Focus op Functies
Wetenschappelijk Instituut Martini Ziekenhuis Ontstaan van het Wetenschappelijk Instituut Het Wetenschappelijk Instituut van het Martini Ziekenhuis in Groningen bestaat officieel sinds februari 2011, maar de voorbereidingen startten een paar jaar eerder. ‘De tijd was er rijp voor’, vertelt Keers. ‘Met name op het gebied van toegepast wetenschappelijk onderzoek valt nog veel winst te behalen. Sterker nog, we kunnen de dagelijkse zorg verbeteren als we met elkaar blijven onderzoeken hoe we de zorg effectiever, efficiënter of patiëntvriendelijker kunnen inrichten.’ De Raad van Bestuur van het Martini Ziekenhuis gaf zo’n drie jaar geleden het startsein om wetenschappelijk onderzoek in het ziekenhuis structureler en professioneler aan te pakken. Ook in breder verband ziet Keers dat onderzoek hoger op de agenda staat. ‘Bij de 28 Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ), waar ook het Martini Ziekenhuis deel van uitmaakt, staat topklinische zorg op de eerste plaats, direct gevolgd door opleiding en onderzoek. Ook hebben we samen met de vijf ziekenhuizen waarmee we Santeongroep* vormen, afgesproken dat we onderzoek gezamenlijk naar een hoger plan tillen. Elk ziekenhuis heeft zijn eigen kennis opgebouwd, dus we kunnen veel van elkaar leren.’ * Zes toonaangevende, topklinische ziekenhuizen verspreid over Nederland bundelen de krachten onder de naam Santeon: Canisius-Wilhelminina Ziekenhuis (regio Nijmegen), Catherina Ziekenhuis (regio Eindhoven), Martini Ziekenhuis (Groningen), Medisch Spectrum Twente, Onze Lieve Vrouwen Gasthuis (Amsterdam) en het St. Antonius Ziekenhuis (regio Utrecht). Bron: www.santeon.nl. Doel van het Wetenschappelijk Instituut ‘Onze belangrijkste taak is dat specialisten en andere zorgprofessionals zich niet alleen richten op patiëntenzorg, maar ook zichzelf blijven ontwikkelen. Wetenschappelijk onderzoek stimuleert het wetenschappelijk denken’, stelt Keers. ‘Of, simpeler gezegd, door onderzoek blijf je alert op je vak. Je vraagt je namelijk af: waarom doe ik dit en hoe kan het anders? Zo ontdekten twee neurochirurgen in ons ziekenhuis dat zij beiden een andere, geaccepteerde en goedgekeurde methode toepassen bij het opereren van een vernauwing in het wervelkanaal. Zij willen nu weten of de ene methode eigenlijk beter is dan de andere. Wij zorgen ervoor dat
het onderzoek daadwerkelijk van de grond komt en stimuleren dat het ook echt wordt afgerond.’ Keers omschrijft drie belangrijke doelen van het Wetenschappelijk Instituut: 1. Faciliteren van onderzoekers bij het uitvoeren van onderzoek. ‘Onze rol hangt af van het onderzoek. Bij contractstudies die geïnitieerd zijn door de farmaceutische industrie, doen we bijvoorbeeld financiële onderhandelingen en kijken we mee welke consequenties het onderzoeksprotocol op de organisatie heeft. Bij onderzoeken die artsen of verpleegkundigen in ons ziekenhuis zelf initiëren helpen we de onderzoeksvraag helder definiëren en adviseren we eventueel bij het aanvragen van externe financiering of het aangaan van samenwerkingsverbanden. Ook kijken we mee op de onderzoeksopzet en het onderzoeksprotocol, helpen we bij de analyse van gegevens en lezen we mee op het uiteindelijke rapport. Waar nodig adviseren we over de publicatie van het onderzoek.’ 2. Bewaken en doorvoeren van medisch-ethische regelgeving, contracten en financiële verrekingssystemen. ‘Er zijn flink wat regels over gezondheidsonderzoek bij mensen. Terecht, maar elk jaar komen er regels bij of veranderen ze, waardoor artsen al bij voorbaat het bijltje erbij neergooien. Wij zorgen dat de onderzoeksaanvraag en het protocol aan de wettelijke vereisten voldoet, dat contracten in orde zijn en dat de juiste verzekeringen zijn afgesloten voor patiënten die meedoen aan onderzoek. Ook zorgen we dat de financiële afspraken vooraf duidelijk zijn. Want wordt een verrichting geboekt op zorg of op wetenschappelijk onderzoek?’ 3. Versterken van het wetenschappelijke klimaat. ‘Onderzoek verbetert de zorg. Dat blijven we onder de aandacht brengen. Daarom organiseren we symposia, werken we samen met hbo en universiteiten, vertellen we aan nieuwe medewerkers wat het Wetenschappelijk Instituut voor hen kan betekenen en geven we interne trainingen over evidence based-onderzoek.’
Ontwikkeling van het Wetenschappelijk Instituut ‘In het eerste jaar moesten artsen en verpleegkundigen ons nog weten te vinden. En ook wij moesten de weg in de organisatie leren kennen. Door alle vragen die op ons pad kwamen, kregen we de kans ons overal in te verdiepen. In lopende onderzoeken, maar ook in de financiële stromen binnen de organisatie. De positionering van dit Wetenschappelijk Instituut had ook tijd nodig, want het stuitte soms op weerstand. Ik vind dat ook logisch: sommige maatschappen doen al jarenlang onderzoek, en hebben een eigen researchafdeling. En dan komt er ineens
zo’n Wetenschappelijk Instituut waar je iets mee moet. Verantwoording afleggen, onderzoeken afstemmen? Maar die terughoudendheid is snel verdwenen. Artsen, verpleegkundigen en studenten zagen al snel de meerwaarde van onze specialistische onderzoekskennis, en maken daar nu graag gebruik van.’ Nu Keers en Rusch ruim een jaar verder zijn en medewerkers hen weten te vinden, is er meer ruimte om hun eigen koers te bepalen. ‘We vinden het dan ook een waardevolle ontwikkeling dat dit jaar een Wetenschapscommissie wordt aangesteld binnen het Martini Ziekenhuis. De leden worden gezamenlijk benoemd door de Vereniging Medische Staf en de Raad van Bestuur, waardoor organisatorische en medisch inhoudelijke ontwikkelingen samenkomen. Deze commissie ontwikkelt een meerjarenonderzoeksstrategie, zodat duidelijk wordt waarop wij ons als ziekenhuis zullen focussen. Ook bepaalt de commissie welke onderzoekers financiële steun krijgen uit het Wetenschapsfonds dat in de loop der jaren is opgebouwd door het ziekenhuis. Ik word ambtelijk secretaris in deze commissie, dus ben zo volledig op de hoogte van alle afwegingen die er over onderzoek worden gemaakt.’
Resultaat in de praktijk ‘Artsen en verpleegkundigen weten ons te vinden. Ze bellen, komen langs, vragen om advies of concrete hulp. Dat vinden we na het eerste oprichtingsjaar het belangrijkste resultaat.’ Maar ook als ze naar de cijfers kijken, zien ze Keers en Rusch vooruitgang: ‘We houden een database bij waarin we onderzoek registreren en monitoren. We zien dat het aantal studies is toegenomen: zowel eigen wetenschappelijk onderzoek als contractstudies en studies die we samen met bijvoorbeeld het UMCG uitvoeren. Daarbij is het aantal publicaties toegenomen van 75 in 2010 naar 99 in 2011, en dit aantal is in 2012 alleen maar verder gestegen.’ Keers: ‘Ik zou die cijfers niet alleen aan onze aanwezigheid willen koppelen. Zoals ik eerder al zei, is de aandacht voor onderzoek de laatste jaren toegenomen in ons ziekenhuis. Daarbij kijk ik liever naar klinische relevantie van een onderzoek. Het is toch prachtig als een apotheker wil onderzoeken welke van drie antistollingmiddelen eigenlijk het beste werkt?’ Rusch: ‘Of als een verpleegkundige op de kinderafdeling wil onderzoeken of kinderen voor een operatie inderdaad rustiger worden als ze via een koptelefoon lage tonen horen? Zulke vragen ontstaan in de dagelijkse praktijk en wij kunnen vervolgens meedenken hoeveel patiënten je nodig hebt om zinvolle uitspraken te doen of hoe je de gegevens zo objectief mogelijk kunt verzamelen. Het zoeken naar zo’n antwoord vind ik ontzettend leuk. Samen ontdekken we iets nieuws, en zorgen we voor nieuwe
ontwikkelingen. En het is natuurlijk fantastisch als we zo ook nog kunnen bijdragen aan betere zorg.’
Plaats in de organisatie Het Wetenschappelijk Instituut valt organisatorisch onder het Van Swieten Instituut, het onderwijsinstituut van het Martini Ziekenhuis. ‘Dit instituut coördineert alle activiteiten op het gebied van leren, opleiding en kennisontwikkeling in het ziekenhuis. Alle specialisten in opleiding, stagiaires en coassistenten kloppen daar aan voor advies en scholing. Zo komen ook alle onderzoeksvragen bij elkaar.’ Keers heeft daarnaast als hoofd van het Wetenschappelijk Instituut elke maand overleg met de Raad van Bestuur, zodat hij op de hoogte blijft van alle strategische ontwikkelingen in het ziekenhuis. Andersom krijgt de Raad van Bestuur zo zicht op alle lopende onderzoeken en ontwikkelingen daarbinnen.
Samenstelling Wetenschappelijk Instituut Het Wetenschappelijk Instituut in het Martini Ziekenhuis is een kleine afdeling met Joost Keers als hoofd van het instituut en Ellen Rusch als wetenschappelijk medewerker. Zij werken beiden parttime. Keers werkt 32 uur, Rusch 21 uur. ‘Daarnaast hebben we een vaste statisticus, die we op afroep inschakelen.’ In de toekomst is het denkbaar dat de researchverpleegkundigen van de maatschappen onder het Wetenschappelijk Instituut vallen. ‘Zo bundelen we de kennis en kunnen ook afdelingen zonder researchafdeling een deskundige voor onderzoek inhuren.’
Functie-inhoud Hoofd Wetenschappelijk Instituut Er zit overlap in de werkzaamheden van Keers en Rusch. Ze begeleiden beiden specialisten bij onderzoeksvragen, werken onderzoeksvoorstellen uit en lezen mee op onderzoeksrapporten. Maar, zoals Rusch omschrijft: ‘Joost is wel echt het hoofd. Hij bepaalt of we links of rechts gaan, bespreekt het onderzoeksbeleid op hoger niveau in de organisatie, onderhoudt de contacten met alle maatschappen, voert alle externe gesprekken en doet de financiële onderhandelingen. Ik vind dat wel zo prettig; ik richt me liever op de inhoud en het dagelijks contact met alle studenten en specialisten die onze hulp nodig hebben.’
Keers deelt zijn werkzaamheden grofweg in als overleg (50%) en bureauwerk (50%). ‘Bij overleg moet je denken aan het dagelijkse overleg, bijvoorbeeld tussen Ellen en mij over het verdelen van nieuwe onderzoeksvragen, maar ook aan het maandelijks strategisch overleg met de Raad van Bestuur of het inhoudelijk overleg met mijn leidinggevende van het Van Swieten Instituut. Een belangrijk deel van mijn werk is ook gevuld met inhoudelijke besprekingen over onderzoeken, om bijvoorbeeld de onderzoeksvraag helder te krijgen of advies te geven over de statistische analyse. Ik ben vooral sparringspartner op onderzoeksgebied, maar heb zelf veel onderzoek gedaan naar de kwaliteit van leven bij chronische aandoeningen. Dus als een onderzoek daaraan raakt, zal ik het niet laten ook vakinhoudelijk mee te denken.’ Onder ‘bureauwerk’ rekent Keers onder meer:
•
een onderzoeksaanvraag uitwerken om bijvoorbeeld financiering aan te vragen;
•
een onderzoeksprotocol uitschrijven, zodat de betrokkenen bij het onderzoek zich houden aan de wettelijke regels voor onderzoek bij personen;
•
begrotingen uitwerken en bespreken met betrokken afdelingen, zodat de financiële consequenties vooraf duidelijk zijn.
Buiten de deur is Keers vooral actief voor contractbesprekingen, overleggen met collega’s van de Santeon- of STZ-ziekenhuizen en de opzet van een onderzoekslijn voor het lectoraat bij de Hanze Hogeschool in Groningen. Functie-eisen Hoofd Wetenschappelijk Instituut Inhoudelijke kennis van relevante wetgeving op het gebied van (internationaal) wetenschappelijk onderzoek en onderzoeksmethodiek is voor Keers zo vanzelfsprekend dat hij deze niet eens als functievereiste noemt. ‘Zonder deze kennis kun je simpelweg geen volwaardige sparringpartner zijn voor de Raad van Bestuur, de Vereniging van Medisch Specialisten en alle artsen en verpleegkundigen die om advies komen vragen.’ Communicatieve vaardigheden noemt hij zelf als eerste. ‘Je moet de vraag van een ander snel kunnen begrijpen en daarop aansluiten, of het nu een internist is of een student geneeskunde. Ook moet je in interactie met inhoudelijk specialisten de helikopterview kunnen bewaken. En op praktisch niveau is het natuurlijk belangrijk dat je snel en helder kunt verwoorden waar een onderzoek over moet gaan en wat relevante onderzoeksgegevens zijn.’ Voor deze positie hoef je geen haantje de voorste zijn, vindt Keers. ‘Dat ben ik zelf ook niet. Maar het is wel belangrijk dat je zichtbaar durft te zijn en positie inneemt.
Intern, maar ook extern, bijvoorbeeld bij financiële onderhandelingen of het representeren van het Wetenschappelijk Instituut in de buitenwereld.’ Tot slot moet je verantwoordelijkheid kunnen dragen. ‘De (financiële) consequenties van onjuist uitgevoerd onderzoek kunnen enorm zijn. Daar staan we natuurlijk niet dagelijks bij stil, maar dat bewustzijn is er wel.’
Functie-inhoud Wetenschappelijk medewerker Wetenschappelijk Instituut ‘Mijn taak is dat ik mensen help bij het uitvoeren van wetenschappelijke activiteiten’, vertelt Ellen Rusch. ‘Dit kan van alles inhouden. Soms is iemand al helemaal klaar met het onderzoek en lezen we alleen mee op het rapport, maar iemand kan ook met een startvraag bij ons aankloppen.’ Rusch beschrijft hoe zo’n proces er dan uitziet:
•
Het start met de vraag: iemand ziet iets in de praktijk en wil iets uitzoeken. Of de ene pil bijvoorbeeld beter werkt dan de andere. Of wat het effect is van andere voeding.
•
Wij kijken mee hoe je het onderzoek zou kunnen opzetten. Welke vraag wil je beantwoord hebben? Bij wie moet je dit onderzoeken? Is een groep genoeg of heb je meerdere groepen nodig?
•
Vervolgens schrijven we een studieprotocol. Dat moet, omdat je bij toegepast wetenschappelijk onderzoek vaak met patiënten werkt, en de regels voor het werken met proefpersonen zijn heel strikt. Nationaal en internationaal. Voor een onderzoeksvoorstel aan de medisch-ethische toetsingscommissie zijn soms wel 35 documenten vereist.
•
Is het onderzoek goedgekeurd, dan kan een arts of verpleegkundige beginnen. We bespreken al in een vroeg stadium af wat iemand zelf kan doen en waar ze onze hulp nodig hebben. Zo heb ik bijvoorbeeld bij een recent onderzoek naar prostaatkanker de eerste vragenlijsten bij een patiënt afgenomen, omdat de afdeling hier zelf nog weinig ervaring mee heeft. Daarna konden ze het zelf oppakken.
•
We houden een vinger aan de pols, want vaak start iemand voortvarend, maar verdwijnt een onderzoek toch in de la, omdat de dagelijkse patiëntenzorg al meer dan de beschikbare tijd opslokt. Als het nodig is, bieden we zelf ondersteuning bij de uitvoering of koppelen we een student aan het onderzoek.
•
Als alle gegevens verzameld zijn, kunnen we ondersteuning bieden bij de statistische analyse of het uitschrijven in een onderzoeksrapport. Of we lezen alleen mee op de resultaten en geven advies over de verwerking daarvan. Dit hangt af van iemands beschikbare tijd, maar ook van de persoon zelf. Een
student moet zelf nog veel leren, dus die begeleiden we zonder dat we zaken uit handen nemen.
•
Tot slot: publiceren. Als de onderzoeksresultaten relevant zijn voor de zorg, kijken we mee voor welke bladen een artikel relevant zou kunnen zijn. We hoeven vaak niet te ondersteunen bij een interne implementatie: als uit onderzoek blijkt dat een behandeling of aanpak beter werkt, wordt dit op de afdelingen vanzelf doorgevoerd.’
In het eerste jaar lag de nadruk meer op het opzetten van onderzoek. Rusch ziet dat de aandacht in het tweede jaar van het Wetenschappelijk Instituut verschuift naar het meedenken tijdens het proces of het navragen naar het verloop van het onderzoek. ‘Zo zullen we in de toekomst steeds meer vragen krijgen over het afronden van het onderzoek. Wat halen we eruit en wat gaan we ermee doen? Die diversiteit maakt het vak juist zo leuk.’ Functie-eisen Wetenschappelijk medewerker Wetenschappelijk Instituut Rusch weet nooit van tevoren hoe haar dag eruitziet. ‘Ik kan het ene moment bezig zijn met het schrijven van een onderzoeksrapport, en een moment later met een arts aan tafel zitten voor een onderzoeksvraag. Dat maakt mijn vak interessant, maar het vereist wel dat je snel kunt schakelen, makkelijk inhoudelijk en organisatorisch kunt meedenken, alle wettelijke onderzoekskennis paraat hebt en zelfstandig beslissingen durft te nemen. Een arts heeft geen tijd om ‘morgen terug te komen voor het antwoord’. Soms moet je wel iets uitzoeken, maar vaak gaat het om parate kennis.’ Voor Rusch is dat geen probleem: ze werkt al ruim twintig jaar in het ziekenhuis. Ze was intensief betrokken bij cardioresearch, was ambtelijk secretaris bij de medisch-ethische toetsingscommissie en hielp artsen de laatste jaren steeds vaker bij het schrijven van onderzoeken, omdat zij vanwege Europese regelgeving steeds vaker vastliepen. Overigens vindt Rusch dat je in deze functie ook communicatief vaardig moet zijn: ‘Je moet weten wanneer onderzoeksgegevens, van bijvoorbeeld medicijnenonderzoek, vertrouwelijk zijn. En je moet ook in staat zijn minder plezierige boodschappen constructief te brengen. Soms heeft iemand dagen of weken aan een stuk gewerkt... Tja, vertel dan maar eens dat het niet goed is. Uiteindelijk willen we toch vooral stimuleren dat medewerkers onderzoek doen en blijven doen.’