 Vallende stammen 3 1 15 42 Snijden met zaag 6 6 1 36 Struikelen 6 3 1 18 * Vrijwilligers die met motorkettingzagen werken moeten middels een certificaat hun vaardigheid pagina 16 van 41
4 4 4 4
aantonen.
3. Onderhoud heggen en vormsnoei van struiken Omschrijving werkzaamheden Vrijwilligers voeren vormsnoei uit aan struiken, bijvoorbeeld buxus en regulier onderhoud aan heggen. Dit gebeurt met handgereedschap en motor heggenschaar. Achterstallig werk aan heggen lijkt sterk op het afzetten van struiken. Snoeischaar Gereedschappen Hand heggenschaar Snoeizaag Jirizaag Beugelzaag Motor heggenschaar Handschoenen Pbm’s Veiligheidsbril Veiligheidsschoeisel Gehoorbescherming Risico’s B W E R Steken met schaar 3 1 3 9 5 Struikelen 3 3 7 42 4 Snijwonden door schaar of zaag 3 6 3 36 4 Wonden doorstekels 3 6 3 36 4
4. Knotten van knotbomen Omschrijving werkzaamheden Knotbomen worden met handgereedschap geknot. De werkhoogte (stahoogte) is < 2,5 m. Er wordt eerst gewerkt vanaf de grond, daarna pas met korte ladders en vanuit de knot. Vanwege de positie en meestal ook de lengte van de takken is er vrijwel altijd sprake van zagen onder spanning. De overgebleven stompen worden met de kettingzaag verwijderd. Iedereen draagt een helm. In de knot wordt gebruik gemaakt van valbeveiliging. Indien nodig de takken met een touw in de goede richting laten vallen. De takken worden versleept naar een verzamelplek. De ladder kan worden gefixeerd met een spanband Kettingzaag* Gereedschappen Beugelzaag Jirizaag Touw Ladder Opsteekhaak Pbm’s
Helm Veiligheidsschoeisel Handschoenen Veiligheidsbril Gehoorbescherming Veiligheidsbroek, helm met gehoorbescherming en gelaatscherm (kettingzaag) Valbeveiliging Risico’s B W E R Vallen dikke takken 3 3 15 135 Verwonden aan zaag 3 3 1 9 Zwiepende takken in het gezicht 3 3 1 9 Omvallende ladder met persoon 3 3 3 27 Zaagsel in de ogen 3 3 1 9 Vallend gereedschap 3 1 3 9 Opmerking: pagina 17 van 41
3 5 5 4 5 5
Bij het knotwerk komen een aantal risico’s bij elkaar die los én in combinatie met elkaar bekeken moeten worden. Begeleiders van werkdagen in knotbomen moeten daarom altijd ervaring hebben in knotwerk. Zaken die daarbij van belang zijn: Ondergrond (in hoeverre verzacht of verergert de ondergrond een val) Manier waarop de ladder in de boom gezet kan worden (onder en boven gefixeerd) Omgeving (meestal ongelijke bodem, vaak met sloten, rasters of andere begroeiing) Mogelijke vluchtwegen (belemmering door bijvoorbeeld valbeveiliging) Mogelijkheid om omstandigheden veiliger te maken (werken vanuit de knot of grond) Spanning in overhangende takken Vallend hout Onderlinge afstand tussen werkgroepjes * Vrijwilligers die met motorkettingzagen werken moeten middels een certificaat hun vaardigheid aantonen. 5. Snoeien van Hoogstamfruitbomen Omschrijving werkzaamheden Het werk wordt door volwassenen uitgevoerd die een instructie hebben gehad van iemand (bijvoorbeeld ploegbegeleider) die een cursus heeft gevolgd. Iedereen draagt een helm en veiligheidsbril. De bomen worden met behulp van handgereedschap gesnoeid. Bij voorkeur wordt vanaf de grond gewerkt met stokgereedschap. Doordat deze uitschuifbaar is kan tot enkele meters in de boom gesnoeid worden. Bij het werken vanaf de ladder zekeren vrijwilligers zich zodra ze gaan zagen. De werkzaamheden vinden niet hoger dan 10 meter plaats. Er wordt gewerkt volgens de “voorschriften gebruik ladders”. Alvorens de ladder geplaatst wordt dient hiervoor eerst de juiste plaats in de boom uitgekozen te worden. De meest ideale positie is de plaatsing in een V-vorm. Na plaatsing wordt vanaf de ladder gesnoeid. Dit werk vindt altijd in duo’s plaats. De tweede persoon heeft als taak het werk kwalitatief en veiligheidshalve te bewaken. Naast het snoeiwerk dienen de afgezaagde takken onder de boom opgeruimd te worden. Onderling dient er gecommuniceerd te worden wanneer en wie dit gaat opruimen. Vooraf wordt er een centrale plek bepaald waar het verzamelde snoeihout neergelegd kan worden. Gereedschappen
-
Beugel zaag Driehoek zaag Punt zaag Stok zaag Snoeischaren groot en klein Ladders Touw
Pbm’s
-
Valbeveiliging Veiligheidsbril Helm Werkhandschoenen Veiligheidsschoeisel
Risico’s B W Opscheurend / afscheurende tak (vallend hout) 2 6 Uit boom of ladder vallen, ladder valt om 1 6 Verwonding door vallend gereedschap 3 6 Wind 3 6 Zaagsel 3 3 Opmerkingen: Geadviseerd wordt het gereedschap in holsters te stoppen
E 3 7 3 7 3
R 36 42 54 126 27
4 4 4 3 4
6. Verwerken van takken en stammen Het tak en stamhout wordt op allerlei manieren be- en verwerkt. Dit gebeurt doorgaans met handzagen en motorkettingzaag*. Het hout wordt in rillen verwerkt of verzamelt op stapels langs het pad. De rillen worden met motorkettingzaag kleiner gemaakt. De ril mag niet breder dan 1,5m zijn, er wordt van beide zijden van de ril gewerkt en niet met gestrekte armen. Beugelzaag Gereedschappen Jiri Handzaag pagina 18 van 41
Kettingzaag * Handschoenen Veiligheidsschoeisel Helm Zaagschoeisel, broek en helm met gelaats- en gehoorbescherming (bij gebruik motorkettingzaag) Risico’s B W E R Snijden aan zaag 3 3 3 9 5 Struikelen 3 6 7 126 3 * Vrijwilligers die met motorkettingzagen werken moeten middels een certificaat hun vaardigheid aantonen. Pbm’s
7. Planten van bomen en struiken Omschrijving werkzaamheden Planten van bomen en struiken met (hand)gereedschap. Bomen eventueel plaatsen met ondersteunende palen. Daarnaast mogelijk extra groeimiddelen (kalk) toevoegen. Na afloop harken. Er wordt soms ook samengewerkt met een loonwerker (graafmachine), risico’s bestaan dan uit het draaien van de machine en het in de grond drukken van palen. Gereedschappen
-
Harken Grondboor/Motorboor Kruiwagens Paalhamer Nijptang Hamer Spa
Pbm’s
-
Werkhandschoenen Veiligheidsschoeisel
Risico’s Steken met de spa Hark ligt op verkeerde kant Grondboor kan lichamelijk zeer belastend werk voortbrengen Kruiwagen te zwaar beladen Paalhamer kan uitzwaaien Motorboor terugslag/vastlopen
B 2 3 3 2 3 2
W 3 3 6 6 3 6
E 3 3 3 3 3 3
R 18 27 54 36 9 36
5 4 4 4 5 4
8. Verwijderen van opslag Omschrijving werkzaamheden Met handgereedschap wordt opslag verwijderd door middel van uit de grond trekken of uitspitten of afzagen van de opslag. Dit werk kan in duo’s worden uitgevoerd waarbij een persoon steekt en de ander trekt. De opslag wordt uit de grond gehaald, schoon geschud en aan de kant gelegd. Gereedschappen
-
Puntzaag Spade
Pbm’s
-
Werkhandschoenen Veiligheidsschoeisel pagina 19 van 41
Risico’s Verwonden aan zaag Met schop in voeten steken
B 3 3
W 3 3
E 1 7
R 9 63
5 4
9. Onderhoud laanbomen en leilinden Omschrijving werkzaamheden Laanbomen worden gesnoeid/opgekroond. De takken worden op rillen op korte afstand in het bos gelegd of langs het pad op hopen neergelegd. Vrijwilligers houden 5 meter afstand tot motor(stok)zaag Leilindes worden takken afgezaagd of gesnoeid. Hierbij wordt gebruik gemaakt van driehoeksladders en bestaat het gevaar van doorbuigen van de takken. Gereedschappen
-
Pbm’s
-
Handzaag Beugelzaag (Motor)stokzaag Snoeischaar groot + klein Motorkettingzaag* Touw +opsteekhaak Ladder
Helm Veiligheidsschoeisel Werkhandschoenen Veiligheidsbril Gehoorbescherming Veiligheidsbroek , helm met gehoorbescherming en gelaatscherm (kettingzaag) - Valbeveiliging Risico’s B W E R Verwonding door gereedschap 2 3 3 18 5 Van ladder vallen, ladder valt om 2 6 7 84 3 Opmerkingen: * Bij laanbomen en leilindes wordt met een aparte motorzaag gewerkt. Vrijwilligers die met dit soort motorkettingzagen werken moeten middels een certificaat hun vaardigheid aantonen.
10. Maaien Omschrijving werkzaamheden Maaien gebeurt met zeis of bosmaaier met slagmes, draadsnijkop of motormaaier. Vrijwilligers die met bosmaaier/zeis/motormaaier werken hebben hiervoor een cursus gevolgd. Vrijwilligers houden 5 meter afstand tot bosmaaier/zeis/motormaaier - Bosmaaier met slagmes Gereedschappen - Bosmaaier met draadsnijkop - Motormaaier - Zeis Pbm’s
-
Werkhandschoenen Veiligheidsschoeisel Gelaatsscherm* Gehoorbescherming Veiligheidsbroek
Risico’s
B pagina 20 van 41
W
E
R
Tijdens maaien in sloot / greppel terecht komen – balans 2 3 1 6 5 verliezen Tijdens maaien stuiten op paaltjes / draden etc, opspattend 2 6 3 36 4 materiaal Opmerking: * bij gebruik van een gelaatsscherm vervalt de verplichting van oogbescherming. Indien het gevaar bestaat dat zeer fijn materiaal door de gelaatsbescherming heen dringt is een veiligheidsbril verplicht. 11. Verzamelen van maaisel Omschrijving werkzaamheden Maaisel wordt in handkracht verzameld met harken en rieken. Het maaisel wordt in hopen verwerkt. Gereedschappen
-
Harken Rieken Kruiwagen
Pbm’s
-
Werkhandschoenen Veiligheidsschoeisel
Risico’s Met hark, riek steken in lichaam Hark/riek verkeerd op grond leggen
B 2 3
W 3 3
E 3 1
R 18 9
5 5
12. Wieden Omschrijving werkzaamheden Hoofdzakelijk met behulp van handgereedschap wordt het onkruid gewied en onkruid afgevoerd. Sporadisch is er ook machinale inzet van de bosmaaier. Er zal in 2014 een proef worden gedaan met het branden van onkruid in grindpaden. Hierbij wordt een onkruidbrander ingezet. Schoffel Harken Kruiwagens Bosmaaier Werkhandschoenen Pbm’s Veiligheidsschoeisel Gelaatsscherm of veiligheidsbril* Gehoorbescherming Onkruidbrander Risico’s B W E R Schoffels hebben scherpe kant 2 3 1 6 5 Hark ligt verkeerd op de grond ( tanden omhoog) 3 3 3 27 4 Kruiwagens te zwaar belast 1 3 1 3 5 Bij machinaal maaien: afstand houden van apparaat 3 6 3 54 4 Aanraking met irriterende plantensoort 3 3 3 27 4 Brandwonden 2 6 3 36 4 Opmerking: * Bij gebruik van een gelaatsscherm vervalt de verplichting voor oogbescherming. Indien het gevaar bestaat dat zeer fijn materiaal door de gelaatsbescherming heen dringt, is een veiligheidsbril verplicht. Gereedschappen
-
13. Uitbaggeren van waterbiotopen Omschrijving werkzaamheden pagina 21 van 41
Poelen, beken en sprengen worden opgeschoond met zowel hand- als machinaal gereedschappen. Het materiaal wordt op de kant gelegd en daarna in hopen verwerkt. Het materiaal wordt soms afgevoerd met de kruiwagen. Vrijwilligers die met bosmaaier/zeis werken hebben hiervoor een cursus gevolgd. Vrijwilligers houden 5 meter afstand tot bosmaaier/zeis. Gereedschappen
-
Sloothaak Harken Rieken Kruiwagens HandzaagBeugelzaag Zeis (met kort blad) Bosmaaier met slagmes of onderwater bosmaaier
Pbm’s
-
Werkhandschoenen Veiligheidsschoeisel Gelaatsbescherming of veiligheidsbril* Gehoorbescherming Lieslaarzen Waadpak B W
Risico’s
Tijdens maaien in sloot / beken / sprengen terecht komen – balans verliezen Tijdens maaien stuiten op paaltjes / draden etc opspattend materiaal Riek / steekgevaar Hark verkeerd op grond Sloothaak / steekgevaar
E
R
2
3
1
6
5
2
6
3
36
4
2 3 2
3 3 3
3 1 1
18 9 6
5 5 5
Opmerking: * bij gebruik van een gelaatsscherm vervalt de verplichting van oogbescherming. Indien het gevaar bestaat dat zeer fijn materiaal door de gelaatsbescherming heen dringt is een veiligheidsbril verplicht.
14. Vrijmaken van archeologische objecten van begroeiing en aanvullen Omschrijving werkzaamheden Verwijderen van opslag op de grafheuvel, zoals gras, bramen, struiken en kleine bomen. Aanvullen van de grafheuvel: blad verwijderen, plaggen steken, zand aanbrengen met kruiwagens, plaggen en blad aanbrengen Opslag verwijderen in Celtic Field. Takkenrillen maken op wallen Celtic Field. Vrijwilligers die met bosmaaier werken hebben hiervoor een cursus gevolgd. Vrijwilligers houden 5 meter afstand tot bosmaaier - Bosmaaier* Gereedschappen - Hark - Riek - Beugelzaag - Jirizaag - Takkenschaar - Kruiwagen - Spade - Bats - Veiligheidsschoeisel Pbm’s - Handschoenen - Veiligheidsbril - Gehoorbescherming
Risico’s
B pagina 22 van 41
W
E
R
Verwonden aan zaag Opspattende takken / stenen van bosmaaier Oplopen schrammen Zwiepende takken Hark verkeerd op de grond Riek , steekgevaar Vallen of struikelen
3 2 3 3 3 2 3
3 6 10 6 3 3 1
1 3 1 1 1 3 3
9 36 30 18 9 18 9
5 4 4 5 5 5 5
15. Plaatsen of verwijderen afrasteringen, boompalen en beschoeiing Omschrijving werkzaamheden Het handmatig verwijderen en plaatsen van afrasteringen, boompalen en beschoeiingen.
Gereedschappen
Pbm’s
-
Grondboor Sleg Nijptang Hamer Kruiwagens Palentrekker Palenmuts Kettingzaag* Motorboor Werkhandschoenen Veiligheidsschoeissel Veiligheidsbril Lieslaarzen
Risico’s B W E R Grondboor kan lichamelijk zwaar belastend werk voortbrengen 3 6 3 54 Kruiwagen te zwaar beladen 2 6 3 36 Paalhamer / Sleg kan uitzwaaien 3 3 3 9 Bij beschoeiing aan slootkant: vlechtwerk steekt uit 3 6 3 54 Terugslaan of vastlopen motorboor 2 3 7 42 Opmerking: Materiaal - Wartel - Draad - Spijkers / schroeven * Vrijwilligers die met motorkettingzagen werken moeten middels een certificaat hun vaardigheid aantonen.
4 4 5 4 4
16. Onderhoud parkeerplaats Omschrijving werkzaamheden De parkeerplaats is bedekt met een grindlaag. De grindlaag egaliseren, onkruid verwijderen en grindlaag aanvullen. Er zal in 2014 een proef worden gedaan met het branden van onkruid in grindpaden. Hierbij wordt een onkruidbrander ingezet. Gereedschappen
Hark Spade Schoffel pagina 23 van 41
Kruiwagen
Pbm’s
Handschoenen Veiligheidsschoeisel Onkruidbrander
Risico’s Hark verkeerd op de grond Verwonden aan schoffel / spade Brandwonden
B 3 2 2
W 3 3 6
E 1 1 3
R 9 6 36
5 5 4
R 36 18 27
4 5 4
17. Onderhoud moestuin Omschrijving werkzaamheden Spitten, onkruid afvoeren en grond vervoeren met kruiwagen
Gereedschappen
-
Spade Bats Kruiwagen Schoffel Hark
Pbm’s
-
Handschoenen Werkschoeissel
Risico’s Rugklachten agv zwaar spitwerk en/of te volle kruiwagens Steken met spade Hark ligt verkeerd op de grond (tanden omhoog)
pagina 24 van 41
B 2 2 3
W 6 3 3
E 3 3 3
Bijlage 2 Ladderbeleid en richtlijnen gebruik ladders
Ladderbeleid Vastgesteld in MT 19 augustus 2014 Beleid ladders Vanaf het werkseizoen 2014-2015 worden voor activiteiten onder begeleiding of in opdracht van Landschap Erfgoed Utrecht (LEU) alleen goedgekeurde ladders gebruikt in het landschapsbeheer. LEU adviseert de plaatselijke vrijwilligersgroepen landschap om alleen met goedgekeurde ladders te werken. Het wel of niet werken met goedgekeurde ladders is echter voor verantwoording van de zelfstandige groepen. Om deze groepen te stimuleren biedt Landschap Erfgoed Utrecht een ladderservice aan. Uitvoering beleid Voor de ladderservice wordt in 2014 eerst geïnventariseerd hoeveel ladders er bij de groepen aanwezig zijn en bepaald hoe ze gekeurd kunnen worden. De ladders van Landschap Erfgoed Utrecht worden jaarlijks gekeurd. Voor keuring van de ladders zijn een medewerker en vrijwilliger materiaal van Landschap Erfgoed Utrecht opgeleid. Voor ladders, die uitgeleend worden door Landschap Erfgoed Utrecht, aan andere partijen wordt een overeenkomst opgesteld. Bij de overeenkomst wordt een handleiding voor het gebruik verstrekt. De gebruiker dient schade aan de ladder direct te melden bij LEU. Na terugkomst checkt de medewerker materiaal de ladders op beschadigingen. Vanuit Groen en Doen 2 is in 2014 eenmalig geld beschikbaar voor aanschaf van nieuwe ladders voor de ploegen, JSKB en zelfstandige groepen. Afgekeurde ladders van Landschap Erfgoed Utrecht (ook ladders in bruikleen gegeven door Landschap Erfgoed Utrecht en afgekeurde ladders die door LEU aan plaatselijke groepen zijn geschonken) worden vervangen. Voor ladders in eigendom van zelfstandige plaatselijk vrijwilligersgroepen moet nog een kostenverdeling worden gemaakt. Dit hangt samen met de ladderkeuring in najaar 2014. Na 1 jaar evalueert LEU de ervaringen en past waar nodig het beleid of de instructie aan. Jaarlijks wordt door de materialenmedewerker i.s.m. de projectleiders van de betreffende projecten die ladders gebruiken bekeken hoeveel nieuwe ladders LEU moet aanschaffen en uit welk budget. Ladderkeuring Het keuren van klimmaterieel als ladders, trappen en rolsteigers is een wettelijke verplichting sinds 1998. De keuringen kunnen in eigen beheer maar ook uitbesteed worden. Valbeveiligingsmiddelen vallen onder de persoonlijke beschermingsmiddelen en arbeidsmiddelen. Een periodieke keuring van valbeveiliging is verplicht sinds 1998. Professionele klimmaterialen als ladders en trappen dienen periodiek te worden geïnspecteerd. In de toelichting van het ARBObesluit (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) is minimaal een keuring per jaar als richtlijn gegeven. Landschap Erfgoed Utrecht keurt een keer per jaar. De kosten van keuring bij uitbesteden: Keuring service Limburg hanteert de volgende bedragen voor keuring - Voorrijkosten per dag/locatie €35,- Ladders €9,Incl. goedkeurstickers, nummering en keuringscertificaten voor elk goed gekeurd arbeidsmiddel. Landschap Erfgoed Utrecht gaat ladderkeuringen verzorgen vanaf najaar 2014 voor ladders in eigendom van Landschap Erfgoed Utrecht en de zelfstandige plaatselijke vrijwilligersgroepen. De medewerker en vrijwilliger materiaal hebben een cursus keuring ladders en valbeveiliging gevolgd. pagina 25 van 41
Voor de keuring moeten goedkeuringsstickers worden aangeschaft. Voor iedere gekeurde ladder moet een interne en externe rapportage worden gemaakt. Ladders en valbeveiliging moeten jaarlijks worden gekeurd. Bij intensief gebruik moeten ze vaker worden gekeurd. Hiervoor wordt een digitaal (archief)systeem te worden opgezet voor eigen ladders en eventueel voor de zelfstandige plaatselijke vrijwilligersgroepen.. Om een inschatting te kunnen maken van de uren die nodig zijn voor het keuren van de ladders wordt voor de zomer aan de plaatselijk vrijwilligersgroepen gevraagd aan te geven - Hoeveel ladders ze hebben - Welke ladders ze hebben - Ladders eigendom zijn van de groep of in bruikleen zijn gegeven door LEU. En hoeveel in bruikleen. - Ze zelf in de gelegenheid zijn om te ladders te vervoeren naar Landgoed Oostbroek voor keuring Aan de hand van de aangeleverde gegevens kan worden bepaald of er op Landgoed Oostbroek of op locatie wordt gekeurd. De benodigde uren voor keuring is afhankelijk van de locatie waar wordt gekeurd en wordt met name bepaald door de reistijd. Daarnaast vergt het maken van afspraak voor keuring en opstellen van het rapport per ladders tijd. Daarnaast moet een plan worden gemaakt voor vervanging van de afgekeurde ladders. Afgekeurde ladders van Landschap Erfgoed Utrecht worden na de keuring vernietigd.
pagina 26 van 41
Voorschriften gebruik ladders Vastgesteld in MT 19 augustus 2014 De ladder is in principe geen werkplek, maar een hulpmiddel om op de werkplek te komen. Niet voor niets: van een ladder vallen kan groot letsel of zelfs overlijden tot gevolg hebben. Er gelden strenge wettelijke regels. Moet op een ladder gewerkt worden (en dat is bij veel bij werk in bos en natuur een noodzaak) dan gelden een aantal strikte voorwaarden. Hoe zo veilig mogelijk op een ladder gewerkt kan worden staat beschreven in het ARBO informatieblad 6 van het Bosschap, zie bijlage. Aanvullende voorschriften op het informatieblad: Algemeen Beklimmen van ladders boven 2,5 meter is verboden voor personen onder de 18 jaar Niemand wordt opgedragen een ladder te beklimmen. Bij het uitvoeren van werk vanaf een ladder is steeds een persoon (1 toezichthouder op 10 personen) aanwezig die toeziet op de veiligheid. De verantwoordelijke voor de werkdag houdt tevens zicht op het naleven van de instructies. Beklim de ladder nóóit met klompen. Voorkom omvallen van de ladder. Ladders die niet in gebruik zijn liggen ingeschoven op de grond. Tijdens het werk in de boom bevindt niemand zich onder de boom of de ladder. Volg de instructies van de fabrikant op. Deze zijn te vinden op internet. Plaatsen en uitschuiven van de ladder In plaats van een stabilisatiebalk is het in een boomgaard of weiland beter om de ladderpoten stevig in de grond te drukken zodat deze niet weg kunnen glijden. Plaats de ladder niet op een helling. De ladder dient tegen een horizontale tak te steunen en in de kruin geplaatst te worden. Bij een uitgeschoven ladder dienen de haken volledig over de sporten te grijpen. De ladder eerst volledig inschuiven alvorens hij verplaatst wordt. Beklimming en uitvoeren van werkzaamheden op de ladder Alleen in noodgevallen of bij hulpverlening mag een tweede persoon de ladder op gaan. Beklim de ladder altijd met het gezicht naar de ladder toe Materiaal of gereedschap zwaarder dan 7,5 kg gaat niet mee de ladder op. Werk niet met de motorkettingzaag op een ladder, tenzij je vastzit aan de boom (onder de 2,5m) of gezekerd bent (boven de 2,5m). Je hebt twee handen nodig om de motorzaag te kunnen bedienen. Bij knotwilgen, die lastig bereikbaar zijn door instabiele ondergrond of onvoldoende werkruimte, mogen de takken alleen vanaf een verhoogd plateau of staand in de knot met (motor)zaag worden afgezaagd.
Uitvoering van de werkzaamheden Maximale werkduur op de ladder is 4 uur per dag (of max 2 uur achtereen). Las voldoende rustpauzes op de grond in. Hou rekening met verminderde grip door vorst, rijp, sneeuw of regen, gelast klimwerk zo nodig af. Werken vanaf de ladder mag alleen met een hand aan de ladder en twee voeten op de ladder en op hoogtes boven de 2,5 meter met een valbeveiliging. Voor licht snoeiwerk (snoeischaar) is valbeveiliging niet nodig. Afgezaagde takken eerst omlaag laten voordat een nieuwe tak afgezaagd wordt.
pagina 27 van 41
Bijlage 3 Handgereedschap De volgende handgereedschap worden gebruikt door de landschapsbeheerploegen - Driehoekzaag - Beugelzaag - Puntzaag - Jirizaag - Stokzaag - Snoeischaar groot en klein - Sloothaak - Harken - Rieken - Kruiwagens - Zeis - Grondboor - Palentrekker - Palenmuts - Sleg - Nijptang - Hamer - Schoffel - Spade - Bats - Heggenschaar - Ladder - Touw - Opsteekhaak - Hevel - Sap - Uitsleeptang
pagina 28 van 41
Bijlage 4 Helmenbeleid
pagina 29 van 41
pagina 30 van 41
pagina 31 van 41
Bijlage 5 Veilig werken langs de weg
pagina 32 van 41
pagina 33 van 41
Bijlage 6 Protocol teken en tekenbeten De onderstaande richtlijn is door LEU opgesteld om vrijwilligers te stimuleren om tekenbeten, en besmetting in geval van een tekenbeet, zo veel mogelijk te voorkomen.
Maatregelen ter voorkoming van tekenbeten zijn alleen nodig als teken actief zijn (bij een temperatuur boven de 8 tot 10 graden Celsius) en bij werkzaamheden en terreinen met grote kans op teken.
Voorkomen van tekenbeten Draag tijdens het werk gesloten en huid bedekkende kleding en een hoofddeksel, zo mogelijk van een van een lichte kleur zodat teken op de kleding sneller opvalt. Broekspijpen bij voorkeur in de sokken stoppen.
Smeer de onbedekte huid in met anti-insectenmiddel dat minimaal 30 en maximaal 50 % DEET bevat. Dit middel wordt door LEU verstrekt. Let op: Lees vóór gebruik de bijsluiter. Vermijd contact met de ogen, neusgaten en de mond. De vloeistof tast bepaalde materialen aan. Vermijd daarom contact met kunststoffen en gelakte oppervlakken (brilmonturen, fototoestellen, tafelbladen, kleding).
Spuit eventueel sokken, schoenen en broek in met anti-insectenmiddel dat minimaal 30 en maximaal 50 % DEET bevat. Let op: Het middel kan kleding aantasten; lees vooraf de bijsluiter.
Voorkomen van besmetting In elke bus bevindt zich in de EHBO-kist een tekenverwijderaar en een alcoholhoudend product om een wondje na het verwijderen van de teek mee te behandelen. Gebruik deze materialen als tijdens het werk een tekenbeet wordt vastgesteld.
Hebt u een tekenbeet? Verwijder de teek zo spoedig mogelijk, liefst met een (teken)pincet. Ontsmet het wondje vervolgens met een (70%) alcoholhoudend product of jodiumtinctuur of jodiumzalf.
Controleer uw lichaam na elke werkdag zorgvuldig op teken. Noteer altijd de datum van de tekenbeet in uw agenda en registreer ook de plek van de beet op uw lichaam.
Medische behandeling Heeft u 2 weken tot 2 maanden na de beet klachten die met de ziekte van Lyme in verband gebracht kunnen worden ga dan direct naar de huisarts voor onderzoek en eventuele behandeling.
Tot slot De inzichten rondom teken en behandeling van tekenbeten verandert voortdurend. Kijk voor de meest actuele informatie op www.weekvandeteek.nl of www.stigas.nl.
pagina 34 van 41
Bijlage 7 Protocol veldhulpverlening Utrecht
Veldhulpverlening Wat doe je bij een ongeval
Een ongeval…. Niemand zit erop te wachten, maar een ongeluk zit in een klein hoekje. En juist wij zitten met activiteiten als wilgenknotten, heidebeheer en fruitbomen snoeien vaak op moeilijk bereikbare plaatsen, in de natuur of diep in het boerenland. Er zijn dan een aantal zaken waaraan je kunt denken om noodzakelijke hulp snel ter plekke te krijgen. In dit ambulance-protocol worden tips gegeven wat je kunt doen als een ongeval plaatsvindt.
Maar eerst De 5 hoofdpunten van eerste hulp als er een ongeval plaats vindt zijn: 1. Let op eigen veiligheid. 2. Ga na wat er gebeurd is, en wat het slachtoffer mankeert. 3. Laat het slachtoffer liggen 4. Bel 1-1-2 5. Verstrek eerste hulp ter plekke; vraag (desgewenst) telefonische assistentie via 1-1-2!
I.
Veiligheid
Zorg eerst voor je eigen veiligheid, de veiligheid van omstanders, en voor de veiligheid van het slachtoffer. Spring niet zomaar in de sloot om iemand te redden, want er kan iets onder de waterspiegel verborgen liggen. Denk eerst na. En regel assistentie. Niemand heeft er wat aan als jij naast het slachtoffer komt te liggen.
II.
Wat is er gebeurd?
Vraag het slachtoffer wat er gebeurd is, voor zover je dat niet weet of gezien hebt. Het kan je informatie verschaffen over het mogelijk (inwendig) letsel. Ga na wat het slachtoffer mankeert.
III.
Laat het slachtoffer liggen
Laat in principe het slachtoffer liggen op de plek waar het ongeval gebeurd is. Stel hem gerust en zorg voor beschutting. In veel gevallen worden de verwondingen erger als je het slachtoffer verplaatst. Alleen als er meer risico’s zijn, bijvoorbeeld door verkeer, kans op omvallende bomen, of dreigende dieren (koeien, bijen, e.d.) is het aan te bevelen het slachtoffer te verplaatsen.
IV. Bel 1-1-2 Het alarmnummer 112 is er niet voor niets. Voor noodgevallen zijn de mensen achter dit nummer er speciaal voor JOU! Nooit bescheiden zijn, en neem contact op! Als je met een mobiel nummer 1-1-2 belt, kom je bij de AVD van de politie te Driebergen binnen. Zij zullen als eerste vragen van welke plek je belt. Een woonplaats in de buurt is voldoende. Je wordt dan doorgeschakeld naar de dichtstbijzijnde meldkamer.
pagina 35 van 41
De meldkamer zal vragen of je een melding hebt voor politie, brandweer of ambulance. In het laatste geval wordt je doorgeschakeld met de meldkamer ambulancezorg. De meldkamer ambulancezorg zal en aantal vragen stellen: ‘Wat is je (mobiele) telefoonnummer, i.v.m. terugbellen als de verbinding wegvalt?’ ‘Hoeveel slachtoffers zijn er?’ ‘Welke verwondingen zijn er te benoemen / is er een EHBO’er aanwezig?’ ‘Waar zitten jullie? En wat is een mogelijke aanrijdroute?’ ‘Kan er iemand klaar staan om de ambulance ter plekke op te vangen?’ De meldkamer ambulancezorg kan indien gewenst als ‘online EHBO-helpdesk’ fungeren!
V.
Aanrijdtijd is ca. 15 minuten
Een ambulance zal zo mogelijk binnen 15 minuten aanwezig zijn. Het kan langer duren als de bereikbaarheid van de locatie slecht is. Een activiteit midden op de heide of in een afgelegen weiland kan daar een voorbeeld van zijn. De meldkamer ambulancezorg moet prioriteiten stellen als er op hetzelfde moment verschillende noodgevallen binnenkomen. Een hartaanval gaat dan bijvoorbeeld voor een beenbreuk. De correctheid van de informatie met betrekking tot de exacte locatie en aanrijdroute is zeer bepalend voor de aanrijdtijd. Een goede voorbereiding van de werkdag of werkactiviteit heeft dus invloed op de te verstrekken hulp! (zie ‘voorbereiding werkdag’). Bij twijfel over het op tijd arriveren van een ambulance is het aan te raden nog eens te bellen en te vragen of de ambulance onderweg is en hoe lang het nog zal duren voordat deze ter plaatse zal zijn.
VI.
EHBO
Geef eerste hulp aan het slachtoffer te verlenen. De meldkamer ambulancezorg kan desgewenst online EHBO-assistentie geven. Landschap Erfgoed Utrecht organiseert speciaal voor vrijwilligers uit de groepen vrijwillige landschapsbeheer regelmatig een 1-daagse cursus ‘EHBO bij landschapsbeheer’ (met certificaat).
VII. Voorbereiding werkdag Een goede voorbereiding van een werkactiviteit bestaat uit veel onderdelen. Natuurlijk bestaat die uit het regelen van werk, vrijwilligers, gereedschap, aanvullende verzekering en begeleiding/instructie. Door de mogelijke risico’s tijdens het werk in de voorbereiding mee te nemen, is het mogelijk deze risico’s beheersbaar te maken. Maar als er toch een ongeluk gebeurt kun je door een goede voorbereiding de gevolgen van het ongeval zo klein mogelijk maken. Iemand die eerste hulp kan verlenen is al een belangrijke stap. Bij een ernstig ongeval kan ambulancevervoer noodzakelijk zijn. De ambulance moet dan wel op het werkterrein, of zo dicht mogelijk daarbij, kunnen komen. Denk daarom vooraf na over de manieren waarop een ambulance het werkterrein kan bereiken en stel de aanrijdroute daar naar toe zo precies mogelijk vast. Gebruik bijvoorbeeld: een stratenatlas, de dichtstbijzijnde postcode met huisnummer, de provinciale topografische atlas, met de daarin vermelde ‘coördinaten’, de GPS-coördinaten, waarmee ambulances werken via de meldkamer.
pagina 36 van 41
Iedere verharde weg is bekend bij de ambulancechauffeur (via de meldkamer, eigen regionale kennis en het satelliet-navigatie-systeem); beschrijf dus vooral het onverharde deel van de route. Vang desnoods de ambulance bij de verharde weg op met zwaaien, spandoek, of lichtsignalen (bij schemer of duisternis) en leidt de ambulance vervolgens via de kortste en voor auto’s meest geschikte weg naar het slachtoffer. Denk hierbij ook aan (beschikbaarheid van) sleutels van eventuele slagbomen.
VIII. Welke hulp biedt ambulancepersoneel? Ga door met het verlenen van eerste hulp, totdat de medewerkers van de ambulance zegt dat je kunt stoppen. De medewerkers op de ambulance zorgen ervoor dat de conditie van het slachtoffer zoveel mogelijk wordt gestabiliseerd. De handelingen van de ambulancemedewerkers zijn gericht op het voorkomen of beperken van tijdelijke of blijvende invaliditeit. En natuurlijk op het vervoer naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, als de conditie van het slachtoffer dat mogelijk maakt.
IX.
Niet spoedeisend? Huisarts!
Als het slachtoffer iets mankeert, maar het niet direct duidelijk is wat de ernst van de zaak is, dan is het beter eerst de eigen huisarts in te schakelen. In het weekend en buiten de kantooruren kunt u hiervoor terecht bij de huisartsenpost: bv 0900-450 1450 in Utrecht (check dit nummer lokaal!). Mocht het nodig zijn een ambulance in te schakelen, dan neemt de huisarts rechtstreeks contact op met de meldkamer ambulancezorg.
pagina 37 van 41
Bijlage 8 EHBO lijst stuk driekante doek (mitella) 1 paar latex handschoenen 1 stuk verbandschaar 1 stuk desinfectant 10 ml 1 stuk safe kiss beademingsdoekje 1 stuk splinterpincet 8 cm RVS 1 rol hechtpleister 2,5 cm x 5 m 1 zak wondpleister assortiment 30 stuks 4 stuk snelverband nr 1 steriel 2 stuk snelverband nr 2 steriel 16 stuk gaasjes 1/16 steriel 10 stuk gaasjes 5 cm x 5 cm steriel 2 stuk metaline kompressen 8 cm x 10 cm 3 stuk elastisch hydrofiel 6 cm x 4 m 1 stuk veiligheidsspelden à 3 stuks 1 stuk steunwindsel 6 cm x 4 m 1 stuk steunwindsel 8 cm x 4 m 1 rol synthetische watten 2 stuk witte watten 10 gram 2 stuk wondsnelverband 6 cm x 8 cm Tekentangset Reddingsdeken goud/zilver 2.10 x 1.60 m Voor een kleine organisatie (<25 personen) is dit voldoende.
pagina 38 van 41
Bijlage 9 Verzekering Meest gestelde vragen VNG Vrijwilligerspolis Uit welke verzekeringen bestaat de VNG Vrijwilligerspolis? BasisPolis: - Ongevallen en Persoonlijke Eigendommenverzekering voor Vrijwilligers - Aansprakelijkheidsverzekering voor Vrijwilligers PlusPolis - Verkeersaansprakelijkheidsverzekering voor Rechtspersonen - Aansprakelijkheidsverzekering voor Rechtspersonen - Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor Vrijwilligers - Rechtsbijstandverzekering voor Vrijwilligers Welke vrijwilligers van de gemeente zijn verzekerd? Alle vrijwilligers die in enig organisatorisch verband onverplicht en onbetaald werkzaamheden verricht ten behoeve van anderen en/of de samenleving waarbij een maatschappelijk belang wordt gediend. Vrijwillige brandweerlieden en vrijwillige politiemedewerkers zijn uitgesloten van deze verzekeringen. Dit vloeit voort uit de speciaal voor hen getroffen rechtspositieregelingen. Mag een vrijwilliger een vergoeding krijgen voor zijn werkzaamheden? Ja, dat mag. Zolang de vergoeding binnen de grenzen blijft die de Belastingdienst hiervoor hanteert. Is er sprake van een leeftijdsgrens? Nee, er is geen leeftijdsgrens. Dient er een urenadministratie bijgehouden te worden? Nee, een urenadministratie is niet nodig. Elke vrijwilliger binnen de gemeente die onder de definitie van vrijwilliger valt, is verzekerd. Dus ook eenmalige activiteiten, zoals de vrijwilliger die helpt bij de jaarlijkse Sinterklaasintocht, zijn verzekerd. Dienen organisaties zich aan te melden voor de verzekering? Nee, dat is niet nodig. De VNG Vrijwilligerspolis kent geen registratie. Een vrijwilliger uit een “verzekerde” gemeente gaat vrijwilligerswerk doen in een “onverzekerde gemeente”. Valt dit ook onder de dekking van de VNG Vrijwilligerspolis? Een lastig vraagstuk was voorheen: “hoe is de vrijwilliger verzekerd bij gemeentegrens overschrijdende activiteiten?” Tot op heden was ons standpunt dat vrijwilligers verzekerd zijn op de polis van de gemeente ten behoeve waarvan het vrijwilligerswerk werd verricht. Een vrijwilliger was dus verzekerd als hij als vrijwilliger werkte in de verzekerde gemeente, of als hij vrijwilligersactiviteiten verrichtte voor een organisatie uit die gemeente (al dan niet over de gemeentegrens). De vrijwilliger uit de verzekerde gemeente die voor een organisatie uit een andere (niet verzekerde) gemeente ging werken, was dus niet verzekerd. Om deze consequentie weg te nemen is de dekking uitgebreid! Vrijwilligers uit een verzekerde gemeente, die vrijwilligerswerk gaan verrichten in een andere gemeente, zijn verzekerd op de polis van de woongemeente. In die gevallen waarin de andere gemeente ook de VNG Vrijwilligerspolis heeft afgesloten, of de organisatie waarvoor de activiteiten worden verricht een eigen vrijwilligersverzekering heeft, zal de vrijwilliger via de ‘werk’gemeente of de vrijwilligersorganisatie verzekerd zijn. Aldus is een vrijwilliger uit een verzekerde gemeente altijd verzekerd! Een voorbeeld ter verduidelijking. Meneer Jansen, woonachtig in de gemeente Dichtbij, verzekerd bij Centraal Beheer Achmea, gaat vrijwilligerswerk verrichten in de gemeente Verweg. Als de gemeente Verweg of de organisatie in Verweg verzekerd is voor vrijwilligers, is de heer Jansen verzekerd in Verweg of via de organisatie. Zijn Verweg en de organisatie nu niet verzekerd, dan is de heer Jansen verzekerd via de VNG Vrijwilligersverzekering van Dichtbij. In hoeverre kan een organisatie die volledig op vrijwilligers draait, de aansprakelijkheidsverzekering opzeggen? Opzeggen van de aansprakelijkheidsverzekering is niet verstandig, omdat een vereniging/stichting ook het risico loopt aangesproken te worden voor gebeurtenissen die niet direct het gevolg zijn van of verband hebben met vrijwilligerswerk. Denkt u bijvoorbeeld aan de aansprakelijkheid voor het pagina 39 van 41
gebouw/kantine (dakpan die op het hoofd van een bezoeker valt), of een bezoeker van de kantine die van de (defecte) barkruk valt. Of de werkgeversaansprakelijkheid van de organisatie voor haar vaste personeel. Verder heeft een vereniging naast vrijwilligers ook leden. Als een lid schade toebrengt aan een derde kan de vereniging ook aangesproken worden. Uitgangspunt van de VNG Vrijwilligerspolis is dat de vrijwilliger bij schade niet ‘in de kou komt te staan’. De VNG Vrijwilligerspolis heeft een secundaire dekking (behalve de Ongevallenverzekering). Hoe gaat de afdeling Schade hiermee om? Ook zijn er veel vragen gesteld over de secundaire dekking van deze verzekeringen. De afhandeling van de schade voor vrijwilliger en de organisatie is vereenvoudigd. De schadeclaim wordt naar Centraal Beheer Achmea gezonden en de betreffende schadebehandelaar zoekt uit of er eventueel op de eigen verzekering van de vrijwilliger een schadevergoeding te verkrijgen is. Als dat zo is, zendt Centraal Beheer Achmea de claim door naar de andere verzekeraar om af te handelen, terwijl de vrijwilliger/organisatie over deze doorzending wordt geïnformeerd. Mocht de claim niet te verhalen zijn bij de andere verzekeraar, dan neemt Centraal Beheer Achmea de claim ‘gewoon’ in behandeling. Wij zijn een vereniging met 100 leden. Vallen deze leden ook onder de VNG Vrijwilligerspolis? Leden zijn niet per definitie ook vrijwilligers. Een lid kan uiteraard naast het lidmaatschap ook vrijwilligerswerk verrichten. (Bijvoorbeeld scheidsrechter bij de jeugd) Waarom is het digitale schadeformulier niet uitgebreider? Het digitale schadeformulier is kort en bondig. Uitgangspunt was hierbij om een eenvoudig formulier te ontwerpen, waarbij de gemeente niet teveel met een administratieve last wordt opgezadeld. (dus in feite: “wie bent u” en “wat is er gebeurd”.) Op het moment dat de schade door de gemeente wordt ingediend, neemt de schadebehandelaar rechtstreeks contact op met de vrijwilliger/organisatie. Als er nog aanvullende/specifieke informatie nodig is, dan zal de schadebehandelaar hier de vrijwilliger naar vragen. Hier hoeft de gemeente niet tussen te zitten. Schade en dan? De schadeprocedure is als volgt: de vrijwilliger of rechtspersoon stuurt het ingevulde digitale schadeformulier naar de gemeente. Voordat de schadeclaim door de gemeente (digitaal) wordt ingediend bij de verzekeraar, zal de gemeente controleren of het gaat om een melding in de zin van de Vrijwilligerspolis. Na de melding van de gemeente neemt de schadebehandelaar rechtstreeks contact op met de vrijwilliger/mantelzorger of organisatie. De schade wordt eveneens rechtstreeks met de benadeelde afgewikkeld. Indien er sprake is van een eigen risico, zal dit met de rechtspersoon worden afgehandeld. De gemeente wordt op de hoogte gehouden over de afwikkeling van de schade. Schadevoorbeelden _ Aansprakelijkheidsverzekering voor Vrijwilligers o Vrijwilliger Annie stoot dure vaas om tijdens collecteren. _ Ongevallenverzekering voor Vrijwilligers o Vrijwilliger Jaap helpt met het schilderen van het clubhuis en valt van de trap. Door de val loopt Jaap een dwarslaesie op. _ Aansprakelijkheidsverzekering rechtspersonen o Vrijwilligersorganisatie wordt aangesproken omdat een vrijwilliger John schade heeft toegebracht aan derden. _ Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor Rechtspersonen o Vrijwilliger Wim zit als voorzitter in het bestuur van de voetbalvereniging. De penningmeester koopt voor in de bestuurskamer een dure lederen bank, terwijl de voetbalclub dat helemaal niet kan betalen. De leverancier van de bank legt een claim neer bij het bestuur. Elk bestuurslid wordt in zijn privévermogen aangesproken, doordat ze onvoldoende toezicht hebben op de ‘handel en wandel’ van de penningmeester. _ Verkeersaansprakelijkheidsverzekering voor Rechtspersonen o Vrijwilliger Ingrid bezorgt voor de lokale ouderenstichting maaltijden aan huis. Dit doet ze met haar eigen auto. Tijdens het bezorgen van een warme maaltijd bij een oudere dame botst ze met haar auto tegen een paal. Ingrid loopt hierbij letsel op en de auto is zwaar beschadigd. Ingrid stelt de lokale ouderenstichting aansprakelijk voor de geleden schade. _ Rechtsbijstandverzekering voor Vrijwilligers o Hennie is vrijwilliger in het bejaardentehuis en brengt regelmatig de koffie rond. Het blijkt dat zij per abuis de koffiepot heeft schoongemaakt met een verkeerd (giftig) schoonmaakmiddel. Enkele patiënten worden ernstig ziek en er overlijdt zelfs iemand. pagina 40 van 41
Hennie wordt strafrechtelijk vervolgd voor dood door schuld. o Bert-Jan is vrijwilliger bij het begeleiden van een carnavalsoptocht. Een dronken toeschouwer veroorzaakt overlast en wordt agressief. Wanneer de toeschouwer dreigend op de vrijwilliger afstapt, ontstaat er een worsteling. Bert-Jan gooit uit zelfverdediging de onruststoker op de grond. Deze breekt zijn heup.
pagina 41 van 41