Alcoholproblematiek bij ouderen in de huisartspraktijk
Signaleren, bespreken en interveniëren
Auteur Rachel van Gelder Maatschappelijk werk en Dienstverlening Hogeschool Windesheim
1
Alcoholproblematiek bij ouderen in de huisartspraktijk
Signaleren, bespreken en interveniëren
Colofon
Auteur Rachel van Gelder Maatschappelijk werk en Dienstverlening Hogeschool Windesheim
Opdrachtgever dr. Gerdien H. de Weert-van Oene Afdeling O&O IrisZorg
Begeleiders Jannet de Jonge – de Haan Lectoraat verslavingszorg Miranda Engelshoven Hogeschool Windesheim
Rapport Maart 2014
2
Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie ter afronding van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, domein Gezondheid en Welzijn, aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle. Mijn onderzoek gaat over alcoholgebruik bij ouderen. In de jaren van mijn opleiding heb ik mij gespecialiseerd tot jeugdzorgmedewerker, maar ter afsluiting van mijn opleiding wilde ik me richten op een totaal ander onderwerp. Het thema ouderen en alcohol was dan ook een zeer verfrissend en onbekend onderwerp maar bovenal leerzaam. Ik had van te voren niet bedacht dat het thema ouderen en alcohol een serieus probleem is in de Nederlandse samenleving en dat dit probleem, zolang er niets aan gedaan wordt, alleen maar groter wordt. Nu het onderzoek is afgerond realiseer ik mij dat het onderwerp risicovol alcoholgebruik bij ouderen nog lang niet de aandacht krijgt die het verdient en dat het onderwerp zich veelal in de taboesfeer afspeelt. Ik hoop dan ook door middel van mijn onderzoek een steentje bij te dragen aan verbetering omtrent de preventie van alcoholgebruik bij ouderen. Mijn dank gaat uit naar mijn opdrachtgever IrisZorg en naar mijn begeleiders en tevens ‘sparringspartner’ Jojanneke Diemers en Jannet de Jonge-de haan voor hun begeleiding, steun en motivering gedurende het onderzoek. Daarnaast wil ik de professionals bedanken die bereid zijn geweest om deel te nemen aan dit onderzoek, zonder hen was er geen onderzoek mogelijk. Tot slot wil ik mijn vader bedanken voor zijn support.
Rachel van Gelder Zwolle, Maart 2014
3
Samenvatting Het risicovol alcoholgebruik onder ouderen neemt de laatste jaren steeds meer toe. Uit gegevens van LADIS blijkt dat het aantal ouderen ouderen met een alcoholhulpvraag in de periode van 2002 tot 2011 met 136% is toegenomen (LADIS, 2013). In de regio Nijmegen is er sprake van groeiende alcoholproblematiek. De wijkateliers Heumen, Mook en Middelaar, Lent en Hazenkamp laten een significant hogere stijging zien ten opzichte van de andere gemeentes en wijken als het gaat om overmatig alcoholgebruik bij ouderen. Naar aanleiding van deze resultaten is een samenwerkingsproject ‘Ouderen en alcohol mij’n zorg?!’ opgestart tussen verschillende betrokken organisaties over een professionelere aanpak bij het thema ouderen en alcohol. Vanuit het PVA is er een protocol ontwikkeld voor vroegsignalering risicovol alcohol drinkende ouderen. De activiteiten van dit project zijn gericht op vroegsignalering en/of kortdurende interventies voor patiënten met problematisch alcoholgebruik in de publieke gezondheidszorg en/of generalistische basis-GGZ. IrisZorg heeft expertise op het gebied van verslaving. Zij hebben een training gefaciliteerd voor betrokken professionals in de drie wijkateliers in het kader van het project. De trainingen moeten een bijdrage leveren aan het verbeteren van kennis en vaardigheden op het gebied van vroegsignalering en het bespreken van alcoholproblemen bij ouderen door professionals. Daarnaast moet er een verwijzing of een kortdurende interventie plaats vinden na signalering. Dit onderzoek is een beschrijvend en een evaluerend onderzoek. Door middel van interviews wordt de (mogelijke) gedragsverandering geëvalueerd, en de globale werkwijze van de professionals in kaart wordt gebracht. Daarnaast wordt de optiek van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen en alcohol belicht. Dit onderzoek wordt gedaan aan de hand van een combinatie van twee methodieken. Er wordt gebruik gemaakt van literatuuronderzoek en interviews. Het onderzoek moet leiden tot een aanbeveling voor IrisZorg om de behoeftes van de professionals die in aanraking komen risicovol drinkende ouderen in kaart te brengen en hierop aan te sluiten. In totaal hebben er 15 professionals deelgenomen aan dit onderzoek: negen huisartsen, vier Praktijk Ondersteuners Huisartsen (POH) en twee maatschappelijk werkers. Uit dit onderzoek is gebleken dat de professionals in verschillende mate een gedragsverandering bij zichzelf waarnemen. De professionals zijn zich meer bewust van de problematiek, de grootte, ernst en omvang van de risicodoelgroep. Deze bewustwording heeft als resultaat dat de professionals het alcoholgebruik van de patiënt bespreekbaar durven en willen maken. Daarnaast maken de professionals vaker en meer gebruik van verschillende interventies die tijdens de training zijn aangeboden.
4
Inhoudsopgave
Voorwoord ..............................................................................................................................................3 Samenvatting ..........................................................................................................................................4 Hoofdstuk 1 Inleiding ........................................................................................................................7 1.1 Aanleiding tot onderzoek ...................................................................................................................7 1.2 Probleemformulering..........................................................................................................................8 1.3 Vraagstelling en doelstelling ..............................................................................................................9 1.4 Leeswijzer ..........................................................................................................................................9 Hoofdstuk 2 Contexthoofdstuk........................................................................................................10 2.1 De nieuwe Geestelijke Gezondheids Zorg .......................................................................................10 2.2 Het Partnership Vroegsignalering Alcohol.......................................................................................11 2.3 Alcohol mij’n zorg?! ........................................................................................................................12 2.3.1 Implementatie ...................................................................................................................12 2.4 IrisZorg .............................................................................................................................................13 2.4.1 IrisZorg preventie .............................................................................................................13 2.4.2 Training signalering risicovol alcoholgebruik bij ouderen ...............................................13 2.5 De maatschappelijk werker ..............................................................................................................14 Hoofdstuk 3 Verdiepende literatuur ...............................................................................................16 3.0 Terminologie ....................................................................................................................................16 3.1 Alcohol, ouderen en gezondheid ......................................................................................................17 3.1.1 Enkele cijfers ....................................................................................................................17 3.1.2 Zorgconsumptie ................................................................................................................17 3.1.3 Babyboomers ....................................................................................................................17 3.1.4 Risico’s .............................................................................................................................18 3.2 Signaleren van overmatig alcoholgebruik bij ouderen .....................................................................19 3.2.1 De huisarts ........................................................................................................................19 3.3 Preventieve zorg ...............................................................................................................................20 3.4 Screeningsinstrumenten....................................................................................................................20 3.4.1 AUDIT-C ..........................................................................................................................20 3.4.2 Five Shot ...........................................................................................................................21 3.5 Kortdurende interventies ..................................................................................................................22 3.6 Motiverende gespreksvoering ..........................................................................................................23 3.7 Gedragsverandering..........................................................................................................................24 Hoofdstuk 4 Methode van onderzoek .............................................................................................27 4.1 Onderzoekspopulatie ........................................................................................................................27 4.2 Dataverzameling methoden ..............................................................................................................27 4.3 Meetinstrumenten .............................................................................................................................28 4.4 Uitvoering dataverzameling .............................................................................................................28 4.5 Betrouwbaarheid en validiteit...........................................................................................................29 4.6 Analysemethode ...............................................................................................................................29 Hoofdstuk 5 Resultaten ....................................................................................................................30 5.1 Resultaten praktijkonderzoek ...........................................................................................................30 5.1.1 Topic: ervaring training ....................................................................................................30 5.1.2 Topic: signaleren ..............................................................................................................31 5.1.3 Topic: bespreekbaar maken ..............................................................................................32
5
5.1.4 Topic: interventies ............................................................................................................33 5.1.5 Topic: maatschappelijk werk ............................................................................................34 5.1.6 Topic: maatschappelijk werkers GB-GGZ en S-GGZ ......................................................35 5.1.7 Topic: bereikbaarheid IrisZorg .........................................................................................36 Hoofdstuk 6 Conclusie en discussie .................................................................................................38 6.1 Conclusie deelvragen en centrale onderzoeksvraag .........................................................................38 6.1.1 Conclusie deelvraag 1 .......................................................................................................38 6.1.2 Conclusie deelvraag 2 .......................................................................................................38 6.1.3 Conclusie deelvraag 3 .......................................................................................................39 6.1.4 Conclusie deelvraag 4 .......................................................................................................39 6.1.5 Conclusie centrale onderzoeksvraag.................................................................................40 6.2 Discussie...........................................................................................................................................40 6.2.1 Visie..................................................................................................................................40 6.2.2 Evaluatie methode van onderzoek ....................................................................................41 6.2.3 Aanbeveling ......................................................................................................................42 Literatuurlijst .......................................................................................................................................44 Bijlage 1 .................................................................................................................................................47 Bijlage 2 .................................................................................................................................................48 Bijlage 3 .................................................................................................................................................53 Bijlage 4 .................................................................................................................................................54 Bijlage 5 .................................................................................................................................................58 Bijlage 6 .................................................................................................................................................60
6
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding tot onderzoek
Dit afstudeeronderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van IrisZorg in het kader van het afstuderen aan de hogeschool Windesheim te Zwolle. Het onderzoek is in de eerste plaats bedoeld voor de medewerkers van IrisZorg, maar ook voor alle betrokken professionals bij het project ‘ouderen en alcohol mij’n zorg?!’. Dit onderzoek gaat over risicovol alcoholgebruik bij ouderen in de regio Nijmegen waarbij er wordt ingezoomd op de aanpak van deze problematiek in de huisartspraktijk. In dit rapport worden diverse termen gebruikt voor de aanduiding van patronen van alcoholgebruik die een negatief effect (kunnen) hebben op de gezondheid. Voorbeelden hiervan zijn risicovol alcoholgebruik, problematisch alcoholgebruik, probleemdrinkers, risicovol drinkende ouderen. Het gebruik van alcohol is sterk ingebed in het sociale leven van de Nederlander en daarmee het meest gebruikte genotsmiddel in de Nederlandse samenleving. Het vieren van een nieuwe baan, het behalen van een diploma of een mooie zomerse dag is al een reden om een glas bier of wijn te nuttigen. Het gebruik van alcohol is sterk afhankelijk van de omgevingsfactoren. Alcoholproblematiek is een volksgezondheidsprobleem van de huidige samenleving. De alcoholproblematiek onder ouderen kan verschillende oorzaken hebben. Ouderen krijgen naar mate ze ouder worden met verschillende live events te maken zoals: verlies van leeftijdsgenoten, afscheid nemen van een maatschappelijke betekenis (verlies van baan), kinderen verlaten het huis, afhankelijk worden van anderen. Deze factoren kunnen een rol spelen in het veranderen van de functie van alcoholgebruik. Was het gebruik van alcohol eerst uit gezelligheid, meedoen met anderen of drinken uit gewoonte, dan kan de functie van het drinken van alcohol nu het onderdrukken van emoties of sombere stemmingen vervullen. Alcohol krijgt zo ongemerkt een andere betekenis, geleidelijk aan gaat men steeds vaker drinken. Zo kan er op latere leeftijd, zonder dat de omgeving het merkt een alcoholprobleem ontstaan. De alcoholproblematiek bij ouderen is een groeiend probleem, steeds meer ouderen worden probleemdrinkers. Uit de factsheet alcohol en ouderen in Nederlandse verslavingszorg blijkt dat het aantal ouderen met een alcoholhulpvraag in de periode tussen 2002 en 2011 steeg met 136%. Onder deze cliënten is er een stijging te zien bij oudere cliënten in diezelfde 10 jaar. Het percentage ging van 17% in 2002 naar 25% in 2011 (LADIS, 2013). Ook in de regio Nijmegen is er sprake van een groeiende alcoholproblematiek bij ouderen. Uit een onderzoek in 2010 in de regio Nijmegen komt naar voren dat 80% van de ouderen in 2010 wel eens alcohol drinkt, dit is een stijging van 5% ten opzichte van het onderzoek in 2005. Wanneer de resultaten van verschillende gemeentes worden vergeleken blijkt dat in de gemeente Heumen, Mook en Middelaar significant meer ouderen zijn die overmatig drinken dan in regio Nijmegen (GGD regio Nijmegen, 2011). Uit screeningsbezoeken in Lent kwam naar voren dat er bij 9% van de ouderen er sprake is van overmatig alcoholgebruik. In vergelijking met de totale gescreende populatie ouderen, is dit 2% hoger (Kempen, 2011). Uit de ROS (regionale ondersteuningsstructuur) wijkscan (2012) van de wijk Hazenkamp is er een verwachte toename van 6% van patiënten die een alcoholafhankelijkheid hebben. Dit is 0,7% hoger dan de verwachte toename in Nijmegen.
7
Hazenkamp is een wijk met een hoge SES (sociaal economische score), vergelijkbaar met gemeente Heumen (Gemeente Nijmegen, 2012). 1.2
Probleemformulering
Naar aanleiding van de resultaten uit het eerder genoemde onderzoek is er medio 2012 vanuit Zorggroep Zuid Gelderland (ZZG) contact opgenomen met het Partnership Vroegsignalering Alcohol (PVA) over een professionelere aanpak bij het thema ouderen en alcohol. Het contact heeft geleid tot een aanjaagsubsidie voor een samenwerkingsproject ( ouderen en alcohol mij’n zorg ?!) tussen de ZZG, afdeling eerstelijnsgeneeskunde van UMC Radboud en IrisZorg. Het project wordt ondersteund door IQ Healthcare en de projectleider van het PVA. De keuze is gemaakt om specifiek aandacht te besteden aan de drie wijkateliers waar naar verhouding meer alcoholproblematiek te zien is onder ouderen, en die gemotiveerd zijn de alcoholproblematiek aan te pakken. De drie wijkateliers zijn: Heumen, Mook & Middelaar wijk Hazenkamp in stad Nijmegen wijk Lent in gemeente Nijmegen Vanuit het PVA is er een protocol ontwikkeld voor vroegsignalering risicovol alcohol drinkende ouderen. De activiteiten van dit project zijn gericht op vroegsignalering en/of kortdurende interventies voor patiënten met problematisch alcoholgebruik in de publieke gezondheidszorg en/of Generalistische basis GGZ. IrisZorg is het expertisecentrum op het gebied van verslaving. IrisZorg biedt professionele behandeling en begeleiding voor alle vormen van verslavingsproblemen in de provincie Gelderland en delen van Overijssel en Flevoland. Naast dat er mensen met hun verslavingsproblematiek worden behandeld en begeleid gaan zij ook preventief te werk door professionals, ouders en jongeren op het gebied van alcohol-, drugs- internetgebruik en gokken te adviseren, informeren, trainen en begeleiden. Omdat IrisZorg expertise heeft op het gebied van verslaving hebben zij diversen trainingen gegeven aan betrokken professionals in de drie wijkateliers in het kader van het project: ‘ouderen en alcohol mij’n zorg?!’ De trainingen moeten een bijdrage leveren aan het verbeteren van kennis en vaardigheden op het gebied van vroegsignalering en het bespreken van alcoholproblemen bij ouderen door professionals. Daarnaast moet er een verwijzing of een kortdurende interventie plaats vinden na signalering. Het is nog niet duidelijk of er door middel van de training een gedragsverandering waarneembaar is bij de professional. Onderzocht wordt of de professional een gedragsverandering bij zichzelf waarneemt in het signaleren, bespreekbaar maken en het interveniëren nadat hij deel heeft genomen aan de training. Het onderzoek richt zich op de huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen (POH), die de training hebben gevolgd. Zij kunnen motiveren, zelf interveniëren en kunnen de patiënt doorverwijzen naar de zorg, in dit geval IrisZorg. Door middel van het uitvoeren van dit onderzoek wordt er een beeld gevormd over hoe huisartsen en POH het risicovol alcoholgebruik bij ouderen signaleren, het bespreekbaar maken en doorverwijzen . De focus ligt op het gedrag van de professionals, nemen zij een gedragsverandering bij zichzelf waar naar aanleiding van de training? Bovendien wordt duidelijk wat de bereikbaarheid van IrisZorg is en hoe de training in zijn totaliteit is ervaren en wordt beoordeeld. Daarnaast zal er onderzocht worden wat de positie van de maatschappelijk werker is in de Generalistische Basis GGZ en Specialistische GGZ binnen het thema ouderen en alcohol. 8
Er zal een aanbeveling geschreven worden voor IrisZorg, zodat zij kunnen aansluiten op de behoeftes van de professional die in aanraking komt met probleemdrinkende ouderen. 1.3
Vraagstelling en doelstelling
De onderzoeksvraag luidt: Welke gedragsverandering met betrekking tot ouderen en alcohol nemen huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen bij zichzelf waar na deelname aan de training: ‘Vroegsignalering ouderen en alcohol’ van IrisZorg? Deelvragen: 1. Welke gedragsverandering nemen de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen waar met betrekking tot signaleren van risicovol alcoholgebruik bij ouderen? 2. Welke gedragsverandering nemen de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen waar met betrekking tot het bespreekbaar maken van risicovol alcoholgebruik bij ouderen? 3. Hoe kijken de huisartsen, praktijk ondersteuners huisartsen en maatschappelijk werkers naar de rol van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen en alcohol? 4. Welke gedragsverandering nemen de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen waar ten aanzien bij de interventies voor risicovol alcoholgebruik bij ouderen? Door middel van de resultaten van dit onderzoek wordt er een beeld gevormd van de aanpak van risicovol alcoholgebruik bij ouderen in de huisartspraktijk. Uit het onderzoek zal duidelijk worden hoe de training is ontvangen door de professionals en of zij een gedragsverandering bij zichzelf waarnemen. Voor IrisZorg wordt duidelijk hoe de aanpak van risicovol alcoholgebruik bij ouderen in de huisartspraktijk eruit ziet. Vanuit dit oogpunt kan IrisZorg ervoor zorgen dat zij aansluiten op de behoeftes van de doorverwijzers om overmatig alcoholgebruik bij ouderen stabiliseren of verminderen. Daarnaast zal in dit onderzoek duidelijk worden wat de positie van de maatschappelijk werker in deze context is. Er wordt een aanbeveling geschreven voor IrisZorg, zodat de zij kunnen aansluiten op de behoeftes van de professional die in aanraking komt met probleem drinkende ouderen. 1.4
Leeswijzer
Het onderzoek zal beginnen met het verduidelijken van de context van dit onderzoek (hoofdstuk 2). Onderwerpen die onder meer aan bod komen zijn: IrisZorg, het project ‘Alcohol mij’n zorg?!’ en relevante regionale en maatschappelijke ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 wordt er een theoretische verdieping gemaakt door allereerst een aantal belangrijke kernbegrippen te definiëren. Daarnaast wordt er verdiepende literatuur aan de hand van de thema’s: alcohol, ouderen en gezondheid, preventieve zorg, kortdurende interventies, motiverende gespreksvoering en gedragsverandering worden gepresenteerd. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de onderzoeksmethode weer. Daar op volgend in hoofdstuk 5 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 van dit onderzoek de conclusie weergegeven, tevens wordt hierin de discussie en aanbevelingen omschreven.
9
Hoofdstuk 2
Contexthoofdstuk
In de inleiding wordt gesproken over het samenwerkingsproject: ‘Alcohol mij’n zorg?!’. Om een beeld te schetsen van dit project wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de huidige verandering in de Geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast wordt het project verder toegelicht en de positie van IrisZorg en het maatschappelijk werk in kaart gebracht. In dit onderzoek wordt er gesproken over ouderen, hier wordt gerefereerd naar de personen in de leeftijd 55 jaar en ouder. 2.1
De nieuwe Geestelijke Gezondheids Zorg
De Nederlandse gezondheidszorg kent een organisatiestructuur van drie lagen. De eerste laag wordt de nuldelijnszorg genoemd, dit is de zorg die gegeven wordt door mantelzorgers, vrijwilligers of familie. Hierop volgt de eerstelijnszorg, dit is zorg waar elke Nederlandse burger zonder verwijzing naar toe kan gaan bijvoorbeeld, de huisarts, fysiotherapeut, algemeen maatschappelijk werk of psycholoog. Tot slot is er de tweedelijnszorg, deze zorg is beschikbaar na een doorverwijzing. Het gaat hier om specialistische hulp. Op 1 januari 2014 vond er een stelselwijzing plaats: de eerstelijns psychologische zorg en een deel van de tweedelijns zorg werd vervangen door de Generalistische Basis GGZ (GB-GGZ), het overgebleven deel van de tweedelijns zorg wordt vervangen door de Gespecialiseerde GGZ (S-GGZ). De grondgedachte hierachter is dat er vaak onnodige zware en te dure zorg werd verleend, het streven is de zorg lichter en goedkoper te maken door middel van het invoeren van de nieuwe GGZ. De GGZ in Nederland levert een onmisbare bijdrage aan een dynamische, gezonde en veilige samenleving. Van belang is dat de GGZ een sterk, degelijk en veelzijdig zorgaanbod heeft om mensen met psychische aandoeningen te behandelen en dat patiënten door de huisartsenzorg, de GB-GGZ en de S-GGZ snel en doeltreffend worden behandeld. Met dit beleid zal er een verschuiving van patiëntenstromen plaats vinden (Schippers, 2013) . Deze verschuiving zal als volgt uit zien:
(Schippers, 2013)
De positie van de huisarts is veranderd, de zo vermeende poortwachtersfunctie is versterkt. Dit betekent dat de huisarts beslist of de patiënt wel of niet in de huisartsenzorg kan worden behandeld, dan wel moet worden doorverwezen naar de GB-GGZ of de S- GGZ. Wanneer er geen sprake is van psychische problematiek wordt er gekeken naar een oplossing binnen het eigen netwerk of wordt verwezen naar een andere hulpverlener zoals de algemeen maatschappelijk weker (AMW) of andere hulpverlenende instanties. Om de aanloop van mensen met psychische klachten beter te kunnen organiseren, begeleiden en verwijzen, wordt de huidige module POH-GGZ (praktijkondersteuner huisarts) binnen de 10
huisartsenzorg versterkt. Dit betekent dat de huisarts wordt ondersteund door een team dat kan bestaan uit POH- GGZ, de Sociaal Psychiatrisch verpleegkundige (SPV-er) of andere hulpverlener. Daarnaast is er een mogelijkheid om een e-health programma aan te bieden en behoren ondersteuning van consultatieve dienstverlening door de psychiater, psychotherapeut, klinisch- of gezondheidszorgpsycholoog tot de mogelijkheden. Medicalisering moet zoveel mogelijk worden voorkomen; mensen moeten niet onnodig in de curatieve zorg behandeld worden (Rijksoverheid, 2013). 2.2
Het Partnership Vroegsignalering Alcohol
De minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Edith Schippers, presenteert medio 2011 de landelijke nota gezondheidsbeleid ‘gezondheid dichtbij’. Haar kabinet wil minder sterk in zetten op universele preventie, gericht op de algemene bevolking, zoals wet- en regelgeving en voorlichting. Ze wil juist inzetten op vroegsignalering dus, selectieve preventie gericht op risicogroepen die een vergrote kans hebben op het ontwikkelen van een drankprobleem. Het kabinet zet in op geïndiceerde preventie, gericht op mensen met problematisch alcoholgebruik die nog niet gediagnosticeerd zijn met alcoholmisbruik of –verslaving. Het belang van vroegsignalering blijft van kracht. Op grond hiervan is het voorstel van het Partnership Vroegsignalering Alcohol (Schippers, 2011) In 2005 is het Partnership Vroegsignalering (PVA) opgericht om een doeltreffende zorgketen van voorzieningen voor mensen met alcoholproblematiek te bevorderen. De huidige gezondheidszorg is zich bewust van de alcoholproblematiek in Nederland, maar komt nog onvoldoende in beweging om actie te ondernemen. Er zijn richtlijnen opgesteld om als leidraad te gebruiken bij het opsporen van (risicovol) alcoholgebruik, afgezien van deze richtlijnen blijkt dat de professional de signalen van risicovol alcoholgebruik bijna niet herkent. Vermoedelijk komt dit doordat problematisch alcoholgebruik tot weinig of geen specifieke symptomen of klachten leidt. Wanneer overmatig alcoholgebruik wel wordt gesignaleerd vindt er door de professional bijna geen doorverwijzing plaats naar de verslavingszorg. Daarnaast is er buiten de gezondheidszorg weinig aandacht voor het thema alcoholgebruik, zoals in het onderwijs, thuishulp of werk. Er mist een rechtstreekse lijn met de zorg. Het PVA is opgericht omdat er geen effectieve zorgketen van voorzieningen voor mensen met alcoholproblematiek is opgericht. Volgens het PVA kan de samenwerking tussen verschillende zorgorganisaties, zoals verslavingszorg, scholen, gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, buurt- en jongerenwerk, eerstelijnszorg en gemeentelijke organen sterk verbeterd moet worden. Het doel van het PVA luidt dan ook: ‘Het coördineren, initiëren en ondersteunen van vroegsignalering en het doen uitvoeren van effectieve (secundaire en geïndiceerde) preventie en behandeling bij alcoholproblematiek. Om te bevorderen dat bij probleemdrinkers vroegsignalering en kortdurende interventies zo breed mogelijk worden toegepast, zijn voor jeugdigen, volwassenen en ouderen, activiteiten ontwikkeld in zowel de eerste- en de tweedelijnsgezondheidszorg, in gemeentelijke preventieprojecten en in de verslavingszorg’ (Partnership Vroegsignalering Alcohol). Om dit mogelijk te maken werkt het PVA aan drie doelen. Het eerste doel is gericht op het in kaart brengen van gebreken en problemen bij de implementatie van vroegsignalering en kortdurende interventies voor probleemdrinkers. Het tweede doel beoogt een realisatie van een betere inzetbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van kortdurende interventies en vroegsignalering binnen de gezondheidszorg, maar met name binnen de eerste- en tweedelijns 11
in de gespecialiseerde zorg. Het derde en tevens het laatste doel is het bewerkstelligen van een grotere betrokkenheid van de gezondheidszorg. Het PVA heeft verschillende werkgroepen waar activiteiten en producten worden ontwikkeld voor een bepaalde doelgroep. De werkgroepen zijn onderverdeeld in eerste lijn en publieke gezondheid, tweede lijn, jongeren en senioren. De werkgroep senioren is ontstaan naar aanleiding van de aanzienlijk forse stijging (9%) van alcoholproblemen bij ouderen (55 plus) dit wordt in paragraaf 3.1.2 verder toegelicht. Het PVA heeft daarom besloten een protocol te maken voor deze doelgroep. Deze speciale aandacht is nodig, omdat er bij deze doelgroep een afwijkende drinknorm dient te worden gehanteerd. Dit heeft te maken met de alcoholtolerantiegrens van de ouderen, met het stijgen van de leeftijd verlaagd de tolerantiedrempel. Daarnaast is de setting waarin screening en vroegsignalering plaatsvindt anders, bij deze doelgroep is een verzorgingstehuis, thuiszorg, welzijnswerk, gezondheidscentrum meer passend (Partnership Vroegsignalering Alcohol). 2.3
Alcohol mij’n zorg?!
De pilot Alcohol mij’n zorg is één van de activiteiten binnen het deelproject ouderen en alcohol van het Partnership Vroegsignalering. In paragraaf 1.2 wordt uitgelegd hoe de aanjaagsubsidie van de PVA-pilot Alcohol mij’n zorg?! tot stand is gekomen. Naar aanleiding van deze pilot is er vanuit de Zorggroep Zuid Gelderland en IrisZorg een beleidsnotitie (2013) ontwikkelt voor vroegsignalering van risicovol alcohol drinkende ouderen. Het algemene doel van deze notitie is de toename van overmatig alcoholgebruik onder 55-plussers te stabiliseren. Daarnaast moet deze notitie een bewustwordingsproces op gang brengen bij 55-plus cliënten over gevolgen van overmatig alcoholgebruik en de kennis en vaardigheden van professionals verbeteren op het gebied van vroegsignalering van alcoholprobleem bij 55-plussers. Tot slot zal het bijdragen aan het ontwikkelen van een (scholings-) programma vroegsignalering voor de eerstelijnszorg, welzijnsprofessionals en vrijwilligers in de drie wijkateliers. In paragraaf 2.4.2 wordt een overzicht van de inhoud van de training weergegeven. Het programma kan later ook aangeboden worden aan zorgverleners werkzaam in een intramurale setting. 2.3.1. Implementatie Er zijn twee verschillende benaderingen toegepast om vroegsignalering van problematisch alcoholgebruik te implementeren in de drie wijkateliers. Om zorgverlenende professionals van kennis en kunde te kunnen voorzien hebben zij scholing, door middel van een training, gekregen. Dit was een implementatie strategie direct gericht op de zorgverleners. De betrokken professionals zijn onder andere: thuiszorgmedewerkers, fysiotherapeuten, ouderenadviseurs, maatschappelijk werkers, praktijkondersteuners en huisartsen. Daarnaast is er organisatiegerichte implementatiestrategie uitgevoerd. Hierbij is een beleidsnotitie met aanvullende wijk-specifieke zorgpaden ontwikkeld, met als doel organisatie breed dezelfde richtlijnen te laten gelden. De handleiding van het Trimbos Instituut ‘bouwstenen zorgpaden basis GGZ’ is leidend hierin geweest. In deze handleiding wordt beschreven welke methodiek centraal staat bij problematisch alcoholgebruik, welke interventies er zijn en wat het belang is van nauwe samenwerking met andere hulpverleners en de verslavingszorg (2012) . Het zorgpad dat door de wijkateliers is ontworpen is gericht op bewustwording van een mogelijk alcoholprobleem bij ouderen. Hierbij is het wenselijk dat de ouderen zich ook bewust worden van het alcoholprobleem en ondersteund worden in het aanpakken van het drinkgedrag. 12
Tot slot is er een borgingsplan geschreven om de vroegsignalering van problematisch alcoholgebruik systematisch te borgen in de dagelijkse praktijk van zorgverleners. 2.4
IrisZorg
IrisZorg is het expertisecentrum op het gebied van verslaving in de provincie Gelderland en delen van Overijssel en Flevoland. IrisZorg biedt professionele behandeling en begeleiding voor mensen die grip op hun leven willen krijgen of behouden, omdat ze problemen ervaren op verschillende levensgebieden zoals huisvesting, werk, financiën, relaties waarbij verslaving de primaire problematiek is. IrisZorg zet zich in voor de doelgroep jongeren, volwassenen en gezinnen en richt zich op het versterken van de eigen kracht en werkt systemisch. Ze betrekt het gehele systeem in de behandeling en begeleiding. Daarnaast is IrisZorg een erkende organisatie voor verslavingsreclassering in de regio Arnhem. Wanneer iemand door gebruik van drugs, alcohol of gokken in aanraking komt met de politie wordt voor reclasseringshulp naar IrisZorg doorverwezen. Het aanbod van IrisZorg in het kort is: o Verslavingsbehandeling: ambulant en klinisch o Dag-, nacht, avond- en crisisopvang o Woonbegeleiding o Werk- en activiteitenprogramma’s o Reclassering o Forensische zorg o Onderzoek o Preventie: voorlichting en advies 2.4.1 IrisZorg preventie Deze tak van IrisZorg informeert, adviseert, begeleidt en traint professionals, ouders en jongeren op het gebied van gokken, drugs-, alcohol- en internetgebruik. Het is een schakel voor de zorg en zo nodig een naadloze aansluiting op de zorg. Voor de cliënt is preventie een bron van informatie, voor financiers een adviseur en sparringpartner en voor de samenleving een actuele en objectieve bron. IrisZorg preventie heeft een groot scala aan activiteiten en interventies op een effectieve manier gecombineerd. Deze activiteiten vinden plaats op drie verschillende niveaus. Ten eerst als geïndiceerde preventie, deze preventie is gerecht op personen met lichte klachten waar geen sprake is van verslavingsproblematiek. Ten tweede als selectieve preventie, gericht op risicogroepen. Tot slot als universele preventie, waar de focus ligt op een algemeen publiek. 2.4.2 Training signaleren risicovol alcoholgebruik bij ouderen IrisZorg is vanwege hun expertise betrokken bij de het project ‘Alcohol mij’n zorg?!’. IrisZorg preventie is verantwoordelijk voor aandragen en verzorgen van de scholing. Om als professional goed te kunnen signaleren en doorverwijzen is het van belang om op de hoogte te zijn van de risico’s en effecten van alcohol bij 55-plussers. Daarnaast is het belangrijk om te weten wat hun eigen houding is ten opzichte van alcoholgebruik. Vanuit hier kunnen alle professionals een screeningsinstrument zoals, de Audit-C of Five shot toepassen en verdere stappen ondernemen. De thema’s die centraal stonden in deze scholing waren: kennis ouderen en alcohol, vroegsignalering mogelijk problematisch gebruik, screeningsinstrument Audit C en 5 shot, gesprekstechnieken om in gesprek te gaan met ouderen. Een hand out van de training is terug te vinden in bijlage 2.
13
De professionals die in aanmerking kwamen voor een scholing zijn verdeeld in twee groepen. Groep 1: bestond uit intermediairs (de signaleerders) die werden aangeleerd de AUDIT-C te gebruiken bij vermoedens van problematisch alcohol gebruik en indien haalbaar met de oudere in gesprek te gaan en te motiveren om naar de huisarts te gaan. De nadruk van de scholing lag op kennis en bewustwording. Groep 2: bestond uit intermediairs (huisartsen, wijkverpleegkundigen, maatschappelijk werkers, psychologen en POH) die naast signaleren en screenen ook de ouderen kunnen ondersteunen middels eenvoudig in te zetten interventies. Tijdens deze scholing was er naast kennis en bewustwording meer aandacht voor gesprekstechnieken (een voorloper van motiverende gespreksvoering). In Hazenkamp bestond deze groep voornamelijk uit huisartsen en paramedici, praktijkondersteuners en maatschappelijk werk; in Malden uit huisartsen, praktijkondersteuners, wijkverpleegkundigen, maatschappelijk werk en eerstelijns psychologen en in Lent uit wijkverpleegkundigen, ouderenadviseurs en paramedici. In Lent deed slechts één huisarts mee aan de scholing. In dit onderzoek ligt de focus op de huisarts. De huidige verandering in de GGZ zorgt ervoor dat de positie van de huisarts wordt versterkt en een belangrijke poortwachter is in de algemene geestelijke gezondheidszorg. De huisarts is de enige persoon die de persoon kan doorverwijzen naar mogelijke gespecialiseerde zorg, in dit geval IrisZorg. 2.5
De Maatschappelijk Werker
In dit onderzoek wordt er aandacht besteed aan de rol van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen en alcohol. De maatschappelijk werker heeft als doel het bevorderen van de mens en het tot zijn recht laten komen, als mens en als burger. Het streven is de mens zich in wisselwerking met hun sociale omgeving zo goed mogelijk te laten ontwikkelen, naar hun eigen behoefte, beschouwing en aard. Hierin rekening houdend met de medemens (Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers, 2000). De MOgroep M&WD definieert het algemeen maatschappelijk werk (AMW) als volgt:’ AMW bevordert de psychosociale zelfredzaamheid van mensen door het voeren van persoonlijke gesprekken met mensen die problemen hebben en biedt praktische en materiële hulp’(MOgroep,2011). De problemen die de mens ervaart kan worden opgedeeld in drie soorten problemen, namelijk: -psychosociale problematiek ( zoals depressie, verslaving en eenzaamheid) -relatieproblematiek (zoals scheiding, huiselijk geweld, opvoedproblemen) -sociale-materiele vragen (zoals schulden-, huisvesting-, arbeid problematiek) De kerntaak van het AMW is het versterken van de sociale zelfredzaamheid van mensen met psychosociale problematiek. Centraal bij deze aanpak staan de krachten en mogelijkheden van de cliënten en de omgeving in kaart te brengen die zij aanvankelijk niet zelfstandig kunnen oplossen/verhelpen. Hiervoor worden vaak termen als empowerment, zelfredzaamheid, krachtgerichte benaderingen voor gebruikt. Het uiteindelijke doel is de cliënt structurele vaardigheden en inzicht te geven bij het oplossen of aanvaarden van de problemen. Hierbij wordt er aandacht besteed aan het netwerk van de cliënt en deze te benutten en/of versterken (MOVISIE, 2013).
14
Met de huidige verandering in de geestelijke gezondheidszorg is het onduidelijk welke positie de maatschappelijk werker krijgt en/of heeft. De huisarts krijgt de mogelijkheid om praktische ondersteuning in te huren, zoals een SPV’er (Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige), POHGGZ en maatschappelijke werker. Toch ligt de focus in het beleid op het POH-GGZ, en wordt er getracht dit beroep tot een BIG- geregistreerd beroep over te hevelen. De maatschappelijk werker heeft bij sommige vacatures de mogelijkheid om te solliciteren op de functie van POH-GGZ, deze vacatures bieden zich maar sporadisch aan. Vaak wordt er gevraagd naar een meer medische achtergrond. Omdat de verschuiving ook invloed heeft op de maatschappelijk werkers wordt er in dit onderzoek ook aandacht besteed aan de positie van de maatschappelijk werker, zowel in de GB-GGZ als de S-GGZ.
15
Hoofdstuk 3
Verdiepende literatuur
In paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op alcohol in combinatie met ouderen, en welke effecten dit heeft. In paragraaf 3.2 komt het signaleren van risicovol alcoholgebruik aan bod, gevold door de onderwerpen preventieve zorg in paragraaf 3.3, screeningsinstrumenten in paragraaf 3.4, kortdurende interventies in paragraaf 3.5, motiverende gespreksvoering in paragraaf 3.6. Het hoofdstuk wordt afgesloten met het onderwerp gedragsverandering. 3.0
Terminologie
In de literatuur worden er verschillende termen gebruikt. In deze paragraaf wordt een aantal begrippen verduidelijk, verdiep en/of toegelicht. Deze begrippen zullen regelmatig naar voren komen. Alcoholproblematiek wordt in het DSM tot de groep ‘aan middel gebonden stoornissen’. Er wordt onderscheid gemaakt tussen alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid. Alcoholmisbruik Bij alcoholmisbruik blijft de persoon met regelmaat alcohol drinken, hoewel dit schadelijke gevolgen heeft in de zin van verwaarlozing van maatschappelijke verplichtingen, fysiek gevaar, problemen met justitie of politie (alcoholgebruik in het verkeer), en interpersoonlijke problemen (Trimbos Instituut, 2007). Alcoholafhankelijkheid Er kan gesproken worden van een alcoholafhankelijkheid als de persoon op minstens drie van de volgende verslavingscriteria scoort: ‘tolerantie; onthoudingsverschijnselen; meer drinken dan voorgenomen; tevergeefs willen stoppen of minderen met drinken; veel tijd besteden aan drinken en herstellen van het drinken; opgeven of verminderen van sociale en beroepsmatige activiteiten vanwege alcoholgebruik; doorgaan met drinken ondanks de wetenschap dat lichamelijke of psychische problemen ontstaan of verergeren door het alcoholgebruik’ (Trimbos Instituut, 2007). Problematisch alcoholgebruik Er wordt gesproken over problematisch alcoholgebruik wanneer het drinkpatroon leidt tot lichamelijk en/of psychische problemen dan wel belemmert dat aanwezige problemen adequaat worden aangepakt. De hoeveelheid alcohol is daarbij van ondergeschikt belang (Nederlands Huisartsen Genootschap, 2005). Riskant alcoholgebruik Een drinkpatroon waarbij het risico op schade op lichamelijk, geestelijk of sociaal niveau wordt vergroot, maar waarbij de schade nog niet zichtbaar is (Trimbos Instituut, 2007). Schadelijk alcoholgebruik Een drinkpatroon waarbij de schade op lichamelijk, geestelijk of sociaal niveau wel zichtbaar is. Deze personen ondervinden problemen van hun alcoholgebruik, maar kunnen nog niet als alcoholafhankelijk gedefinieerd worden (Trimbos Instituut, 2007). Praktijk Ondersteuners Huisartsen Functionaris op Hbo-niveau met een belangrijke taak in de zorg voor kwaliteit in de huisartsenpraktijk. Er zijn twee specialisaties: somatiek en geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ).
16
3.1
Alcohol, ouderen en gezondheid
3.1.1 Enkele cijfers De dubbele vergrijzing in Nederland is een feit; het percentage ouderen in de samenleving stijgt gestaag en zij worden steeds ouder. Uit onderzoek van Centraal Bureau voor de Statistiek komt naar voren dat Nederland in 2011, 2,6 miljoen 65-plussers telde, dit is ongeveer 15% van de totale Nederlandse bevolking (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011). De ouderen zijn gezond en actief, hebben hobby’s en zetten hun leefstijl voort. Daarbij hoort ook het drinken van alcohol. Uit onderzoek van het Trimbos Instituut (2013) komt naar voren dat 84% in de leeftijd van 15 tot en met 64 jaar, het afgelopen jaar alcohol heeft gedronken. Alcohol is daarmee het meest gebruikte genotsmiddel in Nederland. Het meeste onderzoek naar alcoholgebruik is gedaan bij jongere volwassenen. De laatste jaren is er steeds meer behoefte naar om inzicht te krijgen naar het alcoholgebruik bij ouderen volwassenen, zeker nu blijkt dat het aantal alcohol verslaafde ouderen de laatste tien jaar fors is toegenomen. 3.1.2.Zorgconsumptie Het advies van de Gezondheidsraad voor aanvaardbaar alcoholgebruik is voor gezonde volwassen mannen niet meer dan twee standaardglazen per dag te drinken, voor vrouwen is het advies niet meer dan één standaardglas (2006). Echter in de samenvattingskaart van problematisch alcoholgebruik, M10, voor de huisartsen staat een maximale hoeveelheid van één standaardglas per dag voor ouderen (Nederlands Huisartsen Genootschap, 2005). Het huidige advies voor aanvaardbaar alcoholgebruik voor ouderen is momenteel in herziening en zal waarschijnlijk uitkomen op een advies van maximaal één standaardglas per dag voor zowel de man als vrouw. Daarbij wordt geadviseerd om een tussenpauze in te lassen van twee dagen waarin geen alcohol wordt gedronken om gewenning te voorkomen en om de lever hersteltijd te geven (Nederlands Huisartsen Genootschap, 2005). Het landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) signaleert een duidelijke toename van het aantal 55-plussers dat hulp vraagt wegens alcoholproblematiek, deze stijging zal waarschijnlijk de komende jaren nog aanhouden (Wisselink, Kuijpers, & Mol, 2012). In 2002 is 17% van de cliënten die worstelen met alcohol als primaire problematiek 55 jaar of ouder, in 2012 dit is 1,5 keer zo veel namelijk 26%. Dit geeft aan dat het aandeel ouderen boven de 55 jaar steeds groter wordt binnen de verslavingszorg (LADIS, 2013). In 2008 gebruikte 71% van de 65-plussers per dag gemiddeld meer dan een glas alcohol (1,4 glas) hiervan dronk 8% ruim drie of meer glazen. Ook is het percentage van zware drinkers (minstens een keer per week zes of meer glazen drinken) met 2% toegenomen in de periode 2003 tot 2008. Dit zijn echter alleen de volwassene die geholpen willen worden, in werkelijkheid ligt het aantal zware drinkers met een alcohol afhankelijkheid veel hoger. Er ligt volgens van Gestel een groot taboe op verslavingszorg onder deze groep, ‘dat is iets voor junkies niet voor hun’ (2011). Daarnaast hebben ouderen meer dan jongere mensen de neiging om dagelijks te drinken en mogelijkerwijs meer geld te besteden. Dit is niet zo eigenaardig want, veel van deze ouderen maken deel uit van de zogenaamde ‘babyboomers’. 3.1.3.Babyboomers Het begrip babyboom betekent geboortegolf (van Dale). Dit begrip is een demografische term waarmee verwezen wordt naar een geboortegolf die in veel West-Europese landen en in de Verenigde Stagen optrad, vlak na de Tweede Wereldoorlog. De eerste lichting babyboomers van 1946 hebben in maart en april hun AOW-uitkering gekregen. De pensionering van deze babyboomers zorgde voor een scherpe toename van het aantal AOW-uitkeringen (Bie & Latten, 2012). De babyboomgeneratie is de eerste naoorlogse 17
generatie die in het dagelijks leven met regelmaat alcohol ging gebruiken. Door het stijgen van de welvaart nam de vrije tijd toe, hierdoor is een eigen levensstijl ontstaan waarin alcohol een steeds grotere rol speelt. Veel babyboomers hebben zich ontwikkeld tot stevige weekenddrinkers. Volgens van Gestel (2011) ontstaat veel verslavingsproblematiek bij ouderen bij het pensioneren. Dit komt omdat veel ouderen, wanneer ze thuis komen te zitten, worstelen in de zoektocht naar een zinvolle daginvulling. Veel ouderen vallen bij het pensioneren in een gat. De verleiding is dan ook groot om een ‘eeuwige weekend’ in te richten waarbij drank verschillende problemen die te maken hebben met het ouder worden verzacht. In deze levensfase sluiten ouderen hun arbeidzame leven af en het netwerk dat daarbij hoorde. Ook spelen factoren zoals stress, slaapproblemen, alcoholgebruik in de voorgeschiedenis, verlies van gezondheid, financiële problemen, negatieve life- events (verlies van dierbaren, gedwongen verhuizing), een rol in het sluipenderwijs toenemen van het dagelijkse alcoholgebruik (Noteborn, Sanderson, Zwanikken, Deckers, & Alphen, 2013). 3.1.4.Risico’s Ouderen zijn een risicogroep voor problematisch alcoholgebruik die extra aandacht behoeft. De verhoogde kwetsbaarheid van de oudere zorgt ervoor dat de negatieve gevolgen van alcohol sneller vat op het lichaam krijgt bij ouderen dan bij jongeren onder de 18 jaar. Met andere woorden, ouderen zijn over het algemeen eerder dronken en een kleine hoeveelheid alcoholhoudende drank kan soms al schadelijk gevolgen hebben. Dit heeft te maken met een afname van lichaamsvocht, een relatieve toename van lichaamsvet en een verminderende werking van nieren en lever. Ook het gebruik van medicatie die niet samen gaat met alcohol kan ervoor zorgen dat geringe hoeveelheid alcohol eerder leidt tot intoxicatie of orgaanschade (Dufour & Fuller, 1995). Daarnaast gebruikt de 65-plusser driemaal zoveel geneesmiddelen als de gemiddelde Nederlander, deze medicijnen worden overwegend chronisch gebruikt. De meest gebruikte middelen die ouderen gebruiken zijn medicijnen voor een hoge bloeddruk, slaapmedicatie en bloedverdunners, de ouderen gebruiken gemiddeld drie geneesmiddelen naast elkaar (Griens, Tinke, & van der Vaart, 2007). De mogelijke gevolgen van overmatig alcoholgebruik kunnen zijn een verhoogd risico op een beroerte door bloeding, een verhoogde kans op valincidenten, cognitieve problemen, problemen met de maag, darm en lever en een verhoogde kans op borstkanker. Ook komt bij ouderen veel psychosociale problematiek voor zoals, lichtgeraaktheid, somberheid – depressie, slapeloosheid. In de Amerikaanse norm wordt aangeraden niet meer dan 1,5 glas per dag te drinken (National Institute on Alcohol Abuse and Alcoholism, 2013). De Nederlandse norm is scherper, namelijk één glas per dag. Daarentegen blijkt wel uit onderzoek dat matig alcoholgebruik het risico op hart- en vaatziekten, diabetes, osteoporose en dementie verkleind (Laar, et al., 2011). Bij ouderen kan er ook sprake zijn van ‘stille’ problematiek, hiermee wordt psychische problematiek bedoeld. Deze psychische problemen kunnen leiden tot overmatig alcoholgebruik. Bijna een kwart van de ouderen leiden aan een psychische stoornis, de meest voorkomende stoornissen zijn: angststoornissen, dementie en depressie. Ook kan alcoholgebruik een oorzaak zijn van valincidenten. Ouderen hebben een verhoogd risico om te vallen. Vallen is de zesde doodsoorzaak bij 65-plussers. Bijna één derde van de 65-plussers die nog thuis wonen, valt elk jaar. Hiervan valt de helft elk jaar herhaaldelijk (Baarsen, 2009). 18
3.2
Signaleren van overmatig alcoholgebruik bij ouderen
Ouderen met verslavingsproblematiek worden vaak onderbehandeld, omdat signalen die duiden op overmatig alcoholgebruik door hulpverleners niet worden herkend. De symptomen van deze ouderen zijn vaak niet eenduidig en worden daarnaast vaak verborgen door andere gezondheidsproblemen. Ook zijn deze signalen gemakkelijk te verwarren met normale ouderdomsverschijnselen zoals: trillen, vallen, vertraagd handelen en denken, of somatische problemen. Niet alleen door de hulpverleners worden de signalen niet herkend, ook de ouderen zelf brengen het vaak niet ter sprake omdat zij geen verband zien in de klachten en het alcoholgebruik (Noteborn, Sanderson, et al., 2013).Wat daarnaast ook een rol kan spelen is dat men vind dat ouderen al zoveel verloren hebben dat ze hen dat laatste pleziertje nog willen onthouden en daarom de signalen van risicovol alcoholgebruik niet benoemen(Aartsen, 2012). 3.2.1.De huisarts Voor lichamelijke of psychische klachten is de huisarts vaak de meest laagdrempelige hulpverlener. In 2012 bezochten ruim 70% van de 55-plussers minstens eenmaal de huisarts (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013). Uit onderzoek blijkt dat bij 9 tot 10% van de patiënten in de huisartspraktijk sprake is van problematisch alcoholgebruik (Kersten, 2007). Onder problematisch alcoholgebruik wordt verstaan: ’een drinkpatroon dat leidt tot lichamelijke klachten en/of psychische of sociale problemen dan wel verhindert dat bestaande problemen adequaat worden aangepakt. De geconsumeerde hoeveel alcohol is daarbij van ondergeschikt belang’(Nederlands Huisartsen Genootschap, 2005). De vroegsignalering van problematisch alcoholgebruik bij ouderen zou daarom zeer passend zijn bij de taak van de huisartsen, met name voor oudere patiënten. Echter, verschillende factoren remmen de uitvoering van preventieve zorg. Het blijkt dat gezondheidswerkers of andere eerstelijns professionals het onderwerp vaak niet ter sprake brengen. Er worden verschillende redenen aangedragen waarom de uitvoering van preventieve zorg stagneert. Ten eerste, in de hulpverlening staat het begrip ‘vertrouwen’ centraal. De hulpverleners willen de relatie die zij met de patiënt hebben niet aan tasten of schaden en kiezen ervoor om het alcoholgebruik niet bespreekbaar te maken. Echter blijkt uit onderzoek dat de patiënt het niet erg vindt als er naar het alcoholgebruik wordt gevraagd of door middel van een onderzoek meer informatie wil verkrijgen. Ook zullen veel patiënten het niet erg vinden om informatie en advies over aanvaardbaar alcoholgebruik van hun huisarts te krijgen (Risselada, Kleinjan, & Jansen, 2009). Bij de huisarts liggen er verschillende redenen aan ten grondslag waarom zij geen preventieve zorg aan ouderen bieden of wat dit beïnvloed. Ten eerste, voelt de huisarts zich vaak niet voldoende toegerust om problematisch alcoholgebruik op te sporen. Dit kan te maken hebben met het gebrek aan opleiding en/of training, weinig vertrouwen in de effectiviteit van zijn eigen begeleidingsvaardigheden. Ten tweede, de huisarts is niet bekend met de mogelijke interventies of ziet de effectiviteit van de interventie niet in. Een derde reden kan zijn dat de huisarts het belang van preventiezorg onderschat. Daarnaast kan men ook deze risicovolle doelgroep onderschatten. Ten slotte voelt niet elke huisarts de vroegsignalering en begeleiding van alcoholproblematiek het als zijn of haar taak. Huisartsen hechten grote waarde aan de attitude van de patiënt tegenover preventieve zorg, uit eerder studies is gebleken dat er bij patiënten een gebrek aan motivatie en bereidheid is om te veranderen. Daarnaast blijkt dat de aanbevelingen zeer beperkt worden nageleefd. Dit is van invloed op het bieden van preventieve zorg.
19
Op landelijk niveau is de versnippering van de zorg en het gebrek aan samenwerking tussen verschillende zorgverleners op het gebied van preventie en gezondheidsbevordering een belemmering voor preventieve zorg. Continuïteit van de zorg en frequent patiëntcontact biedt meer mogelijkheid voor preventieve zorg (Walter et al. 2010). Over het algemeen wordt vroegsignalering als lastig en tijd rovend ervaren omdat er geen specifieke symptomen of klachten zijn die wijzen op problematisch alcoholgebruik (Partnership Vroegsignalering Alcohol, 2008). 3.3
Preventieve zorg
‘Een preventieprogramma is het geheel van samenhangende activiteiten of maatregelen waarmee doelbewust een vooraf omschreven preventief effect bewerkstelligd wordt bij een duidelijk omschreven doelgroep’ (Bransen, Veen, & Bool, 2008). De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) heeft de afgelopen tien jaar steeds meer de zorg in termen van programma’s uitgedrukt. Centraal in deze zorgprogramma’s wordt uitgegaan van een doelgroep met bijpassende hulpvragen en er wordt vervolgens gezocht naar aanbod dat nodig of wenselijk is om antwoord te geven op de hulpvragen. Vaak is er sprake van een getoetst modelprogramma. Dit houdt in dat het programma bestaat uit gestandaardiseerde interventies die evidenced based zijn. Een programma kent een logische opbouw van licht naar zware interventies, wat ook wel de stepped care principes wordt genoemd. In een interventieprogramma is er een heldere screeningsprocedure en een duidelijk toeleidingsysteem naar intensievere zorg vastgelegd (Bransen, Veen, & Bool, 2008). Het aanbieden en de verantwoordelijkheid van preventieve zorg ligt bij de gemeenten en rijksoverheid. De gemeenten en rijksoverheid zijn verantwoordelijk om voor de implementatie van preventieve taken die niet direct voortkomen uit de hulpvraag van de burgers. De gemeenten schrijven eens per vier jaar een nota waarin zij het gezondheidsbeleid beschrijven. Leidend hiervoor is de preventienota van de overheid. Voor 2011 was dit het minder sterk in zetten op universele preventie maar juist meer inzetten op selectieve preventie gericht op risicogroepen die een vergrote kans lopen op een drankprobleem door middel van vroegsignalering (Ministerie van Volksgezondheid, 2011). Diagnostiek en vroegtijdige herkenning van risicovol alcoholgebruik is van belang, omdat daarmee sociale- en lichamelijke afbreuk kan worden voorkomen alsmede alcoholafhankelijkheid en misbruik. De kortdurende interventies die hiervoor zijn ontwikkeld lenen zich hiervoor. 3.4
Screeningsinstrumenten
Om het alcoholgebruik van de patiënt in de kaart te brengen is er de mogelijkheid om gebruik te maken van een screeningsinstrument. Tijdens de training zijn er twee screeningsinstrumenten, de Audit-C en five shot, aangedragen en uitgelegd aan de professionals. 3.4.1. AUDIT-C De Alcohol Use Disorders Indentification Test (AUDIT) is een betrouwbaar screeningsinstrument en geschikt voor verschillende populaties. De AUDIT-C is een bewerkte versie van de AUDIT, die uit 10 vragen bestaat ter ondersteuning voor het identificeren van patiënten met (beginnende) alcoholproblematiek of problematische alcoholgebruik. Door middel van de 10 vragen worden drie domeinen van alcoholmisbruik gemeten: consumptie, afhankelijkheid en alcohol gerelateerde problemen. 20
Deze items worden gescoord op een schaal van 0 tot en met 4, waarna het totaal van alle punten van 10 vragen de uiteindelijke score geeft. De AUDIT-C is ontwikkeld omdat de AUDIT in de gezondheidszorg te veel tijd in beslag nam, de AUDIT-C bestaat alleen uit de drie items die consumptie meten (Risselada et al., 2009). Vragenlijst AUDIT-C 1.Hoe vaak drinkt u alcohol? Nooit Maandelijks of minder 0* 1
2-4 x per maand 2
2-3 x per week 3
2. Hoeveel drinkt u op een typische dag dat u alcohol gebruikt? 1-2 glazen 3-4 glazen 5-6 glazen 7-9 glazen 0 1 2 3 3.Hoe vaak drinkt u meer dan zes glazen alcohol per gelegenheid? Nooit Minder dan 1 x Maandelijks Wekelijks per maand 0 1 2 3
4- of vaker 4
10 of meer 4
dagelijks 4
*Aantal punten.
Het advies vanuit IrisZorg is bij de volgende scores als volgt: Scoort de cliënt 0-3 punten dan hoeft er geen actie ondernomen worden. Bij een score tussen de 4-7 punten adviseert IrisZorg een advies gesprek met huisarts en het toepassen van vroegsignalering interventies. Wanneer een cliënt/patiënt een score heeft tussen de 8-12 punten adviseren zij weer een advies gesprek bij de huisarts voor een mogelijk verwijzing naar de verslavingszorg (geïndiceerde preventie of behandeling). Bij alle scores is het van belang om de patiënt te blijven observeren en motiveren (IrisZorg, 2013). 3.4.2. Five Shot Het screeningsinstrument de five shot test bestaat, zoals de naam al zegt, uit vijf korte vragen. Deze vragen gaan over de mate van alcoholconsumptie en de eventuele problemen die zij daarbij ervaren (Seppä, Lepistö, & Sillanaukee, 1998). Deze test maakt het makkelijker om de mate van alcoholgebruik bij de patiënt/cliënt te identificeren. De eerste twee vragen uit deze test zijn overgenomen uit de AUDIT. De laatste drie vragen zijn ontleend uit de CAGE (Cut Down, Annoyed, Guilty, Eye-opener) (Risselada et al., 2009). Vragenlijst Five Shot 1. Hoe vaak drinkt u alcoholische dranken? 2. Hoeveel alcoholische dranken gebruikt u op een typische dag waarop u alcohol drinkt? 3. Ergert u zich wel eens aan de mensen die opmerkingen maken over uw drinkgewoonten? 4. Voelt u zich wel eens schuldig over uw drinkgewoonten 5. Drinkt u wel eens ’s ochtends alcohol om de kater te verdrijven? Ook bij de five shot worden de antwoorden op de vragen gescoord, van 0 tot 2 punten, door middel van de vijf antwoordcategorieën. Bij de test is een maximale score mogelijk van 7 punten. Bij een score van 2,5 of hoger kan alcoholmisbruik of- afhankelijkheid worden vermoed (Risselada et al., 2009).
21
3.5
kortdurende interventies
Uit verschillende studies is gebleken dat ouderen hun risicovolle of problematische alcoholconsumptie significant kunnen verlagen als zij persoonlijk advies en voorlichting krijgen over aanvaardbaar alcohol gebruik en hun gezondheid van de huisarts. Algemeen bekend is dat kortdurende interventies in de eerstelijnszorg doeltreffend zijn in het reduceren van alcoholgebruik bij risicovol drinkende ouderen, de korte interventies zijn zeer effectief bij beginnende alcoholproblematiek (Griens et al., 2007). Uit meerdere meta-analyses (Kaner, Bland, Cassidy, Coulton, Deluca, & Drummond, 2009) blijkt dat kortdurende ondersteunende interventies door de huisarts uitgevoerd effectief zijn in het terugdringen van overmatig alcoholgebruik. De doelgroep bestaat uit mensen die uit zichzelf hulp zoeken en/of door een professional zijn aangesproken op hun alcoholgebruik. Deze personen consumeerden aan het begin van het onderzoek circa dertig glazen alcohol per week en daalde na een jaar met ruim 10%. In zweeds onderzoek wordt aangetoond dat een korte duur van de interventie grotere effecten heeft op het verminderen van alcoholgebruik, dan wanneer de interventie een langere tijdsduur heeft en daarnaast advies wordt gegeven over hoe het doel te bereiken. Van de 3185 respondenten, in de leeftijdscategorie van 18 tot 64 jaar, heeft 66% in de laatste 12 maanden de gezondheidszorg bezocht en 20% heeft één of meer gesprekken over het alcoholgebruik. De duur van deze gesprekken werden over het algemeen als kort ervaren, 95% van deze gesprekken duurde minder dan 5 minuten. De duur, inhoud, ervaringen en effecten van deze gesprekken varieerde in het algemeen tussen geheelonthouders, matig-, gevaarlijke- en overmatige drinkers. Van de respondenten die een kortdurende interventie hebben ontvangen reduceerde bij 12% het alcoholgebruik, waarbij interventies die een duur van één tot max 10 minuten vaker leidde tot vermindering van alcoholgebruik dan interventies die korter dan één minuut of langer dan 10 minuten duurde (Nilsen, McCambridge, Karlsson, & Bendtsen, 2010). Kortdurende interventies bestaan in veel gevallen uit een vorm van counseling, in deze gesprekken wordt samen met de client een einddoel afgesproken wat kan varieren tot totale onthouding van verslavende middelen of het verminderen en of veranderen van drinkpatronen. De alcohol interventies zijn goed uitvoerbaar omdat deze relatief vaak zijn opgebouwd uit effectieve elementen, FRAMES: feedback, responsibility, advice, menu of stratefies, empathy en self – efficacy . Deze FRAMES behoren tot motiverende gespreksvoerig, in paragraaf 3.6 wordt dit verduidelijkt. Bij het geven van feedback ligt het accent op het gebruik van alcohol en de gerelateerde gezondheidsklachten. Om de effectiviteit van de interventies te waarborgen is het van belang dat de client inziet dat hij zelf verantwoordelijk (responsibility) is voor het veranderen van het drinkgedrag en het oppakken van de adviezen die worden gegeven. Voor de professional die de interventie begeleidt is het van belang dat hij meerder alternatieven aan biedt waarmee het alcoholgebruik kan worden aangepast/veranderd (Griens, Tinke, & van der Vaart, 2007). Langdurende interventies resulteren niet per definitie in grotere afname van alcoholgebruik Bij het geven van advies voor aanvaardbaar alcoholgebruik is bij een gesprek vijf tot tien minuten al voldoende. De interventies die gericht zijn op ouderen en risicovol alcoholgebruik moeten worden afgestemd op levensfase van de oudere en de verschillende life-events waar zij mee te maken krijgen, daarnaast is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de 22
leeftijd. Technieken die goed aansluiten bij ouderen zijn onder andere respectvolle houding, persoonlijke benadering, persoonlijke ondersteuning, aanpassen aan het tempo van de cliënt en de nadruk ligt op het aangaan van een vertrouwensrelatie (Griens, Tinke, & van der Vaart, 2007). 3.6
Motiverende gespreksvoering
Motiverende gespreksvoering is een veel toegepaste methode ter stimulans voor cliënten om hulp te gaan zoeken voor hun problematiek en/of ongezonde levenswijze. Uit onderzoek blijkt dat motiverende gespreksvoering een effectieve methodiek is bij verslavingsproblematiek. Daarnaast zijn er bij andere problematieken zoals, angststoornissen, depressies en opvoedingsproblemen indicaties dat motiverende gespreksvoering effectief blijkt. Motiverende gespreksvoering is een techniek waarmee je een situatie creëert waarin de cliënt de wil vindt om zijn gedrag te veranderen. Het is een bepaalde stijl van hulpverlening waarmee je de cliënt/patiënt uitdaagt te onderzoeken, welke goede motieven ze al in huis hebben voor een gedragsverandering, en in het belang van hun gezondheid. De techniek wordt als coöperatief, evocatief en met respect voor die autonomie van de patiënt ervaren. Coöperatief duidt de gelijkwaardige werkrelatie tussen patiënt en behandelaar aan. Evocatief houdt in dat er door middel van motiverende gespreksvoering iets in de patiënt wordt opgeroepen wat hij of zij al in zich heeft. Gezond gedrag wordt gekoppeld aan datgene wat de patiënt belangrijk vindt, aan hun eigen waarden en zorgen. Dit lukt alleen als je de mogelijkheden van de patiënten begrijpt, als je hun eigen goede redenen en argumenten tot verandering uitnodigt. Met respect voor de autonomie van de cliënt wordt gedoeld op feit dat je moet accepteren dat mensen zelf uit maken hoe hun leven verloopt. De erkenning en respect voor de autonomie zijn noodzakelijk als ze gezond gedrag willen bevorderen (Rollnick, Miller, & Butler, 2013) . De motiverende gespreksvoering kent vier uitgangspunten 1.) De reparatiereflex onderdrukken: De drang om anderen van richting te laten veranderen wanneer ze iets doen wat ‘verkeerd’ is wordt vaak een automatisme, bijna een reflex. Het probleem is dat dit een tegenstrijdig effect kan hebben. Niet omdat ze niet willen, maar omdat het een menselijke gewoonte is je niet over te laten halen. De kans is groot wanneer er bij een patiënt met een alcoholprobleem (die zelf vaak weten dat ze teveel drinken) de hulpverlener voor de ‘goede’ kant kiest en het drinkgedrag benoemt en het advies mee geeft te minderen met drinken de patiënt de andere kant van de ambivalentie gaat bepleiten. Door bijvoorbeeld te zeggen: ‘zo erg is het niet, het gaat prima met me’. Het gaat er bij motiverende gespreksvoering om de argumenten voor verandering bij de patiënt uit te lokken. Om dit te laten gebeuren is het volgende onderwerp leidend. 2.) De eigen beweegredenen van de patiënt begrijpen en onderzoeken: Je gaat in motiverende gespreksvoering zo te werk dat je uitlokt en onderzoek welke opvattingen er zijn over de huidige situatie en aan eigen beweegreden voor verandering. Je bent geïnteresseerd in de zorgen, waarden en redenen van de cliënt. Het is aan de patiënt om argumenten voor verandering te noemen, dit kun je uitlokken door te vragen waarom hij/zij zou willen veranderen en hoe dit aan te pakken. 3.) Empathisch luisteren: Tijdens motiverende gespreksvoering besteedt je minstens zoveel tijd aan luisteren als aan informatie bieden. Vanwege de deskundigheid is er mogelijkheid tot een consult. Als het op gedragsverandering aan komt zitten de antwoorden in de patiënt, en om deze te kunnen vinden moet je goed luisteren. Het houdt in dat je empathische interesse toont door dat je echt wilt weten wat de patiënt bedoelt en daarom telkens de bedoeling raadt. 23
4.) De patiënt positief bekrachtigen, hoop en optimisme versterken: Hiermee wordt bedoeld de patiënt helpen om te onderzoeken hoe ze hun eigen gezondheid in gunstige zin kunnen beïnvloeden. Het gaat vooral om de ideeën en mogelijkheden van de patiënt zelf. De rol van de hulpverlener is de hoop versterken, voorwaarden scheppen waaronder de patiënt zijn eigen deskundigheid kan inbrengen (Rollnick et al., 2013). 3.7
Gedragsverandering
In dit onderzoek staat de gedragsverandering centraal, maar om te kunnen spreken van een waarneembare gedragsverandering is het van belang om te weten wat de theorie zegt over gedragsveranderingen. Dat de mens wisselende gevoelens heeft over het veranderen van zijn gedrag is eerder een regel dan een uitzondering. Twijfelen is een menselijke reactie en een natuurlijk stadium in het veranderingsproces. Voordat er verandering plaats zal vinden zijn er drie onontbeerlijke aspecten van de motivatie voor verandering nodig. Ten eerste bereidheid tot verandering, het gaat erom dat de persoon het belang van de verandering in ziet. Ten tweede: overtuiging, de persoon moet overtuigd zijn van zijn eigen capaciteiten om de verandering te bewerkstelligen. En tot slot gereedheid om te veranderen, het veranderen van gedrag voor de persoon heeft prioriteit. Daarnaast wordt de kans vergroot door interpersoonlijke interactie. De kans op gedragsverandering wordt vergroot door interpersoonlijke interactie, vooral inlevingsvermogen lijkt de verandering te bevorderen. Wat vooral van belang is dat de hulpverlener begrip toont en heeft voor de wisselende houding van de persoon en laat blijken dat hij/zij er van overtuigd is dat de persoon in staat is om te veranderen (Bartelink, 2013) Prochaska & Diclemente (1982) hebben een schema ontwikkeld met de verschillende stadia van gedragsverandering, zij beschrijven in hun model verandering als een draaideur met zes stadia. De zes stadia zijn voorbeschouwing, overpeinzing (overweging), beslissing, actieve verandering, consolidatie (stabilisatie) en terugval. De term draaideur geeft aan dat het doorlopen van deze stadia geen eenmalige route hoeft te zijn, de betrokkene, in dit geval de hulpverlener, kan de stadia verschillende keren doorlopen alvorens een blijvende verandering te bewerkstelligen. Per stadium zal er een koppeling gemaakt worden met de doelgroep ( de professionals) van het onderzoek.
(bron: drugstories.be)
Voorbeschouwing In de voorbeschouwing ervaart de cliënt nauwelijks problemen. Anderen signaleren wel dat er 24
wat aan de hand is. Als de betrokkene al ergens last van heeft is het van mensen in zijn (directe) omgeving die vinden dat hij moet veranderen. Koppeling: de professionals ervaren en signaleren niet of nauwelijks het probleem, namelijk risicovol alcoholgebruik bij ouderen. Ze zijn zich niet van het feit bewust dat dit een kwetsbare doelgroep is en signalen van risicovol alcoholgebruik niet eenduidig zijn. Overpeinzing In dit stadium houden de nadelen van het gebruik de cliënt af en toe echt bezig. De voor- en nadelen zijn in dit stadium ongeveer in evenwicht. De cliënt kan zich het ene moment soms echt ongerust maken en het andere moment, bijvoorbeeld in het bijzijn van vrienden, kan dat weer helemaal omslaan en vindt hij dat er niets aan de hand is. Koppeling: professionals signaleren steeds meer risicovol drinkende ouderen in hun wijk, ook uit onderzoek blijkt dat er significant veel ouderen zijn die overmatig drinken in deze regio. (zie paragraaf..) De betrokken professionals willen graag wat doen met dit probleem en vragen om training. Door middel van de training worden zij gemotiveerd om te gaan signaleren, bespreekbaar maken en te interveniëren. Tijdens de training zullen zij de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen. Beslissing Besluiten te veranderen kan pas als de randvoorwaarden om te kunnen veranderen aanwezig zijn. Die randvoorwaarden vormen in samenhang feitelijk de motivatie van de cliënt. De randvoorwaarden zijn: o de cliënt heeft genoeg kennis van de eventuele problemen; o de cliënt is voldoende bezorgd over deze problemen; o de cliënt vindt zichzelf voldoende de moeite waard om zich in te zetten voor verandering; o de cliënt heeft voldoende vertrouwen in het eigen vermogen om het gewenste resultaat te bereiken. De beslissing is eigenlijk geen afzonderlijk stadium, maar geeft de overgang aan van overpeinzing naar actieve verandering. Het kan echter ook zijn dat iemand 'besluit' door te gaan met het oude gedrag. Het is belangrijk dat de cliënt zelf deze beslissing neemt. Een beslissing die opgedrongen wordt door een ander leidt bijna automatisch tot verzet. Ook is het nodig dat de cliënt gelooft dat verandering mogelijk is. Koppeling: de training staat als basis om de randvoorwaarden van dit stadium te vervullen. Door middel van de training wordt er invulling gegeven van de vier bovenstaande randvoorwaarden. Tijdens en na de training zullen de professionals een besluit nemen om oud gedrag te behouden of om te zetten in nieuw gedrag. De kwaliteit en inhoud van de training is bijna onlosmakelijk verbonden met de eventuele gedragsverandering van de professionals, in dit geval de huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen. Om een eventuele gedragsverandering te kunnen signaleren moet er voldaan zijn aan de vier randvoorwaarden. Actieve verandering Wanneer het besluit is genomen om te veranderen gaat de mens zich actief inzetten om de oorzaken van oud gedrag en factoren die dit in stand houden aan te pakken. In dit stadium verandert feitelijk zijn gedrag, veranderen betekend niet stoppen, het kan ook het verminderen van oud gedrag zijn.
25
Koppeling: Om een gedragsverandering bij de professionals te ondersteunen en te waarborgen is er een borgingsplan opgesteld, dit staat in paragraaf 2.3.1 beschreven. Dit plan zal het nieuwe gedrag van de professionals moeten borgen. Stabilisatie In dit stadium heeft iemand een nieuw gedragspatroon aangeleerd. Dit betekenen dat het oude gedrag helemaal niet meer zichtbaar is, of dat het blijvend is verminderd. Veel mensen kennen periodes van terugvallen in oude gewoontes. Het is daarom verstandig de mens erop voor te bereiden dat dit kan plaatsvinden, zodat deze incidentele 'misstap' als een leerervaring gezien kan worden. Koppeling: Door middel van dit onderzoek zal duidelijk worden of de professionals een gedragsverandering bij zichzelf waarnemen en in welke mate het gedrag is veranderend. Terugval Als het uiteindelijk niet lukt om de nieuwe gedragsverandering te handhaven en de cliënt terugvalt in oud gedrag is er sprake van terugval. De draaideur gaat weer open in het stadium van voorbeschouwing, afhankelijk van de reacties uit de omgeving en betrokkene zelf wordt dit stadium snel of langzaam doorlopen. De omgeving van de persoon kiest vaak de insteek dat het ten toon gespreide gedrag negatief is en dat de persoon moet veranderen, men schiet dan meteen de beslissingsfase in. Belangrijk is en blijft om de persoon, als hij dat zelf wil, eerst door middel van motiverende gespreksvoering de stap van stadium 1 naar stadium 2 te laten maken en dan van stadium 2 naar stadium 3 etcetera. Koppeling: Of er sprake is van terugval zal duidelijk worden in het onderzoek. Wanneer de huisartsen en Praktijk Ondersteuners Huisartsen (POH) totaal geen gedragsverandering bij zichzelf waarnemen of het wel hebben waargenomen vlak na de training, maar later niet meer is er sprake van terugval (Prochasksa & DiClemente, 1982).
26
Hoofdstuk 4
Methode van onderzoek
In dit hoofdstuk wordt de methode van onderzoek uiteengezet. Beschreven wordt de verantwoording, de opzet en de uitvoering van het onderzoek. Hoe en op welke manier de data is verzameld en wat de beweegredenen hiervoor zijn. Tot slot komen de analysemethoden, betrouwbaarheid en validiteit aan bod. 4.1
Onderzoekspopulatie
In zijn totaliteit hebben er 15 professionals vanuit verschillende disciplines en uit verschillende wijkateliers deelgenomen aan de training. Het was niet haalbaar om binnen alle disciplines onderzoek te doen. In overleg met de opdrachtgever is daarom besloten om één bepaalde discipline te onderzoeken. Er is gekozen voor de huisartsen en de Praktijk Ondersteuners Huisartsen (POH), omdat zij als enige per januari 2014 door de verandering een versterkte positie krijgen in de Geestelijke Gezondheids Zorg. Aan de training: ‘signaleren van risicovol alcoholgebruik bij ouderen’ hebben 24 huisartsen en POH’ers deelgenomen. Niet alle huisartsen en POH’ers hebben deelgenomen aan het onderzoek. In totaal zijn er negen huisartsen en vier praktijk ondersteuners die deelgenomen hebben aan dit onderzoek. De huisartsen en POH zijn werkzaam in de drie wijkateliers, eerder genoemd in paragraaf 1.2.De verschillende gezondheidscentra waar de professionals werkzaam zijn, zijn gevestigd in Hazenkamp, Malden, Molenhoek en Lent. Om een representatieve evaluatie van de training te hebben is er bewust voor gekozen om de professionals uit verschillende wijkateliers te betrekken bij dit onderzoek. Daarnaast zijn er nog twee maatschappelijk werkers betrokken bij dit onderzoek, dit om de positie van de maatschappelijk werker binnen deze context te verduidelijken. De maatschappelijk werkers zijn werkzaam in de eerste- en tweedelijnszorg, of ook wel de GBGGZ en de S-GGZ. 4.2
Dataverzameling methoden
Dit onderzoek is kwalitatief van aard. Dit onderzoek is niet gericht op cijfers, zoals een kwantitatief onderzoek maar op beweegredenen, behoeften, ideeën, achtergronden, weerstanden en wensen. Er is literatuuronderzoek gedaan en er zijn interviews afgenomen. Om te achterhalen of de professionals een gedragsverandering bij zichzelf waarnemen naar aanleiding van de training is ervoor gekozen om de professionals te interviewen. Omdat de professionals hebben deelgenomen aan de training van IrisZorg, waren zij in het bezit van de gegevens van de professionals. De professionals zijn per e-mail, met een bijgaande brief (bijlage 3) op de hoogte gebracht van dit onderzoek en er is hun de vraag gesteld of zij bereid zijn om deel te nemen aan het onderzoek. Hierna is er telefonisch contact geweest met de betreffende professional om een afspraak te maken voor het interview. Bij het afnemen van de interviews lag de nadruk vooral op de onderwerpen die tijdens de training aan bod zijn gekomen. Daarnaast is er aandacht besteed aan de ervaring van de training in het algemeen en in de praktijk. Hierin werd gevraagd naar de verschillen die de professionals waarnamen. Het doel van het afnemen van deze interviews is het achterhalen van de werkwijze, en de (mogelijke) gedragsverandering van de professionals in combinatie met de doelgroep risicovol drinkende ouderen. Om dit doel te kunnen realiseren is er gekozen voor een gestructureerd telefonisch interview. Deze keuze is gemaakt omdat er in een kort 27
tijdsbestek vijf verschillende onderwerpen aan bod moesten komen. Daarnaast is er is bewust gekozen voor een telefonische afname, dit heeft te maken met het feit dat huisartsen een drukke en afwisselende agenda hebben en wanneer er face-to-face interview zal plaatsvinden dit als tijdrovend zou kunnen worden ervaren. Om te kunnen spreken van een gedragsverandering wordt er een vergelijking gemaakt met de uitkomsten van de literatuurstudie. Om de positie van de maatschappelijk werker te kunnen verduidelijken zijn er face-to-face interviews met de maatschappelijk werkers afgenomen. Dit interview is ook gestructureerd en bevat enkele elementen uit de interview voor de huisartsen en POH, dit om een vergelijking van beleving mogelijk te maken. Het onderzoek is een beschrijvend en een evaluerend onderzoek, omdat er door middel van interviews de (mogelijke) gedragsverandering wordt geëvalueerd, de globale werkwijze van de professionals in kaart wordt gebracht en de optiek van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen en alcohol. Daarnaast wordt er een waarde gegeven aan de training en vindt er een evaluatie plaats in hoeverre de training is geïntegreerd in het dagelijks handelen van de professionals (Donk & Lanen, 2011). 4.3
Meetinstrumenten
De interviewvragen zijn opgesteld in overleg met de opdrachtgever, het lectoraat verslavingspreventie en de begeleider vanuit het Windesheim. Daarnaast is er gebruik gemaakt van literatuur ter ondersteuning (Baarda & Goede, 2007). De interviewvragen zijn gebaseerd op de deelvragen, de onderwerpen die zijn behandeld tijdens de training. Het literatuuronderzoek, deze interviewvragen zijn terug te vinden in bijlage 4 en 5 van dit onderzoek. De interviewvragen zijn gestructureerd, en bestaan uit zowel open-,gesloten- als schaalvragen. Er is hier bewust voor gekozen omdat, er rekening gehouden moest worden met het korte tijdsbestek van de interviews. Op deze manier is er veel informatie geworven in een korte tijd. Sommige vragen zijn aangepast aan de functie van de respondent. Het interview bestaat uit de volgende opbouw van onderwerpen: persoonlijke gegevens, ervaring training, signaleren, bespreekbaar maken, interventies, maatschappelijk werker en eindigt met het onderwerp IrisZorg. Van elk interview is een voice-opname gemaakt en bewaard als mp-3 bestand gedurende het onderzoek. Voorafgaand aan het interview is hiervoor toestemming gevraagd. Naar aanleiding van de opgenomen interviews zijn deze per interviewvraag uitgewerkt, dit met toestemming van de begeleider. In totaal zijn er vijftien interviews afgenomen verdeeld over huisartsen, POH en maatschappelijk werkers. Tevens is er literatuuronderzoek gedaan, de uitkomsten hiervan zijn verwerkt in het context hoofdstuk en het hoofdstuk verdiepende literatuur van dit onderzoek. De literatuur sluit aan op de onderzoeksvraag en de daaruit volgende deelvragen. 4.4
Uitvoering dataverzameling
Dit onderzoek is verricht door middel van literatuur- en veldonderzoek. Voor het literatuuronderzoek is er gebruik gemaakt van verschillende wetenschappelijk onderzoeken, databanken, artikelen, boeken, vaktijdschriften zowel papieren als elektronische versies. Databanken die vaak zijn geraadpleegd zijn HBO Kennisbank, PubMed, Google Scholar, SpringerLink en Movisie. Webpagina’s waar veel gebruikt van gemaakt is zijn onder andere 28
www.trimbos.nl, www.vroegsignaleringalcohol.nl, www.rijksoverheid.nl, www.IrisZorg.nl en de databanken via sharenet.windesheim.nl. Zoektermen die zijn gebruikt om kwalitatieve informatie te verkrijgen vanuit de literatuur zijn: alcohol(problematiek), ouderen, signaleren, risico’s, kortdurende interventies, general practitioner, primaire care, brief interventions, gedragsverandering. De zoektermen zijn individueel als in combinatie met elkaar gebruikt. 4.5
Betrouwbaarheid en validiteit
De betrouwbaarheid en validiteit van een onderzoek zijn zeer belangrijke aspecten. Om deze twee aspecten te waarborgen zijn er verschillende bronnen geraadpleegd, zie paragraaf 4.4 en heeft er praktijkonderzoek plaatsgevonden. Voor dit onderzoek zijn er veel wetenschappelijk onderbouwde onderzoeken en andere bronnen gebruikt, om zo te kunnen spreken van valide informatie. Daarnaast zijn de bronnen relevant, er was aandacht voor het jaartal van de bron. In dit onderzoek is er sprak van democratische validiteit. Dit houdt in dat het onderzoek is uitgevoerd in overleg met partijen die een belang hebben in het onderzoeken probleem. De validiteit wordt verhoogd door in gesprek te gaan met collega’s (huisartsen, POH en maatschappelijk werkers) en andere betrokkenen (IrisZorg en het lectoraat) binnen en buiten de organisatie voor wie het wenselijk is dat het praktijkprobleem wordt aangepakt (Anderson & Herr, 1999). Aan de professionals is de vraag gesteld hoe vaak zij naar de frequentie en het alcoholgebruik van de ouderen vragen als zij geen gebruik maken van een signalering instrument. Omdat de vraag niet specifiek genoeg geformuleerd is, door er een tijdsperiode aan te koppelen, zijn de antwoorden erg verschillend van elkaar (wekelijks, maandelijks, jaarlijks). Hierdoor is het niet mogelijk om een eenduidig antwoord te geven op de vraag. Tevens is er bij een inschattingsvraag hoeveel procent van de patiënten er is doorverwezen naar IrisZorg antwoord gegeven in procenten en in patiënten. Waardoor het niet mogelijk is een volledig antwoord in de resultaten te beschrijven. 4.6
Analysemethode
De interviews zijn geanalyseerd door de opnames te beluisteren en ze vervolgens per interviewvraag te uit te schrijven, deze keuze is gemaakt in overleg met de docent begeleider. De interview vragen waren van te voren opgedeeld in de vier deelvragen van het onderzoek. De antwoorden zijn op verschillende manieren geanalyseerd. De interviewvragen voor de huisartsen en POH zijn opgenomen in bijlage 4 en voor de maatschappelijk werkers in bijlage 5. Tevens is er een uitgewerkt interview met codering te vinden in bijlage 6. De gebruikte labels waren de volgende: de waarneembare gedragsverandering ten opzichte van het signaleren, bespreken, interveniëren van risicovol alcoholgebruik bij ouderen, de optiek over rol van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen en alcohol.
29
Hoofdstuk 5
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. In paragraaf 5.1.2 worden de resultaten op deelvraag 1 gepresenteerd. Paragraaf 5.1.3 beschrijft de resultaten van de deelvraag 2. In paragraaf 5.1.4 zijn de resultaten zichtbaar op deelvraag 4. Tot slot volgen de resultaten op deelvraag 3 in paragraaf 5.1.5. 5.1
Resultaten praktijkonderzoek
Er hebben in totaal 15 professionals deelgenomen aan het onderzoek: 9 huisartsen en 4 praktijk ondersteuners huisartsen (POH) en 2 maatschappelijk werkers. Zoals in tabel 1 te zien is, zijn de geïnterviewde professionals min of meer gelijk verdeeld. Tabel 1 Wijkatelier Heumen, Mook en Middelaar Hazenkamp Lent
Aantal huisartsen 4 4 1
Aantal POH 1 1 2
De achtergrondgegevens van de professionals zijn weergegeven in tabel 1, 2 en 3.in bijlage 1. Alleen in paragraaf 5.1.5 topic: maatschappelijk werk zijn de resultaten van de interviews met twee maatschappelijk werkers verwerkt. De maatschappelijk werkers zijn werkzaam in de Generalistische Basis GGZ en de Specialistische GGZ. 5.1.1 Topic: ervaring training Het eerste onderwerp van het interview gaat over de ervaring van de training, de vragen zijn gericht op de ervaring/beleving van de training. Het cijfer dat voor de training is gegeven, ligt tussen de 6 -8 met één uitschieter naar een 4. Het gemiddelde cijfer dat in totaliteit voor de training is gegeven komt uit op een 7. Onderbouwende argumenten die zij gaven zijn verdeeld in drie groepen: het niveau, kwaliteit van training/trainer en beleving. Een veel voorkomend antwoord bij het onderwerp niveau was dat de informatie en inhoud van de training bekend was. Er waren verschillende meningen over de kwaliteit van de training/trainer, deze liepen uiteen van: ‘prettig gebracht een fijne manier van overbrengen’ tot ‘ik vond de docent heel slecht luisteren en weinig gebruik maken van de reacties uit de groep’. Bij het onderwerp beleving waren: ‘zinvol’, ‘handvatten’, ‘het zet je weer even aan het denken’ veel voorkomende argumenten. De professionals hebben de inhoud van de training beoordeeld aan de hand van verschillende thema’s. Voor deze beoordeling konden zij een keuze maken uit de antwoorden slecht, matig, goed en uitstekend. Uit het onderzoek komt het volgende onderzoeksresultaat naar voren.
30
Grafiek 1. Beoordeling van de verschillende thema’s.
14 12 10 slecht
8
matig
6
goed 4
uitstekend
2 0 signaleren
bespreekbaar maken
interventies
vorm
toepasbaarheid
Uit de bovenstaande grafiek wordt duidelijk dat de thema’s signaleren en bespreekbaar maken door bijna alle geïnterviewde met een ‘goed’ wordt beoordeeld. Het thema interventies wordt beoordeeld met een matig/goed. De vorm en toepasbaarheid van de training wordt door het merendeel van de geïnterviewde beoordeeld met een ‘goed’. Verbeterpunten aan de training zijn ook genoemd. Het merendeel van de geïnterviewden gaf aan dat zij zich niet kunnen herinneren iets gemist te hebben in de training. Sommigen gaven aan dat zij graag meer informatie over de beschikbare interventies en de effectiviteit van deze interventies wilden hebben. Daarnaast was er behoefte aan meer interactie tijdens de training, bijvoorbeeld door middel van een rollenspel. 5.1.2 Topic: signaleren In deze paragraaf worden de resultaten getoond die betrekking hebben op eerste deelvraag van dit onderzoek, namelijk: ‘Welke gedragsverandering nemen de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen waar met betrekking tot signaleren van risicovol alcoholgebruik bij ouderen?’ Tijdens het interview hebben de huisartsen en POH een beschrijving van het signaleren van (risicovol) alcoholgebruik bij hun patiënten. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat zowel lichamelijke klachten als psychosociale klachten en gebruik van kalmering of slaapmedicatie een signaal van risicovol alcohol gebruik kan zijn (figuur 1). Uit de resultaten wordt duidelijk dat 77% van de professionals aangeven dat zij vermoeidheidsklachten als een signaal van risicovol alcoholgebruik zien. Gevolgd door het signaal regelmatige ongevallen en angstklachten. Dit werd door 61% van de geïnterviewde gesignaleerd. Daarnaast geeft 46% aan dat maag-darm klachten een signaal is voor risicovol alcoholgebruik. Veel professionals gaven aan dat het vaak gaat om combinatie van een scala aan klachten die lijden tot een vermoeden van risicovol alcoholgebruik. Figuur 1. Signalen risicovol alcoholgebruik
Signalen lichamelijk psychosociaal klameringslaapmiddelen overig
31
De vervolgvraag hierop is wat in het signaleren is veranderd sinds de training, zien zij meer en eerder de signalen? Hierop gaf 92% aan dat zij hierin een verandering waarnemen. Veel terugkomende antwoorden zijn: ‘ik let er meer op’, ‘ik ben er meer op gefocust’, ‘ik vraag er meer en specifieker naar’. Wat uit de resultaten naar voren komt is dat er geen enorme kennistoename qua signalen heeft plaats gevonden, maar wel een bewustwording van de problematiek en de omvang hiervan. Om risicovol alcoholgebruik op te sporen is de mogelijkheid er om gebruik te maken van een signaleringsinstrument: Uit het onderzoek blijkt dat het signaleringsinstrument Audit- C door twee POH (15%) met regelmaat wordt toegepast. Het signaleringsinstrument Five shot wordt sporadisch door 30% van de geïnterviewde toegepast. Daarnaast gebruikt 7% een ander signaleringsinstrument. Omdat niet elke professional gebruik maakt van een signaleringsinstrument, is de vraag gesteld hoe vaak zij naar de frequentie en hoeveelheid van alcoholgebruik bij hun patiënten vragen. Uit de gegevens blijkt dat er wel naar gevraagd wordt, de frequentie verschilt per professional van vijf keer in de week tot een keer per drie maand. Daarnaast is de professionals gevraagd een inschatting te maken van het aantal risicovol drinkende ouderen in de wijk/huisartspraktijk. De inschattingen zijn verschillend. Het aantal ouderen dat risicovol drinkgedrag vertoont, ligt tussen de 5-10% met een uitschieter naar 50%. De gemiddelde schatting van de geïnterviewde was 25% van de ouderen in de wijk. Wat is er aangeboden tijdens de training? Tijdens de training is het advies voor aanvaardbaar alcoholgebruik besproken en zijn er enkele risicofactoren benoemd, zowel de risico’s op lichamelijk als op sociaal-emotioneel vlak en het risico van alcohol in combinatie met medicatiegebruik. Daarnaast zijn de screeningsinstrumenten: audit-C en five shots uitgebreid behandeld met de professionals. Conclusie De signalen van risicovol alcoholgebruik zijn voor de huisartsen en POH niet veranderd. De signalen die zij signaleren sluiten aan op de signalen die zijn besproken tijdens de training. Opvallend is dat de professionals aangeven dat zij meer en eerder signaleren, maar het ondersteunende signaleringsinstrument niet gebruiken. 5.1.3 Topic bespreekbaar maken In deze paragraaf worden de resultaten weergegeven die betrekking hebben op deelvraag 2: ‘Welke gedragsverandering nemen de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen waar met betrekking tot signaleren van risicovol alcoholgebruik bij ouderen?’. Er zijn verschillende mogelijkheden om het risicovol alcoholgebruik met de patiënt bespreekbaar te maken. Aan de geïnterviewde is gevraagd of zij gebruik maken van uitslagen van het laboratoriumonderzoek, informatie uit het dossier of informatie van derden, om het gedrag van de patiënt bespreekbaar te maken. Van alle professionals gebruikt 84% het laboratoriumonderzoek wel eens om het alcoholgebruik van de patiënt bespreekbaar te maken. Informatie uit dossier en van derden worden minder vaak gebruikt door de geïnterviewde, namelijk door 46%. Wel gaven zij aan dat informatie van derden lastig te gebruiken is, omdat zij vaak anoniem willen blijven. Als zij deze informatie toch gebruiken is het vaak met een u-bocht constructie. Eén huisarts gaf aan geen een van deze handvatten gebruik te maken, maar maakte gebruik van de relatie met de patiënt. 32
Verschillende gesprekstechnieken zijn ontwikkeld om het drinkgedrag van de patiënt bespreekbaar te maken. In de training is er aandacht besteed aan de OOO’S (open vragen, oprechte belangstelling en open houding) en motiverende gespreksvoering. Van alle professionals geeft 46% aan dat zij gebruik maken van de gesprekstechniek: ‘de OOO’s ‘ wanneer zij in gesprek gaan met de patiënt. Van deze 46% gebruikt 33% deze techniek bewust, 66% gebruikt de gesprekstechniek onbewust. De gesprekstechniek ‘motiverende gespreksvoering’ wordt door 61% van de professionals gebruikt. Wel gaven zij aan dat zij dit vaak in een later stadium van de hulpverlening toe passen. De techniek wordt door 12,5% niet bewust gebruikt, door 87,5% wordt de techniek wel bewust gebruikt. Aan de geïnterviewde is de vraag gesteld of zij een verschil merken in de gesprekken die voor en na de training zijn gevoerd. Alle geïnterviewde geven aan voor de training ook zulke dergelijke gesprekken met de patiënt gevoerd te hebben, 46% geeft aan geen verschil te merken in de gesprekken. De overige 54% geeft aan wel een verschil te merken in de gesprekken. Redenen die zij hiervoor aandragen zijn: ‘ik ben mij meer bewust geworden van het probleem’, ‘ik kan gerichter vragen stellen’, ‘ik kan het overtuigender brengen’, ‘ik kan uitspraken van de training erbij halen’. 5.1.4 Topic: Interventies In deze paragraaf worden de resultaten getoond die betrekking hebben op de vierde deelvraag: ‘Welke gedragsverandering nemen de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen waar ten aanzien bij de interventies voor risicovol alcoholgebruik bij ouderen?’. Mogelijke interventies, die in de training aan bod zijn gekomen met als doel een bewustwording te creëren en een gedragsverandering bij de patiënt te bewerkstelligen zijn: 40 dagen zonder alcohol, het alcoholdagboek, de alcohol infolijn, drinktest en advies aanvaardbaar alcoholgebruik. De onderstaande grafiek geeft een inschatting van de meest toegepaste interventies door de professionals weer. Grafiek 2. Gebruikte interventies
14 40 dagen
12 10
Alcoholdagboek
8
Alcoholinfolijn 6 4
Drinktest
2
Advies aanvaardbaar alcoholgebruik
0
Interventies
De professionals die gebruik maken van de interventie ‘40 dagen zonder alcohol’ gaven aan dat zij een variant op de ‘40 dagen zonder alcohol’ toepassen. Voorbeelden die genoemd werden als variant hierop waren: drie weken niet drinken, 10 dagen niet drinken of bijvoorbeeld alleen in het weekend drinken. De interventie ‘advies aanvaardbaar alcohol’ 33
wordt door elke professional toegepast. Een andere interventie die wordt benoemd is het maken van een follow up afspraak. De cliënt maakt een vervolg afspraak maken om in een ander consult het alcoholgebruik nogmaals te bespreken. Uit de resultaten wordt niet duidelijk wat de frequentie is van de meest gebruikte interventies, dit komt, omdat niet alle antwoorden duidelijk genoeg zijn. Antwoorden die zij gaven waren bijvoorbeeld: ‘soms’, ’heel enkel keertje’, ‘vaak’. Daarnaast konden veel van de professionals geen inschatting maken van de frequentie. Van de professionals gebruikt 84% andere interventies na het volgen van de training. Vooral het advies aanvaardbaar alcoholgebruik wordt vaker toegepast dan voorheen, gevolgd door inzetten van een follow up afspraak. 5.1.5 Topic: maatschappelijk werk Aan de professionals zijn verschillende vragen gesteld om de rol van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen weer te geven. In deze paragraaf worden de resultaten van alle professionals (huisartsen, POH, maatschappelijk werkers) weergegeven die betrekking hebben op deelvraag 3: ‘Hoe kijken de huisartsen, praktijk ondersteuners huisartsen en maatschappelijk werkers naar de rol van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen en alcohol?’ Er wordt door bijna alle professionals samengewerkt met verschillende disciplines, slechts één professional (POH) geeft aan niet samen te werken met andere disciplines. Er wordt met name veel samengewerkt met maatschappelijk werkers, POH- GGZ en psychologen. Daarnaast wordt er ook samengewerkt met thuiszorgorganisaties en verslavingsinstellingen zoals, IrisZorg of Vincent van Gogh. Aan de professionals is gevraagd of zij een samenwerkingsverband met het maatschappelijk werk hebben en hoe dit verband eruit ziet. Bijna alle professionals, 84%, hebben een samenwerkingsrelatie met het maatschappelijk werk. Het contact met de maatschappelijk werker vindt regelmatig plaats. sommige professionals hebben één keer in de maand of twee maand een multidisciplinair overleg waar onder andere ook de maatschappelijk werker bij betrokken is. De professionals geven aan dat over het algemeen de lijnen met de maatschappelijk werker kort zijn. Dit komt voornamelijk, doordat de maatschappelijk werkers in hetzelfde gebouw werken als alle andere professionals. Ook aan de twee maatschappelijk werkers is gevraagd of zij een samenwerkingsrelatie met de huisarts hebben. Beide geven aan dat zij dat hebben. De maatschappelijk werker in de GBGGZ, voorheen de eerstelijnszorg, heeft één keer in de maand een multidisciplinair overleg met verschillende disciplines, waaronder ook de huisarts en de POH. De maatschappelijk werker die werkzaam is in de S-GGZ, voorheen de tweedelijnszorg, geeft aan dat de huisarts en POH vaak vragen om expertise in hun samenwerkingsrelatie. Van de professionals denkt 92% dat de maatschappelijk werker een geschikt persoon is om de begeleiding van patiënten met risicovol alcoholgebruik op zich te nemen. Er worden verschillende argumenten genoemd waarom de maatschappelijk werker hiervoor een geschikt persoon is. Ten eerste, omdat de maatschappelijk werker volgens de professionals in staat is om het alcoholgebruik in een breder perspectief te plaatsen en naar de onderliggende problematiek te kijken. De voornaamste problematiek waar de maatschappelijk werker geschikt voor is psychosociale-, maatschappelijke- of schuldenproblematiek. Ten tweede kan de maatschappelijk werker de cliënt individuele begeleiding bieden. De professionals geven
34
wel aan dat het handig is als er een professional wordt ingezet die al een ingang heeft bij de patiënt, dit hoeft dan niet per se de maatschappelijk werker te zijn. De maatschappelijk werkers denken beiden dat zij de begeleiding van de patiënt met risicovol alcoholgebruik wel op zich kunnen nemen. De maatschappelijk werker uit de GB-GGZ geeft aan wanneer het coping gedrag van de patiënt blijft bestaan uit drinken dat hij dan tegen zijn professionele grens aan loopt. De professionals denken dat niet alleen de maatschappelijk werker een geschikt persoon is voor de begeleiding. Tevens vindt 92% van de professionals de maatschappelijk werker geschikt om de interventies voor risicovol alcoholgebruik op zich te nemen. De redenen die hiervoor worden aangedragen zijn uiteenlopend van:’ ik denk dat verschillende hulpverleners dit kunnen’, ‘de maatschappelijk werker is hiervoor opgeleid’ tot ‘in samenwerking met de huisarts’. De maatschappelijk werkers zelf staan hier verschillend in. De maatschappelijk werker uit de GB-GGZ vindt dat een goede relatie met de cliënt resulteert in een geslaagde hulpverlening. In een dreigende situatie van alcoholgebruik vindt hij zichzelf niet de aangewezen persoon om de interventies op zich ten nemen. De maatschappelijk werker die werkzaam is binnen de S-GGZ vindt het vooral belangrijk dat de maatschappelijk werker de vraag achter de vraag kan zien, een maatschappelijk werker van IrisZorg is meer de aangewezen persoon hiervoor. Volgens de professionals heeft de maatschappelijk werker een meerwaarde binnen het thema ouderen en alcohol. Met name omdat zij contextueel werken en hun expertise bij de psychosociale problematiek ligt. Daarnaast zien zij de laagdrempeligheid en flexibiliteit van de maatschappelijk werker ook als meerwaarde. Tot slot hoeft de patiënt wanneer hij begeleiding ontvangt vanuit het maatschappelijk werk, geen aanspraak te maken op het eigen risico. Dit is volgens de professionals ook een meerwaarde. 5.1.6 Topic: maatschappelijk werkers GB-GGZ en S-GGZ In de bovenstaande paragraaf zijn de resultaten van alle professionals weergegeven. In deze paragraaf worden alleen de resultaten van de maatschappelijk werkers weergegeven die betrekking hebben op deelvraag 3. Aan de maatschappelijk werkers is de vraag gesteld hoe de werkervaring met de doelgroep ouderen eruit heeft gezien. Door de S-GGZ maatschappelijk werker ervaart het als een lastige doelgroep. Een reden hiervoor is dat het bij deze doelgroep minder zicht baar is, de ouderen drinken vaak al jaren in het geheim, of stiekem zo dat andere mensen het niet zien. Daarnaast spelen schaamtegevoelens bij de oudere ook een rol, hierdoor vragen zij niet om hulp. De GBGGZ maatschappelijk werker geeft aan dat het gebruik van alcohol genormaliseerd en geaccepteerd is in de Nederlandse samenleving. Uit de resultaten blijkt dat de rol van de maatschappelijk werkers binnen het thema ouderen en alcohol overeen komt. Beide bieden psychosociale begeleiding en gaan met de cliënt in gesprek om de hulpvragen te analyseren. De GB-GGZ maatschappelijk werker verteld in dit gesprek vooral vanuit zijn eigen ervaring om het gesprek openheid te geven. Daarnaast geeft hij aan cliënten niet gelijk op kwetsbaarheid aan te spreken, omdat dit vaak het hulpverleningsproces niet bevordert. Aan de maatschappelijk werkers is gevraagd een inschatting te maken hoeveel procent van de cliënten uit risicovol drinkende ouderen bestaat. De inschatting komt op een gemiddelde uit van 19 procent. De reden van aanmelding van hun patiënten is vaak een probleem op psychosociaal vlak. Binnen de GB-GGZ kan het een onverwerkte situatie van vroeger zijn 35
en/of door een sociale manier meer alcohol is gaan drinken. De maatschappelijk werker uit de S-GGZ geeft aan dat de aanmelding vaak vanuit de huisarts, het ziekenhuis of via een bezorgde betrokkene komt. Per januari 2014 is de positie van de huisarts en POH versterkt. Aan de maatschappelijk werkers is gevraagd hoe zij de huidige positie van de maatschappelijk werker zien, binnen de doelgroep ouderen alcohol en of deze positie gaat veranderen door de vernieuwde GGZ. Beide maatschappelijk werkers geven aan dat zij met name een signalerende functie hebben. De GB-GGZ maatschappelijk werker is van mening dat de maatschappelijk werker niet perse betrokken moet zijn bij deze doelgroep, tenzij deze al betrokken is bij de cliënt of het signaleert. Hij vind het vooral belangrijk dat de cliënt bij de juiste hulpverlener terecht komt. De S-GGZ maatschappelijk werker geeft aan dat de algemeen maatschappelijk werker te weinig expertise en deskundigheid heeft om een cliënt met problematisch alcoholgebruik te begeleiden. Beide maatschappelijk werkers geven aan dat de positie van de maatschappelijk werker niet gaat veranderen in de toekomst. De argumenten die zij hiervoor gebruiken zijn wel verschillend. De GB-SGG maatschappelijk werker spreekt uit ervaring, in het gezondheidscentrum wordt al gewerkt met een POH. Hij geeft aan dat er een heel duidelijk verschil is in deskundigheid tussen de maatschappelijk werker en de POH. De POH zal hierdoor geen taken van de maatschappelijk weker op zich nemen. De maatschappelijk werker uit de S-GGZ geeft aan dat de POH vooral een signalerende en algemene functie heeft. Zij hebben de tijd en de flexibiliteit er niet voor om dit als primaire problematiek te behandelen. De S-GGZ geeft daarnaast aan dat er vooral aangestuurd moet worden op samenwerking en elkaar hierdoor versterken. 5.1.6 Topic: Bereikbaarheid IrisZorg In deze paragraaf wordt er aandacht besteed aan de bereikbaarheid van IrisZorg. Alle professionals weten hoe zij IrisZorg kunnen bereiken, 16% doet dit door middel van het zorgdomein. Van de professionals gebruikt 25% het internet, zij zoeken op de website van IrisZorg het juiste telefoonnummer op. Aan de professionals is gevraagd de bereikbaarheid van IrisZorg te beoordelen met een cijfer. Gemiddeld wordt de bereikbaarheid met een 6,3 beoordeeld. Twee professionals hebben deze vraag niet beantwoord, omdat zij IrisZorg niet nodig hebben gehad. Er worden door de professionals verschillende ideeën aangedragen hoe IrisZorg voor hen eenvoudiger te benaderen zou zijn. Van de professionals geeft 38,5 % aan dat het zij het prettig zouden vinden wanneer er een speciale aanmeldfunctionaris is, een bepaald contactpersoon die de professional begeleidt en ook terugkoppeling geeft. Tevens geeft 15% van de professionals aan dat zij tevreden zijn over de bereikbaarheid en geen suggesties hebben. De vraag wordt door 15% van de professionals beantwoord met: ‘ik heb geen idee’. Daarnaast wordt het idee aangedragen van een schema waarop te zien is wanneer iemand bereikbaar is. En een e-mailadres voor verschillende problematieken, zodat de professional niet aan kantoor uren gebonden is. Het kan voorkomen dat er wachttijden zijn bij IrisZorg. Meer dan de helft van de professionals (58%) geeft aan dat zij wel eens wachttijden bij IrisZorg hebben ervaren. De professionals geven aan dat zij de wachttijden als belemmerend ervaren en dat het een negatief effect heeft op de motivatie van de patiënt die zij willen doorverwijzen.
36
Van de professionals heeft 66% het idee dat zij over voldoende informatie beschikken om de patiënt door te verwijzen naar IrisZorg. Eén professional heeft geen ervaring met IrisZorg en kon deze vraag niet beantwoorden, daarnaast is deze vraag aan één professional niet gesteld. Tot slot is aan de professionals gevraagd hoeveel procent, naar inschatting, van hun patiënten hebben ze doorverwezen naar IrisZorg. Omdat veel professionals deze vraag niet in procenten maar in patiënten heeft uitgedrukt kan er geen eenduidig antwoord gegeven worden op deze vraag.
37
Hoofdstuk 6
Conclusie en discussie
Aanleiding voor dit onderzoek is de toename van ouderen met een alcoholafhankelijk probleem in Nederland. IrisZorg heeft een training gefaciliteerd om betrokken professionals de nodige handvatten aan te bieden om het problematisch alcoholgebruik bij ouderen (beter) te kunnen signaleren, bespreekbaar te maken en te interveniëren. Het doel van dit onderzoek is de (mogelijke) gedragsverandering van de professionals in kaart te brengen. Daarnaast is het doel van dit onderzoek inzicht te krijgen over de ervaring van de training, de bereikbaarheid van IrisZorg en de rol van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen en alcohol. De centrale onderzoeksvraag luidt: Welke gedragsverandering met betrekking tot ouderen en alcohol nemen huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen bij zichzelf waar na deelname aan de training: ‘vroegsignalering ouderen en alcohol’ van IrisZorg? In paragraaf 6.1 worden de conclusies gegeven op de deelvragen en op de onderzoeksvraag. Daaropvolgend wordt de discussie in paragraaf 6.2 beschreven. Tot slot worden er in paragraaf 6.3 aanbevelingen gedaan.
6.1
Conclusie deelvragen en centrale onderzoeksvraag
6.1.1 conclusie deelvraag 1 De eerste deelvraag is als volgt geformuleerd: ‘Welke gedragsverandering nemen de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen waar met betrekking tot signaleren van risicovol alcoholgebruik bij ouderen’. Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat de professionals geen grote gedragsverandering met betrekking tot het signaleren bij zichzelf waarnemen. Duidelijk wordt dat zij zich veel meer bewust zijn van het probleem en de grootte hiervan. De professionals geven aan dat zij meer en eerder de signalen zien van de risicovol drinkende ouderen in hun praktijk. Dit onderbouwen ze met het argument dat ze meer gefocust zijn op de signalen van risicovol alcoholgebruik. Daarnaast geven de professionals aan dat er geen enorme kennistoename heeft plaats gevonden. Opvallend is dat de professionals dit aangeven, maar vervolgens niet een screeninginstrument gebruiken om het alcoholgebruik duidelijk in kaart te brengen of te identificeren. Er kan dus geconcludeerd worden dat de professionals een kleine verandering in hun gedrag waarnemen, omdat zij nu meer op de signalen letten. De professionals geven aan beter te kunnen signaleren, maar in de praktijk is dit niet waarneembaar. Omdat de signaleringsinstrumenten zeer nihil worden toegepast worden is er geen sprake van een grote gedragsverandering. 6.1.2 conclusie deelvraag 2 De tweede deelvraag van het onderzoek luidt: ‘Welke gedragsverandering nemen de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen waar met betrekking tot het bespreekbaar maken van risicovol alcoholgebruik bij ouderen?’. In het interview zijn er enkele vragen gesteld over het bespreekbaar maken van alcoholgebruik bij de patiënt. Geconcludeerd kan worden dat er een gedragsverandering heeft plaats gevonden bij meer dan helft van de professionals, met betrekking tot het bespreekbaar maken van het risicovol alcoholgebruik bij de ouderen. Van de professional geeft meer dan de 38
helft aan een verandering te merken in de gesprekken die zij voeren met de patiënten. Zij voelen zich door de training theoretisch meer toegerust naar aanleiding van de informatie en kennis die tijdens de training is gedeeld. Voorheen zou het onderschatten van de risicodoelgroep, volgens Walter et.al. (2010), een reden kunnen zijn om het alcoholgebruik niet of minder bespreekbaar met de patiënt te maken. Opvallend is dat minder dan de helft van professionals een gesprekstechniek toepast en meer dan de helft de gesprekstechniek de OOO’s onbewust toepast. Van de gesprekstechnieken wordt motiverende gespreksvoering door de meeste professionals bewust ingezet. 6.1.3 conclusie deelvraag 3 In deelvraag drie staat de rol van maatschappelijk werker centraal. De deelvraag luidt dan ook: “Hoe kijken de huisartsen, praktijk ondersteuners huisartsen en maatschappelijk werkers naar de rol van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen en alcohol?” De meeste professionals (84%) hebben een samenwerkingsverband met het maatschappelijk werk, deze maatschappelijk werker is vaak werkzaam in hetzelfde gezondheidscentrum als dat van de professionals. Daarnaast hebben de maatschappelijk werkers uit de GB- en S- GGZ ook een samenwerkingsrelatie met de huisarts en POH. Meer dan 90% van de professionals vinden dat de maatschappelijk werker een geschikt persoon is om de begeleiding en daarnaast ook de interventies voor risicovol alcoholgebruik bij ouderen op zich te nemen. Zij vinden met name de maatschappelijk werker geschikt wanneer een psychosociale-, maatschappelijkof schuldenproblematiek aan ten grondslag ligt. Volgens de professionals is de algemene meerwaarde van de maatschappelijk werker dat zij het alcoholgebruik in een breder perspectief plaatsen en contextueel kan werken met de patiënt. Daarnaast is de maatschappelijk werker volgens de professionals flexibel, laagdrempelig en gratis voor de patiënten. De maatschappelijk werkers die werkzaam zijn in de generalistische basis-, en specialistische GGZ vinden dat de algemeen maatschappelijk werker met name een signalerende rol heeft binnen het thema ouderen en alcohol. Volgens hen hoeft de maatschappelijk werker niet perse betrokken te zijn in het begeleiden en het bieden van interventies bij deze doelgroep, tenzij de maatschappelijk werker al een hulpverleningsrelatie met de cliënt heeft of het alcoholgebruik zelf signaleert. Daarnaast vragen beiden maatschappelijk werkers zich af of een algemeen maatschappelijk werker deskundig genoeg is om met deze specifieke doelgroep te kunnen werken. De maatschappelijk werkers denken dat hun rol in de toekomst met de opkomst van POHGGZ niet zal veranderen. Volgens hen is er een duidelijk verschil in deskundigheid tussen de POH-GGZ en de maatschappelijk werker en bovendien heeft de POH-GGZ niet voldoende tijd en flexibiliteit om het als primaire problematiek te behandelen. Samengevat vinden de huisartsen en POH de maatschappelijk werker een geschikt persoon om hulpverlening te bieden aan de doelgroep risicovol drinkende ouderen. De maatschappelijk werkers vinden dat zij met name een signalerende rol hebben en denken dat zij te weinige deskundigheid hebben om de begeleiding van cliënten met problematisch alcoholgebruik op zich te nemen. 6.1.4 conclusie deelvraag 4 In deze paragraaf wordt de conclusie geschreven die betrekking heeft op de vierde deelvraag: ‘Welke gedragsverandering nemen de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen waar ten aanzien bij de interventies voor risicovol alcoholgebruik bij ouderen?’. 39
De professionals nemen een duidelijke gedragsverandering bij zichzelf waar met betrekking tot het interveniëren. Van de professionals gebruikt 84% andere interventies na het volgen van de training: ‘risicovol alcoholgebruik bij ouderen’. Vooral het advies aanvaardbaar alcoholgebruik wordt niet alleen na het volgen van de training vaker toegepast, het wordt ook door alle professionals toegepast. Daarnaast wordt er vaker gebruik gemaakt van een followup afspraak. In tegenstelling tot de interventie ‘advies aanvaarbaard alcoholgebruik’ worden de overige interventies door minder dan de helft van de professionals gebruikt. 6.1.5 conclusie centrale onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag is: ‘Welke gedragsverandering met betrekking tot ouderen en alcohol nemen huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen bij zichzelf waar na deelname aan de training: ‘vroegsignalering ouderen en alcohol’ van IrisZorg?’ Geconcludeerd kan worden dat de professionals in verschillende mate een gedragsverandering bij zichzelf waarnemen. De professionals zijn zich meer bewust zijn geworden van de problematiek, de grootte, ernst en omvang van de risicodoelgroep. Deze bewustwording heeft als resultaat dat de professionals het alcoholgebruik van de patiënt bespreekbaar durven en willen maken. Daarnaast maken de professionals vaker en meer gebruik van verschillende interventies die tijdens de training zijn aangeboden. Er is een model ontwikkeld door Prochaska & Diclemente (1982) waarin zij verschillende stadia van gedragsverandering beschrijven. In het stadium ‘beslissing’ wordt er gesproken over vier randvoorwaarden om de cliënt of in dit geval het gedrag van de professional te veranderen. De eerste twee randvoorwaarden hebben betrekking op de mate van voldoende kennis over het probleem en daarbij voldoende bezorgd is over deze problemen. Zoals hierboven en eerder in de resultaten is beschreven, zijn de professionals zich meer bewust van de risicodoelgroep: ouderen en alcohol. De professionals, met name de huisartsen, hadden al genoeg medische kennis over het probleem alcohol en ouderen. De professionals zijn zich met name meer bezorgd gaan voelen over het probleem. De derde en laatste randvoorwaarde heeft betrekking op het feit dat de professional zich voldoende de moeite waard vindt om zich in te zetten voor verandering en voldoende vertrouwen heeft in eigen vermogen. Uit de resultaten wordt de training gemiddeld met een 7 beoordeeld. De onderwerpen signaleren, bespreekbaar maken, vorm en toepasbaarheid worden door meer dan de helft van de professional beoordeeld met ‘goed’. Hiermee kan aangegeven worden dat de professionals het een leerzame en goede training vonden en dit kan een aanleiding zijn geweest is het vergroten van de vertrouwen in eigen vermogen in het begeleiden van de patiënten met risicovol alcoholgebruik. Momenteel bevinden de professionals zich in het stadium ‘stabilisatie’. De professionals hebben een nieuwe gedragspatroon aangeleerd. 6.2
Discussie
In deze paragraaf zal ik mijn visie over dit onderzoek en de uitkomsten beschrijven. Daarnaast wordt de methode van onderzoek geëvalueerd. 6.2.1 visie Allereerst was ik zeer verrast van de opkomst huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen dat deel heeft genomen aan de training en bereid was om deel te nemen aan dit onderzoek. 40
Wel gaven bijna alle geïnterviewden aan dat zij het lastig vonden de vragen te beantwoorden, aangezien het al langer dan een half jaar geleden was dat zij de training hebben gevolgd. Wat ik opvallend en tegelijkertijd zorgwekkend vind is dat professionals aangeven zich veel meer bewust te zijn van het probleem risicovol drinkende ouderen. Blijkbaar zijn veel huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen zich helemaal niet bewust van deze groeiende doelgroep. In landelijke campagnes wordt heel veel aandacht besteed aan het alcoholgebruik van jongeren en gevolgen hiervan op latere leeftijd, maar in mijn optiek is er weinig aandacht (ook in de media) voor de doelgroep ouderen en alcohol. Daarnaast vind ik het opvallend dat de professionals weinig tot geen gebruik maken van de signaleringsinstrumenten five shot en de AUDIT-C, naar mijn idee zijn dit mooi en goede middelen om het alcoholgebruik van de ouderen beter in beeld te krijgen, daarnaast lijkt het mij een handig hulpmiddel om het alcoholgebruik met de patiënt/cliënt bespreekbaar te maken. Ook de interventies die zijn aangeboden tijdens de training, met uitzondering van het advies aanvaardbaar alcoholgebruik, worden minder vaak gebruikt dan ik had verwacht. Misschien gaan de professionals erin de loop van tijd er meer gebruik van maken, en is een eerste stap bewust zijn van de omvang van de problematiek. Duidelijk is dat de professionals deze stap hebben gezet. Daarnaast ondervond ik dat veel professionals pas doorverwijzen als zij te maken krijgen met een patiënt die alcoholafhankelijk is. Wanneer er sprake is van risicovol alcoholgebruik zullen zij de patiënt niet snel doorverwijzen naar IrisZorg. Dit komt omdat het stigma een overheersende rol heeft bij de ouderen patiënten. Tevens vond ik het opvallend, dat er met name door de POH, een kritische houding was tegenover het maatschappelijk werk en dat zij de maatschappelijk werker ook in minder mate geschikt vinden voor het begeleiden van risicovol drinkende ouderen. Ik denk vooral dat een eerdere ervaring met maatschappelijk werkers of onwetendheid ervoor zorgt dat zij deze houding aannemen. Daarnaast kunnen zij de maatschappelijk werker ook als mogelijke concurrent zien. Ik had niet verwacht dat beide maatschappelijk werkers de algemeen maatschappelijk werker niet de aangewezen persoon/professional vinden om de begeleiding van alcoholproblematiek bij ouderen op zich te nemen. De resultaten zijn niet representatief maar geven wel een signaal af, misschien is de maatschappelijk werker toch niet zo generalistisch als wij denken? Terwijl dat wel wordt verwacht in het huidig GGZ stelsel. Ik zelf denk wel dat de maatschappelijk werker een geschikt persoon is om de ouderen cliënt te begeleiden. 6.2.2 Evaluatie methode van onderzoek Tijdens mijn onderzoek heb ik geprobeerd de betrouwbaarheid en validiteit van dit onderzoek zo goed mogelijk te waarborgen. Aan het begin van mijn onderzoek had ik wat strubbelingen met het vinden van goede en recente bronnen. Uiteindelijk heb ik veel gebruik gemaakt van Engelse bronnen omdat de Nederlands geschreven artikelen vaak verouderd zijn. Er is een aantal punten die ik ter discussie stel. Om te beginnen met de interviewvraag naar de signalen van risicovol alcoholgebruik. Achteraf gezien merk ik dat de signalen die als voorbeeld zijn benoemd, te beperkt waren. Hierdoor antwoordden de professionals alleen met een ‘ja’ of ‘nee en dachten zij niet na over andere signalen. Er zijn natuurlijk veel meer signalen dan de signalen die ik heb in mijn vraag heb geformuleerd, maar omdat het interview maximaal 20 minuten mocht duren heb ik deze keuze gemaakt. Daarnaast vind ik het jammer dat ik twee interviewvragen niet heb kunnen verwerken in de resultaten omdat de antwoorden van de professionals te uiteenlopend waren. Ik had misschien nogmaals de vraag moeten
41
verhelderen en duidelijk moeten benoemen dat ik vroeg naar een antwoord in een bepaalde categorie (procenten, frequentie per week, etcetera). Wat het onderzoek minder betrouwbaar maakt is dat ik de helft (13/24) van alle professionals die deel hebben genomen aan de training: ‘signaleren van risicovol alcoholgebruik bij ouderen’ heb geïnterviewd voor dit onderzoek. In verband met de tijd en mankracht is er voor gekozen om de per wijkatelier ongeveer vier professionals te interviewen. Ook de methode van analyseren van de interviews, het coderen en labelen, is misschien onvoldoende voor dit onderzoek. De informatie uit de interviews heb ik geanalyseerd aan de hand van mijn eigen interpretaties, het kan zijn dat de professional het zelf anders beoordeeld zou hebben. 6.2. Aanbeveling Aansluitend op de conclusies uit paragraaf 6.1 worden de volgende aanbevelingen geschreven aan IrisZorg. Niveau training voor huisartsen Uit de interviews met de huisartsen kwam naar voren dat zij het niveau van de training laag vonden. De huisarts is het bekend met de signalen van (risicovol) alcoholgebruik, en welk effect het alcoholgebruik op het lichaam en geest heeft. Voor hen zou een training, dat aansluit op het (kennis)niveau van de huisarts, een grotere meerwaarde en effect hebben. In deze training zullen vooral gesprekstechnieken en korte interventies centraal moeten staan, welke technieken en interventies er zijn en welke effectief zijn gebleken. Daarnaast moet er ook de mogelijkheid zijn om het te kunnen oefenen door middel van bijvoorbeeld een rollenspel. Follow up (vinger aan de pols) Duidelijk uit de conclusie wordt dat de professionals een gedragsverandering bij zichzelf waarnemen. Om deze gedragsverandering in stand te houden, is het verstandig blijvende ondersteuning te bieden door middel van een follow-up training/bijeenkomst. Het liefst meerdere malen per jaar. Hierin zal ruimte gecreëerd moeten worden voor de ervaringen (negatieven en positieve) uit de praktijk, en de mogelijkheid om het geleerde te oefen door middel van een rollenspel. Daarnaast zal de focus liggen op het stimuleren om gebruik te maken van kortdurende interventies en de functie van IrisZorg preventie. Vervolgonderzoek Het verdient aanbeveling om meer geld beschikbaar te stellen vanuit de overheid om (nog meer) preventieve maatregelen te kunnen nemen. Het thema mag landelijk meer aandacht krijgen door middel van campagnes. Dit om zowel het stigma voor de ouderen als bij de professionals weg te nemen. De professional die aan dit onderzoek hebben deelgenomen waren zich voor de training niet bewust van de omvang en ernst van de risicodoelgroep risicovol alcohol gebruik bij ouderen. Dit vind ik zorgelijk, daarom de aanbeveling om daarnaast ook een vervolg onderzoek te laten plaats vinden. Het onderzoek zal zicht richten op de (algemene) werkwijze met risicovol drinkende ouderen in de Nederlandse huisartspraktijk. Maatschappelijk werk Door de verschuiving van de GGZ veranderd ook de positie van de maatschappelijk werker. Uit dit onderzoek wordt duidelijk dat de maatschappelijk werkers zich zelf niet geschikt achten voor de begeleiding van de doelgroep ouderen en alcohol. Terwijl blijkt dat de maatschappelijk werker met uitstek geschikt is voor de begeleiding van psychosociale 42
problematiek, dus ook verslavingsproblematiek. De patiënt kan hier de dupe van worden. Het verdient daarom de aanbeveling om aandacht te besteden aan de positie van de maatschappelijk werker binnen het thema ouderen en alcohol, door middel van vervolgonderzoek. In dit onderzoek zullen maatschappelijk werkers werkzaam in zowel de GB-GGZ als de S-GGZ worden geïnterviewd. Met de achterliggende gedachte om te voorkomen dat maatschappelijk werkers de cliënten te snel opschalen of wachten tot de problematiek zo ernstig is dat er specialistische hulp ingezet moet worden. Hierdoor wordt alsnog de S-GGZ belast en onnodige zware en te dure zorg verleend.
43
Literatuurlijst Aartsen, M (2012). Ouderen en het gebruik van genotsmiddelen: een onderschat probleem. Tijdschrift voor gerontologie en geriatrie. Anderson, G., & Herr, K. (1999). The new paradigm wars. Is there room for rigorous practitioner knowlegde in school and universities? Educational Researcher. Baarda, D., & Goede, M. d. (2007). Basisboek interviewen. Groningen/ Houten: Noordhoff uitgevers. Baarsen, C. v. (2009). Ouderen, alcohol en valincidenten. Zeist: Nederlands Kenniscentrum Ouderpsychiatrie. Bartelink, C. (2013). Wat werkt: Motiverende gespreksvoering? Nederlands Jeugd instituut. (2013). Beleidsnotitie alcohol mij'n zorg?! Arnhem: Zorggroep Zuid Gelderland en IrisZorg. Bie, R. v., & Latten, J. (2012). Babyboomers. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. Bransen, E., Veen, C. v., & Bool, M. (2008). Preventieprogramma Alcohol. Partnership Vroegsignalering Alcohol. Centraal Bureau voor de Statistiek. (2011). Demografie van de vergrijzing. Den Haag/Heerlen: CBS Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013, juli 2). Opgeroepen op december 12, 2013, van www.cbs.nl: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheidwelzijn/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3854-wm.htm van Dale. (sd). handwoordenboek van hedendaags Nederlands. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie. Donk, C. v., & Lanen, B. v. (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Dufour, M., & Fuller, R. (1995). Alcohol in the elderly. Anne Rev Med. Gemeente Nijmegen. (2012). Stads en Wijkmonitor. Gestel, H. v. (2011). Steeds meer verslaafde ouderen. Tijdschrift Psy. Gezondheidsraad. (2006). Richtlijnen goede voeding 2006. Den Haag: Gezondheidsraad. GGD regio Nijmegen. (2011). Ouderen monitor 2010 resultaten regio Nijmegen.Nijmegen. Griens, A., Tinke, J., & van der Vaart, R. (2007). Data en feiten 2007. Den Haag: Stichting Farmaceutische Kerngetallen. IrisZorg. (2013). Draaiboek training ouderen en alcohol. Arnhem: IrisZorg Kempen, J. (2011). TOS studie. Kaner, E., Bland, M., Cassidy, P., Coulton, S., Deluca, P., & Drummond, C. (2009). Screening and brief interventions for harzardous and harmful alcohol use in primary care: a cluster randomised controlled trail protocol. BMC Public Health. Kersten, G. (2007). Alcohol? Geen probleem, dokter! verslag SIGNAAL-project. Arnhem: IrisZorg. 44
Laar, M. v., Cruts, A., Ooyen-Houben, M. v., Meijer, R., Croes, E., Brunt, T., et al. (2011). Nationale Drug Monitor, jaarbericht 2010. Utrecht: Trimbos-Instituut. LADIS. (2013). alchol en ouderen in de verslavingszorg 2003-2012. LADIS. MOgroep. (2011). Tel uit je winst, met algemeen maatschappelijk werk. Utrecht: MOgroep. MOVISIE. (2013). Verkenning methoden algemeen maatschappelijk werk. Utrecht: MOVISIE. Moyer, A., Finney, J., Swearingen, C., & Vergun, P. (2002). Brief interventions alcohol problems: a meta-analytic review of controlled investigations in treatment-seeking and non-treatment-seeking populations. Addiction. Ministerie van Volksgezondheid, W. e. (2011). Gezondheid dichtbij: landelijke nota gezondheidsbeleid. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. National Institute on Alcohol Abuse and Alcoholism. (2013, mei). Opgeroepen op november 02, 2013, van www.niaaa.nih.gov: http://pubs.niaaa.nih.gov/publications/olderAdults/olderAdults.pdf Nederlands Huisartsen Genootschap. (2005). Opgeroepen op november 19, 2013, van www.NHG.org: https://www.nhg.org/standaarden/samenvatting/problematisch-alcoholgebruik Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers. (2000). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers. Nilsen, P., McCambridge, J., Karlsson, N., & Bendtsen, P. (2010). Brief interventions in routine health care: a population-based study of conversations about alcohol in Sweden. Sweden: Department of Medical and Health Sciences. Noteborn, W., Sanderson, R., Zwanikken, H., Deckers, K., & Alphen, B. v. (2013). Alcoholproblematiek bij ouderen. Tijdschrift voor huisarts & wetenschap. Partnership Vroegsignalering Alcohol. (sd). Opgeroepen op januari 10, 2014, van Vroegsignalering alcohol: http://www.vroegsignaleringalcohol.nl/ Partnership Vroegsignalering Alcohol. (2008). Handleiding alcoholconsultatie. Partnership Vroegsignalering Alcohol. Prochasksa, J., & DiClemente, C. (1982). Transtheoretical therapy: Toward a more integrative model of change. Psychotherapy: Theory, Research and Practice . Risselada, A., Kleinjan, M., & Jansen, H. (2009). Veilig drinken op leeftijd. Rotterdam: IVO. Rijksoverheid. (2013). Bestuurlijk akkoord toekomst GGZ 2013-2014. Den Haag: Rijksoverheid. Rollnick, S., Miller, W., & Butler, C. (2013). Motiverende gespreksvoering in de gezondheidszorg. Ekklesia. Schippers, E. (2013). Voorhangbrief POH-GGZ en Generalistische Basis GGZ. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Seppä, K., Lepistö, J., & Sillanaukee, P. (1998). Five-shot questionnaire on heavy drinking. Alcoholism: Clinical and Experimental Research. 45
Trimbos Instituut. (2007). Factsheet preventie. Utrecht: Trimbos Instituut. Trimbos Instituut. (2012). Handleiding bouwstenen zorgpaden basis ggz. Trimbos- Instituut en ROSnetwerk. www.vroegsignaleringalcohol.nl: http://www.vroegsignaleringalcohol.nl/partnership Walter, U., Flick, U., Neuber, A., Fischer, C., Hussein, R., & Schartz, F. (2010). Putting prevention into practice: qualitative study of factors that inhibit and promote preventive care by gereral practioners, with a focus on elderly patient. Tijdschrift MC Family Practice, 1-11. Wisselink, D., Kuijpers, W., & Mol, A. (2012). Kerncijfers verslavingszorg 2011. Houten: LADIS.
46
Bijlage 1 Tabel 1. Demografische gegevens huisartsen in gemiddelde. Geslacht Ervaring als huisarts in jaren Aantal uren patiënten contact per week
Heumen, Mook en Middelaar 3 mannen 1 vrouw
Hazenkamp
Lent
Totaal
3 mannen 1 vrouw
1 man
7 mannen 2 vrouwen
20,1 jaar
21,5 jaar
15 jaar
31,25 uur
28,25 uur
25 uur
Tabel 2. Demografische gegevens Praktijk Ondersteuners Huisartsen in gemiddelde. Geslacht Ervaring als POH in jaren Aantal uren patiënten contact per week Vooropleiding
Heumen, Mook en Middelaar 1 vrouw
Hazenkamp
Lent
Totaal
1 vrouw
2 vrouwen
4 vrouwen
8 jaar
8 jaar
8,5 jaar
24.5 jaar
20 uur
20 uur
20 uur
60 uur
HBOVerpleegkunde HBOPraktijkondersteuner
HBOVerpleegkunde HBOPraktijkondersteuner
HBOVerpleegkunde HBOPraktijkondersteuner HBO- docent verpleegkunde
Tabel 3. Demografische gegevens Maatschappelijk Werkers Geslacht Ervaring als Maatschappelijk werker in jaren Aantal uren patiënten contact per week
Generalistische Basis- GGZ 1 man 12.5 jaar
Gespecialiseerde- GGZ 1 man 25 jaar
24 uur
30 uur
47
Bijlage 2 Dia 1 -2
Betrokken organisaties Project vroegsignalering alcoholgebruik Ouderen
Willemien Rietberg Wijkateliers:
WWW.IRISZORG.NL
Dia 3-4
programma • • • • • •
Ervaringen Alcohol en ouderen Problematisch gebruik? Signaleren gespreksvoering Audit C
Kennisquiz
Ervaringen in het werkveld?
Dia 5-6
Gebruik onder ouderen
• • • • • •
Dia 7-8
Alcohol is een opwekkend middel Huidige generatie ouderen drinkt meer Aanmeldingen stijgen Omgeving is toegeeflijker Signaleren is lastig Preventie weinig aandacht Vroeg signalering belangrijk
JUIST ONJUIST
Effecten alcohol • • • • •
Ontremming Vermindering reactie- en beoordelingsvermogen Verlies controle spraak en handelingen Black–out Ademhalings- of hartstilstand
Elk alcoholisch drankje bevat evenveel alcohol
JUIST ONJUIST
48
Dia 9-10
Hoeveelheid alcohol per glas
Op oudere leeftijd verdraagt het lichaam de alcohol even goed als voorheen JUIST ONJUIST
Dia 11-12
Dia 13-14
Risico’s
Alcohol en Medicatie
• • • • • •
• Afbraak wordt vertraagd
Eerder dronken Ongelukjes en vallen Orgaanschade Vergeetachtigheid/ desoriëntatie Hoge bloeddruk/ diabetes Slaapproblemen
• Alcohol kan werking medicatie - versterken - verzwakken - opheffen
Richtlijnen advies alcohol
Aanvaardbaar alcoholgebruik
• • • •
• Mannen max. 2 glazen per dag • Vrouwen max. 1 glas per dag • 55+ max. 1 glas per dag
Aanvaardbaar Overmatig Problematisch Afhankelijk
• 2 dagen niet drinken om gewoonte en tolerantie te voorkomen
Dia 15-16 Risicofactoren problematisch gebruik • • • • • • • •
Wonen in verpleeg- verzorgingshuis Man zijn Eenzaamheid/ sociaal isolement Combi alcohol en medicijnen Depressiviteit, angststoornissen Derde fase problematiek Fysiologische veranderingen Slaapproblemen
Signalen problematisch gebruik • • • • •
Psychische of sociale problemen Gebruik kalmering- en slaapmiddelen Geheugenstoornissen Alcoholgeur Lichamelijke klachten
• Overleg met collega
49
Dia 17-18
Casussen
Audit C
• Wat voor drinkers zijn het? • Lopen ze risico’s? • Wat zou je doen?
Hoe vaak ? Nooit (0)
sco re Maandelijks of minder (1)
2 - 4 x per maand (2)
2 - 3 x per week (3)
4 x of vaker per week (4
3 – 4 glazen (1)
5 – 6 glazen (2)
7 – 9 glazen (3)
10 of meer glazen (4)
Minder dan 1 x per mnd (1)
Maandelijks (2)
Wekelijks (3)
Dagelijks (4)
Hoeveel per dag ? 1 – 2 glazen (0) Hoe vaak meer dan 6?
Nooit (0)
Totaal
Dia 19-20
Audit C
Five shot vragenlijst
score
0-3
4-7
8-12
I N T E R V E N T I E
Geen
Advies voor gesprek huisarts
Advies voor gesprek huisarts
Vroegsignalering interventies
Verwijzing naar verslavingszorg Geïndiceerde preventie of behandeling
1. Hoe vaak drinkt u alcoholische dranken? 2. Hoeveel alcoholische dranken gebruikt u op een typische dag waarop u alcohol drinkt? 3. Ergert u zich wel eens aan mensen die opmerkingen maakten over uw drinkgewoonten? 4. Voelt u zich wel eens schuldig over uw drinkgewoonten? 5. Drinkt u wel eens 's ochtends om de kater te verdrijven?
Observeren en motiveren
Dia 21-22
Dia 23-24
Communicatie
Deze beweging?
In beweging?
Deze beweging?
50
Dia 25-26
Gesprekstechnieken OOO’s
Hoe voorkom ik ……….?
• Open vragen • Oprechte belangstelling • Open houding (niet veroordelen)
Dia 27-28
bewustwordingsinterventies
• • • • •
Dia 29-30
Kortdurende interventies • • • •
40 dagen geen alcohol Alcohol dagboek Drinktest, www.drinktest.nl Advies aanvaardbaar alcoholgebruik In gesprek en houd contact
Gesprek geïndiceerde preventie Zelfhulp sites www.minderdrinken.nl www.alcoholdebaas.nl Aanmelding Iriszorg (triage)
STADIA VAN VERANDERING
Permanente uitgang
Interventies Volhouden
Voorbeschouwing
Terugval
Start Verandering
– – – –
Informatie geven Contact houden ‘zaadje planten’ Last uitvragen
Voorbeschouwing
Overpeinzing
Beslissing
– Voor en nadelen balans – Zelfvertrouwen vergroten – Eerdere succeservaringen?
Overpeinzing
Tussentijdse uitgang Prochaska & DiClemente (1982)
Dia 31-32
Welke fase ?
oefenen
• Mijn vrouw zit steeds te zeuren dat ik zoveel drink. • Mijn vader dronk ook altijd fors en die is er ook oud mee geworden. • Ik houd erg van m’n glaasje wijn, maar soms denk ik weleens… • Ik moet toch ergens aan dood gaan.
• Mevr. Broks, 67 jaar, is bij je op de praktijk. Je bespreekt met haar haar alcoholgebruik. • Mevr. Broks drinkt ‘s middags 1glas wijn, bij het eten een glas wijn en ‘s avonds samen met haar man een glas. Dit doet zij iedere dag.
• Typische uitspraken?
• 7 min gesprek, time out, observator geeft top en tip. • Vervolg gesprek 7 min. Nabespreken 5 min.
• In 3-tallen, 1 mevr. Broks, 1 hulpverlener, 1observator. • Observator let op bevragen Audit C.
51
Dia 33-34
Mevr Visser
Omgaan met weerstand
• Mevr. Visser, 83 jaar, woont sinds 3 maanden in verzorgingstehuis. Haar man is een half jaar geleden overleden. Ze gaat naar de vrijdagmiddagborrel, drinkt daar 2 advocaatjes. Ddw af en toe een citroentje.
• Begint u nu ook al? • Mijn vader dronk ook altijd fors en die is er ook oud mee geworden. • U weet toch niet wat het is om zo te moeten leven. • Er wordt zoveel aan m’n hoofd gezeurd dat ik zin krijg in een borrel. • Mijn gezondheid? Wat heeft het op deze manier nog voor zin om lang te leven? • Je kunt me vertellen wat je wilt, ik ga er gewoon mee door.
• In 3-tallen, 1 mevr. Visser, 1 hulpverlener, • 1observator. • Observator let op bevragen Audit C en aansluiten bij beleving client
Dia 35-36
Hoe verder?
Vragen?
• Lokaal zorgpad wijkateliers • Slotbijeenkomst delen van ervaringen
• Jojanneke Diemers
• Kennis en attitude toets • onderzoek
•
[email protected] • 088 - 6062605
Dia 37
52
Bijlage 3 Geachte heer/mevrouw, Naar aanleiding van het project ‘alcohol en ouderen mij’n zorg?!’ is er in mei 2013 een training gegeven door Willemien Rietberg. Het doel van deze training was om vroegtijdig te signaleren op (overmatig) alcoholgebruik bij ouderen en passende zorg te bieden indien nodig. Nu de trainingen zijn gegeven rest de vraag hoe deze is ontvangen en heeft deze training een meerwaarde gehad? In mijn onderzoek alcoholmisbruik bij ouderen in de huisartspraktijk wil ik graag antwoord krijgen op de volgende vraag: Welke gedragsverandering met betrekking tot ouderen en alcohol nemen huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen bij zichzelf waar na deelname aan de training: ‘vroegsignalering ouderen en alcohol’ van IrisZorg? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag wil ik graag de huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen interviewen. Door middel van deze interviews wil ik erachter komen hoe er momenteel gesignaleerd wordt, hoe het (overmatig) alcoholgebruik bespreekbaar wordt gemaakt. Daarnaast zal het interview zich richten op het doorverwijzing traject. Wordt er doorverwezen en hoe is de bereikbaarheid van IrisZorg? Rekening houdend met de volle agenda´s van de huisartsen en praktijkondersteuners huisartsen zullen de interviews niet langer dan 20 minuten. De interviews kunnen telefonisch worden afgenomen op een tijdstip wat u het beste uitkomt. Tenzij u liever wilt, dat ik langs kom. De interviews zullen worden afgenomen medio november en u zult voorafgaand de vragenlijst ontvangen. Om een afspraak te maken voor de interviews zal ik in week 41 contact met u opnemen. Hopelijk heeft de tijd en ruimte om deel te nemen aan de interviews en het onderzoek te doen slagen. Vriendelijke groeten,
Rachel van Gelder onderzoekstagiaire IrisZorg
53
Bijlage 4 Interview huisartsen en Praktijk ondersteuners huisartsen Topic: ervaring training Medio april heeft u deelgenomen aan een training waarin aandacht wordt besteed aan risicovol alcoholgebruik bij ouderen. Tijdens deze training is er aandacht besteed aan het signaleren van risicovol alcoholgebruik door middel van signaleringsinstrumenten, hoe je deze signalen bespreekbaar kunt maken en wat de vervolgstappen zijn als het alcoholgebruik bespreekbaar is gemaakt. Ik ga u nu drie vragen stellen over de ervaring van de training, denkende aan inhoud, vorm en overal. 1.Op een schaal van 0 tot 10, waar een 0 voor slecht staat en een 10 voor uitstekend, welk cijfer geeft u voor de training? Wat maakt dat u dat cijfer geeft? ………………………………………………………………………………………………………………….. 2a.Wat vond u van de inhoud van de training met betrekking tot het signaleren van risicovol alcoholgebruik bij ouderen? Slecht
Matig
Goed
Uitstekend
2b.Wat vond u van de inhoud met betrekking tot het bespreekbaar maken van risicovol alcoholgebruik? Voorziet de training in voldoende mate in een oplossing voor deze problemen? Slecht
Matig
Goed
Uitstekend
2c.Wat vond u van de inhoud met betrekking tot de interventies voor risicovol alcoholgebruik? Slecht
Matig
Goed
Uitstekend
2d. Wat vond u van de vorm van de training? Slecht
Matig
Goed
Uitstekend
e
2 . Wat vindt u van de toepasbaarheid op uw werk? Slecht
Matig
Goed
Uitstekend
3. Wat heeft u gemist in de training? ……………………………………………………………………………………………………
54
Topic: signaleren Introductie: Tijdens de training is er stil gestaan bij het signaleren van risicovol alcohol gebruik bij ouderen. 1.Kunt u vertellen welke signalen van risicovol alcoholgebruik bij ouderen u ziet bij uw patiënten? Signalen alchoholgebruik Lichamelijke klachten/signalen slaapstoornissen - moeheid transpireren, maag-darm problemen regelmatig ongevallen en jicht. Psychosociale signalen/klachten Angst, verhoogde prikkelbaarheid slaapproblemen Gebruik kalmering - slaapmiddelen
Gesignaleerd?
2. Wat is hierin veranderd sinds de training, ziet u meer en eerder de signalen? …………………………………………………………………………………………………………………. 3. Werkt u met een signaleringsinstrument? Zo ja, welk instrument gebruikt u? Signaleringsinstrument Gebruikt? Frequentie Audit C 5 Shots vragenlijst Anders:
4. Bij hoeveel procent van de ouderen in uw wijk (naar schatting) signaleert u risicovol alcoholgebruik? ……………………………………………………………………………………………………………………. Topic: Bespreekbaar maken Introductie: Wanneer u mogelijk de signalen van risicovol alcoholgebruik bij de patiënt heeft gesignaleerd, hoe maakt u het dan bespreekbaar met uw patiënt? 1.Ten eerste maakt u gebruik van laboratoriumonderzoek, informatie uit dossier of van derden? ………………………………………………………………………………………………………………………. 2.Ten tweede, maakt u tijdens deze gesprekken gebruik van bepaalde gesprekstechnieken? ……………………………………………………………………………………………………………………… Gesprekstechnieken OOO’S open vragen, oprechte belangstelling, open houding
Gebruikt?
Bewust
Onbewust
Motiverende gespreksvoering Motivatie bij de patiënt wordt uitgelokt door hulpverlener.
3.Voerde u voor de training ook wel eens dergelijke gesprekken? ……………………………………………………………………………………………………………………… Zo ja, merkt u een verschil tijdens deze gesprekken, als u terug kijkt naar de gesprekken die zijn gevoerd voor dat u de training heeft gevolgd? 55
………………………………………………………………………………………………………………………. Zo nee, Wat heeft u doen besluiten om het niet bespreekbaar te maken met de patiënt? ……………………………………………………………………………………………………………………… Topic: Interventies Introductie: De vorige vragen hadden betrekking op het signaleren en bespreekbaar maken van risicovol alcoholgebruik. De volgende vragen gaan over interventies voor risicovol alcoholgebruik bij ouderen. Er zijn verschillende interventies voor risicovol alcoholgebruik, namelijk: 40 dagen zonder alcohol, alcoholdagboek, alcohol infolijn, drinktest, advies aanvaardbaar alcoholgebruik 1.Kunt u vertellen welke interventies u toe past in uw praktijk? Interventies Toegepast? 40 dagen
Frequentie
Alcoholdagboek Alcohol infolijn Drinktest Advies aanvaardbaar alcoholgebruik
2.Hoe vaak in het afgelopen jaar heeft u één van de bovenstaande interventies toegepast? ………………………………………………………………………………………………………………….. 3.Gebruikt u na deelname aan de training andere interventies dan voorheen, Zo ja welke? ………………………………………………………………………………………………………………….. 4.Werkt u wat betreft alcoholproblematiek bij ouderen ook samen met andere disciplines binnen of buiten uw gezondheidscentrum? Welke? ………………………………………………………………………………………………………………………
Topic: maatschappelijk werk Introductie: We hebben net gesproken over ander disciplines en ik wil nu graag inzoomen op de e maatschappelijk werker Zoals ik aan het begin van ons gesprek al vertelde ben ik 4 jaar MWD student ben en in het kader van mijn opleiding zou ik graag willen weten welke rol een maatschappelijk werker in deze context zou kunnen vervullen. De maatschappelijk werker: De maatschappelijk werker ondersteunt mensen bij de problemen op verschillende leefgebieden. De maatschappelijk werker functioneert als intermediair tussen de cliënt en de maatschappij. De maatschappelijk werker werkt eclectisch. Wat centraal staat bij de maatschappelijk werker is dat hij/zij opzoek gaat naar de eigen kracht van de cliënt en probeert deze te vergroten. De maatschappelijk werker kijkt naar de achterliggende problematiek van de cliënt. Ik ga u nu vier vragen stellen die betrekking hebben op het maatschappelijk werk binnen de context van alcohol en ouderen. 1. Is er momenteel een samenwerkingsverband tussen de huisarts en maatschappelijk werker op welk vlak dan ook? (alc. en jongeren) …………………………………………………………………………………………………………………….. 2. Is de maatschappelijk werker volgens u een geschikt persoon om de patiënt te begeleiden in wat betreft het risicovol alcoholgebruik? Kunt u vertellen waarom? ………………………………………………………………………………………………………………………. 56
3.Is de maatschappelijk werker volgens u een geschikt persoon om bijvoorbeeld de interventies voor risicovol alcoholgebruik van ouderen op zich te nemen? Kunt u vertellen waarom? ………………………………………………………………………………………………………………………. 4. Wat denkt u dat de meerwaarde is als de maatschappelijk werker betrokken is bij deze doelgroep? ……………………………………………………………………………………………………………………
Topic: bereikbaarheid IrisZorg Introductie: Zoals ik in aan het begin van het interview vertelde wordt dit onderzoek verricht in opdracht van IrisZorg. Ik zal nu vragen stellen waarin de ervaring met IrisZorg centraal staat. Wanneer u de signalen van risicovol alcoholgebruik heeft onderkend en dit bespreekbaar heeft gemaakt met de patiënt en mogelijk een interventie toegepast is er altijd nog de mogelijkheid om de patiënt door te verwijzen naar IrisZorg. 1. Weet u hoe u IrisZorg kunt bereiken? ……………………………………………………………………………………………………………………… 2. Wat vindt u van de bereikbaarheid van IrisZorg op een schaal waar 0 onbereikbaar is en 10 zeer goed bereikbaar? Wat maakt dat u dat cijfer geeft? ……………………………………………………………………………………………………………………… 3.Hoe zou IrisZorg nog eenvoudiger te benaderen zijn? ……………………………………………………………………………………………………………………… 4. Het kan voorkomen dat er wachttijden bij IrisZorg zijn, heeft u dit wel eens ervaren en wat vind u hiervan? ……………………………………………………………………………………………………………………… 5.Heeft u de indruk dat u over voldoende informatie beschikt om uw patiënt door te verwijzen? ……………………………………………………………………………………………………………………… 6. Hoeveel procent van uw patiënten (naar schatting) heeft u doorverwezen naar IrisZorg? ……………………………………………………………………………………………………………………… 6b Zo nee, wat heeft u doen besluiten om niet door te verwijzen naar IrisZorg? ………………………………………………………………………………………………………………………
57
Bijlage 5 Topic: maatschappelijk werk In mijn onderzoek ‘alcoholmisbruik bij ouderen in de huisartspraktijk’ wil ik graag antwoord krijgen op de volgende vraag: Welke gedragsverandering met betrekking tot ouderen en alcohol nemen huisartsen en praktijk ondersteuners huisartsen bij zichzelf waar na deelname aan de training: ‘vroegsignalering ouderen en alcohol’ van IrisZorg? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag heb ik de huisartsen en praktijk ondersteunende huisartsen die deel hebben genomen aan de training, geïnterviewd. Door middel van deze interviews wil ik erachter of zij naar aanleiding van de training een gedragsverandering bij zichzelf waarnemen. In mijn interviews voor de huisartsen en POH’ers heb ik gevraagd hoe zij naar de positie van de maatschappelijk werker kijken binnen het thema alcohol en ouderen. In dit interview richt ik mij op de positie van de maatschappelijk werker binnen de doelgroep alcohol en ouderen. Persoonlijke gegevens Aantal jaren werkzaam als Maatschappelijk werker: Aantal uren cliëntcontact per week: Werkzaam in de eerste- of tweedelijnszorg?: Ervaring doelgroep Inleiding: Als maatschappelijk werker kunt u met allerlei verschillende doelgroepen te maken krijgen, zo ook met de doelgroep ouderen. Ik ga u nu een viertal vragen stellen over uw ervaring met de doelgroep ouderen. 1.Kunt u vertellen hoeveel procent, naar schatting, van uw patiënten bestaat uit ouderen? ………………………………………………………………………………………………………………………. 2.Bent u tijdens uw carrière vaak in contact gekomen met risicovol drinkende ouderen? Zo ja, was de reden van aanmelding het alcoholgebruik of een psycho – sociaal probleem zoals eenzaamheid? ………………………………………………………………………………………………………………………. 3.Kunt u mij vertellen hoe uw werkervaring met de doelgroep alcohol en ouderen er tot nu toe uit heeft gezien? Wat was hierin uw rol als maatschappelijk werker? ………………………………………………………………………………………………………………………. 4.Heeft u wel eens een patiënt doorverwezen naar tweedelijnszorg? Zo ja, wat heeft u doen besluiten om deze patiënt door te verwijzen en naar wie? ………………………………………………………………………………………………………………………. 5.Hoe heeft u het werken met deze problematiek over het algemeen ervaren? ………………………………………………………………………………………………………………………. Maatschappelijk werker als interventie Inleiding: In de interviews voor de huisartsen en POH’ers heb ik een topic verwerkt waar ik vraag naar de kijk op de positie van de maatschappelijk werker. Ik wil u graag dezelfde vragen stellen. 1a. Is er momenteel een samenwerkingsverband tussen de maatschappelijk werker en de huisarts op welk vlak dan ook? (alcohol en jongeren) ……………………………………………………………………………………………………………………..
58
1b. Zo ja, hoe ziet dit samenwerkingsverband eruit? …………………………………………………………………………………………………………………….. 2. Is de maatschappelijk werker volgens u een geschikt persoon om de patiënt te begeleiden in wat betreft het risicovol alcoholgebruik? Kunt u vertellen waarom? ………………………………………………………………………………………………………………………. 3.Is de maatschappelijk werker volgens u een geschikt persoon om bijvoorbeeld de interventies voor risicovol alcoholgebruik van ouderen op zich te nemen? Kunt u vertellen waarom? ………………………………………………………………………………………………………………………. 4. Wat denkt u dat de meerwaarde is als de maatschappelijk werker betrokken is bij deze problematiek? ……………………………………………………………………………………………………………………….
Positie maatschappelijk werker 1.Wat is volgens u de huidige positie van de maatschappelijk werker binnen de problematiek risicovol alcoholgebruik bij thema ouderen? ………………………………………………………………………………………………………………………. 2.Wat zou volgens u een passende positie zijn voor de maatschappelijk werker binnen dit thema? ………………………………………………………………………………………………………………………. GB-GGZ Inleiding: In januari 2014 is de nieuwe GGZ in gegaan. De huisarts krijgt hierdoor een nieuwe rol en er wordt extra geld vrij gemaakt voor het inzetten of inhuren van de POH’er. Het uiteindelijk doel is de tweedelijnszorg, S-GGZ, zo min mogelijk te belasten. 1.Hoe kijkt u naar de positie van de maatschappelijk weker in deze situatie? Verandert deze door de nieuwe GGZ? ………………………………………………………………………………………………………………………. 2.Krijgt u het idee dat door deze verandering de POH-GGZ de taken van de maatschappelijk werker gaat vervullen? Zo ja/nee, kunt u uitleggen waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………….
59
Bijlage 6 Interview huisartsen en Praktijk ondersteuners huisartsen Datum:20-11-2013 Aantal jaren werkzaam als huisarts:33 jaar Aantal uur patiënten contacten per week: 25 uur
Groen = beleving/gevoel Geel = theorie/kennis niveau roze= kwaliteit training/trainer
Topic: ervaring training 1.Op een schaal van 0 tot 10, waar een 0 voor slecht staat en een 10 voor uitstekend, welk cijfer geeft u voor de training? 7 Eerlijk moet zeggen, dat ik er niet zo geweldig veel meer vanaf weet.. Ik kan me wel herinneren dat ik een tevreden gevoel naar buiten ging, en dat ik met name dacht wat ik gehoord heb wist ik allemaal al. Wat maakt dat u dat cijfer geeft? Ik had het idee dat diegene die de training gaf dat die in ieder geval verstand van zaken had, adequaat de materie behandelde, was goed voorbereid.
2a.Wat vond u van de inhoud van de training met betrekking tot het signaleren van risicovol alcoholgebruik bij ouderen? Slecht
Matig
Goed x
Uitstekend
2a.Wat vond u van de inhoud met betrekking tot het bespreekbaar maken van risicovol alcoholgebruik? Slecht
Matig
Goed x
Uitstekend
Voorziet de training in voldoende mate in een oplossing voor deze problemen? Ik wist wel hoe ik het bespreekbaar moest maken, dus ik had er geen problemen mee. 2a.Wat vond u van de inhoud met betrekking tot de interventies voor risicovol alcoholgebruik? Slecht
Matig
Goed x
Uitstekend
Dat moet ik nog zien gebeuren, voor een flink stuk is dit wishfull thinking denk ik. Of het echt zo werkzaam is en de interventie inderdaad wat oplevert. 2b. Wat vond u van de vorm van de training? Slecht
Matig
Goed x
Uitstekend
Weet ik niet precies meer, maar ik heb me in ieder geval niet verveeld, dat zal ook wel goed zijn. 2c wat vind u van de toepasbaarheid op uw werk? Slecht
Matig
Goed
Uitstekend
In hoeverre het toepasbaar is weet ik niet precies meer, maar het heeft het wel weer getrickerd dat we weer aandacht aan gaan besteden, dat is het belangrijkste. 3. Wat heeft u gemist in de training? Dat weet ik niet meer. 60
Topic: signaleren Geel= Lichamelijke klachten Groen= psychosociale klachten Blauw= eigen waarneming Roze= middelen 1.Kunt u vertellen welke signalen van risicovol alcoholgebruik bij ouderen u ziet bij uw patiënten? Signalen alchoholgebruik Lichamelijke klachten/signalen slaapstoornissen – moeheidX transpireren, maag-darm problemenX regelmatig ongevallen en jicht. Psychosociale signalen/klachten Angst, verhoogde prikkelbaarheidX slaapproblemen
Gesignaleerd?
Gebruik kalmering slaapmiddelen
Dit schrijf ik niet veel voor, degene die dit hebben, hebben dit al heel lang. Ik geloof niet dat dit van invloed is.
Mat uitzien
Vermoeid zijn, lichte burn-out gevoelens.
2. Wat is hierin veranderd sinds de training, ziet u meer en eerder de signalen? Paars= gedrag Rood= kennis Ik heb het eigenlijk bij mijn standaard areaal van vragen bijgezet dus of ze nou met hoofd- buikpijn komen ,ik vraag altijd :’ hoeveel drink je?’ Ik denk er nu eerder aan, maar omdat ik standaard bij mijn anamnese doe, komt het veel vaker, zo nu en dan, tot mijn verassing naar boven.
3. Werkt u met een signaleringsinstrument? Zo ja, welk instrument gebruikt u? Signaleringsinstrument Gebruikt? Frequentie Audit C nee 5 Shots vragenlijst
nee
Anders:
nee
Zo nee, hoe vaak vraagt u naar frequentie en hoeveelheid van alcoholgebruik? Groen= Frequentie Zoals ik als zeg. Bij wat a specifieke klachten (buikklachten) vraag ik tegenwoordig altijd naar alcoholgebruik. Bij elk consult zit het er nu bij. Is dit naar aanleiding van de training of had u dit al standaard? het is door de training wel duidelijker geworden.
61
4. Bij hoeveel procent van de ouderen in uw wijk (naar schatting)signaleert u risicovol alcoholgebruik? Roze= Frequentie Vind ik lastig.. misschien wel 30%, ik weet het niet. Het is natuurlijk wel zo dat de definiëring van alcoholgebruik voor 24+ 50+ van twee glazen en dan dagelijks en dan minimaal 2 dagen niet zijn, dan zijn er een boel mensen die er bij horen. 30% – 40 % zal het zeker wel zijn.
Topic: Bespreekbaar maken 1.Ten eerste maakt u gebruik van laboratoriumonderzoek, informatie uit dossier of van derden? Groen = Laboratorium Geel= Dossier Blauw= Derden Ik vraag het gewoon.. Nee, ja laboratoriumonderzoek naar aanleiding van, als iemand een verhoogd gramma GT heeft dan vraag ik gewoon:’drink je?’ en/of ‘hoeveel drink je?’. Als ze zeggen helemaal niet niets, dan neem ik dat aan. Als ze zeggen: ‘zo nu en dan’ dan neem ik dat ook nog aan. Als ze zeggen:’mwah valt wel mee’; dan ga we er eens even harder op in. 2.Ten tweede, maakt u tijdens deze gesprekken gebruik van bepaalde gesprekstechnieken? Gesprekstechnieken OOO’S open vragen, oprechte belangstelling, open houding
Gebruikt?
Motiverende gespreksvoering Motivatie bij de patiënt wordt uitgelokt door hulpverlener.
Nee
Bewust/onbewust?
Nee
Nee, gewoon direct vragen. Ik maak het gewoon direct bespreek baar, geen truckjes bij. Ik heb niet het idee dat als je het via omleidende bewegingen doet dat je dan meer krijgt. Bedoel als ik het direct vraag dan zeggen ze het ook gewoon. Ik vraag het niet op zo’n manier dat ze het idee hebben van: oei oei oei daar doe ik iets fout. 3.Voerde u voor de training ook wel eens dergelijke gesprekken? Zo ja, merkt u een verschil tijdens deze gesprekken, als u terug kijkt naar de gesprekken die zijn gevoerd voor dat u de training heeft gevolgd? Nee, behalve dat ze vaker voor komen. Zo nee, Wat heeft u doen besluiten om het niet bespreekbaar te maken met de patiënt? X Topic: Interventies Groen= Geel= roze= Blauw= Rood= 1.Kunt u vertellen welke interventies u toe past in uw praktijk? Interventies Toegepast? 40 dagen ja, 3 weken.
40 dagen dagboek advies overig frequentie
Frequentie Zeg ik elke keer als ze teveel drinken. 62
Alcoholdagboek nee Alcohol infolijn Drinktest
Nee Nee
Advies aanvaardbaar alcoholgebruik
ja
Paar keer per week
Nou wat ik altijd voorstel, is ga maar is, zijn dan niet de 40 dagen want dan schrikken ze zich altijd wild. Ga maar eens drie weken helemaal nis niet drinken, en kijk maar eens wat er gebeurt. En een heel aantal zeggen dan:’nou dat wil ik wel eens proberen’. En dan komt het ook nog regelmatig voor dat ze terugkomen en zeggen:’ ik voel me een stuk beter’. en het dagboek dat doe ik niet, omdat het over het algemeen de mensen best wel in de gaten hebben hoeveel ze drinken. Advies aanvaardbaar alcoholgebruik ik wel, maar dan zitten de mensen me toch glazig aan te kijken moet ik zeggen. Want het is toch voor mij generatie relatief weinig wat ze mogen gebruiken. Ik benoem altijd het advies van de gezondheidsraad. 2.Hoe vaak in het afgelopen jaar heeft u één van de bovenstaande interventies toegepast? Advies aanvaardbaar alcoholgebruik paar keer per week. 3 weken zonder alcohol zeg ik elke keer als iemand teveel drinkt. 3.Gebruikt u na deelname aan de training andere interventies dan voorheen, Zo ja welke? Nee 4.Werkt u wat betreft alcoholproblematiek bij ouderen ook samen met andere disciplines binnen of buiten uw gezondheidscentrum? Welke? Geel= POH-GGZ Groen= maatschappelijk werk Roze= psycholoog Blauw= IrisZorg Nee, eigenlijk niet. We hebben hier van alles in huis. Maar de harde alcoholisten om het zo maar eens te zeggen, die gaan, die echte problematisch alcohol gebruiken in de zin dat ze helemaal wegglijden in de sociale ladder, die gaan naar IrisZorg. En de problematisch alcohol gebruiker die daar wat lichamelijk- of geestelijke klachten van leiden, daar gaan we dus na,zijn er nog aanleidingen waardoor we denken dat dit gekomen is, maar dan is de ingang anders. Dan werken we samen met POH-GGZ, maatschappelijk werk en eventueel een psycholoog die hier is. Topic: maatschappelijk werk Groen= problematiek Geel= begeleiding Roze= methode 1. Is er momenteel een samenwerkingsverband tussen de huisarts en maatschappelijk werker op welk vlak dan ook? (alc. en jongeren) Ja, op alle vlakken. 2. Is de maatschappelijk werker volgens u een geschikt persoon om de patiënt te begeleiden in wat betreft het risicovol alcoholgebruik? Kunt u vertellen waarom? Hangt er vanaf wat de oorzaak is. Als alcoholgebruik een langzaam ingegleden gewoonte is, of een gewoonte is die vanuit de jeugd al 30 jaar mee loopt, dan is mw niet zo geschikt. Maar als het komt door sociale omstandigheden waardoor mensen wat te veel zijn gaan drinken, dan wel. Dus meer als het door psychosociale problematiek is veroorzaakt dan wel? hangt af hoe diep de psychosociale problematiek is, maar als het met name sociale problematiek is dan is de maatschappelijk werker de eerste aangewezen. 3.Is de maatschappelijk werker volgens u een geschikt persoon om bijvoorbeeld de interventies voor risicovol alcoholgebruik van ouderen op zich te nemen? 63
Kunt u vertellen waarom? Nee, dat denk ik niet. Omdat daar de POH-GGZ extra getraind voor is en daar zorgpaden voor zijn.
4. Wat denkt u dat de meerwaarde is als de maatschappelijk werker betrokken is bij deze doelgroep? Als het om sociale problematiek gaat en eventueel in samenwerking met een POH-GGZ als het gecombineerd moet worden. Als het zowel sociale problematiek moet opgelost moet worden als eventueel aanzetten tot vermindering van alcoholgebruik door middel van zo’n zorgpad bewandeling, dit kunnen ze samen doen. Topic: bereikbaarheid IrisZorg 1. Weet u hoe u IrisZorg kunt bereiken? Ja, per telefoon. 2. Wat vindt u van de bereikbaarheid van IrisZorg op een schaal waar 0 onbereikbaar is en 10 zeer goed bereikbaar? 6 Wat maakt dat u dat cijfer geeft? Ik heb ze de laatste tijd niet zo nodig gehad, maar als ik ze nodig heb dan kon ik ze wel pakken krijgen, soms moet ik eventjes wachten, maar meestal lukt het wel Geel= aandachtfunctionaris Groen= geen idee Roze= gaat goed zo 3.Hoe zou IrisZorg nog eenvoudiger te benaderen zijn? Dat weet ik niet, eerlijk gezegd. Daar heb ik geen gedachtes over. Ik laat mensen meestal zelf een afspraak maken, als ik vind dat het nodig is kunnen ze ook zelf bellen. 4. Het kan voorkomen dat er wachttijden bij IrisZorg zijn, heeft u dit wel eens ervaren en wat vind u hiervan? Ja dat wel, en wat ook vervelend is, maar kan IrisZorg niets aan doen,dat mensen het gevoel hebben: ik kom tussen de junks terecht. Maar dit is meer beeldvorm van IrisZorg. De wachttijden staan met niet meer bij, laatste keer is al een tijdje geleden, dit weet ik niet meer. 5.Heeft u de indruk dat u over voldoende informatie beschikt om uw patiënt door te verwijzen? ja 6. Hoeveel procent van uw patiënten (naar schatting) heeft u doorverwezen naar IrisZorg? Dat zijn er niet zoveel, minder dan 1%
Roze = frequentie
6b Zo nee, wat heeft u doen besluiten om niet door te verwijzen naar IrisZorg? x
64
65
66