The Directors Cut Dit moet zeker de helft korter, zeiden Joost Nijsen, de uitgever van Podium, en Janneke Steinz, de redacteur, toen ze het manuscript van Komt een vrouw bij de dokter voor het eerst doorbladerden. Ruim 400 dichtbeschreven A4-tjes met hopeloos veel totaal overbodige en bovendien slecht uitgewerkte personages (het leek met al die namen die je moest onthouden af en toe wel een familieroman van Couperus, maar dan –gelukkig– veel leuker en –helaas– minder goed geschreven), ellenlange beschrijvingen van ontelbare ziekenhuisbezoeken, breed uitgemeten puberaal beschreven seksscènes en vooral veel onbegrijpelijk debutantengefilosofeer over de zin van het leven. Volgend goed Kluun-gebruik dacht ik ‘laat maar lullen, eerst maar eens dat contract binnenslepen en dan zien we wel verder.’ Het liep anders. De 152.757 woorden van het manuscript, waarop Podium in december 2002 besloot mij een contract aan te bieden, zijn ingekrimpt tot een luizige 81.143 woorden. (En da´s nog inclusief dankwoord en verantwoording.) Doodzonde. Ja, het is strakker, ja, het is beter, ja, je moet je darlings killen, maar weet je wel wat voor werk er in zijn boek zit? Ik bedoel, waarom waren er vroeger maxi-singles van 7,32 minuten? Omdat we geen genoeg konden krijgen van het nummer dat al op 45 toeren-singeltje was verschenen? Natuurlijk niet. Omdat we dat de artiest gunden! Omdat we snapten dat het gewoon zonde is om voor een plaatje van 3,24 minuut heen en weer naar de studio te rijden. Daarom! Gelukkig is er nu internet. Op deze site kunt u de ongecensureerde maxi-versie van Komt een vrouw bij de dokter lezen. Ik heb een aantal tussen versie 1.0 en 11.0 (het uiteindelijke boek) weggesaneerde hoofdstukken en passages in deze Directors Cut opgenomen. Met hele personages die zijn weggevallen in de final version (we noemen een Dennis. Een Janny. De ouders van Stijn). Met Bedrijven (Multinationals) die of het niets is in latere versies van het manuscript werden ingewisseld voor andere bedrijven. Geboorteplaatsen die ineens werden veranderd van Tilburg in Breda. Rariteiten. Curiosa. Spelfouten. Bloopers. Ja, die stukken zijn langdradig. Ja, ze zijn slecht geschreven. Vol spelfouten. Grammaticaal om te huilen. Compositorisch lachwekkend. Verhaaltechnisch volstrekt overbodig. Stijlistisch dramatisch: lees een willekeurig stuk en constateer dat de redacteur en de meelezers gelijk hadden. Dat de oorspronkelijke versie van Komt een vrouw bij de dokter, the Directors Cut, een van de ratten besnuffeld megalomaan moloch is. U mist niks als u hier geen letter van leest. Helemaal niks. Sterker nog: de Directors Cut is zelfs anti-reclame voor het vermeende schrijftalent dat ik in me zou hebben. Neem bijvoorbeeld dit stuk, dat u nu al minutenlang aan het lezen bent, zonder iets nieuws te weten te komen dat u al niet in regel 1 heeft gelezen. Maar dan kunt u er vast aan wennen. Veel sterkte. En lach me niet uit! Maar hij is Gratis. Voor niets. Voor u. Doe ermee wat u wilt. Maar ga niet aan mijn kop lopen zeiken dat het kut geschreven is. Welcome to the Directors Cut.
De Nul-hoofdstukken Vooral op de Nul-hoofdstukken, die aan deel I, II en III voorafgingen, was ik zo trots als op mijn eerste Ajax-pyjama. Briljant vond ik ze. Daarom was ik ook zo verbaasd dat de eerste meelezers van mijn ruwe manuscript geen flikker begrepen van wat ik nou allemaal zat te wauwelen in die nul-hoofdstukken. En als ze het wel begrepen dan vonden ze het filosofisch gelul van een dronken aardbei. Echt waar. Mijn meelezers begrepen me niet. Dat lag uiteraard aan hun beperkte inleefcapaciteit, hun gebrekkig abstractieniveau en hun onderontwikkeld filosofisch denkvermogen. Nou moet ik erbij vermelden dat Janneke (mijn redacteur, weet u nog) het ook kut met peren vond. ‘Je boek is al zo goed dat het die nulhoofdstukken gewoon niet nodig heeft, Kluun,’ zei ze beroepsbeleefd. Ik heb me er sputterend en zuchtend bij neergelegd, maar daarmee is dus wel een relgieusfilosofisch pareltje aan de mensheid voorbijgegaan. Tuurlijk, Harry Moelies heeft er naar verluidt ook best een aardig moppie over geschreven in zijn Ontdekking van de Hemel (ik heb alleen de film gezien, nadat het boek al maandenlang met een omgevouwen ezelsoor op blz. 71 in de krantenbak had gelegen), en als je je schaamtegevoel ovBBDvW/Bernilvy en de New Age-
hoek van Scheltema induikt, vind je ook veel Paulo Coelho, Richard Bach, James Redfield en wat dies meer zij over het onderwerp De-zin-van-het-leven-in-het-algemeen-en-dat-van-jezelfin-het-bijzonder, maar lang niet zo geinig als ik het beschreven heb. Vond ik. Lees zelf. Deel I- Hoofdstuk nul
You know I love you/I always will/there’s no beginning/and there will be no end. The Troggs, uit Love is all around (1968)
NUL Heb je even? Wat is er aan de hand?Het begint. De examens staan voor de deur…Welke examens? Ja zeg, wat denk je? Her reason for being there. Mijn deelcertificaat. Jouw deelcertificaat? Waar lul je nou over? Levenskunst! Ik moet op voor mijn P & O1. Het wordt tijd2. Wat, nu al!? Zeg doe me een lol! Het humanester3 is net begonnen! Nee hoor. Ik ben al bijna dertienduizend SSU’s4 onderweg. Eh…ik let nooit zo op de kwantitijd. Hoe werkt dat in mensentijd? Ze tellen in jaren. En hoeveel eh… jaren is ze er dan? Bijna vijfendertig. Vijfendertig…maar… wacht eens effe… een humanester is toch al gauw zo’n jaar of tachtig, negentig tegenwoordig? Nou en? Over een paar uitvindingen worden ze honderdvijftig jaar. Big deal. Het gaat niet om de kwantitijd, het gaat om het doel– Ja ja… ik weet het, ik weet het. Maar wanneer begint bij de meesten het eindproces? Dat ligt eraan. Bij de meesten een paar honderd SSU’s voor het eind van het humanester. Soms gaat het sneller, is het een fractie van een SSU…Oh ja. De snelle eindes. Auto’s, ravijnen, infarcten, zeeën, pistolen, overdosissen…Juist. Thomas, Julius, John, Marten, Jezus, James, Marilyn, Willem, Elvis, Diana, John F, Jim…. Veel bekende mensen die met een snel einde zijn gestopt, hè? Ja, hè hè! Let jij nooit op tijdens Human Resource-colleges? Mwa…Nee, dat blijkt. Ik zal het je nog even uitleggen dan: wat jij ‘bekenden’ noemt zijn meestal studiebegeleiders. Very Important Souls. Niet dat ze dat zelf doorhebben, hoor…Nee, dat snap ik. Anders krijgen ze nog meer kapsones. De halve mensheid ligt al aan hun voeten, en als ze zouden weten dat ze op een speciale missie zijn, dan gaan ze helemaal denken dat ze Jezus zijn. Ja. Of een andere S-O-S. Huh? S-O-S. Save our Souls. Jezus, Boeddha, Mohammed. Ja ja, ik vat ‘m weer…Maar nog effe terug: niet ieder mens die met een snel einde stopt is toch een studiebegeleider…? Nee…Soms zijn het gewoon simpele zielen zoals jij en ik, die bijvoorbeeld nog even een herexamen voor een of andere module moesten doen. En als ze klaar zijn en hun deelcertificaat voor die module hebben gehaald, dan kunnen ze stoppen. Poppetje gezien, 1
Positivisme & Optimisme. Samen met Genietkennis vormen deze vakken de module Levenskunst. 2 Komt u dit bekend voor? Niet onmogelijk. Bovenstaande regels zijn een bewerkte wrample uit ‘De ontdekkking van de hemel’, Harry Mulisch, 1992. Het hele idee van deze dialoog is trouwens daarvan gejat. Al betreft het hier geen aartsengelen, maar…ja, hallo, zeg, dat moet u zelf maar uitvissen. 3 Jargon uit de hogere wereld. Een humanester is een aaneengesloten leerperiode ter lengte van een mensenleven. 4 SSU: Sunny Side Up. Wederom jargon, waarmee een intergalacticale tijdseenheid bedoeld wordt, die overeen komt met één asomwenteling van een planeet ten opzichte van haar zon. Bij ons op aarde dus één etmaal.
kastje dicht. Maar d’r zijn er toch ook een hele hoop die eerder moeten stoppen omdat ze niet door hun tentamens heen komen? Ja. Rücksichtlos. Hup, terug in de schoolbanken! Sommigen komen niet eens door hun propedeuse heen. Veel alcoholics, workaholics, junks, enzovoort. En dan moet je er de stekker uittrekken. Dan kun je gewoon beter helemaal opnieuw beginnen, als een ander mens. Altijd wel heftig hoor, voor die mensen. En veel tijdverlies. Tijd is relatief... Dat is ook weer zo. Beter ten halve gekeerd…. Inderdaad. Anders worden het eeuwige studenten. Oh ja… Daar ken ik er ook een paar van. Wat een triestigheid. Een humanester van tachtig jaar achter de rug en dan nog niets hebben geleerd. Geen enkel vak gevolgd. En dan denken ze nog dat ze het goed hebben gedaan ook. Zijn ze eindelijk een keer klaar, staan ze voor hun mondeling bij de Raad–…En kunnen ze de hele module nog een keer van voren af aan doen.Maar goed. We hebben alle soorten en maten van mensenlevens die een simpele ziel kan hebben onderhand wel genoemd. Volgende keer weer gewoon opletten als je college hebt. Terug naar mijn leerdoel. Wat je zegt. Wat gaat er gebeuren? Ze is nog zo jong…Zeg, ze is daar niet voor de kat zijn viool, hoor. Er moet gewerkt worden! In mijn practicumopdracht gaat het er juist om dat ze ziek wordt als ze nog jong is. Daar heb ik haar juist op uitgekozen.Ja maar, vijfen-dertig jaar! Halleluja, zeg…Als het nou vijftig was, of zestig… da’s toch ook nog steeds jong genoeg? Snap het nou toch eens! Het gaat juist om de druk. Hoe gaat ze daar mee om? De onzekerheid van wat er gaat gebeuren, de angst voor het einde, de frustratie van het toenemende malfunctioneren van haar lichaam, op een –in mensenogen– van de pot gerukt vroeg moment; ze zou nu in de bloei van haar mensenleven horen te zijn. Die factor is cruciaal voor het practicum. Maar ze heeft toch al voldoende bewezen dat ze goed is in Genietkennis? Waarom dan nog een practicum? Je hebt dat deelcertificaat Levenskunst toch al lang verdiend? Wat denk je nou? Dat de Raad handjeklap-certificaten uitdeelt? Snap je me echt niet of wil je me niet snappen? Wacht, jij bent toch zo gek op voetbal? Vergelijk het maar met een balletje hooghouden. Voor een beetje voetballer is het geen kunst om dat honderd keer te doen op de training. Maar het gaat erom hoe zijn techniek zich in de wedstrijd houdt, als het er om gaat. Zo is het met haar ook. Kan ze haar aangeboren Genietkennis en P & O en alles wat ze er in dit leven bij geleerd heeft onder druk volhouden? Als haar dat lukt, ben ik weer een deelcertificaat rijker. Maarre… moet jij zelf ook niet eens aan de slag? Je maakt het hem wel heel gemakkelijk… Zucht. Ik weet het. Maar hij is zo eigenwijs. Hij vindt het genieten zo leuk, terwijl ik dat vak al lang heb gehaald. Maar wat ik ook heb geprobeerd, hij denkt dat genot het hoogste doel in zijn leven blijft. Dat moet ik er eerst uitgeramd krijgen. Hij heeft inderdaad wel heel sterk hedonistische genen. Had je zijn programmatuur niet gelezen voor je hem hebt uitgekozen? Niet tot in detail, nee…Dat dacht ik al. Nou ja, je hebt hem zelf uitgekozen, dus je moet het er dit humanester mee doen. Het is roeien met de mens die je hebt. Wat heb je allemaal al geprobeerd om hem in de hand te krijgen? Ik heb hem geholpen een eigen zaak te laten beginnen, ik heb gezorgd dat hij op die van jou verliefd werd, hem aangezet om te trouwen en vergeet niet dat wij er samen voor hebben gezorgd dat ze een kind hebben gekregen. Oh, ja. Maar dat heeft allemaal niet geholpen? Hij blijft een flierefluiter? Absoluut. Hij stapt lachend door het leven. Weet je, dat is ook helemaal niet erg natuurlijk, hij heeft gelijk dat hij ervan geniet. En hij doet ook geen vlieg kwaad. Hij is hartstikke lief en vrolijk en veel mensen houden van hem, dat is allemaal dik in orde, maar het probleem is dat hij weigert zijn kunde en kennis uit te breiden. Hij doet gewoon waar hij goed in is. En zo kom ik geen stap verder. Tjezus… Je had een makkelijker mens kunnen kiezen. Nou ja, je hebt één troost: mijn practicum kan bij hem ook wel eens voor een schokeffect gaan zorgen. Straks krijgt zijn gemakkelijke leventje een flinke knauw. Zo had ik het nog niet bekeken... Wellicht dat hij dan wel voor rede vatbaar is. Misschien krijg ik hem dan een ietsie meer
in de hand en kan ik door met de module die ik dit humanester moet halen…Eindelijk. Je begint het te begrijpen. Af en toe lijkt het wel of je bent vergeten dat de Raad ervoor gezorgd heeft dat onze levens en de bijbehorende leerdoelen per definitie nooit met elkaar in conflict kunnen zijn .Oh, God, daar gaan we weer… omdat we allemaal één zijn, zeker?Daar hoef je niet zo cynisch over te doen, hoor. Knap het anders lekker in je eentje op, als je het zo goed weet! Oké, Oké, sorry….Het zij je vergeven. Maar ben je nu overtuigd van het nut en de noodzaak van mijn practicum? Ook voor jezelf? Ga je me helpen met mijn practicum? Hoe zou ik jou iets kunnen weigeren…Ik wil ja of nee horen. Krijg ik je commitment? Ja-haa. Pfff. Nou, wat moet ik doen? Wat verwacht je van mij? Dat hij lief blijft voor haar, dat zijn levenslust, zijn energie, zijn humor en zijn warmte op haar blijven afstralen. Hij moet haar optimistisch en positief houden en een vleugje van zijn aanstekelijk hedonisme overdragen als ze het echt moeilijk krijgt. Zucht. Hoe lang gaat dat hele spul duren? Zolang als ik nodig heb. Goed. Ik ben er voor je. Leer ze. Steun me. Doe het maar op jouw manier. Als hij maar bij haar blijft. Altijd. Ik hou van je. Ik van jou.
Deel II-hoofdstuk nul
In the name of love U2, uit Pride (‘The Unforgettable Fire, 1984)
NUL Hé!!! ‘Een vleugje’ hedonisme, had ik gezegd, hoor! Wat bezielt hem? Eh…is het zo erg, dan? Jij hebt er toch geen last van? Dat heb ik wel! Omdat hij zijn lul achterna loopt gaat míjn practicum straks naar de klote! Als zij erachter komt wat hij allemaal uitspookt raakt ze in een zware depressie en kan ik mijn deelcertificaat wel vergeten. Hij kan er toch voor zorgen dat zij er niks van merkt? Joh, ze weet het in haar hart al lang. Ze is een feminiem mens, ze heeft ze meer intuïtie in haar linkerteen dan hij in zijn hele lichaam. Hm. En ze wordt een tikkeltje jaloers…? Ja. Vind je het gek?!? Ja, dat vind ik gek! Ik weiger te capituleren voor jaloezie, dat…dat emotionele gedrocht. Jaloezie…wàt een achterhaald concept, zeg… Wat bazel je nou allemaal?!? Heel simpel. Als jaloezie niet zou bestaan, dan zou je eens zien hoeveel meer lol iedereen zal krijgen van dat mensenlichaam. Dan kunnen ze seks straks gewoon als kunst of voetbal of als house zien! Iets waar ze met verschillende mensen van kunnen genieten! Dan– Oh, gaan we op die fiets? Seks als genotsmiddel… Laat me niet lachen…. Wil je een revival van de bachannalen? Een beetje met zijn allen lazarus worden en dan gaan liggen vozen in een Romeins lusthof zoals 750.000 SSU’s geleden? Of zoals ze de laatste 10.000 SSU’s doen in dark rooms en parenclubs..?. Man, hou toch op. Het is toch al lang bewezen dat mensen niet gelukkig worden van vrije seks? Waarom niet? Ik pleit niet voor de volledige loskoppeling van seks en liefde, ik pleit voor het loskoppelen van jaloezie en liefde. Wat zeg ik; ik pleit voor het deleten van alle jaloezie op aarde! Wat?!? Ja. Dat moet toch een koud kunstje zijn voor een systeem-ontwerper hier? Hooguit een half uurtje programmeren. Zoals we het vermogen van mensen om in hun toekomstige en in hun prenatale kwantitijd te kijken ooit hebben gedeleet. Dat moet toch ook lukken met jaloezie? Daar wil ik toch eens een
ballonnetje voor oplaten in de Raad. Vergeet het maar. De Raad gelooft niet in top-down management, dat mag toch als bekend worden verondersteld. Ze stuurt, ze begeleidt, ze faciliteert, maar ze legt niets op. Hm. En jij? Zie jij er ook niks in? Nee. Ik snap wel wat je bedoelt, en je hebt ook niet helemaal ongelijk –, jaloezie is inderdaad net vergif, maar mensen moeten dat zelf uitvinden, en zover zijn ze nog lang niet. Trouwens: al zou je dergelijke belanghebbende zaken van bovenaf willen opleggen, voor dít voorstel er zou nooit een meerderheid van stemmen in de Raad zijn. Ze snappen meteen dat zonder jaloezie mensen veel vrijer over seks gaan denken. Hahaha…vooral Allah ziet je aankomen… En de Kama Sutra dan? Die is toch ook ooit bij GB5 goedgekeurd? Het is onmogelijk dat alleen Visjnoe toen vóór heeft gestemd. Anders was er nooit een meerderheid in de Raad voor geweest. Het moet haast wel dat Onze Lieve Heer of Allah toen ook vóór de ontwikkeling van de Kama Sutra hebben gestemd, al zullen ze dat nooit publiekelijk toegeven. En wat dan nog? De Kama Sutra is geen Chick of Candy hoor! Die had tot doel om geliefden hun lichaamspotentieel aan seksualiteit beter te laten benutten, maar dat heeft niks te maken met je een slag in de rondte te neuken, zoals dat mannetje van jou doet. De Kama Sutra gaat juist over de balans tussen hartstocht, lichamelijke extase en innerlijke rust. Wat ons terug brengt bij het probleem dat ik heb met zijn abnormale promiscuë gedrag. Je weet dat menselijke aura’s zich vermengen tijdens de seks, hè? Eh… niet helemaal….Hoe zit dat ook al weer? Godallemachtig, zeg… Let je eigenlijk ooit wel wel eens op met de colleges Auralogie? Mwa… Dan zal ik het je nog een keer uitleggen. Luister. Met seks gaat er altijd menselijke energie over van de één op de ander. Dat moet ook, want seks is oorspronkelijk door de Raad bedoeld om de band tussen geliefden te versterken. Zie ook de Kama Sutra. Dus seks dient een praktisch nut in de liefde. Gelukkig, want anders zou het alleen een voortplantings-mechaniek of een genotsmiddel zijn. Dank voor je les. Maar wat heeft dat nou te maken met hem? Hij houdt toch niet minder van haar als hij toevallig een keer met een ander feminiem mens heeft geneukt? Zucht. Let op. Het duurt bijna 300 SSU’s na een potje seks voor de energie van die ander helemaal weg is. Hé! Da’s net zo lang als de kwantitijd van een zwangerschap! Ja, hè hè… Dacht je dat dat toeval was dan? Die versmeltende energie is nodig om de vrucht te laten groeien. Maar als er geen bevruchting plaatsvindts, zoals in de meeste seksontmoetingen het geval is, dan gaat die energie toch over in elkaars aura. Is dat erg dan? Nee, dat is juist heel heel slim bedacht van de Raad, want dan komen we weer terug bij het praktisch nut van seks: het versterkt de liefde tussen mensen. En als het gewoon een One-SSD-tje6 is? Dan blijft die energie ook hangen. Daar is op zich niks mis mee. Het heeft geen direct nut, maar het is lekker. Net als wijn en lekker eten. Mensen hebben het niet nodig, maar het veraangenaamt het leven. En mensen, in ieder geval de masculine, krijgen er een gevoel van eigenwaarde bij. Het slaat negerns op, maar zo voelen ze dat. Ik heb nog steeds niet gehoord waarom het een probleem is als die van mij af en toe eens een ander feminiem mens aan zijn blanke sabel rijgt. Wat ben je toch vulgair… Maar luister: hij heeft nu zo’n half dozijn energievelden van andere feminiemen in zijn aura hangen, én bovendien is een deel van zijn energie weggeslipt naar die anderen waarmee hij seks heeft gehad. Het wordt dus een beetje vol daar, in een steeds kleinere ruimte… Hm. Dat klinkt niet als handig, als zij zijn energie straks hard nodig heeft. Goed zo, slimpie! Door alle rotzooi die die anderen achterlaten komt zij wat in de verdrukking in zijn aura, hè. Dus als hij niet stopt met steeds maar weer meer anderen toelaten… ..dan is er op den duur geen liefdesenergie meer over voor haar? Bingo! Ahum. Er moet dus wat veranderen?Dat is jouw keuze. Hou je van me? Zielsveel. Goed zo. Help me dan maar om mijn practicum te halen! 5 6
Goddelijk Besluit One Sunny Side Down. Jargon uit de hogere wereld voor wat wij een One Night Stand noemen.
Okay… maar wat moet ik doen? Zorgen dat er genoeg liefdesenergie voor haar overblijft. Zij kan nu niet zonder hem. Ze denkt soms wel eens dat ze dat wel kan, maar niemand kent haar beter, niemand kan haar zo positief en optimistisch houden, niemand haar zo kan oppeppen als hij. Zij kan ook niet weten dat wij soulmates zijn. Inderdaad. Maar je kunt ook niet van haar verwachten dat ze haar menselijke jaloezie aan de kant zet en zo maar even accepteert dat hij niet een tijdje buiten seks en feminieme liefde en aandacht kan. Tja… het was achteraf handiger geweest als ik in een vorig humanester die module waarin je Anti-egosofie en Recht & Eerlijkheid leert, hoe heet ie ook al weer… oh ja, Ethiek… al had gevolgd. Dan had hij ook meer opofferingsgezindheid kunnen opbrengen.Don’t blame yourself. Geen enkel mens is perfect. Anders zou die geen mens zijn. En trouwens, jij hebt je P & O al, en daar helpt hij haar natuurlijk wel enorm mee, hè, laten we dat niet uit het oog verliezen. Maar desalniettemin moeten we wel wat bedenken. Zij kan niet meer voldoen aan zijn emo-masculine en seksuele behoeftes. Wat zonder die ziekte ook bijna niet te doen zou zijn. Zijn seks-gen is wel extreem prominent in vergelijking met die van andere masculine mensen, hè? Ja. Hij is zo geil als boter. Dat kunnen we wel stellen. Terwijl haar seks-genen al vrijwel zijn ingekapseld. Ik ben haar in het kader van mijn practicum al langzaam aan het defeminiseren. Haar lichaam zal steeds minder belangrijk voor haar worden en ook haar psycho- en emo-feminiene programmatuur wordt veranderd. Ergo: zij heeft hem steeds minder te bieden, terwijl ze hem wel steeds meer nodig ga hebben, nu het examen nadert.En dus? Dat gaat clashen, daar kun je donder op zeggen. Er moet iets gebeuren. Slik…je gaat me toch niet vertellen dat ik ervoor moet zorgen dat hij monogaam wordt, hè?! Wat zeg ik: zerogaam, nu zij in haar transformatie zit… Dat lukt me nooit. Dan moet ik hem met zijn pik in een vleesmolen laten komen of zo… Nee, dat gaat wat ver… Zucht. ik weet het ook even niet. Weet je, volgens mij zit zijn grootste probleem niet eens in het feit dat hij amper meer seks van haar krijgt. Ik ken hem langer dan vandaag. Zelfs toen we hen net bij elkaar hadden gebracht en ze als konijnen neukten, toen ging ie nog vreemd. Dat is de aard van het beestje. Hij lijkt af en toe wel een beest, ja…Hahaha…maar dat was ook nooit zo’n ramp. Hij heeft zoveel liefdesenergie. Maar nu hij meer energie aan haar moet gaan geven dan ie terugkrijgt, kan er niet ongestraft energie uit zijn aura blijven lekken. Dat klopt. Hij moet iets terugkrijgen. Maar jij ook niet van mij verlangen dat ik ervoor zorg dat hij die van haar krijgt. Ze heeft haar energie zelf broodnodig de komende tijd. En… eh… als we eens iemand anders inschakelen? Hoe bedoel je? Ik heb nog een andere soulmate die misschien wel kan helpen. Die is daar bezig met een ander vak. Ben effe kwijt welk vak, maar dat doet er ook niet toe in dit kader. In een feminiem of masculien lichaam? Feminiem natuurlijk. En met seks-genen die hem aanspreken. Maar wat belangrijker is: reeds geslaagd voor Anti-egosofie. En ze heeft een Verwenkunde-knobbel. Ze snapt als geen ander feminiem mens die merkwaardige, overdreven behoefte aan aandacht en waardering die masculine mensen hebben. Klinkt wel als iemand die hem kan helpen zijn energie aan te vullen. Juist. Als ik die eens op zijn pad breng? Ik heb er geen probleem mee. Maar zorg wel dat het niet uitlekt, want dan zijn we nog verder van huis. Wij mogen dan geen jaloezie kennen, maar zij wel… Dat snap ik. We houden het onder de pet. En we zullen toch moeten blijven bijsturen om die van ons bij elkaar te houden. Dat zal nog een hele kluif worden. Tja, leuker kunnen we het niet maken, gemakkelijker wel7. Maar met die andere soulmate krijgt ie tenminste ook een portie nieuwe energie binnen, en zo lossen we in ieder geval het probleem van zijn lekkende aura op. Da’s tenminste iets. Inderdaad. Al denk ik dat het eerst nog erger zal worden. Hem kennende zal hij vol gaan voor dat nieuwe snoepje. Dus hij zal eerst 7
Wrample uit reclamecampagne voor de Belastingdienst, eind jaren negentig.
nóg meer energie gaan verspillen, voor het beter gaat. Da’s niet zo erg. Het duurt nog meer dan honderd SSU’s voor het practicum echt spannend wordt. Als jij tegen die tijd zijn liefdesenergie maar in rechte banen hebt geleid. Goed. En ach, helemaal rimpelloos zal het ook niet meer worden. Da’s juist goed. Accepteren & Vergeven is trouwens ook een onderdeel van de leerstof voor het deelcertificaat dat ik een het volgende humanester ga doen. Hihihi, kan ik vast wat voorstuderen. Studiebol… Pretstudent… Dank je, schat. Voor de aurales en voor je liefde. Je bent een engel. Was het maar waar… Eerst maar eens zien te slagen. Mafkees…. Ik hou van je. Dat weet ik. Ik van jou. Sterkte. Jij ook.
Deel III-hoofdstuk nul
We benne op de wereld/om mekaar om mekaar/te hellepe nie waar Leen Jongewaard, Piet Römer en Adèle Bloemendaal, uit Het zal je kind maar wezen (Ja zuster, nee zuster)
Nul Jezus Christus, wat een rollercoaster… Zeg dat wel…maarre…was dat nou wel zo’n goed idee achteraf, die verhouding? Misschien had ik dat toch beter niet kunnen voorstellen... Ja, ik denk het toch wel. Anders was het waarschijnlijk nog veel erger geweest. Hahaha… Wat een ventje, zeg… Snap je nou dat ik zei dat het bijna onmogelijk is om hem te dirigeren? Ja, ik voel nu wat je bedoelt. Maar ik moet zeggen: mijn complimenten voor de doortastendheid en durf waarmee je dit hebt aangepakt! Ja, dat auto-ongeluk was een meesterzet van me, hè? Ik had hem al eens een black out bezorgd, maar daar was ie blijkbaar toch niet genoeg van geschrokken. Dus moest er wat gebeuren. Nou, dan maar een paardenmiddel. Dat je dat in hebt durven zetten… Voor hetzelfde geld was het fout gegaan. Was ie in een rolstoel beland. Of erger nog… Nee hoor. Dit soort stunts lijken altijd gevaarlijker dan ze zijn. Ik heb het met beleid aangepakt. Ik denk dat het wel gewerkt heeft. Hij schaamt zich kapot, hè? Ja. En da’s maar goed ook. Diep van binnen, waar ik zit, is hij zelfs blij dat het gebeurde. Hij was klaar om gewaarschuwd te worden dat ik behoorlijk geïrriteerd begon te raken en er anders de stekker had uitgetrokken. Je was het echt beu, hè? Heb jij ook geregeld dat zijn seks-gen, of hoe noemt ie dat zelf, zijn eh…oh ja, zijn monofobie, het ineens liet afweten? Ja. Ik heb een programmeur een goeie fles wijn gegeven en die heeft toen in de lunchpauze even zijn programma-software bijgesteld. En toen heb je en passant even die extreem hedonistische inslag van hem postnataal laten reduceren? Yep. Ging in één moeite door. Eitje. Hahaha…enige daadkracht kan je niet ontzegd worden. Laat de Raad maar niet horen dat je vanaf hier in zijn programmatuur hebt zitten klooien. Het doel heiligt de middelen. Zelf gooien ze er op macroniveau ook wel eens een aardbevinkje of overstroominkje tegenaan om de boel op scherp te stellen. Ze moeten niet ineens roomser dan de paus worden. Van mij horen ze niks. Ik ben dik tevreden met je aanpak. Hé, en denk je dat hij onze agent nog gaat bellen? Vast wel. Ik ken hem heel zijn
leven al. Hij is nieuwsgierig van aard en hij is zoekende. Er knaagt steeds meer. Ja, die gaat wel bellen. Weet je al wat je gaat Sms8-en? Ja. Ik ga cryptisch vertellen dat het ongeluk en die black out door mij is veroorzaakt. Dat zijn affaire door ons is geregeld en dat hij zich even niet te druk moet maken over de ethische aspecten ervan, omdat er nu andere prioriteiten zijn. Je hebt gelijk. Recht & Eerlijkheid komt later nog wel. First things first. Dat dacht ik ook. En tenslotte heb ik geSmst dat hij nu alles aan de kant moet zetten om zijn vrouw te helpen in haar eindfase en dat ik anders zijn nek breek. HAHAHAHA…. Nou, wel lief van je, hoor, dat je dat allemaal voor mij doet. Ik heb ondertussen trouwens ook niet stil gezeten. Ik heb haar ingefluisterd dat ze onderhand eens moet stoppen met zeiken en God –en jou en mij, als ze van ons bestaan zou weten– op haar blote knieën moet danken dat hij er was, die 750 SSU’s lang sinds ze ziek is. Dat hij heeft gedaan wat binnen zijn huidige capaciteiten en ervaring lag. En blijft doen. Read my lips: Jij gaat je deelcertificaat halen. Misschien zelfs wel cum laude, net als ik de vorige keer. Ho ho, niet te optimistisch…het practicum is nog niet helemaal voorbij. Eerst moet blijken of ze de laatste SSU’s doorkomt zonder te vervallen in oude fouten. Dat doen mensen vaak tegen het einde. Zij niet. Trust me. Ik heb mijn P & O al, en jij bijna. Ik ga zorgen dat als hij straks van onze agent terugkomt dat hij vol energie zit. Anders laat ik alsnog zijn ballen eraf snijden. Hihihi… je bent vertederend als je zo grof bent. Wat ben je toch een rasoptimist, hè? Oh, als ik straks toch ook eens mijn P & O heb… Komt goed. Alles komt terecht… Ik ben benieuwd. Maar ik vertrouw je. Zou hij onze agent geloven? Absoluut. Hoewel hij nuchter en cynisch is, is hij ook zo’n sterke analyticus dat hij al snel tot het besef zal komen dat dit geen toeval meer is. Spannend hoor. Weet je: ik denk dat ze er nog veel plezier aan gaan beleven ook, aan die laatste twaalf SSU’s… Dat denk ik ook. Zullen we elkaar dan maar veel sterkte én veel plezier wensen? Ja. Ik heb er zin an. We zullen ze eens een poepie laten ruiken wat LIEFDE is. Succes, sterkte en veel plezier. Jij ook.
Epiloog – Hoofdstuk nul
Meet me at Mary’s place/we’re gonna have a party Bruce Springsteen, uit Meet Me At Mary’s Place (‘The rising, 2002)
NUL Snif… Zeg dat wel. Doet toch altijd pijn, zo’n einde van een humanester. Ja. Je trekt toch studiegenoten die lief en leed met elkaar hebben gedeeld uit elkaar. Nou ja, het voordeel is dat zij volgens mij wel doorhadden dat er ooit nog een reünie komt. Dat verzacht de pijn. En weet je wat ik ook zo leuk vond is? Dat de Raad ons toestemming gaf om ze op het eind van hun kwantitijd allebei een glimp te tonen hoe mooi LIEFDE is als hij in vol ornaat wordt getoond. Ja. Prachtige momenten leverde dat op. Ik moest af en toe een traan wegpinken. Maar ik denk dat het jou ook zal helpen in het vervolg van zijn leven. Hij heeft er nu aan geroken. Helemaal mee eens. En voor haar is het een beloning voor het harde studeren. Ze had het 8
Sms: Soul message service, niet te verwarren met de aardse sms. Andere techniek. Maar om het een beetje op Jip&Janneke-niveau uit te leggen: het is een kruising tussen sms en email, met een agent als medium in plaats van een gsm of pc.
verdiend, na al dat afzien. Ik bedoel, wij hebben altijd makkelijk praten vanaf hier. Een grote bek achter het hek, zoals hij dat noemt… Inderdaad. Uiteindelijk zijn wij ook afhankelijk van hoe goed onze mensen het doen. Mooi gesproken. Maar waar het om draaide is dus gelukt: VAN HARTE PROFICIAT met je deelcertificaat Levenskunst! Laat me je zoenen. Een 9 voor Genietkennis en een 8_ voor P & O… Dank je. Ik ben er nog bedususd van…. De Raad was kennelijk goedgemutst. Onzin. Je hebt het dubbel en dwars verdiend. Hihihi… en ik maar opscheppen dat ik al cum laude was geslaagd. Je hebt me overtroffen. Maar ik heb hulp van jou gekregen. En niet zo’n klein beetje ook. Graag gedaan. En vergeet onze collega soulmate niet… Inderdaad. Bedank haar ook namens mij als je haar ziet. Wat een schat… Jammer dat ze elkaar als mens nooit konden treffen. Stel je haar snel een keer aan mij voor? Doe ik. Ik denk dat jullie het goed met elkaar kunnen vinden. Lijkt me leuk. Ik denk dat ik veel van haar kan leren op het gebied van Anti-egosofie. En jij haar op Levenskunst. Vooral P & O. Dat moet zij nu gaan halen daarginds. En jij? Waar ga jij nu voor? Phoe, effe niks, hoor. Eerst vakantie vieren. En zorgen dat hij over het verlies van haar heen komt. Over een tijdje begin ik wel weer. Met welke module? Ethiek… Zo zo…Da’s niet misselijk, zeg. Da’s toch die module met vakken als Recht en Eerlijkheid? Eh…ja… Hihihi… Dat zal niet meevallen met die monofobie van hem… Nee… maar jij moet die module zelf ook nog maar eens zien te halen! Da’s waar, maar ik zag het nut van die vakken tenminste al in. Jij hebt het altijd weggewuifd als zijnde onbelangrijk. Hm. Ja. Druk het er even in. Ander onderwerp, graag. Op je teentjes getrapt, liefie? Joh, laten we het positief zien: we zijn allebei wél een stuk verder gekomen in AntiEgosofie, dit leven. Was van ons beiden geen sterk punt. Dat klopt. Ga jij dat de volgende keer proberen te halen, Anti-Egosofie? Geen idee. Eerst even overleggen met de Raad. Ik weet nog niet in wanneer, waar of in wie ik terug ga. En ook nog niet welke module… Als ik jou was zou ik ook even gaan relaxen hier. Je hebt hard genoeg gestudeerd. Dat vind ik ook. Er is een eindexamenfeest vanavond, geloof ik, hè? Ja nou! En jou kennende weet jij al lang waar… Ja. Bij Maria thuis. Wordt helemaal top. Marilyn komt ook… Oh. Nog lekkere mannen? James. Elvis. En die zoon van Maria natuurlijk. Die is DJ. Oh? Dat lekkere ding met die baard en dat lange haar? Eh… ja. Mmmm. Wat voor soort muziek draait ie? Soul.
Wat er sneuvelde in deel I Stijn mijmert over vroeger. Waarom het wegviel? Omdat het irrelevant, nodeloos autobiografisch gezever is. Lees. ‘Zullen we een broodje gaan eten?’, zeg ik, als we door de Zeilstraat rijden en ik een lunchtent spot die ik nog niet ken. Carmen knikt. Ik heb geen honger, maar ik wil even iets alledaags doen als lunchen. Als we een parkeerplaats hebben gevonden en teruglopen naar de hoek waar de nieuwe broodjeszaak zit, kijk ik zoals altijd als ik door de Zeilstraat loop, fiets of rijdt, omhoog naar het Franse balkonnetje van nummer 37-III. Ik denk aan de zomer van negentientweeënnegentig, toen de toekomst nog voor ons open lag, met de tijd aan onze zijde en plannen voor wel honderdduizend jaar9.. Aan alle keren dat ik ’s avonds, zo om een uur of zeven, op dat balkon zat, Het Parool in mijn handen en een biertje of een glas wijn naast me, dit alles in een poging mezelf zo cool en Amsterdams mogelijk te laten lijken voor dat ene moment dat het aftandse Peugeotje 104 van Carmen de Zeilstraat in kwam rijden. Ik wist dat ze als ze de hoek om kwam direct het balkon van nummer 37, drie hoog met haar ogen zocht. Zodra ze me zag, zwaaide ze dan naar me, terwijl ze nog reed. Ik genoot van het moment dat ze uit haar autootje stapte, met haar vingers de blonde haren aan de linkerkant van haar gezicht achter haar oor deed (haar rechteroor bleef bedekt, ik kende niemand met zo’n kapsel en vond het vreselijk geil) en haar ronde zonnebrilletje afzette om mij beter te kunnen zien. Ik genoot van haar welkomst-act, die ze iedere keer 9
Wrample uit ‘Een dag zo mooi’, Tröckener Kecks, cd ‘Andere plaats andere tijd’ 1992.
weer deed: armen gespreid, mond wijd open in een Tommy Cooper-grijns en een gezicht dat straalde in het vooruitzicht van weer een avond lachen en drinken en ouwehoeren en neuken en lachen en drinken en ouwehoeren en neuken. Here I am baby, signed, sealed, delivered, I’m yours10, zeiden haar ogen dan. Ik genoot van haar kleding, door de week altijd iets netter dan in het weekend, na een dag secretaresse spelen bij Sun Microsystems in Amersfoort – hoewel geen enkel colbert kon camoufleren dat ze geweldige, grote borsten had. (Vaak beeldde ik me in hoe jaloers die salesgasten bij Sun moesten zijn op die voor hen onbekende jongen uit Amsterdam, die het stuk van de afdeling had versierd en die haar helemaal hoteldebotel had gemaakt.). Reflections of the way life used to be11. Vanochtend was de definitieve scheiding tussen ons gelukkige leven en de tijd vanaf nu.
Stijn praat van zich af In een afschuwelijk slechte kunstmatige dialoog met een strakheid van een overjarig jarretelelastiek wordt gepoogd de gevoelens van Stijn aan de lezer uit te leggen. Meters te expliciet. Alleen het schaamhaar-stuk is in de uiteindelijke versie van Komt een Vrouw bij de dokter terechtgekomen (deel I – hoofdstuk drieëntwintig, Frenk en Stijn praten in Miami) Lees.
Pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient/dan pas kun je zeggen/ik heb een vriend Toon Hermans
Zeventien Frenk ligt over de bar van het lachen als ik hem vertel dat ik op verzoek van de psychotherapeut een tekening heb gemaakt waarop ik de tumor in Carmen’s borst visualiseer als een grijze druiventros en die met pijltjes aanval. Het is donderdagavond. Frenk en ik zitten in café De Koe op de Marnixstraat. Na het eten had Carmen gevraagd of ik geen zin had om Frenk te bellen en lekker even met hem de stad in te gaan. Ze was me net voor. Er is niemand die me zo goed aanvoelt als Carmen. Toen ik wegging en Carmen kuste, zei ze dat ze van me hield, vroeg of ik mijn gsm aan wilde laten staan en wenste me veel plezier. In de auto heb ik nummer 9, nummer 1 en daarna nummer 2 van FatBoy Slim12 keihard gedraaid en ben naar de kleine parking bij het Raamplein gereden. ‘Hoe gaat dat dan, als je daar zit, bij die psycholoog?’, vraagt Frenk, als hij uitgelachen is. ‘Nou, dan ga je uitleggen wat je hebt getekend en waarom.’ ‘En wat had Carmen getekend?’ ‘Een pot met rode vloeistof die over een zwarte bal werd gegoten.’ ‘Ja. Dat eh…dat kan ook,’ zegt hij en we lachen allebei. ‘En dan? Wat doe je nog meer bij zo’n mens?’ ‘Eh…nou, dan doe je ook een meditatie-oefening, van die Simonton, weet je wel, waar ik je over verteld heb?’ ‘De Louis van Gaal van de kanker?’ ‘Die. En dan zegt die psychotherapeut dat je allebei je ogen dicht moet doen,’ vertel ik verlegen, ‘en dan gaat ze vertellen, met zo’n hele diepe stem, dat je je moet voorstellen dat je met je geest je hele lichaam mobiliseert om dat tumor aan te vallen.’ ‘Doe jij dan mee?’ ‘Eh…ja…’ Ik bloos. Met mijn middelvinger rol ik een bierviltje heen en weer over de bar. ‘Dat vind ik heel knap,’ zegt Frenk ineens, ‘want dit is helemaal niks voor jou. Dit doe je uit liefde voor Carmen.’
10
Wrample uit ‘Signed, sealed, delivered’, Boys Town Gang, LP ‘Discharge’, 1981. ‘Reflections’ is van Diana Ross and the Supremes en komt uit 1967. 12 Respectievelijk ‘Praise you’, ‘Right here, right now’ en ‘The Rockafeller Skank’, beide op ‘You’ve come a long way, baby’, 1998 11
Zo had ik het nog niet bekeken. Ik voelde me juist schuldig dat ik het niet uit mezelf wilde, het vreselijk vond, me ernaar toe moest slepen. ‘Net als het meegaan naar die chemo’s. Daar mag je best trots op zijn. Je bent toch allebei de keren meegeweest?’ ‘Ja,’ zeg ik terwijl ik mijn schouders ophaal, ‘maar dat zou iedereen toch doen?’ Ik weet dat het onzin is. De laatste keer was ik de enige partner die er bij was. Die ene jongen had zijn GreatGatsby-pet weer op maar zijn meisje weer niet bij zich. De vrouw met het flinterdunne haar was er dit keer niet (vakantie? genezen? opgegeven? dood?) en haar man dus ook niet. Er was wel een andere oudere vrouw, die twee lang zonder een woord te zeggen in de verste hoek van de chemokamer zat haar met kapstok en haar zakjes met rode en doorzichtige vloeistof. En er was een man van een jaar of tachtig, met een kapstok en veel praatjes, maar ook zonder partner. Met hem heb ik het een half uur over Morton Olsen en Jan Wouters gehad. (‘ze motte gewoon Cruyffie weer halen, de rest ken er allemaal niks van.’) ‘Ik weet niet of iedereen dat wel zou doen, Kluun. Ik weet niet eens of ìk het wel zou doen. Ik zou ondertussen misschien al wel gillend zijn weggelopen. Maar jij bent erbij in dat ziekenhuis, elke keer weer. En daar gaat het om. Niet of je dat graag doet. Je bent er. Ik heb respect voor je.’ Ik slik en ben ontroerd door wat hij zegt. Misschien heeft Frenk stiekum stage gelopen bij Gerda Scheerder, want hij gaat door. D’r op en d’r over. ‘Waarom raakt dit je zo, Stijn?’ ‘Ik weet het niet.’ Natuurlijk weet ik het wel. ‘Natuurlijk weet je het wel.’ ‘Vertel jij het eens dan?’ ‘Alles draait tegenwoordig om Carmen. Iedereen die belt vraagt hoe het met Carmen gaat. Iedereen vindt het zo knap dat ze er zo nuchter, zo positief over is, dat ze blijft lachen. Niemand begrijpt wat dit met jou doet.’ ‘Nou, dat valt wel mee, hoor. Veel mensen vragen ook hoe het mij gaat, en ach, het grootste deel van de tijd gaat het ook best wel.’ Hij schudt weer van nee. ‘Ik ken je, Stijn. Dit is veel erger voor jou dan het voor bijvoorbeeld voor mij of voor Thomas of Gerrit zou zijn. Die zouden gemakkelijk een keer Koninginnendag kunnen missen. Maar jij hebt je hele leven nog nooit iets willen missen. Nu moet dat wel. En je doet het. Voor Carmen.’ Ik weet dat hij het meent, dat het ook klopt, maar toch durf ik mezelf geen veer in mijn reet te steken, geen status te verbinden aan mijn aanwezigheid bij alle gesprekken met doktoren en psychologen en bij alle kuren in het ziekenhuis. Of aan de scheersessie. Het is alsof ik al die dingen die ik goed doe niet vind opwegen tegen mijn niet aflatende, onreine behoefte aan hedonisme, aan plezier maken. Als een pedofiel die er jarenlang in slaagt om zich in te houden, maar zich toch schuldig blijft voelen voor zijn vunzige gedachten over kinderen. Ook na het eerste gesprek met Gerda, waarin Carmen me vertelde dat ze het voor mij zo erg vond, blijf ik in mijn ogen een egoïstische hufter omdat ik het een nationale ramp blijf vinden dat ons levensgenieten wordt ingeperkt. Geen Bloemendaal, geen Spanje, geen New York, geen geile ordinaire seks met Carmen. (Heel gek, maar Carmen vindt zichzelf een stuk minder aantrekkelijk sinds ze kaal is, ook al blijf ik herhalen dat ze ook zonder haar mooi is. Sterker nog, om haar kaalheid te vieren heb ik het weinige schaamhaar dat ze na de chemo nog over had ook maar geschoren en bleef ik onder het likken zeggen hoe lekker haar kutje zo was. Het wond haar merkbaar op. Tenminste, de eerste avond. Daarna won het ongenoegen over haar kale kop het in bed van haar opwinding over haar kale kut. Einde seks.) Het leven is vurrukkulluk13. Als je vrouw tenminste geen chemo’s heeft. ‘Denk je nog wel eens na over die eerste keer, toen ze die fout hebben gemaakt in dat ziekenhuis?’ vraagt Frenk. ‘Amper. We hebben het denk ik verdrongen. Het is gewoon te erg om voor te stellen dat Carmen misschien dood gaat omdat er iemand een fout heeft gemaakt,’ zeg ik zacht. ‘Tja.’ Frenk kijkt voor zich uit en neemt een slok van zijn bier. Weer zijn we stil. ‘Weet je, het is ook alleen maar negatieve energie, als we ons daar kwaad over gaan maken. We hebben het er samen nooit meer over. We moeten tegen die kanker vechten en niet tegen die dokter, die de fout heeft gemaakt. Dat helpt niks, we frustreren onszelf er alleen maar mee’ ‘Da’s waar.’ ‘We willen positief denken. En dan kunnen we dat niet gebruiken.’ ‘Nee,’ knikt hij. ‘Maar hij moet niet voor mijn auto komen.’ 13
Wrample: Remco Campert, 1961 (De Bezige Bij)
‘Dat kan ik me voorstellen.’ ‘Het kwaadst word ik, nu nog steeds, van de laconieke reacties van de artsen. Ik heb nooit, nooit ook maar iets wat op excuses lijkt uit de mond van die dokter gehoord.’ ‘Jezus…’ ‘En die Scheltema, die dokter waar we nu mee te maken hebben, die zei de eerste keer toen we haar zagen dat het zo ‘zuur’ was dat het ‘destijds zo ongelukkig is gegaan’. That’s it. Zo van: gebeurd is gebeurd.’ ‘Wat een eikels….,’ zegt Frenk hoofdschuddend. Frenk’ reactie is weer een realitymoment. Ik had het weggestopt, maar nu, na zes of zeven biertjes komt het allemaal weer naar boven. Voor het eerst sinds weken draai ik de film van de foutieve diagnose van toen weer af. De machteloze woede die ik in april had is voor even helemaal terug. ‘Weet je, nu kan ik er niks meer aan doen. Het is waste of energy. Maar ik heb me voorgenomen…’ –ik slik even, probeer mijn tranen in te houden– ‘…dat ik er alles…’ –ik kijk dreigend naar Hans– ‘…maar dan ook alles aan zal doen om te voorkomen dat ze ooit pijn zal krijgen. Al moet ik dat hele kutziekenhuis voor de rechter slepen, al moet ik de hele carrière van die Wolters kapot maken. Ik doe het.’ Frenk kijkt me aan en ziet dat ik het meen. Ik weet van mezelf dat ik het nooit zal vergeten. Nooit. Al weet ik dat het geen enkele zin heeft. ‘Vriend,’ zegt ie en slaat me op de schouder. ‘Tja,’ zucht ik. We nemen nog een biertje. Ik kijk op een flyer die op de bar ligt. ‘Er is vanavond Noodlanding in Paradiso, zie ik,’ op de flyer wijzend. ‘Begint om twaalf uur.Zin? Of moet je vroeg op?’ Tot hilariteit van zijn hele vriendenkring reist Frenk met de trein het hele land door voor zijn bedrijfstrainingen, bij gebrek aan auto. Soms moet ie daarom met de trein van half zes weg om vóór half negen in Maastricht, Groningen of Bergen op Zoom te zijn. ‘Gaat wel. Half zeven.’ ‘Ga je nog even mee naar Paradiso?’ ‘Welja,’ antwoordt hij lachend. ‘Vriend,’ zeg ik. Om drie uur –Frenk is al een uur naar huis– stap ik Paradiso buiten, zeiknat van het dansen op Prodigy, Fat Boy Slim en Underworld. De slagboom bij de parking waar mijn auto staat is dicht, het hokje waar de kaartjesverkoper eerder op de avond zat is hermetisch gesloten. Ik vloek dat ik niet bij mijn auto kan. Het komt niet in me op dat ik toch veel te veel gedronken had om nog te kunnen rijden. Als ik met de taxi een kwartier later thuis kom, zo zacht mogelijk de trap op loop, mijn tanden poets en stilletjes in bed kruip, vraagt Carmen: ‘Was ’t leuk?’ ‘Ja. Lekker geouwehoerd en gedanst. Frenk is top.’ ‘Fijn. Welterusten, vriendje.’ Ik kus haar in het donker op haar wang. ‘Welterusten, liefde van mijn leven.’ Het principe van chemo in Jip & Janneke taal Stond in deel I, bij een tweede chemokuur, die (zoals vele ziekenhuisbezoeken) in de uiteindelijke versie zijn geskipt. En terecht. Te gedetailleerd, onnodig veel kennisspuierij. Lees. Al voor Carmen haar tweede kuur kreeg toegediend wisten we dat de chemo in ieder geval ìets deed. De tumormerkers in het bloed waren afgenomen. In kankerpatiëntenjargon heet het dan dat de kuur aanslaat. Het geprik in Carmen’s hand en de kotszieke dagen na iedere kuur waren dus niet helemaal voor de kat zijn viool. Na drie kuren zei Scheltema dat ze tóch nog eens wilde overleggen met de chirurgen, dokter Wolters (!) en dokter Jonkma, of ze misschien alsnog een borstamputatie borstamputatie –Brrrr, ze zegt het, ze zegt het!!!– aan zouden durven. Dan zou er op termijn misschien toch genezing mogelijk zijn! Zelfs als er na de chemo en de operatie nog wat tumorcellen in Carmen’s lijf zouden ronddwalen –omdat de tumor diffuus is kunnen er trosjes cellen zijn losgeraakt en zich via het bloed in de rest van het lichaam verspreid hebben, en die zijn niet te zien op scans, onder microscopen of op wat voor manier dan ook– hoeft dit nog geen ramp te zijn. Ik snapte er aanvankelijk geen fluit van, maar gaandeweg begreep ik dat er in ieder mensenlichaam foute cellen zitten, die het lichaam uit zichzelf ‘elimineert’. (ik weet niet hoe het u vergaat, maar mij deed deze term denken aan ‘Die Endlösung des Judenfragstücks’ – politieke correctheid kun je het lichaam niet verwijten.) Het menselijk lichaam schijnt op eigen kracht zo’n pakweg tienduizend foute cellen naar zijn grootje te kunnen helpen. ‘Wel tienduizend? Dat valt niet tegen,’ opperde ik optimistisch, maar dat zag ik toch verkeerd. Kijk, legde Scheltema educatief verantwoord
uit: één vingertopje bestaat al uit meer dan een miljard14 cellen en de tumor die Carmen in haar borst had was ongeveer dertien bij vier centimeter. De chemo’s zouden hier naar verwachting een procent of dertig van af hebben gechemoot, zodat de tumor net klein genoeg zou zijn om –tesamen met Carmen’s linkerborst– weggesneden te worden. In dit geval had Carmen een voordeel: omdat ze grote borsten heeft –ja, nu nog wel, dacht ik– is de kans groter dat met het amputeren van haar borst de tumor, die bij de tepel begint, ook echt pleite is. Om een lang verhaal kort te maken: de hoop was dat de chemo a) ervoor gezorgd had dat er nu zo weinig mogelijk kankercellen –liefst < 10.000– ronddartelden in Carmen’s lichaam en b) de tumor in de borst dusdanig had verkleind dat er zonder gevaar voor uitzaaiingen in de huid waarin men zou gaan lopen snijden, een amputatie kon worden uitgevoerd. (….)
Carmen laat haar strepen zien Niet belangrijk genoeg om behouden te blijven voor het uiteindelijke boek, vond ik. Lees.
Elk nadeel heb z’n voordeel Johan Cruyff
EENENTWINTIG ‘Kijk eens wat ik op mijn tiet heb!’, zegt Carmen vrolijk als ik de dag erna met Luna thuiskom. Ze trekt haar strakke zwarte T-shirt omhoog en maakt haar b.h. los. Haar borst is veranderd in een landkaart van een militair oefenterrein. Overal staan zwarte strepen en pijlen. ‘Nou heeft mama nóg een tattoo, Luna!’ zegt ze. Luna kijkt gefascineerd naar de lijnen op Carmen’s borst. Ze gaat er met haar vingertje overheen. Maar lang boeit het haar niet. De cartoon van het poesje dat omkijkt en knipoogt, op Carmen’s bil, vindt ze spannender. Ik ook. ‘Waar is dat in godsnaam voor?’ vraag ik. ‘Dan weten ze waar ze precies moeten bestralen.’ ‘En hoelang blijft dat erop zitten?’ ‘Tot de bestraling klaar is. Ik mag het er niet af wassen.’ ‘Er vanaf likken mag zeker ook niet?’ Alsof we haar borst ook maar enigszins bij de seks hebben betrokken de laatste weken. ‘Op mijn kutje zitten geen strepen’, zegt ze ondeugend. ‘Ik zal eens kijken wat ik voor je kan doen straks…’ ‘Mjammie!’ grijnst ze en ze kust me. ‘Mammie?’, vraagt Luna verbaasd. ‘Ja. Mjammie mammie,’ grinnikt Carmen.
De levenslessen van Stijns moeder. In de eerste versies van Komt een Vrouw werden niet alleen tientallen vrienden (en vriendinnen) van Stijn opgevoerd, maar ook alle ouders. Die ouders zijn later samengevoegd tot één liefhebbende schoonmoeder. Zie hieronder een levensles van Stijns moeder, toen nog prominent in het verhaal aanwezig. Uit deel I, hoofdstuk achtentwintig (oorspronkelijke nummering). Lees. Luna en ik zijn alleen thuis, nu Carmen voor haar afscheidstoernee in IJsland zit. Carmen was er helemaal jippig15 over, al dagen van te voren. Vanmiddag komen mijn pa en ma. Het is weer op zijn Stijns geregeld. Ik heb gevraagd of ze het goed vinden als ik vanavond laat nog even uit ga. Mijn moeder had niet anders verwacht.
14
Beste lezer, het kan best dat het er een miljoen zijn, of tien miljard, ik weet het niet, ik had een A-pakket, dus pakt u me niet op een paar cellen meer of minder, maar het gaat om de essentie van deze lezing, en zodra u die begrijpt, dan kunnen we weer verder met het verhaal. 15 Jippig: vrolijk enthousiasme van meisjes.
Ze kent mijn natuurtalent om de dingen zo te regelen dat ik er zelf ook wat aan heb. Nadat we pannenkoeken in het Amsterdamse Bos hebben gegeten, breng ik Luna naar bed. Ik haal drie biertjes uit de koelkast en vertel dat Carmen stopt met werken en dat ik me kapot erger dat iedereen denkt dat het zo goed gaat met haar. Dat ik ervan baal dat ze altijd positief doet waar anderen bij zijn, maar dat thuis de ware Carmen naar boven komt. ‘Thuis zet Carmen haar pruik en haar masker wél af. Ik ben de enige die ook de vermoeide, de angstige, de neerslachtige en de vervelende kant van Carmen te zien krijgt. Na IJsland zal ze wel weer helemaal instorten.’ ‘Dat denk ik ook,’ zegt mijn moeder, ‘Weet je wat het is? Jullie zijn ook veel te jong om dit mee te maken.’ Dat beaam ik, al vind ik het een behoorlijk open deur. Maar ik onderschat mijn moeders levenswijsheid weer eens. ‘Bij normale mensen begint de aftakeling van het lichaam zo na hun dertigste. Mannen worden grijs of kaal, krijgen een buikje en steeds meer ongemakken. Bij vrouwen gaan hun borsten hangen, de billen worden steeds slapper. Alles takelt af. Dat gaat zo dertig jaar door. Je wordt steeds vaker ziek, operatietje hier en daar, een eenvoudig griepje houdt je drie weken van de straat af. Maar het gaat geleidelijk. En bij allebei. Tegen de tijd dat je zeventig bent en één van de twee wordt ernstig ziek, dan heb je een heel leven om op terug te kijken. Je bent er al dertig, veertig jaar aan gewend dat je lichaam niet meer altijd doet wat je wil. Sterker nog, dat wil je niet eens meer. Je geniet nog wel, maar anders. Van je kinderen, van tv kijken, van kleine dingen. Maar jullie zijn daar natuurlijk helemaal niet aan toe. Ik zie wie er op feestjes rondlopen bij jullie: iedereen ziet er goed uit, heeft net kinderen of ze zijn onderweg, iedereen heeft succes. De gesprekken gaan over werk, uitgaan, huizen.’ Ik luister ademloos. ‘Jullie hebben twee problemen. Je bent de aftakeling nog niet gewend, dat ken je helemaal niet. Dat duurt normaal gesproken dertig jaar, bij Carmen gaat het in een half jaar zo hard naar beneden. Dat is onmenselijk voor jullie. Probleem tweeis dat het niet bij jullie allebei gebeurt, maar alleen bij Carmen. Dat is afschuwelijk voor haar, maar wij snappen ook goed hoe erg het voor jou is. Jij mankeert helemaal niks, bent gezond en sterk en je vrouw kan steeds minder. Jongen, we hebben het met je te doen, hoor.’ Daar gaan we weer. Tranen. Ik omhels mijn moeder en kruip bij haar weg zoals ik dat in geen vijfentwintig jaar heb gedaan. Mijn pa is minder welbespraakt, maar net zo lief. ‘Ga jij zo maar eens flink stappen, en slaap morgen maar eens lekker uit, jongen. Wij houden Luna morgen wel bezig.’ Stijn geeft cursus monofobie voor beginners, deel I Het oeverloze debutantengefilosofeer beperkte zich in de vroegere versies van Komt een vrouw bij de dokter niet alleen tot de zin van het leven. Stijn gaat in het stukkie dat u kunt lezen als u op Lees klikt uitgebreid in op de grondbeginselen van de monofobie. Ter lering ende vermaeck. Achteraf was het een tikkie flauw allemaal, zei Janneke. En dan bedoelt ze dat het vreselijk, niet te pruimen flauw is. Lees. ik vind het wel iets hebben, een ex van mij die opkomt voor mijn vrouw en zegt dat ik moet stoppen met vreemdgaan. Ik vind het sowieso wel geinig dat er op feestjes bij mij thuis of als we in De Bommel zijn altijd wel een paar ex-en van me rondlopen, die dan gezellig met elkaar staan te keuvelen. Dat ze nog met elkaar –en met mij–praten mag een wonder worden genoemd, want ik ben in relaties een slingeraap: ik laat de ene tak niet los voor ik de volgende vastheb. Sterker nog, ik slinger bij tijd en wijle ook weer eens terug. Zo word de ene ex steevast verlaten voor de andere, die ik op haar beurt dan weer bedrieg met haar voorgangster(s). Ik word na een paar biertjes dan ook meestal ontroerd bij het zien van zoveel ‘gebeurd-is-gebeurd’-vermogen van de dames onderling, hetgeen ik ze laat merken door ze allebei stevig te knuffelen en op beider monden te kussen, mijn ene arm om ex 1 heen geslagen, mijn andere om ex 2. Groeps-ex. Bovendien is het goed voor mijn image dat veel meiden weten dat veel meiden ex-en zijn. Ik bazuin dit ook te pas en te onpas rond, als onderdeel van een doordachte strategie. In de kunst van het versieren dient het me-tooeffect niet te worden onderschat: Zien kopen doet kopen. Wet 5 van de onvolprezen 48 Wetten van de macht16 luidt: Verdedig uw reputatie. “De reputatie is de hoeksteen van de macht (…). Zorg dat uw reputatie onaantastbaar blijft.” Monofobie dient niet onder stoelen of banken te worden gestoken om het juiste resultaat (veel neuken) te verkrijgen. Zodoende.
16
‘De 48 wetten van de macht’ is geschreven door Robert Greene en Joost Elffers. (Meulenhoff, 1998)
Mischa mag Carmen dus graag, zoals ze ook Duif, die tussen Mischa en Carmen inzat, altijd enorm heeft gemogen. Met Duif was ze nog een tijd echt hele dikke vriendinnen. Ze zijn zelfs wel eens samen op vakantie naar Tunesië geweest, vlak nadat het uit was tussen Duif en mij. Na die vakantie kwam er een abrupt einde aan het contact tussen Duif en mij en, naar ik van Mischa begreep, ook tussen Duif en Mischa. De meest waarschijnlijke verklaring vonden we in het feit dat de bekentenis van Mischa op een avond in de eerste week van hun vakantie, na enige aandrang van Duif en vele gin tonics, dat Misch nog wel eens met mij had geneukt tijdens Duif, toch minder lichtzinnig door Duif was opgepikt dan het zich in eerste instantie deed aanzien. Eens te meer is het bewijs geleverd: eerlijkheid is een overschatte deugd. 20 pagina’s puberaal gelul in Miami
De maxiversie van Miami. In de uiteindelijke versie zeer, zeer terecht ingekrompen tot een pagina of tien, verdeeld over drie hapklare hoofdstukken (volgens sommigen nog steeds te lang, maar dat zal me aan mijn reet roesten), maar hier kunt u de extended version lezen. 20 pagina’s onderbroekenlol van het genre Porky’s Pikante Pretpark. Travestieten, doorslikken, vreemdgaan, anaal, drank, drugs en rock’n’roll, alle vooroordelen die u al had over het buitensporig hoog male-chauvinist-pig-gehalte van de schrijver, worden hier bevestigd. Lees en huiver
When I’m out in the streets/I walk the way I wanna walk/when I’m out in the streets/I talk the way I wanna talk/when I’m out in the streets/I don’t feel sad and blue/when I’m out in the streets/girl I never feel alone/when I’m out in the streets/in the crowds I feel at home/meet me out in the streets tonight Bruce Springsteen, uit Out in the Streets (The River, 1980)
ZESENTWINTIG The Pelican Hotel is mintgroen. Het gebouw ernaast is rose, dat daarnaast lichtblauw. We zijn op Ocean Drive, Miami Beach, Florida. Het Portoricaanse meisje achter de receptie dat ons onze sleutels geeft verliest haar zojuist verkregen titel van het Lekkerste Wijf van Ocean Drijf binnen twee minuten aan de donkerblonde serveerster met de strakke spijkerbroek en het witte Diesel T-shirt met V-hals boven haar enorme jetsers. Dennis en ik worden terstond gek. ‘Wat een sloper!’, gilt Dennis. Frenk en Hakan zijn wat introverter qua vrouwen en grinniken om onze neopuberale geilheid. Hakan is nog steeds aan het flirten met de Portoricaanse receptioniste. We zijn vijf minuten binnen. ‘Amigo’s!’ buldert Ramon in onze rug. Hij staat met zijn armen wijd, grote schoudertas om zich heen breeduit te grijnzen. Hij is breed geworden, en strakker dan wij allemaal zijn en waren. ‘Patser!’, zegt Dennis lachend. ‘Jezus, daar heb je die eikel ook weer17,’ pest Hakan. ‘Hé, je lijkt op Ken van Barbie!’ roept Hakan. ‘Ha, Chileense Laaf!’ zegt Frenk. ‘Ha jongen,’ grimlach ik. Ik mag Ramon niet zo, nooit gemogen ook. Hij lijkt teveel op mij denk ik. We vallen op dezelfde types vrouwen, laten ons daarbij niet of nauwelijks hinderen door enige relationele verplichtingen, hebben dezelfde humor en denken zeker dat het leven een lolletje is! Beiden zijn we van mening dat matigheid een deugd is die slechts door diegenen beoefend wordt die continu achter het net vissen18. En we komen allebei uit het zuiden. Ramon uit Chili, ik uit Tilburg.
17 18
Wrample. Uitspraak van Eli Asser tijdens Parool-café sessie. Wrample: Giovanni Boccacio, eerder misbruikt door Giphart in ‘Ik omhels je met duizend armen’
We omhelzen Ramon. Hij is net aangekomen, een half uur later dan wij, met het vliegtuig vanuit Santiago, via Lima. Hij is vorig jaar geremigreerd naar Chili, tesamen met zijn Nederlandse vrouw Myrna. Ik vind Myrna lekker. Hetgeen Ramon, niet verrassend, ook van Carmen vindt. ‘He Brabo, zullen we eens ’n keer aan partnerruil doen?’ ‘Ik ben gek. Ik moet er niet aan denken om jou te pijpen.’ Op zijn negende is hij met zijn vader en moeder naar Nederland gevlucht, toen Pinochet in Chili allemaal heel ondeugende dingen deed. Ramon’s vader was onderwijzer en veuls te bijdehand naar de mening van het regime aldaar. De familie kwam –zoals veel Chileense gezinnen in die tijd– in Nederland in de Bijlmer terecht en daar waar zijn vriendjes gezellig aan de coke en aanverwante middelen gingen, hetzij als gebruiker hetzij als handelsagent, ging Ramon als een gek studeren. Hij haalde zijn Heao en zijn MBA door dag en nacht te werken. Bij BBDVW/BERNILVY, het reclamebureau waar we allemaal werkten bracht Ramon het tot een meer dan verdienstelijk accountdirector. Ramon was een pitbull. Technisch beperkt en keihard. Zijn gedrevenheid was ongekend en mijns inziens overdreven –‘het is maar reclame, Ramon!’ – maar het moet gezegd: door zijn Zuidamerikaanse charme, modegevoel (Ramon droeg alleen Italiaanse pakken van tweeduizend piek en meer en stropdassen met kleuren waarbij het woord primair een understatement is) en machismo – ‘Goeiemorgen, Sharon. Zal ik jou vandaag eens lekker neuken?’– pakte hij klanten en vrouwen in waar ze bij stonden. Hij is maar 1 meter 70, wat vooral komt door de afwezigheid van een nek, hetgeen veel Chilenen parten speelt19. Zijn persoonlijkheid doet hem groter lijken dan hij is. Daarbij heeft hij een forse lul en dat helpt ook altijd om meer zelfvertrouwen uit te stralen dan objectief gezien verantwoord is. (Ik kan het weten. Ook wat dat betreft lijk ik op Ramon). Strategisch stelde Ramon niet veel voor, dat wist iedereen, behalve Ramon, maar dat weerhield Ramon er geenszins van om schreeuwende discussies met mij, De Strateeg, te voeren. Hij wist het altijd beter, terwijl ik het toch echt beter wist. Sinds hij terug is in Chili werkt hij als commercieel directeur voor Gilette, maar dat kan ook iets anders zijn, ik lees zijn mailtjes niet zo goed. En hij is bezig een boek te schrijven, weet ik. Dat zal me een klap geven. Ik slaap bij Dennis op de kamer, want wij zullen elke avond wel als laatsten thuiskomen. Hakan en Ramon kennen elkaar al van de Heao, die slapen dus ook bij elkaar. Frenk slaapt bij Hakan, want die zakken meestal na het eten al in. Dennis en ik hebben de OK Corral, High Chapparal-room, de anderen slapen in de Me Tarzan, You vain-room en in de Some like it wet-room. Groot zijn de kamers niet, maar het gaat hier om hip, niet om comfort, legt Dennis mij uit. Weet ik veel, ik kom uit Tilburg20. Er staat een stereotorentje, en als we binnenkomen staat er al hiptechnisch verantwoorde muziek op. House of Soul, Chapter 31, Miami beach , Fl summer 99, selected and mixed by Paolo Albertoni, lees ik. Bij een remix van Eclipse, nummer 8 op de CD zet ik hem snoeihard en als ie afgelopen is en ik onder de douche sta zet Dennis hem nog een keer op, nog harder. Vanuit de douche brul ik ‘That makes me love you, now I’m livin in extacy’ mee. Dennis moet om me lachen als hij me vanuit de douche ‘Jééézus, wááat een lekker nummer!!!’ hoort roepen.. Iedereen heeft de opdracht gekregen snel te douchen en binnen het half uur weer beneden te zijn. Dennis heeft gereserveerd in The Delano, en daar schijn je op tijd te moeten zijn. Dennis (32) heeft een donkerblauwe broek met dito shirt aan. Boss. Ramon (34) draagt een zwarte broek met een strak zwart Armani-t-shirt. Ik zou liegen als ik zei dat het hem niet goed staat. Frenk (38) heeft een zwart krijtstrepen pak aan waarvan hij trots het merk noemt – een designjapanner; ik heb er nog nooit van gehoord– en dat hij het in New York op Fifth Avenue heeft gekocht. Hakan (38), ex-model, klein buikje ondertussen, zegt dat ie het mooi vindt, maar dat ie een ander merk, dat ik ook niet ken, mooier vindt. Hijzelf gaat gekleed in een zwarte broek van dat andere merk, dat hij heeft gekocht in die winkel in de Utrechtsestraat waar hij ‘bijna al zijn spullen koopt’ en een glimmend donkergrijs hemd. Hakan (39, gevoelstemperatuur 43) heeft nog minder smaak dan ik –vind ik– en draagt ondanks de aanhoudende kritiek toch weer zijn zwarte leren broek, met een wit T-shirt. Kost honderdtachtig piek, dat T-shirt, maar het gaat jaren mee, legt hij me uit. Ik (36) heb natuurlijk mijn snakeleathers aan, een witte broek en een zwart overhemd, allebei gekocht bij Bendorff. De Bredase club van Acht zou het duur vinden, mijn reclamevrienden hier vinden Bendorff nog nét acceptabel. ‘Vroeger kocht ik er ook altijd’, zegt Hakan. Naast Hakan –‘maar dat is een Turk, dus dat telt niet’, zegt Ramon– blijk ik de enige te zijn met een outfit die onder de duizend piek blijft. De Breitlings (Frenk, Ramon en Hakan), Cartier (Hakan) en Tag Heuer (Dennis) en Swatch (ik) complementeren het beeld. Het conversatie over elkanders kleren duurde een half uur, eindelijk krijg ik ze zover om te wieberen. 19 20
Zie Zamorano. Nog een wonder dat die man zo goed kan koppen. Vrij gewrampled naar Mickey Rourke in Angel Heart, ‘I’m from Brooklyn, y’know.’
The Delano –spreek uit Dèlano, en zeker geen Deláááno, zoals ik doe– is minder hip dan The Pelican, maar nóg duurder. Het eten, de cocktails, het decor en de vrouwen deugen er en zijn onbetaalbaar. Maar geld speelt geen rol, hebben we besloten. In The Rose Bar At Delano’s –zo heet drinkgedeelte van de hut– , waar het publiek uit Ocean Drive-makelaars, reclamemensen en businessgroupies bestaat, wordt niet gelachen. Door ons wel, en deze ongepaste vrijmoedigheid maakt ons niet populair. Het maakt het er natuurlijk ook niet beter op als Dennis, Ramon en ik luidruchtig en breed gebarend een positiefkritische analyse op de gerenoveerde borstpartij van een blonde Pamela Anderson-lookalike loslaten. Zij en haar vriend –of baas– vinden het niet prettig. We worden een beetje weggekeken. Het zij zo, subtiliteit is niet het sterkste punt van Dennis, Ramon en mezelf. Frenk en Hakan schamen zich plaatsvervangend en Hakan, die net komt aanlopen met een a raison van een half weeksalaris aangeschaft rondje van vier Wodka limes, een Campari Soda en een biertje, valt ons bij met een welgemeend en luidkeels ‘Holy Moly, wat een sjorsen heeft dat kind, zeg!’ Onder het eten volgen de eerste diepgaande gesprekken. Case 1: Moet Van Nistelrooij naar Italië of Engeland gaan? Antwoord: naar Ajax. Case 2: is dat Valencia op dit moment nou echt de beste ploeg van Europa? Antwoord: 2 voor, 2 tegen, Hakan en Hakan onthouden zich van stemming wegens totale desinteresse in alles dat ook maar riekt naar voetbal. Case 3: Hoe gaat het eigenlijk met Merk? Antwoord: Don: te gek!!!; ik: redelijk, maar het blijft moeilijk; Dennis, Ramon en Hakan: jullie doen het goed. Hakan: een verhaal van een dik een half uur dat er in het kort op neer komt dat het veel beter zou gaan als hij directeur van ons was. Ik zeg dat ik in dat geval nog liever bij bij de plantsoenendienst zou gaan werken. Case 4: Hoe gaat het met Carmen? Antwoord: ik: nu even niet, ander onderwerp graag. Case 5: Is de Porsche Boxter van Hakan een goeie aankoop? Antwoord: Hakan: ja, tot ik geld heb voor een 911 wel. Dennis, Frenk en Ramon: nee. Hakan: nee!!!. (verkorte weergave van een betoog van tien minuten). Ik: als Turk zou ik geen Porsche gaan rijden, dat geeft gewoon geen pas. Case 6:Wie heeft het allemaal bij BBDVW/BERNILVY met Sharon gedaan? Antwoord: Ramon: ik. Ik: ik. Dennis: alleen laten pijpen. Hakan: gelukkig niet. Hakan en Frenk: n.v.t. Case 7: Is The Met in Londen beter dan The Pelican? Dennis: Nee. Hakan: ja. Hakan, Frenk en Ramon: weet niet. Mij wordt niets gevraagd. Case 8: Is The Met in Londen al weer uit, en is het nu allemaal te doen in St. Martin’s Lane? Dennis: ja. Hakan: ‘eh….weet niet (bloos)’. Rest wordt niets gevraagd. Case 9: Gaan we vanavond aan de pillen? Antwoord: Frenk: nee. Hakan, Hakan, Ramon, Dennis: ja.; ik: ja!!!! Aldus geschiedt. Na het eten ($ 720 excl. tip) gaan we loungen bij het decoratief verantwoorde zwembad. We komen al snel tot de ontdekking komen dat we er weliswaar hartstikke kèk uitzien, maar dat de dames hier geen enkele sjoege geven. En omdat we elkaars gelul ook beu zijn besluiten we te gaan verkassen. Het is ondertussen ook al tegen twaalven, dus Miami’s nightlife zal nu toch wel langzaam beginnen, vermoeden we. We gaan naar Washington Ave, achter Ocean Drive, waar de meeste clubs en discotheken gevestigd zijn, aldus Dennis, die dit soort dingen gewoon wéét. Hoe is me een volstrekt raadsel, maar hij weet ze. Er zijn drie clubs die de moeite waard schijnen te zijn, volgens Dennis. Wat Dennis over het hoofd heeft gezien is dat Hakan en Hakan vreselijke zeikerds zijn als ze keuze hebben uit meer dan één optie. Hakan is directeur en is gewend het laatste woord te hebben en Hakan is een typische weggetjesweter, die per definitie C zegt als hij mag kiezen tussen A en B. Na langdurige discussie en het dreigement van Frenk dat hij nú naar huis gaat als we nú niet besluiten waar we heen gaan, stappen we om kwart voor één Bash binnen. $ 10 pp, valt niet tegen voor Amerikaanse begrippen en dus een veeg teken. Dat we zonder enige moeite met zes mannen binnenkomen belooft ook weinig goeds. Maar de door Hakan meegesmokkelde vrolijkheidspilletjes, die hij bij binnenkomst in de USA heel streetwise verstopt had tussen zijn vitaminepillen –een plek waar elke douanier het eerst zou hebben gezocht als ie zou zijn aangehouden– beginnen zich nu, een uur na inname, nadrukkelijk te manifesteren. We brengen in de toilet de kragen van de hemden nog even in de juiste stelling, checken en dubbelchecken onze coupes, highfiven elkaar onder het uitroepen van ‘Yo!’ en ‘Kom op, hè!’ en stappen vol goede moed en XTC de grote zwarte deur door, die het toilet- en garderobedeel scheidt van the main room.
Binnen is tien man, ons zessen en de twee barmannen meegerekend. Het verklaart in ieder geval waarom we zo gemakkelijk binnenkwamen. Ik moet er om lachen, Hakan en Hakan worden terstond poepchagrijnig, Frenk had al een half uur geleden liever naar zijn nestje gewild, Ramon scant de twee meisjes die aan de bar zitten en Dennis loopt meteen terug naar de juffrouw in het entreehokje. ‘Over een kwartier, half uur wordt het druk,’ weet hij ons bij terugkomst te vertellen. ‘We gaan,’ zeggen Frenk, Hakan en Dennis. ‘We blijven,’ zeggen Dennis, Ramon en ik. Dennis omdat hij het is die Bash uitgekozen heeft, Ramon omdat een van de twee meiden aan de bar er niet eens zo slecht uitziet en ik omdat ik helemaal geen zin heb om hier in Miami ook maar enige organisatorische aktie te ondernemen. ‘Kom op nou! Dit wordt helemaal niks hier,’ opent Hakan de discussie. ‘Nee, buiten rond gaan lopen, dat is leuk.’ ‘Daar is het in ieder geval drukker dan hier.’ ‘Jezus, man, zeik niet, we blijven!’ ‘Ik niet.’ ‘Nou dan gaan jij toch lekker, zeikerd.’ ‘Oké. Gaat er iemand mee?’ ‘…’ ‘Frenk?’ ‘Hm. La maar.’ ‘Hakan?’ ‘Nou , eh… laten we maar effe blijven dan.’ ‘Eikels.’ We blijven. Als na een half uur –er zijn nu drieëndertig mensen binnen– de druk van Hakan en Hakan om uit deze treurigheid weg te gaan onhoudbaar en steeds terechter wordt, besluiten we toch maar te gaan. We maken Frenk, die zit te dutten op een barkruk, wakker, zeggen tegen Ramon dat hij niet moet zeiken als hij tegenstribbelt omdat hij al tien minuten geanimeerd in gesprek is met een meid die ik eerder zag dan hij, maar dan had ik maar niet naar de wc moeten gaan. En dan vertrekken we. Twee blokken verder is Chaos. Volgens Dennis (en wie ben ik om hier aan te twijfelen) een zusje van één van een club uit New York. Hier staat een man of vijftien te wachten achter een in carrévorm gespannen fluwelen koord, waarachter een broer van Mr. T met zijn armen over elkaar de wacht houdt, zonder de crowd ook maar een moment aan te kijken. Met dank aan de veel te vroeg op de avond ingenomen XTC staan we te stuiteren om binnen te komen en dus gooit Dennis direct zijn ‘I spin in Amsterdam at the RoXy’ truc erin, maar zonder hem ook maar aan te kijken maakt Mr. T met een hoofdknik duidelijk dat hem dat aan zijn dikke zwarte reet zal roesten en dat we gewoon achteraan moeten sluiten en dan maar moeten bidden of we er van hem in mogen als we uiteindelijk vooraan belanden. Dat mogen we, een half uur later, niet. ‘You guys are with six?’ ‘Yes.’ ‘No way. ’ Frenk, Hakan en Hakan vertrekken nu echt. ‘Hier heb ik dus helemaal geen zin in, hè.’ ‘Ik ook niet.’ ‘En ik begin trouwens ook moe te worden. Gaat niet in je kouwe kleren zitten, die jet lag. Kan geen pil tegenop.’ Ramon, Dennis en ik zeggen dat het watjes, nichten en ouwe lullen zijn en wensen ze goedenacht. De zeikerds. Maar met zijn drieën komen we gemakkelijker binnen in de clubs. En met zijn tweeën nog makkelijker, zegt Dennis tegen me als Ramon zegt dat ie terug gaat naar Bash om te kijken of die ene meid er nog zit. De dj-truc van Dennis werkt bij de portier van Liquid, een paar honderd meter verder op Washington Ave, wel. Al is de manier waarop anders dan gepland. ‘The RoXy?’ ‘Yeah man! In Amsterdam.’ ‘So what do you spin at the RoXy?’ ‘Deep house. Every thursday.’
‘Didn’t the RoXy burn down?’ ‘….’ ‘Hahaha, come in, you cocksucking fucking motherfuckers.’ We betalen de 20 dollar entree p.p. en gaan naar binnen. Aan de bar bestel ik twee flesjes water en stationeren ons aan de rand van de dansvloer. Ik zie een vrij lange meid met gebleekt, halflang, piekerig haar. 501, strak, laarzen en een wit mannenoverhemd, dat ver openstaat. Ze staat te dansen met een flesje in haar hand. Ik analyseer haar een minuut, zeg: ‘die valt op mijn snakeleathers, let maar op,’ tegen Dennis en ga bij haar in de buurt staan dansen. Het klikt als een beest. Zij kijkt, ik kijk. Zij lacht, ik lach. Ik ga haar neuken! Even cool zijn nu. Al dansend draai ik me hard to get –werkt altijd– van haar weg. Een halve minuut kijk ik haar niet aan, loop even naar Dennis die aan de rand van de dansvloer staat en dans weer terug. Ze is weg. Ik ga haar niet neuken. We blijven nog dik een uur, waarna ik tot de conclusie kom dat er echt niks meer te scoren valt, en dan zeg ik tegen Dennis: ‘Romario beetje moe21’. Dennis is nooit moe, maar hij deelt mijn constatering dat de voorraad meiden op is en we bereiken het compromis om nog ergens een koffie te gaan drinken alvorens in bed te duiken. Uitgelaten als ik ondanks mijn moeheid toch nog wel ben, brul ik onderweg Suede hard en vals Ocean Drive over. Maybe maybe it’s the things we say The words we’ve heard and the music we play Maybe it’s our cheapness We’re trash, you and me We’re the litter on the street Just trash, you and me It’s in everything we do It’s in everything we do…22 Hakan is het er mee eens. We belanden in een coffeeshop op Ocean Drive, vlak naast ons hotel. Het slanke zwarte serveerstertje dat ons tafeltje schoonmaakt heet Polly, zie ik op haar naamplaatje. Ze heeft geelblond geverfd, kort, krullend haar en likkebaardend lekkere lippen die ze glanzend paars heeft gestift. Als ze met het gele schoonmaakdoekje de hoeken van ons tafeltje bereikt zitten Dennis en ik in stille bewondering de Grand Canyon tussen haar witgrijs gestreept schortje te bekijken. In het midden van de schort loopt een witte strook met drukknoopjes. De bovenste drie drukknoopjes zijn open gelaten, de onderste van de drie met kennelijke opzet, zodoende een gezellig uitzicht biedend op de in een rode kanten BH verpakte, niet al te grote, maar beslist niet onapetijtelijke tietjes. ‘Hi guys, what can I do for you.?’ ‘Me pijpen,’ zegt Dennis. ‘Excuse me?’ vraagt ze lachend. ‘Two coffees,’, vertaal ik. ‘Where are you guys from?’ ‘Emsterdem,’ zegt Dennis. ‘Have you been there?’ ‘No. But my sister has! Denmark is a nice country, she sais.’ We keuren het goed, voor deze keer. ‘And where are you from?’ ‘North Carolina. But I moved tot Miami this summer. Love the weather and the beach. Two coffees, was it?’ ‘Goed gesprek,’ zeg ik tegen Dennis als ze wegloopt, terwijl ik naar haar kont kijk. Slim is ze niet, maar dat is niet het criterium, nooit geweest ook. Maar al met al toch een beetje te mager voor mij, waarvan ik Dennis verwittig. ‘Te mager?! Nee, jij trekt volle zalen.’ Polly zet de twee koffie neer. ‘Thanks Polly,’ zegt Dennis ‘You’re welcome, guys.’ 21 22
Wrample. Uitspraak van Romario de Souza Faria, vóór iedere looptraining bij PSV. ‘Trash’, Suede, ‘Coming up’, 1996. Wat een plááát!!! Wil je ze beter?!? Ik HEB ze niet beter!!! (pleegde Frits Spits dan te zeggen)
We vertellen elkaar hoe we denken dat Polly in bed is en verzinnen er meteen een fantastisch, jaloersmakend, geniaal, banaal verhaal bij om morgen aan de mannen te vertellen. Dan is het op, wat mij betreft. Dennis doet nog een poging Polly uit te nodigen voor een drankje bij ons op de kamer na haar werktijd –‘I’m tired guys, perhaps another time?’ – en dan gaan we. We zijn dik vierentwintig uur op en dik zeshonderd gulden armer. Volgens Dennis achthonderd, dat kan ook bij nader inzien. De dag erna ontbijten we om tien uur met zijn vijven (Ramon is nog niet terug) op het terras van The Pelican. Of er nog iets spannends is gebeurd. Dennis en ik kijken elkaar aan. We hebben het verhaal Polly gisteren in bed nog verder verfraaid, op bugs onderzocht en vanochtend gedroogtest. Ik begin bij het moment dat de mannen naar huis gingen. Dit stuk hebben we niet gerepeteerd, maar daar verzin ik wel wat op. Ik geef mijn bek een douw en vertel dat we toch nog zijn binnengekomen bij Chaos, de club waar we eerst werden geweigerd. Met dank aan Hank. Uit Texas. ‘Henk? Uit Texas?’ ‘Ja.’ ‘Wie heet er nou Henk in Texas?’ ‘Hank. Met een a.’ ‘O.’ ‘Nee, a.’ Ik zie dat Dennis zijn verbazing over zoveel improvisatietalent –hetgeen een kwaliteit is die men na jarenlang vreemdgaan vanzelf ontwikkel–- moet onderdrukken. Hank komt iedere maand een keer met een groep lekkere wijven met zijn prive-helicopter overvliegen om te stappen in Miami, vertel ik. We waren in gesprek geraakt toen we weer in de rij van die tent waren gaan staan en Hank ons Nederlands hoorde praten. Hank wist alles van Amsterdam en Dennis en ik waren ineens de gevierde jongens. Met Hank mochten we uiteraard wél binnen van Mr. T. Hank was incrowd, Hank was oké, Hank werd op de schouders geslagen door Mr. T. Wij met Hank, een vriend van Hank, een hele lekkere negerin –Polly–,en nog drie andere lekkere wijven mee naar de VIP-ruimte in Chaos. Champagne drinken, en ik bestelde meteen ook een fles uit dankbaarheid, en om nog gevierder te worden. ‘Kostte ons geloof ik wel zeshonderd piek, zag ik vanochtend op mijn creditcardbonnetje. Maar ja.’ Hakan, Frenk en Hakan verklaren me voor gek. ‘Gulden? Zeshonderd dollar, man!’, roept Dennis. Iedereen lacht nu. We bulderen het terras wakker. Heren praten niet over geld23, memoreren wij de anderen fijntjes. En ach, wat maakt het uit, we hadden een wereldavond. ‘Zeker toen jij die champagne over die tieten van die blonde heen spoot, Stijn.’ ‘?!?!?!’, zeggen Frenk, Hakan en Hakan. ‘Ja,’ zeg ik schouderophalend. ‘je bent er eens een keer uit, hè.’ ‘Hoe je het durfde om het er daarna af te likken waar iedereen bij was, snap ik nog niet…’ ‘??!?!?!?!?!?!?!?!?!!!!!’ ‘Ja, maar ik had eerst al gevraagd of dat nou heel anders aanvoelde, zo’n borstvergroting, waarop ze zei ‘Judge for yourself’ en mijn hand pakte, dus ik had ze al gevoeld, natuurlijk, hè? Kijk, dan heb je al een band gekweekt, en dat maakt het allemaal wat makkelijker.’ Hakan, Frenk en Hakan kijken of ze Richard Witsche in een Feyenoord- shirt zien spelen. ‘Hank lag in een deuk toen Stijn op zijn gemak aan die borsten van zijn vriendin zat, en helemaal toen hij dat spul er af likte,’ vult Dennis aan. ‘En toen?’, vraagt Hakan, half in trance. Ramon komt het terras oplopen, maar voor hij ook maar iets kan zeggen, zegt Hakan dat wat hij ook heeft meegemaakt niet leuker kan zijn dan dit verhaal en dat ie dus zijn mond maar moet houden. Dennis is nu los. ‘Toen zijn we naar het strand geweest. Met Hank, die wijven en een berg coke en Jack Daniels.’ ‘Dus jullie hebben aan de coke gezeten,’ vraagt Frenk. Frenk is anti alles wat verder gaat dan een pil. Wij ook, maar het gezelschap lijkt nu alles te geloven, dus kent onze fantasie helemaal geen grenzen meer. ‘Een beetje,’ zeg ik. ‘een beetje veel,’ vult Dennis aan, die precies weet hoe hij Frenk op de kast moet krijgen. 23
Wrample. Uitspraak van Ollie B. Bommel in ‘Tom Poes’ van Marten Toonder.
‘En eerst ook nog een pil?’, vraagt Don ‘Twee,’ zegt Dennis. ‘Drie,’ corrigeer ik. Frenk wordt chagrijnig. Wij zijn niet meer te stoppen. ‘Ja, en eh.. de rest vertellen we niet, Dennis.’, zeg ik. Het werkt. ‘Jawel, jawel, kom op, man!’ ‘Anders vertel ik het, Stijn.’ Ik simuleer een opkomende schaamte. ‘Nou eh, toen de…’ Dennis neemt het over. ‘Ik zag ineens dat Stijn met zijn hand in de broek van die negerin, die Polly zat…’ Hij pauzeert en kijkt veelbetekenend de groep rond. ‘Nou?’. De mannen zitten te luisteren als twaalfjarigen die voor het eerst horen dat een vriendje een heuse meisjesborst heeft aangeraakt. ‘En toen kijkt Stijn me ineens aan en zegt: ‘da’s nie goed.’’ Vragende blikken in mijn richting ‘Polly was geen negerin.’ ‘Polly was geen negerin?’ ‘Polly was een neger.’ Dit gaan ze toch zeker niet geloven, hè? Ze geloven het wel. Hakan valt van zijn stoel van het lachen, Frenk kan weer lachen na de laatste minuten nors blijk te hebben gegeven van zijn afkeer van het coke-verhaal, Hakan houdt zijn buik vast en hinnikt als een pasgeboren veulen en Ramon baalt dat niemand zijn verhaal wil horen. Iedereen gelooft ons. Of ik hier nu wel zo blij mee moet zijn weet ik ineens niet meer, want het zegt ook wel wat over mezelf, ben ik bang, en bovendien krijg ik nu toch wel heel sterk de aandrang om mezelf te vrij te pleiten van het door mezelf verzonnen verhaal waarmee ik mezelf naar ik vrees ernstig belachelijk heb gemaakt. Helaas is het verhaal geloofwaardiger geworden dan ikzelf als ik nu ga zeggen dat er geen ene mallemoer van waar is, dus laat ik het maar even zo. Na nog een uur toegelachen te zijn over Polly en de zeshonderd dollar voor een fles champagne gaan we met een bal naar het strand van Miami Beach. We voetballen eerst een half uur onderling en dan tegen zes Israëliers, op wie we een reguliere 10-7 overwinning boeken. Ikzelf ben vreselijk goed, dat vindt iedereen, vooral mijn passeerbeweging waarmee ik de Israëlische keeper piepel en de bal achteloos in het verlate doel schuif –een doelpunt dat verdacht veel lijkt op de Cruyff-goal in de tweede ronde van het WK van 1974 tegen Argentinië (4-0) – maakt grote indruk. De witte benen van Hakan ook, de spreekwoordelijke hardheid van Dennis kenden we al, dus die verraste ons niet meer. De Israëliers wel, die de wedstrijd bij de stand 1-1 slechts wilden vervolgen na excuses van ons allemaal en een goed gesprek tussen Dennis en de jongen waarvan we zeiden dat zijn knie morgen waarschijnlijk wel weer veel beter zou zijn, als ie er maar veel ijs op deed. Daarna gaan we liggen en siliconen spotten. Na een uur of anderhalf menen we statistisch verantwoord te mogen concluderen dat een borstvergroting hier het populairste kado van meisjes voor hun veertiende verjaardag is. Verder praten we nog over: 1. reclame, reclamebureaus en klanten –verder niet noemenswaard. 2. het al dan niet gaan bekijken van iets, nu we hier toch zijn, de Everglades of the Keys of zo –antwoord: nee, dingen bekijken kun je overal doen, daar zijn we niet voor naar Miami gekomen, en bovendien is het strand van Miami Beach toch ook goed, of niet soms? 3. Chili en hoe Ramon’s leven er daar nu uitziet -heb ik niet gevolgd. 4. anale seks –‘Driekwart van de vrouwen wil het.’ ‘Nee, man! Veel minder!’ ‘Dan heb jij andere wijven gehad dan ik.’ ’Gelukkig wel!’ 5. het percentage vrouwen dat het doorslikt –meningen variëren van 10 tot 75 %, hetgeen een te hoge standaard-deviatie oplevert bij een te kleine n, waardoor we het niet aandurven hier een statistisch verantwoord antwoord op te geven. we sluiten een compromis: de meerderheid. 6. het percentage mannen dat vreemdgaat – We schatten dat 80% van de mannen het doet of ooit gedaan heeft. Van de overige 20% kan de helft geen vrouw versieren of heeft geen geld om naar de hoeren te gaan, en is de andere helft wel echt trouw op uit religieuze of principiële redenen.
7. Het percentage vrouwen dat vreemdgaat –we schatten in dat 50% het doet of heeft het ooit gedaan; waarvan 10 % met de regelmaat van de klok –het spreekt voor zich dat geen van onze vrouwentot deze groep behoort–, 10% een paar keer (<5), bijvoorbeeld als wij in Miami zitten, of als ze met een vriendin een weekend een weekje op vakantie gaan –zoals Babette (Frenk’s vriendin) toen ze vorige maand op de Caraïben was, al gelooft Frenk hier zelf geen snars van, hetgeen hij uitdrukkelijk in de notulen vermeld wil zien–,en 30% ooit één of twee keer, meestal uit wraak omdat haar eigen man haar niet meer zag staan/liggen, vanwege een ruzie, of –in de meeste gevallen– omdat ze er achter kwam dat haar man bij de eerder genoemde 80% bleek te horen24. De 40% vrouwen die nooit vreemd gaat/ging is volledig anders opgebouwd dan de 10% mannen die het nooit heeft gedaan. Bij vrouwen gaat een goeie 39% van die 40% niet vreemd om redenen als liefde, de gedane belofte trouw te zijn of desinteresse in seks. In tegenstelling tot de 10% zielepoten van mannen die wel vreemd zouden willen gaan, maar bij wie het gewoon niet lukt,gaat dat bij vrouwen voor slechts 1% op: vrijwel geen vrouw die vreemd wil gaan, kan hier geen man voor vinden. Immers: als hun eigen vent haar ooit heeft gewild, is er altijd nog wel een mafkees te vinden ergens op de wereld die het ook met haar wil doen, en vrouwen zijn inventief genoeg –dat weet iedereen– om die ene man dan te vinden. 8. het verhaal van vanochtend en dat we dat van helemaal uit onze duim gezogen hebben, van het begin tot het eind –waarna een korte onderbreking volgt omdat Dennis en ik met zand worden bekogeld, met de dood en het afsnijden van onze ballen worden bedreigd en voor alles wat onze lieve heer verboden heeft worden uitgemaakt, tot we ons uiteindelijk in veiligheid hebben gebracht in de Atlantisch Oceaan 9. en tenslotte de frequentie waarmee we het doen (met onze eigen vrouwen, wel te verstaan) –Hakan vier keer per week, Frenk één keer, Dennis twee à drie keer, Hakan ook zoiets, Ramon zes keer (‘nee, alleen met je eigen vrouw zeiden we toch!’) en ik nul keer. Oh ja, drie weken geleden geloof ik nog één keer. Waarna het valt even stil valt. ‘Tja. Stijn staat even op rantsoen. Maar dat komt wel weer goed,’ doorbreekt Hakan de stilte. Nee, dat is het hem nou juist, denk ik. Dat komt helemaal niet meer goed. Om vijf uur lopen we terug naar het hotel. Dennis, Frenk en ik bestellen op het terras nog een margarita, de anderen gaan een schoonheidsslaapje doen en zich reeds soigneren voor de avond. ‘Carmen stopt met werken, hoorde ik?’ vraagt Dennis. ‘Ja. Ze wil tijd aan zichzelf gaan besteden.’ ‘Gelijk heeft ze. Waar is ze dit weekend?’ vraagt Frenk. ‘Met Luna bij Anne in Breda.’ ‘Heb je ze nog geproken vandaag?’ ‘Nee. Ik bel haar morgen wel, denk ik.’ Ik heb Carmen verteld dat ik haar wel zal bellen, maar niet iedere dag. Ze snapte het zonder dat ik het verder uit hoefde te leggen. Nu doen gsm-toestellen het gelukkig niet eens in Amerika, waardoor ik niet zoals in Amsterdam elk kwartier als ik niet thuis ben hoef te kijken of er geen sms is van Carmen, of dat er geen voice mail is ingesproken dat er iets mis is. Als er dit weekend iets mis zou zijn, heeft Carmen het nummer van The Pelican. ‘Is het nu zeker dat de eh…operatie doorgaat?’ vraagt Dennis als we de margarita’s krijgen van de serveerster die Dennis en ik gisteren tot het Lekkerste Wijf van Ocean Drijf hebben gedoopt. Vandaag heeft ze een zomerjurkje aan dat zonder meer onder de categorie truttig zou vallen als zij het niet aan had gehad. ‘Ja. Donderdag al,’ zeg ik, en ik kijk naar de ronding van haar borsten, als ze bukt om onze drankjes neer te zetten. Dennis ziet het, Frenk niet. ‘Zie je er niet vreselijk tegenop?’ vraagt Frenk. Ik schraap mijn keel. ‘Ja. Enorm.’ En ik stop weer met praten. Ik voel me wat onwennig om mijn verhaal te doen. Het onderwerp is nogal een stijlbreuk na een etmaal praten over voetbal, trendy hotels, neukkutlulbefpijpslethoer, reclame en borstvergrotingen. Maar toch wil ik het kwijt. Nu wel, in tegenstelling tot gisteren. Omdat we nu met zijn drieën zijn en niet met de hele groep? En dat ik met Dennis en Frenk het meeste heb? Of omdat ik voor het eerst in tijden al een dag en een nacht onbezorgd heb kunnen leven, waardoor de barometerstand van het goede leven zich tijdelijk hersteld heeft, maar waardoor ‘thuis’ ook weer begint te knagen. Het is een dubbele loop in een achtbaan: hoe meer ellende thuis, hoe groter mijn onbedwingbare behoefte aan stappen, feesten, lachen, dansen, versieren. Maar hoe meer ik aan het stappen, feesten, lachen, dansen en versieren ben, hoe meer het 24
De logica zegt me dat Carmen bij deze groep behoort –remember Sharon– maar dit verdring ik.
schuldgevoel zich nestelt in mijn hoofd, in mijn buik. En dat maakt misschien dat ik nu toch wel graag wil vertellen over hoe kut het allemaal is voor Carmen, voor mij, voor ons. Alsof ik mezelf naar de mannen toe wil verantwoorden waarom ik hier in Miami, ver weg van Carmen, zo kan genieten. Ik ben een wannabe-hedonist geworden. Gelukkig gaat Frenk door met vragen. Je moet ze pakken als ze laag vliegen25, weet hij ook. ‘Ik schrok me vanmiddag kapot toen je zei dat je helemaal geen seks meer hebt met Carmen. Dan is het allemaal ineens wel heel eh… concreet wat die kutziekte met jullie doet.’ ‘Ja. En straks, als die borst geamputeerd is, wordt het nog tien keer zo erg,’ antwoord ik. Dennis probeert zichzelf en mij tegen beter weten in het positieve van de amputatie te laten inzien. ‘Je moet het gewoon zo zien, Stijn: die borst is nu onbelangrijk. Dat is de veroorzaker van alle ellende, dat is niet meer Carmen’s lichaam. Dat ding moet gewoon weg, oprotten!’ Hij maakt er karatebewegingen bij met zijn hand. ‘I know…,’ zeg ik terwijl ik een slok van mijn margharita neem, ‘het kan niet anders. Dat weet ik ook wel. Maar zal ik eens iets vertellen om duidelijk te maken hoe het straks zal gaan?’ ‘Eh…ja?’ ‘Vorige week zaterdag. We waren bij een verjaardag van Carla, in Breda. Iedereen die er was wist natuurlijk van het hele gedoe, van de operatie en zo. Iedereen was ook heel belangstellend. So far, so good. Nou. Carmen droeg altijd iets straks of iets dat laag was uitgesneden, waar haar tieten goed in uit kwamen, hè?’ ‘Ja, dat lukte d’r aardig.’ ‘Dat kan nu al niet meer, nu die ene borst verbrand is. En wat denk je dat er gebeurt: ze zag dat El en Eveline allebei wél iets aanhadden met een behoorlijk decolleté. Niks bijzonders, hoor, Eveline had een jurk aan waarvan de ene kant zo over de ander sluit, je weet wel, en Ellen had een kort T-shirt aan met een flinke V-hals. Allemaal heel onschuldig, niks supersexy of zo. En wat denk je dat Carmen in de auto zegt tegen me: ‘dat ze daar geen rekening mee hebben gehouden, met dat decolleté. Zouden ze dat expres hebben gedaan?’’ ‘Dat meen je niet.’ Ik knik dat ik dat wel meen. ‘Daar schrik ik toch wel van,’ zegt Frenk. ‘Tering, zeg. Dat is heftig. Dat is helemaal niks voor Carmen…’ zegt Dennis. ‘Nee. Dat is niks voor Carmen. Maar zo werkt het wel,’ zeg ik bitter. ‘Kun je nu eigenlijk nog gelukkig zijn?’, vraagt Frenk ineens. Ik schudt heel beslist nee. ‘Al een paar maanden niet meer. Carmen ook niet. De kanker bepaalt alles. Alles wat leuk is kan niet meer. Of het komt in een totaal ander perspectief te staan. Wat denk je van genieten van dingen die Luna doet?’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Hoe denk je dat Carmen zich voelt als die kleine weer eens iets heel leuks doet? Da’s prachtig, maar het is heel dubbel.. Meer dan de helft van de vrouwen met dat IBC, Inflammatory Breastcancer zoals het heet, gaat binnen vijf jaar de pijp uit. Met veel mazzel ziet Carmen Luna dus nog tien jaar worden, heel misschien vijftien jaar. Maar dan houdt het echt op. Met deze vorm van kanker wordt ze nooit ouder dan vijftig. Dat weten we nu al. En dan moet echt alles meezitten, moet die operatie straks ervoor zorgen dat er zo goed als geen kankercellen meer zitten. Maar de kans dat die cellen zich al hebben verspreid door haar lichaam is gewoon heel groot. Carmen wordt dus nooit oud. Nou, da’s lekker, hè, als je nu al weet dat je het waarschijnlijk nooit zult meemaken dat je dochter ongesteld wordt, naar de middelbare school gaat, haar eerste vriendje krijgt, gaat studeren, gaat trouwen. Tegen die tijd is Carmen al lang dood.’ ‘Jezus….ja…dat wist ik niet..,’ zegt Frenk. ‘Nee, ik ook niet,’ zegt Dennis. ‘Nee, dat begrijp ik. We hebben dat wel verteld, maar niemand wil dat horen. Iedereen om ons heen wil horen en hopen dat het waarschijnlijk toch wel goed zal komen. Dat als die tiet er straks af is, dat dan alles wel weer goed komt. Maar het komt nooit meer goed. Nooit.’ Ik kijk recht voor me uit, naar niks, ben kwaad. ‘Dan moet je echt leven bij de dag nu. Elke dag proberen te genieten,’ poogt Dennis. Ik schudt met mijn hoofd. ‘Dat zou ik ook wel willen. Maar het is allemaal niet zo leuk meer. Als Carmen het al emotioneel kan opbrengen, zit er meestal wel weer iets lichamelijks in de weg. Carmen is zo snel moe, man. De meeste avonden ligt ze al voor tien uur in bed. Of ze valt in slaap op de bank. Die bestralingen zijn, nu ze er zo’n dikke dertig heeft gehad, zo verschrikkelijk heftig. De meeste vriendinnen en ouders denken dat het nog steeds redelijk met 25
wrample uit faxconversatie Maarten Spanjer en Rijk de Gooijer, 1992.
haar gaat. Dat ze door de kuren wel eens ziek was, dat ze nu een pruik draagt –‘maar die staat je zoooo goed!’ – dat haar borst een beetje verbrand is door de bestralingen, maar dat het nog steeds dezelfde Carmpje is. Soms merk ik het ook niet eens als ze moe is, pijn heeft of weer eens misselijk is. Maar ik vraag wel door als ik denk als er iets is. Anderen niet. Die geloven haar als ze zegt dat het best goed gaat. Maar het gaat natuurlijk helemaal niet goed. Als ze onder de mensen is, dan kan ze zich opladen, dan kan ze er om lachen, kan ze grapjes maken over haar prikkelpruikje, over de bestralingen, dan is het de Carmpje die altijd zo positief is en zich er met haar humor zo goed doorheen slaat. Maar zo simpel is het niet. Alles wat maar een beetje te vermoeiend is, kan je vergeten. Er blijft niet zoveel leuks over, van al die dingen die we eerst deden. Naar Ajax gaan op zondag doet we niet meer, met al die trappen in de ArenA. En daarom kom ik er ook nog amper, want dan moet Carmen Luna drie of vier uur bezighouden, en dat is ook te vermoeiend. Uit eten is geen fuck aan, want Carmen proeft niks. Stappen? Forget it, met die pruik. En je weet hoe vaak je ons deze zomer in Bloemendaal hebt gezien. Nada. Oh ja, één keertje ’s avonds, toen het niet meer zo warm was. Want hoe denk je dat het is voor Carmen om tussen al die lekkere wijven in kleine bikini’s te gaan staan dansen bij Woodstock? Met een pruik op en een verbrande tiet? Dan kan ik wel duizend keer zeggen dat je er niks van ziet onder een T-shirt, maar ze gelooft me gewoon niet. Seks doen we niet meer, want zou Monique of Babette lekker ongegeneerd geil kunnen worden met een kale kop, zonder wimpers en een verbrande borst? Dat bedenk je toch niet, als je vijfendertig jaar bent.’ Even stop ik. Ik krijg een brok in mijn keel. De mannen zitten muisstil naar mijn monoloog te luisteren. Dennis zit met zijn hoofd tussen zijn knieën naar de grond te kijken, Frenk kijkt me waterig aan. ‘Al het leuke wat je normaal met zijn tweeën doet, verdwijnt. Carmen probeert het allemaal wel, hoor, maar het gaat meestal gewoon niet. Ze is letterlijk doodsbang, ze voelt zich schuldig naar mij toe omdat ze vindt dat ze nu een zeikwijf is dat altijd ziek is of onderweg, ze voelt zich lelijk en onaantrekkelijk. Kun je nagaan wat dat straks wordt, als ze nog maar één tiet heeft... Het is zo kut, jongens. Zo ongelofelijk kut.’ Ik veeg een traan weg. Dennis legt een arm om me heen. Frenk zit te grienen. Ik ga verder. ‘En dan heeft ze ook nog een man die gek is van vrouwen, en van tieten. En van uitgaan. Zoals ze zelf vorige week een keer zei: ik had ook liever gehad dat je gek was van sleutelen aan auto’s of van computers, dat je daar in vluchtte, maar uitgaan is altijd al jouw ding geweest.’ ‘Het verbaasde me al dat je mee kon.’ ‘Mij ook. Ik had me er al bij neergelegd dat ik niet mee zou gaan, maar Carmen stelde het tot mijn verbazing zelf voor. Terwijl ze weet dat ik zielsveel van haar hou, maar ook dat ik nooit helemaal trouw was. Dus Miami is gevaarlijk. Toch wilde ze dat ik ging. Ze kan er op één of andere manier best mee omgaan, maar toch ligt het nu allemaal nog een tikkie gevoeliger. Vorige week zei ze: straks zit ik hier met een kale kop en één tiet, en jij staat in de kroeg met allemaal hitsige blonde wijven met dikke tieten om je heen. Want zo zit het natuurlijk wel. Ik ben in de bloei van mijn leven, en ik heb godverdomme het gevoel dat ik bijna elke vrouw ter wereld in bed kan krijgen, behalve mijn eigen vrouw.’ Ik voel de tranen nu over mijn wangen lopen. Frenk doet vrolijk mee, Dennis is helemaal stil. Ik voel een band als nooit tevoren met hen. Eindelijk heb ik het aangedurfd om al Carmen’s ellende, maar ook die van mezelf, tegen hen te vertellen. In plaats van mijn gebruikelijke, emotioneel ongevaarlijke technische opsomming van de medische feiten en kansen en statistieken. Ik voel dat ze het snappen. Ook de klaagzang op mijn eigen leven. Ze begrijpen Carmen en ze begrijpen mij. Meer dan Carla, Gerrit, Eveline, Anne, iedereen die me verwijt dat ik gewoon door blijf gaan met stappen, zelfs naar Miami ga, terwijl mijn vrouw ziek is. Minutenlang zeggen we niks. Het is het mooiste moment in Miami. Dan proosten we en nemen we alledrie een slok van onze tweede margherita die we zojuist zonder iets te hebben hoeven vragen voor onze neus gezet hebben gekregen van Onze Favoriete Serveerster. ‘Wat een lekker wijf is dat toch, zeg,’ kwijlt Dennis, terwijl hij haar nakijkt als ze de trap van het terras op heupwiegt. ‘Maar Carmen heeft dikkere tieten,’ zeg ik lachend. ‘Althans nog wel…’ ‘Ohohohohoh…Vuile rat,’ lacht Dennis. Frenk proest zijn margarita uit. We bulderen van het lachen. Hakan is geïrriteerd als ie ons nog in korte broek beneden op het terras ziet zitten. ‘Wat doen jullie nog hier? Schiet op man! We moeten over een half uur bij Tantra zijn!’ Frenk kijkt op zijn horloge. ‘Oh, kut! Ja.’ ‘Die gasten van het hotel hebben om half negen een tafel voor ons gereserveerd. Daar zouden we anders nooit zijn binnengekomen. En als je daar niet op tijd komt ben je je plaats kwijt. Schijnt wel helemaal te gek te zijn. Om elf uur komt er een DJ die ook vaak in Limelight in New York draait.’
Een kwartier later hebben we gedoucht en staan gesoigneerd en wel weer beneden. De Zes in de Grote Stad. Net of er niks gebeurd is. De door mij geïntroduceerde variant op Truth or Dare, waarbij iedereen om zijn beurt een vraag mag verzinnen die niet door één man, maar door allen naar eer en geweten beantwoord dient te worden, houdt ons tijdens het eten –wel duur, niet goed– een uur of tweeënhalf bezig. In plaats van discussies over het percentage mannen dat vreemdgaat, het percentage vrouwen dat het doorslikt en het percentage vrouwen dat het anaal doet gaan we nu persoonlijk worden. Zoals ik al had gedacht doet Mara het –graag– anaal en slikt ze het door, idem voor Myrna en Monique, maar minder graag. Over Carmen kan ik het gezelschap mededelen dat ze op één lijn zit met Mara, al ben ik er van overtuigd dat het ‘graag’ van Monique nog niet in de buurt komt van het ‘GRAAG!!!’ van mijn lieve schatje. Tanja en Babette doen niet aan anaal –waarna we Frenk vragen of hij dat wel zeker weet, bijvoorbeeld of ze dat ook niet liet doen toen ze vorige maand in de Caraïben door die neger werd gepakt. Verder durven we er allemaal vergif op in te nemen dat onze vrouwen dat natúúrlijk nooit zouden doen, vreemdgaan. Dat Tanja het na feestjes af en toe wel eens met meisjes doet tellen we niet mee, we gunnen dat Hakan wel. Het hoogtepunt van het spel is dat Carmen ex equo op de eerste plaats met Mara en Maria komt als het gaat om met wie men het liefste een keer zou neuken, en er als populairste uitkomt op de vraag wie men het liefst als vriendin zou willen hebben als de eigen vriendin niet werd meegerekend. Ik ga er van uit dat de uitslag mogelijkerwijs anders zou zijn geweest als ze Carmen nu BH- en pruikloos zouden zien, maar ben wel trots, al laat ik dat vanzelfsprekend niet merken. Daarna proosten we nog een keer, zeggen dat we van elkaar houden en dat we dit volgend jaar weer gaan doen met zijn zessen in Tel Aviv of in Rio. En nu gaan we dansen. De DJ in Tantra draait latino-house en maakt ons na een half uur helemaal gek, wederom met dank aan de XTC, ditmaal van de jongens van The Pelican Hotel. We gaan volledig uit onze plaat, kunnen de hele wereld aan, zijn door God gezonden, onsterfelijk, ongenaakbaar, onschendbaar, onwaarschijnlijk mooi, onscheidbaar. Desondanks gaat Ramon om half één weg, hij blijkt een afspraak te hebben gemaakt met het meisje dat ie gisteren heeft geneukt. We keuren zijn vertrek uit de club op weinige subtiele wijze in woord en gebaar af – ‘ik hoop dat je AIDS krijgt, geile Chileen’– maar gaan dan snel over tot de orde van de avond. Voor Hakan, Hakan en Frenk is dat dansen, voor Dennis en mij is dat onder het dansen kijken of die ene met die geile ogen en het donkerbruine haar en die kleine blonde met die blote buik net zoveel interesse in ons als wij in hunnie. Dat lijkt met de minuut meer het geval. Dennis staat al te praten met Blondie en na drie vrolijke blikken over en weer loop ik naar de mijne toe en breng haar ervan op de hoogte dat ze op een famous Dutch actrice lijkt. Ze schiet in de lach en zegt dat ik haar wat dat betreft alles kan wijsmaken. ‘Can I? In that case: I love you!’. Ik kijk erbij als Bambi. Giechelend pakt ze me bij mijn nek vast en kust me vol op mijn bek. Nu heb ik weliswaar een uur of anderhalf geleden tijdens Truth or Dare –net als Ramon– openlijk verklaard dat ik regelmatig buiten de deur neuk –niemand was verrast–, maar om hier en plein public nu fors te gaan staan kopkluiven gaat me wat ver. Het weten is één, het op liniaalafstand zien iets anders. Vooral Frenk is wat dat betreft een gevoelige jongen. Ik ga dus maar even met haar in een hoek van de Tantra zitten, op de ronde bank waar we net zaten te eten. Ik neem een wodka lime voor mezelf en een spritzer voor haar mee. Het meisje heet Linda en komt uit Tampa. Dat zal me verder worst wezen, maar ik liegluister geïnteresseerd naar haar gezwets, wel een minuut of vijf lang. Dan denk ik bij mezelf ‘waar zit ik in godesnaam naar te luisteren’ en ben trots op mezelf dat ik haar onderbreek, adios zeg en met de mannen mee naar huis ga. Goed zo, Stijn. Ook de laatste avond Miami heb je, soms op het randje, je lul keurig alleen gebruikt om mee te zeiken en er af en toe aan te krabben. Hoezee! De ochtend erna bel ik Carmen vanaf mijn hotelkamer. Alles was goed, zegt ze. Gisteren was ze ’s avonds wel heel moe, maar het ging net. Ik vertel dat we het te gek hebben, veel lachen en dat alle meiden van veertien en ouder hier siliconentieten hebben en heel trots –maar niet te, om het toch de gewoonste zaak van de wereld te laten lijken– dat ik uiteraard trouw ben gebleven. Dan ga ik naar beneden. Net zoals gisteren begint de dag met zijn vijven. Ramon is niet meer gesignaleerd. ’s Middags op het strand van Miami Beach is alles over. De alcohol en de XTC zijn uitgewerkt, de onbezorgdheid is passé, de drie dagen lachen met de mannen zijn bijna voorbij. Morgen ben ik weer thuis. Ik voel een mentale kater opkomen van hier tot Tokio. Dennis, Hakan en Hakan praten over auto’s, Frenk leest een boek. Ik kijk naar de zee, naar twee pelikanen die zich telkens opnieuw in een duikvlucht naar beneden storten,
richting hun eten, dat nietsvermoedend in de zee zwemt. Ik word steeds gedeprimeerder en voel dat ik elk moment kan gaan janken. ‘Ik ga even een stukkie lopen.’ ‘Goed.’ Niemand die doorheeft waarom. Honderd meter verder kijk ik of niemand me meer kan zien. Eigenlijk hoop ik van wel, of toch niet? Ik weet het niet meer. Ik blijf een half uur weg en voel me de eenzaamste, zieligste man ter wereld. Ik zie mijn tranen in het zand vallen, tussen mijn gebogen benen in. Miami was een harddrug. En the cold Turkey is al begonnen. In volle hevigheid. Spiegeltje spiegeltje aan de wand… Carmen wordt voor de tweede keer kaalgeschoren. In het boek is het aantal chemokuren teruggebracht tot twee. In de eerste versies (en in werkelijkheid) waren het er vier. En was ‘Carmen’ ook vier keer kaal. ‘Less is more,’ zei Janneke hierover. Voor degenen die geen genoeg van andermans ellende kunnen krijgen, hieronder meer. Bah. Lees.
Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie was de mooiste van het hele land? wrample uit Sneeuwwitje, Gebroeders Grimm
DRIEËNDERTIG Op nieuwjaarsdag 2000, ’s ochtends om twaalf uur scheer ik Carmen weer kaal, dit keer in de badkamer bij Roald en Anne. Het is niet emotioneel. Dit keer huilt ze niet als ze ziet hoe de tondeuse zich een weg baant door haar donkerrood geverfde haren. Hoe snel kan een handeling routine worden? Anne komt kijken als ik bijna klaar ben en doet alsof het haar geen moeite kost om te kijken naar het tafereel. We maken grapjes. ‘Je krijgt er al routine in, hè Stijn?’ ‘Ja, het is zo gepiept. Als jij alvast een handdoek pakt en over je schouders legt, dan scheer ik jou zo ook nog even kaal voor de lunchpauze, Anne.’ ‘Ja, is goed. Dan haal ik zelf vast mijn wenkbrauwen eraf.’ De lol zal snel over zijn. Vanavond wordt een drama, weet ik nu al. Ze zal haar b.h. met de prothese erin naast haar pruik (ze heeft een nieuwe gekocht, dit keer is-ie modieus mahonierood) op het kastje in de badkamer leggen, en dan in de spiegel kijken. Dan zal ze zien dat ze is geworden wat ze zelf een paar maanden geleden al voorspelde. ‘Een kaal monster met één tiet’. Of, zoals ze wel een gekscherend zegt: ‘Een ex-lekker blond mokkel met dikke tieten’. Ik zal er voor haar zijn, lieve woordjes fluisteren, zeggen dat ze nog steeds mijn Carmpje is, dat ze ook een mooi hoofd heeft als ze kaal is, en dat ik van haar hou. Ik kan alleen niet tegen haar kunnen zeggen dat het allemaal goed komt. Maar ‘s avonds doet Carmen haar pruik pas af in de slaapkamer. Zo vermijdt ze de badkamerspiegel. Ze legt hem niet op de standaard waar hij bij de vorige chemokaalheid altijd op stond, bij de spiegel in de badkamer, maar op een stoel in de slaapkamer. Dan doet ze haar b.h. uit en stapt ze snel in bed, ook de grote spiegel geen blik waardig gunnend. Ik zet me schrap voor een kwartier emotie. Dat blijft uit. ‘Oh, wat ben ik moe, zeg,’ zegt ze. ‘Ik ga meteen slapen, vriendje.’ Ze geeft me een vluchtige kus, gaat op haar zij liggen en doet meteen haar ogen dicht, waarmee ze alles wat van buiten komt afsluit en alles wat van binnen naar buiten zou kunnen komen insluit.
Tja, denk ik. Da’s ook een manier om van verwerken. Het komt me niet eens slecht uit. Het is zoals vroeger op school, als de vervelendste les van de week ineens blijkt uit te vallen omdat de leraar ziek is. Binnen vijf minuten val ik in slaap. Stijn op het EK schaatsen Janneke, redacteur van Podium, heeft de lezer van Komt een vrouw bij de dokter niet alleen de lange versie Miami bespaard. Een andere trip van Stijn, met Thomas naar het EK schaatsen in Hamar, voegde eveneens weinig toe. ‘Het breekt eerder af,’ zei Janneke. ‘nu weet de lezer zo langzamerhand wel dat Stijn van stappen en vrouwen houdt, Kluun.’ Ze had godverdomme weer eens gelijk. U bent gewaarschuwd: dit stuk lezen brengt u niets dan rottigheid26. Het leidt nergens toe, het is would-be Giphart geleuter, het is slecht. Doe uzelf en mij een plezier en lees dit niet. Lees. (…) Al op de luchthaven in Olso komen we erachter dat een weekend Noorwegen weer een modaal maandsalaris gaat kosten. ‘Het is hier schreeuwend duur,’ zegt Thomas als hij terugkomt met twee bier uit de bar op het vliegveld. ‘Dat moet je anders zien,’ zeg ik. ‘Gewoon denken dat één Krone hetzelfde is als één cent. Heel simpel. Dus honderd Krone is één gulden. Moet je eens kijken hoe leuk je het gaat vinden om geld uit te geven hier.’ Het duurt even, maar dan valt het muntje bij Thomas. ‘Hahaha…nou, dan is het inderdaad niet duur, nee. Twee bier kost dan eh…. veertig cent!’ ‘Zie je hoe goed dat werkt. Oud en beproefd Stijn-recept voor het hebben van onbezorgde vakanties.’ Het beeld van een schaatsweekend dat ik voorafgaand aan dit weekend in mijn hoofd had was simpel: zuipen, lachen en neuken, en tussendoor wat schaatsen kijken. Als ik op het vliegveld in Olso het mannelijk concurrentie-umfeld bezie, bepaal ik voor mezelf de strategie voor vanavond. 1. Ik doe geen T-shirt met schaatskreet of trui met sponsornaam aan. 2. In tegenstelling tot de rest van het mannelijk gezelschap zorg ik ervoor dat ik de vrouwen in het gezelschap steeds in de ogen kijk en niet in de tieten. 3. Ik zing geen liedjes mee over de tieten en kont van Annie Friesinger27. 4. Ik maak geen grappen over de kamerindeling en dat die gemengd zou moeten zijn. 5. Ik wacht vanavond tot iedereen dronken is en versier dan met twee vingers in mijn neus het lekkerste wijf van het gezelschap, dankbaar gebruik makend van mijn ondertussen zorgvuldig opgebouwde image. 6. Neuken. De strategie valt in het water. Er zijn geen vrouwen bij. Tenminste, geen vrouwen die er niet uitzien alsof ze gecast zijn voor een Croma-commercial. De Jordaan komt naar je toe deze zomer. Wat vrouwen betreft kun je nog beter in het casino zitten dan bij een schaatsevenement. Met de mannen zit het wel snor, in de meeste gevallen letterlijk. Thomas en ik zijn de enigen die geen snor, buik en kale kruin hebben. Het EK schaatsen is een schoolreisje voor papa’s van in de veertig. Men komt uit Markelo, Sevenum, Hendrik Ido Ambacht of uit één of ander dorp uit Friesland met een onuitsprekelijke naam. In de bus vermaken we ons met de verhalen van de mannen van Kleintje Pils, die op kosten van Ernst & Young, KPN, KPMG en Philips zich over de hele wereld laten vollopen. Soms een half uurtje toeteren in een VIP-tent, en dan weer Van Hijsenstein. De mannen zijn een paar jaar geleden allemaal al hier geweest, toen de Olympische Winterspelen in Lillehammer werden gehouden. Het schijnt er goed toeven te zijn des nachts. Ik geloof hen op hun woord, al verdenk ik hen ervan dat ze het overal waar bier is oké vinden. Bij mij komt er nog een factor meer bij kijken om het leuk te hebben. Ik bid Thor, of Wodan, of God weet wie daarover gaat in Noorwegen, dat Lillehammer vergeven is van de spreekwoordelijke mooie Noorse vrouwen. Thomas en ik hebben besloten om met zijn tweeën Lillehammer te onderzoeken. We gaan de eerste de beste kroeg in die we tegenkomen. Thomas vertelt over zijn werk bij IBM, ik over Merk en we praten over 26 27
Wrample: Bob Fosko, titel song uit theatershow Parade 2003. Duits schaatster annex lekker wijf. Driewerf hoezee voor de man die het aerodynamische schaatspak uitvond.
Multinationals, en hoe trots we op Carmen en Eveline zijn dat ze er zo’n wereldtent van hebben gemaakt. Kanker is geen topic dit weekend. Na enig aandringen van Thomas geef ik een bloemlezing van mijn amoureuse activiteiten van de laatste jaren, inclusief een paar Gouwe Ouwe die ik hem nog nooit heb verteld. Thomas hoort het afwisselend hoofdschuddend en schaterlachend aan. Nadat we elkaar weer eens hebben verteld hoe gaaf we elkaar wel niet vinden zijn we elkaars gelul beu en gaan we verplaatsen. De eerste tent waar we binnenkomen heet Nikkers. Hier zit het hele schaatspubliek. We gaan direct weg. In de tweede tent, een danscafé, staan kinderen die net iets ouder dan Luna zijn te dansen op Rammstein en Rage against the Machine en andere zwartgalligheid waar ik vijftien jaar na The Cure toch onderhand wel vanaf dacht te zijn. We zijn meteen weg. Buiten begint het te sneeuwen, ik weet dat we nu snel ergens naar binnen moeten gaan waar het leuk is, want dat Thomas anders gaat wieberen. Thomas is geen zware stapper en bovendien hondstrouw, dus waarom zou hij langer blijven? Poging drie is wél succesvol. De discotheek in Lillehammer waar het allemaal te doen schijnt te zijn heet Brenneriet, volgens twee blonde meisjes die we op straat tegenkomen en die naar mijn snakeleathers kijken alsof ik de schoenen van Neil Armstrong aan heb. Het valt niet tegen, zie ik in een oogopslag als ik binnenkom. Het is weliswaar geen Miami of Amsterdam, maar het voldoet. De plaatselijke vrouwenscene is niet hip, wel hitsig. We gaan aan de bar zitten en vergelijken elkaars smaak. Thomas mag dan lichamelijk trouw zijn, visueel en verbaal is hij na een redelijke dosis alcohol zo geil als een aap. Aan het eind van de bar staat een meisje met een roze topje onder een witte blouse. Strakke zwarte broek. Blond, wipneus (‘Hallo, ik ben Pim’ zal hier wel niet werken, vermoed ik), cup C. Ik kijk haar ongegeneerd aan en en geef haar een complimenteus lachje als ze mijn kant uitkijkt, wat ze de laatste minuten steeds vaker doet, onopgemerkt door de wilde boerenzoon met wie ze staat te praten. ‘Ik ga zo,’ zegt Thomas. Dat zag ik al aankomen. Het is drie uur. Morgenochtend om acht uur moeten we ons melden bij de bus. We schijnen dan naar het schaatsen in het Vikinskip in Hamar te gaan. Snel bepaal ik mijn aanvalsstrategie. Het meisje met het roze topje ziet dat ik haar zie zitten en verwacht dat ik zo meteen op haar af kom. Maar regeren is vooruitzien. In de stad is elke clubavond anders qua muziek en scene, maar in een dorp, waar ook ter wereld, kan je er gevoeglijk van uitgaan dat je op zaterdag dezelfde gezichten ziet als op vrijdag. Ik besluit het risico te lopen van de hard to get-strategie. In Amsterdam kan je je een dergelijke aanpak als man alleen veroorloven als je er uit ziet als Chris Zeegers –of liever nog, als je Chris Zeegers bent, maar dat is voor vrijwel niemand weggelegd– maar in een boerendorp geldt dat wat van ver komt lekker is, en is enige arrogantie dus een pré. ‘Goed. Ik ga mee,’ zeg ik tot grote verbazing van Thomas. Als we opstaan om weg te gaan, loop ik nog even naar haar toe en geef haar, niet gehinderd door het feit dat de jongen waarmee ze staat te praten midden in een zin zit, een zoen op haar wang, zeg ‘see you tomorrow’ en loop weg. Ik schat de kans dat ze er morgen is in op 100 %. Thomas kijkt me aan als een aap die moet jongen. De avond erna zie ik haar eerder dan zij mij, als ik met Thomas om twee uur binnenkom. Ze staat ongeveer op dezelfde plaats waar ze gisteren stond. Dit keer draagt ze een wit T-shirt met V-hals. Er staat een rood hart op, met glittertjes. Ze heeft een strakke, glimmende rode broek aan. Haar lippen zijn vuurrood vanavond. Ze heeft glitters op haar wangen. ‘Is dat daarginds die van gisteren niet?’ ‘Yep.’ ‘Moet je er niet naar toe?’ ‘Nee. Je moet de wedstrijd leren lezen, zie Cruyff toch al.’ Thomas schudt meewarig zijn hoofd. ‘Versieren is bij jou net werk, hè?’ Ik bloos wat. Hij heeft gelijk. Versieren wordt steeds meer een doel op zich, merk ik ook. Uitgaan zonder aan versieren te denken lukt me bijna niet meer. Iets anders interesseert me bijna niet meer. Een avond bij een vriend thuis? Hm. Naar een concert in de Melkweg of een stand up comedy night in Toomlers? Niet meer interessant. In een restaurant zitten ouwehoeren met vrienden? Tijdverlies. Het vrouwen versieren wordt obsessief. En het lukt ook steeds makkelijker, een succes dat verslavend aan het worden is, voel ik. Ik tel de dagen af tot het weer vrijdag is, mijn vaste stapavond, en ik weer naar Vak Zuid, de Bastille, de Bommel, de Dance Arena, Paradiso of Odessa kan. Naar weekenden als Miami en Lillehammer kijk ik uit zoals ik als kind vroeger naar Sinterklaas toeleefde. Zou het uitgaan, maar vooral de onbedwingbare behoefte om meiden te versieren ook zo heftig zijn geworden als Carmen niet–
‘Hai.’ Ze is uit zichzelf naar me toe komen lopen. ‘Hello.’ Ik herstel me. Werk aan de winkel. ‘Stijn.’ ‘Lena.’ Thomas vraagt of ze ook wat wil drinken. Ze heeft nog, gebaart ze. Thomas gaat een rondje lopen. We praten over niks, een half uur lang. Hamar, Lillehammer, Olympische Spelen van ’94, Amsterdam, de jongens hier, blabla. We dansen. Ze wijst op mijn trouwring. ‘Married and still flirting.’ Ze zegt het op een manier dat ik me schaam. ‘Yes’, zeg ik, trots op mezelf dat ik dit keer Carmen niet ontken. ‘That’s a pity. I would have gone to bed with you if you weren’t married.’ ‘Thanks for telling me what I won’t get’, lach ik. ‘Do you love your wife?’ Ik denk aan mijn twijfels of ik nog wel van Carmen houd, die ik met de dag meer heb. Maar daar heeft zij geen flikker mee te maken. ‘Yes. More than I have ever loved someone before,’ antwoord ik. Ze geeft zonder enige gene een paar klopjes op mijn broek, recht op mijn lul. ‘Than you better keep him under control.’ Ik lach. ‘And you? Are you married?’ ‘Divorced, seven years ago. One son. He’s living with me.’ ‘How old is he?’ ‘Almost seven. I left my husband when I was pregnant. Hardly see him anymore.’ Ik voel me alsof ik door de bliksem word getroffen. Ik schrik van mijn reactie: ik, een toekomstig alleenstaande ouder, ontmoet een door de wol geverfde alleenstaande ouder. Mijn interesse in haar lichaam is op slag weg. Ik krijg een aanval van ongekende platonische interesse. Ik wil het verhaal van Lena horen. Ik vraag haar hoe ze het al die jaren voor elkaar heeft gekregen, alleen. Ik merk dat ze verbaasd is dat ik zo geïnteresseerd ben in dit onderwerp, terwijl ik een kwartier geleden haar nog als een keurslager stond te bekijken. De lichten gaan aan. Het is tien voor vier, Brenneriet gaat sluiten. Thomas zit op de barkruk naast me en kijkt met lodderige ogen de tent rond. Ik heb nog geen poging gedaan om Lena te zoenen. Terwijl het moment om dat te doen, wat ik normaal gesproken feilloos aanvoel, al een paar keer daar was. Ze heeft me al een paar keer vastgepakt met een hoog ‘Ik-ben-oké-jij-bent-oké’-gehalte en een doordringende blik in haar ogen. Haar lichaamstaal verraadt dat ze vindt dat een zoentje moet kunnen, trouwring of geen trouwring. Maar iets houdt me tegen, en ik zou mezelf graag een veer in mijn reet willen steken door te zeggen dat het een aanval van trouw was, maar het is iets anders. Ik ben verlegen. Ik kijk tegen haar op. Als een kleuter naar zijn juf. ‘Can we still get a cup of coffee around here at this time’, vraag ik, als we de vrieskou inlopen. ‘Only at the Seven Eleven around the corner.’ Ik kijk Thomas aan en weet al wat hij gaat zeggen. ‘I’m going to bed.’ Hij kust Lena en zegt dat ie me morgen wel ziet. ‘Om acht uur bij de bus, hè?’ ‘Ik doe mijn best.’ ‘That was about you fucking me, wasn’t it?’, zegt Lena, als Thomas wegloopt. ‘No. It wasn’t.’ ‘Okay. Because that’s not going to happen, if I am allowed to remind you.’ ‘I know,’ antwoord ik. Ik weet dat ik meer kans maak dat Marco van Basten zijn rentree maakt als nummer 9 van Ajax dan om Lena te neuken. En eigenlijk ben ik ook niet eens meer geil. Maar ik vind haar werelds en wil nog niet weg bij haar. We halen twee koppen koffie bij Seven Eleven, die we geacht worden buiten op te drinken. Het idee van de afterparty van Lillehammer is om met zijn allen buiten in de sneeuw te staan koffie drinken, bij minus twaalf graden. Godallemachtig. Je zal toch hangjongere zijn en hier wonen. ‘Where are you living?’ vraag ik haar. ‘At the end of this street. Ten minutes.’ ‘Shall I walk you home?’ Ze haalt haar schouders op, zegt dat dat goed is en benadrukt nog een keer ‘But I’m not going to have sex with you’ en dan lopen we het centrum van het dorp uit. Ik sla geen arm om haar heen. Ik loop naast haar, mijn ene hand in de zak van mijn jas, de andere om de beker koffie heen. Er is geen enkele seksuele spanning meer. ‘What’s his name?’ ‘What’s who’s name?’ ‘Your son’s?’
‘Tor Andre.’ ‘Where is he now?’ ‘At my home. My sister is staying with him.’ O. Gezellig. Nee, daar heb ik zin in, haar zus te ontmoeten. ‘Tea?’, vraagt ze als we bij de voordeur zijn. Het is een wit, vrijstaand huis. Alle huizen in Lillehammer staan vrij. Plaats zat. Ik kijk op mijn horloge. Het is half vijf geweest. Als er nog een kans op neuken was geweest is die met de aanwezigheid van haar zus in haar huis definitief naar de eeuwige jachtvelden geholpen. Als ik nu naar huis ga kan ik nog drie uur slapen. ‘Why not.’ Ze opent de voordeur en gebaart dat ik zachtjes moet zijn. Ze doet haar schoenen uit, ik mijn snakeleathers. Het huis is niet luxe, wel ruim. Altijd weer spannend, midden in de nacht bij een nieuw meisje thuis komen. ‘I’m going to take a look upstairs, with Tor Andre.’ Ze loopt de trap op. Ik loop de huiskamer binnen. De halve kamer is gevuld met racebaan. Voor de tv ligt een Playstation en een hele zooi games. Haar boekenkast deugt. Sophie’s World, Houellebecq, Coelho, The Unbearable Lightness van Kundera. Seks en de zin van het leven. Hm. Haar CD-collectie is om te huilen. Veel typische meisjes-verzamel-cd’s. Lovers Music deel 1 en 2, Clapton unplugged, Sting, wat Noorse muziek. Ik zet Italian lovesongs op, bij gebrek aan beter. Wat hebben vrouwen toch met Umberto Tozzi, Angelo Branduardi en hoe heet die andere zeikerd, oh ja, op deze cd staat ie ook al, Eros Ramazotti. Getverdemme. ‘You like Italian music?’, vraagt ze. ‘No. I hate it. But the rest of your cd’s is even worse.’ Ze lacht en komt naast me op de bank zitten, zakt onderuit, legt een kussen onder haar hoofd op de leuning en schuift haar voeten onder mijn kont. Ze neemt voorzichtig een slok van haar hete thee en kijkt me ondeugend aan. Ik leg mijn hand op haar scheenbeen en streel haar kuit en haar knie. Ze laat het toe. ‘So you raised your son all alone?’ ‘Yes.’ ‘That must have been difficult.’ ‘Yes,’ lacht ze, ‘It still is.’ Ze vertelt waarom ze van haar man was gescheiden toen ze zwanger was (coke), dat haar zoon zijn vader, die in Oslo woont, maar één of twee keer per jaar ziet, waarom ze nog geen nieuwe man in haar leven gevonden heeft (I’m a bitch), of ze als ze alles van tevoren had geweten wel zwanger had willen worden (ja!), wat voor man ze zou willen en alles over haar leven als alleenstaande moeder. Ik zuig de verhalen op. Over haar emoties die ze heeft als haar zoon die dag is gepest op school. Of, andersom, als hij iets leuks heeft meegemaakt op school en hij geen vader heeft om dat aan te vertellen. Een medaille bij de jaarlijkse plaatselijke langlaufwedstrijd. Een optreden in de musical op school. Ze vertelt over alle praktische dingen die anders zijn als je een alleenstaand ouder bent. De angst om een man in haar leven toe te laten waarvan dan na verloop van tijd zou blijken dat hem ook niet is en de gevolgen die dat dan weer voor Tor Andre zou hebben. De ruzies met en de verwijten van haar zoon aan haar dat hij in feite geen vader heeft. De band met haar zoon, die anders is dan wat ze om zich heen ziet bij volledige gezinnen. Intenser, mooier. En dat zij er sterker door is geworden, onafhankelijker. Dat ze trots is. Op haar zoon en op zichzelf. Ik vraag, zij praat. Dan moet ik naar de wc. Ze zegt dat die boven is. ‘Please be quiet, Tor is sleeping in the room next to the toilet.’ Ik ga naar de wc, en kan niet nalaten om de kamer in te kijken waar het joch ligt. Hij slaapt met zijn mond open, de deken half van zich af. Ik kijk vertederd en slik. ‘A beautiful child,’ zeg ik als ik beneden kom. Ze glimlacht. ‘You’re a softie, aren’t you?’ Ik lach. ‘Yes. But don’t tell everyone.’ ‘So what’s your story?’ vraagt ze me. I vraag ik of ze nog in de mood is om een ernstig verhaal te horen. Ze knikt. ‘Tell me everything.’ Drie kwartier lang vertel ik over Carmen. De diagnosefout in november ’98, de angst en onzekerheid in april, de chemo’s, het kaalscheren, de verbrande borst, de amputatie, over hoe mooi Carmen was, hoe geil, hoe goed in
bed. Over alle emoties die Carmen en ik delen, onze over hoe onze relatie veranderd is, onze ruzies, mijn vreemdgaan. Over mijn angst dat Luna straks niet meer heeft wat ze verdient: twee ouders. En ik vertel dat haar verhaal over Tor Andre en haarzelf me goed heeft gedaan. ‘You will make it. You will. I know you will,’ zegt ze zacht. Ik krijg een brok in mijn keel. Secondenlang kijken we elkaar aan. Dan sta ik op van de bank, ga op mijn knieen voor haar zitten en begin haar te zoenen. Ze zoent teder terug. De tongkus duurt lang en is lekker. Even later hebben we seks op haar bank. Nadat we gevreeën hebben liggen we naakt op haar bank. Ze trekt een kleed over ons heen. Een tijdje liggen we in elkaars armen op de te smalle bank. ‘Eh…It’s very unromantic, but Tor Andre can be down any minute,’ zegt ze, kijkend op de klok. Vijf over zeven. Ik vind het niet erg. ‘I have to go too,’ grinnik ik, ‘Within an hour I have to be in a bus with fifty orange painted nuts.’ Ik kleed me snel aan, zij doet een deken om. We geven elkaars emailadres, ik kus haar nog een keer en ga de winterkou in. De lucht is felblauw, het is heerlijk buiten. Ik loop grijnzend door dezelfde straat waar ik drie uur geleden met Lena naar haar huis liep. Ik ben verliefd op mooie momenten. Ik verzamel mooie momenten28. De kick om bij het eerste daglicht in je stapkleren terug naar huis of hotel te lopen, na een avond met alles erop en eraan en erin, is het allerlekkerste gevoel dat ik ken. Ja, zelfs lekkerder dan Ajax-AC Milan, Wenen, mei 1995, 1-0, Kluivert 85’.29 Thomas is al wakker als ik binnenkom. Hij ligt nog in zijn bed en leest een tijdschrift. ‘Hoi,’ zeg ik, begin me uit te kleden en maak aanstalte om in bed te stappen. Hij kijkt me aan en schiet in de lach. ‘Hahahaha…. Zeg niet dat je nou nog gaat slapen!’ ‘Heel even.’ ‘Hahaha… over twintig minuten gaat de bus30.’ ‘Mooi. Kan ik nog een kwartier slapen.’ ‘Heel de nacht liggen neuken?’ ‘Nee. Pas het laatste half uur.’ ‘Je hebt de hele nacht moeten ouwehoeren om haar een half uur te mogen naaien?’ ‘Nee. We hebben gewoon geweldig gepraat.’ ‘Hahaha…hou nou toch op, Stijn.’ ‘Echt. Ik heb een wereldavond gehad. Zelfs als ik niet zou hebben geneukt. Ze is echt leuk.’ ‘Ga niet zeggen dat je verliefd bent.’ ‘Eventjes wel.’ ‘Ja, toen je klaarkwam, zeker.’ Thomas en ik kennen elkaar nu bijna vijftien jaar. Net als de meeste andere vrienden denkt hij dat ik alleen aan seks denk. Maar een monofoob is niet verslaafd aan seks. Hij is verslaafd aan vrouwen.
Meisjes, ze maken ons kapot meneer En nog meer over vrouwen en monofobie. Zitten wel geinige stukjes tussen, al zeg ik hetzelf. Dit hoofdstuk kwam uit het einde van Deel I. Wel lachen, vond ik. Overbodig lachen, vond Janneke. Lees.
28
wrample. Uitspraak van Herman Brood. Milan, Milan, who the fuck is Milan? Voor de geïnteresseerden: Anne Söndral werd Europees kampioen bij de mannen, Claudia Pechstein bij de vrouwen, geloof ik. Als u het zeker wilt weten, moet u Thomas even bellen. Anne Friesinger is by far het lekkerste wijf van het gezelschap, al mogen de billen van Tonny de Jong er ook wezen. 29 30
Luister even allemaal/zijn er hier ook meisjes in de zaal? Edwin Rutten, uit De film van Ome Willem
ZEVENDERTIG Een week nadat ik met Thomas naar Lillehammer ben geweest ben ik in Breda en kom ik in de Bommel een Surinaams meisje tegen. Ze heet Sabine, als ik het me goed herinner. Sabine vindt mij leuk en ik haar geil. We zoenen in Oebele, tegenover de Bommel, en ik druk haar met mijn onderlichaam zo hard tegen de muur dat de kalk op haar broek moet hebben gezeten. Ze vraagt of ik met haar mee ga naar huis. ‘Helemaal naar Suriname? Ik ben gek!’ ‘Breda Noord,’ zegt ze lachend. ‘Da’s nog verder weg,’ zeg ik, op mijn horloge kijkend. ‘Ik bel je nog wel.’ ‘Ja ja.’ Een paar dagen later ben ik voor Merk bij een klant in Breda en bel ik haar. Ze vindt het nog steeds leuk als ik even langs kom. Als ik weer in de auto zit, anderhalf uur later, kijk ik in de spiegel en schaam me weer eens voor mezelf. Dit ging nergens over. Het enige dat nog slechter was als de seks was het gesprek dat we hadden. Het is dat we toevallig samen op deze wereld zijn, voor de rest hebben Sabine en ik helemaal niets gemeen31. Rotterdam, eind januari. Ik zie haar als ik met Rob en een paar andere dienstvrienden het vrijgezellenfeest van één van hen in de Baya Beach Club vier, om één uur ‘s nachts. Ze heeft een wenkbrauwpiercing en rood punky haar en om drie uur lig ik bij haar thuis in bed. Om half vijf bel ik een taxi die ik van Rotterdam zo hard mogelijk naar Amsterdam laat rijden. Om kwart over vijf kruip ik naast Carmen. Een week voor carnaval gaat Carmen een weekend weg met haar broertjes en haar vader naar Vlieland. Of Ameland. Luna is bij mijn pa en ma in Tilburg. Frenk heeft afgesproken dat hij het hele weekend bij mij zal slapen. Hij voelt dat het slecht met me gaat. Morgen gaan we naar een sauna in Soesterberg, zondag naar Ajax, en vanavond naar een feest in Vak Zuid. Dennis en een vriend van hem komen ook. En Natasja van Merk is er. Het moest een keer gebeuren. Op het einde van de avond vraag ik Frenk of ie toch alsjeblieft in zijn eigen huis wil slapen. Hij zegt niets en loopt meteen weg. Een stuk of wat wodka-bitter lemon en twee pillen zorgen ervoor dat het me geen reet interesseert. ‘Kwaad,’ zeg ik schouderophalend tegen Natasja, die giechelend tegen me aanhangt, en stap met haar de taxi in op weg naar mijn huis. De dag erna is Frenk nog steeds pisnijdig. We gaan toch naar de sauna, praten uren lang en hij legt me haarfijn uit dat ik mezelf helemaal de vernieling in aan het helpen ben. ‘Je laat je nergens door weerhouden om zoveel mogelijk verschillende vrouwen te neuken, Stijn. En het wordt steeds erger.’ Ik kan er geen speld tussen krijgen. Hij zegt dat ie van me houdt en dat hij me wil helpen zoveel hij kan. Ik zeg huilend dat ik daar blij mee ben. De dag erna verschoon ik de lakens van mijn bed en koop ik bloemen voor Carmen. Die avond eten we chinees bij ons thuis samen met Frenk, Carmen en Wout, Carmen’s broer. De preek van Frenk heeft zijn sporen achtergelaten. Ik besef dat er iets moet veranderen. Zelfs mijn beste vriend zet ik doodleuk aan de kant als ik de kans krijg om te neuken. Da’s natuurlijk niet zo netjes. Daarom besluit ik om Frenk maar niets over mijn ontmoetingen met Andrea te vertellen, een verhaal op zich. Maria, Dennis, Mischa en Roald weten er wel van. Die stonden erbij en keken er naar, toen ik haar tegenkwam. Nou is dat allemaal niet zo’n ramp, want Roald en Dennis behoren tot dezelfde bloedgroep als ik, en Mischa en Maria weten uit eigen ervaring al lang hoe ik ben. 31
Vrij gewrampled naar een songtekst van The Verve: ‘we have existence and that’s all we share’ uit ‘Space and Time’ van de cd Urban Hymns uit 1997.
Het was vorige week donderdag. Ik was met Maria en Dennis in De Bommel. Een Amsterdamse stapexpeditie. Maria wilde wel eens weten wat ik nou toch altijd zat te zwetsen over De Bommel in Breda, Dennis was al Bommel-fan omdat hij vorig jaar met carnaval mee was geweest. Maria en Dennis kennen elkaar via Merk. Dennis komt ook zo af en toe lunchen, een biertje drinken of een beetje tafelvoetballen. Roald en Mischa waren er omdat ze in Breda wonen en het nou eenmaal donderdagavond was. Andrea heeft bruine ogen, lang donkerbruin haar, en is bijna net zo lang als ik, zo’n één meter tachtig. Ze droeg die donderdag een zelfgebreide slobbertrui en zelfs daarin kon je zien dat ze behoorlijke borsten had. Ze keek me ongegeneerd aan. Ik dacht, dat kan ik veel beter, dus ik keek haar ongegeneerd aan. Twee keer kijken later liep ik lachend op haar af. Ik hing een slap verhaal op over een vriendin van een vriendin, en dat ik dacht dat zij dat was. Ik ben wel eens beter begonnen aan een gesprek. Ze schoot in de lach en vroeg: ‘Wat wil je van me?’ Ik keek haar aan met mijn Mickey Rourke-blik die ik na veel voor de spiegel oefenen heb geleerd (imitatie is de meest eerlijke vorm van vleierij32), dacht recht-zo-die-gaat en zei onverschrokken: ‘Ik wil jou.’ Maria en Roald hebben zich op de knieën geslagen van de pret om de puberale hitsigheid die Andrea en ik al kopkluivend ten toon spreidden en plein public. Dennis en Mischa waren al lang meer in elkaar dan in ons geïnteresseerd. Andrea wilde niet mee naar Mischa thuis, waar wij sliepen, maar ze had wel goesting om een andere keer af te spreken . Zo gezegd zo gedaan. Een paar dagen erna bel ik haar weer en nodig haar uit om mee te gaan naar een feest. Rob viert zijn veertigste verjaardag, bij hem thuis in eh… ergens vlakbij Rotterdam. Komt me wel goed uit, qua neutraal terrein. Daar kent niemand Carmen. Andrea vindt het wel leuk. Kat in het bakkie, concludeer ik. ‘Ik regel twee hotelkamers,’ lieg ik. ‘Eén is genoeg, hoor.’ ‘Dat wil ik graag horen,’ grinnik ik. Het feest is helemaal niks, we gaan om twaalf uur al weg. ‘Hou je ring aan, hè, ouwe geilneef,’ zegt Rob. We gaan even naar Crazy Piano’s en een uur later naar ons hotel. Andrea is nog geiler dan ik vooraf gedacht had. Als ze klaarkomt lijkt het alsof ze aan het zeiken is. We doen het urenlang, tot mijn lul eruit ziet alsof hij een sliding op de grasmat van de ArenA heeft gemaakt. Mijn rug ook trouwens. In de badkamer zie ik tot mijn grote schrik dat ik vol striemen zit. Hè, shit! Ze weet toch dat ik getrouwd ben! Als we terugrijden naar Breda om haar af te zetten stoppen we even om te tanken en om wat te eten. Zij neemt een broodje kaas, ik een vet saucijzenbroodje. We eten het staand aan een rond tafeltje in het benzinestation op. Als ik het op heb en mijn mond met mijn mouw af wil vegen, houdt Andrea me tegen, loopt naar de glazen kast waar de broodjes in lagen en pakt een paar servetjes. ‘Alsjeblieft.’ Ik sta stomverbaasd. Ineens realiseer ik me dat Carmen er al maanden niet meer opkomt om dit soort typische vrouwendingen te doen. En ik realiseer me iets nog ergers. Ik mis het. Nadat ik haar in Breda heb afgezet, en terugrijd naar Amsterdam, bel ik Carmen, dat ik onderweg ben vanaf Rotterdam. ‘Was het leuk bij Rob?’ ‘Ging. Niet echt een dansfeest, niet zo veel leuke mensen. Wel veel gedronken. Het is goed dat ik dat hotel had geboekt.’ ‘Waarom kon je eigenlijk niet bij Rob slapen trouwens?’ ‘De logeerkamer was al bezet. En ik had geen zin om te wachten tot iedereen naar huis zou gaan om dan in een huiskamer te gaan liggen, die naar rook stinkt en waar de vloer onder het bier zit.’ ‘Hm.’ ‘Nou, eh… tot over een half uur of zo, hè?’ ‘Ja… tot zo.’
32
Wrample. Uitspraak van Frits Bolkensteijn
Ik stop onderweg. Op de parkeerplaats onderweg stap ik uit en kijk in mijn zijspiegel naar mijn rug. Holy fuck zeg! Alsof ik met John de Wolf in bed heb gelegen. Dat wordt een paar dagen oppassen met me naakt vertonen thuis. Niet dat dat al te moeilijk moet worden, want seks hebben we al weken niet meer gehad en Carmen houdt ook niet meer van licht in de slaapkamer. Andrea zie ik nog een keer in Amsterdam, twee weken later, waar we hebben afgesproken in het Marriott. Ik heb er een kamer gehuurd. Daar doen we het een keer voor we uitgaan en nog twee keer na het uitgaan. Ik heb verteld dat ze moet uitkijken met haar nagels deze keer. Dat doet ze. Om vier uur kus ik haar goedenacht in de hotelkamer en ga naar huis. Maar het wordt allemaal een beetje ingewikkeld. Ik geef niks om Andrea en Lena en ik mailen ook nog steeds met elkaar, nu al een paar weken lang iedere dag. Lena mailt me dat ze respect voor me heeft. Dat ze me een goeie echtgenoot vindt ondanks dat mijn hersens soms op de verkeerde plaats zitten. Dat ze me een goede vader vindt. Dat ik zo’n lekkere lul heb. Dat ik zo lekker neuk. Dat ze me nu onder mijn bureau zou willen komen pijpen. Dat ze een beetje verliefd op me is.
[email protected] is een ideale vlucht. Digitale verliefdheid, aandacht, geilheid, en digitale eigenwaarde. Het geeft me het gevoel een intens leven te hebben naast het miserabele leven thuis, waar kanker regeert. Een leven waar ik niet meer gepijpt wordt, niet meer hoor dat ik zo lekker neuk, dat ik zo’n lekkere lul heb, niet meer hoor dat ik fantastisch– Nee, dat is niet eerlijk. Carmen vertelt heel vaak dat ik fantastisch ben. Als vriendje. Als maatje. Maar hoe goed ik ook als maatje ben, meer dan alles ben ik een man en die man is geëlimineerd in onze relatie. Niet dat ik het Carmen kwalijk neem. Deze man kan niet meer van zijn vrouw verlangen dat ze hem het gevoel geeft man te zijn. Lena kan dat wel. Lena is een lekker veilige vlucht, ver weg in Noorwegen. Daarom stop ik met Andrea. Ze is iets te dichtbij.
Wat er sneuvelde in deel II Stijn en Roos mailen elkaar suf. De aanloop naar de verhouding tussen Stijn en Roos wordt in de eerste versie van Komt een vrouw bij de dokter tot in den treure beschreven. Mail over mail over mail over gaapslaapzuchtknor. Grappige zinnetjes, leuke geintjes die de vaart uit het boek halen. En dan scheen niet de bedoeling te zijn van een boek, begreep ik van Janneke. Lees.
Het eerste dat ik doe op maandagochtend bij Merk is haar mailen. From:
[email protected] Sent: Monday, March 13, 2000 9:30 AM To:
[email protected] 'Roos roseanneverschueren' Subject: eh... goeiemorgen blonde Godin, Ik heb gvd een heel weekend lopen, zitten en liggen denken aan iemand die ik vrijdag ontmoette. mijn dank. ‘een illusie armer' had je me toch beloofd? Wat bedoel je in godinnennaam? Dit is een ramp! Laten we even wetenschappelijk beginnen: viel dit nu nog onder platonisch? Ja, hè? bottom line ben ik toch netjes naar huis gegaan… Dus wanneer kun je de komende week voor een tweede platonische kop koffie/borrel? Stijn Ps: zeg geen nee, anders ga ik je gewoon stalken. Ik weet nu waar je woont en dat vergemakkelijkt het stalken een stuk.
From:
[email protected] Sent: Monday March 13, 2000, 09:50 PM Aan: '
[email protected]' Onderwerp: RE: eh… NEE, DIT VIEL NIET ONDER PLATONISCH!!! ik kan nu wel een heel korte reactie gaan geven, maar moet wel iets uitleggen, ook voor mezelf het een en ander op een rijtje zetten. Ik wil een vent die 's morgens nog naast me ligt en waar ik nog lekker even tegenaan kan kruipen ofzo, die me toch nog aan het lachen krijgt nadat 'ie mijn verhuisdozen uit het raam heeft laten vallen, die niet per se op een bepaald tijdstip thuis hoeft te zijn, die mij eigenlijk stiekum toch wel heeel belangrijk vindt, enz. enz. Daarom hadden we een platonische borrel afgesproken. Ik denk dat ik dan dus eerder naar huis had moeten gaan. Eigenlijk weet ik niet goed of het wel zo'n fantastisch plan is je weer te zien. In het begin was het gewoon ook gezellig, met het platonische, dat wel... pfft.. ik heb een dillemma geloof ik. Vanavond ben ik thuis, maar ja, dan kan jij natuurlijk niet bellen (daar heb je het gedonder al). Mailen kan ook, zie maar. Roos
Ik wrijf met mijn hand over mijn ongeschoren kin. Fuck. Dat moeten we niet hebben! Ik denk goed na over wat ik ga mailen. From:
[email protected] Sent: Monday, March 13, 2000 10:31 AM To:
[email protected] 'Roos roseanneverschueren' Subject: RE: RE: eh... Lieve Godin, Nee, platonisch houden vanaf nu: dat kunnen we vergeten, hoeven we niet moeilijk over te doen. en alleen lust (mocht jij dat al willen) weet ik nu al: dat gaat mij bij jou niet lukken. was je maar simpelweg maar gewoon een lekker wijf en een domme trut. had het een stuk minder gevaarlijk gemaakt. dus ja, het zou veel verstandiger zijn als we nu zouden stoppen.Maar ik ga je gewoon niet zonder meer niet meer zien (moeilijke zin...). bekijk het maar. afijn, laat ik eerst even bellen vanavond (dat lukt me . wordt rond 21 uur. liefs, Stijn.
We mailen nog wat over en weer. Zij zegt het niet met zoveel woorden, maar tussen de regels door lees ik dat zij ook niet wil stoppen. We kunnen geen kant op met wat we hebben, laat staan met wat we dreigen te gaan krijgen, maar stoppen is geen optie. Nou, daar zijn we lekker mee. Die avond bel ik haar. Ik ben even naar de avondwinkel. We praten een half uur. Daarna zijn we geen stap verder. Er is een meerderheid van stemmen die zegt dat we met elkaar door willen, maar in welke hoedanigheid is volstrekt onduidelijk. De kabinetsformatie zit volledig op slot. We spreken af dat we drie dagen adempauze houden, dat ik haar donderdag weer zal bellen en dat we elkaar ondertussen niet gaan mailen. Ik hou het de dag erna een kwartier vol. From:
[email protected]] Sent: Tuesday, March 14, 2000 09:14 AM To:
[email protected] 'Roos roseanneverschueren' Subject: RE: RE: eh... Blonde schoonheid, Ik heb een idee. Vanaf vandaag ontvang je dagelijks een item uit de Top 3 van Negatieve Eigenschappen van Stijn. Zodat iedere kans op verliefdheid, en mogelijk zelfs op vriendschap of wat voor relatie dan ook, tot een minimum beperkt blijft. Op Nr. 3 Het lichaam van Stijn vertoont de nodige niet op het eerste gezicht zichtbare, edoch afstotelijke, weerzinwekkende gebreken. Zoals daar zijn: - als je goed kijkt staat mijn neus beetje scheef, als gevolg van een trap ertegen van de voorstopper van Broekhoven 5 in 1981.
- als ik knijp met mijn hand in mijn zij, mijn zwemband-area, kan ik jaar na jaar een stukje meer vastpakken. Tevens kunnen we spreken van een zekere borstvorming die met de beste wil van de wereld niet meer onder de noemer spieren valt te categoriseren. Om een beeld te krijgen: denk aan de beginnende tietjes van een 13 jarig meisje. - ik heb een gek haarplekje links boven mijn linkerwenkbrauw dat ik eens per drie dagen moet wegscheren. En daarnaast groeit mijn nekhaar als een gek als ik niet uitkijk (wat ik dus wel doe) - mijn middelste teen is langer dan alle anderen (gelukkig wel bij beide voeten), hetgeen ik tot dusver bij niemand anders heb mogen ontwaren en me met voetballen altijd blauwe middeltenen opleverde. - ik heb wat donsharen op mijn oor (niet erin, dus dat valt binnen de grenzen van het apetijtelijke vinnik zelluf) - ik heb twee stiftanden - mijn tattoo is matig ingekleurd Wees gegroet, Stijn.
Ze moet er enorm om lachen en de volgende drie dagen sturen we over en weer drieënegentig emails. Ik stuur haar de nummer twee en een van mijn negatieve eigenschappen-top 3, zijnde dat ik idolaat ben van Bruce Springsteen en dat ik eerlijkheid een overschatte deugd vindt. Dat laatste had ze al door, mailt ze terug. Stijn bedriegt zijn maitresse In de eerste versie van het boek neukt Stijn er vrolijk op los terwijl hij Roos al kent. (in de definitieve versie gaat hij zich slechts op het einde van deel II te buiten aan een trio met Natas en Maud…) Dit geneuk is verdwenen. Het werd wat ongeloofwaardig, zei Janneke. Ze moest ´ns weten, dacht ik. Lees.
Krijg toch allemaal de kolere/val voor mijn part allemaal dood Natasja de Munck, uit Ik voel me zo verdomd alleen
ACHT Het zou buitengewoon oneerlijk zijn om je vrouw te bedriegen en dan wel eerlijk te zijn tegen je maitresse. Daarom vertel ik Roos niet dat ik haar ook ontrouw ben. En dus groeit mijn monofobie uit tot een duofobie. Zo ga ik in april een avond met Mischa uit in Breda en na afloop drinken we nog een whisky bij haar thuis, voor we gaan slapen. Het is heerlijk weer en ik loop naar buiten, het balkon op. Misch komt er bij staan. We kijken elkaar aan, beginnen voor het eerst in jaren met elkaar te zoenen en tien minuten later lig ik bij haar in bed in plaats van in het logeerbed. ’s Ochtends hebben we er geen spijt van, maar spreken af dat niemand dit mag weten en dat we dit niet meer doen. Twee weken later gebeurt het nog een keer. Lena uit Lillehammer heeft me de laatste maanden af en toe gemaild en gebeld om te horen hoe het met me gaat. Ze weet dat ik een verhouding heb en gunt me dat. In mei is ze een weekend bij een vriendin in Den Haag. Ze vindt het leuk om me nog eens te zien. We spreken ’s middags af, op Centraal Station. Dat blijkt een vergissing te zijn. Haar functie als praatpaal is al lang overgenomen door Roos en dus blijft slechts onze wederzijdse interesse in seks over. Dat is normaal gesproken voor mij ruimschoots voldoende om een leuke middag te hebben, maar ineens begrijp ik waarom Lena zo dicht bij de Poolcirkel woont. Mijn god, wat valt ze tegen bij daglicht. Gelukkig heeft mijn moeder me zo opgevoed dat je mensen niet op hun uiterlijk mag veroordelen en binnen een uur nadat ik haar heb opgehaald liggen we in een hotelbed. We hebben elkaar weinig meer te vertellen, dus besteden de tijd nuttig. Na drie potjes seks weet ik niet hoe snel ik de pleiterik moet maken. En op een vrijdagavond, na een avond zuipen bij Vak Zuid, de Bastille en de Dance Arena ben ik nog een keer met Natasja meegeweest. En een keer met Maria. En vorige week met allebei tegelijk.
Het is alsof ik mijn zelfmedelijden waar ik me een jaar geleden bij Gerda Scheerschuim zo voor schaamde heb omgezet in een geheime wraakactie tegen de kanker, tegen Carmen en tegen de wereld. Zelfs tegen Roos. Alsof ik haar onbewust kwalijk neem dat er door mijn verhouding met haar, hoe graag ik ook bij haar ben, weer een stukje van mijn vrijheid is afgesnoept. Mijn monofobie is een guerillawapen geworden. Fuck the world.
Begrepen, Monica? De stapavond van Stijn voor hij met Carmen naar Club Med gaat, bestond in eerste instantie uit twee avonden. De eerste ervan is weggecensureerd. Omdat hij wel grappig was, is het zonde om hem in deze Directors Cut weg te laten. En als icing on the cake de reactie van Carmen, die ik met pijn in mijn hart heb gedeleet, omdat het me achteraf verhaaltechnisch beter uitkwam als Stijn pas in Club Med met de sms van ‘Monica’ zou worden geconfronteerd… Lees. De borrel van Merk is één zin te omschrijven: Om zes uur pakken we onze eerste Budweiser op kantoor, om negen uur gaan we na de nodige Longnecks halfkachel weg uit Vak Zuid, om half elf worden we Raffles uitgezet vanwege opruiend taalgebruik, om één uur gaan we van de Bastille naar de Surprise en haakt Frenk af, om tien over half twee heeft Jozef –een van de jongere Merk-ers met een te grote muil op verkeerde momenten– een meningsverschil met de portier van de Surprise Bar over het onderwerp fooi, om elf over half twee maakt Jozef dezelfde man uit voor Neanderthaler, om kwart voor twee verzorgen Natasja en Janny –de lelijke boekhoudster van Merk– buiten in de Leidsekruisstraat de lip van Jozef, om tien voor twee dragen we Jozef een taxi in, om twee uur gaan Natasja, Foppe, Maria, Janny en ik naar de Cooldown, om tien voor half drie drinken we onze tweede shooter, om kwart voor drie zeg ik ‘we komen er toch al zo weinig uit’ en bestel ik onder luid gejuich met mijn Merk-creditcard twee flessen champagne, om drie uur confisceert Natasja de nog overgebleven halve fles en zet die aan haar mond, om tien over drie is Maria zo blauw als een Smurf, en dientengevolge zo geil als een inktvis, om elf over drie trekt Maria Foppe naar zich toe voor een huigonderzoek, om kwart over drie denk ik, ‘ach, het is nu toch kapot’ en sliptong ik Natasja, onmiddellijk gevolgd door een identieke actie met Maria, om half vier dans ik met onze boekhoudster Janny, waarbij ik haar happende mond vanwege haar aangeboren lelijkheid angstvallig vermijd, om vijf over half vier verlaat Janny het horeca-etablishement, om vier uur gaan Foppe, Natasja, Maria en ik naar buiten, om vijf over vier kotst Natasja er twee Buds, drie Longnecks, een halve fles rose, drie stukjes stokbrood met kruidenboter (twee) en pesto (één), een kipsate met salade en frites, die ene sambuca, de volgens-mij-waren-het-er-hooguit-zes-à-zeven-welnee-joh-zeker-tien-twaalf vaasjes, een salmiaklolly, twee shooters, een kwart fles champagne en een pepermuntje uit, hangend tegen de gevel van Ladbroke op de hoek van de Leidsestraat, om kwart over vier vervloek ik de Febo dat die zo vroeg blijkt te sluiten op vrijdagnacht, om vijf voor half vijf zeg ik tegen Maria dat ik echt, echt, nee, echt niet met haar mee kan omdat ik niet kan maken om later dan half vijf thuis te komen, om half vijf val ik in de taxi, om half vijf stommel ik thuis de trap op, om vijf over half vijf zegt Carmen dat ik een uur in de wind stink naar de drank, om acht over half vijf val ik halverwege haar betoog dat het ‘ook wel leuk zou zijn als ik eens een keer gewoon om een uur of twee thuis zou komen’ in slaap en even later droom ik dat Carmen woedend naast mijn bed staat omdat ze wakker is geworden van een sms van lelijke Janny om 04:44 uur: Sorry, Ik zal me de volgende keer niet zo zal laten gaan, maar ik vind je zo’n lekker ding.
In mijn droom staat Carmen dreigend, de tranen in haar ogen van kwaadheid, met mijn GSM in haar hand tegen me te schreeuwen. Ik begrijp totaal niet waar ze het over heeft. Een sms van Janny? Aan mij? Net gestuurd? De droom wordt een nachtmerrie als blijkt dat het geen droom is. Carmen is klaarwakker en woest, ik slaapen stomdronken, wat mijn beoordelingsvermogen in deze lastige situatie er niet beter op maakt. Het humeur van Carmen ook niet. Hoe dronken ook, nu zie ik de ernst van de situatie wel in. Er volgen afgrijselijke minuten. Mijn verweer dat ik er niks van snap maakt weinig indruk. Er blijkt geen verstandig woord met Carmen te wisselen. Van de weeromstuit voel ik een golf braaksel opkomen. Vanuit de wc hoor ik dat Carmen de stagiare aan het bellen is en haar poeslief mededeelt dat ze met haar poten van me af moet blijven en dat ze die poten anders persoonlijk zal komen breken.
‘Begrepen, Monica?’ bitst ze erachteraan. Ik ben ineens klaarwakker en blij dat ik mijn gezicht een week niet hoef te laten zien op het werk. Het liefst zou ik een hele week blijven zitten hoe ik nu zit. Met mijn kop in de toiletpot.
DJ Jean en Didier Deschamps Stijn en Carmen hebben lol om een misverstand in Club Med. Te leuk om u te onthouden. Mwa, zei Janneke. Lees. We hebben dikke pret om een typisch Stijn&Carmeniaans geval van miscommunicatie. Ik: ‘Die gozer daar lijkt op Didier Deschamps33’ Carmen, tegen die gozer, op de dansvloer: ‘You look like a famous Dutch DJ!” Hij: ‘???’ Carmen, tegen mij, terug van de dansvloer: ‘Hoe weet jij eigenlijk hoe die Jean eruitziet? Ik zou hem niet herkennen al liep ik erover heen.’ Ik: ‘???’ Carmen: ‘Jean! DJ Jean!’ Ik: ‘??????’ Carmen: ‘Daar leek die goser toch op zei jij, op DJ Jean.’ Ik: ‘Deschamps! Didier Deschamps!’ Carmen en ik: :)))))))))))))))))))) We hebben lol. Samen!
En Pierre, wat hebben ze niet? Stijn en Carmen nodigen Maud en Frenk uit om mee te gaan op vakantie. Ikzelf vond dit hoofdstuk wel goed weergeven hoe erg Stijn Roos miste. Janneke niet. Het hele hoofdstuk sneuvelde. Belangrijke dialogen zijn later geïntegreerd in andere hoofdstukken. De Taxotere-bijwerkingen eveneens. Lees. Op Formentera kun je alleen met de boot vanaf Ibiza komen. Onderweg van het vliegveld van Ibiza naar de haven kom je langs de billboards van Pacha, Bora Bora en we loveSundays@Space. Een half uur later zit je al op de boot. Dag Ibiza. Een snoeptrommel waar je even naar mocht kijken, maar niet aan mag komen.‘En Pierre, wat hebben ze niet?’34 We hebben Mischa en Frenk uitgenodigd om met ons een weekje op vakantie te gaan. Langer kan niet, want Carmen moet elke week haar Taxotere-kuur krijgen. We vertrekken op dinsdagmiddag vanaf Schiphol. Die ochtend moet Carmen nog chemoën35. Mischa, Frenk, Luna en ik gaan vast naar Schiphol, wij checken Carmen’s koffer in. Carmen komt met de taxi vanaf het AvL-ziekenhuis drie kwartier voor het vliegtuig vertrekt. Omdat Carmen de laatste tijd al moe is als ze honderd meter moet lopen hebben we een all-in complex geboekt. Drie keer per dag sluit ik aan in de rij van het buffet, ik krijg er spontaan 82-5 visioenen van. De animatie in het complex is nog infantieler dan in Club Med, maar toch vermaak ik me opperbest, want het animatieteam heeft als extra feature een Duits meisje met cup E. Ik kan er mijn ogen niet vanaf houden. Carmen heeft me door en vraagt iedere avond gniffelend of ik weer met Luna naar ‘clowntje’ ga kijken. Frenk speelt iedere dag uren met Luna in het zwembad. Mischa, Carmen en ik lezen veel. Ik ben bezig met Inconceivable van Ben Elton. Onder het lezen werp ik af en toe een blik op de prachtige natuur om ons heen. Zo ligt er iedere dag links van ons een blond topless Nederlands meisje van het type Hollands Glorie en flirt ik stiekum met een slank Duits moedertje van net in de dertig dat een stukje verderop ligt. Meer van het eiland zie ik de eerste dagen niet. Soms ga ik even naar de wc, of iets voor Luna of Carmen halen en dan sms ik Roos eventjes. Ik mis haar.
33
Voor de dames: Franse international, lelijk, maar wel goed. Juventus. wrample uit de Berend Boudewijnshow, jaren zeventig. Pierre was Pierre van Ostade. 35 Chemoën: veel gebruikt werkwoord in Huize Kluun & Carmen sinds april 1999. Ik (Carmen) chemo, jij (Carmen) chemoot, ik (Carmen) heb gechemoot. 34
’s Avonds na het eten gaat Luna naar bed en wij aan de wijn en whisky op het terras voor ons appartement. Dat wil zeggen: Frenk, Mischa en ik – door de uitzaaiing in haar lever kan Carmen geen alcohol meer verdragen. Eerlijk gezegd kan Carmen mij ook niet zo goed verdragen deze dagen. Ze merkt dat ik me na drie dagen langzaam dood begin te vervelen op het complex en dat irriteert haar. Ook Frenk en Mischa zouden het dagpatroon van wakker-buffet-zwembad-buffet-zwembad-buffet-infantiele animatie-terras-bed wel eens willen doorbreken, maar laten dat minder duidelijk merken als ik. Ten eerste willen ze een gegeven vakantie niet in de bek kijken en ten tweede kunnen zij zodra ze terug zijn weer iedere avond in Paradiso, Bommel of waar dan ook hangen. Ik heb meer moeite om te doen dat ik hier fantastisch vind. Ibiza is verdomme om de hoek en wij zitten hier op een all-in complex. Toch blijf ik zo vriendelijk als ik kan, probeer mijn verveling te onderdrukken en neem de snauwen en dodelijke blik van Carmen op de koop toe. Nee, ik verwijt Carmen niks, ik zou net zo min Gezellige Gerrit zijn in haar plek. De Taxotere-bijwerkingen zijn namelijk in volle hevigheid losgebarsten. Prikkelpruikje is weer uit de kast gehaald, want Carmen is weer –voor de derde keer– kaal. In tegenstelling tot de vorige twee kuren zijn door de Taxotere ook haar wenkbrauwen en wimpers eraf. Haar ogen tranen onafgebroken. Carmen loopt de hele dag met een zakdoek haar ooghoek of haar wang droog te deppen. Haar vingertoppen voelen aan ‘alsof je met je vingers tussen de deur hebt gezeten’. Ze heeft alle vingers aan de uiteindes ingetaped, omdat haar nagels los zitten of er al af zijn. Carmen vervangt iedere dag de pleisters, omdat ze vies zijn geworden en omdat ze stinken, en ook dat vervangen doet weer pijn. Het dieptepunt van de vakantie is het moment dat Carmen huilend constateert dat ze Luna’s luier niet meer kan uitdoen omdat ze niet meer de kracht in haar vingers heeft om de plakrandjes ervan openmaken. Daarna is ze kwaad op zichzelf, op Procter & Gamble, op de kanker en op mij omdat ik boos zeg dat ik dat toch gewoon kan doen. ‘Begrijp dan toch godverdomme dat ik dat zelf wil doen,’ schreeuwt ze me toe. Ik laat het over me heen komen. Maar als Carmen die middag een dutje doet, breng ik Luna naar Frenk en Mischa bij het zwembad en dan bel ik Roos, bijna een uur lang. Ik vertel dat ik er even niet tegen kan. Roos hoort door de telefoon dat ik er helemaal doorheen zit en troost me en zegt dat ik toch moet proberen lief te blijven voor Carmen, hoe moeilijk het ook is. Ik zeg dat ik het allemaal wel begrijp en dat Carmen zelf soms ook wel laat merken dat ze weet dat ze alles op mij uitwerkt en dat ze dat ook van zichzelf vreselijk haat, maar dat ze vindt dat het zo nou eenmaal werkt. Het is niet anders, zegt ze dan. ‘Kom op, Stijn. Doorzetten,’ troost Roos. ‘Ja, ik weet het… Maar als ik jou niet had, zou ik gek worden.’ Daarna ga ik naar het strand, zoek een rotsblok in zee op, ver van alle zonnende mensen en ga, net als een klein jaar geleden in Miami, een half uur in mijn eentje alle frustratie eruit huilen. Roos heeft ook haar week niet, want ze heeft een nieuw appartement in Oud West, iedereen helpt mee om het te witten, te verven en schoon te maken, behalve ik. Het valt niet mee om een vriendje te hebben dat getrouwd is. De bos rozen die ik voor ik naar Formentera ging heb besteld en heb laten afleveren op de dag dat ze in haar nieuwe huisje trekt, maakt veel goed. Na drie avonden hou ik het niet meer op het complex. Carmen had me ’s middags al gezegd dat het haar speet dat ze zo bot was tegen me en stelt voor dat ik vanavond eens lekker met Frenk of Mischa het stadje hier inga. Ik moet op mijn lip bijten om niet in juichen uit te barsten en zeg zo nonchalant als ik kan: ‘Ik zie wel of ik zin heb vanavond.’ ’s Avonds ga ik met Frenk de stad in. Daar vertel ik hem dat ik al een half jaar iets heb met het meisje dat ik met carnaval heb leren kennen. Roos. Hij is niet verbaasd en niet geschokt. Ik vertel dat ik zoveel aan Roos heb en dat ze me, net zoals vanmiddag, toen ze me aan de telefoon getroost heeft, er al vaak doorheen heeft gesleept. Frenk zegt dat ie al zo’n vermoeden had, dat ie het wel begrijpt en dat ie het ongelofelijk knap vindt van Roos dat ze dit allemaal opbrengt. De avond erna ga ik met Mischa stappen. Ze zegt dat ze nu ze met ons op vakantie is, pas goed beseft hoe de kanker ons leven in haar macht heeft. ‘Al die bijwerkingen die Carmen heeft, man… Ik vind het ongelofelijk dat ze niet gillend gek wordt. Met die pruik en dat hooggesloten badpak bij zo’n zwembad. En dan die nagels en handen en die tranende ogen… En nu zie ik ook pas echt hoeveel jij doet met Luna, wat Carmen niet kan. En wat je allemaal voor Carmen doet..’
‘Oh? Ik heb het al niet meer in de gaten,’ zucht ik, ‘Het is al een jaar zo, Ik weet niet eens meer hoe ons dagelijks leven was voor Carmen kanker kreeg.’ ‘Tja. Alsof dit leven het andere heeft weggevaagd.’ ‘Maar ja,’ zeg ik en ik kijk Mischa recht in de ogen, ‘je kent mij, ik probeer op mijn eigen manier te overleven…’ ‘Door te blijven uitgaan?’ ‘Het is nog wat erger, Misch…’ ‘Door al die vrouwen waar je mee vreemd gaat?’ ‘Ik heb een verhouding.’ ‘Dat verbaast me niks,’ zegt ze meteen. ‘Frenk ook al niet.’ ‘Nee. We dachten het al. Hoe heet ze?’ ‘Roos. Roos’ ‘Woont ze in Amsterdam?’ ‘Ja. Ze komt uit Breda. Ik ken haar van carnaval.’ ‘Zie je ze vaak?’ ‘Een keer per week een hele avond, als het lukt. En soms even een uurtje of zo. We mailen, we smsen, we bellen vaak.’ ‘Voel je je niet verschrikkelijk kut daarover? Ik kan me herinneren dat je altijd heel stellig was dat jij nooit een verhouding zou beginnen…’ ‘Klopt. Omdat het veel meer dan seks is. Toch voel ik me nu niet mega-schuldig. Ik voel me wel schuldig over die kudde vrouwen die ik het afgelopen jaar heb geneukt, maar amper over de verhouding met Roos.’ ‘Waarom niet?’ ‘Nou, let op. We weten allemaal dat niemand perfect is, maar toch zou iedereen liefst willen dat zijn of haar partner geen slechte eigenschappen heeft. De perfecte partner, dat wil iedereen toch stiekum?’ ‘Eentje die altijd lief is, niet snurkt, niet vreemd gaat, mooi is, mij niet te dik vind, geen zin heeft als ik geen zin heb…hahaha, bedoel je zoiets?’ ‘Ja. Maar iedereen weet dat Mr. en Mrs. Perfect niet bestaat. Dat hoeft ook niet, want als je van elkaar houdt accepteer je elkaar zoals je bent.’ ‘Zo hoort het wel, ja.’ ‘Goed. Wat gebeurt er nu als je ernstig ziek wordt? Dan hoop je eigenlijk in stilte dat je partner –ik dus– toch zo dicht mogelijk bij die perfectie komt. Dat zijn slechte eigenschappen verdwijnen. Dat hoop je niet bewust, maar onbewust. Omdat je lichamelijke en geestelijk genoeg aan jezelf hebt, en hem meer dan ooit nodig hebt.’ ‘Dat snap ik… als je griep hebt wil je ook verwend worden, want dan voel je je toch een beetje zielig. Zo zit een mens in elkaar.’ ‘Juist. En dat snapt die partner ook. Daarom hou je van elkaar. Maar als het nu geen griep is maar iets wat heel lang duurt –in Carmen’s geval nu al meer dan een jaar– en steeds erger wordt, zoals de kanker, dan wordt die druk om daaraan te voldoen enorm. Omdat je steeds meer op je schouders krijgt. Kijk naar mij. Omdat Carmen zoveel vergeet de laatste tijd, doe ik al het regelwerk – van de vuilniszakken op tijd buiten zetten tot de vakantie boeken. Al het zware werk doe ik– van boodschappen halen tot Luna in de auto of in bad tillen, want Carmen heeft nauwelijks energie. En dan nog het troosten, de huilbuien opvangen, de chemo’s meemaken, noem maar op. Ik ben de manus van alles van ons gezin geworden.’ ‘Phoe…’ ‘En nou komt ie: in plaats van dat je perfect wordt als de situatie daarom vraagt, gebeurt het tegenovergestelde: je slechte eigenschappen verdwijnen niet, ze worden juist groter! Ze worden je uitlaatklep. Bij mij dus andere vrouwen. En een verhouding op de koop toe. Dus waar de één, die ziek is, meer dan ooit tevoren behoefte heeft aan de perfecte partner, wordt de ander juist steeds minder perfect. Snap je?’ ‘Shit…Zo heb ik het nog nooit bekeken.’ ‘Ik ook niet. Tot ik me begon af te vragen waarom die huwelijken van die vrouwen van de Moeflon, je weet wel…’ ‘Dat kankergroepje?’ lacht Mischa. ‘…dat die huwelijken in de meeste gevallen ook op springen staan of al naar de klote zijn. De ene man komt niet meer achter zijn pc vandaan, de ander praat nauwelijks maar, de derde is er al vandoor.’ ‘En jij gaat nog meer vreemd dan je al deed.’
‘Yep. Als ik kijk wat ik het afgelopen jaar allemaal heb gedaan… Mezelf helemaal klem drinken, in mijn eentje in de Bastille, de Arena of Paradiso. Of naar de hoeren. Dan interesseerde het me allemaal even geen fuck meer, sloeg ik helemaal door.’ ‘Daar schrik ik van, Stijn…’ zegt ze zacht. ‘Als ik Roos niet had gehad het laatste half jaar, dan zou ik nu helemaal de weg kwijt zijn. Dan was het alleen maar stappen en neuken, ben ik bang. Nu kom ik tenminste nog naar huis tegen de tijd dat de kroegen dicht gaan, omdat Roos en ik meestal al om twee uur naar haar huis gaan.’ Ze knikt. ‘Kijk, als ik nou zeventig was…,’ zeg ik met tranen in mijn ogen, ‘dan zou ik het waarschijnlijk allemaal wel kunnen opbrengen. Maar ik ben godverdomme in de bloei van mijn leven! Misch, het is zo verdomd moeilijk voor me dat Carmen geen enkele behoefte meer aan seks heeft. We doen het nog zo één keer per maand of zo, als we een keer heel veel gedronken hebben. Alle intimiteit is weg.’ ‘En die krijg je bij Roos wel…’ ‘Ja...en ik snap het wel hoor, van Carmen, maar het doet zo’n pijn… het contrast met wat Roos me wél kan geven is zo groot…’ ‘Weet je… het klinkt heel gek wat ik zeg…maar misschien moet Carmen zelfs wel blij zijn met Roos.’ Ik kijk op van glas naar Mischa. ‘Meen je dat…’ ‘Ja. Ik denk het wel.’ ‘Ik ben blij dat je dat zegt. Ik denk het ook wel eens, maar ik durf het niet uit te spreken.’ ‘Jij bent ook maar een mens, Stijn …’ Ze veegt een traan bij me weg en kust me. ‘Kom, we pakken nog een borrel.’ Mischa gaat die avond om drie uur naar huis, ik ga nog ‘even’ naar een club die tot zeven uur open blijft, dans nog een uur in mijn eentje, zoen nog even met een Spaans meisje met wie ik geen woord kan wisselen, maar die zo lief naar me lacht en ga dan met een taxi terug naar het complex. Het is half zeven en Carmen is laaiend. Dat duurt een hele dag. Pas tegen het begin van de avond praten we weer tegen elkaar en een uurtje later zelfs weer met elkaar. Als we in bed liggen kunnen we er weer om lachen. Ik geef toe dat het niet zo handig was om pas om half zeven thuis te komen, Carmen geeft toe dat ze wel snapt dat ik soms liever helemaal niet meer thuis wil komen. ‘Ik begrijp niet,’ zegt Carmen, ‘dat je er nog niet aan onderdoor bent gegaan het afgelopen jaar.’ Door Roos. ‘Ik ook niet.’ ‘En als ik er aan denk’, zegt ze, ‘dat jij straks alleen met Luna door moet gaan, dan ben ik blij dat ik niet in jouw schoenen sta. Ik zou niet willen ruilen met je…’ ‘Ik niet met jou…’ ‘Wat hebben we het dan toch goed, hè..’ We gieren van het lachen. Terug op Ibiza, op weg van de haven naar het vliegveld fluistert Mischa in mijn oor, als ze me naar het billboard van Welovesundays@Space ziet kijken: ‘Ben maar blij dat we deze week niet hier waren. Dan had Carmen je de hele week niet gezien.’ Carmen vraagt wat Mischa zei, ik vertel het en ze moet lachen.
Good news stinks Het hele ziekteproces van Carmen is in de loop van het schrijven aan het uiteindelijke boek zwaar ingekort. Zo was er oorspronkelijk een opleving van Carmen, nadat de taxotere zijn werk begon te doen. Ik was het al snel met Janneke eens dat al deze pieken en dalen voor de lezer too much waren. Niet te volgen, te veel. Dit hoofdstuk is bijvoorbeeld verschwunden om die reden. Lees
Sometimes the thruth just ain’t enough/or it’s too much in times like this/let’s throw the truth away/we’ll find it in this kiss Bruce Springsteen, uit Worlds Apart (The Rising, 2002)
ZEVENENTWINTIG De ochtend erna zijn we voor even weer een team. We gaan voor de periodieke controle naar het AvLziekenhuis. ‘Ik heb goed nieuws voor u,’ vertelt Rodenbach, die zelf ook zichtbaar opgelucht is, ‘de Taxotere doet zijn werk. De tumor is iets kleiner geworden, zie ik op de scan van uw lever, en de tumormerkers in het bloed zijn ook iets gedaald.’ Gelukkig. Eindelijk kunnen we een keer opgelucht adem halen na een uitslag. Alle bijwerkingen zijn niet voor de kat zijn kut geweest. ‘Dus we gaan nog even door met de Taxotere?’ vraagt Carmen. ‘Dat zou ik wel doen, ja. We hebben er nu zes van de geplande twaalf gedaan. Pas daarna moeten we stoppen.’ ‘En dan?’ vraag ik. ‘Dan moeten we hopen dat de tumor zo hard aangepakt is, dat ie voorlopig niet meer actief wordt in uw lever.’ ‘Hoelang staat daar meestal voor?’ vraag ik nuchter. ‘Gemiddeld zes tot negen maanden. Bij sommige patiënten wel jaren. Dan kunnen we zelfs nog een keer Taxotere geven. Maar u moet er rekening mee houden dat de tumorcellen bij u steeds wel heel snel zijn gegroeid. U bent jong, weet u nog, en dat is een nadeel, helaas.’ Ook Rodenbach draait er geen doekjes omheen, maar hij vertelt het tenminste alsof hij er zelf mee zit. Een dokter is ook maar een mens. ‘Maar na de Taxotere zijn er nog wel een paar andere mogelijkheden.’ Hij noemt de namen van twee andere chemo-types die ik direct vergeet. ‘Al moet ik eerlijk zeggen dat de statistische kans dat een volgende kuur nog iets doet elke keer kleiner wordt. Maar voorlopig werkt de Taxotere!’ Carmen kijkt me opgewekt aan. Ik knipoog vrolijk naar haar, maar schrik ergens van. Van mezelf. Ik betrap mezelf op een gevoel dat ik helemaal niet wil voelen. Dat ik helemaal niet mag voelen. Het is maar een paar seconden, en Carmen merkte er door mijn glimlach niets van. Maar ikzelf wel. Een paar seconden lang voelde ik een teleurstelling dat door het goede nieuws de misère voorlopig dus aanhoudt. Ik probeer het gevoel te onderdrukken, maar het was er wel. Eventjes. Toch ben ik ook opgelucht. Een voordeel van het goede nieuws is dat Carmen door de positieve uitslag de gebeurtenissen van dit weekend even vergeten lijkt te zijn. We gaan het vieren bij het Esprit Café op het Spui. Als Carmen even gaat plassen, sms ik Roos snel. Relatief goed nieuws in het z’huis. Lever was iets beter. Kuren doen dus hun werk. Ik bel later. Zit nu bij Esprit met opgeluchte Carmen aan de chocotaart en cappuccino. Merk.
Als we door de Kalverstraat lopen ziet Carmen bij Bendorff een lange, lichtbruine Diesel-jas met grote geborduurde bloemen en een bontkraag. ‘Mooi hoor,’ zeg ik. ‘Ja…maar eh… het is een echte winterjas. Die kan ik voorlopig nog niet aan…’ zegt Carmen aarzelend. Ze koopt hem, tegen haar gewoonte, niet. Als ze bij Shoebaloo laarzen aan het kijken is, zeg ik dat ik zo terug ben, ren terug naar Bendorff en kom tien minuten later met de jas terug. ‘Kadootje voor komende winter,’ zeg ik. Carmen begrijpt meteen de symboliek en is helemaal ontroerd. Het is laat in de middag als we weer in de auto zitten, vanaf de parkeergarage bij de Bijenkorf. ‘Ik wil zo meteen nog even naar Merk, vind je dat goed?’ ‘Ja hoor.’ ‘En ik denk er over om weer te beginnen met werken bij Merk. Een dag of drie, vier in de week. Het leven zonder werk begint me tegen te staan, en nu we goed nieuws hebben gekregen wil ik weer een beetje regelmaat in het leven.’
‘Dat snap ik best,’ antwoordt ze. ‘Daar zat ik ook al aan te denken.’ Als ik na een uurtje bij Merk het Stadion weer uitrij sms ik Roos. Bellen?
Ze smst terug, nog geen halve minuut later. JA!!!! Ze zit in de tram. ‘Het was dus goed nieuws, begrijp ik?’ zegt ze. Ik hoor dat ze moeite doet om enthousiast over te komen. ‘Ja, eindelijk een keer goed nieuws. Hoe gaat het met jou?’ ‘Eh…mag ik je zo even terugbellen? Dan stap ik zo even uit.’ ‘Goed hoor. Maar wacht niet te lang. Ik eh… ben op weg naar huis…’ Binnen vijf minuten gaat de telefoon. FORMULE Merk, zie ik op mijn mobieltje. Mijn gsm-codenaam van deze maand voor Roos. Roos huilt. ‘Ik vind het echt heel fijn voor Carmen hoor, en voor jou… maar het is allemaal even te veel. Ik heb sinds zaterdagavond niks meer van je gehoord, ik…’ ‘Ik heb je toch gesmst?’ ‘Ja verdorie, twee smsen waarop ik niet eens kan antwoorden!!!’ ‘Ja…je hebt gelijk. Maar ik kon niet anders…’ ‘Dat weet ik ook wel. En ik vínd het ook fijn voor je dat Carmen weer terug is bij je, en dat het vanochtend zo goed ging in het ziekenhuis…’ ‘Maar?’ ‘Maar het lukt me niet meer. Ik had me zo op aanstaand weekend verheugd, eindelijk een keer twee dagen samen, en dat gaat ook al niet meer door, smste je toch?’ ‘Nee. Ik krijg huisarrest,’ probeer ik luchtig en lollig te doen. ‘Ik dacht al zoiets. Stijn, dit gaat gewoon niet meer… Ik kan het even niet meer opbrengen om me in jou te verplaatsen, in jullie. Ik trek het niet meer. Het is even op,’ snikt ze. Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. ‘Ik ben gisteren de hele dag bij mams geweest, in Breda. Wachten op jouw telefoontje. Dit gaat zo niet langer. Ik ga er aan onderdoor.’ We praten nog even verder. Ik ben bijna thuis, maar rij langs mijn huis en stop bij de bloemenstal op de A.J. Ernststraat. Daar koop ik, al bellend, twee bossen rozen. ‘Waar ben je nu?’, vraag ik. ‘Bijna thuis’, snottert ze, ‘Ik ben uitgestapt en loop nu op de Overtoom.’ ‘Goed. Dan kom ik er aan,’ zeg ik, terwijl ik weer langs mijn huis terug de stad in rij. ‘Met Carmen.’ ‘Hai, met mij.’ ‘Hoi liefie. Hoe gaat het?’ Ze klinkt lief. ‘Goed hoor. Hé, ik moet nog even iets wegbrengen naar een ontwerper, ik kom iets later. Wacht je nog even met Luna in bed doen?’ ‘Goed hoor. Ik zie je zo wel. Ik heb een lekkere pasta met garnalen gemaakt.’ ‘Lief van je… ben er over drie kwartier.’ Roos is al thuis, haar balkondeur op drie hoog staat open, zie ik. Als ik binnenkom valt ze me huilend in mijn armen. Het duurt lang voor ik me los kan maken en haar de rozen kan geven. Ik troost haar een half uur en vraag of ze er echt mee wil stoppen. ‘Ik weet het niet…, zegt ze, met haar mouw haar snotneus afvegend. ‘Ik hou zoveel van je, maar ik kan het niet meer aan.’ ‘Ik ga mijn best doen om je donderdag de hele avond te zien. Echt.’ ‘Lukt dat wel dan? Is dat niet te gevaarlijk? Je moet je niet in de nesten werken voor mij hoor…’ ‘Ik werk me graag in jouw nestje…’
‘Geil ventje,’ zegt ze lachend, door haar tranen heen. ‘Gek geil lief ventje….Goed. Donderdag dan. Maar ga nou maar. Anders kom je te laat.’ ‘Ja…. Enne, ik ben morgen bij Merk. We kunnen dus weer mailen!’ ‘Echt? Oh, heerlijk!’. We kussen elkaar en daarna rij ik naar Carmen. Die glundert als ze de bos rozen ziet die ik voor haar heb meegenomen. Ze kust me, met twinkelende ogen.
Stijn hears music Er is niet zoveel voor nodig om het eventjes goed te laten gaan met Stijn, wilde ik duidelijk maken. Ik vond het een ijzersterke vondst. Een ultra-kort en krachtig hoofdstuk, vond ik. Niet nodig, vond Janneke. Lees.
Loving you it keeps me satisfied/well I can’t explain, oh no/the way I’m feeling inside/you look at me, we kiss and then/I close my eyes and here it comes again/I can hear music/I can hear music/the sounds of the city, baby/seem to dissapear/I can hear music/sweet sweet music/whenever you touch me baby/whenever you’re near The Beach Boys, I Can Hear Music (1969)
ACHTENTWINTIG Ik rij naar Merk, vanaf de creche in Buitenveldert over de Parnassusweg. Voor het stoplicht bij de hoek van de Stadionweg sta ik te wachten. mmm…. 21 graden, zonnebril op, raam van de Chevy open, Beach Boys op de CD, Luna in topvorm, Carmen lief gister, lekker werken vandaag, vanavond jou zien, het leven is zo slecht nog niet! Merk, lieve geile Godin van me.
Psycho killer II Waarin Stijn, zo tegen het einde van deel II, wéér mee moet naar een psycholoog. En dat was er een te veel, vond ik zelf bij nader inzien. Lees
Blame it on the lies that killed us/blame it on the truth that ran us down/you can blame it all on me/it don’t matter to me now Bruce Springsteen, uit Backstreets (Born to Run, 1975)
DERTIG De teken- en mediteersessies met Gerda Scheerschuim in het Lucasziekenhuis liggen ondertussen al weer meer dan een jaar achter ons, maar sinds een paar weken zitten we weer helemaal in de psychologen. Carmen wilde zelf met een psycholoog gaan praten. Het Vreemdgaan Gesprek en het Slaapincident waren wat teveel van het goede tussen alle verwerkingsprocessen van de kanker en het nieuws dat het uitgezaaid was. Ze heeft twee gesprekken gehad en is er gematigd enthousiast over. Carmen vindt de psychologe iets te jong –ze is negenentwintig– om een echt klikeffect mee te hebben. ‘Ik weet niet of ze het allemaal wel begrijpt,’ zegt Carmen, ‘maar het helpt wel om eens met een buitenstaander te praten.’ Voor het derde gesprek leek het de psychologe wel een goed plan als ik mee zou komen. Mij lijkt het een afschuwelijk plan, maar ik ga toch mee.
Vanuit Merk haal ik Carmen op en gaan we naar de praktijk van de psychologe, ergens in een jaren zestig woonwijk in Buitenveldert. “Edwina Verdaasdonk, psychotherapeute” staat er op de metalen plaat naast de voordeur van de drive-in woning.. Ik merk dat Carmen nerveus is. Ze is er zelf ook nog niet helemaal uit of ze het wel nuttig vindt en weet dat ik niet op mijn best ben als ik ergens helemaal geen zin in heb. Edwina doet open. Ik schud haar beleefd de hand en stel me voor. Het voelt alsof ik de nieuwe trainer van een club ben die wordt voorgesteld aan een speler waarvan hij nu al weet dat ie hem er binnen een paar weken zal uitflikkeren. Haar kantoor is eigenlijk de logeerkamer van de woning. We gaan zitten op de stoelen die om een te klein tafeltje staan. ‘Zo Stijn,’ zegt Edwina irritant persoonlijk, ‘Vertel eens waarom je bent meegekomen?’ ‘Omdat jij daarom vroeg.’ ‘Ja, eh…maar je weet zelf toch ook wel waarom je hier zit?’ ‘Omdat Carmen kanker heeft en straks dood gaat en dat allemaal niet zo eenvoudig te verwerken is, wat helaas –maar begrijpelijk– minder prettige gevolgen heeft voor de relatie die Carmen en ik hebben, zeker als we erbij in aanmerking nemen dat ik nooit helemaal trouw ben geweest en de laatste maanden nog minder.’ ‘Eh…ja. Daarom dus’, zegt ze, enigszins van haar stuk gebracht. Ze weet niet hoe snel ze zich naar Carmen moet draaien en vraagt wat Carmen van dit gesprek verwacht. Carmen antwoordt dat het misschien wel goed is om samen over relatieproblemen te praten met een derde. ‘Dat denk ik ook,’ zegt Edwina goedkeurend. En dan zegt ze iets waarmee ze alle wegen tot een constructieve medewerking van mijn kant definitief verspert. ‘Kijk, Carmen, je hebt natuurlijk de kanker als probleem en je relatie met Stijn. Daardoor–’ ‘Pardon?’ onderbreek ik haar. ‘Wat is er Stijn?’ vraagt ze. ‘Begrijp ik het goed dat je de kanker en mij op één lijn stelt?’ ‘Nou eh… in zeker opzicht wel, ja. Vind jezelf van niet dan?’ Ik kijk haar ijskoud aan. ‘Nee. Ik vind dat Carmen, ondanks al mijn tekortkomingen en mijn vreemdgaan heel blij mag zijn dat ze mij heeft en dat ik met al mijn liefde die ik in me heb haar er de laatste anderhalf jaar doorheen heb gesleept.’ Carmen schrikt van mijn felheid en zegt haastig dat ze dat ook vindt. Edwina probeert uit alle macht de sessie nog te redden, maar een kwartier later staan we buiten. ‘Maar niet meer naar toe gaan, hè?’ zegt Carmen, als we naar de auto lopen. ‘Ik niet in ieder geval.’ ‘Ik ook niet, hoor. Je had helemaal gelijk. Ik heb me de laatste weken alleen maar op je negatieve kanten gericht. Dit was wel goed. Ik ziet alles weer een beetje in perspectief, nu.’ ‘Dan was het toch nuttig,’ zeg ik en kus haar. ‘Al blijf je een klootzak,’ lacht ze. ‘Zonder meer,’ knipoog ik.
Mama, I love you Carmen heeft nog twee dagen in het ziekenhuis gelegen in één van de eerste versies van het boek. Een tearjerker. Te moeilijk, teveel verschillende medische behandelingen voor de gemiddelde lezer. Wel mooi. Vind ik nog steeds. Lees. De hoop was dat de kanker op zijn vroegst zes maanden na de laatste chemo weer actief zou worden. Het is zes weken geworden. Het geprik, de uitgevallen haren, wenkbrauwen, wimpers en nagels, de tranende ogen, de afgevallen nagels, de totale afwezigheid van energie, het is dus geen diepteinvestering gebleken, maar uitstel van executie. Zes weken. Carmen’s buik werd in Ierland al wat dik, terwijl ze steeds minder eten naar binnen kon krijgen. Da’s gek. En ze ging steeds meer hoesten. Da’s eng. Da’s heel eng, want na de lever zijn de longen een favoriet nestelplekje van een uitgezaaid borstkanker. En doodgaan aan een tumor in de lever is pijnloos, maar aan een longtumor…. Brrr.. We denken er niet te veel bij na. Twee dagen na Ierland kan Carmen al geen glas water meer binnen houden. De dokter zegt dat de lever sinds de vorige keer twee keer zo groot is geworden. Ook de waardes in haar bloed die aangeven dat de tumor weer actief is, zijn fors gestegen.
Vier dagen na Ierland blijkt ze zes kilo te zijn afgevallen. Vijf dagen na Ierland ligt ze in het Anthoni van Leeuwenhoekziekenhuis aan een infuus om te voorkomen dat ze uitdroogt. De huisarts had ’s middags gezegd dat Carmen onmiddellijk moest worden opgenomen, ze moest voeding binnen gaan houden. We zijn binnen een uur in het AvL, tien minuten later ligt Carmen aan het infuus. Het directe levensgevaar is geweken. Nu de Taxotere is uitgewerkt moet er snel wat gebeuren, want anders is het gebeurd. Dan geeft de lever de strijd tegen de tumor op. Rodenbach stelt voor om nog iets anders te proberen. Een intra-arteriele inspuiting van Mitomycine-C (= met een dikke slang spuiten ze blauwe rotzooi rechtstreeks in een slagader in je lies, zodat het in snel in je lever komt). Het werkt bij de helft van alle patiënten en ze zouden dat drie keer kunnen doen. In het beste geval houdt de tumor zich dan weer twee maanden stil. Carmen gaat meteen accoord. Ze zal de dag erna al ingespoten worden. Ik heb geen zin om iedereen die we kennen te moeten vertellen wat we nu weer gaan meemaken in het ziekenhuis, Carmen ook niet en dus besluiten we om een mail te sturen aan iedereen die we kennen en voor de rest alleen de telefoon op te nemen als we zien wie er belt en we zin hebben in dat gesprek. In de mail schrijf ik dat Carmen het ziekenhuis in moet en dat het allemaal klote gaat in haar buik, maar dat we er het beste op hopen. De mail gaat naar tweeënzestig mensen. En daarna, via mijn mailadres bij Merk, naar Roos. ’s Avonds ga ik met Luna naar het ziekenhuis. Ik haal haar op van de crèche en leg uit dat mama niet thuis is maar in het ziekenhuis, waar ze een paar nachtjes blijft logeren, en dat we daar nu op bezoek gaan. Luna vindt het spannend. Beneden bij de kiosk kopen we een roos en een opblaas-hartje op een plastic stokje, dat Luna aan Carmen mag geven. ‘I love you’, staat erop. ‘Die zijn voor mijn mama, want mijn mama is ziek,’ zegt ze enthousiast tegen de mensen die in de lift vertederd naar haar staan te kijken. Uit mijn ooghoeken –ik durf niemand in de lift aan te kijken, bang dat mijn opborrelende emotie zich via mijn ogen een weg naar buiten baant– zie ik dat een man en vrouw van middelbare leeftijd medelijdend –‘ach gut, dat kindje, straks is ze haar moeder kwijt’– naar Luna glimlachen. Het AvL is gespecialiseerd in de behandeling van kanker, waardoor de artsen kundiger en meer op de hoogte zijn dan waar dan ook (het Lucasziekenhuis, om maar eens een dwarsstraat te noemen) en de verplegers beter dan waar dan ook begrijpen wat er in de hoofden omgaat van mensen met een levensbedreigende of –zoals Carmen– terminale ziekte. De andere kant van de medaille is dat iedereen die er rondloopt weet dat je daar niet komt omdat je man of vrouw net is bevallen, of herstellende is van een blinde darm operatie, maar dat het hier om Kanker gaat. Ook ik betrap mezelf er op dat ik mensen die gearmd over de gang lopen, of zwijgend bij de koffieautomaat in de hal zitten, medelijdend bekijk. Vast net te horen gekregen dat het uitgezaaid is bij hun moeder, dat het nu ieder moment afgelopen kan zijn met hun opa, dat hun echtgenoot is opgegeven door de artsen, of dat die pijn in het hoofdje van hun kind een tumor blijkt te zijn. Het AvL is net zoiets als de Wallen. Iedereen die je er ziet lopen, weet waarvoor je komt. Carmen lacht breeduit als we binnenkomen. Ze is ontroerd door de roos en het hartje van Luna. Ik til Luna op zodat ze mama een kus kan geven. We praten even, maar weten niet zo veel leuks te zeggen. Na een half uur begint Luna te jengelen en. Het is ook wat voor een kind. De laatste week was een beetje gek. Iedere dag wel een opa, oma of oom of tante op bezoek, dan moest papa ineens weer weg met mama, dan werd er weer gehuild door grote mensen, dan vergat papa de Teletubbies weer op te zetten. En nu vergeet papa dat een kind moet eten als ze uit de creche komt. Ik zie dat Carmen het te kwaad heeft omdat ik het deze dagen alleen moet opknappen met Luna, deze dagen. ‘Lukt het wel met Luna, denk je?’ vraagt ze. ‘Komt goed, hoor schat,’ zeg ik met een brok in mijn keel. In de auto krijgt de pa van Carmen, die me belt en doodleuk vraagt of ik hem elke dag even wil bellen om hem op de hoogte te houden, de volle laag. Wrong timing, dad… Ik vertel hem dat hij míj mag bellen. Hij wil dat ik hèm bel. ‘Ik ben wel haar vader, hoor!’ ‘Dat is me niet ontgaan,’ bijt ik hem toe. De dag erna bel ik hem toch maar weer. Hij kan er ook niks aan doen dat zijn dochter kanker heeft. En dat zijn dochter eigenlijk alleen mij en Luna op bezoek of aan de telefoon wil hebben deze dagen. Alleen Anne mocht een keer langskomen, samen met Carla. De rest niet. Te confronterend. Ik hou op verzoek van Carmen iedereen af die belt en vraagt of ze Carmen mogen bezoeken of wat haar telefoonnummer in het ziekenhuis is. De avond erna ben ik alleen bij Carmen. Luna slaapt in Tilburg.
Carmen heeft vandaag de chemo-inspuiting in haar lies gekregen. Ze heeft pijn in haar hele schaamstreek. Ze moet liggend poepen. Ik hou een po onder de kont van mijn vrouw en veeg haar billen af. Carmen huilt als ik het doe. Ik nu weer nu ik dit schrijf. Gelukkig komt Ella met Koos even later binnen. Ze zijn helemaal uit Vlissingen naar het AvL-ziekenhuis gereden om haar dochter een kwartier te zien. Ze heeft Carmen’s toestemming om te mogen komen niet afgewacht. ‘Ik laat mijn kind hier toch zeker niet liggen zonder langs te komen!’ Slik, part 1. ’s Avonds belt Frenk me met zijn gsm dat hij bij me voor de deur staat, maar dat de bel het waarschijnlijk niet doet. Ik durf Frenk bijna niet te vertellen ik al een praatpaal heb gevonden vanavond. ‘Ik zit met Roos te praten bij Ter Brugge. Ik moest er even uit…’ ‘No worries, Stijn. Als je je maar verhaal kwijt kunt aan iemand die van je houdt.’ Slik, part 2. Vanuit Ebeling ga ik rechtstreeks naar huis. Daar staan Eveline, Mischa, Tanja, Wout, mijn moeder, Ella, Carmen’s vader en Frenk op de voice mail. De meesten vragen of ik straks even wil bellen hoe het is gegaan in het ziekenhuis. Ik bel niemand. Ik ga naar bed. De inspuiting heeft niet gewerkt, vertelt Rodenbach ons teleurgesteld een week later. De tumormerkers zijn niet gedaald. Ondertussen is het veertien dagen na Ierland. Carmen’s hoesten wordt steeds erger. Vooral als ze in bed ligt. Iedere nacht ligt ze een half uur te hoesten. Het is soms zo eng dat ik bang ben dat ze er in blijft. Maar ik ben nog banger dat het een uitzaaiing is. De dokter stelt ons gerust: op de scan is niets te zien. Het is waarschijnlijk pleuravocht –‘Pleurisvocht, dokter?’ – en dat is de driehonderdvierenvijftigduizendste bijwerking van de Taxotere. Het moet vanzelf weggaan over een paar weken. Het gaat niet vanzelf weg. Het wordt met een prik prik in haar rug, bij haar longen, weggezogen. Al snel wordt er minder gehoest door Carmen en meer geslapen door mij. Achttien dagen na Ierland is Carmen’s buik door het vocht zo dik als een vijf maanden zwangere vrouw. Een typische verhoudingsdate Stijn heeft een een beetje druk aan het eind van deel II. Dat werd beschreven in een fragment waarvan we het gevoel en de point later hebben geïntegreerd in het auto-ongeluk-hoofdstuk. Niet echt goed ook, achteraf, dit fragment. Lees. Eerst hebben Frenk en ik een etentje in De Kas, Amsterdam’s nieuwste hype. Na het etentje van gisteren met Flip Smeets is het mijn tweede deze week. Het stond al lang gepland en ik moest mee van Frenk. ‘Belangrijke klant. Ik heb je nodig.’ De mensen waar we mee gaan eten –drie marketeers van Getronics– zijn nogal van de nababbel. Eer ik daar van verlost ben is het waarschijnlijk al twaalf uur geweest. Om dan nog helemaal van Oost naar West te rijden, Roos een half uur zien en dan weer terug naar huis te gaan, dat vond zelfs ik teveel van het goede. Ik had me dus eigenlijk voorgenomen om daarna rechtstreeks naar huis te gaan. Door de gebeurtenissen van gisteren heb ik de plannen moeten wijzigen. Mijn plantje op het J.J . Cremerplein heeft dringend water nodig. Pas na een schaamsorryexcuusikzalhetnooitmeerdoenikbeljestrakszogauwikkankuskusliefschatje-sms om half zeven vanochtend, een gedetailleerde telefonische uitleg van de hectiek van het nachtelijke ziekenhuisbezoek met Carmen om acht uur vanochtend, veertien sorry’s en de belofte om vanavond dan echt, echt, echt te komen, ontdooit ze. ‘Ik ben rond half elf bij je.’ Het wordt weer een tropenavond, weet ik van te voren. Vanuit Merk, waar Natasja me al tien minuten aan het manen was om te vertrekken, omdat ze weet dat ik Luna voor zes uur moet ophalen, race ik naar de crèche. Vanaf de crèche snel naar huis. Vanavond komt Tanja bij Carmen, maar die kon pas om acht uur. Daarom doe ik Luna thuis in bad –Luna in bad tillen, wassen en haar dan weer uit bad tillen is te zwaar voor Carmen– en in bed. Het is tien voor half acht. Ik moet om half acht bij De Kas zijn. ‘Wordt het laat?’ vraagt Carmen.
‘Ik denk van wel,’ zeg ik geheel naar waarheid. ‘we zullen nog wel even wat gaan drinken met die lui van Getronics.’ –Niet we maar ik en niet met Getronics maar met Roos. ‘Oké.. Hou je je GSM aan voor als er iets gebeurt? Ik denk dat Tanja wel om een uur of elf weg gaat namelijk.’ ‘Ja. Doe ik. Doe de groetjes aan Tanja.’ Om drie voor half acht half acht race ik vanaf de Amstelveenseweg naar De Kas in de Watergraafsmeer. Als ik aankom, zit Frenk al aan het aperatief met twee heren en een dame van de klant. Ik bestel een campari soda en giet hem weg als een glas ranja. ‘Doe er nog maar eentje,’ zeg ik tegen de passerende ober. Frenk en de mensen van de klant lachen. Iedereen gaat voor het drie gangen menu. Ook dat nog. Tijdens het diner kijk ik afwisselend neurotisch op mijn gsm (of Carmen niet heeft gebeld dat er iets mis is) en mijn horloge (of ik de beloofde tijd dat ik bij Roos heb afgesproken, wel haal). Als het hoofdgerecht pas om tien voor tien wordt geserveerd weet ik dat ik half elf nooit ga halen. Vlak voor het nagerecht sneak ik even naar het toilet van De Kas en stuur Roos snel een sms. 22:36 Sorry, het wordt pas tegen elf uur voor ik bij je ben. Doe m’n best om zo snel mogelijk hier weg te zijn…. Merk, heb zin in je, godin.
Terug aan tafel duurt het nog tien minuten voor dat pleurisijs eindelijk eens een keer arriveert. Ik fluister in Frenk’s oor dat ik na het eten direct weg moet. Als ik dit eerder had gezegd hadden we een zware discussie gekregen, nu kan hij me, in het bijzijn van de klant, slechts zwaar geïrriteerd aankijken. Na het toetje wil iedereen koffie. Wel ja. Ik twijfel even wat ik zal doen, maar weet dat ik het niet kan maken om nu al weg te gaan. Iedereen bestelt iets sterks bij de koffie, ik doe mee. Het is nu toch kapot. Als iedereen zijn koffie opheeft sta ik op, excuseer mezelf, geef onze gasten, Frenk een schuldbewuste blik en maak dan snel de wieber. Oh, kut, dertien over elf al. Op een draf loop ik over de bemodderde paden rondom De Kas naar mijn auto op de Middenweg. Op weg naar Roos, aan de andere kant van de stad. Oost west, te laat niet best. Vanzelfsprekend is er geen parkeerplaats te vinden aan het eind van de Overtoom, dus na twee rondjes rond het J.J. Cremerplein te hebben gevloekt pletter ik mijn auto neer op een T-kruising aan de Jacob van Lennepkade waar ik de kans dat ie om dit uur op de avond wordt weggesleept op minder dan vijftig procent inschat. Om vijf voor twaalf bel ik bij haar aan. ‘Hoi,’ zeg ik verlegen door de intercom. Ze zegt niks. Als ik de drie trappen naar haar appartemnt ben opgelopen zie ik dat Roos zo chagrijnig is als Louis van Gaal.
Stijn moet effe klagen Een als Intermezzo gepresenteerd hoofdstuk. Heeft niets met de verhaallijn in de roman te maken, maar vond ik goed om Stijns gevoel over de aandacht voor Carmen neer te zetten. Dat was het ook, zei Janneke. Maar niet goed genoeg, zag ik aan haar ogen. Exit het intermezzo. Lees
Nie mouwe, daor krègde dikke bééne van Mijn vader
(Intermezzo)
(
Effe iets tussendoor vertellen. Het was maar een kleinigheid, en het is ook al weer over hoor, en voor het verhaal is het ook niet echt van belang, maar ik wil het toch even kwijt.
U weet ondertussen dat Carmen in de verste verte geen zeiktrut is. Carmen zeurt niet, Carmen zeikt niet en Carmen klaagt niet. (Mijn oma wel. Mijn oma was zo’n zeikwijf dat de huisarts haar jarenlang, met medeweten van mijn moeder, placebo-poedertjes gaf om van het gezanik af te zijn. Ook de verpleegsters in het bejaardenhuis werden gek van het gezeur van het mens. Ze was altijd ziek of onderweg en het werd met het jaar erger. Op de dag dat mijn oma echt een aanval van benauwdheid kreeg en in paniek op de alarmbel drukte, ging het verplegend personeel vrolijk verder met koffie drinken. Even later was mijn oma dood. Gestorven aan chronisch klagen. Ik bedoel maar.) Ikzelf ben ook allergisch voor zeuren en klagen. Nou moet ik eerlijkheidshalve zeggen dat een onschuldige vraag in mijn ogen al snel gezeur is. Ik heb een lage zeurdrempel. Een hedonist houdt niet van zeuren. Iedere opmerking waarin ik ook maar een poging meen te bespeuren om mij iets te laten doen waar ik geen zin in heb, of om mij ergens van te weerhouden waar ik wél zin in heb, beschouw ik als gezeur. Zoals daar zijn: ‘Zullen we naar huis gaan, het is morgen weer vroeg dag’, ‘maar we hebben toch helemaal geen geld om op wintersport te gaan?’, ‘moeten we niet eens een keer afwassen?’, en ‘is het nog wel de moeite om naar Bloemendaal te gaan, het is al vier uur…’ Mijn favoriete zeur-mop is: ‘Ik wil met je naar bed.’ ‘Goed… bij jou of bij mij thuis?’ ‘Ja zeg, als we gaan discussiëren hoeft het voor mij al niet meer, hoor!’ Maar vandaag moet ik toch even zeuren. Het begon vanmiddag. Frenk en ik moesten wat personeelszaken bepraten, en omdat ons kantoor in het Stadion één open toendra is, gingen we even bij de Chinees op de hoek zitten. Geheel tegen onze gewoonte in namen we er één biertje erbij. Tien minuten nadat we terug in ons kantoor waren kreeg ik het warm en koud en even later kon ik niet meer typen en niet meer naar mijn beeldscherm kijken. Weer even later kon ik geen Nederlands meer verstaan of praten. Ik kon wel wat uitbrengen, maar dat klonk als een Zuidafrikaan, en dan met een fles wodka op. ‘iek pflwee klie waddik ep, blaar iek plaat niede meel kun,36’ zei ik. Ik schrok me een ongeluk, Frenk en de rest van Merk ook, nadat ze uitgelachen waren en doorhadden dat dit geen grap was. Even dacht ik dat het nu echt zover was: Stijn is overspannen. Maar ik wilde niet zeuren en had het druk, dus naar huis gaan zag ik niet zitten. Een beetje frisse lucht doet wonderen, dacht ik, en ging in mijn eentje een rondje rondom het Stadion lopen. Dat hielp. Het ging langzaam beter. Ik had het al snel niet meer warm en koud, kon in de loop van de middag weer Nederlands verstaan en praten, en aan het eind van de middag ook weer typen. Phoe. Loos alarm… Aan het eind van de middag bel ik Carmen en vertel lachend wat er is gebeurd. Ze maakt zich ongerust. Ik eigenlijk toch ook wel een klein beetje. Onze huisarts, dokter Bakker, zegt dat we best nog even kunnen komen, het spreekuur is weliswaar over, maar het voordeel als je nooit met zeikdingen bij een huisarts aankomt is dat je altijd welkom bent als er echt iets is. Carmen gaat mee. Dat vind ik lief. Als we binnenkomen vraagt dokter Bakker hoe het met Carmen gaat. Carmen antwoordt vriendelijk, vertelt wat de status van de chemo-kuren is, hoe ze zich voelt, en Bakker stelt weer een nieuwe vraag. Carmen antwoordt uitvoerig en Bakker vertelt iets en zo keuvelt het duo gezellig door over kanker. Met stijgende verbazing luister ik naar wat er hier gebeurt en begin nu toch wel een beetje een hekel aan die klotekanker te krijgen. In geen jaren ben ik bij een huisarts geweest, en nu, na honderdduizend ziekenhuis– en huisartsbezoeken met Carmen, heb ik eens een keer wat en dan gaat het godverdomme over Carmen!!! Eindelijk vraagt de dokter waar ik voor kwam. Ik vertel wat er gebeurd is. ‘Maar het is nu weer over?’ ‘Eh… ja. Het is nu weer over.’ ‘Nou, dan zal het niks bijzonders zijn geweest.’ Hij trekt er een geruststellend gezicht bij en knipoogt naar Carmen. Terwijl ik toch helemaal niet op mijn oma lijk.
wéér
Zo. Dat ben ik kwijt. Het is niet meer terug in het verhaal, er zit ook geen dubbele laag, metafoor of verborgen boodschap in dit intermezzo, maar ik wilde het gewoon even vertellen. Effe klagen.
)
36
Ik weet niet wat ik heb, maar ik kan niet meer praten!!!
Anton aus Tirol Stijns auto-ongeluk staat in de vroege versies van Komt een vrouw bij de dokter vlak voor de tweede carnaval die Stijn beleeft, sinds Carmen kanker heeft, zo tegen het einde van deel II. De dramatiek van Carmen die Stijn en Luna afzet op het Amstel Station en dan wegrijdt zonder nog om te kijken, vind ik persoonlijk prachtig. Ook de liefde van de ouders van Stijn op het station in Tilburg (Stijn woont nog in Tilburg, hetgeen later Breda werd. Teveel Brabantse steden in één roman is slecht voor de commerciële kansen voor een boek in de Randstad), zijn eenzaamheid, zijn zlefreflectie: schitterend. Een prachtig hoofdstuk, een sierraad van deze Directors Cut. Waarom het wegviel? Eén carnaval is al meer dan genoeg in een roman. Te lang, te veel, te moeilijk te volgen. Zucht. Blij dat er Directors Cuts bestaan…Lees
Ich bin so geil, Ich bin so toll/Ich bin der Anton aus Tirol DJ Ötzi, uit Anton aus Tirol, 1999
ZEVENENVEERTIG Op zaterdagmiddag zet Carmen Luna en mij op station Amstel af en rijdt zonder om te kijken met haar Beetle de kleine rotonde voor het station af. Ze gaat naar een vriendin van haar in Harderwijk, Marina. Luna en ik gaan naar Tilburg. Luna gaat een paar dagen bij mijn vader en moeder slapen. Ik zie op tegen de treinreis er naar toe. Samen met Luna, een buggy, twee grote weekendtassen en een kleine tas met daarin Baby Bunnie, Kleine Bas, een luier, een speen, een pakje Yoghi-drink en een halve zak clownkoekjes stappen ik de trein in. Ik zweet me de pestpokke. De Chevy staat bij het autoschadebedrijf, waarschijnlijk voor de komende maanden. Het is nog makkelijker om de klantenservice van Ajax aan de lijn te krijgen dan een onderdeel van de Chevrolet binnen een maand na bestelling te ontvangen. En trouwens, mijn rijbewijs ben ik nog steeds kwijt, dus zoveel maakt dit ook niet uit. Ik probeer er het beste van te maken en begin voor te lezen uit ‘Nijntje gaat naar opa’. Luna is lief en de trein ook. Hij stopt steeds net lang genoeg om me met mijn hele huisraad en kind in- (Amstel), uit- (Den Bosch), over(Den Bosch) en weer uit- (Tilburg) te laten stappen. Op het perron op Tilburg CS kan ik me voor het eerst voorstellen hoe niet-Brabo’s zich voelen als ze per ongeluk op een station in het zuiden belanden met carnaval. Het station is bezaaid met elfen, kikkers, boeren, clowns, kippen en andere types die je in Amsterdam niet tegenkomt. Ikzelf ben nog niet verkleed, hoewel ik met alle spullen van Luna op en aan me zo voor kerstboom zou kunnen doorgaan. Toch voel ik me niet thuis. Ik kijk schichtig rond of ik mijn pa en ma ergens kan ontwaren. Gelukkig. Ze zijn er. Mijn pa staat met een wollen oranje-zwarte carnavalsshawl, een plastic borrelglaasje aan een koord om zijn nek en een zwarte alpinopet met carnavalsbuttons op zijn hoofd naar ons te lachen. Ma loopt al op Luna en mij af, een blije lach van oor tot oor op haar gezicht. ‘Ha jóngen!’ zegt ze, met de haar kernmerkende langgerekte, zangerige o. Het is een o die ik mijn hele leven al ken en vandaag klinkt hij nog liever dan anders. Ze knuffelt me haast plat. Ik slik mijn brok in mijn keel weg. Na twee dagen vol vernedering op het politiebureau, bij het schadebedrijf, bij The Merk in Uitvoering en thuis ben ik overgevoelig voor een trosje moederliefde. ‘Ha jochie, hoe gaat het?, vraagt pa, nuchterder, maar duidelijk blij me te zien. Hij geeft me drie kussen en pakt me net iets langer vast als anders. ‘Ach…’ zeg ik, ‘het gaat.’ We drinken thuis koffie en ik vertel over het ongeluk. Twee uur later brengt Pa me weer naar het station, nadat ik emotioneel van Luna afscheid heb genomen voor drie dagen. ‘Tot dinsdag, lief zonnetje van me…’ ‘Tot dinsdag, lieve papa.’ In de trein op weg naar Breda heb ik voor het eerst in tweeëndertig jaar, sinds ik verkleed als Narretje Notedop door mijn ouders mee naar het kindercarnaval werd genomen, geen zin in carnaval. Halverwege de week, in het pre-ongeluk tijdperk, telde ik de dagen nog af tot het begon; het feest der onbezorgdheid. Drie dagen geleden had ik mijn tijgerpak, een waardig opvolger van het zebrapak van vorig jaar, al pontificaal klaar gehangen aan de kast.
Maar nu, op carnavalszaterdag ben ik slechts op weg naar Breda omdat ik me thuis nog eenzamer zou voelen. Nog voor de trein in Breda aankomt belt mijn moeder me op. ‘Waarom heb je niet verteld dat je had gedronken?’ ‘Eh…hoezo?’ ‘Er zit een brief in Luna’s tas die ik heb gevonden. Die je waarschijnlijk bent vergeten mee te nemen. Het is een brief van de officier van justitie,, waarin staat dat je maandag kunt bellen om je rijbewijs op voorlopige basis terug te krijgen.’ ‘Ik durfde niet…’, zeg ik. Ik voel dat ik rood word en ben blij dat er niemand tegenover me in de trein zit. ‘Maar je hoeft tegen ons toch nooit te liegen,’ zegt ze teleurgesteld. Ik vertel dat ik weet hoe bang ze zijn dat ik me verlies in drank, al sinds het moment dat Carmen kanker kreeg, en dat dit een bevestiging ervan zou zijn. Ik wilde ze ontzien. ‘En…ik schaam me…’ ‘Jongen toch…,’ zegt mijn moeder, ‘we houden van je, altijd. Wat je ook doet.’ Bij Mischa thuis, waar vanavond traditiegetrouw het huis weer vol zal liggen met de in de loop der jaren geëmigreerde dronken Brabo’s die met carnaval hun roots komen opzoeken, is ’s middags gelukkig nog niemand. Miscah en ik drinken bier en de door mij meegebrachte Schrobbelèr. We praten anderhalf uur lang over wat er allemaal is gebeurd de laatste dagen, over de reactie van Carmen, over mij, over mijn liegen tegen mijn ouders. ‘Ik ben zo blij dat ik nu drie dagen kan doen of er niks aan de hand is.’ ‘Denk je dat het iets oplost, dan?’, vraagt Mischa voorzichtig. ‘Nee. Ik denk zelfs dat het dinsdag nog veel erger zal zijn dan nu,’ grinnik ik, ‘maar voorlopig heb ik drie dagen time-out.’ ‘Heb je wel zin in carnaval?’ ‘Niet eens echt. Maar alles beter dan thuis.’ Ik zet de stelling kracht bij door nog een Schrobbelèr in te schenken. ‘Kom. Drinken. We komen er toch al zo weinig uit,’ zeg ik en denk aan de komende drie dagen carnaval. Alles uitbannen wat met kanker, Carmen, op zijn kant liggende Chevy’s en andere ellende waar ik in beland ben en mezelf in heb doen belanden. Al is het is verstoppertje zoals Luna het speelt: met haar handen voor haar ogen denkend dat niemand haar ziet. Roos is ook in Breda, op zaterdag zijn we samen in Boerke Verschueren in het Ginneken. Er zijn tientallen mensen die me kennen, maar ik sta schaamteloos te tongen met Roos. Het deert me niet. Omdat ik ’s middags als eerste bij Mischa thuis was heb ik één van de twee logeerkamers kunnen confisqueren en hoef ik die avond niet tussen de andere dronken torren in communevorm in de huiskamer te slapen. Dat komt goed uit, want ik heb zin in Roos. Ik ben in een fase beland waarin het me geen reet meer uitmaakt dat iedereen ziet dat ik iemand mee neem. Roos heeft gelukkig meer gevoel voor realiteit en vindt het genant, dus knijpen we er stiekum net voor Boerke sluit tussenuit. Alleen Misch heeft het door, ze knipoogt als ik met Roos weg ga. ’s Nachts, als iedereen slaapt, pakt Roos een taxi en gaat naar haar moeder’s huis, waar ze logeert. Op zondag is Roos jarig. Ik heb voor de nacht een hotel, champagne en mezelf geregeld. Het is de eerste keer dat we bij elkaar slapen en samen wakker worden. Roos geniet, ze is vertederd door mijn actie. ‘Je bent zo’n warm, attent mens,’ zegt ze als ik op maandagochtend om twaalf uur naar het huis van Mischa loop en zij naar haar familie gaat om de rest van haar verjaardag te vieren. Carmen belt me die maandagmiddag op. Ze kan het niet opbrengen om aardig te zijn, is kortaf door de telefoon. Haar hart doet pijn, haar trots verbiedt haar de vendetta die ze over mij heeft uitgesproken op te heffen, maar ze belt in ieder geval, da’s tenminste iets. Ik laat me even afsnauwen zonder de tegenaanval in te zetten. Na vier glazen Schrobbelèr, tig bier en een halve fles champagne de avond ervoor is zo’n gifbeker best weg te krijgen. Roos stuurt me een sms dat de hotelnacht met mij het mooiste verjaardagskado is geweest dat ze in haar hele leven heeft gehad. Ik sms terug dat het me geen moeite kost om lief en attent te zijn voor haar, dat ik opleef door haar warmte en liefde. Maar hoe lief ik ook voor Roos ben, ik ben blij dat ik vandaag weer even alleen ben, weer even alleen kan denken aan me, myself and I.
Hoe lief ik ook voor Roos ben, ik ga niet verder dan de ondergrens van de verplichtingen die ik mezelf naar Roos toe nou eenmaal heb opgelegd –elke dag iets van mezelf laten horen, er voor de volle honderd procent zijn in de weinige uren die ik bij haar ben, haar betere seks geven dan ze als vrijgezelle vrouw in one night stands zou kunnen hebben. Meer van mezelf weiger ik te geven. Ik bewaak de relatieve vrijheid die ik bij Roos heb dan ook angstvallig. Voor je het weet wordt je door twee vrouwen geleefd. Dat bewaken doe ik met felle statements –‘Nee Roos, dat heb ik je nooit beloofd!’ – of met expliciet zwijgen. Zo weiger ik Roos uit te leggen waarom ik na de zaterdag en zondag de maandag Naatloos wil carnavallen. En verzwijg ik de zoenpartij met die voluptueuze dame met haar volle rode lippen in dat Oostenrijks dirndl-jurkje, diezelfde avond in De Bommel. Officieel heb ik Roos nooit beloofd dat ik niets met andere vrouwen zou doen, noch dat ik het haar zou vertellen als het wel zou doen. Maar na een jaar voelt het niet helemaal koosjer om haar deze info te onthouden. Na een uitgebreide zelfstudie op weg van de Bommel naar Mischa’s huis, zwalkend door Breda’s verlaten winkelstraten, maandagnacht om kwart voor drie, de resten van mijn broodje shoarma tussen mijn tanden vandaan peuterend, ben ik eruit. Plechtig stel ik vast dat er zes redenen zijn waarom ik mijn sliptongetjes nog altijd voor Roos verzwijg. In toenemende mate van belangrijkheid: 1. Ik voel nog altijd –en zeker na mijn verbroken belofte– een misplaatst solidariteitsprincipe naar Carmen toe: als ik met iemand anders tong of neuk en het Carmen niet vertel, waarom zou ik het dan Roos wél moeten vertellen. Dat zou nóg oneerlijker zijn naar Carmen. 2. Tongpartijtjes doen er niet toe – ze dienen slechts een hedonistisch doel. 3. Mijn monofobie is mijn My Personal Ssymbol of Freedom37. Een intern statement of independence. Letterlijk en figuurlijk stiekum je tong uitsteken als de juf niet kijkt. 4. Ik ben hard op weg –met de kanker als alibi– om eerlijkheid uit mijn waarden- en normensysteem te verbannen. 5. Soms weet ik echt bij god niet meer of en wie ik heb getongd, met dank aan de drank, die ik steeds meer en vaker nuttig. 6. Ik ben een angsthaas.
Roos als Stichting Correlatie Het carnavalsgedeelte was in versie 3.0 nogal uitgebreid. Stijn krijgt een zware depressie. Hij belt Roos, die, hoe toevallig, ook in Breda is. Dit fragment is deels in het boek terechtgekomen, maar de lokatie Breda is met het deleten van de tweede kankercarnaval, gewijzigd in Amsterdam. En zo erg was dat niet, want de dialoog in dit fragment was toch om te huilen, zo slecht, zei Janneke. Lees.
Maar er is meer dan de angst om naar huis te gaan. Het is het gevoel alsof iets wat onbewust misschien wel een cry for help is geweest volledig averechts heeft uitgepakt. Degene waar ik alles voor over heb gehad, een jaar, negen maanden en eenentwintig dagen lang, haat me nu meer dan wat dan ook op de wereld. Ten opzichte van Carmen voel ik me een kruising tussen zuster Theresa en Winston Bogarde: ik wil goed doen, er helemaal zijn voor mijn patiënt, maar dezelfde patiënt begrijpt geen fuck meer van me door mijn groeiende neiging tot destructie en wangedrag. Woelend in het logeerbed bij Mischa, waar ik op de wekkerradio zie dat het nog maar tien voor half negen is, en voel ik me op het zelfde moment schuldig, zielig, woedend, bang, depressief, egoïstisch, zwak, slecht, tekortgedaan, hufterig, huichelachtig, ondergewaardeerd, overspannen, gebroken, immoreel, asociaal, onbegrepen, laf, leugenachtig en ongelukkig. Het gaat kortom niet best. Ik draai me om in bed. Ik ga naar de wc. Ik ga terug in bed. Ik stap uit bed. Ik kijk uit het raam. Ik ga terug in bed. Ik ga op mijn rug liggen. Ik ga op mijn buik liggen. Ik stap uit bed. Ik pak een glas melk in de keuken. Ik ga terug in bed. Twee over half negen. Ik ga op mijn linkerzij liggen. Ik huil. Ik ga op mijn rechterzij liggen. Mijn linkerzij. Mijn rechterzij. Mijn rug. Ik bel Roos. Ze slaapt nog terwijl ze de telefoon opneemt. ‘….met Roos?’ klinkt het hees en verdwaasd. ‘Hoi….met mij,’ ‘Hé!?’ ‘Ik wilde je even bellen…’ zeg ik treurig ‘Ah….Je klinkt helemaal verdietig.’ 37
Gewrampled uit ‘Raising Arizona’ uit 19((??)), uitgesproken door Nicholas Cage.
‘Ja….’ ‘Gaat het niet goed, jongen?’ ‘Nee…het gaat helemaal niet goed met me.’ ‘Zal ik komen?’ ‘Ben je nog in Breda bij je moeder?’ ‘Ja.’ ‘Nou, eh…graag dan…’ ‘Goed. Twintig minuten. Bij Mischa thuis?’ ‘Ja.’ ‘Tot zo, lieverd. Ik ben zo bij je.’ Zeventien minuten –en drie keer de logeerkamer uitlopen om uit de raam te kijken of ik haar auto al zie– later gaat de bel. Ik doe snel open, val haar in de armen en zet het, in mijn onderbroek in het kleine halletje bij Mischa thuis, op een onbedaarlijk janken. We gaan snel terug naar mijn logeerkamer. Roos kleedt zich uit en we stappen in bed. Ik kruip weg tegen haar zachte lichaam en slaag er voor het eerst deze morgen in om een glimlach te produceren. ‘Wat is er allemaal, Stijn?’ ‘Het hele gedoe met Carmen. Ik wist al dat het erg zou worden als carnaval voorbij zou zijn, maar zoals ik me nu voel….’ ‘Wat zit je het meeste dwars?’ ‘Van alles. Ik weet niet eens waar ik moet beginnen.’ Ik begin wel, geef mijn bek een douw en gooi er alles uit wat me in deze staat van mentale ontbinding heeft gebracht (behalve dat ik gisteren even met die Oostenrijkse getongd heb). ‘Weet je, ik snap zelf ook wel dat het schandalig is om met een lading drank op achter het stuur te gaan zitten en daar zal ik voor moeten bloeden. Geen probleem. Het gaat me een berg geld kosten, ik heb ineens een strafblad en mijn rijbewijs zal me worden ontnomen als ik nog ooit met drank betrapt word. Allemaal terecht, en ik ben er zelfs blij mee, weet je dat?’ Ze knikt. ‘Dat patroon van drinken en gewoon achter het stuur kruipen moest gewoon een keer worden doorbroken. En bij mij moet zo’n boodschap altijd wat duidelijker klinken voordat ie doorkomt dan bij anderen.’ Ze lacht. ‘En ja, het was asociaal dat ik doodleuk tot drie uur in de kroeg had gehangen terwijl ik zo rond één uur terug zou zijn.’ Ze knikt weer. ‘Iedereen vindt het dom, asociaal, belachelijk, eigen schuld dikke bult. En terecht. Niemand zegt dat ik een grote jongen ben omdat ik dit heb gedaan, iederen keurt het af en zegt dat ik stom ben, een klootzak, nou ja, je kent het allemaal wel.’ Ze knikt nog maar eens. ‘Maar ondertussen hebben ook zo veel mensen al een keer gezegd dat ze blij zijn dat het zo is afgelopen. Of ze beginnen erover dat het misschien ook allemaal wel iets te maken heeft met de situatie waarin ik al zo lang zit, een soort uitbarsting of zo. Maar Carmen niet. Ik heb haar nog niks verzachtends horen zeggen, of iets van opluchting dat ik heel uit die auto ben gekomen. Al zou ze maar een keer zeggen dat ze blij was dat ik nog leefde…’ Ze knikt opnieuw. ‘Het is net als toen in september, toen ik me zo vernederd voelde door het huisarrest, weet je nog?’ En opnieuw. ‘Ik snap het best hoor. Ik zou ook laaiend zijn als ik haar was. Ik zou ook schreeuwen als zij om half zes thuis kwam en zei dat ze bij een vent had geslapen. En ik zou ook laaiend zijn als zij haar Beetle op zijn kant had gelegd met een zooi drank op, en dan ook nog eens twee uur later dan ze eigenlijk thuis zou komen.’ Knik. ‘Maar waar het me om gaat, is dat ik als een stout kind wordt behandeld. Dat het niet in Carmen opkomt dat ik misschien wel dat soort dingen doe omdat ik op springen sta, omdat ik het niet meer trek na anderhalf, wat zeg, na bijna twee jaar, om te leven met kanker,’ zeg ik, met tranen van kwaadheid in mijn ogen. ‘Maar dat kun je toch ook niet van Carmen verlangen, Stijn?’ zegt ze dan, uiterst kalm. ‘Wat kan ik niet van haar verlangen? Dat ze een beetje mededogen heeft als ik weer eens uit de bocht vlieg –hé, die is wel toepasselijk hier–, kan ik dan niet van haar verlangen? Ga jij nou ook al haar kant kiezen, godverdomme!?’
‘Nee, ik kies niet Carmen’s kant, schatje,’ zegt ze rustig, me ondertussend door mijn haren strijkend, ‘ik zeg alleen dat je niet van Carmen kunt verlangen dat ze, terwijl ze zelf pijn heeft, al bijna twee jaar in angst en onzekerheid leeft, om zich dan in jou te verplaatsen als jij weer eens iets doet wat helemaal van god los is…’ –ze stopt even om te zien hoe ik reageer. (ik ben stil, ik luister naar haar betoog.)– ‘…je kunt niet van Carmen verlangen dat ze ziet dat het één te maken heeft met het ander. Dat je, omdat je al zo lang op je tenen loopt, haar steunt, haar troost, met haar meevoelt, met haar naar ziekenhuizen gaat, enzovoort, dat daardoor jouw zwarte kant misschien wel veel meer naar buiten treedt dan hij in een normale situatie zou hebben gedaan..’ ‘Maar het ís toch zo?’ ‘Dat kan wel zo zijn, schatje, maar zij is degene die kanker heeft en dood gaat, en zij heeft last van die zwarte kant van je. Dan is begrip hebben voor die zwarte kant niet het eerste wat in je opkomt, Stijn…’ ‘Hm. Dus ik moet het allemaal maar pikken, zeg je eigenlijk.’ ‘Nee. Dat zeg ik niet,’ zegt Roos geduldig, ‘ik zeg dat je het van Carmen’s kant moet zien, dat het gewoon onmogelijk is voor iemand in haar situatie om begrip te tonen voor de acties van haar man, als die ervoor zorgen dat zij zich nog belabberder voelt. Je moet Carmen ook jouw kant vertellen, maar ik ben bang dat je er rekening mee moet houden dat ze in het beste geval er rationeel nog wel iets mee kan, maar emotioneel niet. Zij gaat dood, Stijn, niet jij….’ ‘Nou, daar ben ik lekker mee….’ ‘Tja… je zult het er mee moeten doen, vrees ik. Jij bent Carmen’s man, jij vangt de klappen ook. Ook als het klappen zijn die je zelf veroorzaakt…’ ‘Maar ik vind het zo gemeen, zo… zo…. stank voor dank…’. Ik begin weer te huilen. ‘Ze zal er je best dankbaar voor zijn, in haar hart, en ze weet best hoe moeilijk dit voor jou is. Maar je kunt jouw probleem helaas niet op haar bordje leggen, schatje… maar daar heb je mij toch voor? En Mischa, en Frenk…’ ‘Da’s waar…’ ‘En er zijn meer mensen dan je denkt die begrijpen hoe moeilijk dit allemaal is, en dat je dan af en toe vreemde dingen doet. Echt. Geloof me nou maar.’ Ik weet dat ze gelijk heeft. Mijn vader. Mijn moeder. Rob. Frenk. Dennis. Roald. Ella zelfs. Ik weet dat ik niet van Carmen kan verlangen dat ze zo’n nachtelijk dutje in een ander bed niet met een korrel zout kan nemen, laat staan zo’n dubbele Rietberger met mijn auto midden in de nacht. Maar waar heb ik het aan verdiend om in deze, deels zelf gecreëerde hel terecht te zijn gekomen? Waarom? Waarom? En weer stromen mijn tranen over mijn wangen en van mijn wangen op Roos’s schouder. Gelukkig, met dank aan de Godin van de Liefde en Nuchterheid en Het Geduld zijn het nu tranen van onmacht, niet meer van woede. Als ik met rode ogen de huiskamer binnenkom, samen met Roos, is iedereen stil. Olga, Hannes en Cornelie, Pieter en Erna, allemaal vrienden van Mischa, zijn er nog en kijken ons aan alsof ze Louis van Gaal een duet zien zingen met Johan Cruyff. ‘Dit is Roos,’ zeg ik, en ik loop meteen door naar het koffiezetapparaat. ‘Hoi…’ zegt Roos verlegen. Iedereen die er zit komt al jaren bij Mischa thuis, ze kennen mij al uit de tijd dat ik nog iets met Misch had, en kennen dientengevolge ook Carmen, van verjaardagen, feesten en partijen. Velen van hen sturen af en toe een kaartje of een mailtje naar Carmen. En nu zien ze Roos. Alleen Mischa weet van Roos en mij, de rest dacht dat Roos niet meer was dan een lekker ding waarmee dat ik zaterdag en zondag een beetje heb staan tongen. Mischa ziet hoe beroerd ik er aan toe ben en richt zich meteen tot Roos. ‘Wat is er aan de hand?’ hoor ik haar fluisteren vanuit de keuken. ‘Stijn zit helemaal stuk. Al het gedoe met het ongeluk.’ ‘Jezus, wat ziet ie eruit, zeg…’ ‘Ja. Hij is al vanaf dat ik binnenkwam aan het janken.’ ‘Hoe laat was jij hier dan?’ ‘Negen uur of zo. Stijn belde me. Hij trok het niet meer…’ ‘Goed dat je kwam, meid. Lief van je…’ Ik kom terug uit de keuken met twee mokken koffie en zie Mischa net nog over Roos’s arm strijken. Ik ben ontroerd. Als ik gedoucht heb en met mijn tas klaar sta om weg te gaan, krijg ik van iedereen een knuffel, een liefdevolle omhelzing en kussen. Niemand stoort zich eraan dat Roos er is. Waarschijnlijk heeft ze gelijk gehad. Er zijn meer mensen die begrijpen hoe moeilijk het voor me is dan ik wel eens wil geloven.
De trein is zo gek nog niet Na het melodrama in Breda moet Stijn naar huis. Hij heeft er weinig zin in. Hij is emotioneel naar de klote. Een beschrijving van de reis. Ook hier: weggevallen omdat de hele carnaval in het boek wegviel. Best jammer, nu ik het zo teruglees. Stijns zachte kant…Lees
De glimlach van een kind doet je beseffen dat je leeft/de glimlach van een kind dat nog een leven voor zich heeft Willy Alberti, uit De Glimlach van een kind (1968)
NEGENENVEERTIG Roos brengt me terug naar Tilburg CS. Ik heb mijn pa gebeld, hij zal met Luna naar het centraal station komen. Meteen als ik Luna zie staan, als we de parralelweg voor Tilburg CS oprijden en de auto parkeren voor het station, krijg ik wéér tranen in mijn ogenl. Vlak voor Roos haar oude Renaultje parkeert veeg ik ze weg. (Roos had Luna één keer in het Vondelpark gezien, toen Luna en ik een ijsje gingen kopen en ik haar gesmst had dat ze nu de kans kreeg om een keer live te zien wie Luna was, in plaats van alleen op de vele foto’s die ik haar af en toe liet zien. Na drie sms-weigeringen was ze uiteindelijke toch gezwicht, wilde toch weten hoe mijn zonnetje er in het echt uit zag. ‘Wie was dat meisje?’ had Luna later gevraagd. ‘Een vriendin van papa,’ zei ik waarheidsgetrouw. ‘Vond je haar lief?’ Luna knikte, zittend in haar stoeltje voor op mijn fiets. Ik had het Roos die avond trots gesmst. ‘Ze vond je leuk. Zo jong al en zoveel mensenkennis…’) ‘Zo, hallo zeg…. Je pa en je dochter in één keer live, pfff..’ blaast ze nerveus, als ik haar aanwijs waar ze staan. Pa is verbaasd dat ik uit een auto stap in plaats van uit de trein kom. ‘Ha zonnetje!!!’ zeg ik intens blij als ik Luna zie. Ik pak haar op en omhels haar secondenlang. Ze kust me en kijkt me verliefd aan, haar handje over mijn wang wrijvend. ‘Ha pa,’ zeg ik, ‘dit is Roos, een vriendin van me. Ze heeft me even van Breda naar Tilburg gebracht.’ ‘Oh, wat aardig,’ zegt mijn pa nietsvermoedend en hij stelt zich voor. In de trein zoek ik een zo leeg mogelijke coupé op en ga daar met Luna en al mijn en haar tassen zitten. Als we zijn overgestapt in Den Bosch wacht ik tot Luna slaapt en bel Mischa dan. ‘Ik weet zo goed wat ik allemaal fout doe, Misch, maar het is toch ook godverdomme niet te doen, zo lang ik al op mijn tenen loop.’ ‘Nee…’ ‘En dan denk ik wel eens, als het weer eens helemaal mis is met Carmen, omdat we in het ziekenhuis kutnieuws hebben gehad, of als ze weer eens pijn heeft, of niet kan slapen, of bang is, of verdrietig is omdat ze Luna nooit zal zien opgroeien, en ik er weer ben om de klappen op te vangen: waar is Eveline nu? En Carla? En Anne? En Marina? En Carry? Thuis. Bij hun gezinnetje, waar geen kanker is. Ik weet wel dat het niet anders kan, maar ik kan het gewoon niet meer opbrengen om leeggezogen te worden, en als ik dan eens helemaal de weg kwijt ben en iets doe wat inderdaad totaal van de ratten besnuffeld is, dan krijg ik eerst Carmen, en dan de rest van Nederland over me heen, inclusief die zelfde vriendinnen….’ ‘Die meiden kun je dat niet kwalijk nemen. Maar van die gasten van de Club van Acht hoor je toch wel vaak?’ ‘Alleen van Frenk en af en toe van Roald. Van Thomas heb ik al weken niks gehoord. Gerrit belt nooit. Met de anderen had ik al niet meer zoveel contact.’ ‘En Frenk en Dennis en zo, die gasten uit Amsterdam?’ ‘Die wel. Rob ook. En Maria en Natasja. Het zijn vooral mijn vrienden die ik al van de Heao ken waar ik meer interesse van had verwacht. Of meer begrip, weet ik veel. Het lijkt het wel of ze alleen maar kijken naar dat stappen van mij. Niet naar wat ik allemaal goed doe.’
‘Trek je er toch niks van aan. Jouw vermogen om de knop om te zetten en te feesten helpt je er in de moeilijkste periode in je leven doorheen. En het stoort sommige mensen dat je dat kunt. Helemaal als het dan soms uit de hand loopt, met vrouwen of met die auto. ‘Tja… ach ik weet het ook allemaal niet meer. Misschien zou ik zelf ook niks van me laten horen.’ ’Waarom ga je niet eens naar een psycholoog? Die heeft verstand van vragen waar je mee worstelt waar Frenk en ik en Roos geen kaas hebben gegeten.’ ‘Dat vroeg Carmen ook al een paar keer, maar ik heb er op dit moment gewoon niet zo’n zin in…’ ‘Waarom dan niet?’ ‘Ik ben bang dat er dan van alles in mezelf wordt overhoop gehaald, dat ik in een nog dieper dal beland, in ieder geval tijdelijk, en dat kan ik nu gewoon niet hebben…’ ‘Ben je dan bang dat er zoveel naar boven komt?’ ‘Een beetje wel ja… En daar heb ik nu even geen zin in. Het is een beetje als een spits die al lang kampt met pijn aan zijn knie, en die als het einde van de competitie en de Champions League nadert moet kiezen: nu opereren en er dan in de belangrijkste fase van het seizoen niet bij zijn, of nog een paar wedstrijden een spuit erin en dan straks, als het seizoen afgelopen is opereren en revalideren.’ ‘Daar zit wat in. Als het straks nog slechter gaat met Carmen moet je er wel voor haar zijn, ja…’ ‘Hou alsjeblieft op,’ zucht ik. ‘Laten Carmen en ik eerst maar eens vrede stichten. Anders valt er weinig te steunen en troosten als ze straks echt ziek wordt.’ ‘Het zal best goed komen. Ze heeft het nu een heel weekend kunnen laten bezinken en ik ken Carmen goed genoeg dat ze ook wel beseft dat je niemand hebt vermoord. Je hebt gezopen en je auto in de puin gereden. Dat had mij, of iedereen die hier bij was dit weekend kunnen overkomen. Alleen, hihihihi, doe jij het dan weer op zijn Stijns, met tachtig bier en de slechtste timing die ooit binnen deze landsgrenzen is vertoond…’ Ik moet er zelf ook om lachen. Tegelijkertijd wordt Luna wakker naast me. Ze lacht naar me. Ik lach terug. ‘Ik ga hangen, Misch. Bedankt voor het praten. Deed me goed.’ ‘Goed. Enne…Stijn?’ ‘Ja?’ ‘Heb een beetje geduld als Carmen nog niet helemaal jofel doet tegen je.’ ‘Dat zei Roos ook al,’ zucht ik. ‘Goed zo. Zal ik eens wat zeggen?’ ‘Nou?’ ‘Roos is een moordwijf.’ De expeditie met Luna, drie tassen en een buggy in treinen, op perrons en in stationshallen heeft toch wel iets. Na mijn telefoontje van drie kwartier met Mischa kom ik met Luna op Amstel aan. Ik heb haar een ijsje beloofd, omdat ze zo lief was in de trein, ook toen ze wakker werd en ik nog met Mischa aan de telefoon zat. In de stationshal koop ik een Raket en voor mezelf een broodje bal. We gaan op een van onze tassen zitten en kijken naar de duiven, voor wie de stationshal één grote snoeptrommel is vol met etensresten. Ik laat Luna stukjes van mijn broodje naar de duiven gooien. Luna kirt, ze is nog blijer dan de duiven met de stukjes brood. En ik ben nog blijer dan Luna. Ik zal haar straks, als Carmen er niet meer is, net zo nodig hebben als zij mij. Mijn zonnetje. Roos als psychotherapeut Stijns verjaardag wordt in het boek ook beschreven. Hij gaat naar Roos, die in rood kant verpakt op bed op ‘m zit te wachten. In de eerste versies stond daar een te lange, te gekunstelde dialoog in waarin Stijn over Carmens Lichaam praat. Roos speelt voor psychotherapeut. Zwakke dialoog, ellenlang, de essentie gaat in wolligheid verloren. Lees De deur staat open, als ik de drie trappen naar haar appartement ben opgehold. Ze is niet in de huiskamer. Ik grijns. Ze zit in bed in een nieuw bloedgeil setje. Rood. Tussen haar benen staat een slagroomtaartje met één kaarsje erop. Ze zingt lang zal die leven met een quasi-onschuldig stemmetje voor me. Zo moet Kennedy zich hebben gevoeld toen Marilyn ‘Happy Birthday Mister President’ voor hem zong. ‘Allemaal voor jou,’ zegt ze, waarbij ze haar zachte vormen wulps laat draaien en met haar hoofd in de richting van haar in nieuw rood verpakte goddelijke borsten en zachte kruis knikt. ‘Vind je het mooi?’ ‘Ik vind het heerlijk.’
‘Je mag alles opeten en ermee doen wat je wilt.’ Ze gaat om haar woorden kracht bij te zetten met haar vinger door de slagroom van het taartje en likt hem af, me zwoel aankijkend. ‘Alles.’ Dat doe ik een half uur lang. Daarna streel ik haar en bekijk haar lichaam, steunend op een arm. ‘Jij bent echt gek op vrouwenlichamen, hè? Ik bedoel: ik ben niet bepaald slank en ik zie hoe je van mijn lichaam geniet. Hoe ziet Carmen er eigenlijk uit?’ ‘Laat ik vertellen hoe ze er uit zag.’ ‘Sorry,’ bloost ze. ‘Geeft niet. Carmen had een centerfold-lichaam. 90-60-90, dat werk. Slank waar het hoort, prachtige ronde billen en echt fantastische tieten. Helemaal geweldig. Cup D, rechtop staand…’ ‘Je kwijlt er bijna bij…’, lacht Roos. ‘Ja….’ Zeg ik. Ik denk melancholisch aan hoe mooi Carmen was. ‘Sinds ik heb gezien wat kanker doet met een prachtig gevormd vrouwenlichaam ben ik de schoonheid van een gezond vrouwenlichaam nog meer gaan waarderen. Nee, ik vind je dus niet te dik. Kanker doet je beseffen hoe mooi een gezond vrouwenlichaam is. ‘ ‘Tja… ik vergeet wel eens hoe erg het moet zijn als je zo gek op vrouwenlichamen bent zoals jij, om dat te moeten meemaken.’ ‘Wat dacht je van Carmen zelf? Carmen is zo ijdel als het maar zijn kan.’ ‘Hoe gaat zij daar mee om?’ ‘Ze blijft ijdel en wil er graag zo goed mogelijk uitzien voor de buitenwereld. Mooie kleren, goed opgemaakt. En toen ze kaal was had ze de beste pruik. Maar o wee als de kleren uitgaan. Het naakte lichaam is onverbiddelijk. Dan is er geen camouflage meer mogelijk en zie ik hoe ze zich schaamt als ze merkt dat ik naar haar kijk. Dan is al haar zelfvertrouwen weg.’ Roos staart naar het plafond. Ik zie haar denken hoe dat moet zijn. ‘Dat is toch niet te doen? Ze is pas vijfendertig…’ zegt ze ineens. ‘Het is ook niet te doen. Het is niet te relativeren. Het is niet zoiets als ‘ach, je wordt nou eenmaal ouder en dat heeft gevolgen voor je lichaam.’ Nee, het was pats boem. Chemo, bestraling, amputatie, chemo, overgang, uitzaaiing, afvallen, achtenveertig kilo. In twee jaar tijd. Ik denk dat er maar een ding op zit dan, en dat is ook wat Carmen doet. Je vrouw zijn negeren. Je sekualiteit degraderen tot iets van een lagere orde. Anders kun je er gewoon niks mee. Carmen was godverdomme bloedmooi. En bloedgeil.’ ‘En ze heeft een man die gek is op vrouwenlichamen en vooral op borsten…’ ‘Ja… weet je… sinds die borstamputatie, nu al anderhalf jaar geleden, sinds ze haar borst kwijt is…’ –ik stop even, zo pijnlijk is het– ‘….sinds dat moment heb ik nooit meer de plaats aangeraakt waar haar borst zat. Nooit meer. We doen net of die plek er niet is. Allebei. We hebben best nog seks gehad, erna, maar nooit, nooit heb ik die plek meer aangeraakt...’ Roos schrikt van wat ik zeg. ‘Godallemachtig, zeg…’ ‘Zo erg is kanker, Roos,’ zeg ik met trillende stem. ‘Kom maar, lieverd,’ zegt Roos. ‘Huil maar.’ Ze neemt me in haar armen en laat me huilen om wat ik net voor het eerst aan iemand heb verteld. Inclusief mezelf. Ik had er nooit bij stilgestaan, maar het is waar. Carmen’s borst is er niet meer en Carmen en ik hebben anderhalf jaar lang gedaan of die hele plek waar ooit haar borst zat niet meer bestaat. ‘Ik ga douchen,’ zeg ik ineens. Tien minuten later ren ik de drie trappen naar beneden af, stap snel in mijn auto en ben weer thuis voor Carmen wakker is en de pannenkoeken klaar zijn.
Exit hedonisme Stijns vlucht in uitgaan breekt hem op. Door in het uiteindelijke verhaal het auto-ongeluk, het trio en alle andere nachtelijke bezigheden op één avond plaats te laten vinden, zijn dit soort hoofdstukken geschrapt. Lees
Vluchten kan niet meer/ik zou niet weten waar/schuilen kan nog wel/heel dicht bij elkaar Annie MG Schmidt, uit Vluchten kan niet meer (gezongen door Frans Halsema en Jenny Arean, 1977)
ACHTENVIJFTIG
Mischa is bij ons als ik met Luna thuis kom. ‘Hé, wat leuk’ zeg ik verbaasd als ik haar zie zitten. ‘Ik heb Misch gevraagd om vanavond te komen. Kan jij vanavond lekker nog even gaan stappen en kunnen wij wat ouwehoeren,’ zegt Carmen. ‘Nou, als het dan echt moet…’ zeg ik knipogend, gespeeld ongeïnteresseerd. ‘Roos bellen’ is het eerste wat me als vanzelf te binnen schiet, zoals altijd als ik onverwacht tijd voor mezelf heb. Maar ik doe het niet. Even geen Roos. Ik bel Rob. Die is net onderweg naar Amsterdam. We sprken af bij Vak Zuis, om daarna te gaan Leidspleinen. In Vak Zuid staan Maria en Natasja te praten met Dennis. ‘Stijn!’ Ik word als de verloren zoon ontvangen. ‘Ik dacht dat je niet uit zou gaan vanavond?’ vraagt Maria verbaasd. ‘Dat dacht ik ook. Carmen dacht er anders over. Ze vond dat ik dat wel verdiend had. Mischa is bij ons thuis.’ ‘Te gek, gozer! Dan gaan we vanavond helemaal door het lint!’ roept Dennis. ‘Mogen wij mee, mogen wij mee?’ joelt Natasja. Ze pakt me bij mijn kont. Dit kan wel eens helemaal uit de hand gaan lopen. Ik vind het best. Je moet ze pakken als ze laag vliegen. Rob komt binnen met een vriendin uit Rotterdam die ik nog nooit heb gezien, maar die zelfs door Natasja ordinair wordt gevonden, en dat wil wat zeggen. We gaan eten bij Raffles met zijn allen, qua strategische ligging bij de Bastille. Rob is de grote gangmaker en steelt de show. De meiden en Dennis liggen in een deuk. Ik ben niet in vorm. Ik moet mijn best doen om mee te lachen om Rob’s grappen. In de Bastille probeer ik met een paar biertjes mijn stemming om te buigen. Het lukt niet. Ik zing niet mee met Hazes, ik ben niet lollig, ik reageer nauwelijks op de steeds lichamelijker wordende aandacht van Natasja. In plaast daarvan kijk ik rond. Het is alsof ik er niet ben. Ik kijk naar de concertposter van Frank, Liza en Sammy. Naar de poster van de 14e bestorming van de Bastille. Naar de ingelijste, gesigneerde shirts van Marc Overmars, Patrick Kluivert, Didier Martell, Pierre van Hooijdonk en Jack de Gier. Naar de ontelbare foto’s van Bob, de eigenaar met bekende Nederlanders. Bob met zijn arm om de schouders van René Froger. Bob met Stanley Menzo. Bob met iemand die ik niet herken, maar die aan zijn Versace-colbert te zien van dezelfde bloedgroep als Dries Roelvink is. Ik kijk naar het karrewiel aan het plafond. Naar het blauwe ‘Heinekenplein’-bord boven de deur. Allemaal attributen die ik tientallen maandagen, donderdagen, vrijdagen en zaterdagen heb gezien. Maar nog nooit zoals nu. Ik voel me hier niet thuis. Ik hoor hier niet te zijn. Ik moet weg. Ik moet naar huis. Naar mijn vrouw. ‘Ik ga,’ zeg ik tegen Natasja. ‘Dat dacht ik al. Gaat het wel goed?’ vraagt ze ongerust. ‘Gaat wel. Ik wil naar Carmen.’ Ik neem geen afscheid van Dennis, Rob en Maria, maar baan me zo snel als ik kan een weg door de overvolle Bastille naar de deur. Weg. Weg. Weg. Thuis kijkt Carmen verbaasd op haar horloge als ik de trap opkom naar de huiskamer. Het is tien voor twaalf. Ook Mischa kijkt me aan alsof ze een geest ziet. Zonder iets te zeggen stap ik op Carmen af, pak haar vast en begin onbedaarlijk te janken. Na mijn monofobie begint ook mijn hedonisme me in de steek te laten.
It´s the Fun Lovin Criminals! Als debutant van een zwaar autobiografisch getinte roman ben je geneigd om de gebeurtenissen die je symbolisch vond voor een periode, of die een onuitwisbare indruk op je hebben gemaakt, allemaal op te nemen, terwijl ze voor het verhaal overbodig zijn. Ziehier. Een mooie avond, een overbodig hoofdstuk. Lees
Back in 78 I was a kid/I didn’t know shit and I never did The Fun Lovin’ Criminals (100% Columbian, 1998)
ACHTENVIJFTIG De Fun Lovin’ Criminals maken bloedgeile hiphopcountrylatin-metalrockpop. Ze komen naar Paradiso. In januari heb ik kaarten gekocht voor Carmen en mezelf en voor Dennis, Natasja, Maria, Frenk, Mischa, Frenk en Thomas. Toen ik de kaarten had gekocht vroeg ik me af of Carmen er nog bij zou zijn tegen die tijd dat het optreden is. Het gevoel van onzekerheid, het gevoel dat elke toekomstige datum in een ander tijdperk lijkt te liggen dat ik ook had toen ik kaarten kocht voor Björn Again, het EK voetbal, Basement Jaxx, Ajax-Real Mallorca, de Vliegende Panters en god weet waar Carmen en ik vorig jaar allemaal naar toe zijn geweest. Vandaag is het 22 april en Carmen is er nog steeds, al is ze de laatste weken niet meer in staat om langer dan een paar minuten op haar benen te staan. Met pijn in haar hart wil ze haar kaartje aan iemand anders geven. Ik weiger. Ze gaat mee, al moet ik haar dragen. De Criminals zijn Van Ons. Sinds we ze bij toeval op onze huwelijksreis in New York in The Bowery hebben zien optreden hebben we ze het predikaat Van Ons gegeven. ‘The Fun Lovin’ Criminal’, hun lijfsong, is de openingstrack van de CD ‘Mooie herinneringen’ die Carmen heeft samengesteld, waarvan er al maanden vijfhonderd klaar liggen, keurig opgeborgen in de kelder. Niemand weet van de CD, niemand weet van de emotionele betekenis van het nummer voor ons. Carmen noemt het haar ultieme feestnummer. ’s Middags voor het concert ga ik naar Paradiso en krijg na een tranentrekkend relaas over de ziekte van mijn vrouw voor elkaar dat ze de voorste stoelen op de kleine ronde uitstulping op het balkon recht tegenover het podium voor ons reserveren en vasthouden tot vlak voor het concert. Een Vipbox voor Carmen in Paradiso. Ik laat Carmen de hele middag rusten en neem pas een kwartier voor het concert een taxi met haar, zodat ze geen onnodige energie verliest. De rest van de groep is er al. Ik ondersteun haar op de steile trappen naar het balkon. Carmen is ontroerd en enthousiast als een kind als ze de provisorische bordjes ‘gereserveerd’ op de twee stoelen helemaal vooraan in het kleine ronde middendeel van het balkon ziet. Vlak voor het concert kijk ik op mijn gsm, en zie ik een sms van Arjan, zoals Roos de laatste tijd in de namenlijst van mijn Nokia heet. Heel veel plezier zo meteen, en geniet lekker met Carmen! x
Ik glunder. ‘Wie smst er?’ vraagt Carmen. ‘Frenk. Of we goed zitten.’ Ik sms terug naar Roos Carmen zit als een koningin. Ze is dolblij!
Dan komen zanger Huey –‘Daar lust ik wel pap van,’ gniffelt Carmen– en zijn mannen op, zetten ‘The Fun Lovin Criminal’ in met een snoeihard YIIIHHHAAAAA! Paradiso gaat a la seconde uit zijn plaat. Carmen en ik houden elkaars hand vast en kijken elkaar aan. De tranen stromen gedurende het hele nummer over onze wangen. De Vlieger van André Hazes had niet meer kunnen ontroeren. Thomas, Frenk, Frenk, Maria, Natasja en Jozef staan een meter of twintig van ons af op het balkon en kijken de helft van het concert naar ons. Af en toe komt een van hen bier brengen. ‘Jullie zagen er uit als twee verliefde tieners,’ zegt Frenk na afloop verrukt. We nemen afscheid van iedereen en gaan meteen met een taxi naar huis. ‘Wat ben je toch een geweldig vriendje,’ zegt Carmen. Ze straalt van oor tot oor. ‘Ik ben zo gelukkig met je, zo blij dat je me hier mee naar toe hebt gesleept. En ik vind het superdupermegalief dat je die stoelen hebt geregeld.’ Als ik nog even de vaatwasser leeghaal en Carmen net naar boven is gegaan, piept mijn gsm. Een sms. Ik open hem zie dat hij van Carmen is. Je bent mijn eigen held. Ik vind je super en hou heel heel veel van je.
Nu is het mijn beurt om te stralen. Hier doe ik het allemaal voor. Ik ga snel naar boven. Carmen slaapt al.
Fuck you, I won’t do what you tell me Het laatste hoofdstuk van deel II. Carmen en Stijn hebben de strijd opgegeven. Andere mensen niet. Net niet belangrijk genoeg om mee te nemen in het boek. Wel waar gebeurd. Lees
Fuck you/I won’t do what you tell me Rage against the machine, uit Killing In The Name Of
EENENZESTIG Ik ben vandaag na twee dagen afwezigheid maar weer eens naar The Merk in Uitvoering gegaan. Iedereen luisterde stil toe naar het nieuws dat er voor Carmen nu geen medicijn meer was. Frenk, Jan (die zelf kinderen heeft), Maria en Natasja waren in tranen; de rest zat stil voor zich uit te kijken. Van werken komt niets. Ik word veel gebeld, vooral door vrienden die willen weten of er nu echt, echt niets meer te doen is. Rob belt, Roald belt, Dennis belt, Anne belt, mijn ma belt, Frenk belt. Telkens vertel ik hetzelfde verhaal. Carla belt en vindt het vreemd dat ik het verhaal zo nuchter kan vertellen. Omdat ik het godverdomme al tegen tien man heb moeten vertellen trut! Ik grijp de gelegenheid aan om haar de volle laag te geven omdat ze ook nooit begreep waarom ik steeds was blijven stappen. Aan het eind van het gesprek biedt ze haar excuses aan en ik de mijne. Zij kon er ook niets aan doen dat zij vandaag de druppel was. Ze was de speler van de tegenpartij die jou in de 89e minuut van de wedstrijd door de benen probeert te spelen terwijl je net daarvoor de beslissende 2-0 om je oren hebt gehad. Marina, de vriendin van Carmen die ik eigenlijk nooit aan de telefoon wil krijgen, vraagt me of we alles wel echt goed hebben nagevraagd en of we de onderste steen hebben bovengehaald en of zij misschien nog met de dokter moet praten, omdat ze zelf jaren in een ziekenhuis heeft gewerkt. ‘Nee,’ zeg ik en ik hang op. Ramon mailt vanuit Chili dat er een vrouw is die hij via via kent en dat die bovennatuurlijke gaven heeft. Ze heeft al drie mensen van kanker genezen. Hij heeft haar al een foto van Carmen gegeven en ze heeft gezegd dat ze denkt dat ze ook Carmen kan genezen, maar dan zou Carmen wel binnen een week naar Santiago moeten komen, heeft ze gezegd, anders is het te laat. Hij schrijft dat we het zelf moeten weten maar dat we niks te verliezen hebben en we het misschien wel zouden moeten doen. Hanna, een meisje dat bij Internationals werkt, belt me en zegt dat ze een dokter in Zeeland kent die met een helemaal nieuwe dieetmethode sensationele resultaten heeft geboekt tegen kanker en er ook al mee op tv is geweest. Dat wilde ze ons niet onthouden en of ik het Carmen wil vertellen. Ik bel Carmen om te vragen hoe het gaat en vertel dat ik Carla de huid heb volgescholden en daarna mijn excuses heb gemaakt. Ze lacht. Ik vertel dat Marina belde en dat ze voorstelde om onze dokter te bellen. Ze bromt wat. Ik vertel wat Hanna zei. Ze zucht. Ik vertel wat Ramon mailde en ze reageert hetzelfde als ik. Woedend. ‘Kunnen die mensen ons godverdomme niet met rust laten? Kunnen ze niet begrijpen dat ik me er eindelijk bij neerleg dat het over is? Moet ik me nou schuldig voelen omdat ik niks met hun adviezen wil doen terwijl ik me godverdomme twee jaar kapotgevochten en alles heb gegeven om in leven te blijven?’ huilt ze. ‘Ze bedoelen het goed,’ zeg ik. ‘Maar ik vind het zo respectloos…ik wil met rust gelaten worden.’ ‘Ik zal ervoor zorgen, schat,’ stel ik haar gerust. Daarna mail ik Ramon en Hanna dat we geen gebruik zullen maken van hun diensten. En de groeten.
Wat er sneuvelde in deel III goh, maar drie gulden vijfennegentig! De humor en bescheidenheid van Carmen. Te expliciet, vond Janneke. Lees. Onder het krantlezen hoor ik de meiden af en toe gieren van het lachen. (later hoor ik dat Carmen, onder het kotsen, droog ‘goh, maar drie gulden vijfennegentig!’ zei, toen ze het prijsetiket op de binnenzijde van het deksel van de emmer ontwaardde)
Na anderhalf uur heb ik de ondankbare taak om te moeten melden dat de meet and greet over is, de ster moet even rust hebben. Carmen gaat slapen, de meiden komen nog even beneden zitten. Ze zijn helemaal stil. Niet verdrietig, maar verbijsterd door Carmen’s zonnige humeur en haar ontembare belangstelling voor alles wat haar vriendinnen betreft. Alsof ze zojuist met de meest charismatische guru van het oostelijk halfrond hebben gesproken. Tanja vertelt dat Carmen veel en lang over mij heeft gepraat. Vol bewondering en liefde. Ik glunder, maar doe nonchalant. Nadat ik de meiden heb weggebonjourd ga ik weer naar Carmen. ‘Ze hebben van je genoten, schat,’ zeg ik trots. ‘Ik ook van hen. Iedereen is zó lief tegen me…’ fluistert ze ontroerd. ‘Je maakt het de mensen heel gemakkelijk om lief tegen je te zijn.’ ‘Hoezo dan?’ ‘Omdat je zelfs nu je doodziek bent nog geniet van alle mensen om je heen. Je blijft vrolijk en je hebt voor iedereen belangstelling. Je klaagt niet, je maakt grappen over hoe ziek je bent, het is gewoon gezellig bij je, hier aan je bed. Het is niet triest of zo. Je zit letterlijk te lachen terwijl je kotst…. Dat maakt enorme indruk op mensen, schat…’ ‘Ik ben toch niet anders dan ik al was?’ ‘Nee,’ glimlach ik, ‘maar nu val je meer op dan toen je nog gezond was. Je bent het levende bewijs–’ ‘Nog wel…’ ‘Goed, je bent het nog nét levende bewijs dat gezondheid niet het enige is wat meetelt om gelukkig te zijn.’ ‘Dat geloof ik ook. Steeds meer. Het kan niet zo zijn dat je geluk alleen afhangt van je gezondheid. Of van je partner of van je werk.’ ‘Al kan je partner wel aardig zijn best doen om jouw geluk te versjteren,’ lach ik. ‘Ja, je hebt een aardige poging gedaan….’ knipoogt ze, ‘maar ik ook. Maar uiteindelijk is er maar eentje op wie je kwaad mag zijn als je ongelukkig bent, en dat ben jezelf. Daar ben ik van overtuigd. Geluk zit in je zelf.’ ‘Halleluja,’ grinnik ik. En dan bloost ze, mijn ongekroonde koningin van de Levenskunst.
Stijn zit er doorheen De laatste weken van Carmen zijn mooi. In de eerdere versies is er een hoofdstuk dat Stijn er toch eventjes helemaal doorheen zit. Hij zoekt steun bij Roos. Het hoofdstuk viel weg omdat ik het achteraf mooier vond om de rol van Roos als emotioneel vangnet van Stijn iets subtieler te brengen. In de uiteindelijke versie sms’t Stijn minder met Roos en belt hij haar helemaal niet. Hier wel. Lees en zeik niet over de wolligheid van de dialoog.
When the day is long/and the night is your’s alone/and you’re sure you’ve had enough/hang on/yi you feel like your alone/no no no you’re not alone REM, uit Everybody Hurts (Automatic for the people, 1992)
VEERTIEN Luna gaat dit weekend naar mijn vader en moeder in Tilburg. Dit weekend zullen er de hele dag mensen in en uit lopen, er zal veel gehuild worden en dat vinden we niet goed voor Luna. Zondagmiddag komt ze weer terug. Zaterdagavond, na een dag vol bezoek, zijn Carmen en ik verdrietig. We weten dat het er nu echt bijna opzit. Carmen is vandaag niet helder. Door de morfine hallucineert ze steeds heviger en ze zegt vreemde dingen. Ze heeft niet meer de kracht om op de po te gaan zitten, zelfs niet als ik haar hele gewicht optil, zodat ze zelf geen enkele kracht hoef te zetten. Plassen gaat vanaf nu met de po onder haar billen. Ik doe mijn best de po zo recht mogelijk onder haar te schuiven zonder dat ze zich pijn doet. Liggend probeert ze te plassen. Of ze voelt het
niet, of het interesseert haar niet dat een deel van haar urine langs haar dijen naar beneden druppelt. Ik zeg er niks van en dep het zo ongemerkt mogelijk droog met een handdoek. Daarna pak ik een schoon broekje voor haar en trek haar pyamabroek weer over haar billen. Die nacht wordt het me teveel. Hoe mooi het allemaal ook is, het is emortioneel slopend. Ella en Koos hebben twee dagen rust genomen in Vlissingen en zijn vanmiddag weer teruggekomen. Mischa en Frenk hebben gisterenavond ook een nachtje pauze genomen en thuis geslapen. Ik merk dat mijn mentale weerbaarheid na negen dagen 24/7-shift barstjes begint te vertonen. Ik stuur mijn dagelijkse sms aan Roos. Ze worden steeds langer. Ik mis haar vreselijk, zou een vermogen over hebben om nu tegen haar zachte lichaam aan te kunnen kruipen. Ze smst me terug dat ze mee leeft, schrijft me dat ik moet volhouden en dat ik het geweldig doe. En dat ze op stap is. Hoe onterecht ook, ik word groen van jaloezie. ’s Nachts om kwart voor drie heb ik nog niet geslapen. Een golf van zelfmedelijden komt over me heen. Wat zou ik haar graag nu bellen om haar troostende woorden te horen. Maar ik wil haar niet bellen nu ze een avond uit is. Een half uur later hou ik het niet meer. Ik ben eenzaam. Carmen ligt in coma, Koos en Ella liggen boven, Mischa en Frenk hebben hun platonische bedrelatie weer opgepakt, Roos is in de stad. Ik pak mijn gsm, loop naar beneden en sms Roos alles wat in me opkomt. Als een razende gaat mijn duim over de toetsen.. Ik ga meer dan een kwartier door. Bericht na bericht na bericht stuur ik haar 03:18 Roos, ik moet dit even van me afschrijven. Ik ben onzeker en hoop iedere minuut van je te horen. Maar weet dat ik dat niet kan en mag verlangen. Ben nu alleen in de keuken de brief van … … Nora aan het lezen om een beetje houvast proberen te krijgen. Ik weet niet wat ik aanmoet met mijn gevoelens. Ik heb je nodig, maar kan je niet hierheen halen. Ik vind het fijn dat … … jij, die deze weken totaal aan de zijlijn staat, terwijl iedereen hier in en uit loopt, nu lekker aan het stappen bent, maar ik ben groen van jaloezie. Ik wil ook weer normaal leven!!!! Ik weet … … dat ik jou niet mag verwijten dat jij wel probeert om door te leven, want ik weet dat ik jou deze weken niks te bieden heb. En straks is nog maar de vraag. Ik kan geen enkele zekerheid bieden, maar … … ben wel bang je kwijt te raken. Straks ben ik Carmen én jou kwijt. Ik weet dat ik jou hier ook gek mee maak, want je kunt er niks aan doen en niks mee doen. Ik mis je, en zou je zo graag even vast … … willen houden en steun en warmte van je krijgen. Warmte die ik nodig heb om hier doorheen te komen. Ik wil geknuffeld worden door je. Ik zit hier in die grote, dure keuken in mijn eentje… …te janken. Zelfs Frenk en Mischa slapen samen in een bed, de laatste dagen. Ik ben een beetje op. Een beetje veel. Zelfmedelijden. Ik smacht naar liefde van jou op het moment dat ik hem niet … … kan krijgen en geven. Nou ja, alles komt terecht, ooit. Sorry voor dit epistel. Stap ze. Ik hou van je. Merk. oh, Mag ik een omhelzing reserveren als dit allemaal over is? Ik zou er…
Voor ik de zin af kan maken belt ze. Het is vijf voor vier. Ze is niet boos dat ik haar een kuteinde van een leuke onbezorgde stapavond bezorg, ze is blij dat ze er even voor me kan zijn en vraagt of het weer wat beter gaat.
‘Nu wel weer. Het was net even helemaal fout.’ ‘Ik hoorde van Frenk dat je het fantastisch doet en dat Carmen helemaal gelukkig is met je. En het is ook goed voor jou, hè?’ ‘Ja. Het is goed voor me. Ik merk tot mijn verwondering dat het bijna vanzelf gaat, behalve vanochtend dan even. Maar het is mooi om te mogen doen.’ ‘Dat geloof ik ook. Dit is een kado voor je leven. Weet je dat boeddhisten zeggen dat het meemaken van een stervensproces de meest efficiënte manier is om als mens te groeien?’ ‘Oh?’ ‘Ja. Ze geloven dat de dood iets moois is om mee te mogen maken en om te mogen begeleiden.’ ‘Het lijkt wel of het louterend is, ja. Zo voelt het. Alsof ik eigenlijk Carmen moet bedanken dat ik dit kan doen. Ik voel het ook niet als een grote prestatie.’ ‘Dat denk ik ook niet. Het is een kado. Ik heb nog eens goed nagedacht, daar heb ik toch tijd genoeg voor nu ik jou niet zie,’ zegt ze knipogend, ‘maar de prestatie van jou én van Carmen is niet zozeer wat je nu doet, in deze weken, maar die zat in de twee jaar daarvoor. Jij, Carmen én jullie huwelijk, het heeft allemaal af en toe op klappen gestaan, maar jullie gingen wel door. Zonder enig uitzicht op verbetering. Alleen maar ziekte, onzekerheid, angst, geestelijke en lichamelijke aftakeling en dan ook nog eens jullie onderlinge problemen.’ ‘Ja…’ ‘En jij had eerst allerlei meiden en toen mij om naar te vluchten, Carmen had haar vriendinnen, maar als puntje bij paaltje kwam renden jullie toch steeds hard naar haar toe als er wat was. Carmen moest er niet aan denken om iemand anders te bellen, hoe een grote klootzak ze jou af en toe ook vond. En jij moest er niet aan denken om bij Merk of bij mij te blijven, als Carmen belde omdat het niet goed ging.’ Het is waar. ‘En nu zit je er weliswaar af en toe doorheen, maar je bent wel gelukkig.’ ‘Ik weet wel dat ik de mooiste twee weken van mijn leven heb meegemaakt. En Carmen ook.’ ‘Dat bedoel ik. Laat de buitenwereld maar denken hoe knap het is van jou om je nu weg te cijferen en hoe knap het is van Carmen dat ze zo vrolijk blijft. Carmen misschien wel de meest gelukzalige weken in haar leven, en jou zal dit altijd bij zal blijven. Maar dat jullie die twee jaar hiervoor bij elkaar te zijn gebleven, wat iedereen om jullie heen vanzelfsprekend vond, dàt is prestatie die Carmen en jij geleverd hebben. Dat zagen toen maar heel weinig mensen in…’ ‘Je hebt gelijk.’ ‘Dat denk ik ook. Ga daarom nog maar even van genieten van je vrouw, nu het nog kan.’ ‘Ja…’ Het is kwart voor vijf. Het gaat weer goed met me. Het was even nodig. Carmen slaapt. Ik kus haar zacht als ik in bed stap. De kiem van de roman Stijn en Carmen praten over alles de laatste weken. Onderstaand deel vond ik te autobiografisch om dit in de mond van Stijn en Carmen te leggen. Het is wel het zaadje waaruit het boek is voortgekomen. Juut, bedankt dat ik dit boek mocht schrijven. Lees. ‘Wat ik wel weet is dat die volgende vrouw heel blij met je moet zijn. Ik zeg tegen iedereen dat je de beste man bent die ik me ooit had kunnen wensen. En dat je altijd nog een baan in de verpleging kunt nemen als je niet meer naar Merk wilt. Je bent mijn held.’ Ik kus haar. ‘De laatste week heb je me de gelukkigste vrouw ter wereld gemaakt.’ ‘Ik merk het. Ik voel het. Je bent echt gelukkig nu, hè?’ ‘Ja. Honderd procent.’ ‘Mensend die hier niet in huis zijn geweest zullen dat nooit geloven.’ ‘Waarom ga je er niet over schrijven straks,’ zegt ze, met een uitdagende blik. ‘Daar heb ik al over gedacht. Een boek schrijven over wat er allemaal gebeurd is…’ ‘Doen.’ ‘Maar dan schrijf ik alles wat er de laatste twee jaar is gebeurd.’ ‘Doe maar,’ zegt ze glimlachend. ‘ Je mag alles vertellen.’ ‘Misschien doe ik dat wel. Ooit …’
De speech ‘Veel te particulier,’ zei Janneke. Maar voor wie wil weten waarom Carmen tranen in haar ogen kreeg toen Stijn zijn toespraak voorlas aan haar sterfbed, lees.
Het is beter iets moois te verliezen/beter verliezen dan dat je het nooit hebt gehad Rowen Hèze, uit Heilige Anthonius (Water, lucht en liefde, 1996)
. EPILOOG Lieve mensen, Ik moet eerlijk vertellen dat ik maar één ding voelde toen ze de eerste keer met haar decolleté de trap op kwam in de Zeilstraat. Ik zou liegen als ik zei dat het liefde was. Het was pure lust. Ik heb op onze eerste date, in Rosa’s Cantina, op 20 juni 1992, continu mijn ogen laten afdalen naar dat decolleté, telkens als ik in mijn aangeboren mannelijke naïviteit dacht dat ze het niet doorhad. Carmen was een prachtige vrouw. Geen klassieke schoonheid, maar een die valt in de categorie die mannen ‘Lekker wijf’ noemen. Haar moeder vertelde deze week nog hoe trots Carmen vroeger al was op haar lichaam, waar ik altijd zo graag naar keek. Maar op het eind was er niet veel meer te kijken. Dat heeft Carmen veel pijn gedaan. En mij ook. Om een mooie jonge, ijdele vrouw beetje bij beetje te zien aftakelen, te zien afvallen, tot ze nog net iets meer dan 40 kilo woog. Om haar tot drie keer toe kaal te moeten scheren. Om haar lichamelijke trots afgenomen te zien worden. Het waren afschuwelijke momenten. Toch bleef Carmen mooi. Carmen was een vrouw wiens ogen altijd twinkelden. Tot op het eind. Haar uitstraling, haar ogen, haar gezicht, hoe mager ook, de levenslust, het optimisme en de humor straalden ervan af. De laatste weken waren typerend voor die levensinstelling. Sinds 3 mei, de dag dat ze niet meer haar bed is uitgekomen, was ons huis gevuld met liefde. Het huis waarvan Carmen wist dat ze er nooit, of heel kort zou wonen. En waarvan ik hoopte dat we er niet meer samen in zouden wonen. Omdat het dan onmiddellijk besmet zou worden met de negatieve associaties, die Carmen’s ziekbed en overlijden, het huis en de slaapkamer dan in mijn ogen zouden oproepen. We hebben het er samen over gehad. Het leek ondraaglijk verdrietig om dagelijks in dat nieuwe huis rond te lopen, dagelijks te slapen in een kamer waar je vrouw is gestorven in een van de eerste weken dat we in dat huis woonden. Maar het tegenoverstelde blijkt waar. Luna en ik zullen er alleen maar goede herinneringen aan hebben. Het is door alles wat er gebeurd is alsof we er al jaren wonen. En dat geldt ook voor de mensen die de afgelopen weken hebben mogen meemaken. Het huis zal altijd vervuld zijn van Carmen’s optimisme, humor en levenslust die ze tot op haar sterfbed toe bezat. Mensen die bij Carmen waren geweest en beneden kwamen, keken alsof ze zojuist met een guru hadden gesproken. Terwijl dat wel het laatste is dat Carmen is of wil zijn. Mensen waren verbijsterd over de aanhoudende humor, moed en kracht van Carmen. En iedereen was vol bewondering voor die gave om te kunnen blijven genieten van het leven, van de gezelligheid, al lag ze zelf te kotsen. Eigenlijk zijn die laatste weken een samenvatting van Carmen’s hele leven. Je hebt altijd een keuze, zei ze altijd. Je maakt zelf de keuzes in het leven om je geluk af te dwingen. Daar is niemand anders verantwoordelijk voor. Niet je baas, niet je vrienden, niet je ouders of je kinderen, niet je partner. Niet je materiële welvaart, nee zelfs je gezondheid is niet bepalend voor je levensgeluk. Je hebt altijd zelf de keuze. Tot aan je dood. Geluk zit in jezelf. Dat is de boodschap die Carmen wil achterlaten. In brochures van popfestivals staat vaak hoeveel kroketten, hoeveel liters water en hoeveel vaten bier er door heen zijn gegaan. Laat ik eens opsommen wat er bij Carmen allemaal doorheen is gegaan in de laatste twee jaar. Meer dan 30 chemokuren. Meer dan 35 bestralingen. Meer dan 75 keer op controle. Ontelbare ziekenhuisbezoeken voor bloedprikken en foto’s. Twee kijkoperaties, een borstamputatie, twee andere operaties waarmee ik je niet zal vermoeien met de details. Meer dan twintig keer het vocht uit haar buik laten weghalen. Soms meer dan zeven liter. In totaal meer dan haar lichaamsgewicht. Meer dan 15 verschillende soorten medicijnen. Met bijna elk lichaamsdeel gebeurde iets door de vele chemokuren. Haar haren, haar wenkbrauwen, haar nagels, haar gewicht: alles is er af gegaan. Ogen die maar bleven tranen, tot drie keer toe kaal., vingers die zoveel pijn deden dat Luna’s luier omdoen al niet meer kon. Geen smaak, geen reuk, geen conditie. Niet meer kunnen staan, niet meer je plas kunnen ophouden. Carmen genoot zo van het leven, dat ze er ook toen ze kanker had, ja zelfs toen ze op haar sterfbed lag, nog een feest van heeft proberen te maken. Zelfs van deze dag wilde ze een feest wilde maken. ‘Het moet een mooie dag worden’, zei ze. Ze keek er zelfs naar uit en was ervan overtuigd dat ze hierbij zou zijn. Ze heeft de hele dag met me doorgenomen, als ware het haar bruiloft. Ze kent de inhoud van iedere toespraak van vandaag. Soms zelfs letterlijk, woord voor woord, zoals deze woorden, die ik aan haar bed heb voorgelezen. Tevreden, vertederd hoorde ze het aan, knikkend, haar ogen dicht van vermoeidheid, maar genietend. Toen ik haar deze week vertelde dat ik in mijn speech een stuk wilde voorlezen dat zij zelf had geschreven, in november vorig jaar, in een van haar vele brieven aan Luna, vroeg ze verbaasd: ‘heb ik dat geschreven?’ ‘Ja’, zei ik, ‘en mooier kan ik het zelf niet zeggen.’ Een stuk uit een brief aan Luna, geschreven door Carmen.
Het klinkt misschien een beetje raar om te zeggen, maar ik hoop echt dat ik iets achter laat bij mensen. Of het nou is dat je van het leven moet proberen te genieten omdat je nooit weet wat er kan gaan gebeuiren, of dat je als je iets wilt, ervoor moet gaan of dat je niet je angsten in de weg moet laten staan van wat je echt wilt; ik zou het het een fijn idee vinden als mensen op die manier aan mij terugdenken en jou dat later kunnen vertellen. Ik denk namelijk echt, en dat is niet alleen nu ik ziek ben, dat als je iets echt wilt in het leven dat je het gewoon moet doen en altijd het vertrouwen moet hebben dat het goed komt, want uiteindelijk heb je dat zelf in de hand. Nou, dat klinkt allemaal wel erg cliché, maar ik weet even geen andere manier om het te zeggen. Misschien zijn de dingen die ik zelf in mijn leven heb gedaan wel een goed voorbeeld. Ik wilde naar Londen en ben gegaan omdat ik altijd het gevoel heb gehad dat het goed zou gaan en als het niet goed zou gaan, kon ik dan altijd weer naar huis. Voor mijn gevoel kon me dus helemaal niets gebeuren. Ik hoor van veel mensen dat ze ook wel zoiets hadden willen doen maar het nooit gedaan hebben omdat er weet ik veel wat voor redenen waren om het niet te doen. Nou die zijn er natuurlijk altijd, er zijn vaak 100 redenen om iets niet te doen, maar juist die ene reden om iets wel te doen zou al genoeg moeten zijn. Het zou toch heel treurig zijn als je spijt krijgt van dingen die je niet hebt gedaan, want van alle dingen die je wel doet, kun je uiteindelijk alleen maar iets leren.’ Beter kan ik het niet zeggen. Carmen heeft haar hele leven al verbaasd gestaan dat dingen die zij deed, in haar optiek bijna per ongeluk heel goed gingen, groot werden, indruk maakten. Schat, met die eigenschappen heb je een enorme indruk op iedereen achtergelaten. Door wie je bent, en door wat er met jou gebeurd is. Je vroeg me nog: ben ik nou écht zo bijzonder als mensen schrijven in hun brieven aan Luna. Nee, in tegenstelling tot wat sommige brieven van mensen over jou, aan Luna, beweren, ben je geen heilige. Jij beseft dat als geen ander. Je bent een mens. Maar wel een mens met humor, positieve energie en levenslust. Eigenschappen, waarvan je hebt aangetoond dat ze je door de moeilijkst denkbare periode kunnen heenhelpen. Je wilde mensen aan het denken zetten, schreef je aan Luna. Vertellen dat ze moeten genieten. Genieten van elke dag. Je wilde dat mensen van vandaag genieten. Van de rest van hun leven genieten. Van de liefde, van de vriendschap, van mooie kleren, van kleine dingen, van decadente dingen. Genieten is een levenskunst. Jij was van beroep Levenskunstenaar. Ik heb je beloofd een liedje dat ik heb geschreven voor Luna, vorige week, voor te lezen. Het is een variatie op een tekst van een nummer dat mij er het afgelopen jaar, op momenten dat het niet zo lekker ging, door heen sleurde. Dat ik heb gemaakt voor Luna, ons zonnetje. Een tekst waar jij om moest huilen, omdat je het er zo mee eens was, en waarvan je graag wilde, dat we dat in de kerk lieten horen. Een tekst waarvan ik weet dat ik hem heel vaak voor Luna zal gaan zingen:
Alles komt terecht38 Ik loop over straat Met Luna hier naast me Een lucht zo mooi Als je nog nooit hebt gezien He lieve schat, kom maar hier Doe je hand in de mijne Daar is opeens dat gevoel Van het kan nog misschien Want Luna mijn schatje Je bent echt een engel Mijn eigen zonnetje Met het hart op de tong En soms heb ik het te kwaad Valt er niets meer te feesten Maar dan ben jij zo lief En dan schijnt weer de zon Alles komt terecht We zijn er nog niet Maar we zijn onderweg Alles komt terecht Want met Luna aan mijn zij Is het leven niet zo slecht
Liefde van mijn leven, ik heb van je genoten. Ik zal je missen, maar ik ga door met genieten, hoe moeilijk het soms ook zal zijn. En ik zal goed voor je dochter zorgen. Tot ziens, schat.
38
Wederom De Dijk dus, 2000.