Arbo beleidsplan 2011-2015 Beleidsplan Veilig Onderwijs 2011-2015 Anti Agressie Protocol 2011-2015
2-6-2015
Arbo beleidsplan 2011-2015
2-6-2015
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Organisatie 3. Ziekteverzuimbeleid 4. Beleid ten aanzien van agressie, geweld, seksuele intimidatie en discriminatie 5. Inventarisatie en evaluatie van risico's (RI&E) 6. Arbeidstijdenbeleid 7. Voorlichting en onderricht 8. Bedrijfshulpverlening 9. Ongevallenregistratie en –melding 10. Bronbestrijding 11. Uitvoering veiligheid in theorie en praktijk 12. Procesbeschrijving Verantwoordelijkheden 13. Verdeling taken en verantwoordelijkheden. 14. Financiering (BHV, aanpassingen, hulpmiddelen, etc) 15. Veiligheidsmanagement
2-6-2015
3
1. Inleiding Het openbaar onderwijs in de gemeente Opsterland kent een leerlingenaantal per 01-10-2010 van 1661 leerlingen die 18 scholen bezoeken, verspreid over 15 dorpen. Het bestand van onderwijzend personeel en onderwijs ondersteunend personeel omvat ca. 180 personen. Deze scholen vallen allemaal onder de Stichting PRIMO-Opsterland die per 1 augustus 2008 verantwoordelijk is voor het openbaar onderwijs. Conform de verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd in de wetten zoals de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Arbowet dient het bevoegd gezag er voor te zorgen dat leerlingen en personeelsleden in een veilige omgeving onderwijs verkrijgen en werken. Het huidige arbobeleidsplan dateert van november 2003. Sinds de aanpassing van de Arbowet in 2007 bestaat de wettelijke verplichting om een preventiemedewerker aan te stellen. In geval van de Stichting PRIMO-Opsterland is er gekozen voor de uitvoering van de taken door de personeelsfunctionaris. De preventiemedewerker geeft ondersteuning bij de zorg voor de dagelijkse veiligheid en gezondheid van de medewerkers evenals het voorkomen en beheersen van psychosociale arbeidsbelasting. Daarvoor heeft zij kennis nodig van de psychische en lichamelijke arbeidsrisico’s binnen de organisatie en de te nemen preventieve maatregelen zodat goede arbeidsomstandigheden gewaarborgd zijn. Hoewel cijfers over veiligheid niet eenduidig zijn, worden ook onze scholen in toenemende mate geconfronteerd met veiligheidsvraagstukken. Daarbij gaat het niet alleen om vraagstukken over de arbeidsomstandigheden maar ook om allerlei vormen van overlast en onveiligheid. Zoals vandalisme, pesten, het gebruik van verbaal en fysiek geweld en discriminatie. Deze ontwikkelingen bederven de sfeer in de klas en in de school en tasten de effectiviteit en de kwaliteit van het onderwijs aan. Bovendien heeft geweld de neiging te escaleren; wie zich bedreigd voelt, slaat al gauw terug. Het verbeteren van de veiligheid op school en het verminderen van de overlast is daarom noodzakelijk. Een veilig schoolklimaat is een basisvoorwaarde voor prettig en effectief leren en werken. Parallel aan het arbobeleidsplan is het Sociaal veiligheidsplan opgesteld.
2. Organisatie In dit arbobeleidsplan zijn de beleidselementen ter realisatie van de hoofddoelstelling beschreven. In hoofdlijnen worden de arbo-activiteiten voor een periode van 4 jaar beschreven. Van elk element wordt voor zover als van toepassing aangegeven: wie verantwoordelijk is; welke procedures worden gevolgd; welke instrumenten worden gebruikt; welke ondersteuning aan interne of externe deskundigen wordt gevraagd; hoe de kwaliteitsborging is geregeld. De stichting PRIMO-Opsterland is eindverantwoordelijk voor het arbobeleidsplan. Het plan wordt telkens voor de periode van 4 jaar vastgesteld. Op bestuurlijk niveau is een preventiemedewerker benoemd en op schoolniveau een arbo-coördinator die zich bezighoudt met de daadwerkelijke uitvoering van een aantal arbotaken. Voor de uitvoering en evaluatie is een arbocommissie samengesteld. Deze arbocommissie bestaat uit een bestuurslid van de stichting PRIMO-Opsterland, de preventiemedewerker, een vertegenwoordiger van het directieteam en een lid van personeelsgeleding van de (G)MR. Het arbobeleidsplan wordt voor instemming voorgelegd aan de (G)MR. Na instemming wordt het arbobeleidsplan door het bestuur van de stichting PRIMO-Opsterland definitief vastgesteld en ingevoerd. Voor het eind van ieder schooljaar zal de arbocommissie het gevoerde arbobeleid aan de hand van dit arbobeleidsplan evalueren en zo nodig bijstellen. Op schoolniveau is de directeur verantwoordelijk voor het arbobeleid. Hij /zij zorgt voor een verdeling van arbotaken en is de overlegpartner van de stichting PRIMO-Opsterland. Via het mr-overleg heeft het personeel instemmingsrecht en inspraakmogelijkheid bij de totstandkoming van het arbobeleid. Op iedere school wordt voor de coördinatie van het arbobeleid een arbo-coördinator aangesteld. De werkzaamheden van de arbo-coördinator zijn vastgelegd in het taakbeleid en hij/zij is belast met de uitvoering van de arbotaken op schoolniveau. 2-6-2015
4
3. Ziekteverzuimbeleid In het IPB-Plan (zie www.primo-opsterland.nl) staat het ziekteverzuimbeleid uitgebreid beschreven. PRIMOOpsterland heeft al jaren een hoger verzuim dan het landelijk gemiddelde binnen het primair onderwijs. De personeelsfunctionaris hanteert een actief verzuimbeleid, waarin veelvuldig overleg is met de directeuren en de bedrijfsarts. Daarnaast is er vier keer per jaar een SMT. Ook heeft de personeelsfunctionaris verzuimgesprekken met langdurig zieke medewerkers om te inventariseren of de werkgever aan een oplossing kan bijdragen. Psychische klachten Het grootste deel van ons verzuim wordt al jaren bepaald door langdurig zieke leerkrachten die te kampen hebben met psychische klachten. Deze klachten kennen zelden een werkgerelateerde oorzaak, veelal is de oorzaak terug te vinden in de privé sfeer. Oplossingen die worden geboden zijn gesprekken met de bedrijfsmaatschappelijk werkster, ademhalingscursussen, mediation, assessment om te bepalen of iemand wel geschikt is voor zijn functie, etc. Indien de problematiek te groot is, zal ook de personeelsfunctionaris aansturen op een bezoek aan de huisarts met vraag om verwijzing naar een psycholoog. Voor oudere werknemers met psychische klachten, zoals werkdruk en verminderd werkplezier, heeft PRIMO een seniorenintervisie. Tijdens 5 middagen wordt onder begeleiding van twee bedrijfsmaatschappelijk werksters onderzocht waar de werkdruk door bepaald wordt en hoe deze anders ervaren kan worden. De intervisie is gestart in 2010 en is door de deelnemers bijzonder positief ervaren. Indien de bedrijfsarts ander werk adviseert, zal de personeelsfunctionaris met inachtneming van de rechtspositie proberen de medewerker daarvan te overtuigen. Lichamelijke klachten Bij lichamelijk klachten wordt advies gevraagd van de bedrijfsarts. Indien de bedrijfsarts een speciale stoel of verrijdbaar krukje adviseert, wordt die door PRIMO aangeschaft voor de betreffende medewerker. Voorrang bij plaatsing van een digitaal schoolbord is ook een optie. Het advies van de bedrijfsarts is leidend. Arbo dienstverlener PRIMO-Opsterland heeft gekozen voor een verrichtingencontract met ArboUnie. Dat betekent dat wij per verrichting, zoals bezoek aan de bedrijfsarts betalen. Alle extra diensten nemen we separaat af. Dat kan bij ArboUnie, maar ook bij andere aanbieders. PRIMO biedt haar medewerkers geen PAGO (Periodiek Arbeids Geneeskundig Onderzoek) aan, omdat ze van mening is dat de kosten daarvan niet opwegen tegen de opbrengsten. Een PAGO kost ongeveer € 30.000,- en dient om de drie jaar herhaald te worden. Met een PAGO wordt de belangrijkste veroorzaker van ons verzuim, de psychische problemen door privé-oorzaken, niet gesignaleerd. Deze worden dus ook niet aangepakt. Bij langdurig verzuim en een bezoek aan de bedrijfsarts, komt dit wel ter sprake. Een PAGO is meer gericht op leefstijl van medewerkers en lichamelijke klachten.
4. Beleid ten aanzien van agressie, geweld, seksuele intimidatie en discriminatie In het Arbobesluit staat in artikel 2.15: “Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan psychosociale arbeidsbelasting worden in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de risico's ten aanzien van psychosociale arbeidsbelasting beoordeeld en worden in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van de stand van de wetenschap maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen of indien dat niet mogelijk is te beperken.” De begrippen ‘seksuele intimidatie’, ‘werkdruk’ en ‘agressie en geweld’ worden vanaf 2007 samengetrokken onder de noemer ‘psychosociale arbeidsbelasting’. PRIMO-Opsterland probeert de sociale veiligheid van haar medewerkers te waarborgen door de volgende instrumenten: Middels de periodieke RI&E wordt het personeel gevraagd naar de mate waarin zij zich veilig voelt. Op elke school is een vertrouwenspersoon benoemd De personeelsfunctionaris is vertrouwenspersoon voor al het personeel Er is een externe vertrouwenspersoon werkzaam bij de GGD Er is een klachtenregeling, welke terug te vinden is op de website van PRIMO Er is een anti-agressieprotocol, welke terug te vinden is op de website van PRIMO Er is een beleidsplan Veilig Onderwijs, welke terug te vinden is op de website van PRIMO 2-6-2015
5
Formele Meldingen Bij de vertrouwenspersoon van zowel PRIMO als de GGD komen geen meldingen binnen en de uitslag van RI&E’s geeft ook geen onveiligheid aan. Naast de officiële meldingen van incidenten zijn er ook andere manieren waarop een organisatie de sociale veiligheid en de waardering van het beleid in kaart kan brengen. Onderzoeken onder medewerkers en trainingen op het gebied van sociale veiligheid blijken inzicht te bieden in ervaringen met agressie en onveiligheid, die op basis van het meldingssysteem niet boven water komen. Dergelijke methoden kunnen daarmee bijdragen aan het inzicht in het belang van maatregelen rond sociale veiligheid en daarmee aan het draagvlak binnen de organisatie voor het uitvoeren van de maatregelen. Met het instellen van de algemene klachtenregeling waarborgt PRIMO-Opsterland een goede afhandeling van klachten over ongewenst gedrag binnen de organisatie. De meeste medewerkers lijken in grote lijnen tevreden te zijn over het sociale veiligheidsbeleid en de instrumenten die daarvoor worden ingezet. Aangezien een groot deel weinig ervaring heeft met incidenten, is het echter moeilijk te beoordelen of deze tevredenheid terecht is. Voor medewerkers lijkt het het belangrijkst te zijn dat ze weten dat de leidinggevende signalen van agressie serieus neemt en indien nodig actie onderneemt richting de leerling of ouders. Echter, preventief is er nog niets structureel geregeld. Voor leerlingen organiseren we sociale weerbaarheidstrainingen, maar deze bieden we nog niet aan voor het personeel. Op schoolniveau worden wel afspraken gemaakt over hoe om te gaan met (verbaal) agressieve ouders, zoals nooit een gesprek alleen voeren. Door toenemende mondigheid van ouders en leerlingen, is PRIMO van mening dat er preventief meer geregeld moet worden. Uiterlijk 1 januari 2012 gaat PRIMO de behoefte voor een weerbaarheidstraining voor het voltallige personeel inventariseren en desgewenst aanbieden. Daardoor wordt tevens de kennis over sociale veiligheid bij de directie verhoogt en kan zij er in teambesprekingen aandacht aan schenken en indien nodig meldingen goed opvangen en afhandelen. Bij de bekendheid en het gebruik van de instrumenten spelen de leidinggevenden namelijk een cruciale rol. Zij kunnen als eerste de signalen oppikken van incidenten of onveilige werksituaties. Bovendien vertrouwen medewerkers vooral op hun leidinggevende bij het aanpakken van onveilige situaties en het inzetten van ondersteuning. Als leidinggevenden het belang niet uitdragen van instrumenten als het melden van incidenten, het bespreken van ervaringen en het tijdig inschakelen van hulp, zullen medewerkers hier dus weinig gebruik van maken.
5. Inventarisatie en evaluatie van de risico’s (RI&E) Sinds 1 januari 1994 is de RI&E verplicht voor alle werkgevers (behalve voor wie Zelfstandige zonder personeel is). Een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) is een inventarisatie van de gevaren binnen een bedrijf met betrekking tot de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemers. In de evaluatie wordt van deze gevaren een risico-inschatting gemaakt, waarbij gekeken wordt naar de kans dat een gevaar zich voordoet, het effect dat het teweegbrengt en de frequentie waarmee werknemers aan het gevaar worden blootgesteld. In de RI&E moet een Plan van Aanpak (PVA) worden opgenomen waarin is aangegeven welke maatregelen de werkgever gaat nemen in verband met de geconstateerde risico’s, en binnen welke termijn deze worden genomen, dit is wettelijk verplicht. Verder moeten in een RI&E de arbeidsongevallen uit het verleden worden opgenomen RI&E is de opvolger van de Algemene School Verkenning en is in 2004 voor het eerst uitgevoerd door de ArboUnie. Daaropvolgend zijn voor alle scholen plannen van aanpak opgesteld. In deze plannen van aanpak zijn alle genoemde onderdelen van een prioriteitencode voorzien. Opzet van de code: W = wettelijk verplicht 1 = urgent 2 = hoge prioriteit / belangrijk risico 3 = matige prioriteit / mogelijk risico 4 = lage prioriteit / gering risico Gedurende de periode 2004-2007 zijn de prioriteiten W, 1 en 2 uitgevoerd door het Gemeentebedrijf. Daar waar het mogelijk was, zijn prioriteit 3 en 4 uitgevoerd. De inventarisatie en evaluatie (RI&E) vindt plaats op bestuurlijk niveau. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor de RI&E. De preventiemedewerker is verantwoordelijk voor de uitvoering van de risico-inventarisatie. Één keer in de 3 jaar wordt de RI&E uitgevoerd door de preventiemedewerker in samenwerking met de arbo-coördinator. 2-6-2015 6
Voor de periode 2008-2011 wordt voor de RI&E gebruik gemaakt van de Arbomeester (primair onderwijs). De resultaten van de RI&E worden ter advies voorgelegd aan de MR. Jaarlijks dient de preventiemedewerker te bepalen of gewijzigde omstandigheden een gehele of gedeeltelijke herhaling van de RI&E noodzakelijk maken. In ieder geval wordt jaarlijks een veiligheidscontrole uitgevoerd met de daarvoor beschikbare controlelijsten uit de Arbomeester. Conform de nieuwe Arbo-wet van 2007 is iedere school verplicht na een RI&E een plan van aanpak te maken. Dit plan van aanpak naar aanleiding van de RI&E moet een overzicht bevatten van de knelpunten op arbogebied die het komende jaar worden aangepakt. In het plan van aanpak staat ook vermeld op welke termijn de activiteiten worden uitgevoerd, hoe hoog de kosten zijn en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. Tevens is zichtbaar welke activiteiten reeds zijn uitgevoerd. Ieder jaar wordt het plan van aanpak geëvalueerd, voorgelegd aan de medezeggenschapsraad en waar nodig bijgesteld. De Arbomeester van het Vf/Pf is een erkend branche-instrument voor de Risico-Inventarisatie en - Evaluatie (RI&E) in het primair onderwijs. Met behulp van de site van Vf/Pf wordt de RI&E uitgevoerd en invulling gegeven aan het arbobeleid op de scholen.
6. Arbeidstijdenbeleid Elke leerkracht heeft te maken met een normjaartaak (zie IPB-plan). Onderwijzend personeel werkt per week structureel meer uren, waardoor het 10 weken vakantie per jaar kan opnemen. Ter vergelijk; de gemiddelde Nederlandse werknemer werkt 36 uur per week en heeft 5 weken vakantie. Een fulltime leerkracht met een middag adv dient nog steeds 40 uur per week te werken, dus 9 uur per dag. Van die 40 uur is 23½ uur voor het lesgeven en 16½ uur voor voorbereiding en overige taken. Deze taken zijn onderverdeeld in niet lesgevende taken en deskundigheidsbevordering. Elk jaar wordt er bekeken of de taken voor het beheer van de school, werkgroepen, sportactiviteiten, cultuur en feestelijkhedengoed eerlijk zijn verdeeld over de verschillende leerkrachten. Daarbij wordt uitgegaan van de grootte van de aanstelling, de wensen en sterke kanten van de personeelsleden. De verdeling van de taken wordt aan het begin van het schooljaar bepaald en vastgelegd. De planning van het schooljaar is dan bekend en dus ook de (inhoudelijk) teamvergaderingen, teamscholing, ouderavonden, feestelijke activiteiten, etc. De directeuren sturen er op aan dat hun leerkrachten zoveel mogelijk werk op school doen, om werk en privé zoveel mogelijk gescheiden te houden. Hierdoor is meer collegiaal overleg mogelijk en heeft de directeur beter zicht op urenbesteding en het bewaken van grenzen. Wanneer een leerkracht klaagt over een te hoge werkdruk, zal door de directeur eerst naar het totaal van de gewerkte uren worden gekeken en vervolgens naar de besteding van die uren. Daar komt bij dat het teamgevoel meestal na schooltijd ontstaat; een goede sfeer zorgt voor meer energie en samenwerking. Beide hebben een positieve uitwerking op de werkdrukbeleving.
7. Voorlichting en onderricht Voorlichting en onderricht vormen een wezenlijk onderdeel van het arbobeleid. De arbo-coördinator is verantwoordelijk voor deze taak die zowel tijdens teamvergaderingen als in afzonderlijke sessies of individuele gesprekken aan de orde kunnen komen. Onderwerpen die bijvoorbeeld aan de orde kunnen komen zijn: de introductie arbozaken aan nieuwe medewerkers, stagiaires en leerlingen; de veiligheids- en werkinstructies voor leerkrachten en leerlingen. Cursus verzuimgesprekken voeren voor leidinggevenden Indien uit de RI&E of het directieoverleg naar voren komt, dat bepaalde voorlichting nodig is, dan zal de preventiemedewerker dit organiseren. Te denken valt hierbij ook aan een training ergonomie.
2-6-2015
7
8. Bedrijfshulpverlening De directeur is verantwoordelijk voor de bedrijfshulpverlening (BHV). De preventiemedewerker coördineert de bedrijfshulpverlening. Voor de inrichting van de BHV op schoolniveau kan gebruik gemaakt worden van de controlelijst “Bedrijfshulpverlening voor het Onderwijs” van het Vervangingsfonds. De Arbo-Unie verzorgt de noodzakelijke opleiding voor de BHV-ers. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de scholingsgelden. Minstens 1 keer per jaar wordt met medewerking van de brandweer het ontruimingsplan geoefend.
9. Ongevalregistratie en -melding Er dient een ongevalregistratie te worden bijgehouden. In een ongevallenregister moet de werkgever in ieder geval ongevallen bijhouden die enig lichamelijk letsel en/of (ziekte)verzuim tot gevolg hebben. Daarnaast worden ook de ongevallen geregistreerd die weliswaar niet tot verzuim leiden, maar wel lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Hierdoor kunnen gevaarlijke situaties sneller worden opgespoord. De registratie wordt bijgehouden door de arbo-coördinator of door een ander daartoe aangewezen persoon. Hiertoe maakt men gebruik van een ongevalformulier. De ongevalformulieren zijn verkrijgbaar bij de arbocoördinator. Invulling van het formulier geschiedt binnen 24 uur na het ongeval door het meest of eerst betrokken personeelslid bij het ongeval. De arbo-coördinator houdt het ongevallenregister bij en overlegt ieder kwartaal met de directeur. De melding van ongevallen aan de arbeidsinspectie is verplicht bij die ongevallen die leiden tot ernstig lichamelijk of geestelijk letsel dan wel tot de dood. Onder ernstige schade aan de gezondheid wordt verstaan, schade die binnen 24 uur leidt tot een opname voor behandeling of observatie in een ziekenhuis. Ook poliklinische behandeling van ernstig letsel behoort hiertoe. In de arboregeling is een model opgenomen voor een schriftelijke melding.
10. Bronbestrijding De arbo-coördinator is verantwoordelijk voor een verantwoord toxische stoffen beleid (o.a. adequate registratie en opslag) en een adequate arbeidsomstandigheden- en milieuafweging bij inkoop van hulpmiddelen, machines, apparatuur, meubilair etc. Het toezien op de naleving van de onderhoudscontracten ten aanzien van (preventief) onderhoud van hulpmiddelen, machines en apparatuur is tevens de verantwoordelijkheid van de arbo-coördinator. Bij de opdrachtverlening en investering door de stichting PRIMO-Opsterland bij bouwactiviteiten en inrichting van gebouw, lokalen en werkruimtes wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de arboregelgeving en milieuaspecten
11. Uitvoering veiligheid in theorie en praktijk In het kader van het arbobeleid heeft veiligheidsmanagement als doel het voorwaarden scheppen voor een zo veilig mogelijk schoolgebouw en omgeving en het stimuleren dat leerkrachten en leerlingen zich daarbinnen veilig gedragen. We bereiken dit door: jaarlijks het gebouw te beoordelen op veiligheid en een actieplan op te stellen voor het oplossen van de knelpunten; jaarlijks te bekijken of de huisregels met betrekking tot veiligheid voldoen en ervoor te zorgen dat leerkrachten en leerlingen daarover expliciet geïnformeerd worden; een ontruimingsplan op te stellen en dit jaarlijks te oefenen met personeel en leerlingen; bij te houden welke risico’s en ongelukken zich op of om de school voordoen; elk jaar af te sluiten met een beknopt verslag van wat het afgelopen jaar gebeurd is op veiligheidsgebied en van wat komend jaar op de agenda staat.
2-6-2015
8
12. Procesbeschrijving Verantwoordelijkheden
13. Verdeling taken en verantwoordelijkheden. In het kader van de uitvoering van het arbobeleid dient uiteraard een aantal taken en verantwoordelijkheden te worden verdeeld. Hiervoor is geen blauwdruk te geven. De verdeling van taken en bevoegdheden is van meerdere factoren afhankelijk. Te denken valt aan: de organisatie en omvang van de stichting PRIMOOpsterland, de onderwijssector, de grootte van de scholen, het aantal scholen, het directiestatuut etc. Hieronder is een voorbeeld van een mogelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden weergegeven. Preventiemedewerker opstellen arbobeleidsplan delegeren van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, en eventueel aanstellen van arbocoördinator coördineren en stimuleren van de uitvoering van de werkzaamheden overleg met en informatievoorziening naar: bestuur en GMR signaleren van risico's bewaken voortgang plan van aanpak begeleiding risico-inventarisatie/evaluatie coördinatie bedrijfshulpverlening Directie verdeling en van taken delegeren taken overleg met personeel Personeelsgeleding MR/GMR Overleg / advies / instemming t.a.v.: contract Arbo-dienst risico-inventarisatie en -evaluatie plan van aanpak. Arbo-coördinator uitvoering risico-inventarisatie samen met de preventiemedewerker invulling bedrijfshulpverlening informatievoorziening collega’s signaleren van risico’s te bespreken met de collega’s 2-6-2015
9
14. Financiering De uitgaven die gemoeid zijn met arbobeleid dienen betaald te worden uit het budget Personeel & Arbeid. Hiervoor zijn geen richtlijnen, we hebben te maken met 1 lumpsum. Het is daarmee mogelijk om zoveel mogelijk formatie in te zetten op scholen, maar dat heeft dan weer consequenties op andere gebieden. PRIMO-Opsterland bestudeert dus kritisch alle uitgaven, ook die voor arbobeleid. De huidige werkwijze kenmerkt zich door: Wettelijke verplichtingen worden altijd zorgvuldig uitgevoerd; Indien nodig en door de bedrijfsarts geadviseerd, dan worden bepaalde hulpmiddelen of diensten zeker en onmiddellijk (in)gekocht; Elk PRIMO-schoolgebouw is voorzien van ergonomisch verantwoorde meubelen en inrichting. Jaarlijks besteedt PRIMO-Opsterland de volgende bedragen aan arbozorg: Contract Arbounie Uitvoeren RI&E BHV-opleidingen Psycho-sociale coaching
€ 35.000,€ 7.000,€ 8.000,€ 25.000,-
Totaal:
€ 75.000,-
2-6-2015
10
15. Veiligheidsmanagement Veiligheidsmanagement heeft als doel: Voorwaarden scheppen voor een zo veilig mogelijk schoolgebouw en omgeving. Stimuleren dat leerkrachten en leerlingen zich daarbinnen veilig gedragen. Dit bereiken we door: 1. jaarlijks het gebouw te beoordelen op veiligheid en een actieplan op te stellen voor het oplossen van de knelpunten; 2. jaarlijks te bekijken of de huisregels met betrekking tot veiligheid voldoen en ervoor te zorgen dat leerkrachten en leerlingen daarover expliciet geïnformeerd worden; 3. een ontruimingsplan op te stellen en dit jaarlijks te oefenen met personeel en leerlingen; 4. bij te houden welke risico’s en ongelukken zich op of om de school voordoen; 5. elk jaar af te sluiten met een beknopt verslag van wat het afgelopen jaar gebeurd is op veiligheidsgebied en van wat komend jaar op de agenda staat. 15.1. Inspectie van de accommodatie Veiligheid begint bij het schoolgebouw. Sommige scholen moeten het doen met een sterk verouderd gebouw, andere hebben het geluk dat hun accommodatie goed onderhouden en ingericht is volgens de laatste normen. In beide gevallen is echter jaarlijkse inspectie nodig, want veiligheid is geen statische kwestie. Elk gebouw, nieuw of oud, verandert voortdurend. Weliswaar vooral in de details, maar juist die kunnen onverwachte ongelukken veroorzaken. Bovendien zijn de leerlingen elk jaar weer anders en is veiligheid een wisselwerking tussen omgeving en het gedrag van de kinderen. Daarom wijkt onze aanpak af van de bestaande methodes. Die richten zich meestal op de vaste materiële eigenschappen van het interieur (een tafel moet zo hoog zijn, een gang zo breed). Deze methode gaat uit van het gedrag van leerlingen. Normen zijn immers niet zaligmakend en kinderen onvoorspelbaar. Deze methode vraagt daarom niet zozeer om technisch inzicht, maar vooral om ervaring met leerlingen. De beoordeling geschiedt aan de hand van inspectielijsten. Deze geven voorbeelden van regelmatig voorkomende ongelukken. Gevraagd wordt om per voorbeeld te beoordelen of er een kans bestaat dat dit ongeluk hier zal gebeuren en zo ja, hoe groot dan de kans is op een ernstige afloop. Dat hangt sterk af van de situatie. De combinatie van Kans en Ernst bepaalt de maat voor de urgentie: Urgent: Alle ongelukken die ernstig kúnnen aflopen, zelfs al is de kans relatief klein dat ze zullen gebeuren. Noodzakelijk: Ongelukken die meestal beperkte gevolgen zullen hebben, maar die wel gemakkelijk kunnen gebeuren. Wenselijk: Ongelukken die een vrij onschuldige afloop zullen hebben en die bovendien zeer incidenteel zullen gebeuren. De mate van urgentie helpt u bij het stellen van prioriteiten in te nemen maatregelen. De inspectie kent vier stappen: o Inspecteren Het doorlopen van het gebouw aan de hand van de bijgevoegde lijsten. Dit kost weinig tijd als de leerkrachten elk een deel van het gebouw voor hun rekening nemen. o Rubriceren naar urgentie De aangekruiste risico’s invoeren in het computerprogramma. Het programma rangschikt vervolgens de ingevoerde gegevens naar urgentie. o Maatregelen bepalen In het computerprogramma staan achter elk scenario suggesties om de risico’s te verkleinen. Deze maatregelen kunt u opnemen in het actieplan. o Actieplan opstellen Vastleggen wanneer deze maatregelen doorgevoerd zullen worden en wie daarin een rol spelen.
2-6-2015
11
15.2. De huisregels De veiligheid van de accommodatie is de eerste factor in het ontstaan van ongelukken. Het gedrag van de gebruikers is de tweede factor. Daarom zijn goede afspraken met het team en de leerlingen onmisbaar. Iedere school maakt die natuurlijk, maar te vaak wordt gewerkt met stilzwijgende afspraken of een half woord. Of met regels die in de praktijk moeilijk na te leven zijn. Afspraken binnen het team We gaan elk jaar na of de huisregels voldoen. We zetten de bestaande regels op een rij en bespreekt deze kritisch tijdens een teamvergadering. Vindt iedereen ze volledig, duidelijk en werkbaar? Verwacht men nog problemen met de naleving ervan? Deze discussie leidt er niet alleen toe dat iedereen nog eens aan de afspraken herinnerd wordt, tevens blijven de huisregels op deze manier actueel. De MR moet wel instemmen met eventuele wijzigingen. Afspraken met de leerlingen De huisregels kunnen het beste met de leerlingen besproken worden op het moment dat ze relevant zijn. Bijvoorbeeld aan het begin van een handvaardigheidsles (Hoe hanteer je het gereedschap?), of als de klas voor de eerste keer naar de buiten het terrein gelegen gymzaal gaat (Hoe fiets je de weg op?). Om er zeker van te zijn dat iedere leerkracht de regels eenduidig uitlegt en de leerlingen ook het waarom van die regels begrijpen, is een serie leskaarten toegevoegd voor de introductie van een aantal belangrijke basisregels.
15.3. Het ontruimingsplan Ook al hebben we er alles aan gedaan om het gebouw zo veilig mogelijk te maken en de leerlingen zich verantwoord te laten gedragen, dan nog kan er iets mis gaan. Brand bijvoorbeeld. Dan is een goed ontruimingsplan en een geoliede organisatie een must. Zo'n ontruimingsplan moet informatie bevatten over het aantal leerlingen, het alarmnummer van de brandweer, het type gebouw, aantal verdiepingen, de gebruikte alarmsignalen, de plattegrond van elke verdieping met daarop de vluchtwegen, nooduitgangen en de plaats van blusmiddelen, de taakverdeling binnen het team, enzovoort. De brandweer is graag bereid te adviseren. Elke medewerker moet dit plan kennen en in bezit hebben. Dit geldt ook voor ouders en vrijwilligers die regelmatig meehelpen op school. Het ontruimingsplan mag geen dode letter zijn, het moet bij personeel en leerlingen in het hoofd gegrift zijn. Bovendien moet de procedure in de praktijk ook uitvoerbaar zijn. Daarom is een jaarlijkse oefening onmisbaar. Zo’n oefening houdt meer in dan alleen onverwachts het alarmsignaal aanzetten. De ontruimingsoefening verloopt in vier stappen: o Bespreking met het team Via een oefening op papier gaan we na of iedereen snapt wat hij moet doen en of de taakverdeling helder is. o Aangekondigde oefening Dag en tijdstip zijn ruim van tevoren aangekondigd zodat de leerkrachten de procedure met de klas kunnen doorspreken. Uit de nabespreking van de oefening blijkt welke zaken aangepast moeten worden. o Deels aangekondigde oefening Wel de dag maar niet het tijdstip is bekend gemaakt. Ook nu is er tijd om de(eventueel aangepaste) procedures van tevoren door te spreken. De oefening wijst uit of de procedure inmiddels geheel sluitend is. o Niet aangekondigde oefening Pas nu zal blijken of men het hoofd echt koel weet te houden. Brandveiligheid Een goed ontruimingsplan en een goede organisatie kunnen in geval van brand veel ellende voorkomen. Maar naast organisatorische eisen moeten ook het gebouw en de inventaris aan een aantal brandveiligheidseisen voldoen. Zijn er bijvoorbeeld voldoende vluchtroutes in het gebouw aanwezig? Ga regelmatig na of het gebouw en inventaris nog aan de brandveiligheidseisen voldoen. Daarbij laten we ons adviseren door de brandweer.
2-6-2015
12
15.4. Het bijhouden van risico’s en ongelukken Veiligheidsmanagement betekent anticiperen op risico's. Elke dag kunnen zich risico's voordoen waar we nog niet eerder bij hebben stilgestaan. Voorvallen die vandaag met een sisser aflopen, kunnen morgen net zo goed een heel andere wending nemen. Als die ervaringen alleen in het hoofd van de betrokken leerkrachten blijven zitten, is de kans groot dat hun collega's opnieuw zelf door schade en schande wijs moeten worden. Daarom is het belangrijk om elkaar te informeren over gesignaleerde risico's en ongelukken. Bovendien geeft een dergelijke registratie een goed beeld van de werkelijke veiligheid op de school. Het is nuttig om ook risico's en ongelukken bij te houden die buiten schooltijd gebeuren. Bijvoorbeeld op weg naar huis of op een favoriete speelplek. Formeel zijn deze weliswaar niet onze problemen, maar ze kunnen een aanleiding vormen om extra aandacht in de klas te besteden aan een bepaald onderwerp. Of om derden in te seinen, zoals ouders of de gemeente. Het bijhouden van risico's en ongelukken kent drie aspecten: Melden Het stimuleren van de teamleden om risico’s en ongelukken die ze zelf waargenomen of gehoord hebben, te melden. Daarnaast kan ook een oproep aan leerlingen en ouders om dergelijke situaties te melden waardevolle informatie opleveren. Beschrijven Gesignaleerde risico's of ongelukken beknopt samenvatten. Door dit op een standaardformulier te doen, voorkomen we dat er relevante informatie verloren gaat. Terugkoppelen Registreren heeft alleen zin als er lering uit getrokken wordt. Daarom verspreiden u op gezette tijden een memo onder de teamleden, waarin kort aangestipt wordt wat er zich de afgelopen tijd heeft voorgedaan en welke maatregelen zijn of worden getroffen.
15.5. Het veiligheidsverslag Ouders verwachten dat hun kind heelhuids thuiskomt uit school. Ook wettelijk wordt een en ander van de school geëist. Bijvoorbeeld de risico-inventarisatie en -evaluatie, de regelgeving ten aanzien van aansprakelijkheid voor de veiligheid van speeltoestellen, enzovoort. Daarom is het zinvol om elk jaar een veiligheidsverslag op te stellen. Geen lijvig en formeel stuk dat snel in een bureaula verdwijnt, maar een beknopte en overzichtelijke samenvatting van alles wat er op uw school op het gebied van veiligheid is gebeurd. Bovendien garandeert deze verslaglegging dat goede ideeën en voornemens niet ten onder gaan in de drukte van alledag. Opstellen van het verslag Het verslag is een bundeling van hetgeen al eerder verzameld is: de resultaten van de veiligheidsinspectie, de aanscherping van de huisregels, het verloop van de ontruimingsoefening en de maatregelen naar aanleiding van het ongevaldossier. Eventueel aangevuld met extra activiteiten zoals ouderavonden, speciale lesprojecten, enzovoort. We hoeven deze bestaande informatie slechts te voorzien van kop (inleiding) en staart (conclusie). Presentatie van het verslag Het veiligheidsverslag is belangrijk genoeg om te presenteren aan het personeel, zodat iedereen exact weet wat de stand van zaken is. Ook het bestuur, de MR, de oudercommissie en ouders zullen interesse hebben in de bevindingen en plannen. Zo zien zij dat de school de veiligheid van hun kinderen serieus neemt en dat er iets gedaan wordt met hun eventuele klachten en wensen. Het veiligheidsverslag kan bovendien een rol spelen in uw overleg met externe partijen, zoals GGD of gemeente. Ons verzoek om ondersteuning wint aan kracht als we een heldere analyse op tafel kunnen leggen en aan kunnen tonen dat we zelf ook de handen uit de mouwen hebt gestoken.
2-6-2015
13
15.6. De arbocoördinator als veiligheidscoördinator Veiligheidsmanagement bestrijkt uiteenlopende activiteiten. Daardoor lijkt het een flinke extra werkbelasting. Dat valt echter mee. Niet alleen omdat we een aantal zaken waarschijnlijk reeds doen, maar ook omdat de werkmaterialen in deze map zo opgezet zijn dat we met minimale tijdsinvestering het maximale kunnen bereiken. Het hele proces zal nog efficiënter verlopen als we iemand benoemen tot veiligheidscoördinator. Dat is organisatorisch makkelijk en schept duidelijkheid voor iedereen. Wie de rol vervult, kan per school verschillen. Het maakt onderdeel uit van het taakbeleid. De arbocoördinator hoeft niet zelf al het werk uit te voeren. Hij of zij zorgt ervoor dat het proces in gang blijft en treedt op als aanspreekpunt voor collega's, leerlingen en ouders. Samengevat zijn de taken van de coördinator: Inspectie schoolgebouw De inspectie organiseren, teamleden instrueren en de ingevulde inspectielijsten verwerken. Huisregels De bestaande regels inventariseren, een bespreking met het team organiseren, de definitieve afspraken formuleren en leerkrachten stimuleren om deze actief met de leerlingen te bespreken. Ontruimingsoefening Het ontruimingsplan opstellen, de oefening organiseren, coördineren en evalueren, waar nodig de procedure bijstellen. Bijhouden van risico's en ongelukken Leerkrachten (en eventueel leerlingen en ouders) stimuleren riskante situaties te melden, deze meldingen verwerken op de formulieren en op gezette tijden een memo verspreiden onder de teamleden. Veiligheidsverslag Alle informatie bundelen, voorzien van kop en staart en de presentatie (intern en eventueel extern) voorbereiden.
15.7. Relatie met de Arbowet 2007 De zorg voor een veilig, gezond en prettig werkklimaat is een plicht die de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet 2007) iedere werkgever oplegt. Aandacht voor de veiligheid van het (school)- gebouw en de omgeving, de zogenaamde fysieke veiligheid, is één van de onderwerpen uit het brede palet van aandachtsgebieden.
15.8. Bijscholing Willen we het veiligheidsvraagstuk gedegen aanpakken, dan is gerichte bijscholing een goede start. De Arbowet schrijft 1 bedrijfshulpverlener (BHV’er) op 50 aanwezigen voor, of minimaal 5 bij meer dan 250 aanwezigen (leerlingen, medewerkers, vrijwilligers). In geval van nood zijn de taken van een BHV’er: het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; het beperken en bestrijden van brand; het alarmeren van collega’s en evacueren van leerlingen; het alarmeren van en samenwerken met hulpverleningsinstanties. Maar eigenlijk moet iedere leerkracht of begeleider van kinderen in geval van nood doeltreffend kunnen optreden. Goede scholing is noodzakelijk voor BHV’ers en wenselijk voor alle andere leerkrachten.
15.9. Aansprakelijkheid in het algemeen Veel scholen vragen zich af hoe het zit met aansprakelijkheid. Wie is er aansprakelijk als er een ernstig ongeluk gebeurt op school? Als een ernstig ongeluk is veroorzaakt omdat een zaak niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, is de eigenaar van die zaak aansprakelijk. Een dakpan die plotseling valt (door gebrekkig onderhoud), scherpe hoeken aan voorwerpen, gaten in het schoolplein, glas in de zandbak etc. De eigenaar is hiervoor aansprakelijk, zonder dat daarvoor hoeft te worden aangetoond dat dit gebrek veroorzaakt is door een handeling of het nalaten daarvan dat hem/haar te verwijten valt. Dit heet risicoaansprakelijkheid. De eigenaar moet gewoonweg instaan voor de deugdelijkheid van een roerende zaak of opstal, en heeft de plicht dat product goed te onderhouden. Als een kind valt op het schoolplein, omdat daar een gat zit, is de school aansprakelijk, zonder dat apart bewezen hoeft te worden dat het de school verweten kan worden dat er onvoldoende onderhoud is gepleegd. Een gat is per definitie verwijtbaar. 2-6-2015 14
Die aansprakelijkheid geld ook voor personen. Indien op de school een kind een actie onderneemt die haar in gevaar brengt en een volwassene is daarvan getuige dan is die persoon ook aansprakelijk (art. 6:170 uit het Burgerlijk Wetboek). Strafrechtelijke en civielrechtelijke aansprakelijkheid Bij het bepalen van aansprakelijkheid na een ongeluk wordt een onderscheid gemaakt tussen strafrechtelijke en civielrechtelijke aansprakelijkheid. Strafrechtelijke aansprakelijkheid houdt in dat er een wet is overtreden waar een straf op staat, bijvoorbeeld de Arbowet. Als de Arbeidsinspectie dit constateert, en de zaak voorlegt aan een Officier van Justitie, kan zowel het schoolbestuur (rechtspersoon) als een individuele leerkracht worden vervolgd. De ouders van een kind dat een ernstig ongeluk heeft gekregen in school, kunnen het schoolbestuur of een leerkracht daarnaast zelf civielrechtelijk aansprakelijk stellen. Dan geldt dat er sprake moet zijn van aantoonbaar verwijtbaar handelen of nalaten van handelen (onrechtmatigheid), schuld, toerekenbaarheid en schade. Dit wordt ook wel onrechtmatige daad genoemd. Er moet daarbij natuurlijk een causaal verband zijn tussen de schade en de daad. Aansprakelijkheidsstelling op grond van art. 6:173 en 6:174 uit het Burgerlijk Wetboek is ook mogelijk. Complexe zaken Aansprakelijkheidskwesties zijn vaak complex en hangen af van de specifieke situatie en de omstandigheden van het ongeval. In het algemeen geldt dat de kans op een ongeval kan worden verkleind door goede afspraken te maken met alle betrokkenen over hun taken en bevoegdheden. Dit geldt met name voor situaties als schoolzwemmen of overblijven, waar derden betrokken bij zijn als een overblijfkracht of een zweminstructeur. Aansprakelijkheid en Overblijven Het aantal kinderen dat overblijft in de middagpauze op scholen groeit. In de Wet op het primair onderwijs is vastgelegd dat het bevoegd gezag de leerlingen in de gelegenheid stelt onder toezicht de middagpauze in het schoolgebouw en op het terrein van de school door te brengen. De school stelt het lokaal ter beschikking en maakt afspraken met begeleiders. Wettelijk is de school alleen verplicht ruimte beschikbaar te stellen voor overblijfmogelijkheden. In dit schemergebied zijn verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid vaak onduidelijk. Natuurlijk blijft de school tot op zekere hoogte verantwoordelijk. Als door achterstallig onderhoud een gevaarlijke situatie ontstaat, dan kan de school verantwoordelijk worden gehouden. In de wet is geen bepaling opgenomen over wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor het toezicht, maar uit de memorie van toelichting blijkt dat de wetgever het vanzelfsprekend acht dat het schoolbestuur er zorg voor draagt dat iemand of een instantie verantwoordelijk is voor het toezicht. In de wet is ook opgenomen dat het schoolbestuur zorgdraagt voor een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid. Wat te doen? Het veiligst is het om alle betrokkenen bij het overblijven (leerlingen, toezichthoudende ouders) een verzekering af te laten sluiten. In sommige gevallen dekt de schoolverzekering dit, wanneer de ouders gelijkgesteld worden aan het personeel. Maar in andere gevallen wordt het overblijven geregeld door een stichting of een vereniging en moet een aparte verzekering worden afgesloten. Ook voor overblijven geldt dus dat de verhoudingen en de daarbij behorende verantwoordelijkheden duidelijk moeten zijn. Hoewel de school slechts een ruimte ter beschikking stelt, wordt zij wel geacht het toezicht te organiseren. Heldere afspraken hierover zijn essentieel. Aansprakelijkheid en Speeltoestellen (incl. ondergrond) Op veel schoolpleinen staan speeltoestellen in alle soorten en maten waarmee jaarlijks nogal wat ongelukken gebeuren. Vandaar dat de overheid in 1997 het Besluit Veiligheid attractie- en speeltoestellen, kortweg het Attractiebesluit, heeft ingevoerd. Dit besluit bevat eisen waaraan nieuwe en bestaande speeltoestellen moeten voldoen en eisen ten aanzien van het onderhoud van speeltoestellen. Wanneer een leerling gewond raakt bij een ongeval met een speeltoestel komt de aansprakelijkheid aan de orde. De productaansprakelijkheid van de fabrikant geldt ook bij de speeltoestellen (art. 6:185). Als een speeltoestel niet voldoet aan de eisen van het Attractiebesluit, is de school aansprakelijk. Contractueel wordt de jaarlijkse controle en onderhoud uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf. Speeltoestellen die niet voldoen aan de eisen worden dan wel onmiddellijk hersteld of afgevoerd. In een logboek wordt de stand van zaken vastgelegd. Deze is door de school digitaal te raadplegen. Als vanzelf sprekend worden er alleen goedgekeurde toestellen aangeschaft. Bescherming tegen aansprakelijkheid (bij speeltoestellen) Een school kan zich beschermen tegen aansprakelijkheidsstelling door ervoor te zorgen dat alle toestellen veilig zijn. Het Attractiebesluit vermeld dat bij een speeltoestel redelijkerwijze verwacht mag worden dat gebruik geen gevaar oplevert voor de veiligheid of de gezondheid van personen. Richtlijnen hiervoor staan in de Europese normen voor speeltoestellen (EN 1176, EN 1177). De wet verwijst naar deze normen als zijnde 2-6-2015 15
een goede manier om aan de wettelijke eisen te voldoen. Als exploitant van de speeltoestellen dienen we deze goed te onderhouden en te inspecteren. Daarnaast dienen we per speeltoestel een logboek bij te houden met gegevens over het speeltoestel, exploitant, fabrikant, eventuele keuringen, alle inspecties, onderhoud en reparaties en alle eventuele ongevallen met een toedrachtsomschrijving. Wanneer aansprakelijk? Als het ongeval is veroorzaakt doordat het speeltoestel onveilig is dan kan het schoolbestuur daarvoor wél aansprakelijk worden gesteld. Het gaat hier om een risicoaansprakelijkheid. Het kan ook zijn dat de school in zijn zorgplicht tekort is geschoten wanneer er onvoldoende toezicht door het personeel was. Dit heeft niets te maken met de (on)deugdelijkheid van het speeltoestel zélf, maar met de (algemene) verplichting om toezicht te houden onder schooltijd. Tot slot kan in specifieke gevallen de producent aansprakelijk worden gehouden. De producent moet bij het ontwerp, vervaardiging en instructies die hij meegeeft aan de school of installateur rekening houden met mogelijk gebruik van het toestel door de kinderen.
2-6-2015
16
Beleidsplan Veilig Onderwijs 2011-2015
2-6-2015
Inleiding Agressie, geweld en seksuele intimidatie in het onderwijs zijn niet iets nieuws. Door een reeks gebeurtenissen in de afgelopen jaren is echter de aandacht in de media voor agressie en geweld in het onderwijs toegenomen. Desalniettemin worden te veel geweldsincidenten gebagatelliseerd of in de doofpot gestopt. Geweld, agressie en seksuele intimidatie komen in veel vormen voor. Het gaat – kort samengevat - om alle menselijke handelen, dat geestelijke, lichamelijke of financiële schade veroorzaakt bij een andere persoon of bij een organisatie zoals een school(bestuur). Voorbeelden te over: vernielingen, discriminatie, handtastelijkheden, verbaal geweld, dreiging met geweld, afpersen, dreigen met het gebruik of daadwerkelijk gebruiken van wapens, mishandeling en seksuele intimidatie. De grens wanneer er van schade gesproken kan worden is niet altijd even duidelijk, tenzij we uitgaan van het ervaren van geweld of agressie door het slachtoffer. Om tot een verbetering van de veiligheid en welbevinden van leerlingen en leerkrachten in het onderwijs te komen is dit schoolveiligheidsplan opgezet. De aard van de werkzaamheden in de school maken een speciale benadering van de problematiek noodzakelijk. De meeste werknemers in de school hebben als professional ook een pedagogischdidactische opdracht en als gevolg daarvan een duidelijke gezagsverhouding met leerlingen en hun ouders/verzorgers. De pedagogische en afhankelijkheidsrelatie tussen leraar en leerling (en tussen directeur en leerling) kan in de praktijk een bron zijn voor het ontstaan van agressie bij de leerling of diens ouders of verzorgers. Dit schoolveiligheidsplan zal daarom betrekking hebben op alle werknemers, maar ook op leerlingen en ouders of verzorgers en is gericht op de preventie van en het optreden na incidenten. Nauw verweven met dit plan is het Arbo-beleidsplan 2008-2011 van Stichting Primo Opsterland. In dat plan wordt dieper ingegaan op de materiële zaken, die gevaar opleveren en die met gebruikmaking van de ARBO-meester risico’s inventariseert. Dit veiligheidsplan gaat dieper in op het gedrag van alle groeperingen, die bij het onderwijs zijn betrokken.
2-6-2015
2
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3 2.0 Schoolveiligheidsplan ................................................................................................................... 4 2.1 Preventiebeleid ......................................................................................................................... 4 2.2 Incident beleid ........................................................................................................................... 5 2.3 Nazorg beleid ............................................................................................................................ 6 2.4 Begeleiding machtsmisbruik binnen het onderwijs ................................................................... 7 3.0 Uitgangspunten............................................................................................................................. 8 4.0 Incidenten ..................................................................................................................................... 8 5.0 Scholing en informatie .................................................................................................................. 9 6.0 Aangifte doen................................................................................................................................ 9 6.1 Politie ........................................................................................................................................ 9 6.2 Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) ...................................................................... 9 7.0 Berisping, schorsing of verwijderen van leerlingen ...................................................................... 9 8.0 Draaiboek opvang na een schokkende gebeurtenis .................................................................. 10 8.1 Protocol opvang na een schokkende gebeurtenis.................................................................. 10 9.0 Gedragsregels en gedragscodes ............................................................................................... 10 9.1 Gedragscode ‘voorkomen ongewenst seksueel gedrag’ ........................................................ 11 9.2 Gedragscode voorkomen pesten............................................................................................ 12 9.3 Gedragscode voorkomen discriminatie................................................................................... 12 10 Ongewenste aanwezigheid op het schoolplein .......................................................................... 13 10.1 Algemene definitie................................................................................................................... 13 10.2 Juridische definitie................................................................................................................... 13 10.3 Toelichting............................................................................................................................... 13 10.4 Maatregelen onderwijsinstelling en maatregelen politie ......................................................... 13 11.0 Beveiliging gebouw..................................................................................................................... 14 12.0 Arbo beleid.................................................................................................................................. 14 13.0 Belangrijke telefoonnummers ..................................................................................................... 14 14. Bijlagen ....................................................................................................................................... 15 14.1 Protocol voor opvang leerkrachten bij ernstige incidenten (bijlage 1) .................................... 15 14.2 Protocol voor opvang leerlingen bij ernstige incidenten (Bijlage 2) ........................................ 17 14.3 Protocol voor melding (dreigen met) agressie en/of geweld (verbaal en fysiek) of seksuele intimidatie (Bijlage 3) ......................................................................................................................... 19 14.4 Protocol sterfgeval collega, leerling, ouder. (Bijlage 4)........................................................... 21 14.5 Registratieformulier (Bijlage 5)................................................................................................ 25 14.6 Ongevalmelding t.b.v. de Arbeidsinspectie (Bijlage 6) ........................................................... 28 14.7 Stroomschema opvang bij ernstige incidenten. (Bijlage 7)..................................................... 30 14.8 Stroomschema agressie en/of geweld. (Bijlage 8) ................................................................ 31 14.9 Stroomschema seksuele intimidatie (Bijlage 9) ...................................................................... 32 14.10 Stroomschema sterfgeval (Bijlage 10) ................................................................................... 33
2-6-2015
3
2
Schoolveiligheidsplan
Het schoolveiligheidsplan dient aan de volgende eisen te voldoen: Bepalingen aangaande preventief beleid; Bepalingen aangaande incident beleid; Bepalingen aangaande nazorg beleid. 2.1 Preventiebeleid Voorkomen is beter dan genezen. Aan preventie van geweld en agressie moet meer dan nu het geval is aandacht worden besteed. Beleid ter voorkoming van geweldsuitbarstingen in de school, en preventie gericht op uitval van werknemers wanneer zich onverhoopt toch incidenten voor hebben gedaan, lijkt landelijk gezien te falen. Gezien de resultaten van onderzoeken, die zijn geweest over agressie en geweld op school, moet dit ook voorkomen op scholen van ons bestuur. De Arbeidsomstandighedenwet 1998, kortweg de Arbo-wet, geeft aan dat de werkgever adequaat beleid moet voeren tegen agressie en geweld. De werkgever voert een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid ten behoeve van zowel zijn werknemers als voor de leerlingen op de betrokken onderwijsinstellingen. (Zie ook: Arbobeleidsplan) Binnen het (algemene) Arbo-beleid, voert de werkgever een beleid met betrekking tot het beschermen van werknemers en leerlingen tegen seksuele intimidatie en tegen agressie en geweld (tweede lid artikel 4 Arbo-wet). Dit beleid moet gebaseerd zijn op een inventarisatie en analyse van alle feitelijke risico’s in de werkorganisatie, de Risico-Inventarisatie en Evaluatie, ofwel de RI&E. Specifiek moet aandacht worden besteed aan bepaalde risicogroepen, zoals jongeren die meer dan volwassenen geneigd zijn tot het ‘uitproberen’ van mensen, apparaten en situaties, aan leerlingen die de taal onvoldoende machtig zijn en bijgevolg instructies en aanwijzingen onvoldoende begrijpen, aan mensen met andere culturele achtergronden die Nederlandse normen en waarden niet aanvaarden, aan verschillen tussen de risico’s in en buiten het klaslokaal enz. De RI&E bevat een jaarlijkse registratie van arbeidsongevallen en incidenten die zich hebben voorgedaan of afgespeeld in en rond de betrokken instelling. Deze zijn vastgelegd in het Arbo jaarverslag. Ter uitvoering van het voorgenomen beleid moet er een plan van aanpak worden opgesteld. Elk jaar dient op basis van de wet verslag te worden uitgebracht aan de medezeggenschapsraad over de resultaten van het gevoerde beleid en de feitelijke aanpak, en een overzicht te worden verstrekt van de concrete beleidsvoornemens voor de komende tijd. Jaarlijks wordt met de directie een voortgangsgesprek gehouden naar aanleiding van het Plan van Aanpak. De verslaggeving wordt door middel van “het voortgangsverslag” aangeboden aan de MR. Het Plan van Aanpak en eventueel ook de RI&E kan indien nodig worden aangepast. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht met betrekking tot voornemens van het bevoegd gezag om regels vast te stellen of te wijzigen op het gebied van arbeidsomstandigheden. Als onderdeel van de RI&E en het Plan van Aanpak dient derhalve aan het beschermen van werknemers en leerlingen tegen seksuele intimidatie en tegen agressie en geweld uitdrukkelijk aandacht te worden besteed (tweede lid artikel 4 Arbo-wet). Deze preventieve aandacht kan worden gerealiseerd via een afzonderlijk onderzoek door of in samenwerking met de arbodienst. Het contract met o.a. de arbodienst en G.G.D. kunnen daartoe afspraken bevatten inzake de gewenste inzet van gespecialiseerde medewerkers van deze dienst en de daaraan verbonden kosten. Bij het onderzoek en het opstellen van concrete beleidsvoornemens is gebruik gemaakt van diverse instrumenten die in het onderwijs zijn ontwikkeld (bijvoorbeeld: Project de veilige school, veiligheidsthermometers, de vragenlijst de veilige school). Agressie, geweld en seksuele intimidatie en welbevinden wordt jaarlijks aan de orde gesteld: Tijdens individuele gesprekken met medewerkers Tijdens teamvergaderingen; Tijdens directieoverleg: Tijdens bestuursoverleg; In overleggen met en van de medezeggenschapsraden; In de RI&E en plan van aanpak.
2-6-2015
4
Welzijn van de kinderen kan o.a. worden onderzocht met de volgende middelen: Apeldoornse vragenlijst (hiermee kan het emotioneel functioneren worden onderzocht); Ouder- , leraren- en leerlingentevredenheidsonderzoeken. Werken met kwaliteitskaarten (hiermee kan de kwaliteit van de school in kaart worden gebracht; Leerling volgsystemen van “Scoll” en “CITO”. Benoeming veiligheidscoördinator met de volgende taakinhoud: Jaarlijkse inspecties van gebouw en het schoolplein. Actualiseren van huisregels. Het opstellen en bewaken van het ontruimingsplan. Het bijhouden van de registratie van ongevallen. Het opstellen van een Arbo/veiligheidsverslag. Inventariseren van de veiligheidsbeleving binnen de school. Maken van een stappenplan naar sociale veiligheid. Opstellen en naleven van regels voor het sociale verkeer op school. Terugdringen van agressie en wapengeweld op school. Afsluiten van veiligheidconvenanten. Alle scholen van Primo-Opsterland besteden in het leerstofaanbod op systematische wijze aandacht aan het welbevinden van de leerlingen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van verschillende methoden sociaal- emotionele ontwikkeling.
2.2 Incident beleid Om verdere escalatie van problemen als gevolg van incidenten te voorkomen, biedt de directie afdoende begeleiding aan leerkrachten, leerlingen en ouders, die geconfronteerd zijn met agressie, geweld of seksuele intimidatie. Om adequaat te kunnen handelen naar aanleiding van incidenten worden de volgende maatregelen doorgevoerd: Er is een protocol voor opvang leerkrachten bij ernstige incidenten opgesteld (zie bijlage 1); Er is een protocol voor opvang leerlingen bij ernstige incidenten opgesteld (zie bijlage 2); Er is een protocol voor melding (dreigen met) agressie en/of geweld (verbaal en fysiek) of seksuele intimidatie opgesteld (zie bijlage 3); Er is een protocol sterfgeval collega, leerling, ouder (zie bijlage 4); Er is een registratie formulier ongevallen (zie bijlage 5); Er is een ongevallen meldingsformulier t.b.v. de Arbeidsinspectie (zei bijlage 6): Er is een procedure voor schorsing en verwijdering leerlingen bij grensoverschrijdend gedrag vastgesteld d.d. ……………………… Schorsing van leerkrachten vindt plaats conform het geldende CAO PO / Rechtspositiebesluit WPO/WEC; Voor ernstige incidenten wordt een school-opvangteam samengesteld; Indien een incident leidt tot ziekteverzuim, wordt gehandeld conform het algemeen geldende ziekteverzuimbeleid van “Primo-Opsterland”. Ook als een incident niet tot verzuim leidt, is aandacht voor het slachtoffer (en eventueel agressor) gewenst. De schoolleiding stimuleert (indien de betrokkene dit op prijs stelt) de betrokkenheid van leidinggevenden en collega’s bij de situatie. Telefoontjes, persoonlijke gesprekken en dergelijke worden aangemoedigd. 2.2.1 Aangifte politie: Aangifte bij de politie wordt gedaan bij voorvallen waarbij het vermoeden bestaat dat de wet is overtreden. (zie hoofdstuk 6: Aangifte doen) 2.2.2 Contacten media De Bestuurscommissie Openbaar Onderwijs Opsterland onderhoudt de contacten met de media en derden ingeval van incidenten. De leerkracht van de school verwijst de media en derden dan ook consequent naar het bestuur. 2.2.3 Registratiesysteem Om te kunnen sturen, evalueren en bij te stellen zorgt het bestuur van “Primo-Opsterland” voor een nauwkeurige registratie en administratie van incidenten inzake AG&SI. Hiervoor maakt het bestuur gebruik van een registratiesysteem, waarin de gegevens van het interne meldingsformulier (zie bijlage 4) en ongevallenmeldingsformulier arbeidsinspectie (zie bijlage 5) zijn verwerkt. 2-6-2015
5
2.2.4 Aantal meldingen Het bestuur van “Primo-Opsterland” maakt regelmatig (minimaal 1 maal per jaar) een overzicht van het aantal meldingen per school en locatie. Dit overzicht bevat algemene (dit wil zeggen geen individuele) gegevens, die via het Arbo/sociaal jaarverslag worden verspreid. 2.2.5 Inventarisatie Eén maal per vier jaar vindt, als onderdeel van de RI&E, een onderzoek plaats onder alle leerkrachten, waarmee het aantal incidenten wordt geïnventariseerd, de bekendheid en handhaving van het beleid wordt onderzocht en onveilige plekken/situaties kunnen worden aangegeven.
2.3 Nazorg beleid 2.3.1 Meldpunt Leerkrachten, leerlingen en ouders die incidenten willen melden kunnen dit doen bij de bovenschoolse manager of de veiligheidscoördinator op het stafbureau. Het meldpunt is vrij toegankelijk en anonimiteit is gewaarborgd. Voor machtsmisbruik kan de melding ook plaatsvinden via de contactpersoon. (zie hoofdstuk 2.3.1) 2.3.2 Sociaal jaarverslag/Arbo jaarverslag In het sociaal jaarverslag en het Arbo jaarverslag worden de activiteiten in het kader van AG&SI beschreven en wordt het aantal meldingen vermeld. 2.3.3 Voortgangsgesprek Jaarlijks vindt door de Arbo/veiligheidscoördinator met de directie van de school een voortgangsgesprek plaats. In dit gesprek worden de verbetervoorstellen, welke vermeld staan in het plan van aanpak, besproken en worden de verbeteringen geëvalueerd. Eventuele verbeteracties voortkomende uit de evaluatie worden opgenomen in het plan van aanpak van de RI&E. Via dit plan van aanpak wordt ook de voortgang in de uitvoering bewaakt. Indien de school niet aan de verbetering heeft voldaan, wordt overlegd op welke manier alsnog het doel kan worden bereikt. 2.3.4 Evaluatie beleidsplan Verbetervoorstellen met betrekking tot het beleidsplan kunnen door iedereen worden gemeld bij de veiligheidscoördinator van “Primo-Opsterland”. Het beleidsplan wordt jaarlijks geëvalueerd in de Arbo werkgroep, het bestuursoverleg, directieoverleg en met de (G)MR. Eventuele verbeteracties voortkomende uit de evaluatie worden opgenomen in het plan van aanpak van de RI&E. Via dit plan van aanpak wordt ook de voortgang in de uitvoering bewaakt. 2.3.5 Klachten Ingeval zich op het terrein van AG&SI klachten en/of bezwaren voordoen, wordt de algemene procedure van de klachtenregeling gehanteerd. 2.3.6 Begroting In de jaarlijkse budgetteringsronde worden de activiteiten in het kader van AG&SI begroot. De omvang van de kosten worden mede bepaald door het aantal te ondernemen verbeteractiviteiten, die zijn opgenomen in het plan van aanpak van de RI&E. Op basis van de jaarlijkse voortgangsgesprekken zou de begroting kunnen worden aangepast.
2-6-2015
6
2.4
Begeleiding machtsmisbruik binnen het onderwijs
2.4.1 Contactpersoon De school heeft een contactpersoon voor leerlingen die worden lastig gevallen. De contactpersoon werkt binnen de school. Ouders en/of kinderen kunnen bij de contactpersoon terecht voor vragen of klachten op het gebied van machtsmisbruik. Het schoolbestuur heeft op de school een contactpersoon aangesteld. Bij de contactpersoon kan een melding worden gedaan. De contactpersoon zal de melder verwijzen. De contactpersoon zorgt voor de eerste opvang van de melder en kan (indien gewenst) de melder begeleiden bij het indienen van een melding bij de vertrouwenspersoon. De contactpersoon heeft geen bevoegdheid de melding te onderzoeken. Wanneer de externe vertrouwenspersoon een melding behandelt, wordt dit doorgegeven aan de contactpersoon van die school. 2.4.2 Vertrouwenspersoon De school heeft een vertrouwenspersoon machtsmisbruik voor kinderen die lastig worden gevallen. Dit is een medewerker van GGD Fryslân. Ouders / verzorgers / kinderen kunnen de hulp inroepen van de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon behandelt alle zaken strikt vertrouwelijk en is geen verantwoording schuldig aan de school. Hierdoor kan het kind en/of ouder/verzorger vrijuit met haar of hem spreken en een klacht voorleggen.
Het schoolbestuur heeft een vertrouwenspersoon van buiten de school aangesteld. Hierbij is een contract aangegaan met de G.G.D Fryslân. De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van haar taken uitsluitend verantwoording schuldig aan het bevoegd gezag van Algemeen Maatschappelijk Werk en GGD Fryslân. Het schoolbestuur stelt de vertrouwenspersoon in de gelegenheid haar taken naar behoren te vervullen. Er wordt zorgvuldig omgegaan met informatie. Op geregistreerde gegevens is de Wet Persoon Registratie (WPR) van toepassing. Het bestuur krijgt jaarlijks een overzicht van de G.G.D. inzake het aantal door de vertrouwenspersoon uitgevoerde interventies
Meer informatie staat vermeld in: Machtsmisbruik binnen het onderwijs van GGD Fryslân en Stichting Maatschappelijk Werk Fryslân. 2.4.3 Vertrouwensinspecteur Indien een kind op school op een erg onaangename manier is lastig gevallen kan door de school of het bestuur van de school de hulp worden ingeroepen van de vertrouwensinspecteur. Bij de onderwijsinspectie werken vertrouwensinspecteurs bij wie men terecht kan voor het melden van klachten over gebeurtenissen in het onderwijs op het gebeid van: Seksuele intimidatie en seksueel misbruik; Lichamelijk geweld; Grove pesterijen; Geweld, extremisme, discriminatie, onverdraagzaamheid, fundamentalisme en radicalisering. De vertrouwensinspecteurs zijn tijdens kantooruren bereikbaar op telefoonnummer 0900-1113111 (lokaal tarief) Een vertrouwensinspecteur is aanspreekpunt voor betrokkenen bij scholen. De inspecteur helpt bij het zoeken naar oplossingen, bij het vinden van de juiste weg of bij het doen van aangifte.
2-6-2015
7
3
Uitgangspunten -
Prioriteit voor de ontwikkeling van een cultuur gebaseerd op veiligheid, respect, tolerantie, gelijke mogelijkheden, samenwerking en kwaliteit van het onderwijsproces. Breed gedragen en voor iedereen duidelijk kenbare veiligheidsnormen. Een garantie van het bevoegd gezag dat geen enkele vorm van geweld wordt getolereerd. Van iedereen wordt een inspanning verwacht om geweld te voorkomen. De werkgever doet in geval van strafbare feiten altijd aangifte. Beveiliging van de gebouwen
De door de werkgever met de medezeggenschapsraad besproken uitgangspunten worden expliciet in het schoolveiligheidsplan vermeld, uitsluitend nadat daarover overeenstemming is bereikt met de medezeggenschapsraad. In het schoolveiligheidsplan wordt vervolgens aan iedereen binnen de instelling duidelijk gemaakt wat er van hem/haar wordt verwacht. Het plan bevat concrete gedragsnormen waaraan iedereen zich dient te houden en algemene regels gericht op het voorkómen van geweld en agressie, zoals het verbod voor het in het bezit hebben van wapens of vuurwerk. Duidelijk moet worden aangegeven welke sanctie er staat op overtreding van concrete normen, en wie deze normen handhaaft. Van de leerkrachten wordt een voorbeeldgedrag verwacht, zodat er sprake is van een positieve pedagogische benadering en escalatie wordt vermeden. Voor iedereen in de schoolorganisatie geldt de verplichting om een strafbaar feit dan wel een of andere vorm van geweld, of een incident te melden bij de directie of de door de directie aangewezen functionaris. Daarnaast heeft iedereen als burger de verplichting om slachtoffers bij te staan en zonodig professionele hulp in te roepen. Het schoolveiligheidsplan bevordert openheid. Iedereen moet kennis kunnen nemen van de inhoud: werknemers, leerlingen, ouders, instanties zoals de onderwijsinspectie, arbeidsinspectie en andere scholen. In de schoolgids moet worden verwezen naar het veiligheidsplan. Denkbaar is, dat dit plan of onderdelen hieruit ook op andere wijze worden gebruikt als voorlichtingsmateriaal.
4 Incidenten Als zich incidenten voordoen moeten er duidelijke afspraken worden gemaakt met instanties als politie, jeugdzorg, RIAGG, GGD en maatschappelijk werk over de aanpak van het incident. Er moet een garantie zijn, dat deze externe instanties te allen tijde bereikbaar zijn en de bereidheid hebben adequaat op te treden. In dit document vindt u een draaiboek, dat zegt hoe te handelen bij een bepaald soort incident. Het betreft een beschrijving en analyse van het incident zelf (scheldpartij, vechtpartij, bedreiging, etc.), alsmede de onmiddellijk te nemen stappen: wie moeten er intern ingelicht worden over het gebeuren en dergelijke. De werkgever is verplicht aangifte te doen van misdrijven gepleegd in en rond de school, waarvan zij kennis dragen. In het schoolveiligheidsplan zullen de volgende punten staan vermeld: Ondersteuning door externe instanties, zoals de politie, jeugdzorg, RIAGG e.d.; Melding incidenten; Het verzorgen van een eventuele aangifte; De aanwezigheid van een aanspreekbare, coördinerende persoon, de veiligheidscoördinator, de aanspreekbaarheid van deze persoon, de plaats van deze persoon in de arbeidsorganisatie; Scholing van alle medewerkers gericht op het omgaan met dreigende conflicten en psychologische weerbaarheid; Draaiboek / checklist over hoe om te gaan met bepaalde incidenten; Nazorg slachtoffer en nazorg dader; De eventuele sancties die de dader moeten worden opgelegd.
2-6-2015
8
5
Scholing en informatie
De werkgever stelt middelen beschikbaar om beleid mogelijk te maken. Het betreft hier onder meer financiën voor de opbouw van de preventieorganisatie en de scholing van werknemers die een speciale positie bekleden in de school, zoals de BHV-er, contactpersonen en de veiligheidscoördinator. Het is voor de samenleving van groot belang om te weten hoe de school zich heeft ingezet om geweld te voorkomen en terug te dringen. Dit kan op de volgende manier plaatsvinden: Vermelding van het beleidstuk “School en Veiligheid” in de schoolgids. Door middel van het sociaal/Arbo jaarverslag wordt de (G)MR geïnformeerd over het gevoerde beleid op het punt van agressie en geweld; De (G)MR kan een verzoek indienen om over bepaalde incidenten uitgebreider te worden geïnformeerd. De informatie moet vertrouwelijk worden behandeld en zo nodig geanonimiseerd.
6
Aangifte doen
6.1 Politie Voor een (beperkt) aantal misdrijven is bepaald in het Wetboek van Strafrecht (art 160), dat ieder die daarvan kennis draagt verplicht is aangifte te doen. Het gaat daarbij onder meer om misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht en daadwerkelijk levensgevaar is veroorzaakt, misdrijven tegen het leven gericht, afbreking van zwangerschap, mensenroof en verkrachting. Ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit is bevoegd aangifte te doen. Besturen van openbare scholen, zijn verplicht onverwijld aangifte te doen van misdrijven waarvan ze bij de uitoefening van hun bediening kennis krijgen. Tot nog toe is het niet mogelijk om anoniem aangifte te doen. De naam van de persoon van de aangever – ook als deze zich laat vertegenwoordigen door een gemachtigde – zal steeds bij de bevoegde ambtenaar worden geregistreerd. De stukken die betrekking hebben op een strafdossier zijn in te zien voor verdachte(n). Wel kan een misdaad anoniem worden gemeld via het telefoonnummer: 0800-7000 6.2 Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Kindermishandeling en vermoedens van kindermishandeling kunnen worden gemeld bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling. Bijna altijd speelt kindermishandeling zich af in de beslotenheid van het gezin. Daardoor is het ook niet gemakkelijk om erachter te komen wat er aan de hand is. Toch is het kind het slachtoffer en ondervindt het schade van de grote geestelijke en/of lichamelijk druk. De ouders willen niet dat het geheim bekend wordt en door de grote druk blijft ook het kind zwijgen. Daarom is het nodig dat men de vermoedens meldt bij het Advies - en Meldpunt Kindermishandeling(AMK). Het AMK kan vervolgens de vermoedens onderzoeken en eventueel hulp inschakelen (tel. 058 - 2127772 of 0900 1231230)
7
Berisping, schorsing of verwijderen van leerlingen
Als alle maatregelen op school geen succes meer hebben, dan komt op enig moment, het niet onomstreden middel “verwijderen van de leerling” aan de orde. De mogelijkheid om leerplichtige leerlingen definitief van school te verwijderen is in de huidige regelgeving aan voorwaarden gebonden en in de praktijk zeer beperkt. Een school mag pas uitschrijven als er een andere school of instelling is gevonden die de leerling wil opnemen. Het voorgeschreven ‘leuren’ met leerlingen is voor alle betrokken partijen, oude school, nieuwe school een bron van ellende, en een eventuele plaatsing elders van een probleem- leerling is vaak slechts niet meer dan het verplaatsen van de ellende. Voor verdere informatie kunt u ontvangen via het beleidstuk “Toelatingsbeleid”
2-6-2015
9
8
Draaiboek opvang na een schokkende gebeurtenis
Inleiding Een ieder, die op de school werkt of leert, kan geconfronteerd worden met schokkende gebeurtenissen: verbale en fysieke (soms levensgevaarlijke) agressie van een leerling of diens ouders, het plotselinge overlijden van een leerling of collega, ongewenste aanrakingen, bedreigingen enz, enz. Dit zijn confrontaties waar je als werknemer behoorlijk last van kan hebben en waardoor je uit je gewone doen kunt raken. Je kunt vinden dat dit hoort bij de pedagogische taak van de docent en proberen “gewoon” verder te gaan. Je kunt er ook “gewoon” aandacht aan besteden. In het kader van sociaal beleid vindt het schoolbestuur dat verwerking van een schokkende gebeurtenis aandacht en tijd vraagt van de organisatie. Dit houdt in dat van de organisatie verwacht mag worden, dat medewerkers worden geholpen met het op een verantwoorde wijze verwerken van schokkende gebeurtenissen. Met een schokkende gebeurtenis bedoelen wij een gebeurtenis, die buiten het patroon van gebruikelijk menselijke ervaringen ligt en bij vrijwel iedereen leed zou veroorzaken, zoals overlijden, seksuele intimidatie en geweld. Ook gebeurtenissen die slechts door één individu als schokkend worden ervaren vallen hieronder. Het is een ervaring die het denken, voelen en handelen voor een korte of langere tijd in kleine of grote mate beïnvloedt. Het is daarnaast een ervaring, waarbij adequate opvang en ondersteuning kan helpen om de ervaring te verwerken en de dagelijkse werkzaamheden weer op te pakken. Het schoolbestuur vindt het tot zijn taak behoren om er voor te zorgen dat de veiligheidscoördinator, de collega’s en de directeur de noodzakelijke opvang op een verantwoorde wijze kunnen vormgeven. Om die reden wordt door het bestuur bij een schokkende gebeurtenis een opvangteam geformeerd dat aan slachtoffers de benodigde ondersteuning kan verlenen. Daarnaast kan het opvangteam voorlichting geven en ondersteuning bieden bij scholingsvragen. Dit protocol handelt over de wijze waarop opvang na een schokkende gebeurtenis binnen school vorm krijgt. 8.1 Protocol opvang na een schokkende gebeurtenis De opvang bij een schokkende gebeurtenis Op het moment dat een schokkende gebeurtenis heeft plaatsgevonden wordt terstond het bovenschools management en de veiligheidscoördinator geïnformeerd. Het bovenschools management formeert samen met de veiligheidscoördinator binnen 24 uur een opvangteam. Het opvangteam bestaat minimaal uit: Algemeen directeur; Directeur van de getroffen locatie; Veiligheidscoördinator; Vertrouwenspersoon (indien er sprake is van seksuele intimidatie). Het opvangteam kan zo nodig worden aangevuld met één of meer teamleden die beschikbaar kunnen zijn bij de opvang van collega’s en/of leerlingen. Ook is het mogelijk dat deskundigen van buiten de organisatie worden verzocht zitting in het opvangteam te nemen. De melding van de gebeurtenis wordt door het opvangteam besproken en een lid van het opvangteam neemt contact op met de betrokken medewerker(s) om, indien gewenst, een afspraak te maken. Tevens wordt door de betrokken medewerker(s) of de veiligheidscoördinator het meldingsformulier ingevuld. (Zie bijlage 4) Indien het ook noodzakelijk blijkt dat de arbeidsinspectie moet worden gemeld, wordt ook dit meldingsformulier ingevuld. (Zie bijlage 5) Er kan ook een beroep worden gedaan op het opvangteam voor informatie over opvang bij schokkende gebeurtenissen.
9 Gedragsregels en gedragscodes Binnen onze school gelden de volgende basisgedragsregels: wij accepteren elkaar zoals we zijn in geslacht, geaardheid, geloof, ras, fysieke en/of geestelijke beperking; wij onthouden ons van elke vorm van agressie, geweld en/of seksuele intimidatie; wij pesten niet; wij vernielen niets; wij tolereren geen wapenbezit; wij tolereren geen vuurwerkbezit; wij tolereren geen drugs en drugshandel.
2-6-2015
10
9.1 Gedragscode ‘voorkomen ongewenst seksueel gedrag’ Schoolcultuur/pedagogisch klimaat: De leerkrachten, leerlingen en ouders onthouden zich van seksistisch taalgebruik, seksueel getinte grappen, seksistisch getinte gedragingen, of gedragingen die door een andere als zodanig kunnen worden ervaren; De leerkrachten zien er op toe dat dergelijke gedragingen niet voorkomen tussen leerlingen onderling; De leerkrachten zorgen er voor dat binnen de school geen seksueel getinte affiches, tekeningen, artikelen in bladen (o.a. schoolkrant), e-mail e.d. worden gebruikt of opgehangen die kwetsend kunnen zijn voor een bepaalde groep of individu. Eén op één contacten leerkrachten – leerlingen: Leerlingen worden buiten schooltijd niet langer dan een half uur alleen op school gehouden. Wanneer een leerling na schooltijd op school wordt gehouden, worden de ouders en de directie op de hoogte gebracht; Uit de aard van het docentschap vloeit de norm voort dat een leraar een zekere terughoudendheid betracht ten aanzien van het mee naar huis nemen van leerlingen. Zonder medeweten van de ouders, worden leerlingen daarom niet bij een leerkracht thuis uitgenodigd. In voorkomende gevallen worden de redenen en tijdsduur aangegeven. Tevens wordt dit gemeld bij de directie. Troosten/belonen/feliciteren e.d. in de schoolsituatie: De wensen en gevoelens van zowel kinderen en ouders met betrekking tot troosten, belonen en feliciteren worden gerespecteerd. Kinderen hebben het recht aan te geven wat ze prettig of niet prettig vinden (kussen, omhelzen, hand geven of geen fysiek contact). Spontane reacties bij troosten of belonen in de vorm van een zoen zijn mogelijk, ook in de hogere groepen, mits het hier genoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd; Het is mogelijk kinderen op schoot te nemen. Ook hier dienen de wensen en gevoelens van de kinderen te worden gerespecteerd. Spontane reacties, ook in hogere groepen, zijn mogelijk, mits het hier bovengenoemde recht van de kinderen wordt gerespecteerd; Felicitaties moeten een spontaan gebeuren blijven. De leerkrachten houden hierbij rekening met het bovenvermelde. In alle groepen volgt de groepsleerkracht in principe zijn eigen gewoonten in deze, rekening houdend met wat de kinderen hier als normaal ervaren. Hulp bij aan-, uit- en omkleden: Bij de kleuters komt het regelmatig voor, dat er geholpen moet worden bij het aan- en uitkleden. Bijvoorbeeld bij het naar het toilet gaan, omkleden bij gym, zwemmen en verkleden. Ook in hogere groepen kan dit nog een enkele keer voorkomen. Deze hulp behoort tot de normale taken van de betrokken groepsleerkracht. De leerkrachten houden hierbij rekening met de wensen en gevoelens van de leerlingen. Een vraag als: “Wil je het zelf doen of heb je liever dat ik je help?”, wordt door de oudere leerlingen als heel normaal ervaren en meestal ook eerlijk beantwoord; Vanaf groep 4 worden jongens en meisjes zo mogelijk gescheiden bij het aan-, uit- en omkleden. De (vak)leerkracht betreedt de kleedruimte uitsluitend na een duidelijk vooraf gegeven teken. De (vak)leerkracht beoordeelt of het gezamenlijk aan-, uit- en omkleden in lagere groepen als onprettig wordt ervaren. In dat geval worden de jongens en meisjes gescheiden. Eerste hulp: Wanneer er eerste hulp wordt geboden waarbij het kind zich moet ontkleden, moet er naast de hulpgevende een derde aanwezig zijn. De leerling mag zelf aangeven of dit een man of een vrouw is. Indien er hulp geboden moet worden bij ongevallen, ziek worden/zijn of anderszins, waarbij het schaamtegevoel van de kinderen een rol kan spelen, wordt de uitdrukkelijke wens van het kind gerespecteerd. Dit geldt uiteraard niet voor noodsituaties. Buitenschoolse activiteiten: Tijdens het schoolkamp of andere meerdaagse schoolreizen slapen jongens en meisjes gescheiden. De begeleiding slaapt zo mogelijk op een andere plaats dan de leerlingen. Is dit laatste niet mogelijk dan slaapt de mannelijke begeleiding bij de jongens en de vrouwelijke begeleiding bij de meisjes; Tijdens het aan-, uit- en omkleden van de leerlingen worden de betreffende ruimtes uitsluitend door de leiding betreden na een duidelijk vooraf gegeven teken. Dit is van toepassing als de mannelijke begeleiding de ruimtes van de meisjes binnengaat of als vrouwelijke begeleiders de ruimtes van de jongens binnengaan. Op deze manier wordt rekening gehouden met het zich ontwikkelend schaamtegevoel bij jongens en meisjes; Jongens en meisjes maken gebruik van gescheiden douches;
2-6-2015
11
In principe gaat een begeleider niet alleen met een leerling op pad. Mocht dit toch noodzakelijk zijn, dan moet dit gemeld worden bij de directie en moet de reden en de tijdsduur aangegeven worden; Ten aanzien van schoolreizen en sportevenementen gelden deze regels – voor zover van toepassing – ook.
9.1.1. Overtredingen Bij het niet handhaven van deze regels wordt hiervan de directie en/of het bovenschools management op de hoogte gesteld, waarna er eventuele maatregelen kunnen volgen. 9.2 Gedragscode voorkomen pesten Pesten is onaanvaardbaar gedrag en vormt een bedreiging voor het individu (met name voor de leerlingen) en voor de sfeer op school. Hieronder is een aantal regels geformuleerd voor zowel leerlingen als leerkrachten. Pestregels leerlingen: Maak aan de leerlingen duidelijk dat signalen van pesten (iets anders dan plagen!) doorgegeven moeten worden aan de leerkracht. Leg uit dat dit geen klikken is; Leerkrachten en leerlingen noemen leerlingen niet met een bijnaam die als kwetsend ervaren kan worden; Leerkrachten en leerlingen maken geen opmerkingen over kleding en/of uiterlijk die als kwetsend ervaren kunnen worden; Indien de leerkracht pesten heeft gesignaleerd: o geeft hij duidelijk en ondubbelzinnig aan dat hij dergelijk gedrag verafschuwt en afkeurt; o probeert hij zicht te krijgen op de oorzaak, de omvang van het pestgedrag en de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer; o probeert hij het invoelend vermogen van de pester en de ‘zwijgende meerderheid’ te vergroten (“als jij nu eens gepest werd...”); o brengt hij het probleem in de teamvergadering ter sprake en wordt een plan van aanpak opgesteld; o stelt hij de ouders van de betrokkenen (pester, gepeste) op de hoogte en geeft aan hoe de school dit probleem gaat aanpakken. Pesten van leerkrachten: Pesten komt niet alleen voor tussen leerlingen. Ook leerkrachten kunnen onderling hiermee worden geconfronteerd. Om pesten tegen te gaan kunnen de volgende ‘regels’ worden gegeven: Maak de pester duidelijk dat hij te ver gaat, dat zijn ‘grapjes’ niet meer leuk zijn; Zoek steun bij de contactpersoon van de school of de vertrouwenspersoon. Vergeet niet de rol van de directie/leidinggevende te bespreken. Een goede leidinggevende kan het pesten in de kiem smoren; Houd zelf een logboek bij. Zo weet u wanneer er ongewenste zaken plaats hadden en wie erbij aanwezig waren. Het logboek kan dienen als bewijs, maar ook om uw hart te luchten; Bedenk dat u niet alleen het slachtoffer bent, maar ook de organisatie. Uiteindelijk heeft ook het bestuur belang bij goede onderlinge verhoudingen; Vraag u af wat de motieven zijn van de pester. Dan weet u beter hoe u moet optreden. Sommige mensen pesten simpelweg, omdat ze er voordeel mee verwachten te behalen; Praat met mensen, die getuige zijn van het pestgedrag. Vaak vormen zij de zwijgende meerderheid. Ze zien het pesten wel, maar treden niet op, misschien om te voorkomen dat ze het volgende slachtoffer worden; Lees over het onderwerp. Verhalen van anderen kunnen u het gevoel geven dat u niet alleen staat. U kunt leren van hun ervaringen; Neem contact op met uw bestuur. Het bestuur is op grond van de Arbo-wet verplicht maatregelen te nemen. 9.3 Gedragscode voorkomen discriminatie Discriminatie kan op verschillende zaken betrekking hebben. Te denken valt aan: huidskleur, levensovertuiging, seksuele voorkeur, volksgewoonten zoals kleding en voedsel, op grond van ziekten enzovoort. We leven in een multiculturele samenleving. Dit houdt in dat verschillende groepen uit onze samenleving hun eigen cultuur hebben. De schoolbevolking is een afspiegeling hiervan en dit wordt binnen het 2-6-2015
12
onderwijs als een verrijking ervaren. Het vraagt wel extra inzet en aandacht/alertheid om tot een goed (pedagogisch) klimaat voor alle leerlingen te komen. Het volgende wordt van iedereen binnen de school verwacht: De leerkrachten, de leerlingen en hun ouders worden gelijkwaardig behandeld; Er wordt geen discriminerende taal gebruikt; Er wordt voor gezorgd dat er in school geen discriminerende teksten en/of afbeeldingen voorkomen op posters, in de schoolkrant, in te gebruiken boeken, e-mail e.d.; Er wordt op toegezien dat leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen discriminerende houding aannemen in taal en gedrag; De leerkracht, leerling en ouders nemen duidelijk afstand van discriminerend gedrag en maken dit ook kenbaar; Bij discriminatie door leerkrachten wordt de leerkracht door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij het herhaaldelijk overtreden van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke disciplinaire maatregelen er worden genomen; Bij discriminatie door vrijwilligers, stagiaires, ouders en/of leerlingen worden deze door de directie uitgenodigd voor een gesprek. 9.3.1 Overtredingen Bij herhaaldelijk overtreding van de gedragsregels wordt melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of en zo ja welke maatregelen er worden genomen. In het uiterste geval kan hierbij gedacht worden aan schorsing of verwijdering/ontzegging van betrokkene tot de school en het schoolterrein.
10
Ongewenste aanwezigheid op het schoolplein
10.1 Algemene definitie Onder ongewenste aanwezigheid op het schoolterrein wordt verstaan de aanwezigheid van een persoon die door feiten of omstandigheden niet welkom is op het schoolterrein (inclusief het gebouw/de gebouwen). Er moeten bordjes “Verboden toegang ex art. 461 SR” (zichtbaar bij alle toegangen) aanwezig zijn en er moet controle zijn dat die bordjes aanwezig blijven. Op de school is de directeur of diens plaatsvervanger de persoon die bevoegd is om een verklaring op te stellen dat er en ongewenst persoon op het terrein van de school aanwezig was. 10.2 Juridische definitie Verboden toegang (art. 461 W.v.S.) Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op eens anders grond, waarvan de toegang op een voor hem blijkbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevindt of daar vee laat lopen, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie. Deze definitie geldt voor een duidelijk omheind terrein, waar bij de toegang het bordje “Verboden toegang” is geplaatst. Bij meerdere mogelijkheden om op het terrein te komen, zullen ook meerdere bordjes moeten worden geplaatst. 10.3 Toelichting Met het bord “461 SR” geeft de eigenaar, beheerder of toezichthouder aan dat het gebouw (of gebied) niet betreden mag worden door buitenstaanders, zonder toestemming, dus ook niet per fiets. Naast de eigenaar, beheerder of toezichthouder mag ook iedere burger, als deze een persoon het verbod ziet negeren, de persoon aanhouden (niet staande houden). De persoon mag worden vastgepakt, indien deze zich hieraan wil onttrekken. Er mag geen geweld worden gebruikt. Om de persoon daadwerkelijk te verwijderen c.q. staande te houden, dient de politie te worden gebeld. 10.4 Maatregelen onderwijsinstelling en maatregelen politie Ongewenst persoon komt op het terrein/de school: Ongewenst persoon wordt verzocht zich te verwijderen. Bij weigering: overleg tussen de contactpersonen en de politie. Politie komt en sommeert nogmaals (3 X) de persoon zich te verwijderen. Bij weigering wordt een proces-verbaal opgemaakt: art 461 SR. De directie stelt het bestuur onmiddellijk op de hoogte van de situatie.
2-6-2015
13
Ongewenst persoon is bekend bij de school. Indien ongewenst persoon terug komt: Wederom wordt ongewenst persoon verzocht zich te verwijderen. Bij weigering: contactpersoon van de school belt de politie. Politie komt en maakt proces-verbaal: art. 461 SR. School stuurt aangetekende brief naar persoon of eventueel diens ouders. Kopie van de brief naar de politie en het stafbureau. Het verdient aanbeveling dat bij de politie één contactpersoon wordt aangesteld, die de problematiek van het geval behandelt. In alle gevallen informeert de directie het bestuur onmiddellijk over de dreigende, dan wel ontstane situatie.
11 Beveiliging gebouw Teneinde inbraak en diefstal te voorkomen zijn de gebouwen van het bestuur van Primo Opsterland elektronisch beveiligd. Het technische gedeelte wordt verzorgd door van der Velde Techniek.
12
Arbo beleid
Het Arbo beleid van het bestuur “Primo-Opsterland” draagt er toe bij dat de veiligheid in het onderwijs wordt geoptimaliseerd. De volgende stukken kunnen naast dit beleidsplan worden geconsulteerd: Standaard ontruimingsplan; De 4 jaarlijkse risico inventarisatie van de scholen; Beleidstuk: Arbo-omstandigheden; Beleidstuk: Senioren beleid Notitie: Arbo en Medezeggenschap; Notitie: Toelatingsbeleid. Beleidstuk: Klachtenregeling. Notitie: Melding en registratie ongevallen Notitie: introductie en begeleiding van beginnende leerkrachten Protocol: E-mail en internetgebruik Primo-Opsterland,
13
Belangrijke telefoonnummers
Vertrouwensinspecteur: G.G.D. Fryslân A.M.K. Anonieme misdaadmelding Arbo/veiligheids coördinator Stafbureau “Primo-Opsterland”
2-6-2015
0900-1113111 (lokaal tarief) 058-2334334 058 - 2127772 of 0900 - 1231230 0800-7000 0512 386407 0512 386407
14
Bijlage 14.1 Protocol voor opvang leerkrachten bij ernstige incidenten Op het moment dat een ernstig incident van AG&SI met een leerkracht als slachtoffer heeft plaatsgevonden, wordt terstond het bovenschools management en de veiligheidscoördinator geïnformeerd. Het bovenschools management formeert samen met de veiligheidscoördinator binnen 24 uur een opvangteam. Het opvangteam bestaat minimaal uit: Algemeen directeur; Directeur van de getroffen locatie; Veiligheidscoördinator; Vertrouwenspersoon (indien er sprake is van seksuele intimidatie). Een lid van het opvangteam neemt contact op met het betrokken slachtoffer(s) om, indien gewenst, een afspraak te maken. Tevens wordt door het betrokken slachtoffer(s) of de veiligheidscoördinator het meldingsformulier ingevuld. Taken en verantwoordelijkheden Van de leden van het opvangteam mag verwacht worden, dat zij: Een luisterend oor bieden; Advies geven over symptomen die kunnen optreden na een schokkende gebeurtenis; Informatie geven over opvangmogelijkheden; De eigen grenzen aangeven wat betreft de mogelijkheden voor hulpverlening en mee zoeken naar oplossingen (eventueel doorverwijzen naar professionele instanties); Aan belanghebbenden informatie geven m.b.t. het omgaan met schokkende gebeurtenissen; Vertrouwelijk omgaan met de informatie die zij krijgen. Taken en verantwoordelijkheden na een schokkende gebeurtenis De directe collegae en de veiligheidscoördinator zijn verantwoordelijk voor een goede eerste opvang; De veiligheidscoördinator is verantwoordelijk voor het (laten) invullen van het meldingsformulier en het registreren van het incident; De algemeen directeur (evt. samen met de directeur van de school) is verantwoordelijk voor de voorlichting binnen de organisatie en de contacten met externe instanties als slachtofferhulp, e.d.; De veiligheidscoördinator bewaakt de voortgang van de hulpverlening aan het slachtoffer; De directeur is verantwoordelijk voor het organiseren van de continuïteit in de school (onder andere opvang klas); De veiligheidscoördinator is verantwoordelijk voor een adequaat vervolg van de opvang van het slachtoffer; De directie neemt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 72 uur, contact op met het slachtoffer; De Arbo arts heeft een signalerende functie. Hij/zij informeert de werkgever als er signalen binnen komen die wijzen op het gepasseerd zijn van schokkende gebeurtenissen en/of problemen die daarmee samenhangen en leiden tot mogelijke uitval van medewerkers. De opvangprocedure Als een medewerker een schokkende gebeurtenis meemaakt, wordt de volgende procedure gevolgd: Iedereen is verplicht het slachtoffer uit de situatie te helpen en de eerste opvang te verzorgen. Bovenschools manager en de veiligheidscoördinator worden zo snel mogelijk geïnformeerd; Indien nodig wordt er binnen 24 uur een opvangteam geformeerd; Het opvangteam wordt terstond geïnformeerd; Een lid van het opvangteam zorgt voor de eerste begeleiding van het slachtoffer; De veiligheidscoördinator en/of personeelsconsulent neemt binnen 24 uur contact op met het slachtoffer en biedt adequate hulp; De personeelsconsulent onderhoudt contact met het slachtoffer en zorgt ervoor, dat hij/zij op een verantwoorde wijze kan terugkeren op het werk of in de klas. Contact met slachtoffer Het is de taak van de directeur om contact te houden met het slachtoffer en de medewerkers en de leerlingen te (blijven) informeren over de situatie. Op deze manier verliest het slachtoffer niet het contact met het werk of de klas. Binnen drie dagen na het incident heeft de directie een gesprek met de betrokkene(n). Tijdens dit 2-6-2015
15
gesprek wordt ondermeer bezien of hulp aan betrokkene(n) gewenst is. Binnen drie weken vindt een vervolggesprek plaats, waarin de directie ondermeer informeert of de opvang naar tevredenheid verloopt. Na ongeveer twee maanden vindt een afsluitend gesprek plaats. In veel situaties kan het wenselijk zijn, dat het slachtoffer informatie krijgt over de dader en de manier waarop deze zijn daad verwerkt. Terugkeer op het werk De directie en de personeelsfunctionaris hebben de verantwoordelijkheid de betrokkene bij de terugkeer te begeleiden. Na een schokkende gebeurtenis komt er een moment van confrontatie met de plaats waar - of de persoon met wie de schokkende gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Dit kan een moeilijk moment zijn afhankelijk van de aard en oorzaak van de gebeurtenis. Soms zal er weer een basis moeten worden gelegd voor een werkbare relatie met de leerling of collega, in ieder geval zal het vertrouwen in zichzelf en de omgeving weer opgebouwd moeten worden. Extra aandacht van collega's kan ondersteunend werken. Twee weken na terugkeer moet door de directie worden onderzocht of betrokkene zich weer voldoende veilig voelt. Als dit niet zo is, dan worden initiatieven ontwikkeld om tot een oplossing te komen. De personeelsfunctionaris speelt hierin een belangrijke rol. Het betrokken lid uit het team volgt het proces in ieder geval conform de gemaakte afspraken. Zonodig moeten door de directie in overleg met de veiligheidscoördinator maatregelen worden genomen om herhaling te voorkomen en aanvullende preventieve maatregelen te nemen. Ziekmelding Afhankelijk van de ernst van de gebeurtenis, waarbij wordt uitgegaan van de beleving van de betrokkene, wordt hij / zij in de gelegenheid gesteld om naar huis te gaan. Hoewel de situatie dit bemoeilijkt, dient in verband met de praktische consequenties de betrokkene ziek te worden gemeld (waarbij aangegeven wordt dat de aard van de ziekte ten gevolge van een incident op het werk is). Tevens dient de mogelijkheid geboden te worden om op korte termijn contact te hebben met de personeelsconsulent en het opvangteam. Materiële schade De directie heeft de taak om samen met het slachtoffer eventuele materiële schade vast te stellen en te zorgen voor een snelle afwikkeling van de schadevergoeding. Indien de betrokkene blijvend arbeidsongeschikt wordt, geldt zijn / haar normale verzekering, tenzij de organisatie onzorgvuldigheid of nalatigheid te verwijten valt. Melding bij de politie Bij een misdrijf zal het bestuur alles in het werk stellen, dat er aangifte wordt gedaan bij de politie. Feitelijke aangifte bij de politie kan alleen door het slachtoffer zelf worden gedaan. Arbeidsinspectie De directie kan – afgezien van de wettelijke verplichtingen ter zake – besluiten om de arbeidsinspectie in te schakelen. Melding bij Arbeidsinspectie dient in ieder geval plaats te vinden indien sprake is van ernstig ongeval. (Definitie ernstig ongeval: indien iemand lichamelijk en/of geestelijk schade aan de gezondheid heeft opgelopen, die binnen 24 uur na het ongeval leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn; Artikel 9.1 Arbo-wet). Interne melding In geval van een ernstig ongeval meldt de directie direct aan de bedrijfshulpverleners en aan de MR, dat een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden (Artikel 9.2 Arbo-wet).
2-6-2015
16
Bijlage 14.2 Protocol voor opvang leerlingen bij ernstige incidenten Op het moment dat een ernstig incident van AG&SI met een leerling als slachtoffer heeft plaatsgevonden, wordt terstond het bovenschools management en de veiligheidscoördinator geïnformeerd. Het bovenschools management formeert samen met de veiligheidscoördinator binnen 24 uur een opvangteam. Het opvangteam bestaat minimaal uit: Algemeen directeur; Directeur van de getroffen locatie; Veiligheidscoördinator; Vertrouwenspersoon (indien er sprake is van seksuele intimidatie). Een lid van het opvangteam neemt contact op met het betrokken slachtoffer(s) om, indien gewenst, een afspraak te maken. De veiligheidscoördinator vult (eventueel samen met het slachtoffer) het meldingsformulier in. Taken en verantwoordelijkheden Van de leden van het opvangteam mag verwacht worden, dat zij Een luisterend oor bieden; Advies geven over symptomen die kunnen optreden na een schokkende gebeurtenis; Informatie geven over opvangmogelijkheden; De eigen grenzen aangeven wat betreft de mogelijkheden voor hulpverlening en mee zoeken naar oplossingen (eventueel doorverwijzen naar professionele instanties); Aan leerling en ouders informatie geven m.b.t. het omgaan met schokkende gebeurtenissen; Vertrouwelijk omgaan met de informatie die zij krijgen; Taken en verantwoordelijkheden na een schokkende gebeurtenis De bij het incident aanwezige leerkrachten en de veiligheidscoördinator zijn verantwoordelijk voor een goede eerste opvang; De veiligheidscoördinator is verantwoordelijk voor het (laten) invullen van het meldingsformulier en het registreren van het incident; De algemeen directeur (evt. samen met de directeur van de school) is verantwoordelijk voor de voorlichting binnen de organisatie en de contacten met externe instanties als slachtofferhulp, e.d.; De veiligheidscoördinator bewaakt de voortgang van de hulpverlening aan het slachtoffer; De locatie directeur is verantwoordelijk voor het organiseren van de continuïteit in de school (bijvoorbeeld opvang klas indien leerkracht bij slachtoffer blijft); De veiligheidscoördinator is verantwoordelijk voor een adequaat vervolg van de opvang van het slachtoffer; De directie neemt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 2 werkdagen, contact op met de ouders van het slachtoffer; De opvangprocedure Als een leerling een schokkende gebeurtenis meemaakt, wordt de volgende procedure gevolgd: Iedereen is verplicht het slachtoffer uit de situatie te helpen en de eerste opvang te verzorgen. Het bestuur en de veiligheidscoördinator worden zo snel mogelijk geïnformeerd; Indien nodig wordt er binnen 24 uur een opvangteam geformeerd; Het opvangteam wordt terstond geïnformeerd; Het lid van het opvangteam zorgt voor de eerste begeleiding van het slachtoffer; De directeur neemt terstond contact op met de ouders van het slachtoffer en biedt adequate hulp; De directeur onderhoudt contact met de ouders van het slachtoffer en zorgt voor een verantwoorde wijze van terugkeer naar de school. Contact met slachtoffer Het is de taak van de directeur om (via de ouders) contact te houden met het slachtoffer en de medewerkers en de leerlingen te (blijven) informeren over de situatie. Op deze manier verliest het slachtoffer niet het contact met de school. Binnen 2 werkdagen na het incident heeft de directie een gesprek met de ouders van de betrokkene(n). Tijdens dit gesprek wordt ondermeer bezien of hulp aan betrokkene(n) gewenst is. Binnen drie weken vindt een vervolggesprek plaats, waarin de directie ondermeer informeert of de opvang naar tevredenheid verloopt. Na ongeveer twee maanden vindt een afsluitend gesprek plaats. 2-6-2015
17
In veel situaties kan het wenselijk zijn, dat het slachtoffer informatie krijgt over de dader en de manier waarop deze zijn daad verwerkt. Terugkeer op school De groepsleerkracht en de directeur hebben de verantwoordelijkheid de leerling bij de terugkeer te begeleiden. Na een schokkende gebeurtenis komt er een moment van confrontatie met de plaats waar of de persoon met wie - de schokkende gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Dit kan een moeilijk moment zijn afhankelijk van de aard en oorzaak van de gebeurtenis. Soms zal er weer een basis moeten worden gelegd voor een werkbare relatie, in ieder geval zal het vertrouwen in zichzelf en de omgeving weer opgebouwd moeten worden. Twee weken na terugkeer moet door de directie worden onderzocht of betrokkene zich weer voldoende veilig voelt. Als dit niet zo is, dan worden initiatieven ontwikkeld om tot een oplossing te komen. Het opvangteam kan hierin een rol krijgen. Het betrokken lid uit het team volgt het proces in ieder geval conform de gemaakte afspraken. Zonodig moeten door de directie in overleg met de veiligheidscoördinator maatregelen worden genomen om herhaling te voorkomen en aanvullende preventieve maatregelen te nemen. Ziekmelding Afhankelijk van de ernst van de gebeurtenis, waarbij wordt uitgegaan van de beleving van de leerling, wordt hij / zij in de gelegenheid gesteld om naar huis te gaan. De leerling wordt conform de hiervoor geldende procedure ziek gemeld. Tevens dient de mogelijkheid geboden te worden om op korte termijn contact te hebben met het opvangteam. Materiële schade De directie heeft de taak om samen met het slachtoffer eventuele materiële schade vast te stellen en zorgen voor een snelle afwikkeling van de schadevergoeding. Indien de betrokkene blijvend letsel heeft, geldt zijn/haar normale verzekering, tenzij de organisatie onzorgvuldigheid of nalatigheid te verwijten valt. Melding bij de politie Bij een misdrijf zal het bestuur alles in het werk stellen, dat er aangifte wordt gedaan bij de politie. Feitelijke aangifte bij de politie kan alleen door het slachtoffer zelf worden gedaan. Bij kinderen jonger dan 18 jaar kunnen alleen de ouders aangifte doen. Toelichting: Vertrouwensinspecteur Klachten over seksueel misbruik, seksuele intimidatie, ernstig fysiek of geestelijk geweld worden gemeld bij de vertrouwensinspecteurs. Het centrale meldpunt is: 0900 – 111 3 111.
2-6-2015
18
Bijlage 14.3 Protocol voor melding (dreigen met) agressie en/of geweld (verbaal en fysiek) of seksuele intimidatie Uitgangspunt is dat op het schoolterrein en binnen de schoolpoorten iedere vorm van verbaal en fysiek geweld/agressie en seksuele intimidatie, door ouders, leerkrachten, leerlingen, vrijwilligers, stagiaires, e.d. niet getolereerd wordt. Hieronder worden tevens verstaan aanhoudend pesten, diefstal, vernieling, vuurwerkbezit en/of wapenbezit. Geweld door leerkrachten richting leerling Fysiek geweld als straf door de leerkracht wordt niet getolereerd. Mocht het toch voorkomen dat een lid van de leerkrachten bijvoorbeeld op grond van een emotionele reactie de leerling een corrigerende tik geeft, dan deelt de leerkracht dit onmiddellijk mee aan de directie. Verder neemt de leerkracht in overleg met de directie zo snel mogelijk contact op met de ouders om het gebeurde te melden en uit te leggen. Als de ouders van de leerling een klacht indienen bij de directie wordt een gesprek geregeld tussen de ouders en de directie. De directie houdt van elk voorval een dossier bij. Let wel: ondanks het feit dat valt uit te leggen dat er sprake was van een emotionele reactie, houden ouders het recht aangifte te doen bij de politie en gebruik te maken van de officiële klachtenprocedure. (Dreigen met) geweld e.d. door leerkracht Het slachtoffer meldt het incident bij de directie; Leerkracht wordt door de directie onmiddellijk uitgenodigd voor een gesprek; De ernst van het voorval wordt door de directie gewogen en besproken met betrokkenen; Ingeval van daadwerkelijk fysiek geweld of seksuele intimidatie wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens samen met de directie bepaalt of, en zo ja welke, ordemaatregelen worden genomen; De directie houdt van elk voorval een dossier bij. De directie kan gebruik maken van zijn bevoegdheid om in overleg met het bestuur een schorsingsmaatregel op te leggen; Ten slotte wordt verteld dat er een brief volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke rechtspositionele maatregelen, bijvoorbeeld waarschuwing of schorsing; Het bovenschool management stelt – voorzover van toepassing – de direct leidinggevende op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt; Het bestuur zal alles in het werk stellen, dat er ingeval van wetsovertreding aangifte bij de politie wordt gedaan door (de ouders van) het slachtoffer. Ingeval van herhaling van bedreiging door de leerkracht wordt door de directie onmiddellijk melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, rechtspositionele maatregelen worden genomen. Indien het geweld door een directeur wordt gepleegd, wordt melding gedaan bij het bovenschools management en volgt dezelfde procedure.
(Dreigen met) geweld e.d. door leerlingen, ouders of derden Slachtoffer meldt incident bij directie; De directie voert zo spoedig mogelijk een ‘ordegesprek’ met betrokkene; De ernst van het voorval wordt door directie gewogen en besproken met betrokkenen; Door de directie wordt aan de agressor verteld, dat er een brief naar de ouders/opvoeders volgt met daarin de sanctie. In de brief wordt ook melding gemaakt van mogelijke maatregelen (waarschuwing enz.) of dat aan het bestuur een voorstel zal worden gedaan om betrokkene van school te verwijderen, dan wel de toegang tot de school te ontzeggen ; De directie stelt – voor zover van toepassing – de groepsleerkracht op de hoogte van het voorval en van de afspraken die zijn gemaakt. Ingeval van herhaling van bedreiging door de ouders e.d. wordt door de directie melding gedaan bij het bestuur, dat vervolgens bepaalt of, en zo ja welke, ordemaatregelen worden genomen. De directie beoordeelt samen met het bestuur of er een gesprek met de betreffende ouders e.d. dient plaats te vinden; Het bestuur doet altijd aangifte bij de politie ingeval van wetsovertreding.
2-6-2015
19
Administratieve procedure naar aanleiding van melding De betrokken medewerker/leerling/ouder: Vult (met of zonder hulp) het meldingsformulier in; Geeft het formulier aan de directie. De leidinggevende: Bewaakt het invullen van het meldingsformulier; Parafeert het meldingsformulier en stuurt per omgaande een exemplaar naar de veiligheidscoördinator; Meldt mondeling de schokkende gebeurtenis bij het bovenschool management; Het bovenschool management kan – afgezien van de wettelijke verplichtingen ter zake – besluiten dat de arbeidsinspectie in te schakelen. Melding bij de Arbeidsinspectie is wettelijk verplicht ingeval van een ernstig ongeval. (Definitie ernstig ongeval: indien iemand lichamelijk en/of geestelijk schade aan de gezondheid heeft opgelopen die binnen 24 uur na het ongeval leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn; Artikel 9 Arbo-wet). De veiligheidscoördinator: Administreert elke melding en verwerkt dit anoniem in een Arbo-jaarverslag.
2-6-2015
20
Bijlage 14.4 Protocol sterfgeval collega, leerling, ouder. Op het moment dat er een bericht van een sterfgeval van een leerling of leerkracht heeft plaatsgevonden, wordt terstond het bovenschools management en de veiligheidscoördinator geïnformeerd. Het bovenschools management formeert samen met de veiligheidscoördinator binnen 24 uur een opvangteam. Het opvangteam bestaat minimaal uit: Algemeen directeur; Directeur van de getroffen locatie; Veiligheidscoördinator; Een lid van het opvangteam neemt contact op met nabestaanden van het slachtoffer. slachtoffer(s) om, indien gewenst, een afspraak te maken. De veiligheidscoördinator vult (eventueel samen met het slachtoffer) het meldingsformulier in.
Het bericht komt binnen De ontvanger zorgt voor: De opvang van degene die het meldt; De overdracht van de melding rechtstreeks aan de schoolleiding en/of bovenschools management. Schoolleiding stelt procedure “Opvang na schokkende gebeurtenis in werking” (zie hoofdstuk 8.1) Schoolleiding coördineert In geval van een ongeluk in de buurt van de school verifiëren van de omstandigheden waaronder de gebeurtenis plaatsvond; Er voor zorgen dat leerlingen die zich op de plaats van het ongeval bevinden naar school worden gehaald; Gegevens van de overledene nagaan; Het bericht tot nader order geheim houden; Schoolleiding stelt procedure “Opvang na schokkende gebeurtenis in werking” (zie hoofdstuk 8.1); Contact opnemen met nabestaanden. (In samenwerking met politie, huisarts, schoolarts, slachtofferhulp en dergelijke.); Zorgen voor telefonische bereikbaarheid van de school; Zorg dragen voor de opvang van de nauwst betrokken klas; Wanneer een leerkracht of leerling verongelukt of plotseling overlijdt in een schoolvakantie geldt hetzelfde protocol met enkele aanvullingen: o Probeer als ontvanger van het bericht de schoolleiding in te lichten; o Probeer zoveel mogelijk collega’s in te lichten. (adreslijst); o Probeer met de te bereiken leerlingen van de klas en leerkrachten op school bij elkaar te komen. Taken opvangteam Aan de volgende geledingen wordt informatie verstrekt: Leerkrachten; Klas van de leerkracht; Leerlingen van de hele school; Ouders van alle leerlingen; MR/ schoolbestuur; Eventueel buurtscholen (nazorg aanwezige leerlingen bij het ongeval) en buurthuizen rondom de school indien noodzakelijk geacht; Personen en instanties die mogelijk contact opnemen met de familie zoals externe hulpverlening, leerplichtambtenaar, GGD, RIAGG, Bureau Jeugdzorg e.d.;
2-6-2015
21
Afspreken wie de informatie verstrekt en aan wie deze informatie moet worden gegeven; Contact met pers; artikel/ rouwadvertentie collega’s en leerlingen hierbij betrekken.
De inhoud van de informatie moet uit de volgende punten bestaan: o De gebeurtenis; o Organisatorische roosterwijzigingen; o De zorg voor de leerlingen op school; o Contactpersonen op school; o Regels over aanwezigheid; o Rouwbezoek en aanwezigheid bij de uitvaart; o Eventuele afscheidsdienst op school; o Nazorg voor de leerlingen. Opvang leerlingen en collega’s: Tijd en ruimte vrijmaken voor emoties: o Wees erop voorbereid dat dit droevige bericht andere verlieservaringen kan reactiveren, zowel bij leerlingen als bij leerkrachten. Ook denken aan afwezige collega’s en leerlingen. Het betrokken klaslokaal als rustige ruimte beschikbaar stellen in pauzes en eventueel ook na schooltijd voor klasgenoten tot en met de dag van de uitvaart: o Geen rouw opdringen; o Geen mausoleum van de klas maken; o Ook leerkrachten mogen emoties hebben en tonen; o Ruimte bieden aan kinderen die een persoonlijk briefje willen schrijven aan de nabestaanden; o Opvang in groepsverband van de klas. Dood bespreekbaar maken. Dit kan door de rouwcoördinator gebeuren. Overleg hierover in coördinatieteam. Elkaar hierin ondersteunen als collega’s. Bereid je goed voor; wat ga je zeggen, wees duidelijk, eerlijk en feitelijk zonder eromheen te draaien, welke effecten kun je verwachten. In eerste instantie alleen de hoogst noodzakelijke informatie geven. Neem voldoende tijd voor emoties. Wanneer de emoties wat luwen kun je overstappen naar de volgende informatie: Vertel hoe het contact verloopt met de familie; Geef uitleg over gevoelens van verdriet die naar boven komen. (Huilen mag, niet huilen is ook normaal.); Vertel bij wie de leerlingen terecht kunnen voor een persoonlijk gesprek; Laat de kinderen weten hoe het programma van deze dag en de komende dagen eruit ziet; Geef als er naar gevraagd wordt, heel summier uitleg over rouwbezoek en uitvaart. (Vaak kan dat beter in een later stadium.); Als leerlingen perse naar huis willen, ga dan na of de ouders thuis zijn, op de hoogte zijn en hun kind kunnen ophalen of zorg voor begeleiding naar huis; Regel desgewenst de organisatie van een afscheidsdienst op school. o Stilteplek in de klas creëren. Laat zijn/haar bureau nooit een lege plek zijn in deze dagen en zeker niet wegzetten. Bedenk met de klas hoe je het best kunt gedenken; foto, kaars, bloemen, attributen van de leerkracht en dergelijke. Cd’s draaien met geschikte muziek. o Opvang bieden buiten de klas in een daarvoor geschikte ruimte aan individuele kinderen die alleen maar kunnen huilen/ erg overstuur zijn; o Zorg dat er werkvormen bij de hand zijn die verwerking stimuleren. (gekleurd A4 papier voor troostboek, papieren vlinders, vogels etc.);
2-6-2015
22
Creëer veel ruimte voor leerlingen die niet zo verbaal zijn, zij uiten zich liever creatief. Voor de jongere kinderen kan spelen, bv in de poppenhoek (begrafenisje spelen) de verwerking bevorderen; o Maak zonodig gebruik van speciale lessen om met de leerlingen te praten over hun gevoelens en te werken aan het afscheid nemen. Zie protocol rouwverwerking. o Spreek af wie het contact met de naaste familie onderhoudt; o Ga na overleg met de familie van de overledene, met de kinderen aan het werk om bijdragen te leveren voor de dienst(en); teksten, tekstboekjes maken, muziek maken, bloemen dragen, etc.; o Bespreek de bij de komende uitvaartdienst gebruikelijke symbolen. (Dit kunnen christelijke, niet christelijke, islamitische, Rooms-katholieke en andere rituelen zijn.); o Wanneer de familie toestemming geeft dat de leerlingen persoonlijk afscheid kunnen nemen controleer zonodig of de overledene toonbaar is alvorens met de kinderen op rouwbezoek te gaan. Als het maar enigszins mogelijk is dit bezoek door laten gaan. Het is heel belangrijk om echt reëel afscheid te kunnen nemen, ook voor jonge kinderen. Keuze uiteraard vrijlaten; o Bereid het bijwonen van de uitvaart goed voor. Vertel aan de leerlingen wat ze kunnen verwachten; Bijwonen uitvaartdienst. Samen heen, samen terug, napraten. Houd rekening met cultuurverschillen; een Molukse begrafenis is compleet anders dan een Rooms-katholieke of Turks/ Marokkaanse viering. Is er een vlaggenstok op school, overweeg dan de vlag halfstok te hangen. Algemene stilteplek creëren in gemeenschappelijke ruimte: o Een plek waar tot en met de dag van de uitvaart een paaskaars brandt; o Eventueel een foto van de gestorvene staat (altijd in overleg met de familie); o Een plek waar kinderen uit andere klassen, die daar behoefte aan hebben, een tekening of iets dergelijks neer kunnen leggen; o Rouwregister openen. Organisatorische aanpassingen lesroosters. o
Contact met de nabestaanden Het eerste bezoek: Maak zo snel mogelijk een afspraak voor een bezoekje door bv. 2 mensen uit het opvangteam; Ga bij voorkeur niet alleen. Stel je van te voren op de hoogte van de rituelen die je thuis kunt verwachten. In bepaalde culturen is het de gewoonte dat je in het zwart gekleed komt, een aantal uren blijft en mee de maaltijd gebruikt; Houd er ook rekening mee dat het eerste bezoek meestal alleen een uitwisseling van gevoelens is; Vraag of je een tweede bezoek mag brengen om wat verdere afspraken te maken. Het tweede bezoek: Vraag wat de school kan betekenen voor de nabestaanden; Overleg over alle te nemen stappen: o Bezoekmogelijkheden van leerlingen; o Het plaatsen van de rouwadvertentie; o Het afscheid nemen van de overleden leerkracht; o Eventueel bijdragen aan de uitvaart; o Bijwonen van de uitvaart; o Afscheidsdienst op school. (Om zoveel mogelijk kinderen de kans te geven afscheid te nemen. Niet verplicht, maar ook niet te vrijblijvend. Het kan zijn dat een leerkracht/leerling verongelukt is in de schoolvakantie. Dan zeker iets organiseren na de vakantie, of als slechts enkelen de plechtigheid konden of mochten bijwonen;)
2-6-2015
23
Nazorg Creëer voor enige tijd een blijvende plek voor de overledene, maar laat de leerlingen ook merken dat het leven weer doorgaat; Omgaan met de zichtbare leegte. Ergens tussen: o het er niet meer over hebben; o erover blijven praten. Probeer zo mogelijk de dag na de uitvaart weer te starten met de lessen; Organiseer gerichte activiteiten om het rouwproces te bevorderen zoals schrijven, tekenen of het werken met gevoelens. Let op signalen van kinderen die het moeilijk hebben. Sommige kinderen stellen hun rouw uit en tonen pas na maanden verdriet; Let speciaal op risicoleerlingen, zoals kinderen die al eerder verlies hebben geleden; Sta af en toe stil bij herinneringen, besteedt aandacht aan speciale dagen zoals de verjaardag en de sterfdag van de overleden leerkracht; Denk op speciale dagen ook aan vrouw/ man/ partner/ kinderen van de overleden collega; Heb oog voor de moeilijke momenten van de familie van de overledene; schoolreisjes, ouderavonden, afscheidsavonden en dergelijke. Een kaartje of een gebaar op die momenten is voor familie heel ondersteunend; Rond aan het einde van het schooljaar iets af met de kinderen van de klas van de overleden leerkracht; Houd oog voor alle collega’s. Administratieve zaken Handel de administratieve zaken zorgvuldig af; Ga zorgvuldig om met alles wat er van de overleden collega nog op school is. Voor familie zijn dat hele waardevolle zaken. Geef geen bezittingen mee aan derden; Tijdens latere contacten kunnen ook financiële zaken ter sprake komen; Administratie. Streep geen namen door. Wel een andere code; Onmiddellijk uitgaande post blokkeren; Dit draaiboek blijven aanpassen en verbeteren.
2-6-2015
24
Bijlage 14.5 Registratieformulier Meldingsformulier Het meldingsformulier wordt om een aantal redenen ingevuld. In de eerste plaats voor de medewerker zelf om op een rijtje te zetten wat er is gebeurd. Het meldingsformulier komt terecht bij de directie en de veiligheidscoördinator. Op deze wijze worden zij geïnformeerd. In de tweede plaats wordt de informatie uit de formulieren gebruikt om schokkende gebeurtenissen, daar waar mogelijk, tot een minimum te beperken en daar waar noodzakelijk de opvang te verbeteren. Alle registratieformulieren worden door de veiligheidscoördinator bewaard. Overzichten en analyses met informatie over; het aantal, de frequentie, de aard en de omstandigheden waaronder de schokkende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden komen op deze wijze ter beschikking van directie, opvangteam en medezeggenschapsraad. In het Arbo-beleidsplan zijn ook twee formulieren opgenomen, die kunnen dienen als meldingsformulier. Het betreft: Formulier signalering risico Formulier signalering ongeluk
2-6-2015
25
Meldingsformulier Meldingsformulier voor ongevallen, agressie, geweld en onveilige situaties. A Naam getroffene: ……………………………………………………………. Adres: .................................................................................................... Postcode: ……………….. Plaats………………………………………….. Betreft: werknemer/stagiair/leerling/ouder/anders nl: ………………….. B
D
Het betreft een: Invullen Onveilige situatie A, B, F EHBO – ongeval A t/m H Ongeval A t/m I Agressie/geweld A t/m I Seksuele intimidatie Datum ….-….-20… A t/m I Vernieling/schade Tijd ………. uur A t/m I Gevolg: Verrichte handelingen: o Geen, doch zou tot letsel of ongeval o Geen hebben kunnen leiden. o EHBO o Letsel, doch niet blijvend. o Arts o Blijvend letsel. o Ziekenhuis o Schade. o Opname ziekenhuis o Anders: …………………………… o Politie rapport o Foto’s o Melding aan contactpersoon/arts. o Melding arbeidsinspectie Plaats letsel Waarmee, waardoor Veronderstelde oorzaak o Haren o Apparatuur o Foute handeling o Ogen o Gereedschap o Nalatigheid o Hoofd o Elektrisch gereedschap o Haast o Handen of vingers o Transportmiddelen o Onvoldoende beveiliging o Armen o Trap of ladder o Verkeerde of onvoldoende o Romp o Brandbare/explosieve instructie o Benen Stof o Gebrek aan kennis of ervaring o Voet –tenen o Rommelige situatie o Technisch defecte apparatuur o Inwendige organen o Werkmateriaal o Onvoldoende (werk)overleg. Ander gevolg o Gewelddadigheden o Agressie en geweld o Duizeligheid o Afleiden, plagen, stoeien 0 fysiek o Braken o Niet gebruiken van 0 verbaal o rugklachten beschermingsmiddel 0 dreigen en/of beveiliging. 0 vernieling o Speeltoestel 0 diefstal o Anders, nl: 0 seksuele intimidatie ………………………. 0 anders: …………………
E
Korte omschrijving:
School: Plaats: Naam rapporteur:
C
wel/geen werk in opdracht.
2-6-2015
26
F
Voorgestelde maatregelen om herhaling te voorkomen.
G Naam getroffene 2: ______________________________________________ Adres
______________________________________________
Postcode_________ Plaats________________________________________ H Naam melder___________________________________________________ Adres:
___________________________________________________
Postcode: ________ Plaats_______________________________________ I
Indien er een kans bestaat dat het ongeval juridische consequenties met zich mee zal brengen dienen de adres gegevens van de getuigen worden vermeld Naam getuige 1: _______________________________________________ Adres:
_______________________________________________
Postcode: ________ Plaats_______________________________________
Naam getuige 2: _______________________________________________ Adres:
_______________________________________________
Postcode: ________ Plaats_______________________________________ In te vullen door arbocoördinator Datum Ontvangst:
2-6-2015
Eerste ziektedag: ____-____-20 Laatste ziektedag:____-____-20 Totaal verzuim _________dagen.
27
Bijlage 14.6 Ongevalmelding t.b.v. de Arbeidsinspectie Arbeidsinspectie, kantoor Groningen Postbus 30.016 9700 RM Groningen telefoon 050-5225880 fax 050-5267202 e-mail
[email protected] GEGEVENS BETREFFENDE DE MELDER Naam: ………………………………………….. Functie: ………………………………………… Telefoon: .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
M/V
GEGEVENS BETREFFENDE WERKGEVER Werkgever: Bestuur Openbaar Onderwijs “Primo-Opsterland” Adres : ……………………………. Woonplaats : ……………………………. Aantal werkzame personen : ……………………………. GEGEVENS GETROFFENE Getroffene: …………………………………. Adres: ………………………………………. Woonplaats: ………………………………… Geslacht: M/V Telefoon: .. .. .. .. .. .. .. .. .. Geboren op: .. ..-.. ..-.. .. .. .. Beroep: ……………………………………… Arbeidsverhouding: vast/tijdelijk werknemer/stagiair/uitzendkracht/leerling/overig Nationaliteit: Datum indiensttreding: .. ..-.. ..-.. .. .. .. GEGEVENS BETREFFENDE HET ONGEVAL Datum ongeval: .. ..-.. ..-.. .. .. .. Adres ongeval: ……………………………………. Tijdstip ongeval: .. .. uur .. .. min. Naam school:……………………………………… Adres:……………………………………………… Toedracht: ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................
Letsel Vermoeden van blijvend letsel Dodelijk ongeval Opname ziekenhuis Naam ziekenhuis Meerdere personen letsel 2-6-2015
: ja/nee : ja/nee : ja/nee : ja/nee : …………………………………….. : ja/nee
28
Getuige/uitvoerder/bedrijfsleider Naam : …………………………………… Adres :……………………………………… Woonplaats : …………………………………….. Telefonisch contact gehad met de Arbeidsinspectie over dit ongeval Zo ja met wie? …………………………….. Eventueel overige van belang zijnde gegevens :
ja/nee
N.B. Ongevallen dienen gemeld te worden in die regio waar het ongeval heeft plaatsgevonden!
2-6-2015
29
Bijlage 14.7 Stroomschema opvang bij ernstige incidenten.
2-6-2015
30
Bijlage 14.8 Stroomschema agressie en/of geweld.
2-6-2015
31
Bijlage 14.9 Stroomschema seksuele intimidatie
2-6-2015
32
Bijlage 14.10 Stroomschema sterfgeval
2-6-2015
33
Anti-Agressie-Protocol
2-6-2015
Inhoudsopgave: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Onderdeel Inleiding Verschillende vormen van geweld Gedragsregels medewerkers en klanten Preventie agressie en geweld Instructie ‘omgaan met agressie’ Maatregelen klanten Opvang na agressie- of geweldsdelict Rapportage agressie- of geweldsdelict Agressieregistratieformulier Evaluatieformulier directie+ medewerker Bijlage 1: Wettelijke kaders in het geval van fysiek geweld Bijlage 2: Strafbepalingen geweldsdelicten Bijlage 3: Belangrijke telefoonnummers Bijlage 4: Begrippenlijst
2-6-2015
blz 2 2 3 4 6 9 10 11 12 14 15 17 19
2
Anti-agressieprotocol Agressie en geweld op het werk: ‘Voorvallen waarbij een werknemer psychisch en/ of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de te vervullen functie van de desbetreffende medewerker.’
1 Inleiding In toenemende mate worden medewerkers van (semi-)overheidsinstanties geconfronteerd met agressief en gewelddadig gedrag van klanten ( hieronder verstaan we (oud-)leerlingen, ouders en andere bezoekers). Onder het motto ‘voorkomen is beter dan genezen’ is het hierna volgende anti-agressieprotocol opgesteld met als doel inzicht te geven in: Agressie, wat verstaan we hieronder? Bij een confrontatie met een agressieve situatie, hoe dient gehandeld te worden? Welke stappen dienen ondernomen te worden na de confrontatie met een agressieve situatie? Hoe kan agressie zoveel mogelijk beperkt en voorkomen worden? Algemeen doel van het anti-agressieprotocol is een instrument te bieden voor zowel de medewerker als de leidinggevende voor de omgang met en preventie van agressie en geweld op de werkplek.
2 Verschillende vormen van agressie We kennen verschillende vormen van agressie. Per agressievorm is in het kort omschreven wat hieronder verstaan wordt. 2.1 Hinderlijk gedrag Onder hinderlijk gedrag wordt verstaan ‘gedrag dat hinderlijk is voor medewerkers en andere bezoekers c.q. klanten’. Een voorbeeld van hinderlijk gedrag is dat bijvoorbeeld iemand onaangekondigd diverse ruimtes betreedt. 2.2 Onacceptabel gedrag Onacceptabel gedrag is een brede term waaronder diverse vormen van agressie vallen. In het algemeen kan gesteld worden dat onder onacceptabel gedrag wordt verstaan ‘gedrag dat niet voldoet aan de algemeen geldende maatschappelijke normen en waarden’. 2.3 Telefonische agressie Onder telefonische agressie wordt verstaan ‘het telefonisch door middel van eisen en dreigen iets gedaan proberen te krijgen’. 2.4 Schriftelijke agressie Onder schriftelijke agressie wordt verstaan ‘het schriftelijk doen van bedreigingen ten aanzien van medewerkers’. 2.5 Verbaal geweld Onder verbaal geweld wordt verstaan ‘grof taalgebruik, discriminerende taal en/of schelden’. Verbaal geweld hoeft niet specifiek tegen een persoon gericht te zijn. 2.6 Ernstige bedreigingen en intimidatie Onder ernstige bedreigingen en intimidatie wordt verstaan ‘gerichte bedreigingen en/ of grof taalgebruik tegen een specifieke persoon met als doel deze te intimideren’. 2.7 Fysiek geweld Onder fysiek geweld wordt verstaan ‘escalatie van agressie door gericht geweld tegen voorwerpen dan wel personen’. De agressor probeert gewapend dan wel ongewapend een medewerker, bezoeker of het interieur te beschadigen. In bijlage I is uitleg gegeven over de wettelijke kaders in het geval van fysiek geweld. Alhoewel deze vorm van agressie zelden voorkomt, moeten we deze wel ten alle tijde proberen te voorkomen. De schade die hierdoor ontstaat is wellicht niet reparabel, met name de immateriële schade!
2-6-2015
3
2.8 Digitaal geweld. Onder digitaal geweld wordt verstaan ‘ het digitaal ( e-mail, msn, etc.) door middel van eisen en dreigen iets gedaan proberen te krijgen.
3 Gedragsregels medewerkers en klanten Zowel medewerkers als klanten dienen zich aan gedragsvoorschriften te houden om mogelijke agressieve en/ of gewelddadige situaties te voorkomen. 3.1 Gedragsregels klanten Klanten dienen zich volgens de algemeen geldende maatschappelijke normen en waarden te gedragen. Het is dan ook niet toegestaan voor klanten om:
De publieksruimte te betreden met slag-, steek- of vuurwapen of andere voorwerpen die als zodanig kunnen dienen; Met een hond de publieksruimte te betreden; Te roken, drugs of alcohol te gebruiken in de publieksruimte; Onder invloed van drugs of alcohol de publieksruimte te betreden; Zonder vooraankondiging zich te begeven naar een andere afdeling binnen het gebouw; In de wachtruimte te verblijven zonder doel/ zonder aanleiding daartoe; Te schelden, discriminerende taal te gebruiken of met grote stemverheffing te spreken; Bedreigingen te uiten naar medewerkers; Met voorwerpen (dreigen) te gooien of vernielingen aan te richten; Handtastelijk te worden; Andere klanten lastig te vallen.
3.2 Gedragsregels medewerkers Een medewerker mag nooit zelf de veroorzaker zijn van agressief en/of gewelddadig gedrag. Het doel is juist om agressief en gewelddadig gedrag te voorkomen. Dit kan door het opvolgen van een aantal simpele regels bij contacten met klanten: Wees altijd vriendelijk en beleefd; Wees servicegericht: beantwoord vragen van klanten zo goed mogelijk en los eventuele problemen zo snel mogelijk op; Luister naar de klant, toon begrip en interesse en probeer te achterhalen wat de klant daadwerkelijk wenst, waar hij daadwerkelijk behoefte aan heeft; Maak geen beloften aan de klant die je niet waar kunt maken; Biedt bezoekers c.q. klanten hulp, indien je constateert dat ze niet begrijpen waar ze moeten zijn; Ga niet in groepjes in het zicht van de klant een gesprek voeren; Voer geen luidruchtige gesprekken met andere collega’s in het bijzijn van klanten, maar geef zelf het correcte voorbeeld; Laat een geïrriteerde klant eerst stoom afblazen en maak het niet erger door zelf ook geïrriteerd te reageren; Geef je grenzen aan!
4 Preventie agressie en geweld Niet alleen verbale, maar ook non-verbale communicatie kan duiden op potentieel agressief of gewelddadig gedrag. Door zich hier van bewust te zijn, kan eventuele escalatie van een dergelijke situatie voorkomen worden. Mogelijke fysieke uiterlijkheden die (kunnen) duiden op potentieel agressief of gewelddadig gedrag zijn: Een plotseling rood of bleek gelaat; Zichtbaar (extreem) zweten; Verstrakte kaakbenen en gebalde vuisten; Grijnzend gezicht; Overdreven of gewelddadige bewegingen; Stemverheffing; Vlugge en weinig diepe ademhaling; Wazige of misprijzende blik; Woedende of ontwijkende oogopslag; Zich persoonlijk opdringen.
2-6-2015
4
Indien een klant (opeens) erg zenuwachtig is en (meerdere van) de bovenstaande fysieke uiterlijkheden vertoont, dient rekening te worden gehouden met een potentieel agressieve of gewelddadige situatie. Om een eventuele escalatie van de situatie te voorkomen, is het zaak om: Nooit een gesprekspartner te onderschatten en niet in discussie te gaan. Voldoende afstand te houden (ongeveer 120 cm om een verrassingsaanval te kunnen ontwijken) en je stoel schuin te zetten richting de beste ontsnappingsroute en ga nooit recht tegenover de klant zitten; Gebruiksvoorwerpen zoals pennen en potloden buiten het bereik van de klant te houden; Elke agressieve of provocerende houding te vermijden (gekruiste armen, handen op de heupen, gefixeerde oogopslag); Indien de agressor rechtop staat, hem of haar uit te nodigen om zo mogelijk te gaan zitten opdat hij of zij zich niet in een dominante positie voelt; Kalm en beleefd te blijven, maar wel een vastberaden houding te blijven aannemen; Verwijten, kritiek of een neerbuigende houding te vermijden; Integer te blijven en nooit te liegen; Op een rustige en zachte toon te praten, zonder het gebruik van vakjargon; De persoon te betrekken bij het zoeken naar een oplossing, laten merken een en al oor te zijn.
5 Instructie ‘omgaan met agressie’ Mocht de situatie onverhoopt toch escaleren, dan gelden voor de medewerker en de leidinggevende de volgende instructies. 5.1 Hinderlijk gedrag/ onacceptabel gedrag Reactie medewerker Reactie leidinggevende Klant aanspreken op gedrag Past gedrag aan? Ja/nee Bij nee: Directie informeren Directie geeft waarschuwing Agressieregistratie invullen in A-A-P Past gedrag aan? dossiermap. Bij nee : politie waarschuwen In bijzijn van politie 2x verzoek aan klant gebouw te verlaten
Nazorg leidinggevende Waarschuwingsbrief Vermelding in A-A-P dossiermap Sprake van recidive* ? ja/nee Bij ja: Toegangsontzegging voor bepaalde tijd.
5.2 Telefonische agressie Vaak is het telefonisch uiten van verbale agressie een ‘onschuldige vorm van stoom afblazen’. Van medewerkers wordt ook verwacht dat zij een professioneel incasseringsvermogen hebben om met dergelijke voorvallen om te gaan. Echter, indien de bellende persoon niet tot rede kan worden gebracht, dient er over te worden gegaan tot registratie van het telefoongesprek en melding van het gesprek aan de leidinggevende. Reactie medewerker Klant aanspreken op gedrag
Past gedrag aan ? ja / nee Bij nee: Waarschuwing geven, bij continuering wordt gesprek beëindigd. Bij negeren waarschuwing : gesprek beëindigen Directie informeren. Agressieregistratie invullen in A-AP-dossiermap
2-6-2015
Reactie leidinggevende
Nazorg leidinggevende Overleg met medewerker, evt. waarschuwingsbrief + vermelding in A-A-P-dossiermap. Sprake van recidive ? ja / nee Altijd een waarschuwingsbrief
Evt. : plan van aanpak maken mocht klant op de werkplek verschijnen.
Stalken* en recidive ?
Telefoonverbod Evt. geheim privénummer regelen.
5
5.3. Schriftelijke agressie. Reactie medewerker Directie informeren
Reactie leidinggevende
Nazorg leidinggevende Waarschuwingsbrief Vermelding in AAP-dossier Evt.Ordegesprek
Agressieformulier invullen 5.4 Digitale agressie Reactie medewerker Directie informeren
Reactie leidinggevende
Nazorg leidinggevende Waarschuwingsbrief Vermelding in AAP-dossier Evt.Ordegesprek
Agressieformulier invullen 5.5. Verbaal geweld / ernstige bedreiging en intimidatie Reactie medewerker Reactie leidinggevende Klant aanspreken op gedrag Past gedrag aan? ja / nee Bij nee: waarschuwing geven Wordt waarschuwing genegeerd? Gesprek beëindigen Directie informeren. Directie geeft waarschuwing Agressieregistratie invullen
5.6 Fysiek geweld Reactie medewerker Vluchten of door andere collega’s uit situatie laten proberen weg te halen. Breng evt. andere bezoekers in veiligheid Waarschuw z.s.m. de politie Informeer met spoed de directie Agressieregistratie AAP invullen
2-6-2015
Bij bedreiging of weigering te vertrekken: Politie - assistentie vragen In bijzijn van politie: 2x verzoek aan klant werkplek te verlaten. Indien nodig: Psychische of juridische ondersteuning geven aan medeweker
Reactie leidinggevende
Nazorg leidinggevende Waarschuwingsbrief Vermelding in AAP-dossier Evt. Ordegesprek. Sprake van recidive: ja / nee Bij ja: Toegangsontzegging voor bepaalde tijd. Bij strafbare dreiging: Altijd de politie waarschuwen
Nazorg leidinggevende Toegangsontzegging van 6 maanden Altijd aangifte politie
Politie grijpt in, in het bijzijn van de directie Psychische nazorg en juridische ondersteuning van de medewerker BHV-er* inschakelen Nagesprek met directie + andere betrokken medewerkers
Vermelding in AAP-dossier Evt. ordegesprek. Opgave verzekering bij schade
6
5.7 Aankondiging komst agressieve klant Reactie medewerker Reactie leidinggevende Betrokkenen informeren Directie informeren over inhoud Vaststellen van de te ondernemen gesprek actie. Informeren van de in te zetten medewerkers Directie neemt zelf het voortouw in het naderende gesprek/conflict. 5.8. Verbreken toegangsverbod werkplek. Reactie medewerker Reactie leidinggevende Bezoeker wijzen op toegangsverbod, en meteen verzoeken deze werkplek te verlaten Verlaat gebouw/ plein ? ja / nee Bij nee: Waarschuw de directie Bezoeker verzoeken gebouw te verlaten. Agressieformulier AAP invullen Bij weigering: politie waarschuwen. In bijzijn van politie 1x verzoek doen werkplek te verlaten.
Nazorg leidinggevende
Nazorg leidinggevende Bij recidive: toegangsverbod verlengen
Aangifte doen bij politie.
6 Maatregelen klanten In de voorgaande paragrafen is een aantal mogelijke maatregelen genoemd dat genomen wordt ten aanzien van klanten. In het kort worden deze hieronder nogmaals toegelicht. In bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Een en ander ter bepaling door het afdelingshoofd. 6.1 Waarschuwing Een waarschuwing is een eerste maatregel ten aanzien van een klant nadat deze zich voor de eerste keer agressief en/ of gewelddadig heeft geuit tegen een medewerker of de organisatie. Een waarschuwing kan worden gegeven bij: Hinderlijk en onacceptabel gedrag; Telefonische of schriftelijke agressie; Verbaal geweld 6.2. Ordegesprek Een ordegesprek wordt gehouden naar aanleiding van alle vormen van agressief en/of gewelddadig gedrag. Doel is om het gedrag van de klant te bespreken om herhaling te voorkomen. De leidinggevende nodigt de klant schriftelijk, telefonisch dan wel mondeling uit voor een ordegesprek. Het ordegesprek wordt gevoerd door de leidinggevende samen met de medewerker die geconfronteerd is geworden met het agressief en/of gewelddadig gedrag. Tijdens het ordegesprek wordt de bezoeker aangesproken op zijn gedrag en wordt getracht duidelijkheid te krijgen over de klantmotieven voor dit gedrag. Uiteindelijk dient het gesprek uit te monden in afspraken met de klant die schriftelijk dienen te worden vastgelegd. Indien de klant de gemaakte afspraken uiteindelijk alsnog niet nakomt, volgt een gebouwverbod en – indien noodzakelijk – eventuele justitiële maatregelen. 6.3 Gebouwverbod Een gebouwverbod wordt opgelegd wanneer een klant herhaaldelijk agressief en/of gewelddadig gedrag heeft vertoond. Bij het vertonen van fysiek geweld wordt een gebouwverbod echter meteen opgelegd. Een gebouwverbod wordt opgelegd voor bepaalde of onbepaalde tijd. De duur van deze termijn is afhankelijk van het incident of recidive en wordt situationeel bepaald. De brief aan de klant met de mededeling dat hij of zij een gebouwverbod is opgelegd, dient altijd ondertekend te worden door een vertegenwoordiging van het bestuur, bij voorkeur de voorzitter.
2-6-2015
7
6.4 Telefoonverbod Een telefoonverbod wordt opgelegd wanneer een klant zich telefonisch herhaaldelijk verbaal agressief uit en/of door middel van dreiging en eisen iets gedaan probeert te krijgen. De duur van het telefoonverbod is afhankelijk van het incident of recidive en wordt situationeel bepaald. e
1 overtreding waarschuwen
e
2 overtreding ordegesprek
e
3 overtreding Telefoonverbod / gebouwverbod 3 maanden
e
4 overtreding Telefoonverbod / gebouwverbod 6 maanden
e
5 overtreding Permanent telefoonverbod / gebouwverbod
6.5 Aangifte bij de politie In het geval van ‘ernstig’ agressief en/of gewelddadig gedrag, vindt altijd aangifte plaats bij de politie binnen 24 uur. Aangifte dient door het slachtoffer of een getuige te worden gedaan. Aangifte bij de politie is (in ‘ernstige’ gevallen) altijd zinvol. Wellicht is de agressor reeds bekend bij de politie en kan de aangifte worden meegenomen bij de afhandeling van andere strafzaken. Aangifte politie 1. strafbare bedreiging
2. Fysiek geweld
3. Ernstige voorvallen (naar eigen beoordeling)
De strafbepalingen die gelden voor verschillende geweldsdelicten, zijn in bijlage II bij dit protocol opgenomen.
6.6 Schadeclaim/ -regeling Bij ontstane materiële of immateriële schade als gevolg van fysiek geweld, dient de schade bij de verzekering opgegeven te worden. Indien het immateriële schade betreft, dient de medewerker zelf de schade te verhalen. Indien het materiële schade betreft, dan wordt de schade door het bestuur verhaald. Echter, het bestuur zal te allen tijde de werknemer zo goed mogelijk ondersteunen bij schadeverhaal en ervoor zorgdragen dat de medewerker geen ‘speelbal’ wordt tussen de verzekering en de agressor.
7 Opvang na agressie- of geweldsdelict Agressiedelicten of geweldsdelicten kunnen een grote impact hebben op zowel het slachtoffer(s) als op de andere personen die bij het delict betrokken waren, zeker als deze vaker voorkomen. Door adequate opvang kunnen de gevolgen echter beperkt en/of voorkomen worden. Opvanggesprekken zijn dan ook een belangrijk instrument bij dergelijke incidenten. De betrokken persoon kiest zelf de vertrouwenspersoon voor het gesprek na afloop. Mocht de vertrouwenspersoon niet de directe leidinggevende zijn, maar is dit iemand anders, dan dient toch alsnog een afzonderlijk gesprek met de leidinggevende plaats te vinden. Een belangrijk facet bij de verwerking van een incident is de bewustwording dat niet iedereen hierover makkelijk kan praten. Er kunnen allerlei psychische en fysieke bijwerkingen optreden die ‘noodzakelijk’ zijn het voorval te verwerken. Het is belangrijk dat de vertrouwenspersoon hiervan op de hoogte is. 7.1 Planning opvanggesprekken Het eerste gesprek vindt direct na het incident plaats. Doel: Het aftappen van emoties, ‘hoe voelt iemand zich’. Het tweede gesprek vindt een tot drie dagen na het incident plaats. Doel: Reconstructie van het incident, ‘wat is er nu precies gebeurd?’ Meer informatie geven Eventuele klachten signaleren Het derde gesprek vindt circa vier weken na het incident plaats. Doel: De huidige stand van zaken opnemen Eventuele ‘oude’ klachten bespreken en eventuele ‘nieuwe’ klachten signaleren Eventueel verwijzen naar gespecialiseerde hulp, of indien dit niet nodig is, het nazorgtraject afsluiten
2-6-2015
8
7.2 Evaluatie na agressief voorval Ook al blijkt een opvanggesprek niet noodzakelijk te zijn, er zal wel altijd informatieoverdracht tussen de betrokken medewerker en de leidinggevende moeten plaatsvinden. Tijdens deze evaluatie dient het volgende besproken te worden: ‘Wat heeft er zich precies afgespeeld?’ ‘Hoe is er gehandeld door de betrokken medewerker?’ ‘Welk vervolg is – gezien de aard van het incident – gewenst of vereist?’ Bij een vervolg kan gedacht worden aan een van de eerder genoemde maatregelen Het agressieregistratieformulier
8 Rapportage agressie- of geweldsdelict Welke maatregel er ook wordt genomen, elk agressie- of geweldsdelict dient in ieder geval gerapporteerd te worden. Hiervoor dient gebruikgemaakt te worden van het agressieregistratieformulier (zie bijlage). Het originele agressieregistratieformulier wordt de directie gearchiveerd. Verder dient een kopie van het formulier te worden verstrekt aan: De betrokken medewerker(s); De Arbocoördinator*, deze houdt een registratie bij ten behoeve van de Risico Inventarisatie (RIE).
8.1
Interne procedure agressieregistratie
Medewerker Agressieformulier invullen Evaluatie medewerker – directie
Origineel van agressieformulier zit in AAP-dossiermap Kopie ingevuld formulier naar directie of arbocoördinator
Email / bericht aan alle betrokken medewerkers over het vervolg.
Interne evaluatie van het voorval in teamverband.
Directie: Distributie van agressieformulier
2-6-2015
9
Agressieregistratieformulier Klantgegevens Naam : ……………………………………………………………. Adres : ……………………………………………………………. Postcode : ……………………………………………………………. Geboortedatum : ……………………………………………………………. Reden van bezoek/ contact : ……………………………………………………………. Herkenbare uiterlijke kenmerken: ……………………………………………………………. Gegevens medewerker Naam Leidinggevende Naam betrokken collega (optioneel) Datum van incident Rapportagedatum
: ……………………………………………………………. : ……………………………………………………………. : ……………………………………………………………. : ……………………………………………………………. : …………………………………………………………….
Soort incident. o Onacceptabel gedrag o Telefonische agressie o Schriftelijke agressie o Verbaal geweld o Ernstige bedreigingen en intimidatie o Fysiek geweld t.a.v. een of meerdere personen o Fysiek geweld t.a.v. voorwerpen Genomen maatregelen. o Waarschuwing o Ordegesprek o Gebouwverbod (schoolgebouw + plein) o Aangifte bij de politie o Schadeclaim Nazorg. o Juridische ondersteuning o Psychische ondersteuning o Vertrouwenspersoon : …………………………………………………
Toelichting en omschrijving van incident: …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… In te vullen door de directie. Kopie verstrekt aan: o Betrokken medewerker(s) o Arbocoördinator Interne communicatie: o Registratie in AAP-dossiermap o
Berichteging aan medewerkers
o
Evaluatie in team
2-6-2015
10
Evaluatieformulier directie + medewerker Gegevens medewerker Naam : ...……………………………………………………………………………………. Afdeling : ……………………………………………………………………………………….. Leidinggevende/directie: ……………………………………………………………………………………….. Datum van incident : ………………………………………………………………………………………..
Omschrijving gebeurtenis: …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………
Hoe gehandeld door betrokken medewerker : ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………
2-6-2015
11
Gewenste/ vereiste vervolgmaatregel: ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… Bespreking agressieregistratieformulier: ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………
2-6-2015
12
Bijlage I: Wettelijke kaders in het geval van fysiek geweld In die gevallen waarin je als medewerker geconfronteerd worden met fysiek geweld, biedt de wet mogelijkheden om jezelf of een ander hiertegen te beschermen. Een en ander is geregeld in de wettelijke regeling die bekend staat als ‘noodweer’. Noodweer staat beschreven in het Wetboek van Strafrecht en luidt: Artikel 41 Lid 1: Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Lid 2: Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt. Enige uitleg is hierbij wel op zijn plaats: In het eerste lid wordt gesproken over wederrechtelijke aanranding. Aanranding dient hierbij niet te worden uitgelegd als seksueel getint, doch als een aanval. Deze aanval dient dan wel zonder recht of toestemming te gebeuren. Vermijd dus opmerkingen als: ‘Sla maar’, ‘doe maar’ of ‘moet je proberen’ op het moment dat een klant dreigt met het uitdelen van een klap of iets dergelijks. Het woord ogenblikkelijk slaat terug op het feit dat de aanranding op dat moment bezig (in uitvoering) moet zijn. Dus niet als je het idee hebt dat er wel eens iets zou kunnen gebeuren of in die gevallen dat de rust (relatief) weer is teruggekeerd. Het eigen of een anders lijf mag duidelijk zijn. Het betreft hier gewoon je lichaam. De eerbaarheid is ook hier weer niet seksueel bedoeld, doch je eer of goede naam. Een goed is een materieel (tastbaar) voorwerp.
Voorbeelden (hoewel niet uitputtend) die je kunt tegenkomen, zijn: Iemand pakt je bij je arm omdat je niet doet wat hij wil; Iemand pakt je bij je hals en legt een verwurging aan; De klant zet zijn hond tegen je op; Iemand stormt op je af met een tot vuist gebalde hand of met een voorwerp en hij dreigt te slaan; Iemand beschadigt het meubilair; Een klant scheld je de huid vol en roept daarbij op je persoon gerichte beledigingen. Het mag duidelijk zijn dat als de aanranding plaatsvindt ten opzichte van je collega, je dus ook mag ingrijpen. We helpen elkaar, toch? Optreden tegen dit soort voorvallen is dus geoorloofd. Dit optreden dient dan wel volgens gelijke hevigheid te worden ingezet. Slaat iemand je, dan mag je terugslaan. Slaat iemand je met de hand, dan sla je echter niet met een voorwerp of iets dergelijks terug. Word je aangerand in je eerbaarheid, dan mag het duidelijk zijn dat je er niet op los beukt, maar die persoon naar buiten geleidt. Heeft iemand je echter in een verwurging (levensgevaar) dan zijn alle middelen geoorloofd om deze aanranding te beëindigen. Volg dus de stappen zoals omschreven in het anti-agressieprotocol: aanspreken, waarschuwen, reageren. Reageer dan met gelijke middelen. Je hebt op die manier alles gedaan om aanranding te voorkomen. Bedenk wel dat je bij het toepassen van geweld zelf een strafbaar feit pleegt. Hiertegen zal door de politie dan ook proces-verbaal worden opgemaakt. De rechter bepaalt of er sprake is van noodweer en zal je in voorkomend geval niet schuldig achten. Het is dus aan de individuele medewerker om tegen fysiek geweld op te treden. De tolerantiegrens is bij iedereen verschillend. Laat echter jezelf of je collega niets aandoen. Het tweede lid van artikel 41 beschrijft die situaties waarin je door een hevige gemoedsbeweging de grenzen van gelijkwaardig optreden overschrijdt. Men noemt dit ‘noodweer exces’. Dit kan zich voordoen als de ‘overlevingsdrang’ het overneemt van rationeel denken. Het komt sporadisch voor en is ook ter toetsing van de rechter. Indien de agressor je echter met een (vuur)wapen bedreigt, geef je dan over in houding en gedrag. De agressor zal zich dan ‘veilig’ voelen en zijn aandacht zal verslappen.
2-6-2015
13
Bijlage II
Strafbepalingen geweldsdelicten
Wetboek van Strafrecht: Artikel 139 1 Hij die in een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringt, of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. 2 n.v.t. 3 Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. 4 De in het eerste en derde lid bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen. Artikel 284 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft: 1° hij die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden; 2° hij die een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden. 2 In het geval onder 2° omschreven wordt het misdrijf niet vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het gepleegd is. Artikel 285 Bedreiging met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling of met brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie. Indien deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt, wordt ze gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie. Artikel 261 Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie. Indien dit geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. Noch smaad, noch smaadschrift bestaat voor zover de dader heeft gehandeld tot noodzakelijke verdediging, of te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste. Artikel 262 Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, wordt, als schuldig aan laster, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie. Ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1° en 2°, vermelde rechten kan worden uitgesproken. Artikel 267 De in de voorgaande artikelen van deze titel bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de belediging wordt aangedaan aan: 1° het openbaar gezag, een openbaar lichaam of een openbare instelling; 2° een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening; 3° het hoofd of een lid van de regering van een bevriende staat.
2-6-2015
14
Bijlage III
Belangrijke telefoonnummers
Intern + extern
Vertrouwensinspecteur G.G.D. Fryslân A.M.K. Anonieme misdaadmelding Arbo/veiligheids coördinator Stafbureau “Primo-Opsterland” Politie
0900-1113111 (lokaal tarief) 058-2334334 058 - 2127772 of 0900 - 1231230 0800-7000 0512-386400 112 SPOED 0900-8844 GEEN SPOED
Bijlage IV
Begrippenlijst
* Stalken: * Recidive: * BHV-er: * Arbo- coördinator:
2-6-2015
hinderlijk inbreuk maken op iemands privé leven, angst aanjagen enz herhaling Bedrijfs Hulpverlener Hij/zij die verantwoordelijk is voor arbeidsomstandigheden
1