NUMMER
Agrifoodbrief 1 februari 2010
Inhoud Wanneer gaat de consument meer eten? Nu de recessie officieel voorbij is, kijken ondernemers uit naar het moment waarop de ‘eigen’ sector het dal definitief achter zich laat. In dit artikel een overzicht over de ontwikkeling van verschillende sectoren. Er wordt specifiek ingezoomd op het verwachte herstel van de voedingsmiddelenindustrie __________ 2
Stippen aan de horizon De trouwe lezers weten dat de eerste editie van het jaar de Agrifoodbrief altijd grotendeels in het teken staat van de Groente en Fruit sector. Door de jaren heen hebben wij topmannen uit de G&F geïnterviewd voor deze eerste editie en ook dit jaar spraken wij gesprekspartners op hoog niveau: Rian Verwoert, Volkert Engelsman en Aart van den Bos. Interessant om terug te lezen wat de beschouwingen waren van de eerdere topmannen. Philip Smit (2007) voorspelde de noodzaak van schaalgrootte om het grootwinkelbedrijf beter te beleveren en spanning binnen het coöperatieve model “de zwakste schakel onder de telers bepaalt nu het tempo van de innovatie”. Hein Deprez (2008) bereed ook indertijd al het stokpaardje van Univeg “veel bedrijven zetten productie op en bepalen niet van te voren hun beeld waar ze producten af kunnen zetten. Om dan je productiekanaal optimaal te benutten, zul je dat op prijs moeten realiseren. Univeg is klantge-
Agrifoodlogistiek, een boeiende activiteit Dagelijks bereiken grote hoeveelheden agrifoodproducten over de weg hun bestemming. Versproducten spelen een belangrijkere rol in de maatschappij met toenemende vervoersstromen als gevolg. De sector staat voor een grote uitdagingen om de logistiek op een efficiënte en duurzame wijze in goede banen te leiden _________________ 3 ‘Rutte raakt ‘m’ _____________ 5 ‘De sleutel tot de fruitmarkt is de consument’ ‘Nederlanders aten meer fruit in 2009, terwijl we jaren achtereen een dalende trend gezien hebben.’ _________________ 6
richt en doet het precies andersom”. Rory Byrne (2009) gaat in op de gefragmenteerde aard van de sector, met name in de teelt, de inefficiënties in de hele keten (“Total Produce, as the primary conduit between producer and retailer will play a pivotal role in planning and co-ordinating partnerships”) en de M&A gedreven strategie. De ambitie is ieder keer prachtig om te zien. En natuurlijk is het goed te realiseren dat een deel van het jargon containerbegrippen zijn waarbij met name de individuele vertaling binnen bedrijven het verschil maakt. Waarom willen bedrijven allemaal innovatief zijn en waarom slagen daarin slechts enkele? Het reduceren van kosten in de keten met respect voor ieder zijn individuele verdienste, waarom lukt dat in de ene waardeketen beter dan de andere? Het grote belang van dergelijke uitspraken in interviews zijn de spreekwoordelijke stippen aan de horizon die gezet worden. Waar wil een organisatie naar toe varen in een periode. Dat soms stroming en heftige storm vereisen dat bijgestuurd moet worden, is logisch. De ongekende crisis waar de wereld de afgelopen 1,5 jaar door heen is gegaan, heeft veel stuurmanskunst vereist. Slechts weinig schepen zijn ongeschonden door deze tijd heen gekomen en verschillende klippen moeten nog omzeild worden: overproductie, een veelheid aan bundelingsinitiatieven, NMa onderzoek, grote promotiedruk bij retailers, etc., etc. Ook Verwoert gaat in op de uitdaging in de sector, focus op de consument, benodigde schaalgrootte, de noodzaak tot onderscheidend vermogen. Dit laatste illustreert hij met het voorbeeld van het succes van conceptrassen. De stip duurzaamheid wordt ook steeds nadrukkelijker gezet in de Agrifood. Van den Bos en Engelsman, drijvende krachten achter Soil & More, vertellen over dit onderwerp en het bijzondere bedrijfsidee. Onderscheidend vermogen is wat de consument verlangt van
Duitse economie: herstel na ongekend sterke krimp _______ 8
retailers en wat zo door retailers van u als foodfabrikant en -handelaar wordt verwacht. Dit kan hand in hand gaan met een meer duurzame benadering van de waardeketen. Gerard Rutte illustreert dit in zijn column over de bananen van Plus. Dit maakt de cirkel rond, immers Smit zei in 2007 al over de ophanden zijnde
Benut het momentum _______ 9
investering in een DC in Barendrecht “de basis hiervoor is een langdurige samenwerking met de Sperwer Groep”. De storm lijkt wat te bedaren; wij
Soil & More maakt compost én Carbon Credits Soil & More International BV combineert op bijzondere wijze het steunen van duurzame landbouw én de strijd tegen de klimaatverandering met een gezonde bedrijfsvoering. ____________________________ 10
doen een voorspelling over wanneer wij verwachten dat de omzetten in
Export _____________________ 12
Niels Dijkman
de Agrifood zich herstellen. Maar de natuur is wispelturig… Volle wind in de zeilen is zeer wenselijk maar uiteindelijk is de strategie van uw bedrijf, uw klantfocus, uw rol en samenwerking binnen de waardeketen en de inspiratie van u en uw medewerkers wat ook het komende jaar het verschil gaat maken. Een goed, gezond en succesvol 2010.
Sector Banker Agrifood
[email protected]
Wanneer gaat de consument meer eten? Nu de recessie officieel voorbij is, kijken ondernemers uit naar het moment waarop de ‘eigen’ sector het dal definitief achter zich laat. Net zoals bij het ingaan van de recessie wisselt de snelheid van herstel per sector. In dit artikel een breed overzicht over de ontwikkeling van de verschillende sectoren en specifiek wordt ingezoomd op het verwachte herstel van de voedingsmiddelenindustrie. Dit artikel is gebaseerd op de ABN AMRO SectorScope. In de SectorScope wordt met CBS data berekend in welke fase van de cyclus een bepaalde sector zich bevindt en wat het groeiperspectief in de komende maanden is. De cyclus beweegt zich rond de trendlijn. In een economische cyclus worden vier fases onderscheiden: expansie, teruggang, contractie en herstel en in een normale cyclus worden deze fases achtereen doorgemaakt. Gedurende het afgelopen decennium laat de trendlijn van de voedingsmiddelenindustrie een groei van gemiddeld 2,6% zien. Gemiddeld duurt een cyclus 5 à 6 jaar in deze sector. Ultimo 2009 nog maar weinig sectoren in herstel Per ultimo 2009 is er eigenlijk maar één sector in herstel, te weten intermediaire goederen (o.a. staal, chemie en rubber en kunststoffen). De branches in deze sector profiteren van de opleving in de wereldhandel en het weer aanvullen van te ver afgebouwde voorraden. De sector investeringsgoederen is net in de herstelfase aangeland, hetgeen een behoorlijke verbetering is ten opzichte van de positie enkele maanden geleden. De investeringsstop die bedrijven afkondigden in de donkerste dagen van de financiële crisis heeft voor een behoorlijke klap gezorgd voor deze producenten. De horeca lijkt zich op het dieptepunt van haar dal te bevinden. De overige sectoren bevinden zich allemaal in de fase dat de omzetten nog dalen. Wel laten de posities van de meeste sectoren een verbetering zien ten opzichte van zomer 2009, de daling vlakt af. De Nederlandse economie lijkt het zwaarste achter de rug te hebben met uitzondering van de laatcyclische bouw en de hout- en bouwmaterialenindustrie.
Veel sectoren komen in de eerste helft van 2010 uit het dal Het prille herstel is exportgedreven, in 2010 een belangrijke kracht achter het herstel. Maar ook een aantal op het binnenland gerichte sectoren zal herstel vertonen. In het figuur geeft het einde van de pijl de verwachte positie van de sector medio 2010 aan. Zo zal transport en logistiek kunnen profiteren van de toename van de wereldhandel en de daarbij behorende vervoersstromen. Ook de autobranche zal naar verwachting in de eerste helft van 2010 herstel vertonen. Na meer dan een jaar van een scherpe daling van de autoverkopen is er in de eerste helft weer ruimte voor lichte groei, die vooral gedreven zal worden door de zakelijke markt. Ultimo 2009 krimpen de grootste delen van de zakelijke dienstverlening nog, maar ook daar zal het sentiment langzaam keren met in de eerste helft van 2010 tekenen van herstel als gevolg. Bij dit herstel past wel de aantekening dat de omzetniveau’s van de topjaren voorlopig nog niet zullen worden gehaald.
Zonneschijn in de zomer? Andere sectoren zullen in de eerste helft van 2010 krimp blijven vertonen, zoals de retail en de voedingsmiddelenindustrie. Deze sectoren laten traditioneel een vertraagd beeld zien.
2
Mede onder invloed van de oplopende werkloosheid zal de consument de hand op de knip blijven houden. Ook is er een verschuiving in het bestedingspatroon naar goedkopere minder voorbewerkte producten. De export zal nog geen impuls aan de omzetontwikkeling van de voedingsmiddelenindustrie geven. In de eerste twee kwartalen van 2010 zal de export naar landen binnen de eurozone stabiliseren door de economische ontwikkelingen in deze landen. De export naar een aantal landen buiten de eurozone, zoals het Verenigd Koninkrijk en Rusland, zal in deze periode nog onder druk staan onder invloed van de sterkte van de euro. Er zit ook een onzekerheid in de verwachte omzetontwikkeling in de tweede helft van 2010. De grootte van oogsten in de agrarische sector heeft immers altijd invloed op de omzetontwikkeling. Bij tegenvallende oogsten zullen de prijsniveaus van agrarische producten en van voedingsmiddelen omhoog tenderen. Hogere prijzen zullen nauwelijks tot een vraaguitval leiden; de mens blijft immers eten. Dit zal wel een gunstige uitwerking op de omzetontwikkeling hebben. Het is een gegeven dat de omzetontwikkeling in de voedingsmiddelenindustrie relatief gevoelig is voor onvoorspelbare factoren, zoals de natuur. Al met al gaan wij er van uit dat de voedingsmiddelenindustrie in de tweede helft van 2010 het dieptepunt in de cyclus heeft bereikt en de herstelfase ingaat. ND, TP
Agrifoodlogistiek, een boeiende activiteit Dagelijks worden grote hoeveelheden agrifoodproducten in Nederland van producent naar verwerkers en distributiekanalen getransporteerd. Dit vervoer vindt voornamelijk over de weg plaats. Deze vervoersstromen zijn in de afgelopen decennia toegenomen, mede doordat versproducten een belangrijkere rol spelen in de maatschappij. Het is een hele kunst om deze grote vervoerstromen te managen. De sector staat dan ook voor grote uitdagingen om de logistiek van agrifoodproducten de komende jaren op een efficiënte en meer duurzame wijze in goede banen te leiden. Grote vervoersstromen van agrifoodproducten Nederland is een belangrijk distributieland van agrifoodproducten met grote vervoerstromen van en naar belangrijke centra. Deze positie hebben we kunnen verwerven door een aantal aspecten. Nederland heeft een goed ontwikkelde en efficiënt georganiseerde agrarische sector waar de productie op grootschalige wijze plaatsvindt. Voor veel producten is de binnenlandse productie vele malen groter dan de binnenlandse consumptie. Hierbij moeten we niet alleen denken aan groenten en fruit, bloemen en planten, varkensvlees maar ook aan andere producten zoals zuivel en eieren. Naast de binnenlandse productie is de import van agrifoodproducten ook van groot belang voor de Nederlandse distributiefunctie. De importfunctie hebben we te danken aan de twee mainports die ons land rijk is zoals Schiphol en de haven van Rotterdam; maar ook de Amsterdamse Zeehavens spelen een rol. Grote hoeveelheden goederen worden via deze knooppunten vervoerd. Om u een idee te geven, ongeveer de helft van de luchtvracht die op Schiphol binnenkomt is agrifood gerelateerd. Maar ook de export van agrifoodproducten is van groot belang voor Nederland. Ons land was in 2008 de tweede exporteur van agrifoodproducten in de wereld met een exportwaarde van circa EUR 56 miljard. Deze sterke internationale positie hebben we verworven door de geografische ligging met een groot, dichtbevolkt achterland en een koopkrachtige regio. Daarnaast ligt er een goede infrastructuur om de goederen naar het achterland te transporteren en hebben we in de loop der jaren een fijnmazig distributienetwerk opgebouwd. Tenslotte heeft het wegvallen van allerlei handelsbarrières een grote impuls aan de internationale handel gegeven. Nederland heeft zich kunnen ontwikkelen tot dé agrifood gateway van Noordwest-Europa. In het binnenland is de bevoorrading van supermarkten onder meer door een sterk veranderend consumentengedrag een gigantische operatie. Vroeger werden supermarkten 2 à 3 keer per week bevoorraad, nu vindt dit meer keren per dag plaats. Supermarkten hebben een groter verzorgingsgebied gekregen waardoor ze wat volume betreft meer omzetten. Daarnaast heeft het versschap in de supermarkt, waarvan de bevoorrading meer zorg vraagt dan van het traditionele assortiment, aan belang gewonnen. Tevens is de opslagcapaciteit in supermarkten afgenomen. Just-in-time bevoorrading is voor supermarkten van zeer groot belang geworden. Het is een enorme uitdaging voor de logistieke sector om dit te managen. De belangrijke positie die Nederland in de productie en distributie van agrifoodproducten inneemt, leidt tot grote vervoersstromen,
3
die hoofdzakelijk over de weg plaatsvinden. Agrifoodproducten zijn veelal versproducten met een beperkte houdbaarheid. Ze moeten zo snel mogelijk, vaak onder geconditioneerde omstandigheden, worden vervoerd van teler via verwerkende industrie naar groothandel en retail. Het vervoer van agrifoodproducten is een vorm van gespecialiseerd transport wat niet door elk transportbedrijf kan worden uitgevoerd. Onderzoek van het Platform Agrologistiek heeft uitgewezen dat circa 28% van het wegtransport in Nederland agrifoodproducten betreft. Dat agrifood voor de Nederlandse distributieketen zo belangrijk is, blijkt ook uit het feit dat dit cijfer voor de gehele EU circa 20% bedraagt.
Congestie werkt belemmerend In de loop der tijden is de omvang van de vervoersstromen steeds groter geworden. Hierdoor wordt de infrastructuur steeds intensiever gebruikt. De capaciteit van de infrastructuur is in het huidige decennium niet toereikend meer. Dit leidt ertoe dat in het wegennet op allerlei kritische punten filevorming optreedt. Nadat de filedruk in de loop der jaren sterk is gestegen, is de filedruk in 2009 in Nederland met 14,5% gedaald. Deze daling kan voor een belangrijk deel worden verklaard door de economische neergang. Echter, feit blijft dat de bereikbaarheid van de bestemmingen door de congestie verslechtert met langere en onvoorspelbare reistijden. Om dit probleem te ondervangen verzetten sommige bedrijven de distributie naar nachtelijke uren, echter stedelijke nachtdistributie stelt zijn eigen eisen. Congestie op het wegennet heeft ook een aantal milieutechnische bezwaren. Het leidt tot een vergroting van de uitstoot van fijnstof en tot een grotere CO2 emissie. Duurzaamheid speelt in de Nederlandse samenleving een steeds belangrijkere rol waardoor de milieutechnische bezwaren ook aan gewicht winnen. Naar schatting van TNO bedragen de filekosten op de snelwegen voor de Nederlandse agrifoodbedrijven tenminste EUR 300 miljoen per jaar. Samenwerking, adequate oplossingen en met name ook innovatie is nodig om de internationale concurrentiepositie van Nederland te behouden, vooral omdat ons land een belangrijke functie als doorvoerland heeft. De overheid zet momenteel sterk in op een verbetering van de infrastructuur. Hierbij moeten we denken aan wegverbredingen, aanleg van spitsstroken of zelfs aan de aanleg van nieuwe autosnelwegen. Het gebruik van andere vervoersmodaliteiten kan de congestie verminderen. Een toenemende containerisatie in het transport van agrifoodproducten en de ontwikkeling van nieuwe typen containers maken het mogelijk dat agrifoodproducten ook via andere modaliteiten kunnen worden vervoerd. Hierbij moeten we denken aan vervoer over het spoor
en via de binnenvaart. Vervoer over water verloopt wel trager dan over de weg. Dit hoeft echter geen probleem te zijn mits de koelketen bij versproducten niet wordt onderbroken; innovaties op containergebied (reefercontainer) creëren deze nieuwe mogelijkheden. De goederen komen wel zonder vertraging op de plaats van bestemming aan. Just-in-time belevering is voor veel bedrijven van cruciaal belang.
Platform Agrologistiek De overheid heeft in samenwerking met het bedrijfsleven in 2000 het Platform Agrologistiek opgericht. Deze organisatie wil een efficiënte en duurzame logistiek van agrifoodproducten stimuleren. De centrale pijlers onder deze doelstelling zijn clusteren, verbinden en regisseren. Clusteren is het tegengaan van versnippering waarbij complementaire bedrijven zich in de nabijheid van elkaar vestigen en netwerken vormen. Dit kunnen bedrijven zijn waarbij de afval- of bijproducten van het ene bedrijf als grondstof voor een ander bedrijf gebruikt kunnen worden. Op deze wijze kunnen vervoersstromen worden voorkomen. Het is ook mogelijk om vervoerstromen meer te bundelen tot dikkere stromen of om actief op zoek te gaan naar retourvrachten. Het doel hiervan is om het aantal transportbewegingen en de totale vervoersbehoefte af te laten nemen doordat de logistiek op een efficiëntere wijze plaatsvindt. Daarnaast kunnen kwaliteitscontrole diensten profiteren van de bundeling doordat zij hun werk op een efficiëntere wijze kunnen uitvoeren. Het Platform Agrologistiek noemt dit bundelen ook wel verbinden. Deze pijlers kunnen ook elkaar beïnvloeden. Het bundelen van vervoerstromen kan weer leiden tot het clusteren van bedrijven. Bij de doelstelling om een efficiëntere en meer duurzame vorm van logistiek te stimuleren zal het gebruik van moderne ICT-systemen en/of andere modaliteiten een steeds belangrijkere rol spelen. Alleen samenwerking en het uitwisselen van kennis tussen alle partners in de agrifoodlogistiek zal leiden tot efficiënte logistieke oplossingen die de sector een duurzaam karakter geven. TP
4
Voorbeelden van initiatieven om tot een efficiëntere en meer duurzame wijze van logistiek te komen: Thanet Earth: Er worden veel kasgroenten vanuit Nederland naar het Verenigd Koninkrijk getransporteerd. Enkele Nederlandse ondernemers hebben in het Verenigd Koninkrijk productielocaties opgezet waar tomaat, komkommer en paprika voor de Engelse markt worden geteeld. Door in de nabijheid van consumptiegebieden te produceren worden de vervoersstromen gereduceerd. Daily Fresh Logistics heeft een overslagcentrum in Duinkerken geopend. Naar deze locatie worden grote hoeveelheden groenten en fruit uit België, Frankrijk, Spanje en Nederland getransporteerd. Na bundeling van de goederen worden ze verder getransporteerd naar het Verenigd Koninkrijk. Hierdoor is een efficiëntere vorm van transport mogelijk waarbij gebruik gemaakt wordt van minder transporteenheden. Fresh Corridor ondersteunt het multimodaal vervoer van versproducten tussen de Greenports en het achterland met de Rotterdamse haven. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van containervervoer over water en over het spoor. Dit initiatief heeft in de Vers Top 100 in 2009 een tweede plaats behaald. Via Green Rail vindt het transport van sierteeltproducten per spoor naar Italië plaats. Er staan ook plannen op stapel om bloemen en planten per spoor naar Polen en Roemenië te vervoeren. Coolboxx: Het vervoer van agrifoodproducten in geconditioneerde containers die qua afmetingen aansluiten op de Europese palletafmetingen. Deze maatvoering geeft een gunstigere belading dan bij de traditionele reefercontainers. Hiermee wordt ook ingespeeld op de toenemende containerisatie in het verstransport. Het concept is zeer geschikt voor multimodaal vervoer.
Rutte raakt ‘m Voor de Agrifoodbrieven van 2009 schrijft Gerard Rutte een column. Gerard Rutte is retailkenner met uitgesproken ideeën over winkelformules, producten, marketingcommunicatie en sales. Zijn specialisme is koppelen van kennis van de winkelvloer aan de ‘wetenschap’ van marketing, communicatie en sales. . PLUS doet het anders: weg met de kromme banaan! “Supermarkt PLUS stopte per 1 januari met de verkoop van kromme bananen. Dat betekent dat vanaf nieuwjaarsdag alle bananen bij PLUS afkomstig zijn van Fairtrade gecertificeerde bananenplantages uit Colombia. Ondanks alle inspanningen van andere organisaties is het volume Fairtrade bananen in Nederland nooit groter geweest dan 4,5 miljoen kilo per jaar. Door de expliciete keuze van PLUS groeit het aantal kilo’s Fairtrade bananen in Nederland met ongeveer 300% tot ruim 11,5 miljoen kilo per jaar”. Een opvallend bericht in de media van afgelopen maand. Ik vond het een opmerkelijke actie. Bijna ongeloofwaardig. Een actie die je eigenlijk alleen van Albert Heijn zou kunnen verwachten. Kan PLUS dit waarmaken, hoe loopt de actie?, wat zijn de gevolgen en consequenties voor de toekomst? We peilden de stemming. De PLUS-bananenactie wordt uitgevoerd in samenwerking met bananenimporteur Fyffes die onder meer ook aan de Engelse grootmacht Tesco levert. Dat heeft veel voordelen. De beschikbaarheid van de bananen is groot en de prijs gegarandeerd. Overschotten kunnen daardoor snel de markt in en tekorten kunnen makkelijker opgevangen worden. De bananen komen uit Colombia. Voor de boeren daar is de actie van PLUS een geweldige opsteker, gegarandeerde afzet tegen een faire prijs. Het kan ook een basis zijn voor andere producten. Producten die anderen niet zo snel kunnen leveren en die uit het prijsgeweld blijven. Nederlandse boeren zouden er iets van kunnen leren. Hier ontstaat de klassieke win-win. Beide partijen hebben een ultiem belang om de actie te doen slagen en zijn van elkaar afhankelijk. Een soort huwelijk dat moet slagen. Sowieso is PLUS een opvallende partij bij de inkoop van AGF met het streven naar meer langere termijn relaties met haar telers en aanleverende handelaren. Meer zaken, met minder bedrijven en vooruitstrevende ketenafspraken, ketenverkorting, telerskoppeling en extra kwaliteitseisen. Voor PLUS is de bananenactie een geweldige opsteker, een slimme marketingactie die eigenlijk voor de hand lijkt te liggen. Maar daarom misschien wel zo geniaal. Als klanten er eenmaal van doordrongen zijn dat PLUS alleen nog maar eerlijke bananen verkoopt, dan is prijs minder belangrijk. Albert Heijn zal het nu wel uit zijn hoofd laten om zwaar met de gewone bananen te gaan stunten, het zal gezien worden als een unfaire actie gericht tegen de arme boertjes in Colombia. PLUS daarentegen hoeft niet meer in de bananenslag mee te doen, zij hebben immers alleen maar eerlijke bananen. Er is nog relatief weinig publiciteit aan de PLUS-bananen gegeven. Een beetje de schuld van het ietwat introverte PLUS, journalisten begrijpen het belang dus niet helemaal. Dat moet dus beter uitgelegd en uitgebuit worden. Waarom geen persconferentie in dat mooie DC in Barendrecht met vertegenwoordigers van Max Havelaar, Arme Boeren en PLUS? Had zeker het NOS-journaal gehaald. Kan altijd nog. Rondgang langs ondernemers leert immers dat er heel veel meer bananen (+ 30 procent) zijn verkocht dan in dezelfde periode van vorig jaar. Consumenten reageren heel enthousiast, stellen ondernemers. De prijs is niet verhoogd of verlaagd, de marge is gelijk gebleven voor ondernemers. De verwachting is dat de verkoop nog sterk gaat stijgen. “Minimaal 5 procent”, stelt een grote PLUS-ondernemer, “en er komen nieuwe varianten aan.” Hoe nu verder? Commercieel directeur Sjaak de Korte van PLUS heeft in een interview verklaard dat: De omschakeling van gewone naar Fairtrade bananen is geen losse actie maar een belangrijke stap binnen een strategisch traject. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is namelijk een van de vier merkwaarden van PLUS. Met dit besluit zetten wij een eerste stap naar het uitrollen van een integraal MVO-beleid.” Dat is mooi, maar hoe ga je dat vorm geven? Met welke producten? De bananen zijn slim gepakt. Ananas lijkt ook mogelijk. Sinaasappels en mandarijnen niet. Daar is voorlopig geen year-round productie van te verwachten. Aardappels misschien? PLUS zal willen doorpakken op dit gebied. Als ze slim zijn zetten ze er vaart achter. Het is een geweldig marketinginstrument dat snel geclaimd moet gaan worden. Goede marge, tevreden klanten en dankbare leveranciers. Voor de gezamenlijke PLUS-supermarkten is dit een geweldige opsteker. Nu alleen nog even beter in de markt zetten en vooral in en buiten de winkels goed communiceren, het liefst met beeld en geluid. De eerste slag is voor PLUS, nu even doorpakken. 5 Deze column geeft opvattingen van Gerard Rutte weer, deze hoeven niet noodzakelijker wijze overeen te komen met de opvattingen van ABN AMRO.
Rian Verwoert, hoofddirectie Fruitmasters:
‘De sleutel tot de fruitmarkt is de consument’ Rian Verwoert ziet voor de toekomst absoluut mogelijkheden voor de fruitteelt. Hij is voorzitter hoofddirectie van de Koninklijke Fruitmasters Groep, in de fruitvermarkting een van de belangrijkste partijen in Noordwest Europa. ‘Nederlanders aten meer fruit in 2009, terwijl we jaren achtereen een dalende trend gezien hebben.’ Toch was 2009 voor de Fruitmasters Groep (omzet tussen de 250 - en 300 miljoen euro, hoofdzetel in Geldermalsen, 525 medewerkers) een heel moeizaam jaar. En dat kwam vooral door de prijs van klassieke appelrassen, die liet een enorme daling zien ten opzichte van 2008 (toen de prijs, mede door slechte oogsten in Oost-Europa, hoog lag). Verwoert: ‘Er is overproductie in Europa. Daardoor is de appelprijs ver onder de kostprijs komen te liggen. Het gekke is; meestal eten mensen in crisistijden meer appels, en minder vaak een toetje, maar in deze crisis zien we dat effect helaas niet.’ Koninklijke Fruitmasters Groep, een coöperatie in handen van 600 aangesloten telers is tegelijkertijd sterk gericht op de markt: retailinkooporganisaties, out-of-home-kanaal, detaillisten, exporteurs, groothandels. En het kan niet anders, dan dat wel eens spanning oplevert. Verwoert: ‘Evengoed slagen we erin een goede balans te vinden in het behartigen van de belangen van beide groepen. De sleutel is natuurlijk de consument. Als je die voor je kunt winnen, dan dien je tegelijkertijd de belangen van de telers en de belangen van partijen die leveren aan consumenten.’
Kanzi, hoopgevend conceptras Een hoopgevende ontwikkeling, zegt Verwoert, bij het winnen van de consument, is het werken met conceptrassen, zoals bijvoorbeeld de Kanzi ®. Verwoert: ‘Die appel herbergt de beste eigenschappen van de klassiekers Gala én de Braeburn. We introduceerden de Kanzi vier jaar geleden en is nu al behoorlijk succesvol. Over vijf jaar willen we dat aangesloten telers in Europa een productie hebben bereikt van 100 miljoen kilo, en dat is, vergeleken met andere rasintroducties, een fors groeitempo. Voor de Kanzi, lekker van smaak en structuur, kunnen we een goede prijs vragen waardoor de teler weer rendabel kan produceren. Niet alleen dat; die marge wordt ook juist verdeeld onder alle schakels in de keten. Dat kan omdat we de hele keten van teler tot consumenten proberen te coördineren. Bij andere appelsoorten staat de teler bij verdelen van het rendement vaak achteraan in
6
de rij, sterker; die moet als de markt slecht is, genoegen nemen met een prijs lager dan de kostprijs. De Kanzi is handelsrechtelijk en kwekersrechtelijk beschermd, voor de verkoop is een licentie nodig, maar ook voor de productie. De coördinatie van de vermarkting van de Kanzi ligt bij de GKE (Greenstar Kanzi Europe), een Europees netwerk van telercoöperaties in onder meer België, Zwitserland, Italië, Engeland, Duitsland en voor Nederland: Fruitmasters. De lokale coöperaties zorgen ook dat lokale telers voor de retailers produceren. Het ras is eigendom van EFC, de Europese Fruit Coöperatie, een samenwerking tussen Fruitmasters, Veiling Haspengouw en WOG Baywa.’ Conceptrassen, zoals de Kanzi, Greenstar, Wellant, Rubens, Junami, vertelt Verwoert, zijn weliswaar in opkomst, maar de beschikbare hoeveelheid is anno 2010 nog onvoldoende om te zorgen voor een gemiddeld goed rendement voor de producenten: 5 procent van de productie. Verwoert: ‘Dat percentage moet omhoog naar 25 tot 33 procent over vijf tot tien jaar. Het probleem nu is dat de investering in nieuwe aanplant van conceptrassen door de teler opgebracht moet worden, terwijl de productie nu slecht renderend is. Daar kunnen banken een rol in spelen.’ Ongeveer de helft van de omzet van Fruitmasters is importfruit. Citronas BV, MFL GmbH en Indigo Fruit SAS (Fruit is our World), dochters van Fruitmasters, importeren via de Rotterdamse wereldhaven en Geldermalsen onder meer appels, peren, druiven, grapefruit, limoenen, citroenen, mandarijnen, avocado’s, meloenen, ananas, lychees en mango’s. De landen van herkomst zijn onder meer: Zuid-Afrika, China, Australië, Marokko, USA en de Zuid-Amerikaanse landen.
Drie kopmanden kersen! Op de site van Koninklijke Fruitmasters Groep staat mooi beschreven hoe de coöperatie in 1904 begon als Veiling Vereeniging Geldermalsen en Omstreken. ‘De 34 leden kijken reikhalzend uit naar de allereerste kersenveiling die plaatsvindt in de schuur van één van de leden. Even lijkt het initiatief in de kiem gesmoord te worden. Maar dan wordt een kruiwagen het terrein opgereden en slaakt een van de aanwezigen een kreet: Zie daar! Drie kopmanden kersen!’ Anno 2010, zes jaar nadat het predikaat koninklijk verleend werd, heeft Fruitmasters een omzet van 400.000 ton fruit.
Het assortiment Hollands fruit is breed: appels (tientallen soorten), peren, houtig kleinfruit (frambozen, bramen, bessen), aardbeien, kersen en pruimen. Terwijl de kersenteelt in Nederland veel aan betekenis verloren heeft, kreeg Fruitteeltbedrijf Theo & Martine Vernooy de kers toch weer op de kaart. Ze verkopen vooral via Fruitmasters, waar het lid van is, maar ook rechtstreeks aan de consument (die naar het bedrijf gelokt worden met culturele evenementen) en via StreekSelecties, die authentieke producten via retailers op de markt brengt. Voor dat innovatieve ondernemerschap, inspelend op de veranderde economische situatie, kregen Theo en Martine, uit handen van minister-president Balkenende de Tuinbouw Ondernemersprijs 2010. Fruitmasters stelde de familie Vernooy kandidaat.
optimale pluktijdstip te bepalen van de Kanzi en de Conference (een perensoort). Met deze gegevens kan worden bepaald welke kwaliteit het fruit heeft, nadat het een tijd gekoeld bewaard is. Ik voorspel dat de derving van fruit in de toekomst met de helft kan worden teruggebracht.’
Uitgaan van kracht, niet van macht ‘Het zal Fruitmasters zeker lukken om het resultaat van 2009 te verbeteren. We moeten niet vergeten dat we nog in 2008 een recordjaar hadden voor de omzet van Hollands Fruit van 150 miljoen euro. Het gaat primair over het resultaat van de aangesloten leden, maar het is uiteraard ook belangrijk dat Fruitmasters zelf positief draait. Als we goede initiatieven blijven ontplooien, denk aan het ontwikkelen van handige soorten verpakkingen, voor gezinnen, maar ook voor éénpersoons huishoudens, denk aan mooie kant-en-klaar producten als fruitsalades in gerichte verpakkingen, dan is er veel mogelijk.’ Verwoert: ‘Concentratie van aanbod is zeker belangrijk, alleen moeten we oppassen dat het niet meer van hetzelfde wordt. Welke vormen van concentratie zijn zinvol? Voor het antwoord moeten we vooral kijken naar de behoefte van de markt, de klant. Je kunt komen met een groter aanbod van dezelfde producten, een verbreding van het productenpakket. Of misschien ga je samenwerken met een organisatie van een totaal andere productenpakket. Neem bij voorbeeld onze samenwerking met zuivelaar FrieslandCampina in het project Schoolfruit. Laat de markt leidend zijn bij dergelijke initiatieven. We moeten vooral vanuit kracht denken, niet vanuit macht.’
Nashi peer en andere kruisingen Aan Rian Verwoert de vraag welke mogelijkheden er nog meer zijn om de situatie voor Nederlandse telers te verbeteren, behalve de ontwikkeling van conceptrassen. Verwoert: ‘We doen veel research en development om nieuwe fruitsoorten te ontwikkelen. Dan heb je het dus niet alleen over verbetering van bestaande soorten, maar over het kweken van geheel nieuwe soorten. Zoals vijftien geleden de nectarine is ontwikkeld, zo wordt nu in een proeftuin gewerkt aan een nectarine-variant die uitstekend in Nederland geteeld kan worden. Door kort op de markt te zitten kan er meer op smaak worden geproduceerd. Verder zoeken we naar kruisingen tussen frambozen en aardbeien, nectarines en pruimen, en appels en peren (er bestaat al een Chinese soort, de Nashi peer).’ ‘Een te groot deel van het geproduceerde fruit komt nooit bij de consument terecht. De derving bedraagt naar schatting 15 tot 16 procent. Dat wordt veroorzaakt door allerlei redenen. Beurse plekken ontstaan tijdens het plukken, het transport, en in de winkel. De consument vindt het er vers uitzien als fruit op een bergje gepresenteerd wordt, ook al niet bevorderlijk. De mensen knijpen in appels en peren, leggen ze weer terug en aan het einde van de dag zijn ze beurs. Vandaar dat appels ook verpakt aangeboden worden, dan blijven ze langer goed. Om een zo optimaal mogelijk rijpingsproces mogelijk te maken, waardoor de smaak substantieel verbetert, moet je als teler zo nauwkeurig mogelijk het moment van plukken kunnen bepalen. Om telers daarbij te helpen, zijn we, samen met Genetwister Technologies BV en Croppings BV begonnen met de joint-venture Fruitmasters Expressive Research. Er wordt gezocht naar een manier om met een moleculaire test (die gebruikt maakt van biomerkers, genen) het
7
JA
Duitse economie: herstel na ongekend sterke krimp In 2009 kromp de Duitse economie met zo’n 5%. Dat was verreweg het slechtste cijfer van de naoorlogse jaren. Inmiddels is de recessie voorbij en groeit de economie weer. Het groeicijfer voor 2010 zal dan ook weer duidelijk in de plus zitten. Al in het voorjaar van 2008 was de economie in een recessie beland. Aanvankelijk leek het nog te gaan om een vrij milde terugval, maar tegen het eind van dat jaar werd de recessie abrupt dieper – méér dan in de meeste andere eurozonelanden. De economie werd hard geraakt door de ongekende daling van de mondiale productie en de wereldhandel. Vooral in het eerste kwartaal van 2009 ging de economie hard onderuit: het BBP kromp met liefst 3,5% ten opzichte van het voorgaande kwartaal (dat ook al een forse krimp van 2,4% had laten optekenen). 8
Ifo-index van economisch klimaat wijst op meer groei
110
105 4 100 0
95
In oktober was de goederenuitvoer naar China met meer dan 10% j-o-j gestegen, terwijl de totale goederenuitvoer nog was afgenomen. Gegeven het mondiale herstel en de groeiversnelling van China in het bijzonder verwachten we een stevige verdere expansie van de uitvoer. Zelfs de investeringen in machines lieten in de zomer alweer enige stijging zien. Dat lijkt verrassend omdat de bezettingsgraad van het machinepark nog dicht bij het diepe dal van het tweede kwartaal lag. Historische cijfers laten echter zien dat de investeringen in Duitsland doorgaans één of twee kwartalen na het weer opveren – soms zelfs al in hetzelfde kwartaal. Daar de investeringen (ook in de opkomende economieën) ongeveer een jaar geleden wellicht teveel zijn teruggesnoeid, omdat toen nóg slechtere tijden werden voorzien, is het denkbaar dat er al sprake is van een inhaalslag.
90 -4 85 -8
80 92
94
96
98
00
02
BBP (% j-o-j; l.a.)
04
06
08
Ifo-index (r.a.)
Bron: Thomson Financial
In het voorjaar zette echter weer herstel in. Afgezien van overheidsstimulansen kwam dat herstel op conto van de weer aantrekkende uitvoer. In de periode van september 2008 tot april 2009 was de uitvoer ingestort. Daarna keerde het tij en in oktober van het afgelopen jaar was het uitvoervolume van goederen alweer met ruim 12% toegenomen ten opzichte van het dal in april. Overigens was daarmee het eerdere verlies nog bij lange na niet goedgemaakt. Later in het jaar begonnen ook de voorraden de groei te ondersteunen. Eerder was fors op voorraden ingeteerd, wat de groei flink had gedrukt. We verwachten dat de voorraadcijfers in de nabije toekomst verder verbeteren. Tijdens de verdieping van de recessie was de exportsector (ook) getroffen door de sterke terugval van de invoer van de opkomende economieën, inclusief die van China. De uitvoer naar die landen had vóór de recessie een belangrijke bijdrage geleverd aan de sterke Duitse exportprestatie. Omdat de opkomende economieën veel minder last hadden van de financiële crisis trok hun invoer al vrij gauw weer aan. Dat was gunstig voor de Duitse uitvoer. Cijfers over nieuwe orders lijken dat te bevestigen. De orders uit landen buiten de eurozone hebben een flink herstel laten zien, dat groter is dan de opleving van de totale Duitse orderontvangst.
8
De particuliere consumptie steeg in de eerste helft van 2009 mede door de slooppremies voor auto’s, maar viel daarna terug toen aan die premieregeling een einde kwam. Per saldo bleef het jaarcijfer van de consumptie in de plus. Lagere loonstijgingen en meer werkloosheid zullen de bestedingen in 2010 onder druk zetten. Tot op heden is de werkloosheid per saldo nog maar weinig gestegen. Hiervoor kunnen diverse factoren worden genoemd, zoals arbeidsmarkthervormingen in eerdere jaren, het meer benutten van de flexibiliteit in arbeidscontracten en de Duitse variant op de deeltijd-WW (‘Kurzarbeit’). Bij een zeer bescheiden afname van de werkgelegenheid is de werkloosheid slechts beperkt opgelopen in 2009. Per werkende werden echter minder uren gemaakt. We zien dat terug in de arbeidsproductiviteit per persoon, die fors is afgenomen met 5%. De werkloosheid zal in 2010 oplopen vanwege de hogere arbeidskosten. Aan de andere kant profiteren de gezinnen van belastingmaatregelen, terwijl het economisch herstel het consumentenvertrouwen zal schragen, wat de bestedingen kan stimuleren. Bovendien zal het aantal gewerkte uren per persoon weer stijgen. In de loop van 2010 zien we de consumptie dan ook weer toenemen. Al met al groeit de economie in 2010 naar verwachting met ruim 2%. We verwachten echter niet dat de versnelling in 2011 doorzet. In dat jaar valt de groei waarschijnlijk weer wat lager uit. De inflatie blijft laag in 2010 omdat de forse overcapaciteit in de economie prijsstijgingen afremt. NK
“Benut het momentum in de Nederlandse foodsector” Tussen nu en 2013 worden forse verschuivingen in het Nederlandse foodlandschap verwacht. Bedrijven moeten de huidige laagconjunctuur aangrijpen om te investeren in innovatie en schaalgrootte. Radicalere innovatie is gewenst, waarbij samenwerking voor fabrikanten met collegae bedrijven meer waarde oplevert dan samenwerking met retailers. Dit is de belangrijkste conclusie uit het ABN AMRO sectorrapport “Benut het momentum in de Nederlandse foodsector; risico’s, innovatie en consolidatie”. Dit rapport is op 2 december jl. gelanceerd tijdens een relatiedag van ABN AMRO voor bedrijven in de agrifood sector. Huis-op-orde is de basis voor groei de komende jaren. Risicomanagement in de foodketen is nu vooral gericht op kwaliteit en beschikbaarheid van het product maar bedrijven zullen bewuster moeten omgaan met risico’s op het gebied van prijsvolatiliteit, voedselveiligheid, gezondheidsclaims en financiële risico’s bij toeleveranciers. Beheren en controleren van de eigen organisatie is noodzakelijk om succesvol te blijven, maar niet voldoende. Grotere schaal en/of meer onderscheidend vermogen zijn aanvullende eisen om succesvol te blijven. Traditioneel zijn foodfabrikanten sterk in incrementele innovatie (line extensions, andere verpakkingen, etc) in combinatie met een sterke marktoriëntatie. Het onderscheid tussen verschillende fabrikanten en producten, zowel merk als private label, is zo beperkt. Recent onderzoek onder consumenten van de Universiteit van Tilburg laat zien dat in deze tijd van crisis 28% van de consumenten vaker producten van het huismerk heeft aangeschaft dan producten van de bekendere merken. Een rapportage van HIGHvalue deze zomer stelt dat slechts 13% van de consumenten de vertrouwde A-merken mist die voor huismerken zijn ingewisseld en consumenten in een onderzoek van Deloitte zeggen in ruime meerderheid dat veel huismerken inmiddels van A-merk kwaliteit zijn. Radicalere innovatie en meer consumentgerichte producten moeten voorkomen dat fabrikanten producten maken die teveel op elkaar gaan lijken. Echter Research & Development (R&D) inspanningen renderen onvoldoende momenteel in de agrifood. Een fenomeen dat ‘value slippage’ wordt genoemd. Het betekent dat een innoverende organisatie een onvoldoende reëel deel van de gecreëerde toegevoegde waarde behoudt voor de eigen organisatie. Dit waardeverlies komt door imitatie (copy-cat gedrag) of door marktkrachten (zeer sterke ‘buying power’ bij de afnemers) en is een groot probleem in de agrifood. Hoe centraler de positie van een bedrijf in een netwerk, hoe minder dit bedrijf met ‘value slippage’ wordt geconfronteerd. Benodigde investeringen in R&D en marktintroducties maken dat kleine bedrijven voor radicale vernieuwingen aansluiting zoeken bij grotere partijen. Samenwerken in innovatienetwerken gebeurt zo in toenemende mate. Juist binnen de agrifood is innovatie afhankelijk van integraal ketenmanagement. Samenwerken betekent soms dan ook ook samengaan. Niels Dijkman: ‘herverkaveling van het Nederlandse retailland-
9
schap zal een consolidatieslag in de voorliggende schakels veroorzaken’. De mate van fragmentatie in de West-Europese, en ook Nederlandse, agrifood leidt mondiaal beschouwd tot een schaalnadeel. Het realiseren van innovaties behoeft echter steeds meer schaal. Er zijn zo verschillende redenen aan te wijzen waarom wij en andere deskundigen verwachten dat de Europese agrifood door een consolidatieslag zal gaan. De eerder genoemde fragmentatie van de sector, de toenemende eisen uit hoofde van innovatie en de druk van afnemers met dito margedruk tot gevolg voor de fabrikanten zijn drivers hiervan. Ook de eigendomsverhoudingen (relatief veel Private Equity aandeelhouders en de coöperatieve structuren) leiden tot te verwachten bewegingen.
Opgaande trendlijn
Expansie
Q3 ʻ09
Herstel
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
De huidige laagconjunctuur biedt, zeker sterke, partijen goede mogelijkheden om externe kundes te verwerven tegen een reële prijs. In de grafiek heeft ABN AMRO grafisch haar visie op herstel van de licht laat cyclische agrifood sector weergegeven (in het artikel op pagina 2 “Wanneer gaat de consument meer eten” wordt dit nader onderbouwd). Het momentum voor sterke bedrijven lijkt aangebroken nu de sector uitbodemt. Met een gestroomlijnde waardeketen, een bewuste inzet van kwaliteiten van derde partijen en een juiste schaal zal de Nederlandse agrifood over enkele jaren terugkijken op deze crisis als het startpunt van hun weg naar een gezonder rendement. Het rapport is geschreven door Wageningen UR met medewerking van ABN AMRO. Wilt u het in het geheel lezen, dan kunt u het downloaden via www.abnamro.nl/agrifood of opvragen bij uw contactpersoon binnen ABN AMRO. ND
Uniek businessmodel van Nederlandse onderneming
Soil & More maakt compost én Carbon Credits Soil & More International BV, opgericht in 2007, combineert op bijzondere wijze het steunen van duurzame landbouw én de strijd tegen de klimaatverandering met een gezonde bedrijfsvoering. In Egypte, Mexico, Zuid-Afrika, Brazilië en India produceert het Nederlandse bedrijf (met de thuisbasis in Waddinxveen) jaarlijks 200-duizend ton compost. Soil & More zorgt er ook voor dat jaarlijks 250-duizend ton minder broeikasgassen worden uitgestoten. Een interview met Soil & Moremanaging director Aart van den Bos en Eosta-topman Volkert Engelsman. Soil & More is lid van de Eosta-familie. Het Nederlandse Eosta im- en exporteert uit de hele wereld veel biologische kasgroenten en hard fruit. Teeltbegeleiders van Eosta helpen bedrijven die aan hen leveren bij het zoeken naar biologische bestrijding van ongedierte en ziekten. Steeds vaker kwam hen een merkwaardig fenomeen ter ore, vertelt Aart van den Bos. ‘De biologische telers maken compost voor eigen gebruik. Hun buren zagen dat, en vroegen of ze hen ook compost konden leveren. Nee, was steevast het antwoord, want de telers missen eenvoudigweg de tijd en de kennis om op grote schaal compost te kunnen maken. Eosta wilde daarom projecten opzetten om in dat gat te kunnen springen. Eosta klopte als klant bij me aan: ik heb ook een bedrijf om te adviseren in business planning en financieringen. Hun concept voor compostproductie maakte me zó enthousiast, dat ik, samen met Eosta, Soil & More heb opgericht. Via een ander project was ik bekend met de mogelijkheid om te werken met Carbon Credits: CO2 reductie-equivalenten die organisaties kunnen kopen om hun uitstoot te compenseren. Ik was van mening dat dit ook binnen het concept van Soil & More mogelijk moest zijn. Het is Tobias Bandel geweest, mijn huidige compagnon en eveneens aandeelhouder, die dit verder heeft uitgezocht en vervolgens wist te realiseren.’
Mes snijdt aan zestien kanten Van den Bos: ‘Soil & More is een uitgekiend concept. Het mes snijdt bij ons niet aan twee kanten, maar aan zestien kanten. De basis is de verbetering van de vruchtbaarheid en structuur van de bodem. Onze grootschalige composteringsinstallaties werken volgens een methode die ooit is ontwikkeld door Ehrenfried
10
Pfeiffer en door ons is verbeterd. Het aantal keren dat de compost gekeerd hoeft te worden, is geminimaliseerd. En door een goede monitoring van het proces, ook met behulp van IT, lukt het om een zeer goede kwaliteit compost te leveren in zes tot acht weken tijd. De structuur van de compost is uitstekend en kan goed water vasthouden. Met onze compost kan een teler enorm besparen op het gebruik van kunstmest, een derivaat van fossiele brandstof. Kunstmest zorgt wereldwijd voor 17 procent van de emissie van broeikasgassen. Overal waar je kunstmest kunt vervangen door compost, bestrijd je de emissie van broeikasgassen.’
Alleen Carbon Credits voor methaanreductie Volkert Engelsman, in 1990 samen met een vriend grondlegger van Eosta: ‘Door plantaardig afval tot compost te verwerken, vermijd je dat afval gaat rotten en methaan uitstoot. Dat broeikasgas werkt 21 keer sterker dan CO2. Voorkoming van methaanuitstoot is de enige reden waarom wij Carbon Credits krijgen van de Verenigde Naties. Het gekke is; Soil & More zorgt ook voor de terugdringing van kunstmestgebruik, maar dat levert geen Carbon Credits op. Gebruik van compost verbetert het ziektewerende vermogen van gewassen, waardoor een teler met minder pesticide toe kan – wat ook gunstig is voor reductie van broeikasgassen, maar ook dat levert geen Carbon Credits op. De landbouwgrond die met compost wordt verrijkt, heeft een hoger humusgehalte en kan daardoor veel meer CO2 opslaan, dan grond die alleen met kunstmest wordt bestrooid. Maar ook dat gunstige effect levert ons geen Carbon Credits op. We proberen de VN zo ver te krijgen dat we voor kunstmest- en pesticidenreductie en extra CO2-binding in de bodem ook Carbon Credits kunnen krijgen, maar tot dusverre is dat niet gelukt.’ Soil & More verkoopt de Carbon Credits weer door aan bedrijven die hun bedrijfsvoering, een product of een evenement klimaatneutraal willen maken. Daarmee wordt een andere belangrijke poot van het businessmodel van Soil & More duidelijk. Weleda, producent van lichaamsverzorgingsproducten en geneesmiddelen, is bijvoorbeeld een bedrijf dat er voor koos volledig klimaatneutraal te werken en dat te laten regelen door Soil & More. Allereerst werd vastgesteld hoe groot de Carbon Footprint (de omvang van CO2-uitstoot) van het bedrijf is. Soil & More is een gecertificeerde consultant die dat kan berekenen. Toen eenmaal duidelijk was hoe groot de Carbon Footprint van Weleda was en uiteraard al het mogelijke was gedaan om CO2-uitstoot te beperken, kon worden berekend hoeveel Carbon Credits Weleda moest aanschaffen om
zichzelf klimaat neutraal te mogen noemen. Die Carbon Credits zijn aangeschaft bij Soil & More. Dat wil zeggen: voor Weleda Nederland en België. Waarschijnlijk gaat Weleda in 2010 ook in de andere 28 landen waar het bedrijf actief is, klimaatneutrale producten lanceren. Een ander voorbeeld: ook het Holland Fresh Group Pavilion (waar zo’n tachtig Nederlandse bedrijven zich presenteren op de Fruit Logistica) is door Soil & More klimaatneutraal gemaakt.
Woestijngrond wordt landbouwgrond Van den Bos: ‘Het geld dat we voor Carbon Credits krijgen, steken wij in onze composteringsprojecten. Inmiddels hebben we in twee jaar tijd meer dan 2 miljoen euro geïnvesteerd in drie projecten in Egypte, waar we zelfs van woestijngrond landbouwgrond hebben weten te maken, in een project in Mexico, een in India, en twee projecten in Zuid-Afrika. Het is onze ambitie om de komende vijf jaar zo’n 25 projecten te beginnen, bij voorkeur in ontwikkelingslanden. Het liefst rollen we dit concept over heel Afrika uit. De Wereldbank vindt dat op deze manier de bodemvruchtbaarheid in Sahellanden verbeterd moet worden.’ ‘In 2010 willen we in Ethiopië een composteringsinstallatie in bedrijf hebben. In een land waar zo veel honger is, moet het mogelijk zijn om de resultaten van de landbouw te verbeteren. Weinig regen is daar een groot probleem. Met onze compost kan het water vasthoudende vermogen van de grond sterk worden verbeterd. De ministeries van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit en van Ontwikkelingssamenwerking, zijn bereid mee te werken. Ook de lokale universiteit en Wageningen UR en verschillende NGO’s hebben veel belangstelling. We willen in Ethiopië een demonstratieboerderij opzetten, zodat boeren kunnen zien hoe ze hogere opbrengsten kunnen realiseren met verbeterde, duurzame landbouwmanagementtechnieken. Laten zien hoe het in zijn werk gaat – dat is daar belangrijker dan een praatje houden.’
Groot project in Kaapstad Engelsman: ‘Van de gemeente Kaapstad hebben we in 2009 de opdracht in de wacht gesleept om 98 procent van het groenafval (één miljoen kuub) van de mensen te verwerken tot compost. Het is een gigantische klus. Toen onze lokale manager opvroeg hoeveel het transport van een kuub groenafval kostte en hij eens aan het rekenen sloeg, bedacht hij: dan kunnen we beter zelf de tent kopen. Dus zijn we nu de trotse eigenaar van een compleet logistiek bedrijf in Zuid-Afrika.’
11
‘Ook woekerplanten in rivieren die daar uitstekend gedijen vanwege uitgespoelde nitraten afkomstig van kunstmest worden door ons in Kaapstad tot compost verwerkt. We hebben een joint venture opgezet, samen met een druiventeler die Reliance heet. Hij kreeg ook steeds meer vragen van buren of hij niet meer compost kon leveren. Soil & More Reliance, waar zeventig mensen werken, heeft duizenden bakken neergezet voor het ophalen van groente-, fruiten tuinafval bij overheden en particulieren. We zijn verantwoordelijk voor twaalf gemeentewerven, die onder meer worden bemand door mensen uit de communities waar we mee samenwerken.’ Engelsman: ‘Je ziet steeds meer dat bedrijven vrijwillig aan de slag gaan om te zorgen dat ze klimaatneutraal werken. Vroeger wachtten bedrijven af tot de overheid zei: dit en dit zijn de regels, daar heb je je maar aan te houden. Nu is het niet meer de overheid die het bedrijfsleven in toom houdt. Het is andersom. Het bedrijfsleven vindt dat het moreel en economisch noodzakelijk is om aan emissiereductie te doen. Die klimaatverandering moet tegengehouden worden. Als het niet wordt opgelegd, dan stellen we vrijwillig vast wat onze carbon footprint is. Ik ben ervan overtuigd dat we met Soil & More een goede bijdrage leveren. Je ziet het ook aan de groei. In twee jaar tijd hebben we waanzinnig veel bereikt.‘ JA
Jan Huygen Van Linschoten Award 2008 Soil & More won de tweede prijs (€ 10.000) van de Jan Huygen Van Linschoten Award 2008. De prijs is door ABN AMRO in het leven geroepen om internationaal actieve ondernemers te ondersteunen en stimuleren. De Nederlandse koopman en ontdekkingsreiziger Jan Huygen van Linschoten (1563-1611) publiceerde aan het einde van de zestiende eeuw reisgeschriften waarmee hij andere Nederlanders stimuleerde om hun handel naar Azië uit te breiden. Alle niet-beursgenoteerde Nederlandse bedrijven, die internationaal zakendoen, maken kans op de Jan Huygen van Linschoten Prijs. De jury kent de prijs toe aan de ondernemer die op alle vlakken van het internationale handelsverkeer het beste scoort.
Export Export van in Nederland geteelde verse groente en vers fruit, exclusief uien (x 1.000 ton) 11 maanden 2008
11 maanden 2009
Mutatie ‘09/’08
Duitsland
845
877
+3,8%
Verenigd Koninkrijk
352
338
-4,0%
België/Luxemburg
191
173
-9,4%
Frankrijk
122
126
+3,3%
Zweden
107
97
-9,3%
67
95
+41,8%
Rusland
109
86
-21,1%
Tsjechië
52
53
+1,9%
Denemarken
51
47
-7,8%
Polen
45
44
-2,2%
291 2.232
293 2.229
+0,7% -0,1%
Italië
Overige Totaal Bron: Productschap Tuinbouw, KCB
Export van in Nederland geteelde verse groente en vers fruit, exclusief uien (x 1.000 ton) 11 maanden 2008
11 maanden 2009
Mutatie ‘09/’08
Tomaat
642
722
+12,5%
Komkommer
335
345
+3,0%
Paprika
300
328
+9,3%
Aubergine
34
37
+8,8%
Peer
168
133
-20,8%
Appel
125
117
-6,4%
65
61
-6,2%
198
135
-31,8%
49
36
-26,5%
36
37
+2,8%
280 2.232
278 2.229
-0,7% -0,1%
Champignon Peen Witte kool IJsbergsla Overige Totaal
Colofon
Bron: Productschap Tuinbouw, KCB
De Agrifoodbrief is een publicatie van ABN AMRO Sector Advisory in samenwerking met Sector Research. Samenstelling en redactie Thijs Pons, ABN AMRO Sector Research Wendy Klein, ABN AMRO Marketing Commercial & Merchant Banking Aan dit nummer werkten verder mee: Joep Auwerda, freelance journalist Niels Dijkman, ABN AMRO Sector Advisory Nico Klene, ABN AMRO Economisch Bureau Gerard Rutte, RTC B.V. Distributie De Agrifoodbrief wordt door ABN AMRO Sector Advisory extern en intern verspreid in elektronische en in gedrukte vorm. U kunt de publicatie ook vinden op www.abnamro.nl/agrifood. Contactpersoon: Wendy Klein, telefoon 020 629 69 08, e-mail
[email protected]
12
Disclaimer De in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op door ABN AMRO betrouwbaar geachte gegevens en informatie, die op zorgvuldige wijze zijn verwerkt. Noch ABN AMRO, noch functionarissen van de bank kunnen aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden in deze publicatie. © ABN AMRO, februari 2010 Deze publicatie is alleen bedoeld voor eigen gebruik. Verveelvoudiging en/of openbaarmaking van deze publicatie is toegestaan, indien hiervoor schriftelijke toestemming is verkregen van ABN AMRO.