Besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap “Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming”
Oprichting van het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming Zie ook nota aan de Vlaamse Regering (20 februari 2009) bij het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming"
Inhoud 1. Takenpakket van AKOV 1.1. Het normeren van de einddoelen van leer- en EVC-trajecten 1.1.1.Principes 1.1.2. Opdrachten a) Ontwikkelen van einddoelen b)Erkennen van beroeps- en onderwijskwalificaties c) Kwalificatiedatabank en Leer- en ErvaringsbewijzenDatabank (LED)
1.2. Het bewaken van de kwaliteit van de betrokken instellingen 1.2.1. Principes 1.2.2. Opdrachten a) Inspectie: toezicht op de kwaliteit van onderwijs b) Toezicht op de kwaliteit van instellingen buiten onderwijs
1.3. Het garanderen van eenduidige en heldere certificeringprocessen 1.3.1. Principes 1.3.2.Opdrachten a) Kwaliteitskaders en procedures voor EVC-processen b) Gelijkwaardigheden c) Examens d) Kennisnetwerk EVC e) Nationaal coördinatiepunt voor EQF
2. Een verzelfstandigd agentschap 3. Budget en personeelsformatie
1. Takenpakket van AKOV1 Het ministerie van Onderwijs en Vorming bestaat uit het departement, drie intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid: het Agentschap voor Onderwijsdiensten, het Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen en het Agentschap voor Onderwijscommunicatie, het intern verzelfstandigde agentschap met rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs en de strategische adviesraad Vlaamse Onderwijsraad. Met dit besluit wordt een vierde intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht, Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming. Dat agentschap zal een samenhangend geheel van taken opnemen in functie van de kwaliteitsborging van beroepsopleidings-, onderwijs-, vormings- en EVCtrajecten, die naar bewijzen van erkende kwalificaties leiden. Sommige van die taken zijn van toepassing op andere beleidsdomeinen, meer bepaald Werk en Sociale Economie en Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Daarom zal er met elk van die beleidsdomeinen een samenwerkingsprotocol worden gesloten. Het managementcomité OV&W heeft bovendien de opdracht om de minister(s) bevoegd voor Onderwijs en Vorming en voor Werk te adviseren over de invulling van deze beleidsdomeinoverschrijdende taken door het agentschap. In uitvoering van zijn missie zal het agentschap de volgende drie operationele doelstellingen realiseren: - de einddoelen van leer- en EVC-trajecten normeren - de kwaliteit van de betrokken instellingen bewaken 1
Dit deel verwijst naar het onderdeel “I. INLEIDING” van de nota Vlareg van 20/2/2009
1
Ingevolge het advies van de Raad van State bij het decreet van 8 mei 2009 werd er voor geopteerd om de onderwijsinspectie niet hiërarchisch onder te brengen binnen het agentschap.
-
eenduidige en heldere certificeringsprocessen garanderen
Een gedeelte van de opdrachten van het nieuwe agentschap wordt op dit ogenblik reeds uitgevoerd binnen het ministerie van Onderwijs en Vorming enerzijds en door onderwijsinspectie anderzijds. De onderwijsinspectie ressorteert vandaag rechtstreeks onder de minister bevoegd voor onderwijs en is tot op heden niet administratief onder het ministerie van Onderwijs en Vorming ondergebracht. Het beheer van de werkingsmiddelen van de onderwijsinspectie gebeurt door het departement en ook de administratieve personeelsleden die de onderwijsinspectie ondersteunen maken deel uit van het personeelsbestand van het departement. De cel die het toezicht op de kwaliteit zal uitvoeren voor instellingen van andere beleidsdomeinen dient te ressorteren onder de minister bevoegd voor vorming, waarbij gerapporteerd wordt aan de bevoegde minister van Werk. Bij het departement hoort vandaag een entiteit Curriculum waar de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, opgericht bij decreet binnen de onderwijssector , administratief in ondergebracht is.
Decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur en decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs
De taken m.b.t. gelijkwaardigheid van kwalificatiebewijzen en de organisatie van examens worden op dit ogenblik uitgevoerd door het Agentschap voor Onderwijsdiensten en het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen. De andere taken zijn nieuwe opdrachten, die voortvloeien uit de ontwerpdecreten kwalificatiestructuur en kwaliteit in het onderwijs of vereisen verder decretaal werk. Het agentschap zal dus op termijn een ruim maar samenhangend takenpakket vervullen met betrekking tot een kwaliteitszorgsysteem voor onderwijs en EVC-procedures. Naargelang de decreten in werking treden zal het agentschap hieraan aangepast worden en de middelen ervan uitgebreid worden.
1.1.Het normeren van de einddoelen van leer- en EVC-trajecten 1.1.1. Principes We gebruiken het begrip einddoelen om te verwijzen naar alle door de overheid bepaalde resultaten van beroepsopleidings-, onderwijs-, vormings- en EVC-trajecten zoals erkende kwalificaties, ontwikkelingsdoelen, eindtermen, basiscompetenties. Met einddoelen wordt het resultaat bedoeld dat het traject moet opleveren. De einddoelen van beroepsopleidings-, onderwijs-, vormings- en EVC-trajecten die leiden tot (bewijzen van) erkende kwalificaties zullen worden genormeerd. Einddoelen zeggen niets over de trajecten zelf of de wijze waarop ze georganiseerd worden. Einddoelen normeren, komt er dus op neer dat er standaarden worden uitgewerkt waaraan de einddoelen van de trajecten worden afgemeten. De overheid legt de einddoelen van de onderwijs- en vormingstrajecten vast. Die einddoelen moeten ervoor zorgen dat alle Vlaamse onderwijs- en vormingsinstellingen met al hun leerlingen en cursisten dezelfde leerresultaten bereiken. De einddoelen die de overheid bepaalt, moeten op herkenbare wijze in de leer- of opleidingsplannen van de betrokken instellingen worden opgenomen. Op die wijze krijgen de leerlingen en cursisten de garantie dat ze – ongeacht de instelling waar ze onderwijs en vorming volgen – dezelfde competenties kunnen verwerven. Tot dusver werden de einddoelen van het Vlaamse onderwijs vastgelegd in eindtermen en ontwikkelingsdoelen. In het decreet betreffende het volwassenenonderwijs werden er daarnaast afspraken gemaakt over het aanmaken van basiscompetenties en opleidingsprofielen.
2
Het ontwerpdecreet betreffende de kwalificatiestructuur voorziet in de procedure voor het aanmaken van erkende kwalificaties. Die kwalificaties en de competenties die erin vervat zijn, vormen de basis om beroepsopleidings-, onderwijs-, vormings- en EVCtrajecten uit te stippelen en bewijzen van erkende kwalificaties af te leveren. Personen die deze kwalificaties hebben verworven via een onderwijs-, beroepsopleidings- of vormingstraject of die tijdens een EVC-procedure kunnen bewijzen dat ze deze kwalificaties bezitten, zullen aanspraak kunnen maken op een bewijs van een erkende kwalificatie. Het bepalen van erkende kwalificaties garandeert dat de uitkomsten van de trajecten die naar dezelfde kwalificaties leiden dezelfde zijn.
1.1.2. Opdrachten a) Ontwikkelen van einddoelen
Deze taken werden uiteindelijk niet bevestigd in het decreet kwaliteit, alleen in dit besluit. De vastbenoemde personeelsleden van de Entiteit Curriculum werden geconcordeerd naar het ambt van inspecteur.
In functie van het normeren van de leerdoelen van de onderwijstrajecten zal het agentschap verschillende ontwikkeltaken opnemen. Deze taken worden nu uitgevoerd door de entiteit Curriculum (de vroegere Dienst voor Onderwijsontwikkeling) binnen het departement Onderwijs en Vorming en worden bevestigd in het ontwerpdecreet betreffende kwaliteit in het onderwijs: - het formuleren van voorstellen tot ontwikkelingsdoelen, eindtermen en basiscompetenties; - de ontwikkeling van criteria voor het goedkeuren van leerplannen en handelingsplannen; - het formuleren van voorstellen betreffende de ontwikkeling van de opleidingenstructuur; - het verwerken van de resultaten van de evaluatie van de mate van realisatie van de ontwikkelingsdoelen, eindtermen en basiscompetenties door de onderwijsinstellingen met het oog op een eventuele bijsturing ervan. Dat kan o.m. via de zogenaamde peilingtoetsen die in het leerplichtonderwijs sinds enige jaren bestaan. b) Erkennen van beroeps- en onderwijskwalificaties
De procedure om te komen tot erkende beroepskwalificaties werd ondertussen decretaal gewijzigd in 2011. In de nieuwe procedure coördineert AKOV de totstandkoming van beroepskwalificatiedossiers, valideert een commissie die dossiers, en worden deze dossiers vervolgens ingeschaald.
Daarnaast zal het agentschap – van zodra het decreet betreffende de kwalificatiestructuur is gestemd - ook verantwoordelijk zijn voor de inschalingsprocedure van de beroepskwalificaties en voor het uitwerken van voorstellen voor de onderwijskwalificaties van niveau 1 tot niveau 5. Het agentschap zal aan de bevoegde ministers advies verlenen over de erkenning van de onderwijskwalificaties van niveau 1 tot niveau 5 en van de beroepskwalificaties. De taken die het agentschap in dat kader zal opnemen worden bepaald in het ontwerpdecreet betreffende de kwalificatiestructuur en zien er als volgt uit: -
-
Beroepskwalificaties: De SERV dient bij het agentschap de (beroeps)competentieprofielen in voor erkenning als beroepskwalificatie. Het agentschap stelt ad hoc sectorspecifieke commissies samen. Die moeten de ingediende (beroeps)competentieprofielen in de Vlaamse kwalificatiestructuur inschalen. Het agentschap gaat na of de inschaling conform de inschalingsmethodiek gebeurt en formuleert - in het gunstige geval – een advies tot erkenning van de beroepskwalificaties aan de bevoegde ministers. De beroepskwalificaties wordt bij besluit erkend. Onderwijskwalificaties van niveau 1 tot 5: Eindtermen, specifieke eindtermen en erkende beroepskwalificaties leveren het materiaal om die onderwijskwalificaties aan te maken. Het Vlaams Parlement bepaalt de mogelijke combinaties voor elk van de kwalificatieniveaus. Een onderwijskoepel, een economische sector, de overheid zelf via het agentschap en iedere belanghebbende kan het initiatief nemen om op basis van die combinaties (bv. een of meer beroepscompetentieprofielen) een onderwijskwalificatie te maken. Het agentschap formuleert voorstellen van onderwijskwalificaties op de verschillende niveaus. Na advies van de VlOR worden de onderwijskwalificaties bij besluit erkend.
3
c) Kwalificatiedatabank en Leer- en ErvaringsbewijzenDatabank (LED) Het agentschap zal bij goedkeuring van het decreet betreffende de kwalificatiestructuur de opdracht krijgen alle erkende kwalificaties in een speciaal daarvoor ontwikkelde databank te registreren. Het agentschap zal ook de inhoudelijke verantwoordelijkheid dragen voor de databank waarin de kwalificatiebewijzen - leer- én ervaringsbewijzen van de individuen worden bijgehouden.
1.2. Het bewaken van de kwaliteit van de betrokken instellingen 1.2.1. Principes De onderwijsinspectie is verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking van het leerplichten het volwassenenonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, de Centra voor Leerlingenbegeleiding, de Syntra voor wat de leertijd betreft en de vormingsprogramma’s in het kader van leren en werken. Door toezicht te organiseren op de onderwijsinstellingen, de Syntra voor wat de leertijd betreft, de vormingsprogramma’s in het kader van leren en werken en de centra voor leerlingenbegeleiding zorgt de overheid ervoor dat kwaliteitsvol onderwijs en kwaliteitsvolle leerlingenbegeleiding permanent en toekomstgericht gewaarborgd blijven. Vanuit een perspectief van kansengelijkheid en emancipatie draagt het toezicht bij tot het concretiseren van een sociaal en democratisch geïnspireerd onderwijsbeleid. De overheid kent dat toezicht toe aan de onderwijsinspectie. Het agentschap zal ook instaan voor het kwaliteitstoezicht op de opleidingstrajecten van de publieke opleidingsverstrekkers (t.t.z. die buiten het beleidsdomein O&V vallen) die leiden naar (bewijzen van) erkende kwalificaties. Meer bepaald zal het nagaan of de beroepsopleidingen die ze organiseren en met een erkend kwalficatiebewijs worden afgesloten, leiden tot de competenties vervat in de erkende beroepskwalificaties. Opleidingsinitiatieven vanuit beroepssectoren en bedrijven of vanuit de jeugd-, cultuuren sportsector die bewijzen van erkende kwalificaties willen uitreiken, zullen zich moeten onderwerpen aan het toezicht op de kwaliteit van hun opleidingen door het agentschap. Hetzelfde geldt voor de erkende testcentra die EVC-procedures opzetten die leiden tot een titel van beroepsbekwaamheid (ervaringsbewijs). Ook bij die instellingen zal het agentschap nagaan of de bewijzen van erkende kwalificaties die zij uitreiken terecht zijn. Ook andere instellingen die via een EVC-procedure een bewijs van een erkende kwalificatie wensen uit te reiken, zullen onderworpen worden aan dit toezicht op de kwaliteit. Zowel binnen als buiten onderwijs zal één kader worden gehanteerd om kwaliteitstoezicht te houden. Daartoe zal worden onderzocht hoe de kwaliteitsborging vandaag wordt georganiseerd buiten het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en rekening gehouden worden met de specifieke criteria die eigen zijn aan de arbeidsmarkt en aan de andere betrokken beleidsdomeinen. Dit zal opgenomen worden in de samenwerkingsprotocollen (zie verder). Toezicht op naleving van specifieke regelgeving eigen aan andere beleidsdomeinen dan Onderwijs & Vorming valt buiten de opdracht van het agentschap.
1.2.2. Opdrachten Om deze doelstelling te realiseren, zal het agentschap onderstaande taken opnemen: a) Inspectie: toezicht op de kwaliteit van onderwijs De opdracht van de onderwijsinspectie wordt voor de toekomst geregeld in het
4
ontwerpdecreet betreffende de kwaliteit van het onderwijs. Die opdracht behelst: - Het aansturen en organiseren van het kwaliteitstoezicht op het onderwijs en de leerlingenbegeleiding, het deeltijds kunstonderwijs en de Syntra en de vormingsprogramma’s voor wat betreft de leertijd; - Het overleg plegen met de pedagogische begeleidingsdiensten; - De organisatie van het toezicht op de kwaliteit van de onderwijs- en vormingstrajecten en van trajecten inzake erkenning van verworven competenties die beide leiden naar erkende kwalificaties. b) Toezicht op de kwaliteit van instellingen buiten onderwijs Binnen het agentschap wordt een cel opgericht die toeziet op de kwaliteit van de instellingen die buiten het beleidsdomein Onderwijs & Vorming erkende kwalificatiebewijzen uitreiken: - de publieke opleiders buiten het beleidsdomein Onderwijs & Vorming; - testcentra die EVC-procedures organiseren; - eventuele initiatieven van sectoren/bedrijven/private opleiders; - initiatieven vanuit de jeugd-, cultuur- en sportsector. 2
Deze afzonderlijke cel werkt volgens een gelijkaardig charter en een gelijkaardige 3 werkingscode als de onderwijsinspectie, waardoor deze cel met dezelfde onafhankelijkheid kan werken. Deze afzonderlijke cel rapporteert over het toezicht op de kwaliteit aan de bevoegde ministers, namelijk de minister bevoegd voor Werk en de minister(s) bevoegd voor Cultuur, Jeugd en Sport. Die zullen – op basis daarvan - de nodige maatregelen treffen om de kwaliteit van onderwijs-, beroepsopleidings-, vormings- en EVC-trajecten van de instellingen buiten Onderwijs die leiden naar bewijzen van erkende kwalificaties, te garanderen. Om de samenwerking tussen enerzijds de beleidsdomeinen WSE en CJSM en anderzijds het agentschap optimaal te laten verlopen, zal met elk van die beleidsdomeinen een samenwerkingsprotocol worden opgesteld. Die protocollen zullen ondertekend worden door de bevoegde ministers en de leidend ambtenaar van het agentschap. Het protocol met het beleidsdomein WSE zal ook door de leden van het managementcomité OV&W, opgericht per ministerieel besluit van (datum) worden ondertekend. In de samenwerkingsprotocollen wordt specifiek aangegeven op welke vlakken samenwerking vereist is: - het tot stand komen van één kader voor het toezicht op de kwaliteit van instellingen die bewijzen van erkende kwalificaties wensen uit te reiken, waarbij rekening gehouden zal worden met de specifieke arbeidsmarktcriteria (bv. kansengroepen, …); - het tot stand komen van een charter en een werkingscode gelijkaardig aan die van de onderwijsinspectie waardoor het toezicht op de kwaliteit van de instellingen die buiten het beleidsdomein Onderwijs & Vorming erkende kwalificatiebewijzen uitreiken op dezelfde onafhankelijke manier als de onderwijsinspectie kan gebeuren; - het profiel van het personeel in de afzonderlijke cel; - hoe en met welke frequentie de risico-analyses zullen worden uitgevoerd; Daarnaast wordt ook een beheersovereenkomst opgesteld. Die beheersovereenkomst wordt opgesteld door de minister bevoegd voor onderwijs en vorming. De samenwerkingsprotocollen worden als bijlage bij die beheersovereenkomst gevoegd.
2
Actueel omzendbrief Charter van de onderwijsinspectie van 15 december 1999. Actueel het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1999 betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd, B.S,, 1 april 1999. 3
5
1.3. Het garanderen van eenduidige en heldere certificeringprocessen 1.3.1. Principes Op dit ogenblik beslissen de instellingen voor volwassenenonderwijs en hoger onderwijs autonoom op welke basis ze toegang verlenen tot (verkorte) leertrajecten of via EVC kwalificatiebewijzen uitreiken. Het bekwaamheidsonderzoek voor het hoger onderwijs wordt op associatieniveau georganiseerd. Het uitreiken van de bekwaamheidsbewijzen behoort tot de verantwoordelijkheid van associaties. Het beleid terzake verschilt dan ook van de ene tot de andere associatie, maar ook van de ene tot de andere instelling. Ook in het volwassenenonderwijs zijn de centra bevoegd om de competenties van mensen te beoordelen en te erkennen. Van enige afstemming tussen de centra is vooralsnog geen sprake. Alle testcentra worden in het decreet rond de titel van beroepsbekwaamheid verplicht per beroep dezelfde standaard, zoals opgesteld door de sociale partners binnen de SERV, te volgen. De testcentra krijgen richtlijnen (algemene en beroepsspecifieke) omtrent de wijze waarop zij testen, maar bepalen het concrete testinstrumentarium zelf. In de toekomst zal één testinstrument per standaard worden ontwikkeld. Met de kwalificatiestructuur wordt al een grote stap gezet in de richting van een grotere eenduidigheid en helderheid van de certificeringprocessen. De kwalificatiestructuur vormt immers een basis om de gelijkwaardigheid van kwalificatiebewijzen uitgereikt door diverse instellingen te beoordelen. Wie een bewijs van een erkende kwalificatie heeft gehaald, moet dat bewijs kunnen gebruiken om een verkort opleidingstraject te verkrijgen. Een volwassene die buiten het onderwijs een erkende beroepskwalificatie heeft verworven, moet die kunnen inzetten binnen onderwijs en een verkort traject kunnen volgen. Om meer garanties over de inzetbaarheid van kwalificaties te bieden, is het nodig methodieken te ontwikkelen en daarbij ook de kwalificaties te betrekken, die buiten onderwijs worden verworven. In functie van de principes van gelijke behandeling en billijkheid moet de erkenning van de competenties van mensen steunen op een geobjectiveerde beoordeling. Binnen de decretale mogelijkheden zal het agentschap kwaliteitskaders en procedures voor EVC voor onderwijsinstellingen ontwikkelen, die over alle onderwijsniveaus heen gebruikt kunnen worden. Onderwijsinstellingen die erkend zijn als testcentrum voor de titel van beroepsbekwaamheid dienen te voldoen aan de erkenningscriteria zoals vastgelegd in het uitvoeringsbesluit rond de titel van beroepsbekwaamheid. Voor een aantal beoordelingen van competenties organiseert de overheid zelf de examens vb. de centrale examencommissie voor het diploma secundair onderwijs, het toelatingsexamen voor arts en tandarts, de taalexamens. In de toekomst zullen deze examens worden georganiseerd volgens de principes die gelden voor andere processen van EVC, meer bepaald op basis van dezelfde kwaliteitscriteria en volgens gelijkaardige procedures. Met het belang van EVC groeit ook de behoefte aan eenduidige informatie erover. Daarom werd in het kader van de competentieagenda beslist een EVC-kennisnetwerk 4 te ontwikkelen . Dat kennisnetwerk is erop gericht informatie over EVC in binnen- en buitenland te verschaffen, maar ook de kwaliteit van de EVC-procedures te ondersteunen met goede praktijken en methodieken. Er is ook behoefte aan een uniek loket waartoe individuen zich kunnen wenden met vragen over waar en hoe ze hun competenties kunnen laten erkennen.
4
Om na te gaan welke vorm zo een netwerk kan aannemen werd een onderzoek besteld bij de Universiteit van Gent. Van de Poele, Luc, Janssens, Karine, Debusscher, Michael, Kennisnetwerk en kwaliteitsbewaking van EVC in Vlaanderen, Universiteit Gent, CESOR, 2008.
6
1.3.2. Opdrachten Om deze doelstelling te realiseren, zal het agentschap – voor zover daar decretaal mogelijkheden voor bestaan - onderstaande taken opnemen: a) Kwaliteitskaders en procedures voor EVC-processen Het ontwikkelen van kwaliteitskaders en procedures voor de EVC-processen van onderwijsinstellingen; Dit kan verschillende deeltaken omvatten zoals de ontwikkeling van kwaliteitscriteria voor het procesverloop, de bekwaamheidsvereisten van de beoordelaars, criteria waaraan erkenningportfolio’s moeten voldoen, de ontwikkeling van evaluatiekaders, het formuleren van de standaarden voor het testen van de competenties, het ontwikkelen van testmethodieken en -instrumenten. b) Gelijkwaardigheden Het bepalen van de gelijkwaardigheid van kwalificatiebewijzen en uitreiken van gelijkwaardigheidsattesten. Dit behelst in de eerste plaats de gelijkwaardigheidsverklaring van buitenlandse diploma’s die nu al gebeurt, maar in de toekomst ook betrekking zal hebben op het bepalen van de gelijkwaardigheid tussen diverse ervaringsbewijzen en studiebewijzen op basis van de kwalificatiestructuur. Het agentschap zal bijgevolg instaan voor de gelijkwaardigheidsverklaring van zowel binnenlandse als buitenlandse kwalificatiebewijzen. Beide soorten van gelijkwaardigheid zullen dan ook op dezelfde principes gebaseerd worden. In het kader van de gelijkwaardigheidsverklaring diploma’s zal het agentschap instaan voor: - het gelijkwaardigheidsonderzoek van de bewijzen op het niveau van basis- en secundair onderwijs. Voor het gelijkwaardigheids-onderzoek voor buitenlandse bewijzen op het niveau van het hoger onderwijs zal in het agentschap de nodige expertise worden opgebouwd; - de uitvoering van de procedures voor de gelijkwaardigheid van buitenlandse 5 diploma’s hoger onderwijs, de professionele erkenningen voor onderwijsberoepen en de niveaubepalingen; - de organisatie van de authenticiteitscontrole van buitenlandse diploma’s of certificaten; - het uitschrijven van attesten voor houders van een Vlaams diploma die naar het buitenland gaan; - het uitschrijven van attesten over diploma’s behaald in de Franstalige en Duitstalige Gemeenschappen; - het erkennen van beroepskwalificatiebewijzen bij diverse binnenlandse aanbieders binnen en buiten onderwijs; - het verstrekken van informatie over erkenningsprocedures in binnen- en buitenland en over het onderwijssysteem en diploma’s in de gemeenschappen van België in functie van erkenning; - uitwerken en bijhouden van een precedentendatabank en een databank voor de opvolging van dossiers en elektronisch opvolgingssysteem voor aanvragers; - uitwerken van een ‘interne’ beroepsprocedure gericht op bemiddeling voorafgaand aan het extern beroep bij het administratief rechtscollege en het waarnemen van 6 het secretariaat van de Raad voor studievoortgangbeslissingen . 5
Professionele erkenningen voor andere beroepen gebeuren in de bevoegde instellingen van de federale overheid Bij decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, werd een Raad voor betwistingen inzake examenbeslissingen (later uitgebreid tot studievoortgangsbeslissingen) opgericht als administratief rechtscollege.In het ontwerp van basisdecreet worden de bevoegdheden van deze Raad uitgebreid. 6
Het Agentschap zal bevoegd worden voor het uitreiken van deze bewijzen van bekwaamheid en bijgevolg zullen de beslissingen van het Agentschap kunnen voorgelegd worden aan de Raad na uitputting van een interne beroepsprocedure binnen het Agentschap uitgewerkt. Deze interne beroepsprocedure is gericht op bemiddeling.
7
c) Examens Het organiseren van de huidige opdrachten van de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap, het toelatingsexamen arts-tandarts en de taalexamens. Dit behelst: - het tijdig en correct informeren en sensibiliseren van de kandidaten; - het organiseren van de zittijden, waar nodig en mogelijk zullen deze examens worden georganiseerd volgens de kwaliteitskaders en procedures die gelden voor andere EVC-processen; - het uitreiken van de kwalificatiebewijzen; - het rapporteren en het formuleren van beleidsadviezen. d) Kennisnetwerk EVC Het opzetten van een kennisnetwerk met aanbieders en experts op het vlak van EVC om de kwaliteit van de EVC-procedures te ondersteunen en het publiek over de EVCmogelijkheden, -procedures en kwaliteitscriteria te informeren. Dit houdt in: - informatie over het gevoerde EVC-beleid verzamelen en ter beschikking stellen van een ruim publiek via onder andere een website, seminaries; - het verzamelen en verspreiden van informatie over kwaliteitsvolle procedures, wetenschappelijk onderbouwde methodieken en instrumenten voor EVC en van goede praktijken; - EVC-aanbieders inhoudelijk ondersteunen rond de kwaliteitsvoorwaarden voor EVC-processen; - het installeren van een uniek loket waar mensen terecht kunnen voor informatie over de mogelijkheden om competenties te laten erkennen; - het ontwikkelen en bijhouden van kengetallen om de EVC-procedures en hun resultaten in kaart te brengen en op te volgen; - het opstellen van evaluatierapporten omtrent de werking van het kennisnetwerk en beleidsaanbevelingen; - het aanreiken van methodieken om instellingsoverschrijdend verkorte trajecten en aanvullingstrajecten te bepalen. e) Nationaal coördinatiepunt voor EQF Het agentschap zal op vraag van de Europese Commissie optreden als “nationaal referentiepunt voor de beroepskwalificaties” en de rol opnemen van “nationaal coördinatiepunt voor EQF”. Het nationaal referentiepunt voor de beroepskwalificaties moet: - fungeren als een loket voor vragen over kwalificaties en certificaatsupplementen (het National Reference Point wordt ook vermeld op de certificaatsupplementen) - informatie en contactadressen verstrekken over nationale kwalificaties en certificaatsupplementen; - optreden als een nationale partner in het Europees Netwerk van National Reference Points. Het nationaal coördinatiepunt voor EQF heeft als taken: - kwalificatieniveaus in de nationale kwalificatiesystemen relateren aan de niveaus van het EQF; - het gebruik van een transparante methode daarvoor; Ook de beslissingen van dit Agentschap inzake de erkenning van buitenlandse diploma’s zullen aan de Raad kunnen worden voorgelegd. Ook voor deze taak zal het agentschap in een interne bemiddelingsprocedure moeten voorzien voorafgaand aan het extern beroep. De geschillenraad opereert volledig onafhankelijk van de Vlaamse Regering.
8
-
-
belanghebbenden de toegang waarborgen tot informatie over het verband tussen de nationale kwalificaties via de nationale kwalificatiesystemen en het Europees kwalificatiekader; medewerking van alle relevante belanghebbenden aan de vergelijking en het gebruik van kwalificaties op Europees niveau, bevorderen.
2. Een verzelfstandigd agentschap7 Het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid regelt enkele essentiële kenmerken van de onderscheiden vormen van verzelfstandiging en bevat tevens algemene regels inzake de aansturing en opvolging van de agentschappen, en inzake controle, interne audit en toezicht. Deze bepalingen zijn automatisch van toepassing voor de agentschappen die – zoals voorliggend agentschap – beantwoorden aan de criteria van het kaderdecreet. Overeenkomstig het kaderdecreet Bestuurlijk beleid kan slechts tot verzelfstandiging worden overgegaan als cumulatief voldaan is aan volgende voorwaarden: - zowel de entiteit, als haar uitvoeringsgerichte taken en opdrachten moeten een voldoende kritische massa hebben; - de producten en diensten moeten meetbaar zijn; - er moet een reële mogelijkheid zijn tot aansturing van doelmatigheid, prestaties en kwaliteit; - de beheersovereenkomst en inzonderheid de informatierelatie moeten reëel invulbaar zijn. Het agentschap heeft onmiskenbaar een opdracht van beleidsuitvoering, zoals mag blijken uit de omschrijving van zijn missie en zijn concrete taken. Ruwweg geschetst, is de opdracht van het agentschap erop gericht om toe te zien op de kwaliteit van (1) de onderwijsinstellingen en de centra voor leerlingenbegeleiding, (2) de publieke opleidingsinstellingen en de instellingen die elders verworven competenties attesteren, met het oog op het afleveren van een erkende beroepskwalificatie. Het agentschap zal de volgende drie operationele doelstellingen realiseren: - de einddoelen van leer- en EVC-trajecten normeren; - de kwaliteit van de betrokken instellingen bewaken, afhankelijk van de eerder vermelde beleidsopties; - eenduidige en heldere certificeringsprocessen garanderen. De massa taken die wordt toevertrouwd aan het agentschap is op termijn zeer groot, gelet onder meer op een aantal decreten die in voorbereiding zijn. Zoals uit navolgende uiteenzetting mag blijken, voldoet het takenpakket daarenboven aan de criteria vooropgesteld in het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid om de organisatie van het agentschap als intern verzelfstandigd agentschap te rechtvaardigen. Het takenpakket vormt al bij de start een voldoende massa uitvoeringstaken : - voorstellen formuleren tot ontwikkelingsdoelen, eindtermen en basiscompetenties; - criteria ontwikkelen voor het goedkeuren van leerplannen en handelingsplannen; - voorstellen formuleren betreffende de ontwikkeling van onderwijskwalificaties en de ontwikkeling van een opleidingenstructuur; - het verwerken van de resultaten van de evaluatie van de mate van realisatie van de ontwikkelingsdoelen, eindtermen en basiscompetenties door de onderwijsinstellingen met het oog op het eventueel bijsturen ervan; - in samenwerking met het Departement onderwijs en vorming peilingtoetsen organiseren en opvolgen in het leerplichtonderwijs; - het toezicht op het onderwijs en de leerlingenbegeleiding met inbegrip van de toepassing van reglementering binnen de onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding aansturen en organiseren; 7
Dit onderdeel is gelijk aan het onderdeel “II. VERZELFSTANDIGING” van de nota Vlareg van 20/2/2009
9
-
-
-
afstemmen tussen het toezicht op het onderwijs en de pedagogische begeleiding van het onderwijs; onderzoeken van de gelijkwaardigheid van de bewijzen op het niveau van basis- en secundair onderwijs; uitvoeren van de procedures voor de gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s hoger onderwijs, de professionele erkenningen voor onderwijsberoepen en de niveaubepalingen; authenticiteitscontrole van buitenlandse diploma’s of certificaten organiseren; attesten uitschrijven voor houders van een Vlaams diploma die naar het buitenland gaan; attesten uitschrijven over diploma’s behaald in de Franstalige en Duitstalige Gemeenschappen; informatie verstrekken over erkenningsprocedures in binnen- en buitenland en over het onderwijssysteem en diploma’s in de gemeenschappen van België in functie van erkenning; een precedentendatabank en een databank voor de opvolging van dossiers en elektronisch opvolgingssysteem voor aanvragers uitwerken en bijhouden; organiseren van de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap om een diploma secundair onderwijs te behalen, van het toelatingsexamen arts-tandarts en van de taalexamens.
Het is duidelijk dat de diensten die door het agentschap worden geleverd meetbaar zijn. Er kunnen immers concrete indicatoren worden geformuleerd aangaande de werking en activiteiten van het agentschap, zoals aantal eindtermen, doorlichtingen, gelijkwaardigheidsattesten, e.d.m.. Dankzij deze meetbaarheid is het dan ook mogelijk om in de beheersovereenkomst doelstellingen voor het agentschap voorop te stellen. Er is een reële mogelijkheid om aspecten zoals doelmatigheid, prestaties en kwaliteit aan te sturen. Het aansturen op doelmatigheid houdt in dat de ter beschikking gestelde middelen aangewend worden conform de vooropgestelde doelstellingen. Zo kan men bijvoorbeeld doelstellingen formuleren met betrekking tot het effect van de doorlichtingen. De informatierelatie is ook reëel invulbaar aangezien de opdracht voldoende SMART en stabiel is. De kerntaak van het agentschap is erop gericht om de kwaliteitszorg te coördineren. Door het bijhouden van gegevens met betrekking tot kwalificatieprocedures, de effecten hiervan, de ontwikkelingen en tendensen terzake, en dergelijke meer, is men in staat een goed beeld te krijgen van het gevoerde en uit te voeren beleid. Dit is niet enkel van belang voor het agentschap zelf, maar deze informatie kan ook nog worden meegedeeld aan en ingeschakeld in grotere gehelen. De taken van het agentschap vereisen geen afzonderlijke rechtspersoonlijkheid.
3. Budget en personeelsformatie8 De voorgestelde maatregel heeft in de opstartfase een beperkte financiële weerslag. De bestaande taken worden grotendeels uitgevoerd met personeel dat overgedragen worden door de andere entiteiten van het ministerie van Onderwijs en Vorming. Voor de taken inzake normontwikkeling en inspectie zal het agentschap een beroep kunnen doen op de bestaande Dienst voor Onderwijsontwikkeling en de onderwijsinspectie, zonder meerkost. De bestaande huisvesting en uitrusting van het ministerie volstaat voor het nieuwe agentschap.
8
Dit onderdeel is gelijk aan de onderdelen “V. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL VAN BESLISSING OP DE BEGROTING VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP” en “VI. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP HET PERSONEELSKADER EN DE PERSONEELSBUDGETTEN” van de nota Vlareg van 20/2/2009
10
De bezoldiging en werkingskosten van de administrateur-generaal en de uitbreiding van het personeelsbestand voor de nieuwe taken met in totaal 17 voltijdse equivalenten zijn bijkomende kosten van het agentschap (zie punt VI). Op korte termijn zullen een aantal budgetten overgeheveld worden (werkingskosten inspectie en Curriculum, middelen examencommissie secundair onderwijs en toelatingsexamen arts, brochures gelijkwaardigheid), voor in totaal 2.254.000 euro. Onafhankelijke inschalingsexperts zullen worden aangezocht en vertegenwoordigers van de beroepssectoren, onderwijs- en opleidingsverstrekkers worden aangeduid voor de commissies die de beroepskwalificaties zullen inschalen. Deze personen zullen als ad hoc experten een vergoeding ontvangen voor een tijdelijke opdracht (geraamd op 50.000 euro). Ook het opzetten van een EVC kennisnetwerk zal een meerkost betekenen (geraamd op 200.000 euro). Post 17 extra personeelsleden (zie punt VI) 8725 euro werkingskosten per extra personeelslid onderhoud & hosting kwalificatiedatabank Inschalingscommissies EVC-kennisnetwerk Totaal
Meerkost 811.671 149.000 35.000 50.000 200.000 1.245.671
De Inspectie van Financiën heeft gunstig advies verleend op 1 december 2008.
Het personeelsbudget zal in de opstartfase verhoogd worden met de kosten van in totaal 17 voltijdse equivalenten waaronder een administrateur-generaal. Het personeelsbestand wijzigt door de wijziging van aanstellingen van het overgedragen personeel van de andere entiteiten van het ministerie van Onderwijs en Vorming. De bestaande taken worden uitgevoerd met personeel dat overgedragen wordt (in voltijdse equivalenten, VTE): Taak ondersteuning van de inspectie gelijkwaardigheid HO gelijkwaardigheid BO &SO examens
niveau A 0,5 A2, 5 A1 0,5 0,7 2,83
niveau B, C en D 3 B, 2 C en 2D 5,8 1,25 B en 0,5 D 0,5 C
Voor de examens wordt verder een beroep gedaan op 8 gedetacheerde personeelsleden uit het onderwijs. Voor de taken inzake normontwikkeling en inspectie zal het agentschap beroep kunnen doen op de bestaande Dienst voor Onderwijsontwikkeling (1 directeur, 6 adviseurs, 10 gedetacheerden en 4 medewerkers) en de onderwijsinspectie (3 inspecteurs-generaal, 8 coördinerend inspecteurs en 149 inspecteurs), zonder meerkost. Voor de volgende taken is de uitbreiding van het personeelsbudget verantwoord: 1. staf: Het agentschap wordt geleid door een administrateur generaal die wordt bijgestaan door 2B en 1C. Voor de aansturing van de taken met betrekking tot het garanderen van eenduidige en heldere certificeringsprocessen wordt in een N-1 functie extra voorzien; 2. kwaliteit kwalificaties: Voor de kwaliteitsborging van de kwalificaties moet in bijkomend personeel worden voorzien. De taken van het agentschap die voortvloeien uit het realiseren van een Vlaamse kwalificatiestructuur zijn nieuwe taken. Er wordt ingeschat dat hiervoor 5 VTE extra nodig zijn: 1 A1, 2 B’s en 2
11
C’s; 3. gelijkwaardigheid: Momenteel steunt de procedure van gelijkwaardigheid van buitenlandse bewijzen sterk op de expertise van de instellingen voor hoger onderwijs. Omdat het de bedoeling is deze expertise in het agentschap zelf op te bouwen, wordt in 1 VTE van niveau A extra voorzien. Dit extra personeelslid moet het mogelijk maken om in de toekomst ook meer in te gaan op vragen naar gelijkwaardigheid van binnenlandse bewijzen; 4. kwaliteit EVC-procedures: Voor de ondersteuning van de kwaliteit van de EVCprocedures wordt een kennisnetwerk opgezet. Omdat dit de uitvoering van nieuwe taken behelst, zal daarvoor extra personeel moeten aangetrokken worden. Een deel van die nieuwe taken heeft te maken met het ontwikkelen van kwaliteitscriteria, procedures, methodieken en instrumenten. Daarvoor zal het agentschap 1 VTE van niveau A2 aantrekken. Het is echter de bedoeling dat deze persoon een expertisenetwerk ontwikkelt waarmee ze aan de slag gaan om de vooropgestelde doelstelling te realiseren. Voor de algemene coördinatie van de opdrachten van het EVC kennisnetwerk wordt het benodigde personeel ingeschat op 1 VTE van niveau A1 en 1 VTE van niveau B. Voor de monitoring en evaluatie van de EVC-procedures is 1 VTE van niveau A2 nodig. Het is moeilijk in te schatten hoeveel personeel nodig is om het uniek loket voor informatie over EVC-mogelijkheden op kruissnelheid te laten functioneren. Voor een opstartfase wordt gedacht aan 1VTE van niveau A1 en 1 VTE van niveau B. Taak Staf
niveau A 1 AG, 1 N-1
niveau B, C en D 2 B en 1 C
kwaliteit kwalificaties
1 A1
2 B en 2 C
gelijkwaardigheid kwaliteit EVC-procedures
1 A1 2 A2, 2 A1
2B
Totaal
8
9
Meerkost 115.358 68.942 69.000 30.645 47.642 68.991 61.291 47.642 137.884 95.285 68.991 811.671
(Raming op basis van statutaire aanwervingskost geïndexeerd tot en met oktober 2008, met 6 of 12 jaar anciënniteit voor resp. A1, B1, C1 en A4, A2)
De administrateur-generaal kan later zijn personeelsplan aanpassen, zoals hij het nodig acht. Het departement Bestuurszaken heeft op 2 december 2008 advies verleend. De minister, bevoegd voor de bestuurszaken, heeft op 17 juli 2008 zijn akkoord verleend. De Inspectie van Financiën verleende een gunstig advies op 1 december 2008. Het begrotingsakkoord werd aangevraagd op 13 januari 2009. De Serv gaf advies op 23 december 2008 en de VLOR verleende haar advies op 27 november 2008.
12