Oprichting van het Gymnasium Hilversum kreeg in 1913 een gymnasium. Niet van harte, maar eenvoudigweg omdat de gemeente meer dan 20.000 inwoners telde. Hilversum was het aan zijn inwonerstand verplicht een gymnasium te laten bouwen, opdat de jongeren in de toekomst naar de universiteit konden gaan. Het gymnasium was aan het begin van de twintigste eeuw immers de enige toegangspoort tot een universitaire studie. De gemeenteraad was verdeeld. Gevestigden en socialisten voelden ‘er niet het minst voor’, nieuwkomers en de burgemeester behoorden juist tot de voorstanders. Laatstgenoemden kregen hun zin. In september 1913 betraden de eerste leerlingen het gloednieuwe Gemeentelijke Gymnasium Hilversum.
Welgesteld Hilversum In Hilversum was het rond 1900 goed toeven, zeker voor wie voldoende financiële middelen bezat. Net als onder andere Bloemendaal en Haarlem bezat de gemeente een gunstig belastingstelsel voor rijke bewoners. Dat was de verdienste van een honkvaste elite binnen het dorp: de
textielfabrikanten. Zij deelden – letterlijk en figuurlijk – de lakens uit, met een ruime vertegenwoordiging in de gemeenteraad en een stelsel van gedwongen winkelnering. Deze gesloten gemeenschap werd aan het eind van de negentiende eeuw geleidelijk aan opengebroken.1 Zeker nadat de stad in 1874 was aangesloten op het spoorwegnet hadden welgestelde Amsterdammers de in het groen gelegen gemeente ontdekt. Steeds meer inwoners van Hilversum werkten in de hoofdstad, en reisden ’s avonds weer terug naar hun riante villa’s in het Gooi. Naast deze nieuwkomers trok de stad ook nieuwe fabrikanten aan. Er was ruimte rondom Hilversum, een voorwaarde voor de nieuwe industriëlen die daar hun fabrieken konden opbouwen en konden rekenen op een redelijk geschoolde groep arbeiders.2 In zo’n stad voor welgestelden mocht een uitgebreid onderwijsstelsel eigenlijk niet ontbreken. Tenminste, dat was de mening van veel nieuwkomers. Een diploma van een gymnasium was – geruime tijd – de enige manier om op een universiteit toegelaten te worden. De oude elite wenste de zaken echter liever zo te houden als ze waren. Deze cultuurkloof kwam duidelijk naar voren in de felle discussies die decennialang over de oprichting van een hogere burgerschool woedden. Pas toen de nieuwkomers
1 9
meer invloed in de gemeenteraad kregen, kwam het oprichten van een middelbare school in zicht. Dat nam niet weg dat ook in 1902 er nog veel tegenstand bestond tegen de komst van een hogere burgerschool. Bij een raadsvergadering over de oprichting van een HBS waren de tegenstanders zeer uitgesproken: Welk een verderfelijke invloed zou er van zulk een inrichting uitgaan!
Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift. Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift
10
De tegenstanders zagen geen heil in een middelbare school in Hilversum. Enerzijds hadden zij voor hun fabrieken geen arbeiders met dergelijke diploma’s nodig en anderzijds gingen kinderen van gegoede ouders toch wel in Amersfoort of Amsterdam naar school. Het zou onredelijk zijn voor slechts een klein deel Hilversumse jongeren zo’n dure opleiding te stichten. Voorts vreesden
zowel katholieke als gereformeerde woordvoerders voor het niet-christelijke karakter van een dergelijke school. De tegenstanders moesten bakzeil halen. Met een krappe meerderheid besloot de gemeenteraad tot de oprichting van een hogere burgerschool, die geopend kon worden in 1903. Overigens zonder feestelijkheden, dat ging de gemeente te ver.3 Opvallend aan de tegenargumenten was het pleidooi dat er binnen afzienbare tijd toch ook een gymnasium zou verrijzen in de stad. Daar zat men ook al niet op te wachten, maar dit was nu eenmaal verplicht bij een inwonertal van 20.000 zielen of meer. De Wet op het Hoger Onderwijs uit 1877 had dit vastgelegd; de tienjaarlijkse tellingen gaven de doorslag. De criticasters konden in 1900 nog opgelucht adem halen: Hilversum telde toen 19.443 inwoners. Het was echter zonneklaar dat bij een volgende telling – tien jaar later – de grens van 20.000 inwoners gepasseerd zou zijn. Tussentijdse tellingen werden niet verricht; er werd geen haast gemaakt met het oprichten van een gymnasium.4 [aantal in 1910?] Gezien de overige zaken waar de gemeenteraad zich in de jaren rond 1910 over boog, was de vooruitgang van Hilversum hoe dan ook niet meer te stoppen. Geleidelijk aan waren de nieuwkomers deel gaan uitmaken van de gemeente en deden zij ook via de raad hun zegje. De gemeenteraad boog zich onder andere over de aanleg van riolering, de oprichting van een tehuis voor oude lieden en het opzetten van een aantal kinderbewaarplaatsen. Van minder groot gewicht waren de discussies over het al dan niet sproeien van de wegen, opdat wandelaars geen last van het stof hadden en de verplichte winkelsluiting op zondag.5 Jongeren konden ook op aandacht van de gemeenteraad rekenen, in deze jaren toegespitst op het indertijd nieuwe medium film, ofwel ‘lichtbeeldvertoningen’. De leeftijdsgrens was ooit bepaald op zestien jaar, waar zowel voor- als tegenstanders slecht mee uit de voeten konden. Voorstanders vonden het spijtig dat vijftienjarigen niet naar de film konden, tegenstanders deden er juist lie-
ver nog een jaar bovenop en wensten de grens bij zeventien jaar te leggen. In de raadsbehandeling kwam men niet nader tot elkaar, het zou een terugkerend discussiepunt blijven.6
Gymnasium gewenst Op 26 maart 1912 stond de oprichting van een gymnasium dan toch op de agenda van de gemeenteraad. De gemeente telde inmiddels meer dan 20.000 inwoners [hoeveel precies?], dus volgens burgemeester en wethouders was er toch geen ontkomen meer aan. Burgemeester J.C. Gülcher, die eerder al gepleit had voor de HBS, zette zich nu ook weer vol voor deze instelling in. Het college zocht naar een geschikte plek en vond dit op de hoek van de Albertus Perkstraat en de Schuttersweg: dicht bij de onlangs nieuw gebouwde HBS en te koop voor slechts 6.000 gulden. Dit samen met de overige kosten van het oprichten van een school kwam neer op een som van 56.400 gulden voor de gemeente Hilversum; de rest werd betaald uit de Rijksbijdrage. Vol vertrouwen stelde het college de oprichting van een gymnasium binnen de stadsgrenzen voor.7 Burgemeester Gülcher [politieke kleur?] kreeg in de raadsvergadering een spervuur aan tegenwerpingen te verduren, met als belangrijkste inzet: het vragen van dispensatie bij het Rijk. De belangrijkste argumenten hiervoor waren financieel van aard. In het voorstel stond een bedrag genoemd van een toekomstige jaarlijkse uitgave van 16.000 gulden. Naar verwachting zou hiervan zo’n 4.000 gulden met schoolgeld terugverdiend kunnen worden. De heer A. Bruist [politieke partij?] achtte de opleiding in principe wel gewenst, maar niet strikt noodzakelijk. Er waren immers al drie gymnasia op relatief korte reisafstand van de stad. Op deze manier zou niet alleen Hilversum, maar ook het Rijk geld besparen door van een gymnasium af te zien. De heer V.H. Rutgers [idem] was minder mild. Hij voelde er ‘niet het minst voor’ met het
voorstel in te stemmen, zeker niet omdat zijns inziens de voordracht maar schamel was toegelicht. Zijn pleidooi strekte zich buiten de stadsgrenzen uit. Rutgers zag weinig voordelen in het oprichten van telkens meer gymnasia, ‘omdat in het algemeen twijfelachtig is, of een vermeerdering van gymnasia gewenscht is’. Een te veel aan universitair geschoolden was zijns inziens niet noodzakelijk. Twee andere sprekers kwamen ook op een afwijzend oordeel uit. Zij waren wel voorstander voor extra middelbaar onderwijs in Hilversum, maar zij hadden het idee dat het gymnasiaal onderwijs binnenkort op de schop zou gaan. Wanneer in de toekomst bijvoorbeeld ook op een HBS examen gedaan kon worden in Latijn en Grieks, dan zou deze opleiding ook toegang tot de universiteit geven.8 Slechts een enkeling was direct voorstander van de plannen. De heer W.W. Wichers Wierdsma [idem] pleitte voor het gymnasium in het belang van de stad Hilversum, omdat het zijns inziens nieuwe inwoners zou trekken. De burgemeester haastte zich dit te beamen, hoewel ook hij geen exacte cijfers kon geven. Hij had van verscheidene kanten gehoord dat men het ‘aangenaam en plezierig’ zou vinden als er een gymnasium kwam. Bij gebrek aan beter gingen de kinderen van deze bewoners nu naar de HBS, of reisden zij naar Amersfoort of Amsterdam. Dat er in de toekomst ook gymnasiaal onderwijs aan Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift.
11
Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift.
de HBS zou worden gegeven, waar volgens Gülcher de directeur van de HBS ‘zeer mee dweept[e]’, deed hij af als onwaarschijnlijk. De denigrerende toon kwam hem op een sneer van tegenstander V.H. Bruist te staan, die riposteerde dat zijn buurlui ‘ook niet dweepen’ met een gymnasium. De discussie zette zich nog even voort over het al dan niet ontstaan van zogenaamde lycea, waar beide opleidingen samengevoegd zouden worden. Het is opvallend hoe persoonlijk de politiek bedreven werd, en ook hoe weinig precies de gegevens waren. Niemand wist eigenlijk om hoeveel leerlingen het zou gaan. De uiteindelijke stemming wees dan ook – nipt – uit dat er geen meerderheid bestond voor het oprichten van een gymnasium. Het Rijk werd om dispensatie gevraagd.9
Hernieuwde poging Voorstanders lieten het hier niet bij zitten. Direct na de raadsvergadering stelden zij een advertentie op, waarin
12
zij stadsgenoten opriepen hun adhesie te betuigen. Het gaf geen pas dat bij een vergadering waar slechts dertien van de drieëntwintig leden aanwezig waren geweest, zo’n zwaarwegend besluit genomen had kunnen worden. Zeker nu de stemmen bijna stokten – zeven waren tegen, zes waren voor – kwam het er op aan alles en iedereen te mobiliseren. In reactie op de advertentie meldden zich 21 ouders die aangaven hun kinderen te zijner tijd graag naar een gymnasium te laten gaan. Dit samen met een enquête die door het college werd gehouden kwam neer op een verwachte aanloop – met nog vele haken en ogen – van circa honderd leerlingen.10 Deze veronderstelde leerlingen kwamen niet alleen uit Hilversum, ook uit de regio. In De Bussumsche Courant verscheen een advertentie met het verzoek om aan te geven of ouders eventueel hun kinderen naar een gymnasium in Hilversum zouden laten gaan. Tegelijkertijd informeerde de burgemeester van Bussum bij de eigen inwoners of er al leerlingen naar een gymnasium gingen – dergelijke gegevens waren eigenlijk niet voorhanden.11 Een goede twee maanden later kwam het voorstel voor een gymnasium wederom in de gemeenteraad. Met enige aanvullende informatie hoopte het college van burgemeester en wethouders nu alsnog fiat van de gemeenteraad te krijgen. Wederom klonken er luide protesten, onder andere van de heer F. van der Goes, die zijn ongenoegen uitte. Het was immers eigenlijk niet aan de gemeente om te beslissen over het gymnasium. De wet dwong Hilversum nu eenmaal met meer dan 20.000 inwoners zo’n instelling op te richten. De vraag was zijns inziens veeleer of de gemeente dat nu al direct moest doen, vrijwillig en nog zonder verzoek van de rijksoverheid. Zolang het lager onderwijs – en vooral het onderwijs voor arbeiderskinderen – in Hilversum nog zo karig was, kon hij dat niet billijken. Hij stemde dan ook tegen. Dat de komst van extra welgestelden in de gemeente uiteindelijk voor iedereen gunstig zou uitpakken, ging er bij hem niet in, gezien de relatief lage belasting die zij betaalden. De heer Mendels was wel akkoord, maar ver-
Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift.
13
bond aan zijn positieve antwoord wel het verzoek dat de gemeente zou trachten de weg vrij te maken voor kinderen uit arbeidersgezinnen om dit gymnasium te bezoeken. Met mate overigens: Ik geef toe, dat het niet een massaal belang is van de arbeidersklasse als zoodanig, waar er hoogstens enkelen zijn, die van die inrichting gebruik zullen maken.12
Met de nodige kanttekeningen die in de relatief lange raadsvergadering geplaatst werden, was de stemming
Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift. Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift. Bijschrift Bijschrift.
14
nu uiteindelijk positief voor het gymnasium. Met twaalf tegen negen stemmen bleek een aantal twijfelaars overtuigd te zijn door de animo vanuit de gemeente. Er werd toch geen dispensatie gevraagd. Hilversum wenste aan de verplichting te voldoen om een gymnasium te bouwen, met financiële hulp van het Rijk en met plek voor een aantal kosteloze leerlingen.13
College van curatoren Nu het sein op groen stond, moest een volgende stap genomen worden. Een college van curatoren diende benoemd te worden. Dit curatorium zou als een bestuurscollege de school van de grond tillen en was er vervolgens verantwoordelijk voor. Het college van burgemeester en wethouders stelde een lijst op met een zestal kandidaten voor dit curatorium. Na stemming in de gemeenteraad maakten vijf van hen gezamenlijk deel uit van dit college. De heren dr. N.P. Kapteyn, prof.dr. J.C. Matthes, mr. A.E. Schouten, mr. Th.M. Verster en mr. P.J. Reijmer zouden zich nu over het gymnasium buigen en gelden dan ook de facto als de oprichters van de school.14 De eerste taak van het curatorium was het opstellen van een verordening, die door de gemeenteraad moest worden goedgekeurd. Hierin stond vastgelegd hoe het onderwijs praktisch vorm zou krijgen, zoals welke rechten en plichten de rector had en hoeveel vakanties het schooljaar zou tellen. Ook stond het verschil in de diverse leerlingen omschreven: gewone voltijdse leerlingen, kosteloze leerlingen die op kosten van de gemeente aanschoven en toehoorders die tot een maximum van drie vakken het onderwijs mochten volgen.15 In maart 1913 was al duidelijk dat het gymnasium direct met zes klassen zou kunnen starten, omdat er inmiddels vijftig aanmeldingen waren – verspreid over de zes leerjaren. Dat betekende ook dat direct al een volledig corps docenten aangesteld moest worden. Een rector, een conrector en minimaal negen vakdocenten. Nog voordat de school opende, breidde dit aantal nog uit tot dertien vakdocenten.16
Dure nieuwbouw De plek waar het gymnasium zou verrijzen, stond nooit ter discussie. Al voor de behandeling in de raad had het colle-
ge van burgemeester en wethouders zich verzekerd van het stuk grond – 3.000 vierkante meter groot – op de hoek van de Schuttersweg en de Albertus Perkstraat. Op deze manier sloot het keurig aan bij de tien jaar eerder gebouwde HBS, aan de rand van de stad. Om de kosten beperkt te houden, stond er van begin af aan slechts een ‘kaal’ schoolgebouw in de planning. Een aula was niet opgenomen, wel een achttal lokalen, alsmede een ruime entree, een kamer voor de conciërge, een kantoor voor de rector, een lerarenkamer, garderobes en toiletten. Los daarvan kwamen op het terrein nog een conciërgewoning en een fietsenstalling.17 Op maandag 10 maart 1913 vingen de werkzaamheden aan; elf man sterk trad aan. De opzichter noteerde in zijn logboek dat het goed weer was, gunstig dus. Een goede week later lag het werk een halve dag stil in verband met een sneeuwstorm. Verder waren er geen onverwachte ver-
tragingen. Op 3 april was het grondwerk gereed en kon de eerste steen gelegd worden. Het opmetselen van de gevels ging nog diezelfde dag van start. In de daaropvolgende weken werkte de bouwploeg gestaag door, met op 14 april nog een klein incident toen een timmerman van de twee balklaag naar beneden viel. Het leverde hem enige inwendige kneuzingen op. Na 24 weken, op woensdag 13 augustus, noteerde de aannemer de laatste klussen in het logboek: bliksemgeleiding afwerken, vloer in de rijwielbergplaats afmaken en de buitenjaloezieën ophangen. De school was medio augustus klaar voor gebruik.18 De bouw van het gymnasium ging voorspoedig, maar liet – zoals menig tegenstander al voorspeld had – snel een tekort op de begroting zien. In het voorjaar van 1913 moest 2.000 gulden extra aangevraagd worden om de oorspronkelijke plannen uit te kunnen voeren. Nog datzelfde na-
Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift Bijschrift.
15
Mijn eerste Latijnse les. We kregen die van de rector zelf; de rector zei tegen ons: ‘Jullie gaan nu Latijn leren. Je vraagt je misschien af waar dat goed voor is, zo’n dode taal. Dat kan ik jullie niet uitleggen. Misschien zal een enkele van jullie het tegen zijn eindexamen begrijpen, misschien ook niet.’ Dat vervulde me met geestdrift. Ik ging op het gymnasium, dacht ik. Vader had dat niet gewild, maar ik had het wel gewild en nu bleek al dadelijk hoezeer ik gelijk had gehad. Ik werd geen secretaresse, zoals tante Anneke; ik ging wat leren, zoals oom Thijs. op de lagere school had ik nooit wat geleerd. Er was niets te leren geweest. Alleen domoren konden daar fouten maken. Maar nu zou ik me moeten inspannen, al mijn krachten nodig hebben om door te dringen in iets dat maar een enkeling zijn geheimen prijsgaf. Ik was een kind van twaalf, natuurlijk, een doodverlegen klein kind met vlechtjes, maar zoiets heb ik toen ongetwijfeld gedacht. Die eerste Latijnse les klonk me toe als de belofte van een andere wereld.19
jaar tekende de boekhouder van de gemeente een tekort van 1.500 gulden aan, vanwege het gebruik van net wat meer materiaal dan begroot. Een gepeperde brief ging richting de dienst Publieke Werken. Vooral het feit dat er beduidend meer natuursteen was gebruikt dan begroot, had direct gemeld moeten worden. Juist voor deze post had de gemeenteraad vooraf op ‘een zuinige toepassing’ aangedrongen. Consequenties werden er voor de ambtenaren niet aan verbonden, maar zij moesten nog wel op hun ‘onverantwoordelijke handelwijze’ gewezen worden.20 Voor de leerlingen maakte het allemaal geen verschil. Discussies bij de oprichting en kostenoverschrijding of niet. Maar liefst 67 gymnasiasten meldden zich op 8 september 1913 voor hun opleiding bij de nieuwbouw aan de Schuttersweg. Het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum kon van start gaan.
Frida Vogels, eerste klas Gymnasium in 1942
Noten 1 Beker e.a., Honderd jaar school, 7-9 2 Beker e.a., Honderd jaar school, 8-9; Beker, ‘Het middelbaar onderwijs in Hilversum’, 81 3 Beker, ‘Het middelbaar onderwijs in Hilversum’, 81-82 4 Beker, ‘Het middelbaar onderwijs in Hilversum’, 82 5 SAGV020, inv.nr. 5159, o.a. 20-2-1912 6 SAGV020, inv.nr. 5163, 5-5-1914, 291-292 7 SAGV020, inv.nr. 5208, 27-2-1912 en 5/8/15-3-1912; idem, inv.nr. 1161, 15-3-1912 8 SAGV020, inv.nr. 5159, 26-3-1912 9 SAGV020, inv.nr. 5159, 26-3-1912 10 Schoolarchief, Krantenknipsel ‘Gymnasium Hilversum’, z.d.
16
[1912]; SAGV020, inv.nr. 5159, 28-5-1912, 309 en 319 11 SAGV, De Bussumsche Courant, 30-3-1912; 3-4-1912 12 SAGV020, inv.nr. 5159, 28-5-1912, 314 13 SAGV020, inv.nr. 5159, 28-5-1912, 325 14 SAGV020, inv.nr. 5160, 12-12-1912, 748 15 SAGV020, inv.nr. 5162, 19-8-1913, ontwerpverordening 16 SAGV020, inv.nr. 3730, diverse brieven, 13-3-1913, 18-3-1913, 28-51913 en 17-9-1913 17 SAGV020, inv.nr. 1161, 15-10-1912 18 Vogels, De harde kern, 199-200 19 SAGV168, inv.nr. PW 300, dagboek van de opzichter, 1913 20 SAGV020, inv.nr. 1161, 1-3-1913, 15-11-1913 en 14-11-1914