archeologie
12
Amersfoort onder ons langs de Van Beeklaan
Inventariserend veldonderzoek naar de aanwezigheid van archeologische resten op een bouwlocatie aan de rand van het dorp Hooglanderveen.
Archeologisch Centrum Gemeente Amersfoort juni 2008
Amersfoort onder ons langs de Van Beeklaan Inventariserend veldonderzoek naar de aanwezigheid van archeologische resten op een bouwlocatie aan de rand van het dorp Hooglanderveen.
Archeologisch Centrum Gemeente Amersfoort juni 2008
Onderzoeksgegevens Onderzoek:
Van Beeklaan 2003
Meldingnr.:
3966
SIC:
VBL’03
Opdrachtgever:
OBV (Ontwikkelingsbedrijf Vathorst)
Uitvoerder:
Gemeente Amersfoort
Datum uitvoering:
fase 1: februari 2003, fase 2: maart 2004
Locatie / adres:
Van Beeklaan, Amersfoort
Gemeente:
Amersfoort
Provincie:
Utrecht
Kaartblad:
32B (Amersfoort)
Coördinaten (RD-stelsel):
centrum: x 157.827, y 466.428 nw-hoek: x 157.767, y 466.542, no-hoek: x 157.910, y 466.542 zw-hoek: x 157.767, y: 466.272, zo-hoek: x: 157.910, y 466.272
Omvang onderzoeksgebied:
circa 22.000 m²
De originele onderzoeksadministratie en de vondsten bevinden zich in het archeologisch archief en depot van de Gemeente Amersfoort.
colofon: Amersfoort onder ons 12 ISSN: 1872-5945 © juni 2008 uitgave: Archeologisch Centrum, Gemeente Amersfoort tekst: drs. M.H.A. van Dijk, met bijdragen van drs. T. d’Hollosy foto’s: Archeologisch Centrum, Gemeente Amersfoort (tenzij anders vermeld) tekeningen: Archeologisch Centrum, Gemeente Amersfoort (tenzij anders vermeld) ontwerp: Atwee vormgeving: drs. T. d’Hollosy druk: Grafifors BV Amersfoort onder ons is de reeks waarin het Archeologisch Centrum van de Gemeente Amersfoort de standaard eindrapportages (zoals bedoeld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) van de door haar uitgevoerde archeologische onderzoeken publiceert. De reeks staat onder redactie en autorisatie van de stadsarcheologen van de Gemeente Amersfoort: mevr. drs. F.M.E. Snieder en dhr. drs. T. d’Hollosy.
Inhoud 3
Inleiding
4
De locatie
5
Het onderzoek
8
Het resultaat
9
Conclusie, waardering en advies
10
Literatuur
11
Bijlage
12
3 INHOUD
Inhoud
afbeelding 1, Amersfoort met omgeving en de locatie van het onderzoeksgebied (in rood).
Inleiding 4
In juli 2002 werd het bouwplan Van Beeklaan door het OBV (Ontwikkelingsbedrijf Vathorst)
INLEIDING
Maarten van Dijk
aan de Gemeente Amersfoort gepresenteerd; op een aantal percelen aan de zuidkant van de bebouwde kom van Hooglanderveen zou een aantal woningen gebouwd gaan worden. Bij de bouwwerkzaamheden zal de bodem ontgraven worden en daarmee gaan eventueel aanwezige archeologische resten in de bodem ook op de schop.
Op basis van de bodemgesteldheid en de historische en archeologische omgeving is de verwachting dat er inderdaad archeologische sporen aangetroffen kunnen worden. Dit geldt met name voor de dekzandrug aan de oostzijde van het onderzoeksterrein; op vergelijkbare dekzandruggen zijn in de omgeving vondsten uit de Prehistorie én Middeleeuwen gedaan.
afbeelding 2, het onderzoeksgebied, vlak voor aanvang van het onderzoek.
Het plangebied ligt dan ook binnen een gebied dat als Archeologisch Belangrijke Plaats (ABP 38) is aangewezen. Het valt daarmee onder de Monumentenverordening van de Gemeente Amersfoort. Dit betekent dat er, voorafgaand aan bodemverstorende activiteiten, archeologisch onderzoek moet plaatsvinden, waarbij het best gestart kan worden met een archeologisch vooronderzoek om vast te stellen óf er daadwerkelijk archeologische resten aanwezig zijn. Archeologisch vooronderzoek
Om beter inzicht te krijgen in de aan- of afwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied is een proefopgraving
(‘inventariserend veldonderzoek’ middels proefsleuven of ‘IVO-P’) door de Sectie Archeologie van de Gemeente Amersfoort uitgevoerd. Het onderzoek heeft in twee fases plaatsgevonden: in februari 2003 en in maart 2004 en stond onder verantwoording van mevr. Drs. F.M.E. Snieder, senior archeoloog bij de Sectie Archeologie. De dagelijkse leiding lag tijdens fase 1 in handen van drs. M.C. Langeveld (BAAC) en tijdens fase 2 bij mevr. drs. L.F. de Leeuw (Hollandia). De opgravingsploeg bestond verder uit de vaste medewerkers van de Sectie. Het graafwerk werd uitgevoerd door J. Ruitenbeek v.o.f. uit Amersfoort. Resultaat
Dit rapport bevat de resultaten van het inventariserend veldonderzoek aan de Beeklaan, op basis waarvan een uitspraak is geformuleerd over de aanwezigheid en waarde van de archeologische resten binnen het gehele plangebied en een advies over hoe hiermee om te gaan: beschermen (planaanpassing), opgraven of afzien van verder onderzoek.
De locatie Maarten van Dijk en Timo d’Hollosy
Plangebied
Het plangebied is gelegen in het noordoosten van de gemeente Amersfoort, aan de rand van het dorp Hooglanderveen, ten noorden van het klaverblad Hoevelaken en ten zuiden van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. Het plangebied is een onregelmatige rechthoek, omsloten door de Brenninkmeijerlaan (aan de noordzijde), de Van Beeklaan, de Postloperlaan, de Male Wetering en de Johannes Maria Goeslaan. Binnen het plangebied bevond zich een boerderij, de rest was in gebruik als grasland. De boerderij was voor aanvang van het onderzoek al gesloopt.
afbeelding 3, de ligging van het
Het onderzoeksgebied ligt in de Gelderse Vallei. Het landschap heeft zijn vorm grotendeels gekregen in de voorlaatste ijstijd (‘Saalien’, 236.000 – 126.000 v. Chr., ook wel ‘Riss-glaciaal’ genoemd), toen het landijs tot aan Midden-Nederland reikte. De ijsmassa stuwde de bevroren ondergrond omhoog en vormde zo de stuwwallen. In de warme periode die hierop volgde, het ‘Eemien’ (ook wel ‘Riss-Würm Interglaciaal’, 126.000 - 114.000 v. Chr.), smolt de ijsmassa. Ten oosten van de Utrechtse Heuvelrug, in de Gelderse Vallei en de Eemvallei, kon het water moeilijk weg en ontstond een binnenzee: de ‘Eemzee’.
plangebied (in rood).
DE
afbeelding 4 (onder), ligging van het plangebied (in rood) en de beide delen van het
Na de warme periode werd het weer kouder en in deze laatste ijstijd (‘Weichselien’, 114.000 - 8.500 v.Chr.) reikte het landijs niet helemaal tot aan Nederland, maar bleef steken halverwege Denemarken. Nederland bestond uit een poolwoestijn. Het inmiddels drooge bekken van de Eemzee stoof vol met (dek-)zand. De wind, die vrij spel had op de poolvlakte verplaatste enorme hoeveelheden zand van de Utrechtse Heuvelrug naar de lager gelegen Gelderse- en Eemvallei.
onderzoeksgebied (in oranje).
deel 1
Onderzoeksgebied
Vanwege de asbestsanering werd het uiteindelijke onderzoeksgebied teruggebracht tot twee delen: de meest oostelijke percelen, langs de Van Beeklaan (deel 1), en de percelen aan de zuidzijde (deel 2). Toekomstig gebruik
Het plan omvat de sloop van de boerderij en bijbehorende schuren en de bouw van een aantal vrijstaande woningen.
In het Holoceen (8.500 v. Chr. - nu) - de huidige warme, post-ijstijd periode - raakte het landschap langzaam begroeid met bossen. Tussen land en zee ontstond een vochtige zone waarin veen groeide. Door stijging van de grondwaterstand vond ook in de lagere delen buiten de zone, zoals in de valleien, veengroei plaats. Na ontginning en inpoldering ontstond een landschap van veenlanden met kleine gehuchten.
5 LOCATIE
De landschappelijke situatie
deel 2
afbeelding 5, uitsnede
LOCATIE
uit de geomorfologische kaart
verspoeld dekzand (in oker) rond
DE
6
het onderzoeksgebied (in rood).
met de dekzandrug (in geel met bruine stippen) en de vlakte van
afbeelding 6, uitsnede uit de bodemkundige kaart met de laarpodzolgrond (oranje) en beekeerdgrond (groen) rond het onderzoeksgebied (in rood).
Ondergrond
Op geomorfologische kaart van Nederland ligt het oostelijk deel van het onderzoeksgebied op een dekzandrug dat al dan niet bedekt is met een oud bouwlanddek en een reliëf van ½ tot 1 meter ten opzichte van de omringende omgeving kent (code 3K14). Het westelijk deel van het plangebied ligt in een vlakte van ten dele verspoeld dekzand (code 2M9). Het dekzand is hier door het water van smeltende sneeuwmassa’s verspoeld in de lage gebieden in het landschap.1 Op de bodemkaart van Nederland wordt het oostelijk deel van het onderzoeksgebied geclassificeerd als ‘laarpodzolgrond’ met leemarm en zwak lemig fijn zand (code cHn21) en heeft grondwatertrap V (dit bodemtype is geschikt als bouw -en grasland). Het westelijk deel wordt gekenmerkt als beekeerdgrond met lemig fijn zand (code pZg23). Dit soort gronden is meestal als grasland in gebruikt, maar met grondwatertrap III, zoals in het onderzoeksgebied, is het ook geschikt als bouwland.2
1 Kaartblad 32 Amersfoort, schaal 1:50.000 2 Kkaartblad 32 West Amersfoort, schaal 1:50.000
De historische omgeving
Het gebied waar nu Hooglanderveen ligt maakt deel uit van het polderlandschap tussen Amersfoort en de Randmeren. De wegen, de boerderijen en het dorp liggen op de hogere dekzandruggen. Het gebied was vanaf ongeveer het jaar 1000 eigendom van de Bisschop van Utrecht. Een groot deel van het gebied bestond uit veenland. In loop van de tijd is het veen verdwenen, vooral door turfwinning en ontwateringsactiviteiten. Vanaf de 12de en 13de eeuw werd het gebied ontgonnen door een gemeenschap van boeren, het ‘maalschap’. Het veen werd afgegraven en er werden ontwateringssloten gegraven, die de langerekte percelen (strokenverkaveling) droog moesten houden. De Male Wetering, die de westgrens van het onderzoeksgebied vormt, is de watergang die zorgt voor de afvoer van water uit het gebied ten zuiden van de Veenweg. De naam ‘Hooglanderveen’ is een duidelijke verwijzing naar het veengebied. Vanaf het einde van de middeleeuwen werd het land door arme mensen bewoond. De eerste boerderijen stonden langs het dijkje langs de Scheidingsweg. Tot in de 19de eeuw bestond de bebouwing in het gebied uit op een afstand van elkaar gelegen boerderijtjes, maar na de aanleg van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, in 1863, met een halte in Hooglanderveen, begon het dorp te groeien. In 1916 kreeg het dorp een eigen parochie kerk en nam het inwonertal sterk toe. In 1974 werd het dorp toegevoegd aan de Gemeente Amersfoort.
Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), een archeologische verwachtingskaart, heeft een strook in het oosten van het plangebied (overeenkomstig de laarpodzolbodem) de aanduiding middelhoge trefkans, de rest valt in de categorie lage trefkans. Door gebruik te maken van bovenstaande gegevens kan de verwachring scherper worden ingevuld:
Vathorst
Sinds 1999 voert de Sectie Archeologie onderzoek uit in het gebied waar de VINEXwijk ‘Vathorst’ gebouwd wordt, om en ten westen van het onderzoeksgebied. Uit de onderzoeken in dit gebied blijkt dat een groot deel van de dekzandruggen in het gebied zijn afgetopt en afgegraven, vermoedelijk ten behoeve van zandwining in de jaren ‘60 en ‘70 van de 20ste eeuw. Archeologische sporen en vondstmateriaal zijn hiermee op de schop gegaan. Op enkele locaties zijn wél archeologische sporen bewaard gebleven en zijn resten uit het Mesolithicum (met name haardkuilen) aangetroffen, gedateerd op basis van 14C monsters van houtskoolfragmenten en aangetroffen vuurstenen microlithen. De aangetroffen resten uit het Mesolithicum bevonden zich alle op niet ontgraven percelen óp de dekzandruggen, in de vlaktes met verspoeld dekzand zijn (tot op heden) geen resten aangetroffen. Nieuwland, Kattenbroek en Wieken
Sinds de jaren ‘90 heeft in de wijde omgeving (Nieuwland, Kattenbroek en de Wieken) veelvuldig archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Daarbij zijn op de (flanken van) de dekzandruggen zeer veel resten uit de Prehistorie gedaan (met name Late IJzertijd en het Neolithicum) en de Middeleeuwen.
Archeologische resten uit de Prehistorie worden in de omgeving voornamelijk op de dekzandruggen en de flanken ervan gevonden en in de Middeleeuwen ontstonden de eerste boerderijen vaak op de hoge en droge dekzandruggen. Hier lagen ook de akkers. Oude wegen volgen vaak de hoogtes van de dekzandruggen. Volgens de geomorfologische kaart bevind het noordoostelijk deel van het onderzoeksgebied zich op (de flank van) een dekzandrug. De archeologische verwachting voor dit deel is dan ook hoog.
afbeelding 7, uitsnede uit deIKAW, een
Het is aannemelijk dat binnen het plangebied archeologische resten voorkomen; uit de Prehistorie (Mesolithicum en IJzertijd), de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Tevens kunnen ontginnings- en bewoningssporen uit de (Late) Middeleeuwen aanwezig zijn. Deze resten worden vlak onder het oppervlak verwacht; op de overgang van de humushoudende bovengrond en het dekzand. De staat van het bodemarchief binnen het onderzoeksgebied is sterk afhankelijk van eventuele zandwinning en/of aftopping in het verleden. Indien het oorspronkelijke bodemprofiel nog (redelijk) intact is, zal de conservering redelijk tot matig zijn.3
afbeelding 8, satellietfoto uit 2003 met
3 De grondwaterstand geeft aanleiding om matige conserverende omstandigheden voor alle organische materialen en paleo-ecologische resten en metaal te verwachten.
7 LOCATIE
Archeologische Verwachting
In het Centraal Informatiesysteem ARCHIS staan bínnen het onderzoeksgebied geen vindplaatsen of onderzoeken geregistreerd, maar binnen een straal van 2 km rond de locatie heeft een aantal grote opgravingscampagnes plaats gevonden:
DE
De archeologische omgeving
archeologische verwachtingskaart die gebaseerd is op de veronderstelling dat er een verband bestaat tussen de bodemgesteldheid van een terrein en activiteiten van mensen in het verleden. De kaart geeft de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in drie categorieën: een hoge (rood), een middelhoge (oranje) en een lage trefkans (geel). De zwarte pijl markeert het onderzoeksgebied.
de locaties van de genoemde archeologische onderzoeken. De zwarte pijl markeert het onderzoeksgebied.
Het onderzoek Maarten van Dijk
HET
ONDERZOEK
8
Onderzoekskader
Bewoning op het het grondgebied van Amersfoort gaat ver terug in de tijd, niet alleen van de stad, maar ook van het omringende land. Al vanaf de vroege Prehistorie leefden mensen in dit gebied, hun sporen komen voortdurend bij ingrepen in de bodem aan het licht. Amersfoort kent een lange traditie van archeologisch onderzoek; sinds 1984 beschikt de Gemeente over een eigen archeologisch beleid en een eigen archeologische dienst. Door de jaren heen is uit onderzoeken steeds meer informatie aan het licht gekomen over de rijke geschiedenis, zoals die zich binnen de huidige gemeentegrenzen heeft afgespeeld. Onderzoeksdoel en vraagstelling
Doel van dit onderzoek was de aan- of afwezigheid van archeologische resten op deze locatie te onderzoeken en de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de aanwezige resten vast te stellen, om tot een gefundeerd besluit te komen hoe hier verder mee om te gaan: behoud (planaanpassing), opgraving of afzien van verder archeologisch onderzoek.
Het onderzoek heeft zich daarom gericht op de volgende onderzoeksvragen: • Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig en zo ja: wat is de aard, datering, omvang, gaafheid en conservering ervan? • Welke uitspraken zijn er op basis van bovengenoemde gegevens te formuleren voor de aanwezigheid en waarde van archeologische resten binnen de rest van het plangebied? Methode en werkwijze
Het onderzoeksgebied is middels een ‘inventariserend veldonderzoek’ (IVO) steekproefsgewijs onderzocht, om met zo min mogelijk bodemverstoring, zo veel mogelijk informatie over het bodemarchief te vergaren. Er is voor gekozen het gebied te onderzoeken door middel van proefsleuven; deze geven – met name voor mesolithische sporen – een grotere trefkans in vergelijking met boringen. Het onderzoeksgebied is in verband met de beschikbaarheid van de percelen in twee fases onderzocht. Fase 1 omvat de oostkant van het plangebied (deel 1) en fase 2 het zuidelijk deel (deel 2). De onderzoekslocatie is door middel van 5 proefsleuven onderzocht. Het veldwerk is uitgevoerd volgens de Kwaliteitseisen der Nederlandse Archeologie (KNA 2.0), de opgravingsmethodiek en het standaard registratie systeem van de Sectie Archeologie van de Gemeente Amersfoort.
Het resultaat Maarten van Dijk
afbeelding 10, ligging van de werkputten
Ongeveer de helft van het plangebied (het noord-westelijk deel) kon vanwege de aanwezigheid van asbest deeltjes in de bouwvoor niet goed worden onderzocht. Er is hier gesaneerd, waarbij de gehele bouwvoor en het onderliggend zandpakket tot 1,5 meter onder maaiveld is afgegraven en afgevoerd. Ná de sanering waren hier geen archeologische resten (meer) aanwezig.
binnen het onderzoeksgebied met in
Bodemopbouw
Het terrein is afgetopt tot in het dekzand met een scherpe scheiding tussen de bovengrond en het onderliggende zand. Sporen
Op enkele recente greppeltjes na zijn geen archeologische sporen aangetroffen. De greppeltjes zijn niet gedocumenteerd.
Gaafheid en conservering
De onderzochte percelen zijn in het verleden afgetopt en daarmee zijn eventuele archeologische sporen op de schop gegaan. Analyse en interpretatie
Bij de aanleg van de proefsleuf zijn enkele fragmenten (sub)recent roodbakkend aardewerk gevonden, afkomstig uit de bouwvoor. Deze zijn niet verzameld.
Er zijn geen archeologische vondsten of sporen aangetroffen. Het terrein is afgetopt. Op basis van het proefsleuvenonderzoek kan gesteld worden dat deze situatie ook binnen de rest van het onderzoeksgebied geldt; archeologische sporen zijn hier naar verwachting niet (meer) aanwezig.
Deel 2, proefsleuf 4 en 5
De ondergrond
Er zijn twee noord-zuid georienteerde proefsleuven aangelegd met afmetingen van ongeveer 80 bij 2 meter. De onderlinge afstand bedroeg circa 17,5 meter.
De ondergrond bestond uit verspoeld dekzand; naar alle waarschijnlijkheid is het hier in de prehistorie al te nat geweest voor bewoning. Over het gehele terrein is de bodem ontgraven. In de profielen was zichtbaar dat de bouwvoor met een scherpe overgang direct op het pleistocene zand ligt. Er waren geen sporen van bodemvorming zichtbaar.
Vondsten
Bodemopbouw
Het terrein is ook hier afgetopt tot in het dekzand met een scherpe grens tussen de bovengrond en het onderliggende zand. Sporen
In deze sleuven zijn geen archeologische sporen aangetroffen.
geel het gesaneerde, niet onderzochte deel, in rood deel(gebied) 1 en in groen deel(gebied) 2.
9 ONDERZOEK
Sanering
Er zijn drie oost-west georienteerde proefsleuven aangelegd met een lengte van circa 50 meter en een breedte van 4 meter. De onderlinge afstand bedroeg circa 15 meter. Er is vlaksgewijs verdiept tot archeologische sporen en/of vondsten werden aangetroffen, of de ongeroerde ‘schone’ grond werd bereikt.
HET
Deel 1, proefsleuf 1, 2 en 3
Conclusie, waardering en advies Antwoorden op onderzoeksvragen
Waardering
• Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig en zo ja: wat is de aard, datering, omvang, gaafheid en conservering ervan?
Wegens het ontbreken van archeologische resten is waardering niet van toepassing. Hiermee vervalt het proces van waardering.
CONCLUSIE,
WAARDERING
EN
10 ADVIES
Maarten van Dijk & Timo d’Hollosy
Advies
• Archeologische resten zijn niet aangetroffen, wel enkel enkele recente greppeltjes in deel 1. Het bodemarchief binnen het gehele onderzoeksgebied is ernstig verstoord. Door de ontgraving van zand zijn eventueel eens aanwezige archeologische sporen op de schop gegaan. • Welke uitspraken zijn er op basis van bovengenoemde gegevens te formuleren voor de aanwezigheid en waarde van archeologische resten binnen de rest van het plangebied? • Het plangebied is in het verleden ernstig
verstoord en vlak voor het onderzoek grotendeels ontgraven ten behoeve van asbestsanering, waarbij eventueel aanwezige archeologische sporen en vondsten op de schop zijn gegaan. Er zullen enkele recente sporen aanwezig zijn, maar deze worden laag gewaardeerd. Archeologische waarden worden binnen het plangebied derhalve niet verwacht. Als er ooit archeologisch resten binnen het plangebied aanwezig waren, zullen deze zich met name in het oostelijk deel van het onderzoeksgebied (deel 1) bevonden hebben, daar waar sprake is van dekzand. Het verspoelde dekzand in het westen en zuiden (deel 2) is veel natter en daardoor minder geschikt voor bewoning.
Het huidige archeologiebeleid is gericht op behoud van archeologische waarden. Waar behoud in situ niet mogelijk is, wordt gestreefd naar behoud door registratie (opgraving). Wegens het ontbreken van archeologische waarden binnen het plangebied, is verder archeologisch onderzoek hier niet nodig. Besluit
Het plangebied is middels een brief aan de opdrachtgever door de Gemeente Amersfoort vrijgegeven voor de geplande ontwikkeling zonder verdere archeologische beperkingen of restricties.
Literatuur
Carmiggelt, A. en P.J.W.M. Schulten, 2002: Veldhandleiding Archeologie, Archeologie Leidraad 1, College voor de Archeologische Kwaliteit, Zoetermeer. College voor Archeologische Kwaliteit, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1, Amsterdam. ROB, 1998: Handboek ROB-specificaties, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. ROB, 2001: Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) 2e generatie. Globale Archeologische Kaart van het continentale Plat. Archeologische Monumentenkaart, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort (cd-rom). Stiboka, 1966: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50 000. Blad 26 West Harderwijk, blad 32 West Amersfoort, Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stiboka/RGD, 1977: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50 000, Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem.
11 LITERATUUR
Brakel, P. van, G. Hilhorst, T. Ros en K. Tondeur, 1993. Hoogland, beelden die voorbijgaan. Stichting Fotoboek Hoogland, Hoogland.
Bijlage
BIJLAGE
12
tabel 1, archeologische tijdschaal
Periode Nieuwe tijd Late Middeleeuwen Vroege Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd Bronstijd Neolithicum (Nieuwe Steentijd) Mesolithicum (Midden Steentijd) Paleolithicum (Oude Steentijd)
Datering 1500 1050 450 12 voor 800 2000 5300 8800 300.000
-
heden 1500 1050 450 12 800 2000 4900 8800
na Chr. na Chr. na Chr. na Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr.
Archeologisch Centrum Gemeente Amersfoort Langegracht 11, 3811 BT Amersfoort Telefoon (033) 463 77 97 Fax (033) 463 03 32 E−mail:
[email protected] Internet: www.amersfoort.nl/archeologie ISSN: 1872−5945