Agro Agenda Noord Nederland NIEUWSBRIEF OKTOBER 2014
vertegenwoordigers van bedrijven, kennisinstellingen, provincies en maatschappelijke organisaties elkaar in Bakkeveen voor de aftrap van de AgroAgenda Noord-Nederland. Het enthousiasme was groot. Steeds meer partijen zien de noodzaak in om kennis te delen en samen innovatieve routes te verkennen om in een snel veranderende wereld de prominente
VOORWOORD
Eind januari 2014 troffen ruim honderd
Met de AgroAgenda ligt er een concreet plan, gebaseerd op de kracht van de sector en van de regio, met een heldere ambitie en vijf concrete programmalijnen. Er wordt nadrukkelijk buiten de kaders getreden van het hardnekkige beeld dat veel mensen van de landbouw hebben: de boer die het land bewerkt om voedsel te produceren in een sector die vuiler is dan deze in werkelijkheid is. De AgroAgenda is niet alleen gericht op een verhoging van de opbrengst per hectare, maar vooral ook gericht op efficiency en effectiviteit van de aanwending van hulpmiddelen. Daardoor kan de sector rendabel blijven produceren, met meer oog voor natuur, milieu en maatschappelijke wensen.
plaats die de noordelijke agro- en foodsector momenteel bekleedt te kunnen behouden. Want de agro- en foodsector is nog altijd een belangrijke economische pijler onder de noordelijke economie. Dat wordt nog wel eens veronachtzaamd. Ten onrechte.
Daarbij wordt in toenemende mate niet alleen gekeken naar primaire productie, maar ook naar kansrijke verbindingen binnen en tussen ketens met veel aspecten die te maken hebben met gezondheid en het vervangen van de petrochemie door de biochemie. Met een gezamenlijke noordelijke aanpak wordt een krachtige impuls gegeven aan de verdere ontwikkeling in de richting van een biobased economy. Dit is op zich niet nieuw, alleen
wordt dit nu op een andere wijze en met meer mogelijkheden ingevuld. De NOM faciliteert in opdracht van provincies de clusterorganisatie Greenlincs, die projecten binnen de AgroAgenda aanjaagt en met alle partijen, die erin actief zijn, samen optrekt. Dit lijkt zijn uitwerking niet te missen. Vanuit verschillende bedrijfstakken is een beroep gedaan op partijen die bij Greenlincs zijn betrokken en er zijn verbindingen gelegd met bedrijven die eerder onder de radar bleven. Vanuit samenwerking en wederzijds begrip is het nu tijd verdere initiatieven te ontplooien en door te pakken, om de kansen die er zijn te benutten. Binnen vijf jaar moeten er stappen zijn gemaakt. Het momentum is er. Calimerogedrag is niet nodig: de landbouw in Noord-Nederland is een sector met concurrentiekracht en veel toekomstperspectief. rudy rabbinge, voorzitter stuurgroep agroagenda noord-nederland
Ruimte voor duurzame melkveehouderij Het einde van de quotering leidt
De groei van de keten kent wel een
naar verwachting tot een groei van
aantal belangrijke randvoorwaarden
de melkveestapel, gesproken wordt
en zorgen: mineralen, fosfaat/nitraat,
over 20% t.o.v. 2010. De grootste groei
ammoniak en broeikasgassen, kwaliteit
wordt in 2016 verwacht, maar ook nu al
landelijk gebied en biodiversiteit.
wordt er geanticipeerd: investeringen
De ambitie van de AgroAgenda
in techniek en in nieuwe stallen. De
Noord-Nederland is groeien, maar
verwerkende industrie investeert
wel grondgebonden, duurzaam en
in capaciteit die de verwachte groei
met aandacht voor biodiversiteit. Het
van het melkvolume kan verwerken.
Groninger Verdienmodel anticipeert
De melkveehouderijketen in Noord-
hierop.
Nederland is sterk: Dairy Campus, diverse verwerkende en toeleverende
Oplossingsrichtingen: brede uitrol
bedrijven, belang van export.
kringloopwijzer, mestraffinage op het boerenerf, groei ruimtelijk op de goede plaats, samenwerking tussen melkveehouderij en akkerbouw, precisiebemesting.
Kringloopwijzer Kringlooplandbouw is een vorm van duurzame landbouw, waarin de kringloop van mineralen en nutriënten gesloten is. Dit houdt in dat alle nutriënten die door de landbouw in een gebied worden opgebracht en verwijderd in balans blijven. Dit geldt voor water, bodem en lucht. Het zo efficiënt mogelijk gebruik maken van de aanwezige en geproduceerde hulpbronnen sluit goed aan bij het nieuwe Europese
Projectleider Cathy van Dijk van Projecten LTO Noord heeft eerst veel tijd gestoken in het verhelderd krijgen van bestaande afspraken en wensen van partijen. Daarnaast zijn er activiteiten gestart om inzichtelijk te maken welke omvang het mineralenprobleem in Noord-Nederland heeft. “We kunnen daarbij terugvallen op (leer)ervaringen van vergelijkbare projecten in Oost-Nederland. Daar heeft het concept zich bewezen. Dit willen we nu op maat maken voor Noord-Nederland.”
Landbouwbeleid: het is innovatief en schenkt aandacht aan vergroening en verduurzaming in de landbouw.
Het thema kringlooplandbouw is binnen Noord-Nederland niet onbekend. Naar aanleiding van diverse provinciale en landelijke projecten ontstond in het Noorden de wens om met het gebruik van de KringloopWijzer de kringlooplandbouw verder te ontwikkelen. De KringloopWijzer helpt melkveehouders om de kringlopen van voedingsstoffen als stikstof en fosfaat beter in de vingers te krijgen.
Bedrijfsleven en overheden willen ermee aan de slag. “Nu moeten we ook enthousiasme van onderuit kweken”, stelt Van Dijk. “Tot nu toe was in Noord-Nederland de noodzaak kringlopen te sluiten niet groot. Er was voldoende land, Natura 2000 was geen issue en ook het mestprobleem speelt zich vooral in zuidelijke provincies af. Dat ligt nu anders. Aan ons de taak uit te leggen wat de meerwaarde is. Bijvoorbeeld dat met de KringloopWijzer de hele bedrijfsvoering integraal in beeld wordt gebracht en er bedrijfsvoordelen te behalen zijn, naast voordelen voor het gebied zelf.”
Werken met realistische vraagstukken die leven bij bedrijven en overheden. Dat vormt kort samengevat de essentie van Regioleren, een onderwijsconcept waarmee het AOC Terra Meppel en Emmen in 2011 begonnen. Hogeschool Van Hall Larenstein had al langer ervaring met projecten uit de regio. De wijze waarop hiermee gewerkt wordt is in het afgelopen jaar meer gefocust en de samenhang met AOC Terra en Nordwin College is versterkt. Met ingang van komend schooljaar is op alle AOC Terra vestigingen in Noord-Nederland, het Nordwin College en de Hogeschool VHL ruimte gemaakt in het lesrooster voor Regioleren.
REGIOLEREN wil aansluiten bij regionale agenda’s
Bij Regioleren wordt in kleine projectgroepen van 3-4 leerlingen gewerkt aan praktijkopdrachten, aangeleverd vanuit de omgeving van de school. Daar zijn twee doelen mee gediend, vertelt projectleider Gerda van Eck van Kennistransfer NoordNederland Agrofood en Groen. “Enerzijds zorgt dit voor een betere aansluiting van het onderwijs op de latere beroepspraktijk. Leerlingen verwerven relevante vaardigheden en krijgen meer inzicht in wat er in het werkveld speelt en wordt gevraagd. Anderzijds vinden leerlingen het geweldig om met echte praktijkvragen te werken. Dat motiveert enorm. Bovendien bouwen ze zo een netwerk op om later een baan te vinden.”
De basisvoorwaarden om het onderwijsconcept in de volle breedte op de scholen in te voeren kregen het afgelopen jaar hun beslag. Van Eck: “Er is een netwerk met scholen en opdrachtgevers opgebouwd, er is ervaring opgedaan met het laten aansluiten van opdrachten op het niveau van de leerlingen, docenten zijn opgeleid voor hun nieuwe rol van coach in plaats van docent en er ligt een systematiek voor collegiale intervisie. Nu draait het.” De grootste uitdaging ligt nu vooral in het vinden van voldoende projectopdrachten waar zowel leerlingen als opdrachtgevers hun voordeel mee kunnen doen en in het nog dichter aanschurken tegen de regionale agenda’s. “We willen graag beter aansluiten op de agenda van de regio en van de sectoren, focussen op innovatiethema’s die er leven”, laat Van Eck weten. “Daarom is het onderwijs bijvoorbeeld actief betrokken bij het Innovatiecentrum Veenkoloniën, de streekagenda’s in Friesland, de Gebiedscoöperatie Westerkwartier en De Wolden.”
Een voorbeeld van Regioleren
Afgelopen schooljaar brachten leerlingen van AOC Terra
Veenkoloniën klaar voor innovatieve aanpak
bodemanalyses in kaart voor de graslandstudieclub in De Wolden. Die zag dat de grasopbrengsten
Door veranderingen in het Europees
goed bleven terwijl er minder wordt
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
bemest en vroeg zich af wat de
per 2015 komt er veel af op de boeren in
effecten van een verdere verlaging
Nederland. Vooral de verandering in het
zouden zijn. Blijven opbrengst en
toekennen van inkomenstoeslagen treft de
kwaliteit op peil, houdt de bodem
hoogproductieve boeren in de Veenkoloniën
haar kwaliteit of worden grenzen
fors in de portemonnee. Om de agrosector in
overschreden? De eindpresentatie
de regio vitaal en levensvatbaar te houden
liet zien dat het belangrijk is om het
is het Innovatieprogramma Landbouw
verloop van de bodemvruchtbaarheid
Veenkoloniën 2012-2020 opgesteld.
in beeld te houden. Inmiddels ligt er
Dit was voor staatssecretaris Dijksma
een vervolgopdracht om aan de hand
van Economische Zaken aanleiding het
van bodemanalyses het verloop van
Innovatieprogramma met 13 miljoen euro te
de bodemvruchtbaarheid over vier
ondersteunen.. “Nu kunnen we dus echt los”,
jaar in kaart te brengen.
aldus projectleider Ko Munneke.
“Doel is met innovaties in de hele agrarische sector in de regio de inkomensterugval op te vangen en onafhankelijk te maken van extra overheidssteun”, legt projectleider Ko Munneke uit. “Bijvoorbeeld door bodemverbetering en veredeling van gewassen de opbrengst te verhogen, maar ook door waardetoevoeging in de verwerking. Tegelijk wordt ingezet op vergroening en verduurzaming.” De uitgangspositie is volgens hem goed. “Een grootschalig landbouwgebied met goede landbouwgrond en veel verwerkende industrie, maar bijvoorbeeld ook het chemiecluster Emmen bieden veel perspectief om de doelstellingen te realiseren.” Met 65 projecten en 350 deelnemende agrarische ondernemers kende het Innovatieprogramma volgens Munneke een vliegende start. Eén daarvan is het project ‘Duurzame Bietenteelt door pH-precisie’. Het doel: een optimale pH voor de bietenteelt, zonder dat de financiële resultaten van de andere hoofdgewassen (aardappelen en granen) in het veenkoloniale bouwplan daaronder lijden. Akkerbouwer Dirk Jan Beuling uit Eerste Exloërmond neemt deel aan het praktijknetwerk.
“Ik ben al een jaar of tien bezig met precisielandbouw, wil graag weten hoe de verdeling van de zuurgraad over het perceel is”, zegt Beuling. “De pH-waarde van de grond is cruciaal voor de teelt en valt plaatsspecifiek te bepalen. De spreiding in pH-waardes bleek nogal groot, van 4,2 tot 5,8. Het streven is 5,2-5,3. Dat is niet ideaal, maar wel goed voor zowel bieten als aardappelen. Een hogere pH is niet gunstig voor aardappelen en kan leiden tot ziektes als schurft. In het voorjaar is naar gelang de wisselende zuurgraad op het perceel gedoseerd kalk gestrooid: 0-22 ton Ankal per hectare. Normaal is dat 6-7 ton per hectare en krijgt de ene plek dus te veel kalk en andere plekken te weinig.” De winst verwacht Beuling niet uit een besparing in kosten door een efficiënter kalkgebruik te halen. “Het streven is vooral opbrengstverbetering.”
Dairy Chain Zuivelonderwijs naar hoger plan
Fryslân groeit steeds meer uit tot dé zuivelprovincie van Nederland. Dat wordt nog eens onderstreept door de bouw van vier nieuwe fabrieken in Heerenveen van
te tillen. De provincie Fryslân stelde dit voorjaar uit het investeringsprogramma ‘Wurkje foar Fryslân’ nog eens 1,3 miljoen euro beschikbaar om gekwalificeerd zuivelpersoneel op te leiden.
de zuivelverwerkende bedrijven Ausnutria Hyproca, A-ware en Fonterra en een vierde, Chinees bedrijf, terwijl in Leeuwarden FrieslandCampina haar productiecapaciteit uitbreidt. In twee jaar tijd wordt hiermee meer dan 500 miljoen euro in de zuivelsector geïnvesteerd.
De bedrijven anticiperen op het verdwijnen van het melkquotum in 2015. Dat leidt naar verwachting tot een productiestijging van 20-30 procent in 2020 en honderden nieuwe arbeidsplaatsen bij zowel de zuivelbedrijven zelf als in de toeleverende, verwerkende en dienstverlenende sectoren. “En daarvoor zal gekwalificeerd personeel opgeleid moeten worden”, weet Wendy Zuidema, Directeur food/dairy bij Hogeschool Van Hall Larenstein, één van de samenwerkende partners in de Dairy Chain Friesland. Voor een periode van zes jaar wordt 15-20 miljoen euro geïnvesteerd om het niveau van het onderwijs en de onderwijsinfrastructuur naar een hoger plan
Zuidema bemerkte de afgelopen jaren al een stijgende belangstelling van studenten. “Sinds 2010 is het aantal HBO-studenten voedingsmiddeltechnologie verdrievoudigd en ook het aantal MBO-ers nam snel toe. Zowel kwantitatief als kwalitatief zijn echter nog meer mensen nodig, aan de proceskant minimaal MBO4niveau. In samenwerking met het UWV is inmiddels een eerste omscholingstraject voor Ausnutria afgerond.” Aan onderzoek en internationalisering wordt ook hard gewerkt. “Er zijn inmiddels twee lectoren zuivelprocestechnologie en Food, Health & Safety aangesteld”, zegt Zuidema. “Er worden zes aio’s aangesteld bij Van Hall Larenstein, Wageningen UR en RUG waar onderzoeksgroepen omheen worden geformeerd. Dit najaar willen we met de Sichuan University in Chengdu een samenwerkingsovereenkomst afsluiten voor een opleiding food en zuivel en liggen er plannen voor een Dairy Development Center in Beijing.”
De AgroAgenda Noord-Nederland is een initiatief van het agro-bedrijfsleven, LTO-Noord, natuur- en milieuorganisaties, kennisinstellingen en de drie noordelijke provincies. Op 6 juli 2013 is de AgroAgenda ondertekend op de Landbouwbeurs in Vlagtwedde in aanwezigheid van staatssecretaris Dijksma. De partners in de AgroAgenda richten zich de komende jaren, als een sterk noordelijk netwerk, op het investeren in vernieuwende en aansprekende projecten, waarbij gezocht wordt naar slimme combinaties van eigen investeringen met Europese fondsen.
COLOFON
Uitgave: Greenlincs, oktober 2014
Greenlincs zorgt voor de gecoördineerde uitvoering van de AgroAgenda. Programmaleider is Eisse Luitjens met ondersteuning vanuit de samenwerkende partijen: Jan Willem Straatsma (FrieslandCampina), Paul Bos (LTO-Noord), Gerda van Eck (Kennistransfer Groen NoordNederland), Truus Steenbruggen, Gerrit Piek en Alje van Bolhuis (provincies) De regie op de uitvoering van de AgroAgenda berust bij de Stuurgroep, waarin de eigenaren/ondertekenaren van de AgroAgenda vertegenwoordigd zijn. Samenstelling: Rudy Rabbinge (onafhankelijk voorzitter), Piet Boer (FrieslandCampina), Hilbrand Sinnema (LTO-Noord), Everhardus Togtema (BoerenNatuur), Reinder Hoekstra (NMF Drenthe), Ton Stierhout (Nordwin College), Jaap Verhulst (Ministerie EZ) en Henk Staghouwer (provincie Groningen)
Over twintig jaar ook nog boer Onder de noemer Duurzaam Boer Blijven zijn er in het Noorden verschillende innovatieve studieprogramma’s om melkveehouders, aan wie steeds hogere eisen worden gesteld, te ondersteunen in hun bedrijfsvoering. Optimalisering van de bodem-plant-diermestkringloop staat daarbij centraal. Doel: melkveehouders komen tot betere opbrengsten van hun land, tegen minder kosten. In Drenthe eindigde na drie jaar het programma in september 2012. Daarna ging het netwerk verder als Ronde Tafel Kringlooplandbouw Noord-Nederland, waarbij betrokkenen rond de melkveesector zich inzetten voor het verder opschalen van de kringloopaanpak. In Fryslân is het deze zomer afgerond. Onder de vlag van MEI
(Milieu & Maatschappij, Energie en Innovatie) loopt Duurzaam Boer Blijven Groningen nog tot medio volgend jaar. Het draait nu twee jaar en circa zestig melkveehouders en twaalf akkerbouwers doen mee. Eén daarvan is Douwe ter Veer. Met zijn vader Jan verzorgt de 36-jarige veehouder uit Den Ham de dagelijkse werkzaamheden op het bedrijf met momenteel 170 melkkoeien en 120 stuks jongvee. De echtgenote, broers en oom van Douwe helpen mee als het druk is. Sinds begin dit jaar draait hij mee in het MEI Duurzaam Boer Blijven programma. “Ik hoop zo meer kennis te krijgen om, zeker nu de mestwetgeving steeds strenger wordt, ook in de toekomst een goede productie van het land te halen. Ik hoor graag hoe anderen dat ervaren. Je leert toch het meest van elkaar.”
Carbohydrate Competence Center (CCC) wint aan betekenis Sinds 2009 werken 19 grote bedrijven en 6 kennisinstellingen samen in het CCC om de versnipperde kennis over koolhydraten te bundelen en nieuwe hoogwaardige kennis te genereren, ontwikkelen en delen. De industriële partners geven aan welke kennis en technologieën ze nodig hebben en werken zelf mee bij het realiseren daarvan. “Er is grote behoefte aan fundamentele en innovatieve kennis om nieuwe of betere producten te maken”, stelt Lubbert Dijkhuizen, hoogleraar microbiologie RU Groningen en wetenschappelijk directeur CCC. De eerste fase (CCC1), met 15 projecten, is afgerond. De tweede fase (CCC2), met 9 projecten, loopt december dit jaar ten einde. Samen waren deze projecten goed voor bijna 28 miljoen euro. Het CCC-onderzoek leidde
tot betere bedrijfsprocessen en nieuwe voedingsconcepten, inclusief patenten. Dijkhuizen is tevreden over de samenwerking en de wetenschappelijke oogst: 91 publicaties, 17 promoties en 9 octrooiaanvragen. “We hebben veel nieuwe kennis verzameld over de verteerbaarheid van koolhydraten voor mens en dier. Voor diervoeding wil je een snelle calorische opname om de groei te bevorderen. Voor de mens juist niet. Het zijn twee zijden van eenzelfde problematiek. Zo hebben we met een bacterieel enzym aardappelzetmeel zo kunnen veranderen dat energie minder snel aan het lichaam wordt afgegeven. In de strijd tegen obesitas en ouderdomsdiabetes kan dit de basis vormen voor bijvoorbeeld gezonde frieten, soepen, sauzen en snacks. AVEBE onderzoekt inmiddels de mogelijke marktproductie.” Onze partners willen steeds meer van dit type onderzoek, om zowel patenten verder aan te scherpen als om compleet nieuwe vraagstukken te bestuderen. Dijkhuizen: “Onze betekenis voor de Noordelijke agro-industrie wordt steeds groter.”
Landbouwgebied = leefgebied Boeren en burgers aan zet
Het agrarisch landschap levert ons voedsel en is het leefgebied voor flora en fauna, zoals de grutto, de grauwe kiekendief, vleermuizen en groene glazenmakers. Vanaf 2016 zijn samenwerkende gebruikers en bewoners, in de vorm van collectieven, verantwoordelijk voor het behoud van de biodiversiteit in het cultuurlandschap. Alex Datema, vice-voorzitter BoerenNatuur, vertelt dat boeren in Drenthe, Fryslân en Groningen hard werken aan een succesvolle start van deze nieuwe vorm van natuurbeheer. Door antwoorden te formuleren op de vragen ‘hoe borgen we dat we goed werk leveren?’ en ‘wat kunnen we doen om voor ons gebied unieke soorten een goede leefomgeving te bieden?’ Iedereen die bijdraagt aan het beheer wordt lid van het collectief. Samen stellen ze een gebiedsbeheerplan op en voeren het uit. Ze werken samen met andere natuurbeheerders en deskundigen op gebied van flora en fauna. Drenthe loopt voorop. Daar is Het Drents Collectief begin september opgericht. Die in Fryslân (zeven) en Groningen (drie) volgen.
Noord-Nederland heeft aan de wieg gestaan van deze innovatie. De Noordelijke Friese Wouden en de ANOG hebben gepleit voor een collectieve aanpak en mochten een pilot opzetten. De resultaten daarvan hebben het ministerie van EZ en Brussel overtuigd van de waarde van collectief beheer, zegt Alex Datema. Een voorbeeld van een burgerinitiatief is “Kening fan ’e Greide”, dat nieuwe wegen zoekt om de toekomst van het unieke Nederlandse agricultuurlandschap (zoals weidevogellandschap) veilig te stellen, vertelt mede-initiatiefnemer Klaas Sietse Spoelstra. Daarbij gaat het om de weidevogels zelf, maar méér nog om waar die vogel voor staat. ‘Kening fan ’e Greide’ zoekt, met de grutto als symbool, naar mogelijkheden om de kernwaarden van, om te beginnen, het Friese landschap en alles wat daarmee samenhangt te behouden en te ontwikkelen. ‘We kijken zowel naar de ecologische, economische als sociaal culturele waarden’, aldus Spoelstra. Door het wegvallen van het melkquotum in 2015 is een versnelling in het creëren van nieuwe wegen noodzakelijk.
Digitalis biedt tuinders nieuwe kansen Geen komkommers, tomaten of paprika’s in de kas, maar vingerhoedskruid (digitalis). Het klinkt wellicht onwaarschijnlijk, maar dat kan voor tuinders in Noord-Nederland wel eens de richting zijn die zij opgaan.
De stof digoxine in digitalis is een essentieel bestanddeel voor de productie van medicijnen tegen hartfalen. De Duitse medicijnproducent Boehringer Ingelheim zag zich bij de traditionele buitenteelt van het gewas echter met een onzekere aanvoer van grondstoffen geconfronteerd. In Zuidoost-Drenthe is daarom de afgelopen drie jaar geëxperimenteerd met digitalis onder glas. “De resultaten zijn dermate hoopgevend, dat we het na drie jaar proefdraaien aan de markt kunnen overlaten. Volgend voorjaar wordt vijf hectare digitalis ingezaaid”, vertelt Jacqueline Dijksterhuis, projectmanager Biobased Economy - Agribusiness en PlantValue bij de provincie Drenthe. Het Digitalis-project is één van de dertien business cases van het innovatieplatform PlantValue, een initiatief waarin tuinders, kennisinstellingen en regionale overheden in het tuinbouwcluster in Zuidoost-Drenthe structureel samenwerken om innovatieve,
duurzame ontwikkelingen te stimuleren. “De focus ligt daarbij op het verwaarden van plantinhoudstoffen en dit te koppelen aan sectoren als chemie en farmacie waardoor nieuw economisch perspectief ontstaat voor de regio. Digitalis was één van de eerste gewassen waarmee werd geëxperimenteerd. Na het inzaaien van een eerste proefveld van 400 vierkante meter bij het BusinessCentrumKlazienaveen (BCK) in 2011 werd het pilotproject opgeschaald naar vier proefkassen. Door het gewas onder vier wisselende omstandigheden in te zaaien werden de optimale teeltcondities gezocht en gevonden. Inmiddels is het als één van de eerste business cases van PlantValue afgerond. Dijksterhuis: “Gebleken is dat de productie eenvijfde hoger ligt dan bij buitenteelt. Omdat in de kas klimaatonafhankelijk wordt geteeld kan er vaker worden geoogst, is de opbrengst inhoudsstoffen zowel kwalitatief als kwantitatief homogener van aard en is een constante levering verzekerd.
Meer opbrengst door betere grond Binnen de AgroAgenda vormt de bodem een belangrijk element van zowel een gezonde landbouw als een gezonde maatschappij. De kwaliteit van de bodem staat echter onder druk. Er is daarom de afgelopen jaren al een groot aantal projecten rond dit thema uitgevoerd. “Een eerste inventarisatie heeft geleerd dat dit er verrassend veel zijn”, zegt Peter Baltus van Projecten LTO Noord, projectleider van het icoonproject Structurele Bodemverbetering. Er ligt nu een Plan van Aanpak. De eerste logische stap bestaat uit een verdere inventarisatie van lopende projecten, de reeds aanwezige kennis en eventuele lacunes daarin. “Dat overzicht moet voor iedereen beschikbaar komen zodat gemakkelijker samengewerkt kan worden”, vindt Baltus. Ook moet in kaart worden gebracht welke praktische knelpunten agrarische ondernemers in hun bedrijfsvoering ervaren op het gebied van bodem bij het huidige en toekomstige beleid. Baltus wil over de grondsoorten heen kijken. “Uiteraard bestaan er cultuurverschillen tussen de dalgronden van de Veenkoloniën, de zandgronden van Drenthe
en de noordelijke zeekleigronden. Maar bij veel vraagstukken kunnen kennis en ervaring van de ene grondsoort worden vertaald naar een andere. Daarom: over grondsoorten heenkijken als het kan, per grondsoort als het moet.” Baltus hoopt een grote groep boeren te bereiken. “Het wordt de kunst om het grote peloton boeren in beweging te krijgen. Door boeren te laten leren van boeren, op een slimme manier de bestaande kennis te ontsluiten, maak je de grootste slagen. Akkerbouwer Jaap Dun uit Musselkanaal houdt zich al acht jaar bezig met het verbeteren van de bodem op zijn bedrijf van 110 hectare, waarop hij zetmeelaardappelen, graszaad, zomerkoolzaad, suikerbieten en gerst verbouwt. Hij doet dit zowel door te participeren in bodemprojecten als door zelf maatregelen te nemen om de bodemgesteldheid te verbeteren. “Daar budgetteren we jaarlijks een bedrag voor. Mijn uitgangspunt is dat de bodem de basis is. Een gezonde bodem is weerbaar en levert hogere opbrengsten.”