ALGEMENE VERGADERING VAN FEBELTEX OP 29 MAART 2000 ________________________________ TOESPRAAK VAN DE HEER FRITS BOLKESTEIN, EUROPEES COMMISSARIS (finale versie) ____________________________________________ LESSEN VAN LISSABON Een week na de speciale Top van regeringsleiders en de Franse president is het goed de lessen van Lissabon op een rij te zetten. De Top legde de nadruk op drie elementen: de groei van de werkgelegenheid, de sociale cohesie en de versterking van het concurrentievermogen. Deze drie elementen hangen nauw met elkaar samen. Er is zelfs een logische onderlinge rangorde. Werkgelegenheid en sociale cohesie komen niet vanzelf. Ze zijn niet het directe gevolg van mooie verklaringen of van voluntarisme. Beide doeleinden zijn nergens op afkoop te bestellen en zeker niet te financieren uit het luchtledige. Een overheid die dat toch probeert, zadelt toekomstige generaties op met veel staatsschuld en een hoog risico op werkloosheid en sociale desintegratie. Werkgelegenheid en sociale cohesie zijn het uitvloeisel van een resultaat-georiënteerde economie, van gezonde sectoren die toekomstgericht te werk gaan. Kortom: ze zijn afhankelijk van sterke concurrentiekracht die het fundament legt voor groei, werk en een bloeiend sociaal weefsel. Een baan zorgt voor sociale contacten; werkloosheid niet. De warmte van een baan is beter dan de kilte van een uitkering. Een overheid die het concurrentievermogen van de economie verwaarloost, stort de eigen bevolking op korte termijn in het ongeluk. Want de snelheid op de globale markt ligt hoog. Wie zichzelf uit de markt prijst, ligt letterlijk en figuurlijk aan de kant. Tijd is een economische factor geworden en dit vereist dat de overheid tijdig reageert.
1
Mais les employeurs et les organisations patronales doivent également vivre avec leur temps. La compétitivité implique un souci permanent de rénovation et d'innovation, et une attitude modérée dans le chef des partenaires sociaux. Le syndicat qui pose des exigences salariales trop élevées ou l'employeur qui néglige le contexte social, nuisent à la compétitivité. En bref, ils nuisent à eux-mêmes. La leçon que l'on peut tirer de Lisbonne est que le mot compétitivité n'a pas un sens péjoratif, comme on le lui attribuait encore parfois dans le passé. A l'époque, l'argument de la compétitivité était hué car considéré comme un appât trompeur à l'égard des citoyens. Quiconque invoquait la compétitivité comme motif de rénovation était catalogué de "asocial" ou de "droite". Il ne lui restait plus qu'à présenter des excuses publiques et bannir le mot "compétitivité" de son vocabulaire. Par contre, le gouvernement qui dépassait les limites financières de l'économie en faisant crouler le pays sous les dettes, était considéré comme "social". J'ai lu qu'un ministre belge du Budget avait dit un jour : "La dette publique est venue d'elle-même et disparaîtra aussi d'elle-même". Met zulke voodoo-economen aan de macht heb je geen vijanden meer nodig. Later kwamen er politici die grote werkgelegenheidsplannen gingen maken. Nu heb ik op zich niets tegen maatregelen om de werkgelegenheid te bevorderen. Op zich is dat erg goed. Maar werkgelegenheidsplannen bezorgen dikwijls alleen werk aan de plannenmakers. De plannen zijn erg ingewikkeld, bureaucratisch in de uitvoering en hebben weinig impact op sociale cohesie. Het is 'goed' bedoeld maar heeft niet meteen een goed effect. Men oogst er succes mee op bepaalde partijcongressen maar niet in de praktijk. De les van Lissabon is dat werkgelegenheid en sociale cohesie op termijn alleen zijn te waarborgen als er een sterke concurrentiekracht is. De economie moet performant zijn, de verschillende sectoren innoverend, de opleidingen praktijkgericht en de markt voldoende geliberaliseerd. De overheid moet geen dure werkgelegenheidsplannen maken maar het raamwerk bieden waarin deze elementen goed op elkaar zijn aangesloten. De overheid is voorts geen aandeelhouder maar toezichthouder. De les van Lissabon is dat concurrentievermogen op alle vlakken en bij alle politieke hoofdstromingen nu een aanvaard begrip is. De socialist van vroeger maakte plannen, maar een moderne socialist noemt zich sociaaldemocraat en stuurt ten hoogste de marktwerking bij. Ik heb grote bewondering voor Karel van Miert, de vroegere voorzitter van de Vlaamse Socialisten die in de Europese Commissie uitgroeide tot een kundig en moedig bewaker van vrije concurrentie en die binnenkort
2
Commissaris zal worden – bestuurder zoals men zegt in België - van een groot internationaal bedrijf. Het concurrentievermogen is, zoals men in Vlaanderen zegt, 'gededouaneerd'. Sterker zelfs: het is een sociaal begrip, want het is de bakermat voor werkgelegenheid en sociale cohesie. Europa maakt werk van concurrentievermogen en ik ben blij dat ik nu kan spreken op de Algemene Jaarvergadering van FEBELTEX. Want er zijn maar weinig sectoren waar concurrentie zo'n sleutelwoord is, waar sociale cohesie zo fundamenteel is en waar werkgelegenheid zo belangrijk is als in de Belgische textielsector. Uw sector is het voorbeeld dat spreken over Europa en concurrentievermogen geen abstracte woorden zijn, maar een concrete zaak. Als U morgen uw concurrentiepositie vergeet, bent U overmorgen van het tapijt verdwenen en de vele werknemers ook. Letterlijk en figuurlijk. U werkt op een grote markt, maar ook op een harde markt. De Interne Markt is er niet voor een Europees Commissaris maar voor U, voor uw sector met zijn 1.350 bedrijven en hun ruim 43.000 werknemers. Want dankzij die Europese markt is de Belgische textielsector wereldberoemd. De kerngegevens van de textielsector zijn indrukwekkend. In 1999 was de omzet zowat 250 miljard Belgische frank en het aandeel van de uitvoer bedroeg 70 procent. België alleen is voor de sector te klein want de textielbedrijven zijn spelers op de wereldmarkt. In de Belgische textielsector is de directe tewerkstelling 43.000 mensen, maar de branche bezorgt bijna evenveel mensen indirect werk via de afgeleide sectoren en via uitbesteding. De Belgische textielbedrijven zijn de motoren van werkgelegenheid. En 85 procent van de 1.350 bedrijven hebben minder dan 50 werknemers. Het zijn de kleine en middelgrote bedrijven die de ruggegraat vormen van de textielbranche. De sector is daardoor tevens de bakermat van sociale cohesie. Maar nogmaals, de Belgische textielsector kan deze zo belangrijke taken niet vervullen als ze niet concurrerend zou zijn. In de globale markten kan niemand op zijn lauweren rusten. Een grote naam biedt geen enkele bescherming en jarenlange tradities evenmin. Ik hoef alleen maar te wijzen op de Barings Bank, ooit het vlaggeschip van de Britse zakenbanken. Vijf jaar geleden loodste Nic Leeson deze bank in het bankroet door grote en onverantwoordelijke speculatie. Een bedrijf met een grote naam kan snel bergafwaarts gaan. Velen worden dan in het ravijn meegetrokken. Investeerders zien hun geld verloren gaan en vele duizenden werknemers zien hun arbeidsplaats verdwijnen.
3
Steeds moet men kijken naar de concurrentiepositie. Vertrouw daarbij niet te snel op mooie statistieken en op blinkende brochures. ,,Vertrauen ist gut, Kontrolle ist besser'', zo zei vorig jaar de Vlaamse industrieel André Leysen. En hij kon het weten na een ontnuchterende ervaring met het bouwbedrijf Holzmann. De Belgische textielsector heeft een lange weg afgelegd om de huidige positie te bereiken. Als ik naar Frankrijk rijd, via de E-17 autosnelweg van Gent naar Kortrijk en Moeskroen, zie ik links en rechts textielbedrijven met klinkende namen. Het is een teken dat de sector bloeit en dat het de regio voor de wind gaat. Sommigen spreken wel eens over de 'Cowboys van Kortrijk', maar die benaming doet de mensen geen recht. Een cowboy is een avonturier, een wildebras. Cowboys bevolken saloons en trekken hun 'colt' bij onraad. Maar 'cowboys' bouwen geen bedrijven op die aan tienduizenden mensen werk verschaffen. Daar is méér voor nodig. De Belgische textielsector in West-Vlaanderen maar ook in andere delen van het land zoals Oost-Vlaanderen, Limburg, Henegouwen en Luik is op de been gekomen dankzij de ondernemersgeest. Textiel behoort tot de sectoren die in de jaren zeventig zware klappen kreeg. De oliecrises van 1973 en 1979 deden de smalle marges die de sector had verdwijnen. De olieprijzen liepen op, de inflatie schoot omhoog en de lonen ook. De textielsector kwam, zoals men in Vlaanderen zegt, in de dieperik en bedrijven gingen failliet. In verschillende landen, zoals in Nederland, werd de sector bijna volledig van tafel geveegd. Zoals in veel traditievolle industriële sectoren werd de concurrentiepositie volledig ondermijnd. In de textiel ging de confectie naar lage lonenlanden. Er zat niets anders op dan een volledige ommezwaai. Verlieslatende activiteiten werden afgestoten en via een kapitaalsintensieve injectie werden nieuwe segmenten van markten aangeboord. Sommigen noemen dit een 'creative destruction': op het oude groeit het nieuwe. De ommezwaai kreeg de titel 'Textielplan' waarbij het woord 'plan' misleidend is. Het woord plan gaf aan dat de overheid zich ermee bemoeide en de sector in bescherming nam. Hoofddoel was de herstructurering van de sector via lage-rente-leningen. Maar er waren hier en daar toch ook betwistbare trekjes van protectionisme. Ik moet er aan toe voegen dat zo'n plan tegenwoordig in die vorm waarschijnlijk niet meer zou kunnen bestaan omdat het elementen van marktafscherming en staatssteun bevatte. Men is in de Europese Unie kritischer geworden én strenger.
4
Anderzijds zou zo'n overheidsplan wellicht ook niet meer nodig zijn omdat er veel meer mogelijkheden bestaan voor het aantrekken van risicokapitaal. De kapitaalmarkten zijn veelzijdiger geworden, durven meer en zoeken ook altijd nieuwe groeisegmenten. Nieuwe technologische bedrijfjes kunnen van start gaan dankzij dat risico-kapitaal. Maar één ding mag men niet vergeten. De herstructurering van de Belgische textielsector zou nooit zijn gelukt indien de ondernemersgeest er niet was geweest. De brede kennis van de sector en de veerkracht van de kmo's hebben de textielsector doen herleven. Zonder dàt zou het 'Textielplan' een bodemloze subsidieput zijn geweest. Voor de exportgerichte textielsector vormen ondernemen en innoveren dan ook de sleutelwoorden. Concurrentieel zijn betekent permanent zoeken naar nieuwe producten en nieuwe technieken. In de interieurtextiel van tapijten tot meubelstoffen wordt voortdurend vernieuwd, terwijl de nieuwe deeltakken ook de aandacht vragen, met gespecialiseerde beroepskleding zoals chirurgenpakken en brandweerkleding. Tegelijk boort men nieuwe markten aan, in Europa en daarbuiten. Een ondernemer kan nooit zeggen: ,,het bedrijf is af''. Wie zegt ,,Ik ben klaar'' zal merken dat het faillissement niet ver weg is. Een bedrijf is nooit ,,af'' want de markt staat nooit stil. Sommigen denken dat de Interne Markt in 1992 ,,af'' was en er niet veel meer te doen is. Maar dat is niet het geval, want de Interne Markt is ook nooit ,,af''. Om bedrijfstakken zoals de uwe de grote schaalvoordelen van de Interne Markt te bieden, moet men steeds aan die markt werken. 1) Ten eerste moet men de Interne Markt uitbreiden naar alle sectoren van de economie. Vooral op het gebied van de financiële dienstverlening is de Interne Markt nog niet klaar. De Europese Top van Keulen heeft in juni 1999 een Actieplan voor de Financiële Diensten goedgekeurd dat nu moet worden uitgevoerd. Een goede produkt- en kapitaalmarkt is voor alle bedrijven van groot belang, zeker voor beginnende ondernemingen die een startkapitaal nodig hebben. Een goede produkt- en kapitaalmarkt geeft ruimte aan economische activiteit met een innoverende dimensie. De Europese bedrijven, en zeker kleine en middelgrote ondernemingen, hebben behoefte aan flexibel en toegankelijk kapitaal. De textielsector weet daar alles van.
5
Een belangrijkere rol op die produkt- en kapitaalmarkt moet worden ingeruimd voor de pensioenfondsen die nu nog aan tal van beperkende regels zijn gebonden. Pensioenfondsen kunnen nog niet voldoende genieten van de Interne Markt terwijl de 'aandelencultuur' volop in beweging is en veel grotere opbrengsten biedt dan overheidsobligaties. Veel spaarders die zorgvuldig hun pensioen plannen, wordt tekort gedaan omdat pensioenfondsen te weinig armslag krijgen. Tegelijk moet men ervoor waken dat pensioenfondsen door eenzijdige beleggingen op glad ijs komen. Het belang van de spaarder staat altijd voorop. Er moet dus een betere mix komen tussen enerzijds nieuwe kansen voor de pensioenfondsen die nu onbenut blijven en anderzijds de toezichtregels. In de zomer van dit jaar komt de Commissie met een ontwerp-richtlijn om de Interne Markt voor pensioenfondsen te bewerkstelligen. Een andere sector voor uitbreiding van de regels voor de Interne Markt betreft overheidsaanbestedingen. In totaal wordt 10 procent van het Bruto Europees Produkt aan overheidsaanbestedingen besteed. Deze van ouds vervlochten markt wordt stilaan doorzichtiger en het aantal van publieke offertes stijgt sinds 1980 gestaag. Nu moet ook deze sector volledig worden geliberaliseerd. De Commissie heeft bijna een pakket van maatregelen klaar om dit te verwerkelijken. 2) Ten tweede is er de modernisering van het raamwerk van de Interne Markt. De technologie staat niet stil en U weet er alles van. Steeds zijn er nieuwe sectoren zoals internet, e-mail en e-commerce. Er ontstaat een hele nieuwe tak van activiteit zonder dat er een voldoende wettelijk kader is voor de rechten en plichten van kopers en verkopers, de bescherming van consumenten, de bescherming van de privé gegevens en van auteursrechten. Technologie gaat sneller dan het wetgevingsproces. Het is van groot belang voor de eenheid van de Interne markt dat de regelgeving die juridische zekerheid in de nieuwe sectoren moet geven, voor de hele Europese Unie gelijk is. Daarnaast moet het formeel raamwerk eenvoudig en toegankelijk zijn. Extra bureaucratische regels geven alleen maar onzekerheid. Ik ben voorstander van lichte regelgeving zoals wederzijdse erkenning en gedragscodes. 3) Ten derde is er de naleving van de Interne Markt regels. De Commissie moet er op toezien dat lidstaten en bedrijven de wetgeving van de Unie respecteren. De Commissie kan dat op basis van het Verdrag afdwingen met wettelijke instrumenten zoals inbreukprocedures. Op het ogenblik lopen er enkele honderden van zulke procedures. Daarnaast zijn er morele prikkels om de wetgeving van de Europese Unie na te leven zoals het ,,Scoreboard'' dat openlijk bijhoudt wie verzuimt welke regels na te leven. Iedereen kan zien wie slechte punten krijgt, zodat het
6
zwarte schaap weer snel op het goede pad komt. Britten noemen dit met een mooi woord ''naming and shaming''. De Engelse term voor deze methodiek is 'peer pressure', een openbare morele druk en ik ben er een fervent voorstander van. Het Scoreboard werkt overigens opvallend goed. In 1997 hadden de lidstaten van de Unie nog 26,7 procent van de richtlijnen niet omgezet in nationaal recht en vorig jaar was dat 12,6 procent. Het Scoreboard werkt daarvoor samen met de Dialoog met Burgers en Bedrijfsleven. Deze dialoog geeft burgers en bedrijven de kans om bij de Commissie klachten neer te leggen als naar hun oordeel de regels van de Interne markt niet worden nageleefd. Om lijn te brengen in deze diverse elementen heb ik vorig jaar Oktober als eerste beleidsdaad de ,,Strategie voor de Interne Markt'' gelanceerd. Wat is de opzet van deze strategie? Je considère le Marché Intérieur comme un organisme vivant qui doit pouvoir fonctionner correctement dans un environnement variable. Il s'agit – pour l'exprimer en termes de management – d'un "ongoing process''. La stratégie détermine un objectif stratégique à long terme pour lequel sont définis des actions cibles. Un tel objectif peut être par exemple "L'amélioration de la qualité de vie des citoyens". Cet objectif est poursuivi en adoptant entre autres une directive sur le e-commerce ou sur la protection des données. Un deuxième objectif stratégique est "l'amélioration du marché des produits et des capitaux" dont je viens de parler. Dans le cadre de cet objectif, une des actions concrètes est l'élaboration d'un projet de directive visant à octroyer davantage de liberté d'action aux fonds de pension au sein du Marché Interne. Un autre objectif stratégique est "l'amélioration du climat d'entreprise". Cet objectif peut être atteint en diminuant la charge de la bureaucratie. A l'heure actuelle, tout chef d'entreprise doit se frayer un chemin à travers le dédale des réglementations avant de pouvoir enfin commencer à entreprendre. Le mieux pour les PME serait qu'il y ait le moins de bureaucratie possible. La tâche des chefs d'entreprises est d'entreprendre et non pas de faire la file aux guichets toute la journée. De Commissie heeft daarom het initiatief genomen via het zogenoemde SLIM-programma dat tot doel heeft wetgeving eenvoudiger en doorzichtiger te maken. SLIM moet dus niet alleen slim maken, maar ook een slanke overheid.
7
Waarom moet de Interne Markt steeds fit zijn? Het antwoord is eenvoudig: wegens de concurrentiepositie. Die factor is doorslaggevend om drie redenen. 1) Ten eerste hebben de lidstaten amper macro-economische instrumenten. De EMU vereist een laag begrotingstekort en te grote tekorten worden zelfs bestraft. Door een Euro, de eenheidsmunt, is het eenzijdig devalueren niet meer mogelijk. De Europese Centrale Bank waakt over de Euro en bepaalt de rentevoet. Binnen de Europese Unie heeft de nationale staat afgedaan als macroeconomisch spelbepaler. De nationale overheid volgt hier hetgeen gezamenlijk in Europa wordt beslist. Er is geen ruimte meer voor eenzijdige maatregelen van mogelijke Einzelgänger. De achterpoortjes voor vormen van staatsteun worden gesloten. Dit betekent dat de micro-economie wint aan belang. Bedrijven moeten efficiënt werken, de Interne Markt moet goed functioneren en de regels moeten gelijk zijn in gelijke gevallen. Zo zal de Commissie krachtig optreden tegen concurrentievervalsing en bij tijdelijke maatregelen, zoals regionale steun, dit aspect goed voor ogen houden. Les programmes d'aides régionaux représentent un petit coup de pouce, mais ne remplacent en aucun cas une assise économique saine. Les fonds régionaux européens doivent aider momentanément les régions accusant un certain retard à s'en sortir, mais ne doivent pas les rendre dépendantes d'une aide extérieure. Dès lors, il est essentiel que les programmes d'aides régionaux soient temporaires, dégressifs et liés à certaines conditions. Si tel n'était pas leur mode d'emploi, ils aboutiraient à des formes de distorsion de concurrence, au détriment des régions dont l'assise économique est réellement saine. L'aide est efficace lorqu'elle permet à la libre entreprise d'entreprendre et d'investir dans la région concernée. Het zogenoemde 'level playing field' is essentieel voor de Interne Markt omdat er anders verstoringen optreden die tot blijvende schade kunnen leiden. Het gaat erom gelijke kansen voor alle deelnemers te scheppen zodat via concurrentie de beste doorgaan. In het Europa van nu kan men dus niet meer aankloppen bij Vadertje Staat. Ondernemen is vooruitzien en zelfstandig opereren. Dit betekent dat microeconomisch falen niet meer macro-economisch kan worden afgekocht. 2) De tweede reden dat een gezonde Interne Markt zo belangrijk maakt is de uitbreiding met nieuwe lidstaten.
8
De mogelijkheid bestaat dat nog tijdens het mandaat van deze Commissie nieuwe lidstaten tot de Europese Unie zullen toetreden; een groep van misschien vijf of zes. De aspirant-lidstaten moeten over enkele jaren klaar zijn het 'acquis communautaire' te verwerken. Vanuit het oogpunt van de Interne Markt is essentieel dat toetreding plaatsheeft op basis van reële economische feiten en niet op basis van verklaringen die goed klinken maar waarvan men de gevolgen niet kent. De uitbreiding is een politiek imperatief en ik ben er een warm voorstander van. Maar uitbreiding is pas succesvol als nieuwe lidstaten zich goed integreren in de Interne Markt. Misschien zullen er aspirant-lidstaten zijn die vragen om overgangstermijnen omdat ze niet op tijd klaar zijn. Het liefst ziet de Commissie geen overgangstermijnen maar als het niet anders kan, wil zij redelijk zijn. Toch stel ik voorop: als overgangstermijnen nodig zijn dan moeten ze zo kort mogelijk zijn. Want als er veel en lange overgangstermijnen zijn, komt de eenheid van de Interne Markt in gevaar en dreigt een proces van fragmentatie. De schaalvoordelen van de Interne Markt komen niet tot hun recht als de markt een lappendeken is. 3) De derde reden is de positie van de Europese bedrijven op de wereldmarkt. Europa heeft een goed functionerende Interne Markt nodig om sterk te staan op de globale markt. Daarbij zijn open wereldmarkten doorslaggevend. De Belgische textielsector is dermate modern en innoverend dat er overal in de wereld een markt voor zijn producten is. Maar die markten moeten dan wel open en toegankelijk zijn en niet worden afgeschermd met tarifaire en non-tarifaire belemmeringen. Helaas zijn die markten buiten de Europese Unie niet altijd toegankelijk en moet nog veel worden verbeterd. Op tarifair vlak hanteren landen als India en Pakistan invoerrechten van 40 procent. Een groot land als de Verenigde Staten heeft selectieve tariefpieken. De West-Europese textielnijverheid maakt zich daarom sterk voor maximale invoerrechten van 15 procent en de afschaffing van tariefpieken. Ik kan dat goed begrijpen. In het vorig decennium zijn ideologische muren gesloopt. De tolmuren die de vrije wereldhandel belemmeren moeten ook vallen. Een sterke concurrentiepositie moet dus gepaard gaan met vrijhandel. De Belgische textielsector heeft laten zien dat wie op tijd de structurele omslag maakt, innoveert en investeert kan uitgroeien tot marktleider van allure. Wie té lang wacht, mist de trein.
9
Textiel is één van de sectoren waarin een relatief klein land groot is geworden. Ik mag zelfs concluderen dat uw bedrijfstak bloeit omdat U de lessen van Lissabon al heeft toegepast avant la lettre.
10