Zumtobel Research
Algemene renovatie van het gymnasium van Sonthofen Ratec Licht, Lindenberg | DE Zumtobel Lighting Application Management, Dornbirn | AT 27. 10. 2011 ISBN 978-3-902940-47-6
Zumtobel Research Algemene renovatie van het gymnasium van Sonthofen
Voorwoord
5
Samenvatting
6
1 Probleemstelling 2 Stand van de wetenschap 3 Onderzoekshypothesen
8
4 Onderzoeksmethoden
4.1 Keuze van de methoden 4.2 Opbouw van de studie 4.3 Verloop van de studie 4.3.1 Ruimteverlichting 4.3.2 Zonwering 4.3.3. Sturing/regeling
9 9 10 10 11 13
5 Resultaten
15
6 Beste praktijk
16
7 Discussie en toekomstperspectief
17
8 Literatuur
18
9 Kort portret van de partners
19
Gymnasium Sonthofen
Voorwoord
5
Het gymnasium van Sonthofen werd in de jaren 1970 als een skeletconstructie in gewapend beton volgens het model van Kassel gebouwd. Destijds speelden de bedrijfskosten van een gebouw slechts een ondergeschikte rol. Onder andere omwille van een bijzonder negatieve energiebalans zijn veel gebouwen van dit type vandaag in Duitsland aan renovatie toe. Partiële renovatieprojecten of overwegend tot de gevelisolatie beperkte projecten hebben daarbij tot onbevredigende energetische resultaten geleid. Een goede grenswaarde inzake primair energieverbruik werd in het gymnasium van Sonthofen bereikt door een globale ontwerpbenadering die zich richt naar de normen van het passiefhuis. Vooral elektrische verbruikers zoals bijvoorbeeld de verlichting hebben met factor 2,7 een zeer grote invloed op de primaire energiefactor. Uitgangspunten van dit project waren daarom ook efficiënte armaturen, het gebruik van daglicht met optimale zonweringsystemen en een bussysteem met een gedecentraliseerde verlichtingsregeling. De nuttige oppervlakte werd door een bijkomende verdieping in de vleugel met vakklassen van 7 800 m2 tot 8 800 m2 uitgebreid. Tegelijk kon de primaire energiebehoefte van 37,1 kWh/m²a tot 17,6 kWh/m2a en de uiteindelijke energiebehoefte van 13,7 kWh/m2a tot 6,5 kWh/ m2a worden teruggebracht.
Samenvatting
Volgens het besluit van de stad Sonthofen moest het hoofddoel van de algemene renovatie van het gymnasium een zo laag mogelijk energieniveau zijn dat, voor zover technisch realiseerbaar en economisch haalbaar, aan de normen van een passiefhuis moest beantwoorden. Daarmee werd als nominale waarde voor de behoefte aan verwarmingsenergie meteen ook een waarde van 15 kWh/m 2 vooropgesteld. Vergelijkbare universele (passiefhuis)grenswaarden voor het verbruik van elektrische energie zijn er nog niet omdat bij niet-residentiële gebouwen de referentiegebouwbenadering tot verschillende, gebouwspecifieke waarden leidt. Toch zijn er in het recente verleden gebouwconcepten geweest die een hoog gebruikerscomfort wisten te combineren met een minimale primaire energiebehoefte en dat bij gematigde investerings- en duidelijk gereduceerde bedrijfskosten (bijv. energetisch geoptimaliseerde bouwprojecten resp. bouwprojecten met gebruik van zonne-energie). Voor deze bouwprojecten werd een primaire energiebehoefte van max. 100 kWh/m 2a vooropgesteld en voor het overgrote deel ook gehaald. Daarin is de energiebehoefte voor verwarming, koeling, ventilatie, warm water en verlichting inbegrepen. Bij een gelijkmatige opdeling van de nagestreefde grenswaarde blijven er voor de verschillende verbruikssegmenten 15–20 kWh/m 2a over. Dit geldt ook voor de verlichting. Met een primaire energiefactor van 2,7 voor elektriciteit moet men een uiteindelijke energiebehoefte van max. 7,5 kWh/m 2a voor de ruimteverlichting halen om de doelwaarde van 20 kWh/m 2a te bereiken. Dit lijkt met conventionele systeemoplossingen niet mogelijk. Vanuit deze doelparameters ontstond een multidimensionale aanpak van de configuratie die samengesteld was uit de volgende individuele taken:
7
Gemeten grootheden, onderzochte parameters 1. Ruimteverlichting:
Normconform ontwerp van de verlichtingsinstallatie
Opvolging van lichttechnische kwaliteitscriteria
Selectie van uiterst efficiënte producten
Optimalisatie van de systeemcapaciteit
2. Zonwering: Optimalisatie van zonwering/verblindingsbescherming en lichtinput (lichtsturing) Rekening houden met onderhoudskosten en bescherming tegen beschadiging
Vergelijking van verschillende lamellensystemen
3. Sturing/regeling: Vastlegging van de sturing-/regelstrategie voor de ruimteverlichting Vastlegging van de sturing-/regelstrategie voor de zonwering
Aanwezigheidssturing voor klas- en nevenlokalen
Met de voltooiing van de configuratie is het optimalisatieproces echter nog niet afgerond. De belangrijkste stap vindt pas plaats met de inbedrijfstelling van het gehele systeem. Dit gebeurt in het kader van een permanente monitoring na de uitvoering van de bouwwerken over een periode van drie jaar met een stapsgewijze precisieafstelling. Op dit ogenblik (maart 2012) zijn er nog geen resultaten over de effectieve verbruikswaarden voorhanden. Het bouwproces is immers nog niet volledig voltooid.
1 Probleemstelling 2 Stand van de wetenschap 3 Onderzoekshypothesen
Probleemstelling Een renovatie gaat vandaag altijd gepaard met maatregelen voor het verhogen van de energie-efficiëntie. Vaak volgen daaruit ook subsidies die gebaseerd zijn op energieattesten. Om ambitieuze doelstellingen of vooropgestelde parameters te halen, is een globale configuratie nodig die met behulp van lichtmanagement het samenspel tussen de innovatieve kunst- en daglichttechnologie verzekert. Bovendien hangen deze parameters ook nauw samen met de aanvaarding door en het welzijn van de gebruikers. Vaak gaan energie-efficiënte maatregelen in het lichtconcept gepaard met beperkingen voor de arbeids- en leefwerelden, bijv. door te lage verlichtingssterktes of een monotoon lichtconcept ingevolge een restrictief lichtontwerp.
Stand van de wetenschap De verlichtingstechnologie in de professionele gebouwverlichting biedt innovatieve mogelijkheden voor een maximale aanvaarding door de gebruikers en een optimale energie-efficiëntie. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door een efficiënte lichtverdeling en verblindingsbescherming. Het best aanvaard wordt het daglicht; dit staat bovendien gedurende heel wat uren per dag in grote hoeveelheden gratis ter beschikking maar kan anderzijds ook verblinding en te hoge binnentemperaturen veroorzaken. Daarom wordt voor het halen van de energieparameters voor licht geopteerd voor een verstandig samenspel van dag- en kunstlicht. Een maximaal gebruik van daglicht gecombineerd met optimale zonweringsystemen biedt een zeer goede energiebalans bij een hoog gebruikerscomfort. Lichtmanagement maakt daarbij een uitstekende, precieze afstemming mogelijk.
Onderzoekshypothesen De studie onderzoekt de volgende vraag: kunnen streng gedefinieerde energieparameters gerealiseerd worden zonder dat het gebruikerscomfort hieronder gaat lijden door middel van een goed doordachte globale aanpak die gebruik maakt van kunst- en daglicht en van de bouwkundige gegevenheden?
4 Onderzoeksmethoden
9
4.1 Keuze van de methoden De energiewaarden van het Gymnasium Sonthofen werden middels berekeningsprogramma’s voor het kunst- en daglicht, de simulatie en visualisering van verschillende lamellensystemen en metingen in modelruimtes geanalyseerd en geoptimaliseerd. Via begeleidende maatregelen en metingen tijdens de werking zullen na de voltooiing van de bouwwerken nog permanent optimalisaties worden doorgevoerd.
4.2 Opbouw van de studie Na de analyse- en besluitvormingsfase voor de verlichting, de lichtsturing en het lamellensysteem werd de energiebehoefte voor de ruimteverlichting volgens drie berekeningsmethoden berekend en geëvalueerd: • Energiebehoefte volgens DIN V 18599 • Energiebehoefte volgens MINERGIE ® • Energiebehoefte volgens een door het projectteam zelf uitgewerkt gebruikersprofiel Het daadwerkelijke energieverbruik voor de verlichting wordt na afronding van het bouwproject verder bewaakt en geoptimaliseerd.
4.3 Verloop van de studie 4.3.1 Ruimteverlichting Op grond van de diepte van de klaslokalen van meer dan 8 meter werd voor een armatuuropstelling over 3 assen gekozen om een gelijkmatige ruimteverlichting te realiseren. Bij een standaard klaslokaal (oppervlakte: ongeveer 70 m 2, verlichtingssterkte: 300 lx) resulteerden de eerste berekeningen in 9 armaturen (pendelarmatuur met spiegelraster, direct/indirect stralend) met een vermogen van 49 W per armatuur. Na het bespreken van de verschillende verlichtings- en armatuurconcepten viel de keuze op een opbouwarmatuur volgens het concept „Mild Licht“ met een hoge lichtkwaliteit (geen groteffect). Dankzij het hoge rendement en de optimale positionering kon in een tweede fase het armatuurvermogen van 49 W tot 35W gereduceerd worden (klaslokaal van 70 m 2 en met 300 lx). Voor de bordverlichting werden eveneens meerdere berekeningen uitgevoerd. Uiteindelijk viel de keuze op een asymmetrisch stralende, dubbel lange opbouwarmatuur met vlakke aluminiumbehuizing (2 x 1 x 54 W, 500 lx verticaal voor de bordzone).
Verlichtingsconcept voor klaslokalen
De meting in een modelklaslokaal resulteerde in een nieuwe waarde van ongeveer 460 lx bij een gelijkmatigheid van 0,56 (g1 = Emin/Egemiddeld). De berekende lichttechnische waarden werden door de meting bevestigd (Em = 440 lx, g1 = 0,52). Voor de gangen werd een wandarmatuur bestaande uit een lichtbalk (1 x 35 W) en een voorzetoptiek uit een witte geperforeerde plaat gebruikt. Na voltooiing van de volledige uitvoeringsfase kunnen de volgende vergelijkende waarden voor de bestaande en nieuwe installatie worden vastgesteld:
Vergelijkende waarden tussen het bestaande en het gerenoveerde gebouw Nuttige Aantal Elektrisch Specifiek Energie- Energie opper- armaturen aangesloten aangesloten behoefte behoefte vlakte vermogen vermogen eindenergie 3 000 K 2 2 2 m Stk. kW W/m kW/m a kW/m 2a Gebouw voor renovatie
7 800
1 410
128
16,4
13,7
37,1
Gebouw na renovatie
8 800
1 380
67
7,6
6,5
17,6
De vleugel met vakklassen werd met één verdieping uitgebreid.
11
4.3.2 Zonwering
Het verloop van het daglichtquotiënt van aan de vensteras tot aan de binnenwand (ca. 8 m). Het daglichtquotiënt is de verhouding tussen de verlichtingssterkte op een punt in de binnenruimte en de verlichtingssterkte buiten.
Zonlicht kan een belangrijke bijdrage leveren tot de reductie van de energiebehoefte bij de kunstverlichting. Aan de andere kant valt 42 % van de zonnestralen op de IR-zone waar warmtestraling moet worden vermeden. Daarom is een goed functionerende zonwering (bescherming tegen warmte) absoluut onontbeerlijk. Aan de geometrie van het gebouw en de ruimtes van het bouwlichaam kan binnen het kader van een renovatie weinig worden veranderd, dit in tegenstelling tot de gevelinrichting. De diepte van de meeste klaslokalen van het gymnasium van Sonthofen is met ongeveer 8,2 meter zo groot dat een toereikende aanvoer van daglicht in de ruimtes niet mogelijk is. Door het terugdringen van de overhangende balkonelementen en de inrichting van de gevel met royale vensterrijen kan relatief veel daglicht tot in de eerste helft van de ruimte het dichtst bij de vensters naar binnen worden gehaald. Het daglichtquotiënt valt echter van ongeveer 10 % in de buurt van het venster terug tot een waarde van ca. 1 % in het midden van de ruimte zodat de binnenste helft van de ruimte slechts in heel beperkte mate van daglicht wordt voorzien. Om het daglicht toch iets gelijkmatiger over de ruimte te verdelen, moest een zonwering met lichtsturende functie worden gebruikt. De primaire beoordelingscriteria van een zonwering- en antiverblindingsysteem met lichtsturende functie zijn: • • • • • • •
Reductie van de warmte-input Bescherming tegen te hoge luminantiewaarden (zonwering) Sturing van het daglicht tot dieper in de ruimte Behoud van de band naar buiten toe (transparantie) Energetische optimalisatie van de ruimteverlichting Bedrijfs- en onderhoudskosten Bescherming tegen mechanische beschadiging
In afwachting van verder onderzoek werd beslist om het lamellensysteem in een samengesteld vensterraam te integreren. Dit moest enerzijds de onderhouds- en bedrijfskosten (bescherming tegen buitenklimaat) reduceren en anderzijds ook het risico op mechanische beschadiging (vandalisme, bij gebruik in binnenruimte) terugdringen. Om een geschikt lamellensysteem te kunnen selecteren en de werking ervan energetisch te beoordelen, werd door de firma ALware (Braunschweig) een professionele simulatie met verschillende lamellensystemen uitgevoerd.
Simulatie van verschillende lamellensystemen
De visuele en technische vergelijking van de 3 geselecteerde lamellensystemen over het verloop van een dag toonde dat de concaaf gewelfde spiegellamellen globaal gezien het best aan de vereisten beantwoordde. Deze eisen waren meer in het bijzonder: • Reductie van de warmte-input door de zon (totale energie overbrengingsgraad) • Reductie van de vensterluminantie (verblindingsbescherming) • Lichtsturing voor een betere ruimteverlichting (energie-efficiëntie) Consistente, professionele berekeningsprogramma’s voor een eenvormige kwalitatieve (lichtwerking in de ruimte, visuele indruk) en kwantitatieve (verlichtingssterktes, luminantiewaarden, energie-efficiëntie, enz.) beoordeling van kunstverlichtingsinstallaties en zonweringsystemen zijn voorlopig nog niet op de markt beschikbaar. Om desondanks de invloed van het geselecteerde lamellensysteem op de energiebehoefte voor de kunstverlichting te kunnen beoordelen, werd een eigen berekeningsmodel ontwikkeld: • • •
Opdeling van het dag- en jaarverloop van de zon in een vereenvoudigd schema (tijdsegmenten) Berekening van de door het daglicht gegenereerde verlichtings- sterktes binnen de hoger genoemde „tijdsegmenten“ Beoordeling van de vereiste aanvullende verlichting
Het model biedt als resultaat een aan de verschillende armatuurassen toegewezen dimwaarde (aanduiding in %) in de vorm van een matrix (dimwaarde per armatuuras voor gedefinieerde uren van de dag)
Berekeningsmodel voor de berekening van de voor de aanvullende kunstverlichting benodigde elektrische energie
13
4.3.3. Sturing/regeling Om bij de kunstverlichting een relevante besparing te kunnen verwezenlijken, moet deze daglichtafhankelijk geregeld worden. D.w.z. dat er slechts zoveel kunstlicht wordt aangevuld als voor het bereiken van een normconforme verlichtingssterkte noodzakelijk is. In principe staan daarbij meerdere verschillende concepten ter beschikking. De eenvoudigste variant is de manuele uitschakeling van individuele armatuurrijen bij voldoende daglicht. Het voordeel van deze „techniek“ zijn de geringe kosten, het nadeel is de discontinue verandering van lichtsterkte en de functionele afhankelijkheid van de discipline van het personeel. Dit laatste nadeel kan worden weggenomen door een automatische, asgebonden uitschakeling. Toch blijkt in de praktijk dat het trapsgewijs uitschakelen van individuele assen tot duidelijke aanvaardingsproblemen kan leiden. Daarentegen wordt bij een automatisch geregelde verlichtingsinstallatie in het kader van de inbedrijfstelling het niveau zo ingesteld dat in elke individuele ruimte precies de vereiste resp. gewenste verlichtingssterkte wordt bereikt. Dit leidt er onder andere ook toe dat de door het gebruik van de onderhoudsfactor veroorzaakte overcapaciteit van de installatie (25–50 % overcapaciteit van nieuwe installatie afhankelijk van de onderhoudsfactor) gecompenseerd wordt. Voor de automatische, daglichtafhankelijke aanpassing van de verlichtingssterkte staan twee verschillende concepten ter beschikking: • de centrale sturing van de verlichting • de gedecentraliseerde sturing van de verlichting Bij de centrale sturing van de verlichting worden het daglicht en de toestand van de hemel op een centrale plaats – bijv. op het dak van het gebouw – gemeten. Op basis van de ruimtespecifieke „correctiefactoren“ wordt in elke individuele ruimte het daglichtaanbod met kunstlicht aangevuld. Het voordeel van deze techniek is de storingsvrije meting van het daglicht (hemelgewelf). Het nadeel is de „open“ regelkringloop, d.w.z. er is geen directe controle (terugkoppeling) van de verlichtingssituatie in de ruimte. Bij de gedecentraliseerde regeling van de verlichting worden in elke ruimte een of twee lichtsensoren geïnstalleerd waarmee het bestaande „globale aanbod“ (licht) wordt gemeten. Elke ruimte vormt zo een afgesloten regelkring. De reële en nominale waarden worden permanent met elkaar vergeleken en de verlichtingsinstallatie wordt indien nodig bijgesteld. Het voordeel van deze techniek is de door de gesloten regelkring verzekerde „controle“. Nadelen zijn de verhoogde installatiekosten en de gevoeligheid van de door de sensor geregistreerde „meetruimte“ voor veranderingen (verandering van meubilering, kleurveranderingen en dergelijke meer).
Binnen deze concepten heb je nog verschillende elektronische systeemoplossingen, van eenvoudig „bedrade“, ruimtegebonden minimumoplossingen tot hele gebouwbeheersconcepten. Binnen het configuratieteam voor het gymnasium van Sonthofen werd na uitvoerige discussies beslist om een bussysteem met een gedecentraliseerde verlichtingsregeling te installeren. De redenen voor deze beslissing waren: • Integratie van verwarming/koeling, ventilatie (CO 2), verlichting en aanwezigheid in het regelsysteem (rekening houdend met de wederzijdse afhankelijkheden, bijv. zonwering – koeling/verwar- ming). • Gebouwen met een zeer dicht gebouwomhulsel (passiefhuizen) worden in vergelijking met conventionele gebouwen veel sneller verwarmd. Daardoor reageren ze ook beduidend gevoeliger op foutieve gedragingen. De beste voorzorgsmaatregel is de auto- matische aanpassing van de regelparameters bij het optreden van extreme „storingsgrootheden“ (bijv. zeer hoge buitentempe- raturen). • De doorlopende regeling van de kunstverlichting garandeert een ongestoord verloop van de lessen. • De concentratie wordt niet verstoord door abrupte omgevings- veranderingen. • De gesloten regelkringloop biedt de beste „controle“ voor de verlichtingsverhoudingen in de ruimte. • Het geconcipieerde bussysteem maakt de optimalisatie van het globale systeem (temperatuur, CO 2, verlichting, zonwering) tijdens de geplande monitoringfase mogelijk. • Ook de energetische optimalisatie van de ruimteverlichting kan het efficiëntst worden bereikt met een geïntegreerd regelconcept inclusief de zonwering. Met dit sturingsconcept op basis van een flexibel bussysteem met een overzichtelijke, systeemtechnische complexiteit kan een optimale energetische conditionering van de ruimte worden gerealiseerd.
5 Resultaten
15
Voor het berekenen van de energiebehoefte voor de kunstverlichting werden meerdere, deels gemodificeerde berekeningsprocedures gebruikt. Enerzijds een licht verkorte procedure volgens DIN V 18599 deel 4, vervolgens een vereenvoudigde berekeningsmethode op basis van het Zwitserse MINERGIE concept en een derde behoefteberekening op basis van een samen met de school ontwikkeld gebruikersprofiel. De verschillen bij de berekening van de energiebehoefte resulteren uit de specifiek gebruikte berekeningswijze resp. de corresponderende vastlegging van de effectieve jaarlijkse bedrijfstijd. De behoefteberekening volgens DIN V 18599 gaat uit van de gebruikersprofielen volgens Deel 10 en houdt rekening met de relatieve afwezigheid en de voorziene aanwezigheidsregistratie. De daglichtafhankelijke verlichtingsregeling werd niet mee in aanmerking genomen. De redenen hiervoor zijn enerzijds de complexiteit van de berekeningsprocedure en anderzijds de te grof bemeten eenheidswaarden voor de verschillende ruimte- en gebruikstypes. De zeer goede documentatie van veel Zwitserse MINERGIE projecten levert vandaag absoluut uitgebreid cijfermateriaal over het thema schoolverlichting op. Dit gegevensmateriaal omvat geometrische gegevens, specifieke aangesloten vermogens en verbruikswaarden en gebruiksprofielen. Deze werden bij de tweede behoefteberekening in een iets aangepaste vorm als basis genomen. Voor de derde berekening werd samen met de schooldirectie van het gymnasium een gebruikersprofiel opgesteld dat zowel rekening houdt met de feest- en vakantiedagen als met de verschillende toepassingen van de ruimtes.
Deel van het gebouw m 2
Q (18599) Q (MINERGIE ®) Q (geb.prof*) W/m 2 Watt
Klaslokalen 21 904,70 19 148,80 14 469,11 17 386,00 gelijkvloers 2 157,16 10,15 8,88 6,71 8,06 kWh/m 2a kWh/m 2a kWh/m 2a Vakklassen 10 102,16 8 706,00 7 473,57 gelijkvloers 1 393,20 7,25 6,25 5,36 6,17 kWh/m 2a kWh/m 2a kWh/m 2a
8 596,00
Klaslokalen 22 583,94 20 896,25 14 378,78 16 447,00 1ste verdieping 2 046,71 11,03 10,21 7,03 8,04 2 2 2 kWh/m a kWh/m a kWh/m a Vakklassen 17 816,88 16 449,70 11 125,19 16 865,00 1ste verdieping 1 402,69 12,70 11,73 7,93 12,02 2 2 2 kWh/m a kWh/m a kWh/m a Klaslokalen 13 492,31 14 305,90 11 573,36 13 933,00 2de verdieping 2 042,40 6,61 7,10 5,67 6,82 kWh/m 2a kWh/m 2a kWh/m 2a Opgetelde waarden 9 042,16 85 599,98 79 704,65 59 020,02 9,50 8,81 6,53 kWh/m 2a kWh/m 2a kWh/m 2a
73 227,00
Specifieke energetische kengetallen volgens drie berekeningsmethoden gebruikersprofiel
De berekening met het door het projectteam zelf uitgewerkte gebruikersprofiel resulteerde in de laagste energiebehoefte. Volgens deze berekening bedraagt de energiebehoefte voor de kunstverlichting 6,5 kWh/m 2a.
6 Beste praktijk
Dat deze waarden in het gymnasium kunnen worden gehaald, bevestigen ook de verbruikscijfers uit Zwitserland waarvan een aantal zich binnen het bereik tussen 4,5 en 6,5 kWh/m 2a situeren. Vastgoedobjecten met configuratie volgens SIA 380/4 Overzicht van school- en sportgebouwen Oppervlakte Energie Vermogen Vermogen EKG* Volto- Q-con- Gebouw m 2 MWh kW W/m 2 kW/m 2 oiing bouw. trole
TLmeting
Albisriederplatz
6 180
40
39
6,3
6,4
Allenmoos I
2 437
21
19
8
8,6
Jan 04
Allenmoos II (HPS)
4 608
30
43
9,4
6,5
Dec 06
Am Wasser
1 894
17
21
11,1
9
Aug 00
Apfelbaum vleugel A
2 586
4
16
6,3
5
Aug 03
Apfelbaum vleugel B+C
1 412 7 9 6,4 5,2 Aug 04 31.1.07 x
Apfelbaum vleugel D incl. turnz.
3 242
29
24
7,4
8,9
Aug 03
599
3
6
9,5
4,2
Nov 05
5 585
40
44
7,9
7,1
Aug 03
12.4.05
581
4
6
10
7,2
Aug 04
12.4.05
Balgrist turnhal Buchwiesen Buchwiesen paviljoen 1+2
Aug 08
25.5.05 25.5.07
Buchwiesen vleugel A
1 416
6
9
6,3
4,4
Okt 04
12.4.05
Bühl C
1 741
13
13
7,7
7,3
Nov 03
1.12.03
Döltschi
5 761
50
50
8,7
8,6
Aug 09
x
Falletsche uitbreiding
4 954
74
54
10,9
14,9
Okt 06
Fluntern
4 003
20
27
6,7
5
Dec 05
Gotthelfstrasse (HPS)
2 293
14
15
6,7
5,9
Hardau (sporthal)
5 627
62
37
6,5
11
Aug 07
Hardau BWS
2 051
16
19
9,2
7,7
Aug 05
9.2.06
x
Hardau basisschool
2 074
13
17
8,3
6
Aug 05
9.2.06
x
Hirzenbach nieuwbouw hal
2 392
10
19
7,9
4,4
Mei 07
Hirzenbach nieuwbouw kleuters. 1 486
9
11
7,5
6,2
Dec 06
* EKG (energetisch kengetal)
23.1.06
x
7 Discussie en toekomstperspectief
De drie voorgestelde, berekende en dus theoretische waarden zullen wellicht enigszins afwijken van de effectieve verbruikscijfers. Diverse andere onderzochte en gedocumenteerde projecten tonen dat deze afwijkingen aanzienlijk kunnen zijn en zeer sterk afhankelijk zijn van het gedrag van de gebruikers. Dit kan alleen door een autonome, niet door het gedrag beïnvloedbare installatiesturing worden uitgeschakeld. Maar dit kan of mag nooit een fundamentele configuratiedoelstelling zijn. De gebruiker moet altijd de mogelijkheid hebben om in te grijpen zodat hij/zij de door de installatie aangeboden waarden en instellingen individueel volgens zijn of haar eigen wensen kan aanpassen. De aanvaarding en de energetische waarden van de installatie kunnen worden geregistreerd door een begeleidend monitoringproces dat na voltooiing van de bouwwerken wordt opgestart. De afwijkingen tussen het berekende en effectieve verbruik kunnen dan opgespoord worden, wat op zijn beurt een waardevolle bijdrage kan leveren voor volgende bouwprojecten. We gaan ervan uit dat de berekende waarden gehaald kunnen worden – tenminste na de inbedrijfstellingsfase en na een ongetwijfeld noodzakelijk informatie-, scholings- en gewenningsproces in hoofde van de gebruikers. Een grote uitdaging vormt het bepalen van het daadwerkelijke aandeel van de verlichting in het totale stroomverbruik. Een dergelijke studie dient met ondersteuning van bijkomende projectpartners (hogescholen) te worden uitgevoerd.
17
8 Literatuur
MINERGIE ® Zwitserland www.minergie.ch Deutsche Gesellschaft für Nachhaltiges Bauen e.V. www.dgnb.de Green Building www.greenbuilding.com
9 Kort portret van de partners
19
Ratec Licht Advies en ontwerp – energie-efficiënte oplossingen Ratec GmbH Blumenstraße 8a D-88161 Lindenberg Tel. +49 (0) 83 81 / 80 17 56 Mail:
[email protected] Internet: www.ratec-licht.com Ratec Licht, Hans-Christian Winter, heeft door het samenspel van daglicht, kunstlicht en lichtmanagement in een gedecentraliseerde verlichtingsregeling en de integratie hiervan in een bussysteem een uiterst energie-efficiënt globaal gebouwconcept ontwikkeld. De specifieke energiebehoefte werd volgens drie berekeningsmethoden berekend. Ratec Licht zal het project door een voortgezette monitoring blijven begeleiden.
België ZG Lighting Benelux Rijksweg 47 – Industriezone Puurs Nr. 442 2870 Puurs T +32/(0)3/860.93.93 F +32/(0)3/886.25.00
[email protected] zumtobel.be Nederland ZG Lighting Benelux Zinkstraat 24-26 4823 AD Breda T +31/(0)76/541.76.64 F +31/(0)76/541.54.98
[email protected] zumtobel.nl Headquarters Zumtobel Lighting GmbH Schweizer Strasse 30 Postfach 72 6851 Dornbirn, AUSTRIA T +43/(0)5572/390-0
[email protected] zumtobel.com
zumtobel.nl/education