Vragen/ Antwoorden n.a.v. Boezemfibrilleren-bijeenkomst 05-11-2011 in het Martini Ziekenhuis te Groningen Algemeen Vraag: Wat is de rol van de omschakeling van waak- naar slaapsituatie? Twee verschillende zenuwsystemen die dan elkaars taken moeten overnemen? Antwoord: In ons lichaam zijn twee zenuwen de sympaticus, de “aanjager “ en de vagus, de “rustgever” die een rol spelen. Wanneer de balans tussen beide niet goed is, kan boezemfibrilleren worden veroorzaakt: door de vagus meestal in rust, bijvoorbeeld ’s nachts en na de maaltijd en door de sympaticus vooral bij opwinding, inspanning. Vraag: Komt het boezemfibrilleren meestal voor in rust? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak? Antwoord: Bij mensen zonder onderliggend lijden komt boezemfibrilleren meestal voor in rust door een verhoogde activiteit van de vagus (zie vraag hierboven). Vraag: Kom iemand ooit weer van het boezemfibrilleren af? Antwoord: Als de onderliggende oorzaak verholpen kan worden en de boezem nog niet sterk vergroot is, kan dat wel. Meestal is de boezem al zo in structuur veranderd dat het boezemfibrilleren blijft bestaan. Vraag: Wat is het verschil tussen een hartritmestoornis en boezemfibrilleren? Antwoord: Boezemfibrilleren is één van de vele hartritmestoornissen die er bestaan. Hartritmestoornis is dus een overkoepelend begrip. Vraag: Hoe voel ik het boezemfibrilleren? Wanneer weet ik dat ik het heb? Antwoord: Meestal voelt de patiënt hartkloppingen, soms alleen moeheid of kortademigheid. In 10% van de gevallen zijn er totaal geen klachten en kan het alleen maar worden vastgesteld door de hartfrequentie te meten, of door de polsfrequentie te controleren,
echter geeft dit nooit een 100% zekerheid. Er is altijd een ECG (hartfilmpje) nodig om de diagnose ‘boezemfibrilleren’ te bevestigen. Vraag: Wat is een ‘normale’ bloeddruk en pols? Waar wordt naar gestreefd? Wanneer is een bloeddruk te laag? Antwoord: In het algemeen wordt een normale hartslag in rust gehanteerd variërend van 60-80 slagen/ minuut. Een normale bloeddruk in rust is 120/80 mmHg, met daarbij een maximale bovendruk van 140 mmHg en onderdruk van 90 mmHg. Een bloeddruk is te laag als de bovendruk lager dan 100 is mét klachten. De onderdruk moet normaliter hoger dan 60 mmHg zijn. Een te lage onderdruk geeft meestal geen klachten. Vraag: Wat te doen bij storingen aan de sinusknoop? Antwoord Een stoornis in de sinusknoop geeft een te traag hartritme. Dit gaat vaak gepaard met een afwisseling van snelle hartritmes, het zogenaamde ‘sick sinus syndroom’. Bij een te trage hartslag met klachten en geen herstelbare oorzaak, moet een pacemaker worden overwogen ter ondersteuning/ correctie van het te trage hartritme. Voor de snelle ritmes geldt de gebruikelijke behandeling: medicijnen. Echter indien dit in combinatie is met te trage ritmes, dan zal vaak een pacemaker voor de langzame ritmes noodzakelijk zijn en dan de medicijnen ter voorkoming van de snelle hartritmes. Vraag: Ik heb geen klachten bemerkt van boezemfibrilleren. Echter vertelde de pacemakertechnicus dat ik wel degelijk periodes van boezemfibrilleren heb gehad. Hoe kan dit, zonder dat ik iets heb gevoeld? Antwoord: Zoals al vermeld voelt ca 10% van de mensen geen hartkloppingen , de oorzaak dat sommige mensen het niet voelen is niet bekend
.
Oorzaak Boezemfibrilleren Vraag: Heeft een te traag werkende schildklier (hypothyreoïdie) ook invloed op het ontstaan van boezemfibrilleren? En wat doet een tabletje Thyrax? Gaan daar de hartkloppingen van over? Antwoord: Een te traag werkende schildklier veroorzaakt normaliter een te trage hartslag en geen boezemfibrilleren. Thyrax versnelt de werking van de schildklier bij een te traag werkende schildklier. Daarnaast versnelt het de werking van de sinusknoop, dus geeft het een versnelling van de hartfrequentie. Van Thyrax gaan normaliter de hartkloppingen niet over. Vraag: Wat is het gevolg van een niet voldoende ontspannende hartspier bij het pompen? En dit in relatie tot het ontstaan van boezemfibrilleren? Antwoord: Door onvoldoende ontspanning van de hartspier (relaxatiestoornis), loopt de druk in het hart op. Dit is een veel voorkomende oorzaak van boezemfibrilleren, met name bij hartfalen en hypertensie (hoge bloeddruk). Vraag: Is het op een ECG (hartfilmpje) te zien dat de mitralisklep niet goed werkt? Antwoord: Nee, dit is niet te zien. Als gevolg van een slecht werkende mitralisklep, vergroot de linker boezem, dit kan wel op het ECG gezien worden. Echter kan dit ook veroorzaakt worden door vele andere oorzaken, zodat op het ECG niet gezien kan worden dat de mitralisklep niet goed functioneert. Hiervoor is een echocardiogram nodig.
Uitlokkingsfactoren Vraag: Kan het voedingspatroon cq voeding van invloed zijn op de bloeddruk/ AF/ INR? Antwoord: Ja, veel zoutgebruik kan leiden tot een hoge bloeddruk en een volume belasting van de hartspier (i.v.m. veel vocht vasthouden), met als gevolg boezemfibrilleren. Vele voedingsstoffen hebben invloed op de INR, met name voedingsstoffen waar veel vitamine K in zit, m.n. bladgroenten als sla, spinazie, boerenkool. Door deze stoffen maakt het lichaam meer stollingseiwitten en moet er meer Acenocoumarol (Sintrom) worden gegeven om de streef INR te bereiken. Wanneer u afwisselend eet, geeft dit normaliter geen problemen. Vraag: Is er onderzoek gedaan naar de relatie ‘stress’ en atriumfibrilleren? Is het een factor bij het krijgen van hartaandoeningen in het algemeen? Antwoord: ‘Stress’ is een vaag begrip en individueel verschillend, zodat daar moeilijk een antwoord op te geven is. Onderzoek naar stress is nauwelijks objectief te doen, want voor de één geeft een bepaalde situatie stress en voor de ander totaal niet. Er is dan ook geen eenduidig antwoord te geven of stress de oorzaak is van boezemfibrilleren. Wel geven mensen soms aan dat ze meer last van boezemfibrilleren en overslagen hebben bij stress, hier speelt de ‘sympaticus’ weer een rol (zie eerste vraag). Vraag: Is er iets bekend (vanuit onderzoek) over de relatie tussen overgangsklachten en atriumfibrilleren? Antwoord: Nee. Vraag: Alcohol is een bekende uitlokkingsfactor bij atriumfibrilleren. Gaat het al mis bij de eerste slok of hangt zoiets af van de vorm van de dag? Antwoord: Wanneer alcohol als uitlokkingsfactor geldt, is individueel zeer verschillend. Niet iedereen krijgt boezemfibrilleren door (sociaal) alcoholgebruik. De meeste mensen zijn niet dermate gevoelig voor alcohol, dat bijvoorbeeld één slok al boezemfibrilleren geeft.
Vraag: E621 is een uitlokkingsfactor bij atriumfibrilleren. Natuurlijke smaakversterkers ook? Bijvoorbeeld mediterrane worsten? Kazen waar een enzym doorheen is gegaan tijdens de rijping? Of sojasauzen? Antwoord: Mogelijk zijn sommige Franze kazen (welke, onbekend) van belang bij boezemfibrilleren, maar definitief bewijs is hiervoor niet. Van de andere stoffen, zoals genoemd hierboven, is ons niets van bekend. Overigens wordt in de medische literatuur nauwelijks aandacht geschonken aan de invloed van voedingsproducten en boezemfibrilleren. Advies is dat de patiënt zelf de beste graadmeter is. Indien hij of zij bemerkt dat bepaalde voedingsstoffen het boezemfibrilleren uitlokken, dan is het natuurlijk verstandig om die voedingsstoffen te vermijden. Ook dit zal bij iedere persoon weer verschillend zijn. Vraag: Wanneer het boezemfibrilleren tijdens het sporten ontstaat? Wat is dan de juiste manier om te handelen? Stoppen of doorgaan? Antwoord: Als het boezemfibrilleren ontstaat tijdens het sporten, dan is ons advies altijd onmiddellijk te stoppen. Wanneer wordt doorgegaan met sporten, kan de hartfrequentie véél te hoog worden.
Anti-stolling Vraag: De ritmestoornissen zijn voor het gevoel afwezig sinds de start met Amiodaron. Daarom gebruik ik nu Ascal ipv Sintrom (Acenocoumarol). Is dat verstandig? Antwoord: Het instellen op een juiste bloedverdunner bij een patiënt mét boezemfibrilleren gebeurt via de CHA2DS2VASc-score. Deze score geeft de kans op het verkrijgen van trombo‐embolische complicaties weer. Deze score gaat alleen op bij een patiënt mét boezemfibrilleren. Het maakt dus niet uit of u het boezemfibrilleren permanent heeft of in aanvallen, dat staat hier los van. De risico-score bevat de volgende elementen: C = Congestive heart failure = hartfalen H = Hypertension = hypertensie A2 = Age = Leeftijd > 75 jaar D = DM = Diabetes Mellitus (suikerziekte) S2 = Stroke = CVA/ TIA = beroerte V = Vascular disease = vasculaire aandoening A = Age = Leeftijd > 65 jaar S = Sexe = Geslacht (vrouw)
1 punt 1 punt 2 punten 1 punt 2 punten 1 punt 1 punt 1 punt
Volgens de richtlijn: * als de CHA2DS2VASc-score 2 of hoger is, dan altijd Sintrom; * als de score 0 is, dan hoeft helemaal geen ontstolling gegeven te worden; * als de score 1 is, dan is er een voorkeur voor Sintrom, eventueel kan ook voor Ascal worden gekozen in overleg met uw cardioloog. Het bloedingsrisico zal ook altijd worden beoordeeld en wordt in de keuze meegenomen. Vraag: Waarom varieert het aantal tabletten voor de anti-stolling? Antwoord: De graad van ontstolling is afhankelijk van het dieet en medicijngebruik. Als iemand veel bladgroenten eet, is er meer Sintrom nodig. Sommige medicijnen versterken de werking van Sintrom en weer andere verminderen de werking van Sintrom. Het is daarom van belang uw medicijngebruik door te geven aan de trombosedienst en ook iedere keer wanneer er een verandering in de medicatie wordt doorgevoerd.
Vraag: Hoe goed, veilig en zinvol is het cardio-aspirientje? En dit in vergelijking met de zwaardere bloedverdunner (Sintrom)? Antwoord: Het aspirientje (Ascal) is veel minder effectief dan Sintrom: Aspirine geeft ongeveer een risicoreductie van 22 %; Sintrom geeft een risicoreductie van ongeveer 65%. Advies is dan ook om alleen maar voor Aspirine (Ascal) te kiezen als het risico op stolsel vorming (trombo-embolische complicaties) laag is. Bij een hoger risico (CHA2DS2VAScscore 2 of hoger), zal er altijd voor Sintrom worden gekozen, tenzij er contra-indicaties zijn. Vraag: Er komen wrs nieuwe middelen op de markt voor de antistolling. Welke zijn dit? En klopt het dat bij een trauma (bloeding) bij het gebruik van deze nieuwe antistolling de bloeding moeilijk is te stoppen? Antwoord: De nieuwe middelen die er komen zijn naar alle waarschijnlijkheid: Dabigatran, Rivaroxaban en Apixaban. Bij bloedingen is er geen direct ‘antigif’ beschikbaar dat de werking van bovenstaande nieuwe middelen direct uitschakelt. Ook bij Acenocoumarol (Sintrom) is dit niet eenvoudig als het snel moet gebeuren. Dit vindt dan plaats via een infuus in het ziekenhuis en is erg duur. Indien de bloeding niet bedreigend is, kan meestal volstaan worden met extra vitamine K, dit werkt na ongeveer 12 uur. Nadeel hiervan is wel dat daarna enkele dagen de Sintrom veel minder effectief is. Voor het direct stoppen van de bloeding door middel van compressie of hechting door de chirurg, is er totaal geen verschil tussen Sintrom en de nieuwe middelen. Overigens geven de nieuwe middelen minder bloedingen dan Sintrom.
Medicatie Vraag: Moet men cholesterolverlagende middelen gebruiken bij atriumfibrilleren? Antwoord: Nee, daar is tot op heden geen bewijs voor, tenzij er ook aangetoond vaatlijden aanwezig is. Echter wordt er op dit moment een onderzoek gedaan of cholesterolverlagers van nut zijn bij de behandeling en het voorkomen van het boezemfibrilleren. Hiervan zijn nog geen resultaten bekend. Vraag: Waarom moet iemand altijd Metoprolol gebruiken als ook Flecaïnide wordt gebruikt? Antwoord: Het antwoord is complex. Flecaïnide werkt niet remmend op de AV knoop (gelegen tussen de boezems en de kamers). Dit kan onder bepaalde omstandigheden, met name als er een atriumflutter ontstaat, lijden tot zeer hoge hartfrequenties van hoger dan 200 per minuut. Dit moet worden voorkomen en daarom zal Flecaïnide niet worden voorgeschreven zonder een middel dat wel vertragend werkt op de AV-knoop (Calciumantagonist en ook de Bètablokker). Vraag: Wanneer kan Sotalol veilig worden gegeven en wanneer niet? Wat is het alternatief? Antwoord: Sotalol kan veilig worden gegeven als aan de volgende voorwaarden is voldaan: - Normale nierfunctie; - Normaal Kalium, Calcium en Magnesium in het bloed; - Geen verdikte hartspier; - Normale QT-tiid op ECG. Sotalol niet geven bij: - Sterk verminderde nierfunctie, als de nierfunctie minder dan 1/3 van normaal is; - Lage Kalium, Magnesium of Calciumspiegel in het bloed; - Een hartspier die dikker is dan 14 mm (normaal ongeveer 10 mm); - Verlengde QT tijd. Alternatief voor Sotalol is een conventionele Bètablokker bijv. Metoprolol, Bisoprolol. Een andere ritmetablet: Flecainide of Amiodaron en waarschijnlijk ook binnenkort Dronedarone. Ook hierbij gelden bepaalde voorwaarden.
Vraag: Veroorzaken Calcium-antagonisten (tabletten) eerder een hartinfarct? Antwoord: Nee, dat is niet het geval. Vraag: Mag ik helemaal geen alcohol drinken bij mijn medicatie: betablokkers, calciumantagonisten en bloedverdunners? Antwoord: Bètablokkers, calciumantagonisten en bloedverdunners kunnen worden gecombineerd met alcohol als dit maar niet teveel is. Voor mannen 2 eenheden/ dag en voor vrouwen 1 eenheid/ dag (wijn, bier, sterke drank).
Leefstijl Vraag: Heeft sporten zin om het hart te trainen, dus sterker maken? Antwoord: Als het hart gezond is, dan kan door sporten het hart zelfstandig worden getraind, zoals bij iedereen het geval is die aan sport doet. Bij hartziekten is het afhankelijk van de aandoening die er is en zal in overleg met de cardioloog het niveau van sporten worden besproken. Vraag: Wat is de invloed van cafeïne en roken op het atriumfibrilleren? Antwoord: Cafeïne is een pepmiddel en kan tot een versnelde hartslag/ ritmestoornissen leiden. Zeker wanneer er teveel van wordt gebruikt. Normaal gebruik leidt zelden tot problemen. Individueel gezien, blijven hier verschillen inzitten. Roken is geen directe risicofactor voor boezemfibrilleren, echter indirect wel, namelijk door roken kan een hartinfarct en hartfalen ontstaan en dit is wel een risicofactor voor het ontstaan van boezemfibrilleren.