Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Agenda en notulen Forum Ruimte Op donderdag 8 januari 2015 vindt het forum Ruimte plaats om 20.00 uur. Locatie: raadszaal van het gemeentehuis in Brummen. Er is een gezamenlijke start van de Fora Samenleving en Ruimte. De onderwerpen die op de agenda staan: - Opening - Maandelijkse informatieverstrekking door portefeuillehouders: a. Mededelingen vanuit de samenwerkingsverbanden b. Drie decentralisaties (Jeugdzorg, Participatiewet en Wet maatschappelijke ondersteuning) - Raadsvoorstel beleidsregeling Mantelzorgwoning 2014 Hierna gaan beide fora afzonderlijk verder. - Vaststelling agenda en mededelingen - Vragenronde - Ingekomen post - Ter kennisname stukken: 1. Uitvoeringsplan gladheidsbestrijding 2. Dienstverleningsovereenkomst OVIJ 2015 - Raadsvoorstel: - Verklaring van geen bezwaar bedenkingen omgevingsvergunning gemaal 'Laag Helbergen' in Cortenoever. - Sluiting Inzage stukken De stukken van de forumbijeenkomsten kunt u raadplegen via de raadswebsite. Ook zijn ze verkrijgbaar bij de centrale informatiebalie in het gemeentehuis. Spreekrecht U kunt het woord voeren tijdens het forum over punten die op de agenda staan. Ook kunt u tijdens het agendapunt Vragenuurtje het woord voeren over een onderwerp dat niet is geagendeerd. U kunt dit melden bij de griffier van de raad via het e-mailadres
[email protected].
_________________________________________________________________________________ 1
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Forum Samenleving/bestuur/Financiën Op donderdag 8 januari 2015 vindt het forum samenleving/Bestuur/Financiën plaats om 20.00 uur in de raadszaal van het gemeentehuis in Brummen. Er is sprake van een gezamenlijke start van de Fora Samenleving en Ruimte. De onderwerpen die op de agenda staan: - Opening - Maandelijkse informatieverstrekking door portefeuillehouders: a. Mededelingen vanuit de samenwerkingsverbanden b. Drie decentralisaties (Jeugdzorg, Participatiewet en Wet maatschappelijke ondersteuning) c. Raadsvoorstel Beleidsregeling Mantelzorgwoning 2014 Hierna gaan beide fora afzonderlijk verder - Vaststelling agenda en mededelingen - Vragenronde - Ingekomen post - Ter kennisname stukken: 1. Huisvestingsprogramma 2015 2. Huisvesting basisteams politie Eenheid Oost-Nederland 3. Memo 'Ontwikkelingen Delta' 4. Ledenraadpleging VNG Informatievoorziening Sociaal Domein & Afkoop regresrecht Wmo 5. Eindrapportage Benchmark Wmo 2014 en Klantonderzoek Wmo over 2013 6. Subsidiebeleidsregel algemene voorzieningen Wmo 2015 7. Verlenen volmacht aan bestuurlijk trekker jeugdzorgregio om namens Brummen overeenkomst bovenregionale inkoop specialistische zorg te ondertekenen 8. Mandaat Apeldoorn inkoop maatvoorziening Wmo 2015 9. Burgemeestersnota: benoeming van drie nieuwe leden commissie voor bezwaarschriften en herbenoeming van twee bestaande leden. - Ter bespreking: Collegebesluit huisvesting asielzoekers - Sluiting Inzage stukken De stukken van de forumbijeenkomsten kunt u raadplegen via de raadswebsite. Ook zijn ze verkrijgbaar bij de centrale informatiebalie in het gemeentehuis. Spreekrecht U kunt het woord voeren tijdens het forum over punten die op de agenda staan. Ook kunt u tijdens het agendapunt Vragenuurtje het woord voeren over een onderwerp dat niet is geagendeerd. U kunt dit melden bij de griffier van de raad via het e-mailadres
[email protected].
_________________________________________________________________________________ 2
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Omgevingsvergunning Ingediende aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning Locatie: Radeland 2, 4, 6, 8, 10 en 12 te Brummen Voor: het bouwen van woongroepen Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo) Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum ontvangst: 24 december 2014 Locatie: Meengatstraat te Brummen Voor: het realiseren van het scholencluster Oecumenische school/Wilhelminaschool Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo) Datum ontvangst: 17 december 2014 Locatie: H.A. Lorentzstraat te Eerbeek Voor: het realiseren van het scholencluster De Enk/C. van Leeuwenschool Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo) Datum ontvangst: 18 december 2014 Locatie: H.A. Lorentzstraat 3 Eerbeek Voor: het kappen van vijf bomen Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum ontvangst: 18 december 2014 Locatie: Cortenoeverseweg te Brummen Voor: het verleggen van kabels en leidingen Activiteiten: Aanleggen (art. 2.1 lid 1b Wabo) Datum ontvangst: 8 december 2014 Locatie: Cortenoeverseweg te Brummen Voor: het verleggen van de hoofdleiding water Activiteiten: Aanleggen (art. 2.1 lid 1b Wabo) Datum ontvangst: 9 december 2014
Ingediende aanvraag voor een uitgebreide omgevingsvergunning Locatie: Sweelinckstraat 11 Eerbeek Voor: het realiseren van tijdelijke huisvesting (brandveilig gebruik) Activiteiten: Brandveilig gebruik (art. 2.1 lid 1d Wabo) Datum ontvangst: 22 december 2014 _________________________________________________________________________________ 3
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Verleende reguliere omgevingsvergunning Locatie: Knoevenoordstraat 39 Brummen Voor: het kappen van een esdoorn Activiteiten: Kappen (art. 2.2 lid 1g Wabo) Datum verzonden: 23 december 2014 Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar” Locatie: Zutphensestraat 25 Brummen Voor: het realiseren van een bed and breakfast Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo) Strijd Gebr. gronden/bouww. met RO (art. 2.1 lid 1c) Datum verzonden: 23 december 2014 Inlichtingen Afd. Dienstverlening (mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar” Locatie: Tondensestraat 14 Tonden Voor: het bouwen van een nieuwe jongveestal Activiteiten: Bouwen (art. 2.1. lid 1 sub a Wabo) Strijd Gebr. gronden/bouww. met RO (art. 2.1 lid 1c) Datum verzonden: 24 december 2014 Inlichtingen Afd. Dienstverlening(mevr. C.J. Hissink-Witteveen), tel. (0575) 56 85 50. Bezwaar Bij B&W. Raadpleeg de rubriek “bezwaar”
Rectificatie aanvraag omgevingsvergunning B&W maken bekend dat de volgende aanvragen zijn gerectificeerd: Locatie: Sweelinckstraat 11 Eerbeek Voor: (melding brandveilig gebruik) het realiseren van het scholencluster C. Jetses/De Triangel Activiteiten: Brandveilig gebruik (art. 2.1 lid 1d Wabo)
_________________________________________________________________________________ 4
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
.Verordeningen
en reglementen
Aanwijzing bestanddelen eindheffing en intrekken onderdelen cafetariaregeling B&W van Brummen hebben op 16 december 2015 in het kader van de per 1 januari 2015 verplichte invoering van de werkkostenregeling (WKR) besloten om: 1. Per 1 januari 2015 de onbelaste vergoedingen in het kader van de fietsregeling, de regeling vakbondscontributie en de regeling fitness (onderdelen van de zgn. cafetariaregeling) niet aan te wijzen als werkkosten en als gevolg daarvan de betreffende regelingen in te trekken. 2. Vanaf 1 januari 2015 de onbelaste vergoeding in het kader van de cafetariaregeling voor woonwerkverkeer aan te wijzen als werkkosten en de regeling te handhaven, zolang het woonwerkverkeer als gerichte vrijstelling wordt aangemerkt. 3. Vanaf 1 januari 2015 de onbelaste vergoeding voor ambtsjubileum in het kader van de cafetariaregeling te handhaven, zolang de ambtsjubileumuitkering niet wordt aangemerkt als loon. 4. De “vrije ruimte” binnen de werkkostenregeling volledig te benutten voor het ambtelijk personeel waarop de CAR/UWO van toepassing is. 5. Vanaf 2015 het kerstpakket voor ambtelijk personeel waarop de CAR/UWO van toepassing is aan te vullen met een jaarlijks vast te stellen netto bedrag, uit te betalen met het salaris over de maand december. De cafetariaregeling voor woon-werkverkeer en de cafetariaregeling ambtsjubileum kunt u raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. R. van Weert), tel. (0575) 56 82 80
Wijzigingen in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO) B&W van Brummen hebben op 23 december 2014 besloten per datum als genoemd in de circulaire(s) vast te stellen de wijzigingen in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO) en de toelichting daarop overeenkomstig de volgende LOGAcirculaire(s): - Lbr. 14/069 d.d. 2 oktober 2014 inzake CAO 2013-2015 (2) CAR-UWO teksten; - Lbr. 14/070 d.d. 2 oktober 2014 inzake Uitwerking CAO 2013-2015 (3) salarismaatregelen De LOGA-circulaire(s) kunt u raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. R. van Weert), tel. (0575) 56 82 80.
_________________________________________________________________________________ 5
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
1. Beleidsnota Participatiewet 2015 – 2016 gemeente Brummen B&W van Brummen maken bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 27 november 2014 de Beleidsnota Participatiewet 2015 2016 heeft vastgesteld. Met de decentralisaties in het sociale domein krijgt de gemeente Brummen er een groot aantal taken bij. Dit biedt kansen om zorg en ondersteuning aan de meeste kwetsbare inwoners van onze gemeente op een integrale wijze vorm geven. Het uitgangspunt van de Participatiewet is dat iedereen naar vermogen deelneemt aan de samenleving. Zoveel mogelijk door een reguliere baan bij een werkgever. En als dit niet mogelijk is, door maatschappelijke participatie. Net als bij de andere decentralisaties (Jeugdwet en Wmo) moet de ondersteuning integraal vorm krijgen en wordt er meer gekeken naar de eigen kracht van inwoners. Het nieuwe stelsel dat de Participatiewet introduceert, moet activerender en ook betaalbaarder zijn. In het beleidsplan staan de keuzes die de gemeente Brummen op het terrein van de Participatiewet maakt. Keuzes die zijn afgestemd met eerdere lokale besluiten rond de decentralisaties en die aansluiten bij de wettelijke taken. Inwerkingtreding De nota treedt een dag na publicatie in werking. De nota kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze nota ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. B. Terlingen), tel.nr. (0575) 56 82 01.
2. Verordening Maatschappelijke Adviesraad 2015 B&W van Brummen maken bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 18 december 2014 de Verordening Maatschappelijke Adviesraad 2015 heeft vastgesteld. Ingaande 1 januari 2014 heeft de gemeente een Maatschappelijke Advies Raad die het College gevraagd en ongevraagd adviseert over het beleid in het sociaal domein. Door de inwerkingtreding van de Participatiewet op 1 januari 2015 moet de verordening worden aangepast omdat de “grondslag” deels verandert. Niet langer de Wet werk en bijstand is de “grondslag”, maar de Participatiewet. In de Participatiewet is bepaald dat in de verordening die cliëntenparticipatie specifiek moet worden benoemd. Daarom is aan de verordening artikel 5 “Instrumenten van cliëntenparticipatie” toegevoegd. Inwerkingtreding De verordening treedt een dag na publicatie in werking, onder gelijktijdige intrekking van de huidige Verordening Maatschappelijke Advies Raad. De verordening kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. B. Terlingen), tel.nr. (0575) 56 82 01.
_________________________________________________________________________________ 6
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
3. Uitgangspuntennotitie PGB 2015 B&W van Brummen maken bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 18 december 2014 de Uitgangspuntennotitie PGB 2015 heeft vastgesteld. Er verandert veel op het gebied van zorg en ondersteuning. Een belangrijk onderdeel daarbij is het persoonsgebonden budget. Onze gemeente verstrekt momenteel persoonsgebonden budgetten (Pgb’s) aan Wmo cliënten, namelijk voor vervoersvoorzieningen, huishoudelijke hulp en hulpmiddelen. Per 2015 komen daar de taken: AWBZ begeleiding, Beschermd wonen en Jeugd bij. Ook bij deze nieuwe taken kunnen inwoners straks kiezen voor een Pgb. In de notitie over het persoonsgebonden budget wordt een gezamenlijk afwegingskader geschetst voor het PGB voor zowel de jeugd als voor volwassenen. Op deze manier kan de gemeente op een eenduidige manier werken. Het is belangrijk om normen te stellen aan wanneer professionele hulp of hulp van naasten (mantelzorg) kan worden ingekocht en tegen welk maximum uurtarief dit kan gebeuren. De uitgangspuntennotitie PGB vormt de basis voor de beleidsregels jeugdhulp en Wmo. De beleidsregels zijn een verdere uitwerking van de verordening. Inwerkingtreding De uitgangspuntennotitie treedt op 1 januari 2015 in werking. Deze notitie kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. H. Wehrmeijer/mw. A. Ribbers), tel.nr. (0575) 56 85 83 / (0575) 56 82 60.
4. Beleidsregels Jeugdhulp B&W van Brummen hebben op 23 december 2014 de Beleidsregels Jeugdhulp vastgesteld. De Jeugdwet schrijft voor dat de gemeente regels opstelt over de wijze waarop de gemeente deze wet gaat uitvoeren. Een deel van deze regels zijn al vastgelegd in Verordening Jeugdhulp Gemeente Brummen 2015. Op een aantal punten is in de verordening opgenomen dat het college bevoegd is nadere regels te stellen. Het betreft onder andere de onderwerpen toegang, criteria voor een individuele voorziening en het persoonsgebonden budget. De beleidsregels geven duidelijkheid om tot een goede uitvoering van de Jeugdwet te kunnen komen. Deze regels geven zowel inwoners als uitvoerders meer helderheid over wat zij kunnen verwachten van de gemeente op het gebied van jeugdhulp. In de beleidsregels is onder meer vastgelegd welke procedure geldt voor de toegang tot de verschillende voorzieningen op het gebied van Jeugdhulp, wanneer men een persoonsgebonden budget kan krijgen en welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de zorg. Inwerkingtreding De Beleidsregels Jeugdhulp treden op 1 januari 2015 in werking. Deze beleidsregels kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen _________________________________________________________________________________ 7
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (mw. A. Ribbers), tel.nr. (0575) 56 82 60.
5. Mandaat- en machtigingsbesluiten in het kader van o.a. de Jeugdwet B&W van Brummen hebben op 23 december 2014 mandaat en machtiging verleend voor verschillende bevoegdheden in het kader van o.a. de Jeugdwet. Het nemen van een positieve beslissing op een aanvraag om een individuele voorziening is bijvoorbeeld aan de leden van het team Voor elkaar gemandateerd. Inwerkingtreding Het besluit tot het verlenen van mandaat en machtiging in het kader van o.a. de Jeugdwet treedt op 1 januari 2015 in werking. U kunt de lijst met mandaten en machtigingen raadplegen via dit publicatieblad. De mandaten en machtigingen worden opgenomen in het Register Mandaat-, machtigings- en volmachtbesluiten van de gemeente. Dit Register is via www.overheid.nl raadpleegbaar. Bezwaar Bij B&W. Zie de rubriek 'informatie bezwaar en beroep' voor verdere informatie voor het indienen van een bezwaarschrift. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (mw. M. Finkers), tel. (0575) 56 85 74.
6. Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2014, IOAW en IOAZ 2015 Brummen B&W van Brummen hebben op 23 december 2014 de Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2014, IOAW en IOAZ 2015 vastgesteld. Inwerkingtreding De beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel bestuurlijke boete WWB, IOAW, IOAZ 2013 Brummen. Deze beleidsregels kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze beleidsregels ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. B. Terlingen), tel.nr. (0575) 56 82 01.
7. Beleidsregels verhaal Participatiewet 2015 Brummen B&W van Brummen hebben op 23 december 2014 de Beleidsregels verhaal Participatiewet 2015 Brummen vastgesteld. Inwerkingtreding _________________________________________________________________________________ 8
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
De beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel verhaal WWB in te trekken. Deze beleidsregels kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze beleidsregels ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. B. Terlingen), tel.nr. (0575) 56 82 01.
8. Beleidsregels krediethypotheek Participatiewet 2015 Brummen B&W van Brummen hebben op 23 december 2014 de Beleidsregels krediethypotheek Participatiewet 2015 Brummen vastgesteld. Inwerkingtreding De beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel krediethypotheek Wet werk en bijstand. Het beleid geldt alleen ten aanzien van vanaf 1 januari 2015 nieuw te vestigen hypotheken. Voor op dat moment reeds gevestigde hypotheken blijft het daaraan gekoppelde regime gelden. Deze beleidsregels kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze beleidsregels ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. B. Terlingen), tel.nr. (0575) 56 82 01.
_________________________________________________________________________________ 9
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
1. Beleidsnota Participatiewet 2015 – 2016 gemeente Brummen
Beleidsnota Participatiewet 2015 -2016 gemeente Brummen Kenmerk : INT14.3398 Vastgesteld : raadsvergadering van 27 november 2014 met kenmerk RB14.0083 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 31 december 2014
_________________________________________________________________________________ 10
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
1. Inleiding: Met dit beleidsplan Participatiewet 2015 – 2016 geeft de gemeente Brummen de ambities en de beleidslijnen aan voor de invulling van de Participatiewet, de lang verwachte decentralisatie op het terrein van werk en inkomen. De Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) samen. De gemeenten Brummen was al verantwoordelijk voor de Wet werk en bijstand en de Wet sociale werkvoorziening. Met de Participatiewet voegt het Rijk deze verantwoordelijkheden samen en breidt deze uit met de opdracht om iedereen met arbeidsvermogen naar (regulier) werk toe te leiden. Om de bijstand nog activerender te maken en betaalbaar te houden wordt de kostendelersnorm ingevoerd en de arbeids- en re-integratieplicht verscherpt. De handhaving van de WWB-verplichtingen wordt strikter. De weg naar de Participatiewet. De Commissie De Vries stelde in 2008 al een gelijke benadering voor van alle mensen die ondersteuning bij de arbeidsinschakeling nodig hebben. Voor iedereen moest ongeacht de uitkeringsachtergrond hetzelfde instrumentarium beschikbaar zijn, om vervolgens maatwerk te kunnen bieden om mensen zoveel mogelijk te laten participeren op de reguliere arbeidsmarkt. Het Rijk kwam in eerste instantie met de Wet werken naar Vermogen, die gedeeltelijk aan dit advies tegemoet kwam. De gemeente Brummen heeft zich in 2011 en 2012 actief voorbereid op de komst van de Wet werken naar vermogen en heeft in 2012 ter voorbereiding op deze wet concrete stappen gezet. Echter bij de kabinetsval van april 2012 is de Wet werken naar vermogen controversieel verklaard en daarmee uitgesteld. De gemeente Brummen heeft in 2012 besloten om met de uitwerking van een deel van de plannen door te gaan onder het motto: “vooral gaan doen wat we kunnen gaan doen”. De Wet werken naar vermogen is teruggekeerd als Participatiewet in het Regeerakkoord ‘Bruggen Slaan’. Vervolgens heeft deze Participatiewet een grote verandering ondergaan in het Sociaal Akkoord en Bijstandsakkoord en is de invoering van de wet met een jaar uitgesteld naar 1 januari 2015. Redenen voor het Rijk om in te zetten op deze transitie is dat het huidige stelsel van voorzieningen te complex is, onbedoelde bijeffecten heeft, en niet past bij de huidige arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt wordt in toenemende mate gekenmerkt door aansluitingsproblemen, die onder meer worden veroorzaakt door vergrijzing en ontgroening van de beroepsbevolking. Technologische ontwikkelingen leiden tot een voortdurende verandering van de vraag naar arbeid, waardoor de match met het beschikbare arbeidsaanbod moeizaam tot stand komt. De verhouding werkenden en nietwerkenden groeit scheef. Tegelijkertijd staan nog veel mensen buiten het arbeidsproces die wel (gedeeltelijk) kunnen en willen werken. Dit knelt te meer nu steeds minder mensen het geld moeten opbrengen om de sociale zekerheid ook voor toekomstige generaties betaalbaar te houden. Om deze voorzieningen in de toekomst te kunnen blijven aanbieden aan hen die hierop zijn aangewezen, zijn er door het Rijk keuzes gemaakt.
_________________________________________________________________________________ 11
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
2. Leeswijzer In hoofdstuk 4 beschrijven wij de opdracht voor de gemeente Brummen op basis van de nieuwe wettelijke kaders en de door gemeenteraad en college van de gemeente Brummen vastgestelde lokale kaders. In hoofdstuk 5 volgt een verkenning van de mensen in de gemeente Brummen die onder de Participatiewet vallen en beschrijven wij de ontwikkelingen in onze arbeidsmarktregio. In hoofdstuk 6. geven we de Brummense visie en uitgangspunten weer op de Participatiewet, terwijl we in hoofdstuk 7 de benadering van de doelgroepen en ondersteuning beschrijven. In hoofdstuk 8 formuleren we hoe de gemeente Brummen inhoud wil geven aan de “wederkerigheid”. In hoofdstuk 9 geven we aan hoe we de werkgeversdienstverlening gaan organiseren. In hoofdstuk 10 beschrijven we de rol en verantwoordelijkheid van de gemeente Brummen als werkgever en opdrachtgever. In hoofdstuk 11 beschrijven we hoe de communicatie zal worden vormgegeven. In hoofdstuk 12 tot slot het financieel kader voor de gemeente Brummen van de participatiewet.
_________________________________________________________________________________ 12
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
3. Inhoudsopgave
Inhoud 1. Inleiding: ........................................................................................................................ 11 2. Leeswijzer ................................................................................................................... 12 3. Inhoudsopgave ............................................................................................................ 13 4. Onze opdracht ............................................................................................................. 16 4.1 Landelijke kaders ...................................................................................................... 16 4.1.1.Nieuwe doelgroepen .............................................................................................. 16 4.1.2 Nieuwe re-integratievoorzieningen ....................................................................... 16 4.1.3 Eén gebundeld re-integratiebudget ....................................................................... 18 4.1.4 Ander verdeelmodel voor het inkomensdeel ......................................................... 18 4.1.5 Meer banen voor mensen met een arbeidsbeperking ........................................... 18 4.1.6 Werkbedrijven ........................................................................................................ 18 4.1.7 Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten ................................................ 19 4.1.8 Aanvullende nieuwe kaders door de Wet maatregelen WWB ............................... 20 4.2 Lokale kaders ............................................................................................................ 21 4.2.1 Integraal beleidskader 3 decentralisaties ............................................................ 21 4.2.2 De opgave voor Brummen ...................................................................................... 23 4.3 Kaders Wsw en GR Delta .......................................................................................... 24 5. Omgevingsverkenning................................................................................................. 26 5.1 Klantenbestand ......................................................................................................... 26 5.2 Arbeidsmarkt ............................................................................................................. 30 5.2.1 Het Akkoord van Beekbergen ............................................................................... 30 5.2.2. Sectorplan arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe “Samen werk maken van werk” ........................................................................................................................ 31 6. Brummense visie en uitgangspunten Participatiewet ............................................... 33 6.1 Participatiewet in breder perspectief ...................................................................... 33 6.1.2 Ondersteuning middels het leefringenmodel ........................................................ 35
_________________________________________________________________________________ 13
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
6.1.3 Samenwerking met andere spelers ....................................................................... 35 6.1.4 Brede transformatie in denken en doen ................................................................ 36 6.2 Doelstellingen en uitgangspunten ........................................................................... 36 6.2.1 Doelstellingen ........................................................................................................ 36 6.2.2 Uitgangspunten ...................................................................................................... 37 7. De benadering van doelgroepen en ondersteuning.................................................... 40 7.1 De doelgroepen ......................................................................................................... 40 7.2
Specifieke Inzet & Ondersteuning ....................................................................... 41
7.2.1 Direct Actief ........................................................................................................... 41 7.2.2 Beschut werk ......................................................................................................... 42 7.2.3 Jongeren................................................................................................................. 42 7.2.4 Ouderen .................................................................................................................. 44 7.2.5
Zelfstandigen .................................................................................................... 44
7.2.6
Vluchtelingen.................................................................................................... 44
7.2.7
Niet uitkeringsgerechtigden ............................................................................ 45
8. Wederkerigheid en Tegenprestatie ............................................................................ 46 9. Werkgeversdienstverlening ........................................................................................ 47 9.1
Effectieve en efficiënte organisatie van de werkgeversdienstverlening ........... 47
9.2
Ondernemersontbijt ............................................................................................. 48
9.3
Brummen Scoort .................................................................................................. 48
10. De gemeente als werkgever en opdrachtgever ....................................................... 49 10.1 Creëren garantiebanen binnen onze eigen organisatie ........................................ 49 10.2 Sociaal Aanbesteden .............................................................................................. 49 11. Financieel Kader ....................................................................................................... 50 11.1
Integratie-uitkering binnen het gemeentefonds ................................................. 50
11.2
Participatiebudget 2015 ................................................................................... 50
11.3
Bijdrage in exploitatietekorten GR Delta ............................................................ 51
11.4 Verplichtingen voormalige In en Doorstroombanen (ID) & voormalige Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) ............................................................................... 51 11.5 Inkomensdeel .......................................................................................................... 54
_________________________________________________________________________________ 14
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
11.6 Financiering loonkostensubsidie ............................................................................ 55 11.7 Verdienmodellen ..................................................................................................... 56 11.8 KplusV rekenmodel ................................................................................................. 56 11.9 Europees Sociaal Fonds.......................................................................................... 56 11.10 Financiering werkbedrijf ....................................................................................... 57 12. Communicatie ........................................................................................................... 58 13. Afkortingenlijst..............................................................................................................
_________________________________________________________________________________ 15
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
4. Onze opdracht 4.1 Landelijke kaders Per 2015 is de Participatiewet van kracht. Het uitgangspunt van deze wet is dat iedereen naar vermogen deelneemt aan de samenleving. Zoveel mogelijk door een reguliere baan bij een werkgever. En als dit niet mogelijk is, door maatschappelijke participatie. Net als bij de andere decentralisaties (Jeugdwet en Wmo) moet de ondersteuning integraal vorm krijgen en wordt er meer gekeken naar de eigen kracht van inwoners. Het nieuwe stelsel dat de Participatiewet introduceert, moet activerender en ook betaalbaarder zijn. Hieronder volgen de belangrijkste nieuwe kaders die deze nieuwe wet voor gemeenten met zich meebrengt. 4.1.1.Nieuwe doelgroepen Iedereen die in staat is om te werken maar ondersteuning nodig heeft bij het verdienen van een inkomen en bij het vinden van werk, valt onder de Participatiewet. De Participatiewet voegt daartoe de “oude” Wet werk en bijstand (Wwb) en delen van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) samen. De Participatiewet wordt door gemeenten uitgevoerd. Dit betekent dat gemeente Brummen er nieuwe doelgroepen bij krijgt: WAJONG De Wajong is vanaf 2015 alleen nog maar toegankelijk voor mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn en dit gedurende hun gehele leven zullen blijven. Wie met de juiste en passende ondersteuning wel bij een (reguliere) werkgever kan werken, komt niet meer in aanmerking voor de Wajong en vormt daarmee een nieuwe doelgroep voor de gemeente Brummen. De beoordeling of iemand wel of niet kan werken zal gedaan worden door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Voor veranderingen in de Wajong (uitvoering door het UWV) wordt verwezen naar bijlage 1. Wsw De instroom in Wsw sluit per 2015 volledig. Er kunnen vanaf dan geen mensen meer in deze regeling. De rechten en plichten van inwoners uit de gemeente Brummen die voor 2015 in de Wsw zijn gekomen, blijven wel in stand; zij behouden hun dienstbetrekking en bestaande CAO-rechten. Mensen op de wachtlijst voor de Wsw vallen wél onder de nieuwe Participatiewet. 4.1.2 Nieuwe re-integratievoorzieningen 1. Beschut werk Tegelijkertijd met het sluiten van de Wsw wordt er begonnen met de opbouw van beschut werk. Er komen structureel middelen beschikbaar voor landelijk 30.000 beschutte werkplekken. Beschut werk is bedoeld voor mensen die niet kunnen werken in een reguliere werkomgeving. Door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking is een aanzienlijke mate van begeleiding en aanpassing van de werkplek nodig. Of iemand in aanmerking komt voor beschut werk, wordt vastgesteld door het UWV. De gemeente Brummen krijgt de ruimte om binnen de kaders van de Participatiewet een nieuwe voorziening voor beschut werken te organiseren. Deze nieuwe voorziening kan op verschillende wijzen worden georganiseerd: via reguliere werkgevers, bij de sociale _________________________________________________________________________________ 16
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
werkvoorziening en bij de gemeente zelf. De regels voor beschut werk moet de gemeente Brummen vastleggen in een verordening 2. Loonkostensubsidie Een andere vernieuwing is dat er loonkostensubsidie kan worden betaald vanuit het inkomensdeel (het budget waaruit de uitkeringen worden betaald). Hiermee ligt er een relatie tussen het inkomensdeel Wet werk en bijstand en de Participatiewet. Met loonkostensubsidie kan de gemeente Brummen een werkgever compenseren die mensen in dienst neemt met een lagere loonwaarde dan het wettelijk minimumloon. Om de loonwaarde te bepalen zal een objectieve loonwaardebepaling gaan plaatsvinden op de werkplek bij de werkgever. De gemeente Brummen is hiervoor verantwoordelijk. De loonkostensubsidie bedraagt het verschil tussen het (bruto) wettelijk minimum loon (WML) en de vastgestelde loonwaarde (bruto). De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70 procent WML, vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. In de Participatiewet is bepaald dat als een werkgever een dienstbetrekking aangaat met iemand uit de doelgroep loonkostensubsidie, het college loonkostensubsidie moet verlenen. Daarnaast is ook in de Participatiewet bepaald wanneer er geen loonkostensubsidie meer verstrekt wordt. Dat is het geval als betrokkene niet meer tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Daar wordt niet als reden genoemd het feit dat de gemeente Brummen geen loonkostensubsidie meer wil verstrekken. De gemeente Brummen moet de regels loonkostensubsidie in een verordening vastleggen voor 01.07.2015. In de werkkamer van de regio Stedendriehoek/Noord Veluwe wordt een uniforme methodiek voor de loonwaardebepaling voorbereidt (zie paragraaf 4.1.6 “werkbedrijven”). Naast de loonkostensubsidie kan de gemeente Brummen een no-risk polis inzetten. De no-riskpolis kan worden ingezet als ondersteuning binnen de Participatiewet. De no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen bij het in dienst nemen van mensen met arbeidsbeperkingen. Het is een verzekering waarbij de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt en de werknemer via loondispensatie vanuit de gemeente Brummen werkzaam is. (Meer informatie over loonkostensubsidie is opgenomen in bijlage 2) 3. Studieregeling De derde vernieuwing is dat gemeente Brummen binnen de Participatiewet een studieregeling kan aanbieden aan inwoners met een arbeidshandicap die een extra steuntje in de rug nodig hebben om te gaan studeren, omdat het voor deze inwoners moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. De studietoeslag is er voor studenten die aan de volgende eisen voldoen: minimaal 18 jaar oud; ontvangt studiefinanciering of een bijdrage op grond van de Wet-tegemoetkoming onderwijsbijdrage-en-schoolkosten (WTOS); heeft geen in aanmerking te nemen vermogen; is niet in staat om met voltijdse arbeid het minimumloon te verdienen. Deze toeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand en wordt daarmee gefinancierd vanuit het budget bijzondere bijstand en niet vanuit het Participatiebudget. De gemeente Brummen bepaalt de hoogte en frequentie van deze studietoeslag. De regels moet de gemeente Brummen vastleggen in een verordening.
_________________________________________________________________________________ 17
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
4.1.3 Eén gebundeld re-integratiebudget Er komt één gebundeld re-integratiebudget. Hierin worden alle middelen voor bevordering van arbeidsdeelname en terugdringing van uitkeringslasten gebundeld. Dit gebundeld re-integratiebudget is opgebouwd uit het Participatiebudget, de rijksbijdrage Wsw en de re-integratiemiddelen die het UWV beschikbaar had voor de ondersteuning van Wajongers. Bij de overheveling van de middelen voor de Wsw wordt rekening gehouden met het natuurlijk verloop onder de bestaande swwerknemers, doordat zij met pensioen gaan. Daarbovenop voert het Rijk een efficiencykorting door. Deze korting geldt ook voor het Participatiebudget.
4.1.4 Ander verdeelmodel voor het inkomensdeel Een andere ontwikkeling op financieel vlak is dat het kabinet besloten heeft tot een ander verdeelmodel van het inkomensdeel. Het inkomensdeel is het budget waaruit de uitkeringen worden betaald. Er is door de staatssecretaris gekozen voor het zogenaamde “Multiniveaumodel”. Bepalend voor dit model zijn de kenmerken van de huishoudens (o.a. leeftijd, opleiding, wijk, gemeente en regio). Op basis van het aantal huishoudens van de verschillende typen in een gemeente wordt berekend welk bedrag een gemeente nodig heeft. Om de herverdeeleffecten die gepaard gaan met de overgang naar het nieuwe model te beperken en de financiële gevolgen voor gemeenten beheersbaar te houden heeft de staatssecretaris na overleg met de VNG tot een overgangsregime besloten voor de eerste drie jaren. Gemeenten kunnen zo op een verantwoorde wijze hun beleid en uitvoering aan het nieuwe model aanpassen. In de eerste twee jaren worden de gemeentelijke budgetten voor 50% op basis van het model vastgesteld en voor 50% op basis van de uitgaven in het verleden. In het derde jaar wordt 75% van het gemeentelijke budget op basis van het model berekend, en voor 25% op basis van de uitgaven in het verleden. Vanaf het vierde jaar wordt het budget geheel op basis van het model berekend. Na twee jaar zal er een evaluatiemoment zijn. Afhankelijk van de uitkomst van de evaluatie zou gekozen kunnen worden voor het langer behouden van een historische component. 4.1.5 Meer banen voor mensen met een arbeidsbeperking In het Sociaal Akkoord van april 2013 hebben werkgevers, vakbonden en overheid afspraken gemaakt over het creëren van extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Oplopend naar 2026 worden er structureel 100.000 extra banen gecreëerd in de marktsector. De overheid zorgt tot 2024 voor nog eens 25.000 extra banen. Deze baanafspraak staat los van de 30.000 beschutte werkplaatsen die er in de komende jaren bij komen. Ook staat deze afspraak los van de arbeidsplaatsen waarop Wajongers nu al werken. 4.1.6 Werkbedrijven Deze extra banen zijn bedoeld voor mensen die niet in staat zijn een inkomen op het niveau van het wettelijk minimumloon te verdienen. Dus mensen die onder de Participatiewet aan de slag gaan. Ook is in het Sociaal Akkoord afgesproken dat Wajongers en Wsw-ers op de wachtlijst meetellen voor deze banen en dat zij de eerste jaren prioriteit krijgen bij de toeleiding naar deze extra banen bij reguliere werkgevers. Om deze mensen en de beschikbare werkplekken goed bij elkaar te brengen, komen er 35 regionale zogenaamde “Werkbedrijven”. Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, UWV en sociale partners. Gemeenten hebben de lead in deze samenwerkingsverbanden. _________________________________________________________________________________ 18
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
In onze regio Stedendriehoek/Noord Veluwe is de ontwikkeling van een werkbedrijf vanuit een regionale werkkamer in gang gezet. In onze regionale Werkkamer participeren de werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging, de Sociale Werkvoorzieningsbedrijven, het UWV-werkbedrijf, de werkpleingemeenten (Apeldoorn, Deventer, Zutphen en Harderwijk) en ROC-Aventus. Apeldoorn heeft het initiatief genomen om deze partijen bij elkaar te brengen en een regionale werkkamer op te richten, naar analogie van de landelijke Werkkamer, die is opgericht naar aanleiding van het sociaal akkoord. In 2014 wordt het werkbedrijf opgericht, waarbij het uitgangspunt is om geen fysiek werkbedrijf te vormen met een directeur, maar te komen tot een netwerksamenwerking. Vanuit de regionale werkkamer Stedendriehoek/Noord Veluwe zijn 4 opdrachten uitgezet: 1. Ontwikkelen van een regionaal klantproces voor de toeleiding van arbeidsgehandicapten naar werk. Hierin zijn betrokken de afspraken over rol- en taakverdeling tussen de betrokken arbeidsmarktpartijen, de in te zetten middelen en de te hanteren spelregels en randvoorwaarden; 2. Ontwikkelen van een methode van loonwaardebepaling voor de doelgroep mensen met een (tijdelijke) arbeidshandicap, die in aanmerking komen voor loonkostensubsidie. Gekoerst wordt op een besluit, geldend voor de hele arbeidsmarktregio Stedenvierkant; 3. Uitbrengen van een advies over de wijze waarop werkplekken in de regio kunnen worden ingevuld en welke criteria daaraan ten grondslag liggen. In het advies wordt betrokken welke instrumenten ten behoeve van werkgevers en werknemers met een arbeidshandicap in de “etalage” van het Werkbedrijf staan. In het advies is zichtbaar gemaakt hoe de kennis en kunde van de SW-bedrijven in de arrangementen van het werkbedrijf zijn benut; 4. Advies uit te brengen met betrekking tot de financiële paragraaf van het regionaal Werkbedrijf. Vragen die beantwoord moeten worden zijn onder andere hoe de ontwikkeling en inzet van het Werkbedrijf wordt gefinancierd. Daarnaast dient een advies te worden voorbereid over de wijze waarop de werkgevers in de regio invulling wensen te geven aan de toezegging in het Sociaal Akkoord dat zij kunnen bijdragen in de financiering van het Werkbedrijf; Het werkbedrijf voor onze regio Stedendriehoek/Noord Veluwe moet op 01.01.2015 gereed zijn. 4.1.7 Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten Als werkgevers en overheid de afgesproken extra banen onvoldoende realiseren, treedt de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking. Deze wet introduceert een quotumheffing waarmee werkgevers gestimuleerd worden om meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. De hoogte van deze quotumheffing is afhankelijk van het aantal arbeidsplaatsen dat wordt ingevuld door mensen met een arbeidsbeperking. Voldoet een werkgever aan het quotumpercentage dan is geen quotumheffing verschuldigd. Voldoet een werkgever niet aan dit percentage, dan wordt het (quotum)tekort omgerekend naar het aantal niet ingevulde arbeidsplaatsen. De heffing bedraagt vervolgens 5.000 euro per niet ingevulde arbeidsplaats en is daarmee afhankelijk van de totale personeelsomvang van de werkgever en het aantal arbeidsplaatsen dat bij de werkgever wordt ingevuld door mensen met een arbeidsbeperking. In de wet is opgenomen dat het quotum niet geldt voor kleine bedrijven, dat wil zeggen niet voor werkgevers met minder dan 25 werknemers.
_________________________________________________________________________________ 19
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
4.1.8 Aanvullende nieuwe kaders door de Wet maatregelen WWB Naast de Participatiewet wordt per 2015 ook de “Wet maatregelen WWB” ingevoerd. Ondanks dat dit separate wetgeving betreft beschrijven we in deze nota toch kort wat per 01 januari 2015 gaat veranderen want deze wet ondersteunt de participatievisie van de regering. De uitwerking van de “Wet maatregelen WWB” komt separaat terug in verordeningen en beleidsregels. Hieronder volgen de belangrijkste nieuwe kaders die deze wet met zich meebrengt: Tegenprestatie voor een uitkering Gemeenten krijgen de verplichting om expliciet beleid te ontwikkelen over het opleggen van de “tegenprestatie” voor het ontvangen van een uitkering. Het gaat hier om maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die echter niet tot verdringing leiden en die de re-integratie van de bijstandsgerechtigde niet hindert. De gemeente is niet verplicht om elke bijstandsgerechtigde een tegenprestatie op te leggen. Wel moet de gemeente in een verordening vastleggen hoe de gemeente omgaat met dit nieuwe middel. Harmonisatie verplichtingen en “maatregel” bij niet nakomen Daarnaast worden de verplichtingen en de “maatregel” die wordt opgelegd als een bijstandsgerechtigde deze verplichting niet nakomt geharmoniseerd. Hieronder valt ook de verplichting om te verhuizen als dit nodig is voor het verkrijgen van een baan. En de plicht om persoonlijke verzorging en gedrag geen belemmering te laten zijn bij het verkrijgen van een baan. Als een bijstandsgerechtigde een van deze verplichtingen niet naleeft, dan leidt dat tot een verlaging van de uitkering van 100% gedurende minimaal één maand en maximaal drie maanden. Bij recidive (herhaling) zijn zwaardere maatregelen noodzakelijk. De gemeente kan deze maatregel afstemmen op de omstandigheden van de bijstandsgerechtigde. Ook niet opleggen is mogelijk; als er geen sprake is van verwijtbaar gedrag. Kostendelersnorm Ook wordt de “kostendelersnorm” ingevoerd. Deze kostendelersnorm gaat voor nieuwe uitkeringsgerechtigden gelden per 1 januari 2015 en voor het zittend bestand met ingang van 1 juli 2015. Doel van de kostendelersnorm is rekening houden met de voordelen van het delen van de kosten binnen één huishouden. Door toepassing van de kostendelersnorm zal de bijstandsnorm per persoon lager worden naar mate meer personen op het adres wonen, ongeacht of deze huisgenoten (ook) recht op bijstand hebben. De kostendelersnorm moet stapeling van uitkeringen binnen een huishouden voorkomen, maar vooronderstelt ook een verre mate van kostendeling bij mensen die niet gehuwd of daaraan gelijkgesteld zijn. Individuele bijzondere bijstand en Minimabeleid De mogelijkheden om individuele bijzondere bijstand te verstrekken worden verruimd. De mogelijkheden om categoriale bijzondere bijstand (huidig Brummens minimabeleid) te verstrekken, worden juist beperkt. De insteek is dat deze extra inkomensondersteuning nog meer op basis van individueel maatwerk moet gebeuren. Deze wijziging gaat per 01.01.2015 in. Taaleis Tenslotte is er een aparte wet in voorbereiding die een taaleis voor de bijstand introduceert. Op het moment zijn alleen de contouren van dit wetsvoorstel duidelijk. Uitkeringsgerechtigden moeten volgens deze wet basaal Nederlands kunnen spreken, of anders zich inzetten om hun taalvaardigheid _________________________________________________________________________________ 20
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
op niveau te brengen. Als iemand weigert zich hiervoor in te zetten, wordt de uitkering gekort of uiteindelijk zelfs beëindigd. 4.2 Lokale kaders 4.2.1 Integraal beleidskader 3 decentralisaties De gemeenteraad van Brummen heeft op 23januari 2014 het integraal beleidskader 3 decentralisaties gemeente Brummen vastgesteld en daarmee de visie en uitgangspunten voor de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van Maatschappelijke ondersteuning, Jeugdzorg en Arbeidsparticipatie. (Zie bijlage 3) 1. Eigen verantwoordelijkheid met een sociaal vangnet Visie Bij zorg en ondersteuning stelt de gemeente Brummen de eigen verantwoordelijkheid centraal. Dat houdt in dat de inwoner zelf verantwoordelijkheid draagt voor zijn of haar eigen leven. Op basis hiervan moet de inwoner in staat zijn om aan de samenleving te kunnen deelnemen of in de eigen levensbehoefte te kunnen voorzien. Niet voor iedereen is dit mogelijk. Inwoners hebben soms tijdelijke of structurele zorg en ondersteuning nodig. In deze situatie biedt de gemeente Brummen passende ondersteuning. Niemand in de gemeente Brummen wordt aan het lot overgelaten. Voor het bepalen welke zorg en ondersteuning passend is, hanteert de gemeente de zogenaamde leefringen.
Het model van de leefringen werkt van binnenuit naar buiten. Om als inwoner deel te kunnen nemen aan de samenleving (arbeids- of maatschappelijke participatie) of in de eigen levensbehoefte te kunnen voorzien kijken we eerste naar de binnenste leefring “ wat kan de inwoner zelf realiseren”. Bij het bepalen hiervan biedt een professional (gezins- of cliëntregisseur) ondersteuning. We komen hierop later terug. Biedt dit geen oplossing dan wordt tussen inwoners (eventueel betrokken familie, vrienden en mantelzorgers) en professional nagegaan welke zorg en ondersteuning vanuit het eigen netwerk mogelijk is (leefring 2). Is dat niet mogelijk dan wordt nagegaan of algemene voorzieningen _________________________________________________________________________________ 21
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
een oplossing bieden (leefring 3). Als laatste mogelijkheid kunnen individuele voorzieningen worden ingezet (leefring 4). We bieden passende ondersteuning. Dit houdt in dat in situaties waarin dat nodig is ook direct individuele voorzieningen kunnen worden ingezet (zonder dat eerst alle ringen worden doorlopen). 2. De vraag van de inwoners staat centraal Visie Bij zorg en ondersteuning gaat de gemeente Brummen uit van de vraag van de inwoner. We sluiten aan bij de vragen die de inwoners zelf hebben en de eigen visie over hoe men weer kan deelnemen aan de samenleving of in de eigen levensbehoefte kan voorzien. Niet iedereen is zelfstandig in staat om te bepalen hoe dit is te realiseren. In deze situaties bieden professionals ondersteuning om samen met de inwoner te bepalen wat nodig is. Deze visie betekent dat niet de regelgeving, de financieringssystematiek of het aanbod centraal staat maar de vraag van de burger. Uiteraard zijn kaders nodig. Die zullen we ook als gemeente vanuit onze regiefunctie opstellen. We bieden hierbij meer dan in het verleden ruimte aan inwoners en professionals. In lijn met de Toekomstvisie 2030. Een enorme uitdaging maar wel één waar we voor staan en die onze koers bepaalt. 3. Investeren in probleemoplossend vermogen van de samenleving Visie Om zorg en ondersteuning effectiever en efficiënter te kunnen uitvoeren investeert de gemeente Brummen in het probleemoplossend vermogen van de samenleving. Uitgangspunten als “meer eigen verantwoordelijkheid” en “de vraag centraal” realiseren we alleen als we beschikken over een sterke sociale infrastructuur. Dit vraagt aandacht voor aanpalend beleid en voldoende financiële middelen om hieraan invulling te geven. Inzet op de leefringen 1,2 en 3 kunnen er toe bijdragen dat duurdere individuele voorzieningen (leefring 4) minder vaak en kortduriger worden ingezet. 4. Organiseren op de Brummense schaal Visie De toegang tot zorg en ondersteuning is dichtbij onze inwoners. Dat betekent dat de cliëntregisseurs voor de meeste vormen van zorg en ondersteuning bij mensen thuis komen. Dit ook om zo samen met de inwoner tot een betere inschatting van passende zorg te komen en aan te sluiten bij de kracht van inwoners. Fysieke informatie- en adviespunten zijn in ieder geval gericht op de kern Eerbeek en omgeving en de kern Brummen en omgeving. Daarnaast zetten we in op gebiedsgerichte teams. Backoffice-functies organiseren we daar waar de meeste efficiencyvoordelen zijn te behalen. Zorg en ondersteuning organiseren en regisseren we zoveel mogelijk als gemeente Brummen zelf. Hiermee borgen we dat zorg en ondersteuning beter passen bij de lokale situatie en dat de lokale volksvertegenwoordiging de keuzes bepaalt. Uiteraard zijn we hierbij afhankelijk van de vrijheid die landelijke regelgeving biedt. Niet alle vormen van zorg kunnen we zelf organiseren. Dit geldt ook voor de meer specialistische vormen van zorg. Hiervoor werken we samen met regiogemeenten. 5. De gemeente voert regie en stuurt op resultaat Visie De voorbereiding en de uitvoering van de nieuwe taken vormen een grote uitdaging. Het biedt veel kansen voor zorg en ondersteuning die beter aansluit bij de behoeften van onze inwoners. Dit vraagt _________________________________________________________________________________ 22
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
een gemeente die regisseert. Hiermee stellen we de belangen van inwoners centraal en bewaken we de financiële haalbaarheid. Op de lange termijn hebben ook de inwoners belang bij een financieel gezonde gemeente. De regierol van de gemeente houdt in dat we meer dan in het verleden gaan sturen op resultaat. Dit betekent dat we doelstellingen formuleren, de kaders uitzetten, maar de inhoudelijke uitwerking zoveel mogelijk overlaten aan inwoners en organisaties. Op detailniveau treden we als gemeente niet voorschrijvend op. De administratieve belasting beperken we zoveel mogelijk. Hierbij blijft wel een resultaatgerichte verantwoording noodzakelijk. 6. Ruimte voor innovatie en een nieuw samenspel Visie Door als gemeente meer te sturen op resultaten en minder op inhoud stimuleren we innovatieve oplossingen. Innovatieve oplossingen die moeten ontstaan in een samenspel tussen inwoners, organisaties en gemeente. Met de eerdere elementen uit deze visie is al aangegeven dat we niet meer denken vanuit het aanbod maar de vraag centraal stellen. Dat biedt ruimte aan inwoners en organisaties en vraagt een overheid die de kaders aangeeft en innovatie bevordert. Bij de nieuwe taken zijn veel verschillende organisaties en zorgaanbieders betrokken. We bieden ruimte aan ondernemerschap en staan open voor nieuwe aanbieders. Centraal staat hierbij dat we kiezen voor die aanbieders die het best in staat zijn om de resultaten te behalen, kwaliteit van dienstverlening te bieden en innovatief zijn. 4.2.2 De opgave voor Brummen Het College heeft op 24 juni de notitie “Lokale Structuur 3 decentralisaties” vastgesteld. (Zie bijlage 4) In deze notitie is de opgave voor de gemeente Brummen geformuleerd: Zorg en ondersteuning voor kwetsbare inwoners moet weer aansluiten bij de leefwereld van de mensen. Het systeem heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot een ingewikkeld stelsel gedomineerd door het zorgaanbod en ongebreidelde groei aan voorzieningen. Verantwoordelijk hiervoor ligt in de basis in de complexe, verkokerde en ingewikkelde regelgeving die vanuit de (rijks)overheid is opgesteld. Dit heeft geleid tot ongewenste effecten. Ondanks een toename van zorgkosten is de afstand van de wijze waarop zorg en ondersteuning wordt aangeboden tot de leefwereld van mensen vergroot. De opgave waar we in de gemeente Brummen voor staan is om zorg en ondersteuning weer terug te brengen tot de menselijke maat. Ondersteuning te bieden die aansluit bij de vraag. Die vraag is soms complex omdat ieder mens uniek is en ook een passende vorm van zorg en ondersteuning nodig heeft. Bij de opgave hoort ook dat we het moeten gaan doen met minder middelen. Wij zijn er van overtuigd dat dit mogelijk is. Daar waar nodig bieden we individuele ondersteuning, maar ook met algemene maar wel meer vraaggerichte voorzieningen- en oplossingen in de wijk bij mensen zelf. Dit gaat echter niet vanzelf. Er is een omslag nodig, een transformatie. Niet langer is het een vanzelfsprekendheid dat het beschikbare zorgaanbod ook automatisch vanuit indicatiestellingen wordt opgevuld. _________________________________________________________________________________ 23
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
We doen het anders. We stellen de vraag van de burger centraal, toeleiding en toegang tot voorzieningen komen onafhankelijk tot stand. Los van de aanbieder van individuele dan wel algemene voorzieningen. Onafhankelijke cliëntregisseurs spelen hierbij een sleutelrol. Met de onafhankelijkheid bevorderen we innovaties in het zorgaanbod. Inwoners moeten zorg en ondersteuning krijgen die het best aansluit bij hun behoeften. Bij zorg en ondersteuning aan kwetsbare inwoners gaan we meer gebruik maken van de informele netwerken van inwoners. We gaan investeren in het probleemoplossend vermogen. Meer aandacht gaan we besteden aan wat inwoners zelf kunnen organiseren met hulp van familie, buren en buurten wijkgenoten. Waar nodig en gewenst gaan we vanuit een partnerrol initiatieven faciliteren om deze zogenaamde informele netwerken te versterken. De vele vrijwilligersorganisaties inde gemeente Brummen gaan we hierin actief betrekken. De rol van de (gemeentelijke) overheid moet anders. We leggen meer verantwoordelijkheid neer bij de professionals en sturen zoveel mogelijk op outcome (effecten). De gemeente schept kaders, is financieel verantwoordelijk, bepaalt de te realiseren doelstellingen, maar staat op afstand. Om dit te kunnen invullen is een scheiding van belang tussen de taken regie/opdrachtverlening en uitvoering. Zo leggen we zorg en ondersteuning weer neer daar waar die geboden moet worden, in de wijken en kernen waar onze inwoners leven. Uiteraard benutten we zoveel mogelijk de kennis en expertise van de bestaande professionals. Zij kennen de kwetsbare inwoners en zijn in staat oplossingen te adresseren. De structuur waarin de professionals hun werk doen, gaan we aanpassen. Deze komen nog voort uit het oude systeem waarvan we hebben geconstateerd dat dit zich heeft geëvolueerd tot een aanbodgericht en ingewikkeld systeem. We kiezen er dan ook voor om met de invoering van decentralisaties direct structuurwijzigingen aan te brengen. Hiermee leggen we het fundament om onze opgave succesvol op te pakken. We zijn er dan nog niet. Continuïteit van zorg mag niet onder druk komen te staan, waardoor een aantal vernieuwingen meer tijd kost. Maar de koers is gezet en dat biedt ons vertrouwen om de opgave voor de gemeente Brummen te realiseren. In de notitie zijn de contouren van de nieuwe lokale structuur beschreven. Bij besluit van 24 juni 2014 is door het College bepaald dat er op zo kort mogelijke termijn een kwartiermaker voor de nadere uitwerking zal worden aangesteld. Deze uitwerking zal eind oktober 2014 gereed zijn. 4.3 Kaders Wsw en GR Delta De gemeente Brummen heeft een tweetal kaders ten behoeve van de uitvoering Wsw en de samenwerking binnen de GR Delta. Herstructureringsplan GR Delta 2012 – 2018 In de voorbereiding op de Wet Werken naar Vermogen is door de samenwerkende gemeenten een herstructureringsplan GR Delta opgesteld. Ondanks het uitstel van de wetgeving hebben de samenwerkende gemeenten bepaald dat het plan wordt doorgevoerd. _________________________________________________________________________________ 24
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
De uitvoering van het herstructureringsplan ligt op koers. De omvorming van het bedrijf Delta is gaande, het gebouw van Delta staat te koop. Inmiddels zijn vanuit Delta 709 werknemers bij een externe werkgever werkzaam. Vanuit de gemeente Brummen zijn dit 74 werknemers op een totaal van 95 werknemers. Een percentage van 70,3 %. 21 werknemers uit de gemeente Brummen zijn aangewezen op een beschutte werkplek. In 2014 zijn in de gemeente Brummen, conform het herstructureringsplan, stappen gezet om in samenwerking met lokale zorg- en welzijnsorganisaties werknemers die aangewezen zijn op een beschutte werkplek, lokaal werkzaam te laten zijn. Notitie "De satellietorganisatie als instrument voor sociale werkgelegenheid" Het bestuur van de GR Delta heeft in 2014 een notitie "De satellietorganisatie als instrument voor sociale werkgelegenheid" vastgesteld. In deze notitie zijn als gevolg van de invoering van de participatiewet antwoorden geformuleerd op de volgende vragen: a. b. c.
Hoe wordt de uitvoering van de wettelijke taken die voortkomen uit de doorlopende Wet sociale werkvoorziening in deze overgangsperiode het best geborgd? Op welke wijze kunnen de kwaliteiten van Delta ook in de toekomst worden benut? En welke consequenties heeft de nieuwe wetgeving op termijn voor het voortbestaan van deze samenwerking?
In de notitie beschrijft het bestuur van de GR Delta haar beeld voor de toekomst en adviseert de colleges van B & W van de 5 GR gemeenten om de Gemeenschappelijke Regeling Delta niet op te heffen vóór 1 januari 2016. De samenwerkingsovereenkomst die nog doorloopt tot en met 2015 geldt als onderlegger om de transformatie van de organisatie Delta voort te zetten en te laten aansluiten bij lokale keuzes om zo financiële risico’s maximaal te beperken. Het bestuur van Delta roept op om gezamenlijk en op een zorgvuldige manier naar nieuwe organisatievormen toe te werken, om weloverwogen te gaan besluiten over de voortgang, beëindiging of de keuze voor een nieuwe vorm van samenwerking. In die zin zal ook de bestaande gemeenschappelijk regeling Delta kritisch moeten worden bezien. De colleges van de 5 deelnemende gemeenten hebben conform ingestemd. Het onderzoek naar de gewenste samenwerkingsvorm zal na in het najaar 2014 starten.
_________________________________________________________________________________ 25
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
5. Omgevingsverkenning Vanuit deze nieuwe kaders maken we een vertaalslag naar concrete ondersteuning. Daarvoor is het zinvol om eerst goed de omgeving van deze ondersteuning in beeld te krijgen. Dit hoofdstuk is daarvoor bedoeld. We werpen een blik op het klantenbestand van de Participatiewet en nemen de arbeidsmarkt onder de loep. 5.1 Klantenbestand Om welke bijstandsgerechtigden gaat het eigenlijk? Zowel de al bij de gemeenten bekende bijstandsgerechtigden als de nieuwe doelgroepen van de Participatiewet zijn relevant. Hieronder brengen we eerst het klantenbestand in kwantitatieve zin in beeld. De daarop volgende tabellen brengen in kwalitatieve zin de afstand van het klantenbestand tot de arbeidsmarkt in beeld. Hierbij geldt 31.12.2013 als peildatum.
Tabel uitkeringsgerechtigden in de gemeente Brummen per regeling stand op 31.12.2013
Wet werk en bijstand (inclusief verblijvend in inrichting)
269
Instroom in 2013
99
Uitstroom in 2013 Bijstandsbesluit Zelfstandigen starters en levensonderhoud (BZ)
71
I.O.A.W
15
I.O.A.Z
4
Totaal WWB, BZ, IOAW en IOAZ
2
290
Wsw totaal
95
waarvan regulier werkzaam
74
waarvan beschut werkzaam
21
op wachtlijst Wsw
11
Het merendeel van de mensen op de wachtlijst zal op 31.12.2014 een dienstverband hebben bij Delta of door in de persoon gelegen omstandigheden niet in staat zijn om te werken.
_________________________________________________________________________________ 26
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Tabel UWV Wajong cijfers UVW december 2013
Aantal inwoners 15 - 63 jaar Aantal Wajong Percentage Wajong Man Vrouw Uitkering nieuw in 2013 Uitkering beëindigd in 2013
13.190 299 2,30% 183 116 28 5
Tabel treden participatieladder
Aantal Trede onbekend
05
Trede 1 geïsoleerd
23
Trede 2 sociale contacten buitenshuis
83
Trede 3 deelname aan georganiseerde activiteiten (cursus, vereniging)
95
Trede 4 onbetaald werk
87
Trede 5 betaald werk met ondersteuning
61
Trede 6 betaald werk
03
* Omdat ook partners ondersteuning krijgen is het aantal (357) hoger dan het aantal uitkeringsgerechtigden (269 in de WWB). * Deze indeling per trede op de Participatieladder is een momentopname en kan op individueel niveau snel veranderen!!
Tabel ontheffing arbeidsplicht
Ontheffing van de arbeidsplicht IOAW & IOAZ Ontheffing van de arbeidsplicht WWB Totaal
cliënt 6 82 88
partner 2 9 11
_________________________________________________________________________________ 27
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Tabel uitkeringsduur
IOAW & IOAZ
WWB
uitkeringsduur tussen de 0 en 1 jaar tussen de 1 en 2 jaar Tussen de 2 en 3 jaar tussen de 3 en 5 jaar tussen de 5 en 10 jaar tussen de 0 en 1 jaar tussen de 1 en 2 jaar tussen de 2 en 3 jaar tussen de 3 en 5 jaar tussen de 5 en 10 jaar tussen de 10 en 20 jaar langer dan 20 jaar
aantal 2 7 2 3 3 89 36 42 43 33 20 7
Tabel opleidingsniveau Opleidingsniveau IOAW & IOAZ Basisniveau LBO/MAVO niveau MBO/HAVO/VWO niveau Niet ingevuld WO niveau WWB Geen basisniveau Basisniveau LBO/MAVO niveau MBO/HAVO/VWO niveau HBO Niet ingevuld Onbekend WO niveau
aantal 4 2 2 8 1 8 48 74 34 4 83 17 2
_________________________________________________________________________________ 28
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Tabel Leeftijdscategorie Leeftijdscategorie
Aantal
tot 22 jaar
12
23 - 26 jaar
28
27 - 34 jaar
53
35 - 44 jaar
61
45 - 54 jaar
69
55 - 65 jaar
66
65 jaar en ouder
1
Conclusie Uit bovenstaande tabellen blijkt dat er in de gemeente Brummen sprake is van een gedifferentieerde groep uitkeringsgerechtigden: zowel inwoners met kansen op de arbeidsmarkt als inwoners voor wie de arbeidsmarkt nu nog niet haalbaar is en maatschappelijk participeren nu het meest passend is. Op basis van aannames vanuit UWV, bureaus zoals Berenschot, K+V en IROKO, een voorzichtige inschatting van de aantallen nieuwe doelgroep voor de gemeente Brummen:
Tabel schatting nieuwe instroom
instroom voorheen Wajong
7 tot 10 personen
instroom voorheen Wsw *
7 tot 10 personen
studieregeling
4 tot 7 personen
* Een deel van de mensen die op de wachtlijst van de Wsw staan zijn in verband met in de persoon gelegen omstandigheden momenteel niet tot werken in staat en ontvangen nu een Wajong-uitkering en zullen deze naar verwachting behouden en maken daardoor geen deel uit van de nieuwe doelgroep. Voor deze nieuwe doelgroep voorheen Wajong is van belang om te weten dat een analyse door het UWV leert dat: In totaal heeft in 2013 ruim 75 % van de instroom Wajongers een ontwikkelingsstoornis, zoals een verstandelijke beperking of een stoornis in het autisme spectrum; Ook zijn er veel Wajongers met een psychiatrisch ziektebeeld, zoals een persoonlijkheidsstoornis of schizofrenie; Er zijn relatief weinig Wajongers met alleen een lichamelijke aandoening (somatische ziektebeelden)
_________________________________________________________________________________ 29
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
5.2 Arbeidsmarkt De in- en uitstroom van mensen in de Participatiewet is uiteraard mede afhankelijk van de ondersteuning door de gemeente Brummen. Maar daarnaast in belangrijke mate van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt functioneert grotendeels regionaal. De gemeente Brummen werkt hierin samen met andere overheden, ondernemers, onderwijs in de Strategische Board Stedendriehoek. 5.2.1 Het Akkoord van Beekbergen In juni 2013 is het “Akkoord van Beekbergen” door Ondernemers, Overheid en Onderwijs & Onderzoek binnen de Stedendriehoek ondertekend. Het akkoord van Beekbergen omvat die afspraken die Ondernemers, Overheid en Onderwijs & Onderzoek binnen de Stedendriehoek met elkaar maken om in de periode 2013-2015 uitvoering te geven aan de Strategische Agenda Stedendriehoek op het thema onderwijs & arbeidsmarkt. Het doel van de samenwerking tussen deze partijen is om een duurzaam gezonde arbeidsmarkt te creëren. Missie en visie in het “Akkoord van Beekbergen” De O’s zijn verbonden in dit partnership, omdat zij de maatschappelijke verantwoordelijkheid en de economische noodzaak delen om te zorgen voor een duurzaam gezonde arbeidsmarkt in de regio Stedendriehoek. De vertegenwoordigers uit de O’s delen de overtuiging dat nauwe samenwerking en een gezamenlijke aanpak leidt tot het beste resultaat. Door het partnership tussen de O’s, waarbinnen in vertrouwen en met een “het kan wel!” mentaliteit wordt samengewerkt, ontstaat er een nieuw momentum dat leidt tot een duurzaam gezonde arbeidsmarkt. Beoogd maatschappelijk effect Het akkoord van Beekbergen beoogt een duurzaam gezonde arbeidsmarkt. Dit houdt in dat werkgevers hun vacatures snel en kwalitatief kunnen vervullen, dat alle inwoners van de regio een baan hebben die bij hen past en dat ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt actief zijn. Doelstellingen De partijen zijn de volgende doelstellingen overeengekomen: A. Laagste werkloosheid van Nederland; B. Elke vacature goed en snel vervuld; C. Iedereen minimaal een startkwalificatie; D. Ook alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt actief. A. Laagste werkloosheid van Nederland In de Stedendriehoek benutten we in 2015 het beschikbare arbeidspotentieel in de regio maximaal. Hiervoor is het onder meer noodzakelijk dat werknemers up to date blijven door middel van permanente educatie en dat werknemers worden ondersteund om van werk naar werk te gaan. B. Elke vacature goed en snel vervuld Voor een duurzaam gezonde arbeidsmarkt is het van belang dat vacatures op elk niveau goed en snel worden vervuld. Dit betekent onder meer dat de vraag van de werkgevers leidend is in het onderwijsaanbod, zodat er in de regio wordt opgeleid voor die beroepen waar binnen de _________________________________________________________________________________ 30
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Stedendriehoek vraag naar is. De aanpak richt zich op de hele arbeidskolom. De instroom in tekortsectoren wordt bevorderd en potentiele werknemers worden bijvoorbeeld door middel van werkervaringsplekken gestimuleerd en gefaciliteerd om de overgang naar een sector met een tekort te kunnen maken. C. Iedereen minimaal een startkwalificatie Een startkwalificatie is het minimale onderwijsniveau dat nodig is om een baan te vinden. Het gaat dan om een diploma havo, vwo of mbo (niveau 2). Een vmbo-diploma geeft toegang tot het mbo, maar is géén startkwalificatie. Een afgerond diploma biedt meer kans op vast werk, zorgt ervoor dat jongeren makkelijker doorstromen naar een betere baan en zorgt ervoor dat de mogelijkheden van een jongere duidelijk zijn voor de potentiële werkgever. Om ervoor te zorgen dat iedereen minimaal een startkwalificatie heeft, is het noodzakelijk schooluitval te voorkomen, ervoor te zorgen dat een ieder de opleiding kiest die bij hem of haar past en dat er voldoende mogelijkheden zijn (bijvoorbeeld stages, open dagen en carrièrebeurzen) om kennis te maken met het gekozen werkveld. D. Ook alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt actief De betrokken partijen erkennen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid evenals de economische noodzaak om ook kansen te bieden aan mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Hiertoe dient er werk ingericht te worden dat rekening houdt met het vermogen van deze potentiële werknemers en dient het vermogen door middel van onderwijs zo groot mogelijk te worden gemaakt. Projecten Om bovenstaande doelstellingen te bereiken, hebben de ondertekenaars van het Akkoord van Beekbergen afgesproken de beoogde doelstellingen via een projectgerichte aanpak te gaan realiseren. De projecten worden in de periode 2013-2015 onder auspiciën van de Strategische Board Stedendriehoek uitgevoerd. Voor een overzicht van de projecten wordt verwezen naar bijlage 5A en 5B. 5.2.2. Sectorplan arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe “Samen werk maken van werk” De Strategische Board Stedendriehoek heeft mede namens de Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt Noord Veluwe bij het Rijk een aanvraag regionaal sectorplan ingediend en gehonoreerd gekregen. De Rijksmiddelen van actieplan jeugdwerkeloosheid zijn samengevoegd bij deze sectorplan middelen, om zo een integraal pakket arrangementen te kunnen uitvoeren voor de hele arbeidsmarkt. Hierdoor komen er voor elke werkgever de komende twee jaar vier verschillende arrangementen beschikbaar: voor jonge starters, voor zittende werknemers en voor oudere werknemers. Arrangement 1: ‘nieuwe leerwerkplek’ Als jongeren de kans krijgen om in een bedrijf te leren, levert dat de werkgever gekwalificeerde medewerkers op die het bedrijf kennen. Werkgevers kunnen een ervaren werknemer (deels) vrijmaken als leermeester. Arrangement 2: ‘Startersbeurs’ De Startersbeurs is een subsidie voor werkgevers die een jongere gedurende een half jaar lang een werkervaringsplek aanbieden. _________________________________________________________________________________ 31
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Arrangement 3: ‘Mobiliteitsvoucher’ Met een pensioengerechtigde leeftijd die naar 67 jaar stijgt, het afschaffen en onaantrekkelijk maken van vervroegd pensioenregelingen en een verdere vergrijzing en ontgroening van de (beroeps)bevolking is het in h et belang van werknemers, werkgevers en de regio om de duurzame en flexibele inzetbaarheid van medewerkers te vergroten en daarmee doorstroom op de arbeidsmarkt te krijgen. Het gaat om een doelgericht traject dat ertoe leidt dat werknemers naar een andere functie binnen of buiten het bedrijf gaan. Arrangement 4: ‘Scholingsvoucher’ Werkgevers kunnen een scholingsvoucher van maximaal 750 euro aanvragen voor het scholen van 55-plussers met een WW-uitkering. Hiervoor geldt een aantal voorwaarden. Zo moet de aanvrager onder meer kunnen aantonen dat het volgen van scholing leidt tot een dienstverband, of opleidt voor een zogenaamd “kansberoep”. Bovenstaande arrangementen zijn beschikbaar voor Brummense werkgevers en bieden daarmee kansen voor Brummense jongeren, ouderen. Dit plan draagt actief bij aan de doelstellingen van het Akkoord van Beekbergen. De gemeente Brummen zal de beschikbaarheid van deze arrangementen actief promoten via diverse gemeentelijke kanalen en via werkgeversdienstverlening actief onder de aandacht brengen bij Brummense werkgevers.
_________________________________________________________________________________ 32
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
6. Brummense visie en uitgangspunten Participatiewet Dit hoofdstuk gaat in op de visie en uitgangspunten waarmee de gemeente Brummen invulling willen geven aan de Participatiewet 6.1 Participatiewet in breder perspectief In de Participatiewet wordt een vergelijkbare beweging gemaakt als in de andere transities. Op andere beleidsterreinen is hetzelfde gaande. In De Kanteling (Wmo) en binnen het Welzijn Nieuwe Stijl is bijvoorbeeld al duidelijk te zien dat onze rol verandert: in plaats van het “overnemen” van de problemen naar “zelf leren oplossen” en “zelf verantwoordelijk zijn”. Soms hebben inwoners voor maatschappelijke participatie (tijdelijk) ondersteuning nodig. Daar houdt zowel de Wmo 2015 als de Participatiewet zich mee bezig: door als dat nodig is inwoners te ondersteunen weer zelfredzaam te worden, zodat ook participatie (weer) mogelijk wordt. Hieronder staan twee initiatieven genoemd, die onder andere als uitvoeringsprioriteit in het integraal beleidskader 3 decentralisaties benoemd waren, waarmee we de Participatiewet verder verbinden in het sociaal domein:
Pilot Buurtpunt en Pilot Beschut werk & arbeidsmatige dagbesteding Stichting RIWIS zorg en welzijn, Stichting Philadelphia en Stichting Welzijn Brummen hebben het initiatief genomen voor een pilot Buurtpunt. Het plan is om dit initiatief te verbinden met een voorgenomen pilot beschut werk & arbeidsmatige dagbesteding. We willen mensen die nu binnen Delta zelf werkzaam zijn op een beschutte werkplek in de gemeente Brummen zelf een werkplek gaan bieden. Middelen vanuit het regiocontract voor een pilot beschut werk & arbeidsmatige dagbesteding willen we hiervoor gaan inzetten. Doelstelling van Buurtpunt is: Iedere inwoner van de gemeente Brummen de mogelijk te bieden om zo lang mogelijk in zijn eigen omgeving te kunnen blijven wonen, door ondersteuning te bieden met kleine klussen in huis of groenonderhoud in huis; Deelnemers van RIWIS (cliënten met psychische problematiek), Philadelphia (cliënten met een verstandelijke beperking), Stichting Welzijn Brummen (jongeren, nieuwkomers en cliënten sociale activering) en Delta (werknemers die een beschutte werkplek nodig hebben) een nuttige vorm van dagbesteding te bieden en ze het gevoel te geven iets bij te dragen aan de Brummense samenleving; Interactie te stimuleren tussen deelnemers RIWIS, Philadelphia, SWB, Delta en inwoners in de gemeente Brummen; Deelnemers aan Buurtpunt vaardigheden te laten ontdekken en ontwikkelen; _________________________________________________________________________________ 33 Deze pilot zal in september 2014 starten en een looptijd hebben van 1 jaar.
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Pilot Project Talent: Via deze pilot wil de gemeente Brummen samen met maatschappelijke partners zoals zorg- en welzijnsinstellingen, Delta bibliotheek en woningcorporaties participatie- en ontmoetingsplekken voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en mensen met nu AWBZ-begeleiding en straks WMO-begeleiding creëren. Hierbij gaan we uit van de eigen kracht en vooral de talenten van mensen en niet wat mensen niet kunnen. We helpen mensen hun talenten te ontwikkelen en deze in te zetten voor de samenleving. Zo kunnen mensen participeren, doen werkervaring op en vinden wellicht zelfs betaald werk. Bij Talent maken we gebruik van de bestaande sociale infrastructuur. We willen de participatie- en ontmoetingsplekken dan ook bij zowel bestaande als nieuwe zorg- en welzijnsorganisaties, woningcorporaties, verenigingen en stichtingen realiseren. Het project Talent draagt ook bij aan een veranderingsproces. Want organisaties zullen binnen het sociale domein nog intensiever met elkaar moeten gaan samenwerken en verbindingen leggen. Het project Talent wil vanuit de praktijk samen met maatschappelijke partners - vorm geven aan dit veranderingsproces Een eerste twee startbijeenkomsten hebben inmiddels plaatsgevonden.
_________________________________________________________________________________ 34
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
6.1.2 Ondersteuning middels het leefringenmodel Conform het integraal beleidskader 3 decentralisaties (zie paragraaf 4.2.1) bieden we ondersteuning middels het leefringenmodel
Bij elke vraag van een inwoner worden consistent de volgende vragen gesteld: wat kan de inwoner zelf? Welke mogelijkheden zijn er vanuit de eigen omgeving en in hoeverre kunnen ze daarvan ondersteuning krijgen? Welke ondersteuning is er nog nodig vanuit het algemene voorzieningenaanbod? Als na deze stappen nog altijd de vraag niet kan worden beantwoord, dan volgt de inzet van individuele voorzieningen. Het streven is daarbij wel om via maatwerk iemand zo snel mogelijk in staat te stellen om zelf weer verder te kunnen. Wij gaan uit van de eigen kracht van werkzoekenden. Wij willen dat zij zo veel als mogelijk zelf regie voeren. Niemand is gelijk, daarom moet onze ondersteuning altijd maatwerk zijn. Het ondersteuningsaanbod is selectief (dus “waar nodig”). Daar waar sprake is van “meervoudige uitdagingen” willen wij de ondersteuning vormgeven volgens het principe van 1 gezin/huishouden, 1 plan, 1 regisseur. 6.1.3 Samenwerking met andere spelers Wij beseffen dat de lokale overheid slechts een van de spelers is op het terrein van re-integratie. Met dit beleidsplan leggen wij ons Brummens beleid vast, in de wetenschap dat de effectiviteit van dit beleid voor een groot gedeelte wordt bepaald door anderen om ons heen: collega gemeenten, werkgevers in onze gemeente en regio, onderwijs instellingen en maatschappelijke partners lokaal en regionaal. Vandaar ook dat wij ons sterk gaan maken voor het in samenwerking met diverse partijen vormgeven van ons beleid. Dit betekent dat wij met inzet van bestuur en ambtelijke organisatie de boer op moeten. Wij moeten anderen verleiden om zich in te zetten voor een effectieve re-integratie van mensen uit de gemeente Brummen die niet geheel op eigen kracht een plek op de arbeidsmarkt kunnen verkrijgen. We gaan hierbij uit van het programma “Van Partij Naar Partner”. Dit gaan we doen _________________________________________________________________________________ 35
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
met overtuigingskracht, helderheid en verbindend vermogen. En zeker niet in de laatste plaats door het goede voorbeeld te geven. Als gemeente Brummen zijn wij tenslotte ook werkgever en opdrachtgever op een veelheid aan terreinen. 6.1.4 Brede transformatie in denken en doen Kortom, zoals wij de Participatiewet voor ogen hebben, is het niet enkel een technische aanpassing van de wetgeving. In onze visie maakt de Participatiewet onderdeel uit van een bredere transformatie in denken en doen in de gemeente Brummen. Hoe dit allemaal moet, is nog niet op alle onderdelen duidelijk. Wetgeving is en blijft in ontwikkeling en hetzelfde geldt voor de arbeidsmarkt. We zullen steeds meer ervaring opdoen in het efficiënt en effectief invulling geven aan onze taken. Intern op het gebied van bijvoorbeeld de afstemming met de andere transities. En extern in de samenwerking met andere partijen, zoals werkgevers en onderwijsinstellingen. Dit betekent wel dat er bewegingsruimte moet blijven om deze afstemming voortdurend te kunnen verbeteren. Deze ruimte bouwen we dan ook in dit beleidsplan en de uitvoering ervan in.
6.2 Doelstellingen en uitgangspunten 6.2.1 Doelstellingen Bij uitvoeren van het participatiebeleid stellen wij ons de volgende doelen: Het bevorderen van de mogelijkheden op regulier werk Een deel van de werkzoekenden vindt zonder tussenkomst van de gemeente een plek op de arbeidsmarkt. Voor een aantal geldt dat niet. Door het bieden van ondersteuning willen wij de kansen van deze groep op regulier werk (baan of zelfstandig ondernemerschap) vergroten. Het bevorderen van het benutten van het verdienvermogen Een aantal werkzoekenden is niet in staat om dusdanig productief te zijn, dat werkgevers bereid zijn om hen aan te nemen tegen het wettelijk minimumloon. Wij richten ons erop om deze mensen te ondersteunen bij het vinden van werk, waarbij hun vermogens maximaal worden benut. Het bevorderen van actieve deelname aan de maatschappij Niet voor iedereen is op korte of middellange termijn een reguliere baan een haalbaar doel. Onze inzet is om hen (weer) actief te laten deelnemen aan de samenleving. Het terugdringen van het aantal bijstandsgerechtigden Uiteraard is en blijft het terugdringen van het aantal bijstandsuitkeringen ook een doel van het reintegratiebeleid. Hierbij is niet alleen de uitstroom van belang, maar ook het voorkomen van instroom in de bijstand.
_________________________________________________________________________________ 36
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
6.2.2 Uitgangspunten We hanteren bij de uitvoering van de Participatiewet de volgende uitgangspunten: Klant- en resultaatgericht Wij redeneren vanuit het perspectief van de uitkeringsgerechtigde en zijn daarbij resultaatgericht. Resultaat voor werkzoekenden betekent “naar vermogen” meedoen aan de maatschappij, bij voorkeur in een reguliere baan. Wij gaan uit van de mogelijkheden en talenten en niet zozeer van de beperkingen van mensen. Voor werkgevers betekent het resultaat het voorzien in een arbeidsbehoefte. Eigen verantwoordelijkheid Wij doen een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van onze uitkeringsgerechtigden. Wij nemen deze verantwoordelijkheid niet over, maar leveren selectieve ondersteuning. En dat doen we alleen daar waar deze noodzakelijk is om het resultaat te bereiken. Streng maar rechtvaardig Als een inwoner recht heeft op een uitkering, dan verstrekken wij deze, in de gemeente Brummen bieden we een vangnet. Maar dan ook alleen aan diegenen die daar daadwerkelijk recht op hebben. Dit achten wij van groot belang voor het behouden van het maatschappelijk draagvlak voor ons stelsel van sociale zekerheid. Zowel bij de eerste aanvraag als gedurende de uitkeringsperiode zorgen we ervoor dat uitkeringen niet ten onrechte worden verstrekt. Dit doen we geheel volgens de principes van hoogwaardig handhaven. Werk boven inkomen Het is belangrijk dat inwoners zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Ondersteuning van onze inwoners in hun zoektocht naar werk staat daarom centraal. Uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid Wij richten ons op uitstroom van onze uitkeringsgerechtigden naar regulier werk. Het uitgangspunt is algemeen geaccepteerde arbeid. Dit wil zeggen: alle arbeid die algemeen maatschappelijk is aanvaard. In principe is dat alle arbeid die wettelijk is toegestaan. Het is hierbij niet noodzakelijk dat het werk aansluit bij opleiding of werkervaring. Uitkeringsgerechtigden dienen een aanbod voor een dergelijke baan te accepteren. Uiteraard is het wel van belang dat men fysiek en geestelijk het vermogen heeft om het werk te verrichten. Structurele en duurzame verbetering kansen op de arbeidsmarkt Het uitgangspunt is dat iedere uitkeringsgerechtigde de plicht heeft om algemeen geaccepteerde arbeid te accepteren. Toch leidt dit er niet bij alle uitkeringsgerechtigden toe dat de kansen op een structurele onafhankelijkheid van een uitkering toenemen. Als de mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde zich daartoe lenen, wijken wij af van het principe dat een uitkeringsgerechtigde de plicht heeft om algemene geaccepteerde arbeid te accepteren. Voor een uitkeringsgerechtigde zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt, die wel in staat is om binnen afzienbare tijd een dergelijke startkwalificatie te behalen, wordt overwogen om deze startkwalificatie alsnog te behalen. Onze ondersteuning is niet alleen gericht op werk verkrijgen, maar ook op werk behouden. Dit is maatwerk, waarbij onder andere vaardigheden en motivatie een rol spelen. _________________________________________________________________________________ 37
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Sluitende aanpak, selectieve en effectieve ondersteuning Iedereen die daarvoor in aanmerking komt, krijgt een activerend aanbod. Wel zijn wij selectief in de ondersteuning die wij bieden. Wij laten ons mede leiden door (de zich steeds verder ontwikkelende) kennis over de effectiviteit van de verschillende instrumenten. Zo bieden wij beperkte ondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die naar onze inschatting zonder onze hulp een baan kunnen vinden. Verder richten wij ons erop om uitkeringsgerechtigden “in beweging te houden”. Maatwerk Re-integratie is en blijft maatwerk. Ook is niet voor iedere uitkeringsgerechtigde regulier werk in dezelfde mate en in hetzelfde tijdsbestek haalbaar. Iedere uitkeringsgerechtigde is anders en heeft specifieke ondersteuning nodig in zijn of haar weg naar werk of andere vormen van “meedoen aan de maatschappij”. Bovendien is de vraag van de werkgevers mede bepalend voor het meest effectieve traject naar werk. Wij streven ernaar om zowel werkgevers als werkzoekenden zoveel mogelijk maatwerk te leveren. Voor uitkeringsgerechtigden leggen wij maatwerk vast in een plan van aanpak conform de wettelijke vereisten in de Participatiewet. De nadere uitwerking van deze wettelijke verplichting leggen wij vast in de participatieverordening. De marktvraag centraal De werkgever stelt eisen aan de werkzoekenden en bepaalt of iemand wel of niet wordt aangenomen. Maatschappelijke instellingen en burgers stellen eisen aan vrijwilligers of uitkeringsgerechtigden die al dan niet met behoud van uitkering bepaalde diensten verrichten. Deze vragen vanuit de markt stellen wij centraal. Wij richten onze ondersteuning er op om onze uitkeringsgerechtigden te laten voldoen aan deze eisen. Voor wat hoort wat Wij verwachten van mensen dat zij zich maximaal inzetten om naar vermogen mee te doen. Wij achten het rechtvaardig om van uitkeringsgerechtigden een vrijwillige tegenprestatie te verlangen voor het ontvangen van een bijstandsuitkering. Onze inspanningen zijn er ook op gericht om de arbeidsparticipatie te verhogen en de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren. Dit vergroot de mogelijkheden van werkgevers om geschikt personeel te vinden. Daarom verlangen wij ook van werkgevers een bijdrage. Waar voor uw geld Niet alle werkzoekenden zijn in staat om op de reguliere arbeidsmarkt een baan te vinden tegen het wettelijk minimumloon. Wij zijn bereid om werkgevers te compenseren voor een eventueel verminderde arbeidsproductiviteit van onze werkzoekenden. De werkgever krijgt dus waar voor zijn of haar geld. Dit betekent dat de hoogte van de compensatie afhankelijk is van de geleverde arbeidsprestatie. Voorkomen verdringing We zetten ons in om verdringing van betaalde arbeid te voorkomen. Bij het inzetten van de instrumenten loonkostensubsidie, werken met behoud van uitkering, vrijwillige tegenprestatie toetsen wij of er geen sprake is van verdringing van betaalde arbeid. Financieel gezond Onze ondersteuning moet haalbaar zijn binnen de beschikbare budgetten. Onder beschikbare budgetten wordt in eerste instantie verstaan de rijksgelden voor het participatiebeleid en de voordelen op het budget waaruit de uitkeringen worden betaald die ontstaan door het inzetten van het instrument _________________________________________________________________________________ 38
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
loonkostensubsidie (zie paragraaf 4.1.2). Omdat de arbeidsparticipatie onderdeel uitmaakt van het sociaal deelfonds (zie paragraaf 11.1), kan indien de twee anders pijlers (Wmo en jeugd) financieel binnen de eigen budgetten blijven, ook die voordelen beschikbaar komen voor participatiebeleid Dit kan leiden tot het stellen van prioriteiten en het maken van keuzes ten aanzien van de kwaliteit en intensiteit van de ondersteuning. Ook gedeeltelijke en/of tijdelijke uitstroom is uitstroom De flexibilisering van de arbeidsmarkt maakt het noodzakelijk dat er flexibel wordt ingespeeld op de mogelijkheden. We hanteren het principe “parttime werk is ook werk” en “flexcontracten/tijdelijke contracten zorgen ook voor tijdelijke uitstroom”.
_________________________________________________________________________________ 39
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
7. De benadering van doelgroepen en ondersteuning Het participatiebudget van gemeente Brummen staat de komende jaren enorm onder druk staan als gevolg van de Rijksbezuinigingen. Daarom kijken wij nadrukkelijk naar het rendement van de inzet van de participatiemiddelen. Het streven is om iedereen die kan werken, aan het werk te helpen. De mensen die (nog) niet in staat zijn om aan het werk te gaan, kunnen uiteraard een beroep doen op een uitkering. Deze tijdelijke ondersteuning zal erop gericht om zo snel mogelijk op een rechtmatige wijze in de financiële hulpvraag te voorzien. 7.1 De doelgroepen We onderscheiden grofweg vijf doelgroepen. Belangrijk criterium daarbij is “het verdienvermogen”. De hieronder genoemde percentages van het wettelijk minimum loon (WML) beschouwen wij overigens niet als harde grenzen, maar richtinggevend voor de afwegingen op individueel niveau. Hieronder wordt per doelgroep op hoofdlijnen weergegeven welke ondersteuning nodig is. Groep 1: Structurele verdiencapaciteit: > 100% WML Deze groep moet via de kortste weg aan het werk worden geholpen. Onze re-integratie ondersteuning aan deze doelgroep is beperkt, omdat wij er van uitgaan dat deze groep snel op eigen kracht regulier aan het werk kan komen. Waar met ondersteuning door werkgeversdienstverlening uitstroom naar werk mogelijk is, doen we dit. Het aanvragen van een uitkering moet daarbij worden ontmoedigd. De begrippen die hierbij horen zijn: streng aan de poort en handhaven. Groep 2: Structurele verdiencapaciteit: >100% WML met tijdelijke kortdurende ondersteuning Deze groep heeft een potentiële loonwaarde van meer dan 100% WML, maar heeft wel een klein steuntje in de rug nodig om uit te kunnen stromen naar regulier ongesubsidieerd werk. Binnen deze groep is sprake van veel in- en uitstroom. We vinden het van belang dat deze “doorstroom” hoog blijft, omdat de uitstroomkansen snel afnemen naarmate mensen langer werkloos zijn. Bovendien loont het om te investeren in een snelle uitstroom, omdat het direct bijdraagt aan een vermindering van de uitkeringslasten voor de gemeente Brummen. Voor deze groep zal tijdelijke kortdurende maatwerkondersteuning worden ingezet. Groep 3: Structurele verdiencapaciteit: 50-100% WML Deze groep heeft een potentiële loonwaarde tussen de 50 en 80% WML. Voor deze doelgroep is het belangrijk om, waar mogelijk, de belemmeringen die iemand heeft om aan het werk te komen zo snel mogelijk weg te nemen. Hierbij is een brede inzet van instrumenten mogelijk, zoals loonkostensubsidie, begeleiding, werkplekaanpassing, bemiddeling etc. We maken voor deze groep maximaal gebruik van de door werkgevers te leveren garantiebanen. Deze ondersteuning aan deze groep kan intensief zijn. Voor deze doelgroep is ook de langdurige loonkostensubsidie bedoeld. Hiervoor zal het UWV de indicatie uitvoeren. Groep 4: Structurele verdiencapaciteit: 30-50% WML Deze groep heeft een potentiële loonwaarde tussen de 20 en 50% WML _________________________________________________________________________________ 40
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Voor deze doelgroep is het belangrijk om, waar mogelijk, de belemmeringen die iemand heeft om aan het werk te komen zo snel mogelijk weg te nemen. Hierbij is een brede inzet van instrumenten mogelijk, zoals werken met behoud van uitkering, begeleiding, loonkostensubsidie en werkplekaanpassing. Deze trajecten kunnen zeer intensief zijn. Voor deze doelgroep is ook de langdurige loonkostensubsidie mogelijk. Uitgangspunt voor ons bij de inzet van loonkostensubsidie voor deze specifieke groep is dat inzet op individueel niveau minimaal kostendekkend dient te zijn. Dit betekent dat kosten van begeleiding, ondersteuning en eventuele werkplek aanpassing niet hoger mogen zijn dat de besparing op de kosten van de uitkering. Wanneer het niet kostendekkend ingezet kan worden, richten wij ons op participatie zonder loonvormende arbeid. Daarbij zoeken wij nadrukkelijk de aansluiting bij de sociale netwerken in de buurten, wijken en kernen in de gemeente Brummen. Hierbij kan ook gedacht worden aan de vrijwillige tegenprestatie en vrijwilligerswerk. Groep 5: Structurele verdiencapaciteit: < 30% WML (geen indicatie “beschut werken”) Deze doelgroep zal zeer langdurig een uitkering (vanuit het inkomensdeel) ontvangen. Er is geen mogelijkheid tot instroom in reguliere arbeid. Voor hun maatschappelijke participatie is deze doelgroep aangewezen op de huidige algemene voorzieningen in de gemeente Brummen via onder meer Stichting Welzijn Brummen en de nieuwe initiatieven die in ontwikkeling zijn zoals de projecten Talent en Buurtpunt. We onderzoeken of meer initiatieven en projecten mogelijk en gewenst zijn. Deze ondersteuning voor deze groep is breder dan “puur” vanuit de Participatiewet, maar vergt een integrale aanpak over de volledige breedte van het sociaal domein. Zowel financieel als inhoudelijk. 7.2 Specifieke Inzet & Ondersteuning 7.2.1 Direct Actief In februari 2014 heeft de gemeente Brummen besloten om aan te sluiten bij aanpak “Direct Actief” wat op het Werkplein Activerium is gestart in aansluiting op de bestaande Dag-1 aanpak. Direct Actief is er op gericht om uitkeringsgerechtigden uit de gemeente Brummen via een intensief programma arbeidsfit te houden of weer fit te maken voor de arbeidsmarkt, zodat zij niet (meer) aangewezen zijn op een bijstandsuitkering en in hun eigen inkomen kunnen voorzien. Het ‘Direct Actief’-programma bestaat uit drie fasen: Fase 1: In de eerste fase gaan uitkeringsgerechtigden gedurende circa 3 weken aan het werk in een trainingscentrum. Daarnaast krijgen mensen trainingen in sollicitatievaardigheden, informatie over de arbeidsmarkt en trainingen in talenten die kandidaten kunnen inzetten bij hun zoektocht naar werk. De overige dagdelen is er ruimte om te solliciteren, waarbij kandidaten door de gezamenlijke werkgeversdienstverlening van Apeldoorn, Epe en Brummen worden voorzien van vacatures. De belangrijkste doelstelling van deze eerste fase is dat de gemeente Brummen een goed beeld krijgt van de arbeidsmogelijkheden, de motivatie en de basis werknemersvaardigheden van de uitkeringsgerechtigde. De uitkeringsgerechtigde krijgt inzicht in wat de arbeidsmarkt vraagt en de talenten die de kandidaat heeft en of kan ontwikkelen om zo snel mogelijk aan een baan te komen. Fase 2: Als het na deze eerste fase nog niet gelukt is om regulier werk te vinden, gaan uitkeringsgerechtigden aansluitend met behoud van uitkering in de tweede fase gedurende ongeveer _________________________________________________________________________________ 41
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
9 weken werkervaring opdoen. Doelstelling in deze fase is het bestendigen of vergroten van de arbeidskansen. Fase 3: Als ook de gezamenlijke inspanningen in deze tweede fase niet leiden tot regulier werk worden kandidaten in de derde fase aansluitend geplaatst in branchegerichte leerwerkomgevingen. Deze voor een deel nog te ontwikkelen leerwerkomgevingen hebben als ambitie kandidaten op te leiden tot een startkwalificatie op Mbo niveau 2. Deze aanpak geldt in principe voor alle uitkeringsgerechtigden tenzij er medische, psychosociale of andere reden zijn hiervan af te wijken. Evaluatie Medio 2015 gaan we de resultaten van “Direct Actief “ voor de gemeente Brummen evalueren en nadrukkelijk beoordelen naar het rendement van de inzet van de participatiemiddelen. 7.2.2 Beschut werk Beschut werk is een voorziening voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen toch in dienst neemt. Het kabinet gaat er vanuit dat er op termijn structureel 30.000 beschut werkplekken beschikbaar komen. De beloning wordt bij cao geregeld. In de landelijke werkkamer is afgesproken dat het beloningsniveau begint op 100% wettelijk minimumloon. Het UWV beoordeelt wie in aanmerking komt voor een beschutte werkplek. De gemeenten moeten in een verordening regels stellen over de voorziening beschut werk, waarbij zij o.a. aangeven welke voorzieningen zij hiervoor inzetten en hoeveel beschut werkplekken beschikbaar worden gesteld. Beleidsuitgangspunt voor de gemeente Brummen is dat wij ons willen inspannen om deze voorziening te organiseren, binnen onze budgettaire mogelijkheden. In het wetsvoorstel invoering Participatiewet is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met € 8.500 aan begeleidingskosten per beschutte werkplek. Het doel van de voorziening beschut werk is om mensen volwaardig te laten participeren in de maatschappij. We onderzoeken of een combinatie te maken is met de huidige groep Wsw-ers die een beschutte werkplek nodig hebben. Voor deze groep hebben we bepaald dat we hun een werkplek in de gemeente Brummen gaan aanbieden. Ook kan een combinatie gemaakt worden met de doelgroep arbeidsmatige dagbesteding, in het verlengde van reeds lopende pilots. Wij zullen ons inspannen om beschutte werkplekken ook bij reguliere werkgevers te realiseren. 7.2.3 Jongeren Specifieke aandacht voor de participatie van jongeren is niet nieuw. Juist voor jongeren is het behalen van een (start)kwalificatie en een soepele overgang van onderwijs naar werk altijd al erg belangrijk geweest. De gemeente Brummen blijft investeren in het beleid en aanpak vroegtijdig schoolverlaten in samenwerking met het onderwijs. De laatste jaren is het rijksbeleid echter op belangrijke punten gewijzigd voor deze doelgroep. Een belangrijke wijziging is bijvoorbeeld dat in de wet werk en bijstand een vier weken zoekperiode is vastgelegd, voorafgaand aan een bijstandsuitkering. In deze periode _________________________________________________________________________________ 42
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
moeten jongeren zelfstandig op zoek naar werk en/of scholing. Daarbij geldt dat als de jongere inderdaad nog scholingsmogelijkheden heeft, hij of zij verwezen wordt naar een opleiding en geen recht heeft op een uitkering. Vanuit het jongerenloket van het Activerium bieden we jongeren tijdens deze vier weken zoekperiode ondersteuning richting school en/of werk. We zullen het gebruik van het arrangement 1: ‘nieuwe leerwerkplek’ en arrangement 2: ‘Startersbeurs’ vanuit het regionale sectorplan (zie paragraaf 5.2.2) actief stimuleren, zodat Brummense jongeren kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Versterken van de aansluiting Onderwijs - Arbeidsmarkt De aansluiting van het onderwijs op de behoeften op de arbeidsmarkt is een onderwerp dat de komende jaren hoog op de agenda staat in de gemeente Brummen en in onze regio. Bij het versterken van de economie en het scheppen van kansen voor onze inwoners vervult het onderwijs een belangrijke rol. Door te werken aan een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt vergroten we de kansen van jongeren uit de gemeente Brummen op het vinden van werk, versterken we de economie en voorkomen we werkloosheid op alle niveaus. Daarmee is het een essentiële voorwaarde voor economische zelfstandigheid en participatie. In de afgelopen periode is de relatie met het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs op regionaal niveau aangehaald en er zijn initiatieven genomen om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor jonggehandicapten te bevorderen. Aansluitingsvraagstuk voor kwetsbare jongeren. Met de komst van de Participatiewet ontstaat er met name voor leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs een nieuw aansluitingsvraagstuk. Waar deze leerlingen voorheen vaak een beroep konden doen op de Wajong, vallen zij straks onder de doelgroep van de Participatiewet. Om een indruk te geven van de samenloop: bijna de helft van de huidige Wajongers in onze regio heeft een achtergrond in het speciaal onderwijs of praktijkonderwijs. Passend onderwijs Als gevolg van de - geleidelijke - invoering van passend onderwijs is te verwachten dat minder leerlingen naar het Voortgezet Speciaal Onderwijs of naar het praktijkonderwijs gaan. Daarmee raken we als gemeente een huidige “vindplaats” kwijt. Dit betekent dat wij onze relatie met het reguliere onderwijs verder moeten gaan versterken en speciaal aandacht moeten hebben voor deze specifieke doelgroep. Entree-opleiding Het aansluitingsvraagstuk wordt versterkt doordat er in het MBO een stelselherziening gaande is waarbij niveau 1 en de Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent (AKA) opleiding worden vervangen door de entreeopleiding. De entreeopleiding staat in principe alleen open voor leerlingen zonder diploma van wie redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij het diploma Entree kunnen behalen en kunnen doorstromen naar MBO niveau 2 of hoger. Leerlingen zonder perspectief op een diploma Entree worden niet toegelaten of krijgen na 4 maanden het bindende advies dat zij de opleiding niet mogen voortzetten en op zoek moeten naar werk. Vaak gaat het om kwetsbare groepen leerlingen, die door een beperkt leervermogen, taalproblemen of een combinatie van meerdere problemen (gedragsproblemen, justitieel verleden, schulden e.d.) niet in staat zijn een diploma te behalen. Gezamenlijke opgave _________________________________________________________________________________ 43
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
In het project aansluiting Onderwijs - arbeidsmarkt jonggehandicapten onderzoeken we samen met de regiogemeenten (Epe, Apeldoorn, Zutphen en Lochem) hoe in samenwerking met werkgevers, onderwijs en UWV-werkbedrijf de optimale aansluiting tussen het onderwijs voor mensen met een arbeidsbeperking en de arbeidsmarkt kan worden gecontinueerd en bevorderd. Tevens wordt onderzocht welke ondersteunende rol de gemeenten hierin kunnen vervullen. Leer-werkplaats Brummen Via het sectorplan wordt geïnvesteerd in het mogelijk maken van meer leer-werkplaatsen voor jongeren. Ook in de aanpak “Direct Actief” is voorzien in branchegerichte leerwerkomgevingen om jongeren op te leiden tot het MBO-2 niveau. In 2015 zullen we onderzoeken of er een lokaal initiatief nodig is om aanvullend een lokale leerwerkplaats in voor jongeren met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt te realiseren. We sluiten hierbij aan bij het initiatief vanuit Stichting Welzijn Brummen voor de aanpak “Talenthouse” binnen het jongerenwerk. 7.2.4 Ouderen Ouderen vinden zeker in de huidige conjunctuur lastig de aansluiting met de arbeidsmarkt, onder meer door een vaak negatieve beeldvorming bij werkgevers. Hoewel het uitgangspunt voor de dienstverlening aan oudere uitkeringsgerechtigden individueel maatwerk blijft, zullen we met onze partners op de arbeidsmarkt kansen pakken om de ondersteuning voor ouderen te intensiveren. We zullen het gebruik van het Arrangement 4: ‘Scholingsvoucher’ vanuit het regionale sectorplan (zie paragraaf 5.2.2) actief stimuleren, zodat Brummense ouderen kansen krijgen op de arbeidsmarkt. In 2015 en 2016 zullen we samen met maatschappelijke partners initiatieven ontwikkelen om de positie van werkzoekende ouderen te versterken. 7.2.5
Zelfstandigen
Ook zelfstandigen kunnen, als zij tijdelijk niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien, onder de Participatiewet vallen. Hiervoor is een aparte uitvoeringsregeling getroffen, namelijk het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). Vanuit deze regeling kunnen de gemeenten ook mensen helpen om een bedrijf te starten bijvoorbeeld door het verstrekken van bedrijfskapitaal of een periodieke uitkering. We onderzoeken de komende periode mogelijkheden en initiatieven om het starten als zelfstandige vanuit de Wet werk en bijstand te stimuleren en te versterken. 7.2.6
Vluchtelingen
Vluchtelingen zijn in het kader van de Participatiewet niet aangeduid als een specifieke doelgroep. Toch verdient deze doelgroep wel extra aandacht. Sinds 1 januari 2013 kunnen vluchtelingen voor een inburgeringstraject niet meer bij de gemeenten terecht. Zij kunnen nu voor informatie, het examen en eventuele financiële regelingen terecht bij de DUO, de uitvoeringsdienst van het Ministerie van Onderwijs. Vluchtelingen hebben vaak geen recente werkervaring, missen een netwerk en beschikken veelal niet over in Nederland erkende diploma’s. Onze partners in het onderwijs verzorgen de inburgeringstrajecten en hebben om die reden zicht op de ontwikkelingen van deze doelgroep betreffende de Nederlandse taal. In onze ondersteuning voor deze doelgroep stemmen we het reintegratietraject en het inburgeringstraject op elkaar af en laten beiden elkaar versterken. _________________________________________________________________________________ 44
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Via Stichting Welzijn Brummen wordt aan deze groep extra maatschappelijke begeleiding geboden. 7.2.7
Niet uitkeringsgerechtigden
Dit betreft een zeer diverse doelgroep die geen recht heeft op inkomensondersteuning op basis van de Participatiewet. Deze doelgroep kan echter wel een beroep doen op ondersteuning voor begeleiding naar werk. De diversiteit van de doelgroep geldt zowel voor wat betreft de kansen op de arbeidsmarkt, als voor wat betreft hun financiële positie. De inzet van financiële middelen voor deze doelgroep zal zeer beperkt zijn omdat de financiële draagkracht van de gemeente Brummen vanuit het Participatiebudget gering is.
_________________________________________________________________________________ 45
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
8. Wederkerigheid en Tegenprestatie Sinds 1 januari 2012 kent de Wwb de mogelijkheid om uitkeringsgerechtigden te verplichten een tegenprestatie te verrichten. Met de wet Maatregelen komt er een verplichting voor de gemeente Brummen bij om beleid in een verordening vast te leggen. Het doel van deze verplichting is om een tegenprestatie te verlangen voor het beroep op de solidariteit van de samenleving. Concrete voorbeelden zijn: koffie schenken in een verzorgingstehuis, sneeuwschuiven, het opknappen en onderhouden van speeltuinen of gemeentelijke terreinen. Het gaat daarbij nadrukkelijk niet om vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk vindt plaats op eigen initiatief, terwijl de tegenprestatie door de gemeente wordt afgedwongen bij het verstrekken van een uitkering. De plicht tot het leveren van een tegenprestatie staat ook los van de aan de uitkering verbonden verplichtingen gericht op de arbeidsinschakeling, zoals het verplicht meewerken aan re-integratie naar werk, het ondergaan van een medisch en/of arbeidsdeskundig onderzoek. Het organiseren van de verplichte tegenprestatie stelt hoge eisen aan de uitvoering, vooral aan de begeleiding van uitkeringsgerechtigden tijdens het uitvoeren van de tegenprestatie evenals de handhaving ervan. Dit brengt dus extra kosten met zich mee. Vanuit het Rijk zijn geen extra gelden beschikbaar gesteld om invulling te geven aan de tegenprestatie. Er zijn wettelijk strenge eisen gesteld aan de aard, de duur en de omvang van de tegenprestatie. Daarnaast geldt dat op uitkeringsgerechtigden die vrijwilligerswerk of mantelzorg verrichten de tegenprestatie niet van toepassing is en dat gemeenten een beleidsruimte hebben om de tegenprestatie in te vullen. Zo hebben we de ruimte om specifiek ook voor mantelzorgers de verplichtingen te blijven afstemmen op hun persoonlijke omstandigheden. Wij zullen het tegenprestatiebeleid vastleggen in een verordening. Wij omarmen het principe van wederkerigheid, omdat wij het een vanzelfsprekendheid vinden dat mensen in ruil voor een uitkering iets terug doen voor de samenleving. Uiteraard voor zover dit binnen hun vermogen ligt en de activiteiten passen binnen de wettelijke kaders. In paragraaf 6.1 hebben we beschreven dat we inzetten op participatieplaatsen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt in het project Talent. Via de Pilot Buurtpunt en Pilot Beschut werk & arbeidsmatige dagbesteding (paragraaf 6.1) zetten we ook in op sociale activering van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Wij kiezen als gemeente Brummen voor een vrijwillige tegenprestatie en zullen uitkeringsgerechtigden daartoe actief stimuleren. Bij deze vrijwillige tegenprestatie richting we ons naast het iets terugdoen voor de samenleving, ook op het bevorderen van de deelname aan de samenleving, maatschappelijke participatie, het verhogen van het arbeidsritme, het ontwikkelen van de vaardigheden en daarmee op een grotere kans op een reguliere baan. Hierbij zorgen wij er voor dat er geen verdringing plaatsvindt van reguliere betaalde arbeid. Wij zijn terughoudend met het opleggen van een verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie, omdat wij het belangrijk vinden dat mensen vanuit eigen motivatie maatschappelijk nuttige werkzaamheden verrichten. Wanneer uitkeringsgerechtigden op geen enkele manier vrijwillig bereid zijn tot enige vorm van het leveren van een tegenprestatie zullen we op individueel niveau overwegen om overgaan tot het verplicht opleggen van een tegenprestatie. De uitwerking gaan wij vastleggen in een verordening.
_________________________________________________________________________________ 46
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
9. Werkgeversdienstverlening De rol van werkgevers is voor een effectieve re-integratie van groot belang. Zonder werkgevers geen banen. En dat de werkgevers zelf een belang hebben bij het vinden van arbeidskrachten is duidelijk. Hetzelfde geldt voor de werkzoekenden: het is in hun eigen belang dat zij een baan vinden. Gelet op deze belangen, kan veel worden overgelaten aan de werkzoekenden en werkgevers zelf. Daar waar dat kan, zullen we dat ook doen. Dit past bij het uitgangspunt dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor het vergroten van hun kansen. Maar, we hebben een publieke taak om de werkzoekenden te ondersteunen, die niet op eigen kracht een baan kunnen vinden. Daarom is een effectieve en efficiënte organisatie van werkgeversdienstverlening noodzakelijk. 9.1
Effectieve en efficiënte organisatie van de werkgeversdienstverlening
Zoals in 5.2 aangegeven functioneert de arbeidsmarkt grotendeels regionaal. De gemeente Brummen werkt hierin samen met andere overheden, ondernemers, onderwijs in de Strategische Board Stedendriehoek In het Sociaal Akkoord is tussen Rijk, werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties afgesproken dat er een meer effectieve en efficiënte organisatie van werkgeversdienstverlening in Nederland moet komen. Dit zal onder meer georganiseerd moeten gaan worden via regionale werkgeversservicepunten. De regionale werkkamer Stedendriehoek/Noord Veluwe werkt momenteel een regionaal werkservicepunt voor onze arbeidsmarktregio uit. Dit zal op 01.01.2015 gereed zijn. Regionale werkgeversdienstverlening Het regionale Managementteam Werkgeversdiensten, waar de vier werkpleingemeenten Apeldoorn, Deventer, Harderwijk en Zutphen en het UWV-werkbedrijf vanaf eind 2012 in participeren, is actief in het ontwikkelen van bovenlokale activiteiten die tot een “plus” moeten leiden op het resultaat per werkplein in elk van de sub-regio's. Een nog betere benutting van landelijke en regionale werkgelegenheidsprojecten is een van de speerpunten, evenals het bevorderen van woon-werk mobiliteit tussen de vier sub-regio's. Sub-regionale werkgeversdienstverlening De gemeente Brummen heeft accountmanagement werkgeverdienstverlening ingekocht bij Apeldoorn. Onze accountmanager werkgeversdienstverlening werkt in een team wat werkzaam is voor de subregio Apeldoorn, Epe, Voorst en Brummen. Voordeel van deze samenwerking is dat we lokale werkgelegenheidsinitiatieven sub-regionaal kunnen benutten en de woon-werkmobiliteit kunnen bevorderen. Lokale werkgeverdienstverlening De gemeente Brummen heeft in de dienstverleningsovereenkomst met de gemeente Apeldoorn afspraken gemaakt over de “zichtbaarheid” van klantmanagement en werkgeverdienstverlening in de gemeente Brummen. De accountmanager werkgeversdienstverlening is sinds 2013 deels werkzaam vanuit het gemeentehuis van Brummen, werkt actief samen met onze bedrijfscontactfunctionaris en bezoekt actief Brummense bedrijven. De aanpak werkgeversdienstverlening voor de gemeente Brummen wordt jaarlijks vastgelegd in een marktbewerkingsplan. _________________________________________________________________________________ 47
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
9.2 Ondernemersontbijt In december 2013 is de gemeente Brummen gestart met het organiseren van een ondernemersontbijt. Doel van dit ondernemersontbijt is om ondernemers en bestuur van de gemeente Brummen het gesprek met elkaar te laten aangaan over beleidsterreinen en zaken die in de gemeente Brummen actueel zijn. Daarnaast is het ondernemersontbijt een podium om met ondernemers het gesprek te voeren over de opgave van de participatiewet die de gemeente Brummen heeft. In 2014 is de aanpak Brummen Scoort onderwerp van gesprek geweest. Dit ondernemersontbijt zetten wij voort. 9.3 Brummen Scoort Brummen Scoort is een “social community” in ontwikkeling voor en door bedrijven uit Brummen, Apeldoorn, Epe en Voorst. Doel is kansen te creëren op de arbeidsmarkt voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Op deze “social community” wordt vraag naar personeel (ondernemers) en aanbod (werkzoekenden) bij elkaar gebracht. Werkgevers zijn in de lead; ter ondersteuning van het online platform wordt een ambassadeursnetwerk opgezet van sociale ondernemers. Deze ondernemers hebben tot taak om andere collega-ondernemers te enthousiasmeren door bijvoorbeeld werk, stages en/of leerwerkplekken beschikbaar te stellen aan deze doelgroep.
_________________________________________________________________________________ 48
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
10. De gemeente als werkgever en opdrachtgever De gemeente Brummen is niet alleen verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet, maar is zelf ook werkgever en opdrachtgever van werkzaamheden op veel terreinen. Vanuit beide rollen kunnen wij de uitvoering van de Participatiewet versterken. 10.1 Creëren garantiebanen binnen onze eigen organisatie In het sociaal akkoord is afgesproken dat de overheid (Openbaar Bestuur, Overheid en Onderwijs) 25.000 garantiebanen biedt voor mensen met een arbeidsbeperking. De doorvertaling naar onze arbeidsmarktregio betekent een opdracht van 340 garantiebanen in de periode 2014 – 2016. In de regionale werkkamer Stedendriehoek//Noord Veluwe worden afspraken gemaakt worden over de verdeling van deze garantiebanen in onze regio. Het exacte aantal voor de gemeente Brummen in de periode 2014 - 2016 is nu nog niet bekend. Een plan van aanpak om deze garantiebanen te realiseren in onze eigen organisatie werken we de komende periode uit. We hebben de ambitie om als lokale overheid in Brummen mensen met een arbeidsbeperking daadwerkelijk een passende werkplek te bieden in onze eigen organisatie. We gaan dit goed en zorgvuldig organiseren en vooral goed doen! We gaan zorgen voor goede passende werkplekken, begeleiding en ondersteuning van onze nieuwe collega’s en faciliteren de ambtelijke organisatie daartoe goed en adequaat. We hebben de overtuiging dat mensen met een arbeidsbeperking onze eigen organisatie veel meerwaarde bieden wanneer we ook uitgaan van talenten die deze mensen hebben. Zoals eerder aangegeven, we werken dit uit in een plan van aanpak. De urgentie om als lokale overheid in Brummen deze garantiebanen daadwerkelijk te realiseren is groot. Werkgevers in de gemeente Brummen zullen naar onze eigen gemeentelijke organisatie kijken wanneer wij het gesprek aangaan om tot realisatie van de garantiebanen bij werkgevers te komen. We willen en zullen zelf het goede voorbeeld gaan geven, niet alleen qua nakomen van de afspraak van het aantal banen, maar ook door werkgevers te laten zien hoe je dit goed moet en vooral goed kan organiseren. 10.2 Sociaal Aanbesteden De gemeente Brummen heeft in haar inkoopbeleid bij de aanbestedingen van werken en diensten als voorwaarde opgenomen dat 5% van de projectsom dan wel 10% van de loonsom besteed moet worden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Zo worden extra kansen op werk geboden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De ambitie is een doorzichtig aanbestedingsbeleid dat uitnodigend is naar het bedrijfsleven. Op basis van eerste ervaringen en uit de contacten met werkgevers is gebleken dat zij graag aan de slag gaan met hun ideeën om sociaal ondernemerschap in deze vorm gestalte te geven. We onderzoeken de komende periode mogelijkheden om meer met Apeldoorn, Voorst en Epe samen te werken om expertise te bundelen.
_________________________________________________________________________________ 49
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
11. Financieel Kader Zoals in 4.1.3 en 4.1.4 beschreven veranderd de financiering voor de gemeente Brummen. a. b.
Er treedt per 01.01.2015 een ander verdeelmodel van het inkomensdeel in werking. Het inkomensdeel is het budget waaruit de uitkeringen worden betaald. Er komt één gebundeld re-integratiebudget. Hierin worden alle middelen voor bevordering van arbeidsdeelname en terugdringing van uitkeringslasten gebundeld. Dit gebundeld reintegratiebudget is opgebouwd uit het Participatiebudget, de rijksbijdrage Wsw en de reintegratiemiddelen die het UWV beschikbaar had voor de ondersteuning van Wajongers.
11.1 Integratie-uitkering binnen het gemeentefonds De financiële middelen voor de taken en verantwoordelijkheden op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning, jeugd en arbeidsparticipatie, dat per 1 januari 2015 naar de gemeente Brummen zullen gaan, zullen aan de gemeente Brummen beschikbaar worden gesteld als integratie-uitkering in het Gemeentefonds. Het Rijk heeft met de VNG afspraken gemaakt over een integrale monitor sociaal domein. De uitgaven van de gemeente Brummen binnen het sociaal domein moeten daarnaast aanvullend zichtbaar gemaakt worden via zogenaamde Informatiesysteem voor Derden. 11.2
Participatiebudget 2015
Het Rijk heeft op 16 september 2014 het voorlopige budget Participatiewet 2015 bekend gemaakt. Het participatiebudget 2015 is een ongedeeld budget, maar is op een “oude manier” inzichtelijk gemaakt: Op basis van beschikbare gegevens is een indicatieve schatting gemaakt voor de jaren 2016, 2017 en 2018.: Participatiebudget
Klassiek Budget & nieuwe doelgroep
Wsw-deel
Totaal
2014
€ 378.529*1
€ 2.499.719
€ 2.878.248
2015
€ 345.284
€ 2.491.438
€ 2.836.722
2016
€ 330.000
€ 2.293.412*2
€ 2.623.412
2017
€ 328.000
€ 2.140.886*2
€ 2.468.886
2018
€ 338.000
€ 2.040.918*2
€ 2.378.918
*1 In 2014 is er nog geen sprake van een nieuwe doelgroep. Tevens ontving de gemeente Brummen in 2014 een bijdrage volwasseneneducatie à € 42.000. Deze middelen volwasseneneducatie vormen per 01.01.2015 geen onderdeel meer uit van het Participatiebudget van de gemeente Brummen. De centrumgemeenten van de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland gaan voortaan deze Rijksmiddelen ontvangen en inkoop volwasseneneducatie verzorgen. *2 Bij het voorlopig budget Participatiewet 2015 is vanuit het Rijk bekend gemaakt wat de zogenaamde ”blijfkansen” in de Wsw voor de gemeente Brummen zijn. Door natuurlijk verloop, zoals pensionering en overlijden, neemt de huidige Wsw-populatie de komende jaren in omvang af. Deze afbouw is vertaald in een “blijfkans”. _________________________________________________________________________________ 50
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Blijfkans
Percentage
2015
100%
2016
97%
2017
91%
2018
87%
De oude rijksbijdrage Wsw per arbeidsjaar bedraagt € 26.000 in 2014 en wordt met ingang van 2015 in zes jaar afgebouwd tot ongeveer € 22.700 in het jaar 2020. We gaan er vanuit dat de oude rijksbijdrage per arbeidsjaar met ingang van 2015 in stapjes van € 550 per jaar wordt afgebouwd. Bij de bepaling van het definitieve budget Participatiewet 2015 zal ook de definitieve gerealiseerde taakstelling Wsw 2014 bepalend zijn voor de hoogte van het budget 2015. 11.3
Bijdrage in exploitatietekorten GR Delta
De gemeente Brummen heeft een samenwerkingsovereenkomst tot en met 2015 met de andere deelnemende gemeenten in de GR Delta waarin is afgesproken dat de Wsw Rijksbijdrage 100 % aan Delta wordt doorbetaald. (zie ook paragraaf 4.3 ) Wanneer deze afspraak ook voor de jaren 2016, 2017 en 2018 wordt toegepast dan heeft dit op basis van de meerjarenraming 2015 – 2018 van de GR Delta financiële consequenties. In de meerjarenraming 2015 – 2018 is geconstateerd dat de exploitatietekorten van de GR Delta vanaf 01.01.2018 niet meer gedekt kunnen worden uit de algemene reserve van de GR Delta. Dit betekent dat de deelnemende gemeenten financieel zullen moeten gaan bijspringen. In de meerjarenraming 2015 – 2018 is voor de gemeente Brummen een indicatie opgenomen. Jaar 2015 2016 2017 2018
11.4
Participatiebudget € 2.836.722 € 2.623.412 € 2.468.886 € 2.378.918
Wsw doorbetaling € 2.491.438 € 2.293.412 € 2.140.886 € 2.040.918
Bijdrage Brummen €0 €0 €0 € 156.000
Blijft over € 345.284 € 330.000 € 328.000 € 182.000
Verplichtingen voormalige In en Doorstroombanen (ID) & voormalige Wet inschakeling werkzoekenden (WIW)
Tot 01.01.2004 bestond de Wet inschakeling werkzoekenden. Doel van deze wet was om werkzoekenden werkervaring op te laten en contacten te laten leggen met als einddoel het vinden van regulier betaald werk. De werkzoekende kwam onder deze wet in dienst bij de gemeente Brummen en werd gedetacheerd bij organisaties en instellingen in de gemeente Brummen. Deze organisaties en instellingen betaalden aan de gemeente Brummen een zogenaamde inleenvergoeding. Als onderdeel van de Algemene bijstandswet kon de gemeente Brummen zogenaamde In en Doorstroom (ID) banen mogelijk maken. Bij deze ID-banen ging het om arbeid waarbij de werkgever subsidie ontvangt van de gemeente voor het in dienst nemen van een langdurige werkloze. _________________________________________________________________________________ 51
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Met de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand in 2004 verviel de regeling ID-banen. Bij het vervallen van de wet inschakeling werkzoekenden en de regeling ID-banen in 2004 heeft de gemeente Brummen besloten om deze vormen van gesubsidieerde arbeid als onderdeel van de Wet werk en bijstand voort te zetten. Belangrijk argument bij dit besluit was dat het voor de betrokkenen wenselijk was, het via de Wet werk en bijstand mogelijk was en de financiële middelen ruim aanwezig waren om dit voort te zetten. In 2010 heeft het College besloten tot afbouw van deze oude vorm van gesubsidieerde arbeid omdat de kosten voor deze vorm van gesubsidieerde arbeid een toenemend groot deel van de beschikbare middelen van het participatiebudget uitmaakt. Ook was voor het college een zwaarwegende reden de aankondiging van het Rijk om de komende jaren fors te gaan bezuinigen op het participatiebudget. Ter indicatie: In 2009 ontving de gemeente Brummen: € 997.295 en was er een spaarsaldo van € 509.355 (via de toen geldende meeneemregeling). Het Participatiebudget voor 2015 zal het Participatiebudget € 332.029 bedragen. Vrijwel alle gemeenten in Nederland hebben inmiddels besloten tot stopzetting van de voormalige ID en WIW-banen. Het Rijk heeft bij de bezuinigingen op het participatiebudget in eerdere jaren ook actief opgeroepen tot stopzetting van deze oude vormen van gesubsidieerde arbeid en dit als argument gehanteerd waarom er bezuinigd kan worden op gemeentelijke participatiebudgetten. Middels inhuur van een specialistisch bedrijf is vanaf 2010 gewerkt om tot afbouw van deze vorm van gesubsidieerde arbeid te komen. Deze aanpak is succesvol geweest: voor meerdere personen is een passende oplossing gevonden. Zo zijn er een aantal personen regulier (zonder subsidie van de gemeente) in dienst getreden bij de oorspronkelijke werkgever. Stand op 01.07.2015 WIW: Op dit moment zijn er nog twee personen formeel in dienst bij de gemeente Brummen, maar is het werkgeverschap elders ondergebracht en zijn deze twee personen gedetacheerd. De twee organisaties waar deze twee personen gedetacheerd zijn betalen aan de gemeente Brummen een inleenvergoeding. Ondanks alle inspanningen in de periode 2010 – 2014 is het niet mogelijk gebleken om tot reguliere arbeid voor deze twee personen te komen. Belangrijkste reden hiervoor zijn: huidige werkgever is niet financieel in staat om betrokkene regulier in dienst te nemen. Tweede reden is dat betrokkenen ondanks alle mogelijke ondersteuning en begeleiding niet in staat zijn om regulier loonvormend bij een andere werkgever te werken. Ook is een hogere inleenvergoeding vanuit de organisatie is niet mogelijk omdat de daadwerkelijke productiviteit dat niet rechtvaardigt en de financiële middelen bij de organisatie ontbreken. Dienstverband van deze twee personen loopt tot 26.03.2024 en 25.05.2040. Respectievelijk ruim 9 jaar en ruim 25 jaar. De loonkosten per jaar bedragen in totaal voor deze 2 personen: € 34.945 exclusief de begeleidingskosten (€ 6.770 per jaar) die voor rekening van de gemeente Brummen komen.
_________________________________________________________________________________ 52
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
ID: Op dit moment zijn er nog twee personen werkzaam bij een organisatie in de gemeente Brummen. De gemeente Brummen betaald aan deze organisatie een loonkostensubsidie. Ondanks alle inspanningen in de periode 2010 – 2014 is het niet mogelijk gebleken om tot reguliere arbeid voor deze twee personen te komen. Belangrijkste reden hiervoor zijn: huidige werkgever is niet financieel in staat om betrokkenen zonder loonkostensubsidie in dienst te houden en het productief vermogen van deze twee medewerkers is zeer laag. Tweede reden is dat betrokkene ondanks alle mogelijke ondersteuning en begeleiding niet in staat zijn om regulier loonvormend bij een andere werkgever te werken. De kosten per jaar bedragen in totaal voor deze twee personen: € 41.802. Het dienstverband van deze personen loopt in 2015 en 2016 af. Het betreft dus personen die na een lange werkzame periode heel dicht tegen hun pensioen aanzitten.
Overzicht Participatiebudget inclusief doorbetaling Wsw, bijdrage exploitatietekorten GR Delta, verplichtingen ID & WIW vertaald naar bedragen per persoon
Jaar Participatiebudget
Wsw
Bijdrage Delta*1
ID & WIW*2
Blijft over
Aantallen*3
per persoon
2015
€ 2.836.722
€ 2.491.438
€0
€ 83.517 € 248.512
289
€ 860
2016
€ 2.623.412
€ 2.293.412
€0
€ 73.517 € 256.483
309
€ 830
2017
€ 2.468.886
€ 2.140.886
€0
€ 53.517 € 274.483
329
€ 834
2018
€ 2.378.918
€ 2.040.918
€ 156.000
€ 41.802 € 140.198
349
€ 401
*1 zie 11.3. *2 De gemeente Brummen beschikt over een bestemmingsreserve die in het verleden is gecreëerd om de kosten van de voormalige ID & WIW regeling deels te kunnen betalen en om de afbouw van deze regeling te kunnen financieren. Op dit moment is een bedrag à € 141.745 beschikbaar. *3 Door diverse bureaus zoals Berenschot, Iroko en KplusV is onderzoek gedaan naar de te verwachte nieuwe instroom in de Participatiewet. We hebben in deze tabel voor een voorzichtig aantal gekozen. Niet meegenomen in deze aantallen is de instroom in de Wet werk en bijstand vanwege werkeloosheid of eindigen WW.
Keuze: De gemeente Brummen zal vanwege de beperkte middelen in het Participatiebudget en de nieuwe taken in de Participatiewet (onder andere beschut werk) waarvoor de gemeente Brummen verantwoordelijk is per 01.01.2015 keuzes moeten maken. We kiezen er voor om per 01.01.2016 definitief met de financiering van de oude gesubsidieerde banen te stoppen. Deze gesubsidieerde banen zijn niet meer financierbaar. Op 01.01.2016 zijn er nog drie mensen werkzaam in een gesubsidieerde baan. Voor de medewerker die nog maar paar maanden voor zijn pensioen zit, treffen we via zijn werkgever voor 01.01.2016 een passende regeling zodat de loonkostensubsidie niet meer ten laste komt van het _________________________________________________________________________________ 53
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
participatiebudget per 01.01.2016. We zijn van mening dat ontslag net voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ongewenst is. Voor de andere twee medewerkers zetten we in 2015 voor de laatste keer in op ondersteuning naar ander regulier werk. Lukt ander regulier werk niet, dan volgt ontslag per 01.01.2016. Voor de financiering van gesubsidieerde arbeid in 2015 (€ 83.517) zetten we de bestemmingsreserve in die daarvoor is gecreëerd. Zowel de passende regeling voor de WIW-medewerker als de extra ondersteuning richting regulier werk voor de twee ID-medewerkers zetten we het restant van de bestemmingsreserve in.
Financiële doorvertaling na keuze Jaar
Participatiebudget
Wsw
Bijdrage Delta*1
Blijft over
Aantallen*2
per persoon
2015
€ 2.836.722
€ 2.491.438
€0
€ 345.284
289
€ 1.195
2016
€ 2.623.412
€ 2.293.412
€0
€ 330.000
309
€ 1.067
2017
€ 2.468.886
€ 2.140.886
€0
€ 328.000
329
€ 996
2018
€ 2.378.918
€ 2.040.918
€ 156.000
€ 182.000
349
€ 521
*1 zie 11.3. *2 Door diverse bureaus zoals Berenschot, Iroko en KplusV is onderzoek gedaan naar de te verwachte nieuwe instroom in de Participatiewet. We hebben in deze tabel voor een voorzichtig aantal gekozen. Niet meegenomen in deze aantallen is de instroom in de Wet werk en bijstand vanwege werkeloosheid of eindigen WW.
11.5 Inkomensdeel De gemeente Brummen ontvangt op grond van de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG) de gemeentelijke geldstromen voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de volgende wetten gebundeld: Wet werk en bijstand (WWB); Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW); Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ); Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) voor zover deze uitkeringen betrekking hebben op levensonderhoud voor startende ondernemers; In Paragraaf 4.1.4 is aangegeven dat er per 01.01.2015 er een nieuw landelijk verdeelmodel inwerking treed: het “Multiniveaumodel”. Op basis van de bekendmaking voorlopige bedragen 2015 in oktober 2014 betekent dit een budget à € 3.736.589 voor de gemeente Brummen. Voordelen die een gemeente Brummen behaald (minder uitgeven aan uitkeringen dan het Rijksbudget) komen ten gunste van de gemeente Brummen. _________________________________________________________________________________ 54
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bij een nadeel op het budget (meer uitgeven aan uitkeringen dan het Rijksbudget) kan de gemeente Brummen een beroep doen op een nieuwe vangnetregeling. Hoe deze regeling eruit gaat zien is op dit moment onbekend. Op basis van de huidige regeling (die gaat vervallen en wordt vervangen door een vangnetregeling) zijn de eerste 10 % voor eigen rekening van de gemeente Brummen. Bij een nadeel van meer dan 10 %, kon voor het meerdere boven de 10% een individuele aanvullende uitkering aangevraagd worden bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). 11.6 Financiering loonkostensubsidie De betaling van de loonkostensubsidie vindt plaats vanuit het inkomensdeel voor de Wet werk en bijstand. De begeleiding komt ten laste van het participatiebudget. De gemeente Brummen kan door inzet van de loonkostensubsidie “winst” behalen wanneer iemand vanuit een uitkeringssituatie met loonkostensubsidie aan het werk gaat. We hoeven dan namelijk geen volledige uitkering meer te betalen. Het algemene beeld is dat wanneer een alleenstaande ouder vanuit de bijstand aan het werk gaat (met een loonwaarde van bij voorbeeld 50 procent) dan levert dat de gemeente Brummen een voordeel op van € 7.300. Bij een echtpaar dat via loonkostensubsidie aan het werk gaat, levert het gemeente Brummen een voordeel op van € 9.200. Een alleenstaande die vanuit de uitkering aan het werk gaat, levert de gemeente Brummen in zijn algemeenheid weinig voordeel op. Uitkeringsgerechtigden met een lage loonwaarde gaan de gemeente Brummen vaak juist extra geld kosten. Er worden op dit moment door diverse organisaties rekentools ontwikkeld. Met deze tools kan inzichtelijk gemaakt worden wat de financiële gevolgen zijn voor de werkgever, werknemer en de gemeente Brummen zelf. Doordat op dit moment de regeling voor werkgeverslasten nog niet bekend zijn, deze wordt later per Ministeriële Regeling nog vastgesteld, zijn de huidige tools nog niet echt hanteerbaar. In 2015 zullen we een rekentool gaan gebruiken om zowel werkgever als werknemer goed te kunnen informeren. Bij de inzet van loonkostensubsidie hanteren wij de volgende uitgangspunten: 1. Inzet van loonkostensubsidie op individueel niveau dient minimaal kostendekkend te zijn. Dit betekent dat kosten van ondersteuning en eventuele werkplek aanpassing (voor zover dat voor rekening is van de gemeente) mogen niet hoger zijn dat de besparing op de kosten van de uitkering. Wanneer het niet kostendekkend ingezet kan worden, richten wij ons op participatie zonder loonvormende arbeid. 2. Bij het verstrekken van loonkostensubsidie hanteren wij zowel het principe “waar voor uw geld” alsmede het principe “voor wat hoort wat”. Concreter: op basis van een loonwaardemeting betaald de werkgever niet meer dan dat de werknemer daadwerkelijk productief is, maar we spreken de werkgever aan op zijn/haar verantwoordelijkheid om de werknemers passend en adequaat te begeleiden. 3. Waar nodig en selectief zetten we naast de loonkostensubsidie ook de no-riskpolis in voor werkgevers. De no-risk polis is een verzekering waarbij de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt en de werknemer via loondispensatie vanuit de gemeente Brummen werkzaam is. _________________________________________________________________________________ 55
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
11.7 Verdienmodellen We zien het als een opdracht om verdienmodellen te ontwikkelen voor de gemeente Brummen. Verdienmodellen waarmee we enerzijds meer uitkeringsgerechtigden richting regulier werk kunnen ondersteunen en anderzijds middelen gaan “verdienen” om mensen met een nu te grote afstand tot de arbeidsmarkt maximaal te ondersteunen en begeleiden, zowel richting werk, beschut werk als richting maatschappelijke participatie. In 2015 zullen we deze verdienmodellen gaan ontwikkelen. Hierbij maken we ook gebruik van onze regionale samenwerking met onze huidige uitvoerder Apeldoorn en collega gemeenten Voorst en Epe. 11.8 KplusV rekenmodel De gemeente Apeldoorn heeft samen met KplusV een rekenmodel ontwikkeld. Met dit model is het mogelijk de financiële ramingen op te stellen en bij te stellen en de verbinding tussen middelen en beleidsdoelen aan te brengen. Het rekenmodel biedt inzicht in hoeveel er vastligt aan verplichtingen en wat de investeringsruimte is. Het model biedt ook inzicht in het effect van de inzet van arrangementen bij mensen met een verschillende verdiencapaciteit. Ook beschut werk en de garantiebanen zijn in het model opgenomen. We gaan met uitvoerder Apeldoorn in gesprek om dit rekenmodel ook voor de gemeente Brummen te gaan toepassen. 11.9 Europees Sociaal Fonds We zien het als een uitdaging om meer gebruik te gaan maken van Europese subsidies. De middelen die we van het Rijk ontvangen worden namelijk steeds minder. Nederland ontvangt van 2014 tot en met 2020 een bedrag van 507 miljoen euro uit het Europees Sociaal Fonds. Het grootste deel van dit geld komt beschikbaar voor de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland. Voor onze arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord-Veluwe is vanuit het ESF tot en met 2017 3 miljoen euro beschikbaar. Sinds dit jaar moeten organisaties die een beroep willen doen op ESFsubsidie hun aanvraag doen bij de centrumgemeente. Apeldoorn is onze centrumgemeente. In juni 2014 is echter besloten dat de gemeente Harderwijk deze rol op zich gaat nemen en een regionaal subsidiebureau inricht. Het bureau ondersteunt de gemeenten en onderwijsinstellingen bij het opstellen van hun aanvragen en dient als vraagbaak voor het inrichten van de projecten. De gemeente Brummen zal actief van de ondersteuning gebruik gaan maken. Het College heeft op 14 oktober 2014 besloten om samen met het “cluster Apeldoorn” (de gemeenten Brummen, Apeldoorn, Voorst en Epe) een ESF aanvraag in te dienen binnen het thema “Actieve Inclusie”. Binnen dit thema is er ESF subsidie beschikbaar voor het terugdringen van jeugdwerkloosheid en voor de arbeidsinpassing van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De ESF subsidieaanvraag is gericht op het begeleiden van werkloze jongeren tot 27 jaar richting school en/of werk. Concreet betekent dit dat de kosten voor de begeleiding van maximaal 275 jongeren uit de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe of Voorst voor een deel via ESF worden vergoed.
_________________________________________________________________________________ 56
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
11.10 Financiering werkbedrijf Ondanks dat afgesproken is dat we het regionaal werkbedrijf niet middels een gebouw en een directeur gaan vormgeven, zal de gemeente Brummen wel rekening moeten houden met kosten voor het regionaal werkbedrijf (zie paragraaf 4.1.6.). Een inschatting van een bijdrage door de gemeente Brummen is op dit moment niet maken. In het najaar zal een voorstel aan alle partners worden voorgelegd. Onderdeel van het voorstel zal ook zijn de wijze waarop de werkgevers in de regio invulling gaan geven aan de toezegging in het Sociaal Akkoord dat zij kunnen bijdragen in de financiering van het Werkbedrijf.
_________________________________________________________________________________ 57
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
12. Communicatie Voor de decentralisaties heeft de gemeente Brummen een communicatieplan opgesteld. De campagne hiervoor is in juni 2014 gestart. Het centrale motto is: “Samen goed voor elkaar”. In het communicatieplan is aangegeven welke doelstellingen we na streven. We doen dit aan de hand van de indeling kennis, houding en gedrag: Kennis (wat willen we dat men weet?): Alle doelgroepen zijn op de hoogte van de komende veranderingen en begrijpen de impact voor de samenleving. Alle doelgroepen moeten weten wat de decentralisaties inhouden, wat gaat er veranderen en waarom? Wat betekent dat? Wat kun je zelf (nu al) doen? Waar kun je terecht voor informatie, diensten en producten? En: waarom is er nog zoveel onduidelijk? Door het geven van informatie en het aandragen van voorbeelden wordt ingespeeld op die bewustwording. Houding (wat willen we dat men ervan vindt?): We hebben natuurlijk als doel dat het brede publiek zich de vraag stelt: “wat kan ik zelf doen?” Alle doelgroepen zien het belang van de veranderingen in en staan hier positief tegenover. Ze begrijpen wat de voordelen zijn, maar ook de nadelen, en voelen zich betrokken. Gedrag (wat willen we dat men doet?): Alle doelgroepen zijn bereid mee te denken en doen. Ze zijn gemotiveerd en bereid om zelf een steentje bij te dragen, op welke manier dan ook. Daarnaast is er ook een aantal specifieke interne doelstellingen benoemd. In het communicatieplan zijn ook de doelgroepen uitgewerkt. Doelgroepen die we onderscheiden zijn toekomstige cliënten, huidige vrijwilligers en mantelzorgers, huidige cliënten, zorgverleners/professionals/maatschappelijke partners, bedrijven/instellingen en medewerkers van de gemeente Brummen. Voor uitgebreide informatie hierover en de doelstellingen/aanpak per doelgroep verwijzen we naar het communicatieplan In de campagne “Samen goed voor elkaar” zetten we een heel scala aan communicatiemiddelen in samenhang in. Veel aandacht is hierbij voor visuele middelen, zoals een animatiefilm en videojournaals. De animatiefilm willen we breed inzetten en ook op locaties bij derden vertonen (bijvoorbeeld via tv-schermen in wachtruimtes bij huisartsen of zorgverleners). Verder gaan we periodiek werken met videojournaals. Voor de campagne is ook een specifieke website ontwikkeld (brummen.samengoedvoorelkaar.nl) en communiceren we via facebook en de gemeentelijke twitteraccount. Andere middelen die we inzetten zijn posters en flyers. Nieuwsberichten zullen we ook op de gemeentewebsite plaatsen, in GemeenteThuis opnemen en waar nodig zullen we inwoners per brief of via andere kanalen pro-actief informeren.
Heldere en begrijpelijke communicatie over de Wet Maatregelen WWB De veranderingen door de Wet Maatregelen WWB kunnen veel betekenen voor onze inwoners en uitkeringsgerechtigden. Dit vraag nu en ook in de uitvoering straks in 2015 om een goede, heldere en begrijpelijke communicatie naar onze inwoners.
_________________________________________________________________________________ 58
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
We maken afspraken met onze uitvoerder de gemeente Apeldoorn om uitkeringsgerechtigden persoonlijk goed en zorgvuldig te informeren over alle veranderingen die gaan plaats vinden per 01 januari 2015. Als onderdeel van de communicatiestrategie “Samen Goed Voor Elkaar” zorgen wij er voor dat onze inwoners, huidige en toekomstige uitkeringsgerechtigden tijdig en juist geïnformeerd worden over de veranderingen die gaan plaatsvinden. Ook zorgen wij er voor dat informatie helder en begrijpelijk beschikbaar is. Bij de ontwikkeling van de informatie en communicatie naar onze inwoners en uitkeringsgerechtigden werken wij graag samen met de Maatschappelijke Advies Raad. Heldere en begrijpelijke communicatie over de Participatiewet Als onderdeel van de communicatiecampagne “Samen Goed Voor Elkaar” zorgen wij er voor dat onze inwoners, huidige en toekomstige uitkeringsgerechtigden, werkzoekenden en werkgevers tijdig en juist geïnformeerd worden over de veranderingen die gaan plaatsvinden met de invoering van de Participatiewet. Wij zorgen er voor dat informatie helder en begrijpelijk beschikbaar is. Bij de ontwikkeling van de informatie en communicatie naar onze inwoners en uitkeringsgerechtigden werken wij graag samen met de Maatschappelijke Advies Raad.
_________________________________________________________________________________ 59
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
12. Afkortingenlijst WWB
:
Wet werk en bijstand
Wsw
:
Wet sociale werkvoorziening
I.O.A.W.
:
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze Werknemers.
I.O.A.Z. gewezen
:
Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen
Wajong
:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
BZ & Bbz
:
Bijstandbesluit Zelfstandigen. Soms komen zelfstandigen (tijdelijk) in financiële problemen die het voortbestaan van hun bedrijf bedreigen. In bepaalde gevallen kunnen zij dan een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). De gemeente voert deze regeling uit en kan de ondernemer ondersteuning bieden. Bijvoorbeeld via een renteloze lening, een starterskrediet of een aanvulling op het inkomen tot bijstandsniveau.
WIW
:
Wet Inschakeling Werkzoekenden
ID-banen
:
instroom-doorstroom banen.
UWV
:
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, voert o.a. de Werkeloosheidswet (WW) en Wajong uit
CAO
:
collectieve arbeidsovereenkomst, is een schriftelijke overeenkomst waarin afspraken over arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd. Bijvoorbeeld over loon, toeslagen, betaling van overwerk, werktijden, proeftijd, opzegtermijn of pensioen.
WML
:
wettelijk minimum loon, alle werknemers in Nederland tussen de 23 jaar en de AOW-leeftijd hebben recht op het wettelijk minimumloon. Dit is het loon dat iemand minimaal moet ontvangen wanneer hij/zij werkt. Voor jongere werknemers (15 tot 23 jaar) geldt het minimumjeugdloon. Het minimumloon beschermt tegen onderbetaling.
WTOS
:
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. De WTOS biedt een financiële bijdrage in de kosten die verbonden zijn aan regulier voortgezet onderwijs (vmbo, havo, vwo en volwassenonderwijs)
VNG
:
Vereniging Nederlandse Gemeenten
_________________________________________________________________________________ 60
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
ROC-Aventus :
Regionaal Opleidingen Centrum Aventus is het regionale opleidingencentrum in de Stedendriehoek Apeldoorn, Deventer en Zutphen. Aventus biedt beroepsonderwijs, educatie voor volwassenen en bedrijfsopleidingen.
GR
:
Gemeenschappelijke Regeling. Wet waarin samenwerkingsverbanden worden geregeld tussen openbare lichamen zoals gemeenten, provincies en waterschappen
ESF
:
Europees Sociaal Fonds. Is het belangrijkste Europese middel om werkgelegenheid te ondersteunen, mensen aan werk te helpen en te zorgen voor eerlijker arbeidskansen voor alle EU-burgers.
Activerium
:
Vanuit het Werkplein Activerium in Apeldoorn worden inwoners begeleid naar een nieuwe baan én worden werkgevers voorzien van geschikt personeel.
DUO
:
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voert als baten-lastendienst in opdracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) onderwijswetten en regelingen uit. In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondersteunt DUO de gemeenten bij de uitvoering van de Wet inburgering.
KplusV
:
Een organisatie- adviesbureau wat onder andere samen met de gemeente Apeldoorn een rekenmodel in ontwikkel heeft.
_________________________________________________________________________________ 61
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 1 Overzicht veranderingen in de Wajong per 2015 Er blijven binnen de Wajong drie regimes naast elkaar bestaan die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zullen worden uitgevoerd en dus niet door gemeenten: De Wajong 2015 voor de nieuwe instroom vanaf 1 januari 2015 van jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben De zogenaamde nieuwe Wajong (nWajong) voor Wajongers die in de jaren 2010 tot en met 2014 zijn ingestroomd in de Wajong De zogenaamde oude Wajong voor Wajongers die voor 2010 zijn ingestroomd in de Wajong Wajong 2015 De Wajong 2015 is alleen toegankelijk voor de nieuwe instroom vanaf 2015 van jonggehandicapten waarvoor op basis van een nieuw criterium is vastgesteld dat zij duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben. Het begrip arbeidsvermogen wordt nader uitgewerkt in het Schattingsbesluit. Zij hebben recht op een uitkering van 75 procent van het wettelijk minimumloon. Een verandering ten opzichte van de nWajong is dat eventuele inkomsten volledig op de arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering worden gebracht. Een aparte studieregeling, zoals nu is opgenomen in de nWajong, maakt geen deel uit van de Wajong 2015. Dit betekent dat jongeren die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben, niet in aanmerking komen voor Wajong 2015 zolang zij op school zitten of studeren. nWajong Sinds 2010 was de nieuwe Wajong van kracht, die bestond uit de uitkeringsregeling, de werkregeling en de studieregeling. Uitkeringsregeling Jonggehandicapten die per 1 januari 2015 in de uitkeringsregeling zitten, worden geacht duurzaam geen arbeidsmogelijkheden te hebben. Voor hen is geen herbeoordeling nodig. Voor hen verandert er niets: zij behouden een uitkering van 75 procent van het wettelijk minimumloon en voor hen blijven de bepalingen van de nWajong van kracht. Als er na 1 januari 2015 aanwijzingen zijn dat de jonggehandicapte niet langer duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, dan zal volgens de gebruikelijke systematiek een beoordeling volgen. De jonggehandicapte wordt wel op basis van het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium beoordeeld. Mocht blijken dat de jonggehandicapte op dat moment wel arbeidsmogelijkheden heeft, zal de uitkering worden verlaagd naar 70 procent van het wettelijk minimumloon, maar blijven verder de bepalingen van de nWajong gelden. Werkregeling Jonggehandicapten die per 1 januari 2015 in de werkregeling zitten, worden geacht arbeidsmogelijkheden te hebben. Voor hen is ook geen herbeoordeling nodig. Hun uitkering wordt per 1 januari 2018 verlaagd naar 70 procent van het wettelijk minimumloon, maar verder blijven de bepalingen van de nWajong gelden. _________________________________________________________________________________ 62
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Studieregeling Jonggehandicapten die per 1 januari 2015 in de studieregeling zitten, blijven in de studieregeling totdat zij hun studie beëindigen. Op dat moment worden zij op basis van het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium beoordeeld. Wanneer zij duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben, hebben zij recht op een uitkering van 75 procent van het wettelijk minimumloon. Hebben zij wel arbeidsmogelijkheden, dan hebben zij recht op een uitkering van 70 procent van het wettelijk minimumloon. In beide gevallen blijven de bepalingen van de nWajong gelden. In de nWajong worden inkomsten tot 20 procent van het wettelijk minimum loon geheel verrekend met de uitkering. Hogere inkomsten worden in de nWajong wel gedeeltelijk vrijgelaten. De Participatiewet verandert hier niets aan. Oude Wajong (instroom voor 2010) Jonggehandicapten die voor 2010 in de Wajong zijn gestroomd, vallen onder de oude Wajong. De overgrote meerderheid van deze Wajongers wordt herbeoordeeld op basis van het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium. Ook hier geldt weer: wanneer zij duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben, behouden zij hun recht op een uitkering van 75 procent van het wettelijk minimumloon. Hebben zij wel arbeidsmogelijkheden, dan wordt hun uitkering verlaagd naar 70 procent van het wettelijk minimumloon. In beide gevallen blijven de bepalingen van de oude Wajong gelden. Naar verwachting zullen alleen de Wajongers met een arbeidsongeschiktheidspercentage in de hoogste klasse, dat wil zeggen tussen 80 procent en 100 procent, herbeoordeeld worden. Dit impliceert dat jonggehandicapten met een arbeidsongeschiktheidspercentage onder de 80 procent geacht worden arbeidsmogelijkheden te hebben en daarom worden zij niet herbeoordeeld. Hun uitkering wordt verlaagd tot 70 procent van het wettelijk minimumloon. Verder blijven de bepalingen van de oude Wajong gelden. Een verschil ten opzichte van de nieuwe Wajong en de Wajong 2015 is dat in de oude Wajong inkomsten tot 20 procent van het WML geheel worden vrijgelaten. De Participatiewet verandert hier niets aan.
_________________________________________________________________________________ 63
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 2 Toelichting loonkostensubsidie Voor wie gaat loonkostensubsidie in de Participatiewet gelden? Gemeenten kunnen loonkostensubsidie inzetten voor mensen die niet het Wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. Het gaat om mensen voor wie de gemeente verantwoordelijk is om hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Dat kan dus gaan om mensen die bijstand ontvangen, mensen die een Inkomensvoorziening Oudere Arbeidsongeschikte Werknemers (IOAW) of Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook om zogenaamde nietuitkeringsgerechtigden: mensen zonder uitkering. Gemeenten moeten vaststellen dat deze mensen niet het wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen als zij voltijds zouden werken. Verder moet vaststaan dat zij mogelijkheden hebben om te werken. Mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben behoren dus niet tot de doelgroep voor loonkostensubsidie. De gemeente stelt dit allemaal zelf vast. Zij kunnen zich laten adviseren door een derde, maar dat is aan de gemeente. De gemeente kan in aangewezen gevallen ook loonkostensubsidie inzetten voor mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Dat is het geval als gemeente en UWV uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat de gemeente verantwoordelijk is voor de ondersteuning van zo iemand. Gemeente en UWV kunnen dan ook overeenkomen dat de gemeente een voorziening aanbiedt gericht op arbeidsinschakeling.
Is loonkostensubsidie mogelijk voor mensen met een medische urenbeperking? Is werken voor deze mensen straks structureel lonend, als zij aangewezen zijn op een aanvullende uitkering? Als mensen alleen een medische urenbeperking hebben, kan de gemeente geen loonkostensubsidie voor hen inzetten om ze aan het werk te helpen. Als mensen náást een medische urenbeperking ook een beperking per uur hebben, kan de gemeente wel loonkostensubsidie voor hen inzetten. Wat de tweede vraag betreft: de Participatiewet regelt een nieuwe vrijlating van inkomsten uit arbeid bij de middelentoets in de bijstand voor mensen met een medische urenbeperking . De nieuwe vrijlating wordt aanvullend toegepast nadat de bestaande vrijlatingen zijn toegepast die al in de bijstandswetgeving zitten. De nieuwe vrijlating bedraagt 15 procent van de inkomsten uit arbeid (met een maximum van 124 euro per maand). De vrijlating is structureel van aard en kent geen leeftijdsgrens van 27 jaar. UWV adviseert de gemeente op verzoek of sprake is van iemand met een medische urenbeperking. _________________________________________________________________________________ 64
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Wat is de hoogte van de loonkostensubsidie in de Participatiewet? Is een vergoeding van werkgeverslasten daarbij inbegrepen? De loonkostensubsidie bedraagt het verschil tussen het (bruto) WML en de vastgestelde loonwaarde (bruto). De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70 procent WML, vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. Het percentage vergoeding werkgeverslasten zal een gemiddelde zijn van de werkgeverslasten in de verschillende bedrijfstakken. Deze vergoeding wordt bij ministeriële regeling vastgesteld, naar verwachting in september 2014.
Hoe werkt loonkostensubsidie bij beschut werk? Gemeenten krijgen de mogelijkheid om mensen die via de nieuwe voorziening beschut werk aan de slag gaan, met een loonkostensubsidie aan het werk te helpen. Als de gemeente de werknemer die via deze voorziening aan de slag gaat, zelf in dienst neemt, ontvangt de gemeente zelf de loonkostensubsidie. Het kan ook zijn dat de werknemer wordt gedetacheerd. De werkgever bij wie de werknemer gaat werken betaalt dan een inleenvergoeding aan de werkgever die detacheert (de formele werkgever). Als de gemeente detacheert, ontvangt de gemeente de loonkostensubsidie. Bij het bepalen van de hoogte van de inleenvergoeding kan rekening gehouden worden met de hoogte van de loonkostensubsidie.
Wat zijn prikkels voor een werkgever bij loonkostensubsidie? Werkgevers hebben zich in het sociaal akkoord garant gesteld voor op termijn 125.000 extra banen – waarvan 25.000 bij de overheid- voor mensen met een arbeidsbeperking. Werkgevers worden met loonkostensubsidie financieel gecompenseerd voor de verminderde productiviteit van werknemers met een arbeidsbeperking. Het is daarbij wel belangrijk dat banen niet te duur worden. Daarom is het belangrijk dat de caopartijen in de cao’s de laagste reguliere loonschalen opnemen tussen de 100 en 120 procent WML, te beginnen op 100 procent WML voor de mensen die aangewezen zijn op loonkostensubsidie voor de extra banen uit de baanafspraak. Zij krijgen hiervoor drie jaar de tijd. Als dit niet lukt, treedt een wettelijke bepaling in werking, op basis waarvan de werkgever mensen die met loonkostensubsidie op een extra baan gaat werken, op individuele basis mag betalen op 100procent WML. Gemeenten kunnen werkgevers verder ’verleiden’ met de inzet van een no-riskpolis, werkplekaanpassingen en de inzet van andere voorzieningen die de werkgever ontlasten.
Wat zijn de prikkels voor een werknemer bij loonkostensubsidie? Werken biedt een werknemer naast sociale en maatschappelijke voordelen (waardering, structuur, ontplooiing, welzijn) ook financiële prikkels. Werknemers ontvangen in het systeem van loonkostensubsidie een cao of minimumloon en bouwen over dat loon pensioen op. Dat stimuleert werknemers om te gaan werken. Indien werknemers parttime werken, leidt uitbreiding van het aantal gewerkte uren tot een hoger loon en uitstroom uit de _________________________________________________________________________________ 65
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
bijstand. Tot aan een bepaald inkomensniveau leidt uitbreiding van het aantal gewerkte uren dan ook tot een hoger fiscaal voordeel. De hoogte van de arbeidskorting is namelijk afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen.
Wie is verantwoordelijk als iemand met loonkostensubsidie gaat werken en vervolgens werkloos of ziek of arbeidsongeschikt wordt? De Participatiewet regelt dat gemeenten verantwoordelijk blijven voor de re-integratie en dat UWV verantwoordelijk is voor de uitkering op grond van de Ziektewet of WIA, als mensen die met loonkostensubsidie zijn gaan werken vervolgens uitvallen. Deze mensen lopen een relatief grote kans op uitval door ziekte en om in de Ziektewet of WIA in te stromen. Het is daarom van belang dat gemeenten mensen met een verminderde productiviteit blijven volgen en verantwoordelijk blijven voor hun re-integratie als zij wegens ziekte uitvallen. Verder is het belangrijk dat er zo weinig mogelijk mensen in de Ziektewet en de WIA stromen. De gemeente moet zich dus ook bij uitval maximaal inzetten voor herstel en werkhervatting van de werknemer.
Wat is de rol van gemeenten bij loonkostensubsidie precies en wat is de rol van de regionale Werkbedrijven? Hoe verhoudt zich dat tot de rol van gemeenten? Gemeenten nemen de beslissingen over de inzet van het instrument loonkostensubsidie en wat daarmee te maken heeft, zoals de bepaling van de loonwaarde. Zij leggen ook in een verordening regels vast over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De rol van de regionale Werkbedrijven is om tot een eenduidige regionale aanpak voor werkgevers en om de mensen te bemiddelen naar de extra banen. Het gaat bijvoorbeeld om regionale afstemming over dienstverlening aan werkgevers, minimumeisen voor loonwaardebepaling, de inzet van een noriskpolis en werkvoorzieningen. Dat is belangrijk om op een doelmatige manier mensen met een arbeidsbeperking te plaatsen op de extra banen die werkgevers beschikbaar stellen
Gemeenten zijn in de Participatiewet vrij om zelf invulling te geven aan de ondersteuning bij arbeidsinschakeling. Is het ook mogelijk om bij gemeentelijke verordening een maximale duur van het verstrekken van de loonkostensubsidie bij verminderde loonwaarde vast te stellen? Bijvoorbeeld dat maximaal 4 jaar loonkostensubsidie kan worden verstrekt voor één dienstbetrekking? Gemeenten hebben beleidsvrijheid om te bepalen welke re-integratie-instrumenten ze inzetten. Voor de inzet van het instrument loonkostensubsidie geldt het volgende. De wet bepaalt wat een gemeente wel en niet mag met loonkostensubsidie als deze eenmaal is toegekend. In de Participatiewet is bepaald dat als een werkgever een dienstbetrekking aangaat met iemand uit de doelgroep loonkostensubsidie, het college loonkostensubsidie moet verlenen. Daarnaast is ook bepaald wanneer er geen loonkostensubsidie meer verstrekt wordt. Dat is het geval als betrokkene niet meer tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Daar wordt niet als reden genoemd het feit dat de gemeente geen loonkostensubsidie meer wil verstrekken. _________________________________________________________________________________ 66
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Het is dus in strijd met de Participatiewet als de gemeente een beperking zou aanbrengen in de periode van het verlenen van loonkostensubsidie.
Kan een gemeente ervoor kiezen om loondispensatie in te zetten in de plaats van loonkostensubsidie? Nee, de Participatiewet biedt die ruimte niet. Gemeenten kunnen geen loondispensatie inzetten. Met de Participatiewet komt een nieuw instrument loonkostensubsidie voor gemeenten beschikbaar. De keuze voor loonkostensubsidie is gemaakt op basis van afspraken in het sociaal akkoord van 11 april 2013. De keuze hangt samen met de afspraak dat werkgevers zich garant stellen voor 125.000 extra banen in de markt- en overheidssector voor mensen met een arbeidsbeperking. Daarmee hebben mensen met een arbeidsbeperking een wezenlijk perspectief op een reguliere baan en de daaraan verbonden voordelen, zoals pensioenopbouw.
Hoe financieren gemeenten loonkostensubsidie? Loonkostensubsidie betalen gemeenten betalen uit het Inkomensdeel.
Loonwaardebepaling Wat is het nut van het laten verrichten van onbeloonde werkzaamheden (proefplaatsing) gedurende maximaal drie maanden bij loonkostensubsidie? Loonkostensubsidie wordt ingezet om mensen aan de slag te helpen en te houden op de arbeidsmarkt. Voordat de feitelijke dienstbetrekking wordt aangegaan met een werkgever, kunnen mensen tijdelijk onbeloond op de beoogde arbeidsplaats geplaatst worden. Zij behouden dan recht op uitkering.. Tijdens deze plaatsing krijgen werkgever en werknemer een beeld van de productiviteit van de werknemer op de werkplek, van zijn of haar loonwaarde. Dat is van belang om de loonwaarde goed vast te stellen en de hoogte van de loonkostensubsidie te bepalen. De loonkostensubsidie is immers het verschil tussen WML en de vastgestelde loonwaarde, met als maximum 70 procent van het WML. Verder kan in deze periode worden bekeken of nog andere voorzieningen moeten worden ingezet. Gemeenten moeten in de verordening regelen hoe zij de loonwaarde gaan bepalen voor de verstrekking van loonkostensubsidie. Maar in de Werkkamer wordt hier nog over gesproken, de regionale Werkbedrijven moeten minimumeisen gaan stellen en het ministerie bereidt lagere regelgeving voor. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? De regionale Werkbedrijven moeten met het oog op een eenduidige regionale aanpak afspraken maken over minimumeisen waaraan de loonwaardebepaling moet voldoen.
_________________________________________________________________________________ 67
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
De Werkkamer formuleert momenteel uitgangspunten voor minimumeisen. De Werkkamer publiceert deze op de sites van de Stichting van de Arbeid en de VNG. De regionale Werkbedrijven kunnen kennis nemen van de uitgangspunten van de Werkkamer ten behoeve van de afspraken over minimumeisen die zij moeten maken. Omdat de regionale Werkbedrijven pas in 2015 operationeel zijn, werkt de regering nu aan een algemene maatregel van bestuur en een ministeriële regeling met minimumeisen die voorlopig als kader kunnen dienen. Deze lagere regels zijn nu ‘work in progress’. Streven is dat zij in juli 2014 worden gepubliceerd. Het concept voor een algemene maatregel van bestuur bevat eisen die landelijk moeten gelden. Het gaat om de eis dat de loonwaardebepaling op de werkplek plaatsvindt, met inbreng van de werkgever, door of onder verantwoordelijkheid van een deskundige. Verder moet de loonwaarde worden vastgesteld op basis van een objectieve beschreven methodiek. De in de conceptministeriële regeling opgenomen minimumeisen gelden zolang in een regionaal Werkbedrijf nog geen afspraken over minimumeisen tot stand zijn gekomen. Het gaat om eisen op het gebied van de inhoud van de methodiek, zoals welke bestanddelen moeten bij de loonwaardebepaling worden betrokken, hoe worden de prestaties gemeten en tegen welke functie worden de prestaties afgezet? Gemeenten kunnen in hun verordening (uiterlijk 1 juli 2015) regelen dat zij de loonwaarde bepalen aan de hand van een methodiek die voldoet aan de eisen die worden gesteld in de algemene maatregel van bestuur en vooralsnog ook aan de eisen van de ministeriële regeling. Zodra in een regionaal Werkbedrijf afspraken tot stand zijn gekomen over minimumeisen, treden deze na akkoord van het Ministerie voor de betreffende regio in de plaats van de eisen die in de ministeriële regeling zijn geformuleerd. Gemeenten moeten hun verordening hierop dan aanpassen.
Hoe vaak moet de loonwaarde worden vastgesteld? De loonwaarde wordt periodiek herbepaald. Voor mensen die op beschutte werkomstandigheden zijn aangewezen is de termijn van herbepaling drie jaar. Voor mensen die daar niet op zijn aangewezen, is de termijn één jaar. Zo kunnen gemeenten oog houden op de ontwikkeling van de loonwaarde van werknemers en de hoogte van de loonkostensubsidie hierop afstemmen.
_________________________________________________________________________________ 68
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 3 “Integraal beleidskader 3 decentralisaties gemeente Brummen” Link naar "Integraal beleidskader 3 decentralisaties gemeente Brummen"
Bijlage 4 “Lokale structuur 3 decentralisaties Gemeente Brummen” Link naar: "Lokale structuur 3 decentralisaties Gemeente Brummen"
_________________________________________________________________________________ 69
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Verordening Maatschappelijke Adviesraad 2015
Verordening Maatschappelijke Adviesraad 2015 Kenmerk : INT14.3404 Vastgesteld : raadsvergadering van 18 december 2014 met kenmerk RB14.0097 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 31 december 2014
_________________________________________________________________________________ 70
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Inhoudsopgave Artikel 1 Begripsomschrijving .............................................................................................. 72 Artikel 2 Doelstelling en taken van de Maatschappelijke Advies Raad .................................... 72 Artikel 3 Samenstelling en benoeming ................................................................................. 73 Artikel 4 Bevoegdheden van de Maatschappelijke Advies Raad ............................................ 73 1. Initiatiefrecht ................................................................................................................ 73 2. Informatierecht ............................................................................................................. 73 3. Adviesrecht .................................................................................................................. 74 Artikel 5 Instrumenten van cliëntenparticipatie ...................................................................... 74 Artikel 6 Facilitering ............................................................................................................ 74 Artikel 7 De vergaderingen ................................................................................................. 74 Artikel 8 Verslaglegging ...................................................................................................... 75 Artikel 9 Onduidelijkheden in de verordening........................................................................ 75 Artikel 10 Inwerkingtreding .................................................................................................. 75 Artikel 11 Citeertitel ............................................................................................................ 75
_________________________________________________________________________________ 71
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Artikel 1 Begripsomschrijving In deze verordening wordt verstaan onder: a.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
b.
Wsw: Wet sociale werkvoorziening.
c.
Participatiewet: de Participatiewet.
d.
Jeugdwet : de Wet op de Jeugdzorg
e.
Inwoner: inwoner van de gemeente Brummen die als belanghebbende op grond van een wettelijk voorschrift- of regeling een voorziening ontvangt of vraagt van de gemeente Brummen.
f.
Doelgroep: Iedere inwoner van de gemeente Brummen en de gebruikers van gemeentelijke voorzieningen; in het bijzonder klanten die gebruik maken van voorzieningen geregeld via de Participatiewet de Wet sociale werkvoorziening, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), de Wet op de Jeugdzorg, ouderen, lichamelijk gehandicapten, chronisch zieken, mensen met een verstandelijke beperking, mensen met een chronisch psychisch probleem, dan wel een psychosociaal probleem, gebruikers van maatschappelijke opvang en GGZ/OGGZ/verslavingszorg, gebruikers van welzijnsvoorzieningen, jeugdvoorzieningen, onderwijsvoorzieningen en thuiszorg.
g.
Maatschappelijke Advies Raad Brummen: een door het college ingesteld adviesorgaan, dat adviseert over beleidsvorming en de evaluatie van de beleidsplannen Wmo, Wsw, Participatiewet en de Wet op de Jeugdzorg.
h.
Raad: de gemeenteraad van de gemeente Brummen.
i.
College: Burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen.
j.
Maatschappelijke organisatie: de instelling die zich volgens haar statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden direct en of indirect richt op behartiging van belangen van de inwoner.
k.
Participatie: de gestructureerde wijze waarop de gemeente Brummen haar inwoners, cliënten en maatschappelijke organisaties actief betrekt in de beleidsvorming, uitvoering en evaluatie van het gemeentelijk beleid op een zodanige wijze dat zij zich gehoord en vertegenwoordigd voelen en dat draagvlak aanwezig is voor de beleidskeuzes.
Artikel 2 Doelstelling en taken van de Maatschappelijke Advies Raad 1.
De Maatschappelijke Advies Raad heeft tot doel het sociaal maatschappelijk belang te verwoorden van de doelgroep(en), door gevraagd en ongevraagd adviezen aan het college van B&W uit te brengen die betrekking hebben op het beleid binnen het sociale domein.
2.
Door het instellen van de Maatschappelijke Advies Raad geeft de gemeente vorm aan de wettelijke plicht om advies te vragen bij het opstellen van beleidsplannen en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, gelet op artikel 47 van de Participatiewet, gelet op artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en gelet op artikel 2.10 van de Jeugdwet invulling aan clientenparticipatie
_________________________________________________________________________________ 72
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
3.
De Maatschappelijke Advies Raad stelt een Huishoudelijk Reglement op waarin onder andere afspraken over de onderlinge communicatie en afspraken over de communicatie met de doelgroepen worden vastgelegd.
Artikel 3 Samenstelling en benoeming 1.
De Maatschappelijke Advies Raad bestaat uit minimaal 7 en maximaal 11 leden (inclusief voorzitter)
2.
De leden vormen een afspiegeling van de doelgroepen. De leden van de Maatschappelijke Advies Raad worden op voordracht van de Maatschappelijke Advies Raad benoemd door het college van B&W.
3.
De voorzitter en de leden van de Maatschappelijke Advies Raad worden benoemd voor een termijn van vier jaar.
4.
Leden kunnen eenmaal worden herbenoemd voor een periode van 4 jaar.
5.
Bij de start van de raad wordt door de Maatschappelijke Advies Raad een rooster van aftreden vastgesteld waarin de continuïteit gewaarborgd is.
6.
Bij tussentijds aftreden van een lid, voorziet de Maatschappelijke Advies Raad in de voordracht van een opvolger aan het college van B&W. De tussentijdse benoeming geschiedt voor de resterende zittingstermijn.
7.
Het functioneren van de leden en de voorzitter van de Maatschappelijke Advies Raad wordt door de Maatschappelijke Advies Raad geregeld en vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement.
Artikel 4 Bevoegdheden van de Maatschappelijke Advies Raad 1.
2.
Initiatiefrecht a.
De Maatschappelijke Advies Raad stelt in het ambtelijk overleg en in het overleg met de portefeuillehouder zaken aan de orde voor zover deze betrekking heeft op het beleid binnen het sociale domein van de gemeente Brummen.
b.
De Maatschappelijke Advies Raad brengt advies uit over het beleid en de kwaliteit van de dienstverlening die de gemeente betreffen voor zover deze betrekking heeft op het sociaal domein van de gemeente Brummen.
Informatierecht a.
De Maatschappelijke Advies Raad wordt tijdig geïnformeerd over de resultaten van klanttevredenheidsonderzoeken en enquêtes die betrekking hebben op het beleid binnen het sociale domein van de gemeente Brummen.
b.
De Maatschappelijke Advies Raad krijgt spontaan en op verzoek, tijdig alle informatie die het voor de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden nodig heeft en omschreven zijn in deze verordening, tenzij enig wettelijk voorschrift de verstrekking daarvan in de weg staat. De Maatschappelijke Advies Raad is zelf bevoegd om informatie in te winnen en onderzoek te doen.
_________________________________________________________________________________ 73
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
3.
Adviesrecht a.
De gemeente stelt de Maatschappelijke Advies Raad in de gelegenheid advies uit te brengen over het voor te nemen beleid binnen het sociale domein van de gemeente, zodat daadwerkelijk invloed mogelijk is op de besluitvorming.
b.
De Maatschappelijke Advies Raad geeft een integraal advies.
c.
Aan de Maatschappelijke Advies Raad gevraagde adviezen worden binnen 4 weken schriftelijk uitgebracht aan het college. De Maatschappelijke Advies Raad kan het uitbrengen van een advies eenmaal voor 2 weken verdagen. Van een verdaging wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan.
d.
Het college betrekt de adviezen van de Maatschappelijk Advies Raad bij de besluitvorming en indien het college van het advies afwijkt, doet het college dat gemotiveerd.
e.
Alle adviezen, informatieverzoeken en voorstellen tot verbetering die door de Maatschappelijke Advies Raad schriftelijk of digitaal zijn verstrekt, worden door het college beoordeeld. Het college verzorgt binnen zes weken een schriftelijke, met redenen omklede reactie.
Artikel 5 Instrumenten van cliëntenparticipatie Bij ingrijpende beleidswijzingen op het gebied van werk en bijstand, de jeugdzorg, sociale werkvoorziening en maatschappelijke ondersteuning, neemt de gemeente Brummen het initiatief tot het houden van informatiebijeenkomsten voor cliënten, groepen van cliënten en andere direct of indirect belanghebbenden. De Maatschappelijke Advies Raad kan, indien zij dit wenst, hierbij actief worden betrokken.
Artikel 6 Facilitering 1.
De gemeente faciliteert de Maatschappelijke Advies Raad door middel van een jaarlijks subsidiebudget en het beschikbaar stellen van een vergaderruimte binnen de openingstijden van het gemeentehuis.
2.
Het college wijst een ambtelijke contactpersoon aan als 1 aanspreekpunt voor de Maatschappelijke Advies Raad.
e
Artikel 7 De vergaderingen 1.
De Maatschappelijke Advies Raad stelt een vergaderreglement op.
2.
De vergaderingen van de Maatschappelijke Advies Raad zijn openbaar. De stukken voor de vergadering worden minimaal tien dagen voorafgaand aan de vergadering voor derden beschikbaar gesteld.
3.
De Maatschappelijke Advies Raad besluit slechts tot het houden van een besloten vergadering als het de behandeling van privacygevoelige zaken of vertrouwelijke niet openbare stukken betreft.
4.
Minimaal twee keer per jaar, of zoveel vaker als nodig wordt geacht vindt overleg plaats tussen de Maatschappelijke Advies Raad en de portefeuillehouder van de gemeente Brummen. _________________________________________________________________________________ 74
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Artikel 8 Verslaglegging 1.
Jaarlijks brengt de Maatschappelijke Advies Raad schriftelijk verslag uit aan het college over de activiteiten en de bevindingen van het voorafgaande jaar. Daarnaast legt de Maatschappelijke Advies Raad ook jaarlijks in de openbaarheid verantwoording af.
2.
Jaarlijks wordt in een financieel verslag verantwoording afgelegd over de besteding van het beschikbare budget.
Artikel 9 Onduidelijkheden in de verordening 1. Het college neemt de nodige beslissingen in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is. 2. Het college kan bij bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in deze verordening.
Artikel 10 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de huidige Verordening Maatschappelijke Advies Raad (INT13.2053)
Artikel 11 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Maatschappelijke Advies Raad 2015 Brummen”
_________________________________________________________________________________ 75
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Uitgangspuntennotitie PGB 2015 Op weg naar een solide Persoonsgebonden budget in de Wmo en de Jeugdwet
Eigen regie en keuzevrijheid met een pgb
Uitgangspuntennotitie PGB 2015 Kenmerk : INT14.3686 Vastgesteld : raadsvergadering van 18 december 2014 met kenmerk RB14.0090 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 31 december 2014
_________________________________________________________________________________ 76
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Inhoudsopgave
Inhoud 1. Inleiding ............................................................................................................................................. 78 2. Terugblik ............................................................................................................................................ 78 3. Wettelijk kader ................................................................................................................................... 79 4. Visie ................................................................................................................................................... 81 5. Hoofdregels pgb ................................................................................................................................ 83 6. Specifieke onderdelen nader bezien ................................................................................................. 86 7. Gevolgen nieuwe pgb werkwijze ....................................................................................................... 95 8. Realisatie ........................................................................................................................................... 96 Bijlage 1
Wijzigingen Pgb ten opzichte van de huidige situatie ....................................................... 98
Bijlage 2
PGB tarieven WMO & Jeugdwet 2015 ............................................................................ 101
_________________________________________________________________________________ 77
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
1. Inleiding Het kabinet heeft in de Jeugdwet en het wetsvoorstel Wmo opgenomen dat het persoonsgebonden budget (pgb) vanaf 2015 beschikbaar blijft voor cliënten. In de gemeente Brummen willen we voor jeugd en volwassenen tot gezamenlijke uitgangspunten komen voor het pgb. Op deze wijze kunnen we op een eenduidige manier werken. De gemeente verstrekt momenteel persoonsgebonden budgetten (pgb) aan Wmo cliënten, namelijk voor huishoudelijke hulp en hulpmiddelen. Per 2015 komen daar de taken: AWBZ begeleiding, Beschermd wonen en Jeugd bij. Ook bij deze nieuwe taken kunnen cliënten straks onder voorwaarden kiezen voor een pgb. Het pgb bestaat uit een geldbedrag waarmee mensen die in aanmerking komen voor zorg of ondersteuning, zelf de benodigde hulp kunnen inkopen. Naast een pgb kunnen cliënten kiezen voor een individuele (maatwerk) voorziening in natura. Een voorziening in natura is ondersteuning die 1 rechtstreeks door een zorginstelling wordt geleverd, ook wel ZIN genoemd. Deze notitie schetst de uitgangspunten van een gezamenlijk afwegingskader voor het pgb voor de jeugd en volwassenen (Jeugdwet en Wmo). In deze uitgangspuntennotitie leest u over de belangrijkste politieke besluiten die genomen moeten worden op het pgb-dossier. In de bijlagen zijn deze besluiten vertaald naar nieuwe gemeentelijke uitvoeringsregels. In deze notitie worden normen gesteld aan welke ondersteuning wanneer en tegen welk maximum tarief met het persoonsgebonden budget (pgb) kan worden ingekocht.
2. Terugblik De oorsprong van het pgb in Nederland is afkomstig van de Independent Living beweging in de Verenigde Staten. Deze beweging richtte zich op de belangenbehartiging van gehandicapten, ‘peer support’ en vaardigheidstrainingen voor eigen regie. ‘Peer support’ is de Engelse benaming voor het geven van onderlinge steun door mensen die zich in dezelfde situatie bevinden, overeenkomstige ervaringen hebben of eenzelfde doel nastreven. In Nederland spreken we ook wel van zelfhulpinitiatieven. Veel peer support vindt plaats binnen cliënten, patiënten- en familieverenigingen, en daarnaast binnen de cliëntenbeweging en de herstelbeweging. De beweging voor Independent Living is overgewaaid naar verschillende landen in Europa. In 1989 is zij in Nederland ontstaan. Naast het streven naar integratie en het opkomen voor gelijke rechten richtten zij zich op ‘peer counseling’ en op wat het cliëntgebonden budget wordt genoemd. Samen met de Gehandicaptenraad starten zij rond 1985 de lobby voor het cliëntgebonden budget. In 1995 heeft dit (onder staatssecretaris Terpstra) uiteindelijk geleid tot het Meerjarenprogramma Gehandicpatenbeleid met als centrale uitgangspunten de emancipatie van gehandicapten en het wegnemen van bevoogding. Persoonsgebonden budgetfinanciering en het Zorgvernieuwingsfonds zijn de speerpunten van vraaggestuurde zorg. Vanaf 1 juli 1995 starten de eerste subsidieregelingen voor het pgb in de thuiszorg en in de verstandelijke gehandicaptenzorg.
1
Zorg in natura _________________________________________________________________________________ 78
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
In de ca. 20 jaar dat het pgb nu bestaat is het aantal mensen met een pgb sterk gestegen, met name bij de functie begeleiding en bij de jeugdigen. In 1996 waren er 5.400 budgethouders. In 2006 bedroeg dit aantal 100.000 en in juli 2010 was het aantal gestegen naar 126.000. Hiermee komt de financiële houdbaarheid van het pgb binnen de AWBZ onder druk te staan. Dit terwijl de hulp die de budgethouder met het pgb inkoopt vaak goedkoper is dan zorg in natura. Budgethouders geven ongeveer een kwart minder uit dan wanneer zij zorg in natura zouden gebruiken. Het beeld ontstaat dat het huidige pgb in de AWBZ aan zijn eigen succes ten onder is gegaan. Er was sprake van een sterk aanzuigende werking. De afgelopen jaren is op verschillende wijzen geprobeerd grip te krijgen op de pgb-uitgaven. In juli 2010 is het pgb door het kabinet onhoudbaar verklaard en zijn tot 1 januari 2011 geen nieuwe pgb-houders toegelaten: ‘pgb-stop’. Een andere maatregel per 1 januari 2012, is dat een cliënt minimaal een indicatie van 10 uur zorg moet hebben om in aanmerking te komen voor een pgb. Later vervalt deze maatregel voor bestaande budgethouders weer. Bij nieuwe budgethouders blijft deze maatregel van kracht. Ook bij het vormgeven van de nieuwe Wmo en Jeugdwet per 2015 was het lang onduidelijk of het pgb blijft bestaan. En wanneer deze toch blijft bestaan of gemeenten zelf mogen beslissen wanneer zij een pgb aanbieden (‘kan-bepaling’) of dat het pgb onder voorwaarden een recht blijft, zoals nu in de Jeugdwet en Wmo per 2015 is opgenomen. Door de AWBZ decentralisatie en de decentralisatie Jeugdzorg per 2015 gaat het aantal cliënten met een gemeentelijk pgb stijgen. Bovendien is het bedrag dat de nieuwe pgb-houders ontvangen vele malen hoger dan we nu kennen bij het Wmo-pgb voor huishoudelijke hulp. De afgelopen periode ging gepaard met veel onduidelijkheid en onzekerheid voor pgb-houders en hun hulpen. Inmiddels is een koers richting een solide pgb-regeling ingezet. De wijzigingen in de Wmo en de Jeugdwet zijn een volgende stap om de continuïteit van het pgb te kunnen garanderen. De regering wil de nadelen binnen de huidige situatie tegengaan, zonder de voordelen van het pgb teniet te doen. Met een pgb is het mogelijk de zorg te laten draaien om het leven, in plaats van het leven om de zorg. En de omgeving actiever in het zorgproces te betrekken. Onder andere door betaling van mantelzorgers. Betaling maakt het voor mantelzorgers mogelijk om meer tijd beschikbaar te stellen. Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid om het pgb-beleid af te stemmen op de lokale behoeften.
3. Wettelijk kader De Jeugdwet en de Wmo 2015 bevatten een aantal kaders met betrekking tot het pgb. De kern hiervan is: • Keuzevrijheid: Als een cliënt (danwel zijn ouders in geval van een jeugdige) dit wenst, verstrekt het college een pgb die hem in staat stelt ondersteuning die tot de individuele voorziening (Jeugd) dan 2 wel maatwerkvoorziening (Wmo) behoort van derden te betrekken. • Voorwaarden: Een pgb wordt verstrekt als: o Een cliënt (danwel zijn ouders) naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met hulp uit zijn sociale
2
In deze notitie is aangesloten bij de terminologie uit de wetsvoorstellen, maar het gaat de facto om een zelfde soort voorziening. _________________________________________________________________________________ 79
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; o een cliënt (danwel zijn ouders) zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening / individuele voorziening als pgb geleverd wenst te krijgen. Om het persoonsgebonden budget zo toegankelijk mogelijk te maken zal er ten aanzien van de motivatie van de aanvrager om de voorziening als pgb-vertrekking te willen geen extra toetsing/oordeelsvorming plaatsvinden. Op deze wijze komt duidelijk tot uiting dat wij het persoonsgebonden budget en de zorg in natura (ZIN) als gelijkwaardige vertrekkingsvormen zien, waar iemand zelf tussen kan kiezen. o Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. • Informele hulp: Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden wat betreft het tarief de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt ondersteuning kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociaal netwerk (informele hulp). • Meerkosten zelf betalen: Zowel in de Wmo als de Jeugdwet is het mogelijk dat de pgb-houder het mogelijke surplus zelf bijbetaalt. De gemeente mag niet bij voorbaat de verstrekking van het budget geheel weigeren. Zij mogen dit slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door de gemeente voorgestelde aanbod. • Geen pgb: Verder is in de Jeugdwet (art. 8.1.1, lid 2, onderdeel b en c) opgenomen dat geen pgb verstrekt wordt als het gaat om een minderjarige die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen of een jeugdige is opgenomen in een gesloten accommodatie. Verder is het vergoeden van bemiddeling uit het pgb niet toegestaan (zie pag. 8). • Kwaliteit: Daarnaast staat in beide wetten aan welke kwaliteitseisen de ondersteuning moet voldoen (o.a. veilig, doeltreffend en cliëntgericht). • Overgangsrecht: Zowel in de Jeugdwet als de Wmo is een overgangsperiode van maximaal 1 jaar of 5 jaar voor beschermd wonen opgenomen voor cliënten die ondersteuning gebruiken die per 2015 overkomt naar de gemeente. Dit overgangsrecht geldt ook voor cliënten die zelf hun ondersteuning organiseren via een pgb en voor Wmo cliënten die nu een pgb voor Wmohuishoudelijke hulp ontvangen. Voor alle doelgroepen waarvoor het overgangsrecht van toepassing is, geldt dat in goed overleg en met instemming van de cliënt altijd eerder tot een nieuwe invulling van het pgb kan worden overgegaan. • Van netto naar bruto pgb: Dit betekent dat de eigen bijdrage niet langer in mindering wordt gebracht op het budget, maar dat de eigen bijdrage achteraf in rekening wordt gebracht bij de cliënt. Bij de huidige AWBZ-pgb houders wordt de eigen bijdrage nog vooraf op het pgb ingehouden (netto pgb). Als er sprake is van een op te leggen eigen bijdrage dan zal deze worden geïnd door het CAK. Op deze wijze is de anticumulatie(het tegengaan van stapeling van eigen bijdragen) geregeld, en betaalt een cliënt voor alle individuele (maatwerk) voorzieningen samen nooit meer dan haalbaar is op grond van zijn inkomen.
_________________________________________________________________________________ 80
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
In het bruto traject PGB wordt de eigen bijdrage niet door SVB verwerkt. De gegevens van het Pgb worden door de gemeente doorgegeven aan het CAK. Het CAK berekent de eigen bijdrage waarbij zij rekening houden met het anti cumulatie beding. De budgethouder declareert de zorg op basis van de zorgovereenkomst. De SVB controleert en registreert de declaraties en betaalt deze uit bij voldoende budget. In geval van onvoldoende budget kan de budgethouder een vrijwillige storting doen: het aanvullen van het budget vanuit eigen middelen. De SVB neemt contact op met de budgethouder als blijkt dat er een vrijwillige storting nodig is. Zowel de pgb-houder als de gemeente krijgt inzicht in de besteding van het Pgb en beide ontvangen overzichten, waarin de betalingen en de declaraties zijn opgenomen. Zo wordt duidelijk hoeveel van het Pgb waaraan is besteed en wat er nog over is. Pgb-houders hebben via Mijn PGB toegang tot deze gegevens. Ook ontvangen zij wanneer ze dat willen papieren budgetoverzichten. • Trekkingsrecht SVB: Per 1 januari 2015 wordt het trekkingsrecht in het pgb, uitgevoerd door de SVB, een wettelijke verplichting voor alle gemeenten. Het trekkingsrecht houdt in dat u het pgb niet meer op uw bankrekening gestort krijgt. U geeft aan de SVB door welk bedrag aan uw zorgverleners moet worden uitbetaald. Nadat de ondersteuning is geleverd wordt, door het SVB Servicecentrum pgb, tot uitbetaling aan de hulp overgegaan (tot een maximum van het pgb-bedrag). Voor de uitbetaling aan de hulp en enkele bijkomende administratieve zaken worden gemeenten wettelijk verplicht de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in te schakelen. De SVB zal ook de zorgovereenkomsten die pgb-houders afsluiten toetsen op arbeidsrechtelijke aspecten. Hoe de dienstverlening van de SVB er precies uit komt te zien en hoe de uitvoering van het pgb vanaf 1 januari tussen cliënt, gemeente en SVB gaat lopen wordt momenteel landelijk uitgewerkt. We zullen in de korte tijd tot 1 januari 2015 een zorgvuldige overgang naar en uitvoering van het trekkingsrechtmodel moeten realiseren voor zowel de cliënten die nu al een pgb van de gemeente krijgen als de pgb-houders die in het kader van de Jeugdwet en Wmo 2015 overkomen.
4. Visie We willen als gemeente Brummen inzetten op de eigen kracht en verantwoordelijkheid van onze inwoners. Bij deze eigen verantwoordelijkheid hoort dan ook het vertrouwen en faciliteren van de inwoner in diens eigen regie. Met een pgb zijn mensen zelf regisseur over hun leven, waarbij zij hun leven inrichten zoals zij dat zelf willen. Zorg is daar een onderdeel van. Belangrijke argumenten voor het pgb zijn: a. het behoud van eigen regie, b. het opzoeken van de eigen kracht, c. mantelzorg ondersteunend, d. verbetering van de kwaliteit van bestaan en, e. vernieuwing van de zorg. Om deze redenen zien wij het pgb als een waardevol instrument.
_________________________________________________________________________________ 81
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
In het integraal beleidskader 3 decentralisaties heeft Brummen de volgende uitgangspunten vastgesteld: Uitgangspunten pgb: 1. De inwoners hebben zelf de vrijheid om in overleg met de professional te bepalen welke ondersteuning, binnen de te stellen randvoorwaarden, passend is, 2. Een pgb bevordert innovatie in ons beschikbare zorgaanbod.
De regeling moet eenvoudig, eenduidig en makkelijk uit te leggen en toepasbaar zijn. Het proces voor toekenning kent een stevig ingerichte voorkant (‘Het Gesprek’/ zorg- en budgetplan), waardoor voor het vervolgtraject (controle en verantwoording vanuit de gemeente) een lichte vorm volstaat.
Argumenten pgb Ad.a. Behoud eigen regie Met behulp van een pgb nemen mensen zelf de regie om de zorg die ze nodig hebben voor hun persoonlijke situatie te regelen en passend te maken. Ze kunnen zelf een informele- of formele hulp regelen en met die persoon afspraken maken op maat. Eigen regie betekent ook kunnen kiezen binnen een situatie van afhankelijkheid. Het is eveneens kunnen kiezen voor bepaalde afhankelijkheden. Ad.b Eigen kracht Het pgb blijkt in de praktijk een krachtige motor te zijn voor toename van de eigen kracht en macht 3 over het eigen leven, ook wel empowerment genoemd . Dit draagt sterk bij aan de kwaliteit van bestaan. Het pgb versterkt de zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en persoonlijke groei. Ad.c Mantelzorgondersteunend Met het pgb kan hulp worden ingekocht die aansluit op de wensen en voorkeuren van de mantelzorger. Dit is belangrijk om overbelasting van mantelzorgers te voorkomen en het mogelijk te maken dat mantelzorgers werk en zorgtaken kunnen blijven combineren Ad.d Verbetering kwaliteit bestaan Met een pgb is het mogelijk de zorg te laten draaien om het leven, in plaats van het leven om de zorg. Wij zien dat het pgb-houders beter lukt om ondersteuning in te kopen die exact aansluit op de persoonlijke behoeften, wensen en voorkeuren. Door een pgb kunnen mensen het gevoel krijgen weer een eigen leven te hebben.
3
Bron: onderzoeksrapport persoonsgebonden budget, eigen kracht en empowerment, van Haaster, Janssen & van Wijnen, juni 2012 _________________________________________________________________________________ 82
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Ad.e Innovatief Een pgb bevordert innovatie in het beschikbare zorgaanbod doordat aanbieders kunnen worden gefinancierd die op dat moment niet door ons zijn gecontracteerd. We willen deze innovatie in de zorg graag bewerkstelligen. Dit betekent meer kortdurende hulp die gericht is op het aanleren van vaardigheden en zelfhulp, maar ook het mogelijk maken dat inwoners het maximale uit zichzelf kunnen halen en midden in de maatschappij staan. De drijvende kracht achter deze vernieuwing zijn vaak cliënten/ ouders/ vertegenwoordigers zelf, met het pgb hebben zij een middel in handen om dit te realiseren. Pgb’s zijn voor de gemeente daarnaast ook waardevol, omdat het bij grote aantallen kan laten zien waar zorgbehoeften zitten waar de zorg in natura (nog) niet in voorziet. Wel is het van belang dat de kwaliteit ook bij innovatieve projecten voldoende geborgd is, en dat fraude en oneigenlijk gebruik wordt tegengegaan.
Positionering pgb Als iemand in aanmerking komt voor een individuele voorziening, ziet de gemeente Brummen het pgb en de zorg in natura (ZIN) als gelijkwaardige verstrekkingsvormen, waar iemand zelf tussen kan kiezen (het wettelijk kader daarbij in acht nemend). Door een pgb aan te bieden realiseren wij meer keuzevrijheid. Met het pgb kunnen cliënten namelijk ook kiezen voor een ander, duurder alternatief dan de goedkoopst compenserende oplossing. Het meerdere betaalt de pgb-houder dan zelf bij. De hulp die de pgb-houder met het pgb inkoopt is echter vaak goedkoper dan zorg in natura. Het verstrekken van pgb’s is daarmee een manier om doelmatige ondersteuning te realiseren. Als er bij de aanvraag sprake is van mantelzorg en vrijwilligerswerk die voorheen om niet aan elkaar verleend werd, gaan we hierover in gesprek met de cliënt. De berichten in de media en de betogen in de politiek met de sterke nadruk op fraude hebben helaas een sterke associatie geschapen tussen pgb en fraude. Dit kan pgb-houders het gevoel geven zich constant te moeten verdedigen tegenover hun omgeving. Ondanks alle berichtgeving willen wij benadrukken dat wij het pgb zien als een positief instrument tot versterking van de positie van de zorgvrager en de kwaliteit van leven kan verhogen.
5. Hoofdregels pgb Bieden van ondersteuning is en blijft maatwerk In Brummen wordt door de professional in overleg met hulpvrager, rekening houdend met zijn/haar individuele situatie, bekeken waarvoor hij ondersteuning nodig heeft en op welke wijze deze invulling kan krijgen. Daarbij kijken we ook naar voorliggende oplossingsmogelijkheden (zoals ondersteuning vanuit familie of netwerk, gebruik van het algemene voorzieningen aanbod in de gemeente). Waar nodig wordt (aanvullend) individuele ondersteuning geboden middels een individuele (maatwerk) voorziening. De gemeente Brummen zal, conform de Jeugdwet, jeugdigen en zijn ouders ook wijzen op de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan op te stellen. Dit is een plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met hun familie en anderen uit hun sociale kring. Gemeenten zijn met ingang van 1 januari verplicht inwoners te faciliteren bij het maken van een familiegroepsplan. Dit plan wordt getoetst door de professional die toegang verleent. Indien er een familiegroepsplan wordt opgesteld geldt dit als hulpverleningsplan. Als een familie zelf geen familiegroepsplan wil of kan opstellen, dan _________________________________________________________________________________ 83
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
zal uiteraard een professional (zoals hierboven beschreven), dat overnemen en zoveel mogelijk in samenspraak met de familie een plan opstellen. Waar in deze notitie wordt gesproken over een (ondersteunings)plan kan dit zowel een familiegroepsplan of hulpverleningsplan inhouden (conform de Jeugdwet). Uitgangspunt bij het bieden van ondersteuning is en blijft zorg op maat. Dit geldt ook voor de vorm waarin een cliënt de ondersteuning wil ontvangen: via zorg in natura of deze zelf inkopen en organiseren via een pgb. Wat verwachten we van iemand die een pgb aanvraagt? Het kiezen voor een pgb moet een bewuste keus zijn. Zij dienen met de verantwoordelijkheden om te kunnen gaan die aan het pgb verbonden zijn en de ondersteuning moet tot de beoogde resultaten leiden. Oftewel, als een cliënt aangeeft dat hij zorg wil inkopen via een pgb dan vindt er een toets plaats of de cliënt voldoende in staat is het pgb op verantwoorde wijze vorm te geven. Om pgb-houder te kunnen zijn moet iemand; voldoende in staat zijn om zijn eigen situatie (bij ouders: de situatie van hun kind) te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen; in voldoende mate op de hoogte zijn van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een 4 pgb ; voldoende in staat zijn de opdrachtgeverstaken op zich te nemen. Zoals; zorgaanbieder zoeken, (sollicitatie)gesprekken voeren, zorgcontract (laten) opstellen, accorderen van facturen, voortgang en Kwaliteit bewaken van de geleverde zorg etc. In het geval de cliënt zelf niet beschikt over de benodigde vaardigheden om de regie te voeren over het pgb, kan in een aantal situaties toch een pgb verstrekt worden met de hulp van iemand uit het eigen netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger. Deze persoon zal in dat geval ook bij de inhoudelijke gesprekken aanwezig moeten zijn. Daarbij gelden dezelfde afwegingscriteria als bij de beoordeling van de cliënt. De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Er wordt van een inwoner verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken. Per Saldo heeft een zelftest voor cliënten ontwikkeld. Cliënten kunnen de zelftest op internet invullen en krijgen aan de hand van een aantal vragen inzicht in de vaardigheden die nodig zijn voor het beheren van een pgb en de mate waarin zij zelf reeds over deze vaardigheden beschikken. De gemeente kan, aanvullend op hun eigen informatievoorziening, mensen op deze zelftest wijzen. Kwaliteit Het pgb dient daarnaast het vertrouwen te geven dat de voorgestelde invulling van het pgb van voldoende kwaliteit is en dat de verwachting is dat deze tot de beoogde resultaten zal leiden. Dit kan 4
Hier hoort de plicht van de gemeente bij om goed te informeren _________________________________________________________________________________ 84
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
ertoe leiden dat in sommige situaties toch geen ondersteuning in de vorm van een pgb wordt verstrekt. Of er redenen zijn een pgb eventueel niet toe te kennen, wordt op basis van iemand zijn individuele situatie beoordeeld. Dit sluit aan bij het landelijk wettelijk kader. Trekkingsrecht Met het trekkingsrechtmodel en de centrale rol voor de SVB wordt tevens beoogd de uitvoeringslasten voor pgb-houders en gemeente te beperken en tegelijkertijd fraude en onjuist gebruik tegen te gaan. In hoeverre we aan deze uitgangspunten (ook in onderlinge samenhang) vorm kunnen geven, hangt mede samen met de wijze waarop de SVB het proces voor uitvoering van het pgb vanaf 2015 inricht. Op basis van de signalen die we nu hebben houden we rekening met een ingroeimodel waarbij het systeem van de SVB en de informatie-uitwisseling tussen gemeente en SVB komende jaren verder worden uitgebouwd en geoptimaliseerd. Clientondersteuning Mensen die hun ondersteuning via een pgb willen regelen, kunnen bij het onderzoek, de aanvraag en daarna een beroep doen op (onafhankelijke) cliëntondersteuning, bijvoorbeeld bij het kiezen van een geschikte aanbieder. Deze ondersteuning is van belang bij het voorkomen van een situatie dat het pgb voorbehouden blijft aan de meest mondige en krachtige zorgvragers. De cliëntondersteuner kan ook vooraf helpen bij de vraag of het instrument pgb voor de cliënt een verstandige keuze is. Een voorwaarde voor het kunnen verkrijgen van een pgb is wel dat de cliënt voldoende regie heeft om aan de taken die samenhangen met het pgb, te kunnen uitvoeren of deze taken laat uitvoeren door iemand uit zijn sociale netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. Het is niet de bedoeling dat de cliëntondersteuning deze taken op zich neemt. Cliëntondersteuning valt per 1 januari 2015 onder de WMO en geldt voor mensen die een ondersteuningsvraag (Wmo) hebben en eveneens voor alle jeugdigen en hun ouders als het om ondersteuning gaat die vanuit de Jeugdwet geregeld moet worden. Cliëntondersteuning wordt op een nieuwe wijze gedefinieerd in de wet. Dat betekent onder meer dat we er als gemeente zorg voor moeten dragen dat burgers kunnen worden geholpen met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving. Burgers moeten in het toegangsproces tot voorzieningen een beroep kunnen doen op een cliëntondersteuner die hem of haar bijstaat bij het behartigen van zijn of haar belangen en bij het verhelderen van zijn of haar ondersteuningsvraag. Reikwijdte Deze notitie schetst de uitgangspunten van een gezamenlijk afwegingskader voor het pgb voor jeugd (Jeugdwet) en volwassenen. Het is goed op te merken dat er bijvoorbeeld op het gebied van tarifering tijd nodig is om de pgb-regeling voor beide doelgroepen verder op elkaar af te stemmen. Dit omdat een aantal keuzes rond vormgeving van de ondersteuning (in natura) in de transitiefase doorwerken bij het pgb: • bij jeugd is een regionaal transitiearrangement met aanbieders gesloten voor 2015 en 2016. In deze overeenkomst is een budgetgarantie toegezegd aan de huidige aanbieders die jeugdhulp in natura aanbieden. Dit heeft consequenties voor de tarieven die voor de verschillende ondersteuningsvormen gelden en de ruimte die er in het budget is voor pgb; • bij volwassenen is er sprake van een grotere financiële taakstelling voor 2015 in verband met verminderde rijksbudgetten. _________________________________________________________________________________ 85
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
In bijlage 1 leest u meer over de voorgestelde pgb-wijzigingen ten opzichte van de huidige pgb-regels.
6. Specifieke onderdelen nader bezien Voor de uitwerking van een gezamenlijke pgb-regeling is een aantal aspecten relevant: 1. Wie kunnen er van het pgb gebruik maken? 2. Welke ondersteuning kan de pgb-houder met een pgb inkopen en welke ondersteuning niet? 3. Bij wie kan de pgb-houder ondersteuning inkopen? 4. ‘Het Gesprek’ als wegingskader 5. Tarifering en eigen bijdrage 6. Kwaliteitseisen 7. Tegengaan oneigenlijk gebruik en fraude 8. Wat houdt het overgangsrecht in voor pgb-houders die overkomen naar de gemeente? 1. Wie kunnen er van het pgb gebruik maken? Het pgb is in beginsel beschikbaar voor alle inwoners van de gemeente Brummen die in aanmerking komen voor ondersteuning op grond van de Jeugdwet en/of Wmo 2015. Wel is het van belang dat zij die een pgb willen een bewuste keuze maken en weten welke verantwoordelijkheden daarmee samenhangen. Voor wat betreft het laatste gaat het niet alleen om de pgb-administratie, maar ook om het aansturen van de hulp (regievoeren). De toekenning van een pgb is gebaseerd op iemand zijn individuele situatie. Als een cliënt aangeeft dat hij een pgb wil wordt bijvoorbeeld gekeken of de aanvrager deze verantwoordelijkheden kan dragen en of het voorstel voor invulling van de ondersteuning aansluit op de resultaten die worden beoogd. In het geval de cliënt zelf niet beschikt over de benodigde vaardigheden om de regie te voeren over het pgb, kan in een aantal situaties toch een pgb worden verstrekt. Zo kan bijvoorbeeld iemand uit het netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger in dat geval de regierol op zich nemen. Ook dan wordt op basis van de individuele situatie beoordeeld of een pgb toegekend kan worden (waarbij vergelijkbare afwegingscriteria gelden als bij beoordeling van een cliënt). Op dit moment kan de situatie zich nog voordoen dat de persoon die de cliënt ondersteunt bij de regie over het pgb ook zelf de ondersteuning verleent. In dat geval ligt het aansturen van de hulp en het uitvoeren van de ondersteuning in één hand. Wij willen graag dat alleen in bepaalde situaties deze rollen door één en dezelfde persoon vervuld kunnen worden (in geval ouders of partner dit doen). Op basis van de individuele situatie en het zorg- en budgetplan dat voorligt (zie hierna bij kwaliteitseisen) zal worden beoordeeld of er sprake is van een onwenselijke vermenging van rollen. Naast individuele personen kan ook een pgb-bureau de cliënt ondersteunen bij de regie over het pgb. We willen in dit soort situaties aanhaken bij het keurmerk voor pgb-bureaus, ook omdat één van de eisen bij dit keurmerk is dat het pgb-bureau zelf geen ondersteuning mag leveren. De kosten van een vertegenwoordiger, zoals een bemiddelingsbureau, kunnen niet uit het pgb worden betaald (zie de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wmo 2015). 2. Welke ondersteuning kan de pgb-houder met een pgb inkopen en welke ondersteuning niet? In principe kan een cliënt voor alle individuele voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en de maatwerkvoorzieningen Wmo kiezen om deze in natura of via een pgb te ontvangen. Ondersteuning _________________________________________________________________________________ 86
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
in de vorm van een pgb is niet mogelijk voor algemene, voorliggende voorzieningen die in onze gemeente aanwezig zijn. Voor een beperkt aantal specifieke maatwerkvoorzieningen is geen pgb mogelijk of wordt een ‘nee, tenzij lijn’ aangehouden (bijv. coördinatie, zie pag. 9). Voor de volgende voorzieningen kan binnen de huidige regelingen een pgb worden ontvangen: • Huidige “oude” Wmo: zo goed als alle individuele voorzieningen • AWBZ: begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf, verpleging. AWBZ situatie en Wet langdurige zorg Voor behandeling en verblijf kan binnen de AWBZ geen pgb worden ontvangen. Wel kent de AWBZ een pgb-ZZP. Mensen met een indicatie voor verblijf krijgen binnen de AWBZ zorg toegekend in de vorm van een zorgzwaartepakket, het zogenoemde ZZP. Met een pgb-ZZP kan de budgethouder thuis blijven wonen of (beschermd) wonen in kleinschalige woonvormen, Thomashuizen of andere huizen van een particulier initiatief. Bewoners met een voormalige CIZ-indicatie met een laag ZZP (1,2,3) mogen blijven wonen in het huis van hun keuze en vallen per 2015 onder de Wet langdurige zorg. Zij worden niet overgeheveld naar de gemeente. Per 2015 is het binnen de Jeugdwet en de Wmo mogelijk om voor vrijwel alle individuele (maatwerk) voorzieningen een pgb te ontvangen. De volgende voorzieningen zijn wettelijk uitgesloten van een pgb: • Bemiddeling; komt logischerwijze voort uit de voorwaarden van de Rijksoverheid: een pgbhouder moet in staat zijn om zelf de regie te voeren. Een bemiddelingsbureau is daarmee overbodig. • Jeugdzorg Plus, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering; 5 • Ook kan niet gekozen worden voor een pgb als dit niet doelmatig is. Voorts mogen gemeenten een aanvraag voor een pgb weigeren voor zover de kosten van het pgb 6 hoger zijn dan de kosten van de maatwerk– of individuele voorziening . Zowel in de Wmo als de Jeugdwet is het mogelijk dat de pgb-houder het mogelijke surplus zelf bijbetaalt. De gemeente mag niet bij voorbaat de verstrekking van het budget geheel weigeren. Zij mogen dit slechts weigeren voor 7 dat gedeelte dat duurder is dan het door de gemeente voorgestelde aanbod . Het kan zijn dat een cliënt naast zijn reguliere ondersteuning één of meerdere perioden naar het buitenland op vakantie wil en daar gebruik maakt van lokale hulpverlening (al dan niet georganiseerd vanuit Nederland). Gaat de pgb-houder langer dan een aaneengesloten periode van 6 weken naar het buitenland, dan moet hij vooraf toestemming vragen aan de gemeente om het pgb in het buitenland te mogen besteden. De vergoeding is ten hoogste het bedrag dat voor die zorg in Nederland wordt betaald. (zie ook bijlage 1).
5
Wmo art. 3.1 / Jeugdwet art. 4.1.1 Wmo art. 2.3.6 / Jeugdwet art. 8.1.1 7 e Amendement nr. 55 Bisschop en Voortman art. 8.1.1, 5 lid Jeugdwet./ amendement nr. 23 van der Staaij en Voortman, art. 2.3.6 Wmo _________________________________________________________________________________ 87 6
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Daarnaast sluit Brummen de volgende zorgvormen/ taken uit van een pgb: •
Administratie De doorlopende administratiekosten die de pgb-houder bij derden heeft belegd komen niet voor vergoeding uit het pgb in aanmerking. De pgb-administratie doet een pgb-houder zelf of een vertegenwoordiger doet dit zonder hiervoor geld uit het pgb te ontvangen. Met de invoering van het trekkingsrecht worden de administratieve lasten beperkt.
•
Coördinatie Een pgb-houder komt in principe alleen in aanmerking voor een pgb als hij zelf (of een vertegenwoordiger) op verantwoorde wijze regie kan voeren. Bij een pgb-houder zal daarom coördinatie niet aan de orde zijn, deze rol vervult de pgb-houder immers zelf of is belegd bij de vertegenwoordiger. Uitzondering: - wanneer geen passende natura voorziening beschikbaar is, en - niet door de gemeente alsnog gecontracteerd kan worden, en - de cliënt of zijn vertegenwoordiger niet in staat is op verantwoorde wijze uitvoering te geven aan het pgb, dan zal de gemeente een coördinator (ZIN) aanwijzen of tijdelijk de bemiddelingsconstructie toestaan die de regie houdt op de uitvoering van het pgb-ondersteuningsplan. Hiermee kan deze cliënt toch passende ondersteuning in de vorm van een pgb ontvangen. Er vindt daarbij in ieder geval functiescheiding plaats tussen coördinatietaken en het bieden van daadwerkelijke hulp.
•
Crisishulp/ crisisopvang/ spoedeisende zorg Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden ingezet is er geen tijd om een plan op te stellen, de hoogte van het pgb te bepalen en een (arbeids)overeenkomst te sluiten met een hulpverlener/organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een pgb te ontvangen.
•
Voortgezette diagnostiek Voorgezette diagnostiek is onderdeel van de onderzoeksfase. Aan de hand van diagnostiek wordt een ondersteuningsplan opgesteld en bepaald welke voorzieningen moeten worden ingezet. Diagnostiek moet voldoen aan specifieke kwaliteitseisen het ligt daarom niet voor de hand om voor deze zorgvorm een pgb te verstrekken.
•
Pleegzorg De opvang van een kind door een pleegouder, is uitgesloten van het pgb. Voor deze zorg kan namelijk een pleegzorgvergoeding worden ontvangen. Dit is een onkostenvergoeding dat niet als inkomen wordt gezien en verschilt daarmee van het PGB. Via de organisatie pleegzorg is kwaliteit en begeleiding van het pleeggezin geborgd. Voor de zorg die een kind extra nodig heeft kan een (pleegzorg)ouder wel een pgb ontvangen.
Bij zwaardere ondersteuningsvormen, zoals maatschappelijke opvang, beschermd wonen, (dag)behandeling en ambulante specialistische jeugdhulp zal goed gekeken worden naar of een cliënt regiemogelijkheden heeft en of de beoogde ondersteuning aansluit op de benodigde kwaliteit en de te behalen resultaten. Bij twijfels zal geen pgb voor deze zorgvormen worden toegekend.
_________________________________________________________________________________ 88
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Verder willen we een pgb-vergoedingenlijst opstellen, welke inzicht geeft wat er wel en niet uit het pgb betaald mag worden. De vergoedingenlijst 2015 is o.a. bedoeld om duidelijkheid te scheppen over welke kosten onder de Wmo vallen en welke onder de Zorgverzekeringswet. Voor overgangscliënten Wmo betekent deze lijst geen inperking, zij vallen immers onder het overgangsrecht. In de AWBZ wordt nu ook met een Pgb-vergoedingenlijst gewerkt. 3. Bij wie kan de pgb-houder ondersteuning inkopen? Formele en informele hulp Een cliënt die met een pgb de ondersteuning zelf organiseert kan deze ondersteuning afnemen bij een informele hulp (bijvoorbeeld een familielid of bekende), een zelfstandig werkende hulp of een aanbieder (formele hulp/ professional). Als een cliënt overweegt om met een pgb zorg in te kopen bij een gecontracteerde aanbieder (zorg in natura), dan worden de overwegingen van de cliënt om dit te willen besproken in het gesprek. Daarbij wordt tevens aangegeven dat dezelfde ondersteuning ook in natura beschikbaar is. In het geval een cliënt meerdere producten nodig heeft of ondersteuning behoeft op meerdere gebieden, dan is het mogelijk om een deel van de producten/resultaatgebieden met informele hulp te organiseren en de overige benodigde ondersteuning in te kopen bij een aanbieder. Dit laatste kan zowel in natura als via een pgb. Cliënten kunnen dus zorg in natura en een pgb combineren, evenals formele en informele zorg. Informele hulp (mantelzorg) Als eerste: mantelzorgers zijn onmisbaar, zonder hen zouden veel mensen niet in staat zijn om zelfstandig te wonen. Mantelzorgers leveren vaak meer ondersteuning dan een organisatie kan bieden; een inwonende mantelzorger is er namelijk altijd en levert zijn hulp uit directe betrokkenheid en liefde voor de cliënt. Dit is waardevol, maar kent ook een keerzijde. De afgelopen jaren is het pgb gebruik fors toegenomen. Hierdoor is steeds meer hulp, die eerst om niet werd geboden, omgezet naar betaalde mantelzorg. Denk hierbij aan de oma die betaald wordt om een halve dag per week haar gehandicapte kleinkind op te vangen. Om het pgb ook voor de toekomst solide in te richten is het noodzakelijk om normen (zie 4. het gesprek als wegingskader) te stellen aan het uitbetalen van informele hulpen. Dit betekent enerzijds meer inzetten op het probleemoplossend vermogen van inwoners zelf, maar ook de mogelijkheid van het uitbetalen van structureel zwaarbelaste mantelzorgers te behouden. Dit past in de gemeentelijke koers die is uitgezet, waarbij juist een groter beroep wordt gedaan op de eigen kracht en de zelfredzaamheid van cliënten en hun sociale netwerk, maar ook ondersteuning te bieden op maat waar nodig. Speciale aandacht vragen mantelzorgers die structureel zwaar belast zijn met zorgtaken, het voeren van een huishouden en opvoedtaken (=gebruikelijke zorg) en die vanwege het ontbreken van passende ZIN zorg en werk niet (langer) kunnen combineren. In situaties waar het voor de mantelzorger lastig is om werk en zorgtaken te combineren zal samen met de cliënt en de mantelzorger gezocht worden naar een oplossing. Wij vinden het belangrijk dat zowel de cliënt als de mantelzorger een ‘eigen leven’ heeft en zo mogelijk in een eigen inkomen voorziet. Wij realiseren ons dat dit lastig kan zijn in de praktijk. Indien de mantelzorger structureel een aanzienlijk aantal uren ondersteuning levert, dan kan de budgethouder ervoor kiezen om de _________________________________________________________________________________ 89
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
mantelzorger hiervoor uit te betalen. Wanneer de mantelzorger een uitkering heeft, dan behoort (tijdelijke) ontheffing van de sollicitatieplicht tot de mogelijkheden. Mantelzorgondersteuning Wij vinden het belangrijk dat mantelzorgers ook in de toekomst hulp kunnen blijven bieden zonder daarbij overbelast te raken en te moeten stoppen met betaalde arbeid. Wij investeren daarom in mantelzorgondersteuning. Bij het gesprek met de cliënt over het invullen van het pgb wordt de mantelzorger betrokken. Onderzocht wordt welke belasting de mantelzorger ervaart en of meer/ andere ondersteuning de mantelzorger kan helpen. In november 2014 is samen met de maatschappelijke Adviesraad Brummen en de Stichting Welzijn Brummen de folder “Mantelzorg in de gemeente Brummen” tot stand gekomen. In deze folder wordt aandacht geschonken aan mantelzorgondersteuning, bijvoorbeeld de respijtzorg van Riwis en het maatjesproject Schakel van de Stichting Welzijn Brummen. Gebruikelijke hulp en mantelzorg De wet schrijft voor dat gemeenten vastleggen welke hulp van mensen verwacht wordt aan elkaar te verlenen. Dit noemen we gebruikelijke hulp. Verleent iemand meer hulp aan een naaste dan noemen 8 we dit mantelzorg. Wij stellen voor het protocol gebruikelijke zorg dat nu geldt binnen de AWBZ over te nemen en te vertalen naar de Wmo en de Jeugdwet. In figuur 1 wordt weergegeven hoe het protocol gebruikelijke hulp zich verhoudt tot mantelzorg. Voor de benodigde hulp die een mantelzorger niet wil of kan bieden, kan een beroep worden gedaan op formele ondersteuning. Alleen van de gebruikelijke hulp wordt van de mantelzorger verwacht dat hij dit biedt. Mantelzorg kan dus niet door de overheid worden verplicht. Figuur 1 Gebruikelijke hulp in relatie tot mantelzorg Ondersteuning door organisatie of zzp-er
Betaalde mantelzorg
Onbetaalde mantelzorg
Protocol gebruikelijke hulp De normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden.
4. ‘Het Gesprek’ als wegingskader bij informele hulp Gemeenten krijgen in de Wmo en Jeugdwet de ruimte om zelf te bepalen wanneer pgb-houders maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp mogen inschakelen uit het eigen sociale netwerk. In de verordening en nadere uitvoeringsregels kunnen gemeenten vastleggen in welke situaties en onder
8
Het betreft het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ (Centrum indicatiestelling zorg) _________________________________________________________________________________ 90
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
welke voorwaarden dit mogelijk is. In de Wmo kunnen deze voorwaarden enkel betrekking hebben op het tarief. Het is mogelijk om het gebruik van het pgb voor niet-professionele zorg (informele hulp) in te zetten. Voorgesteld wordt om de afweging te laten plaatsvinden in Het (keukentafel)Gesprek. Per situatie is maatwerk geboden. Om duidelijkheid te creëren voor aanvragers en wijkteammedewerkers kan de gemeente in ieder geval vooraf een lijst opstellen van aspecten die een rol spelen bij de beoordeling in het gesprek. Bij de inzet en betaling van een informele hulp zal het volgende worden meegewogen: • De motivatie van de cliënt om een informele hulp met het pgb in te schakelen; • De informele hulp mag daarbij op geen enkele wijze druk op de pgb-houder hebben uitgeoefend bij zijn besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling; • Is de informele hulp in staat om de gevraagde hulp te bieden (mag niet te zwaar zijn)? • Is er sprake van verlies aan inkomsten? Dit is het geval wanneer de informele hulp behoort tot de beroepsbevolking en door de geboden hulp minder kan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Dit aspect is opgenomen met als doel om hiermee overbelasting, in verband met de combinatie van (betaald) werk en verlenen van zorg, van de mantelzorger te voorkomen en/of het risico voor te zijn dat de mantelzorger gaat stoppen met het verlenen van de informele zorg. Zoals eerder genoemd in hoofdstuk 2 maakt betaling het voor mantelzorgers mogelijk om tijd beschikbaar te stellen. Er is geen sprake van inkomstenverlies wanneer de informele hulp een uitkering ontvangt. Wij zijn van mening dat doorgaans het verlenen van circa 8 uur mantelzorg per week, 9 boven de gebruikelijke dagelijkse hulp, niet ten koste gaat van een betaalde baan . Wij zullen deze norm halverwege 2015 evalueren. • Van inwonende eerste- en tweede graads familieleden kan meer (onbetaalde) mantelzorg worden verwacht dan van uitwonende familieleden; • De wens om vrienden, kennissen, collega’s en buren uit te willen betalen is afhankelijk van de sociale relatie die de pgb-houder met deze mensen heeft en van de soort hulp die gevraagd wordt. Tevens de mogelijkheid van de pgb-houder om zelf iets terug te doen voor de mantelzorger; • De omvang van de mantelzorg die iemand verleent.
9
Dit betekent concreet dat iemand die 12 uur mantelzorg levert in aanmerking komt voor 4 uur uitbetaling. De maximale vergoeding aan mantelzorgers is gebaseerd op een fulltime werkweek. Ook een mantelzorger die 36 uur betaalde mantelzorg levert, zorgt daarnaast 8 uur onbetaald. _________________________________________________________________________________ 91
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Definitie mantelzorg (Mezzo) Mantelzorgers zorgen langdurig en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor, bijvoorbeeld de zorg voor een gezond kind. Mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn termen die vaak door elkaar gehaald worden. Toch zijn het verschillende dingen. Mantelzorg: Een mantelzorger gaat zorgen als iemand in zijn of haar omgeving zorg nodig heeft. Een familielid, buur en/of vriend waar al een emotionele band mee bestaat. Mantelzorgers zorgen soms 24 uur per dag, kunnen de zorg niet zomaar beëindigen en verrichten soms verpleegkundige handelingen. Vrijwilligerswerk: Vrijwilligers kiezen ervoor om te zorgen. Als zij met het vrijwilligerswerk starten, is er (nog) geen emotionele band. Daarnaast zorgen zij voor een afgebakende tijd (bijvoorbeeld een dagdeel per week) en kunnen zij de zorg op eigen initiatief beëindigen. Zorgvrijwilligers werken in georganiseerd verband en verrichten nooit verpleegkundige handelingen. (bron: Mezzo, Landelijke vereniging voor mantelzorgers en vrijwilligerszorg) Kortom: Mantelzorg is meestal niet iets waar je voor kiest, het overkomt je.
• •
• •
De totale belasting van de mantelzorger: gebruikelijke hulp, mantelzorg en werk. Het type hulp, de frequentie van de geboden hulp, de duur van de hulp (tijdelijk of langere periode) en de mate van verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij/zij ziek is of op vakantie wil, of is dit niet mogelijk?) spelen een rol bij het al dan niet overgaan tot betaling. De mogelijkheid om zorg uit handen te kunnen geven. De kosten die iemand moet maken om mantelzorg te verlenen en de mogelijkheid om dit zelf te kunnen bekostigen.
Tijdens het gesprek zal worden bepaald of mantelzorg wel of niet voor betaling in aanmerking komt. Mantelzorg die structureel wordt geboden, te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is zal eerder voor vergoeding in aanmerking komen dan een incidentele geboden ‘vriendendienst’. 5. Tarifering en eigen bijdrage De cliënt (danwel zijn wettelijk vertegenwoordiger) dient in het ondersteuningplan een begroting voor de ondersteuning op te nemen als hij deze via een pgb wil inkopen. Het pgb wordt op basis van deze begroting vastgesteld. Als de kosten hoger zijn dan het maximale budget/ uurtarief dan wordt het pgb vastgesteld op het maximum en kan cliënt eventueel zelf het aanvullende bedrag betalen. Zowel bij jeugd als volwassenen wordt voor de verschillende voorzieningen andere maximum tarieven gehanteerd. Deze zijn afgeleid van de tarieven voor zorg in natura (inkoop 2015, zowel maatwerk voorzieningen Wmo als Jeugd). Als er met een pgb een formele hulp wordt ingeschakeld dan bedraagt het pgb 100% van het tarief voor zorg in natura. Dit is ook het maximum uurtarief dat mag worden gedeclareerd. Als een informele hulp de ondersteuning levert dan geldt een lager uurtarief, namelijk maximaal €20,- per uur. Dit maximum uurtarief geldt op dit moment binnen de AWBZ alleen bij nieuwe budgethouders. De Landelijke vereniging van budgethouders (Per Saldo) vindt dit een passend uurtarief. _________________________________________________________________________________ 92
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Met de voorgestelde opbouw komen de pgb-tarieven voor persoonlijke verzorging, de lichte individuele begeleiding en de lichte dagbesteding ongeveer uit op de huidige pgb-tarieven. Voor de zwaardere zorgvormen medium en complex worden de pgb-tarieven voor formele hulp verhoogd. Bij kortdurend verblijf is het huidige pgb-tarief een all in tarief (verblijf en zorgdiensten). Vanaf 2015 wordt het pgb-tarief voor kortdurend verblijf gebaseerd op de verblijfscomponent. De benodigde zorg wordt apart geïndiceerd. De tariefopbouw pgb en de uiteindelijke tarieven/budgetten worden verwerkt in het Financieel Besluit dat later door het college wordt vastgesteld. In bijlage 2 vindt u een korte uitleg over de PGB-tarieven. Met betrekking tot de eigen bijdrage is relevant dat in de Jeugdwet is opgenomen dat het wettelijk verplicht is in een beperkt aantal gevallen een ouderbijdrage te innen (bijv. jeugdhulp met verblijf buiten het gezin). Waar geen wettelijke verplichting is wordt geen eigen bijdrage gevraagd. Voor de maatwerkvoorzieningen Wmo wordt in de gemeente Brummen wel een eigen bijdrage gevraagd, binnen de kaders die het Rijk hiervoor stelt. Deze kaders voorzien, net als nu, in een anticumulatieregeling van eigen bijdragen, zodat de cliënt voor de voorzieningen tezamen nooit meer betaalt dan haalbaar is op grond van zijn inkomen. 6. Kwaliteitseisen Zorgkantoren blijken onvoldoende zicht te hebben op de kwaliteit van de zorg die met het pgb wordt ingekocht. Gemeenten gaan daarom toetsen of de kwaliteit voldoende geborgd is. In Brummen is kwaliteit daarom onderwerp van gesprek tussen gespreksvoerder/cliëntregisseur en pgb-houder. De gemaakte afspraken, inclusief kwaliteit, worden vastgelegd in het ondersteuningsplan of gezinsplan en een budgetplan. In het plan staat hoe de pgb-houder zijn ondersteuning wil organiseren, wie deze hulp gaat leveren, wat de kosten zijn en -afhankelijk van het type ondersteuning- of deze beschikt over de benodigde kwalificaties. Voor een product als huishoudelijke verzorging is dit minder relevant, maar voor zwaardere ondersteuningsvormen speelt dit wel een rol. Het college moet in ieder geval beoordelen of de ingekochte hulp: veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. De eisen die het college stelt worden vooraf aan de cliënt kenbaar gemaakt en vastgelegd. Wanneer de ingekochte hulp niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen kan het college besluiten geen pgb te verstrekken of het pgb te beëindigen en eventueel terug te vorderen. De kwaliteit en effectiviteit van de ondersteuning zal gemonitord worden. Denk hierbij aan gesprekken met cliënten, steekgroepsgewijze controles en het reageren op signalen van de SVB of anderen binnen of buiten de gemeente. De controle op de kwaliteit van de hulp en ondersteuning blijft primair liggen bij de pgb-houder. De gemeente stelt in ieder geval de volgende kwaliteitseisen aan de formele hulp (=professionals). De ingekochte formele ondersteuning met het pgb: a. is veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht, b. is afgestemd op de behoefte van de cliënt (hulp op maat) en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt,, c. is verstrekt in overeenstemming met de op de aanbieder rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de professionele standaard, d. is verstrekt met respect voor de rechten van de cliënt.
_________________________________________________________________________________ 93
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Kwaliteitseisen die aan zorg in natura worden gesteld, kunnen niet één-op-één ook bij het pgb 10 opgelegd worden (Wmo: amendement 113 / Voortman). Daarom is aan de wettekst toegevoegd dat bij het beoordelen van de kwaliteit de gemeente meeweegt of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt. De wetgever acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform zijn vastgelegd. De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders: • de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten; • gebruik van een ondersteuningsplan als onderdeel van verantwoorde hulp; • verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering; • de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; • de meldplicht calamiteiten en geweld; • verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen. Er wordt nog nader onderzocht of en hoe hier nog andere kwaliteitseisen moeten worden gesteld. De uitkomst hiervan wordt verwerkt in de beleidsregels. 7. Tegengaan oneigenlijk gebruik en fraude Omdat we willen inzetten op een solide pgb die toekomstbestendig is, willen we op de volgende wijze het oneigenlijk gebruik en misbruik tegengaan: • Het proces voor toekenning kent een stevig ingerichte voorkant (‘Het (keukentafel) Gesprek’/ ondersteunings- en budgetplan, toetsing zorgovereenkomst aan deze plannen om hiermee terugvordering achteraf te voorkomen), waardoor voor het vervolg een lichtere vorm van controle en verantwoording (vanuit de gemeente) kan volstaan; • Nieuwe cliënten (of vertegenwoordiger) kiezen bewust voor een pgb en kennen hun verantwoordelijkheden en kunnen met deze verantwoordelijkheid omgaan; • Geen langlopende indicaties afgeven. Hiermee wordt periodiek bezien of de indicatie die iemand heeft -en daarmee zijn pgb- nog past bij zijn individuele situatie. • Helder communiceren over welke kosten wel en niet voor pgb-vergoeding in aanmerking komen(vergoedingenlijst); • Individuele afspraken vastleggen over, of en in welke mate het pgb anders mag worden ingezet dan afgesproken in het plan; • Op grond van de Jeugdwet en Wmo voert de gemeente het trekkingsrecht in. De SVB (Sociale Verzekeringsbank) beheert het budget en verzorgt de betalingen aan de zorgverleners. Hierdoor vindt direct controle op betalingen plaats. Pgb-houders krijgen het budget dus niet meer op de bankrekening gestort. • Op basis van risico- en bestandsanalyses worden heronderzoeken/controles bij budgethouders ingepland en uitgevoerd.
10
Wmo art. 2.3.6. _________________________________________________________________________________ 94
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
8. Wat houdt het overgangsrecht in voor budgethouders die overkomen naar de gemeente? Zowel voor de Jeugdwet als de Wmo geldt dat gemeenten voor het jaar 2015 op basis van het overgangsrecht gehouden zijn zorg bij bestaande indicaties te continueren uiterlijk tot 1 januari 2016. Voor de Jeugdwet is hierbij in het overgangsrecht vastgelegd dat cliënten recht hebben op continuering bij dezelfde aanbieder. Dit geldt ook voor reeds afgegeven pgb’s. Een gemeente kan er wel voor kiezen de pgb-aanbieder te contracteren als zorg in natura aanbieder. Voor huishoudelijke hulp cliënten geldt ook dat zij tijdens het overgangsjaar 2015 het recht op het pgb huishoudelijke hulp behouden mits zij een geldige indicatie hebben. Het overgangsjaar wordt als volgt ingevuld: - Alle pgb-houders gaan over op het Trekkingsrecht (SVB) en ontvangen niet langer het budget op eigen rekening. Alle pgb-houders leveren zorgovereenkomsten aan bij de SVB; 11 - De gemeente toetst administratief zo veel mogelijk vooraf of de CIZ-indicatie in overeenstemming is met de gesloten zorgovereenkomsten en de nog geldende AWBZ-regels; - Voor 1 januari 2015 zullen pgb-houders geïnformeerd worden over de hoogte van het pgb in 2015. pgb-houders die nu één AWBZ-pgb ontvangen kunnen straks deels een pgb uit de Zorgverzekeringswet en deels een gemeentelijk pgb ontvangen. Daar komt bij dat pgb-houders per 2015 ook een eigen bijdrage aan het CAK moeten gaan betalen, dit terwijl nu de eigen bijdrage op het pgb wordt ingehouden. - Overgangscliënten pgb-AWBZ zullen gevraagd worden om een bestedingsplan voor het pgb in 2015 e aan te leveren (dit jaar zullen gesprekken worden gevoerd met cliënten waarvan de indicatie in het 1 kwartaal afloopt); - Aan alle overgangscliënten zullen de nieuwe gemeentelijke maximum pgb-uurtarieven worden gecommuniceerd, zodat pgb-houders in 2015 hierop kunnen anticiperen; - Aan alle overgangscliënten zal helder worden gecommuniceerd over wat wel en niet voor pgbvergoeding in aanmerking komt (vergoedingenlijst); - De gemeente gaat met pgb-houders in 2015 in gesprek. Op basis van signalen van fraude en oneigenlijk gebruik kunnen gesprekken met bepaalde pgb-cliënten eerder worden ingepland en zal eventueel de hoogte van het pgb worden bijgesteld. - Overstappen op ZIN: Er is een aantal mensen dat in het verleden noodgedwongen uitweek naar een pgb, omdat de benodigde zorg in natura niet beschikbaar was of omdat zij hiertoe zijn aangemoedigd door een aanbieder. Pgb-houders die op of na 1 januari 2015 willen overstappen op zorg in natura (ZIN) zullen gefaciliteerd worden in het maken van deze overstap. De salarisadministratie kan vanaf 2015 alleen nog gratis bij de SVB worden neergelegd wanneer de pgb-houder verplicht is een salarisadministratie te voeren.
7. Gevolgen nieuwe pgb werkwijze Er is draagvlak voor een solide en toekomstbestendige pgb-regeling, zodat het pgb ook in de toekomst behouden kan blijven voor cliënten die zelf regie willen voeren op de hulp en ondersteuning die zij nodig hebben.
11
Eind 2014 of begin 2015.
_________________________________________________________________________________ 95
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Door een overgangsjaar te bieden zorgen wij voor een zachte landing voor cliënten met een lopende indicatie in 2015. De wijzigingen bij deze cliënten zullen pas per 2016 worden doorgevoerd, tenzij de cliënt eerder met wijzigingen instemt. Cliënten die al begin 2015 te maken krijgen met een aflopende indicatie zal een reële overgangstermijn worden geboden. In het gesprek zullen nieuwe afspraken gemaakt worden over de invulling van de ondersteuning. Dit gesprek kan bijvoorbeeld leiden tot een andere invulling van het pgb en dus andere ondersteuning. Met als gevolg dat de pgb-houder de lopende zorgovereenkomsten en de daarin vastgelegde uren en uurtarieven moet aanpassen. Om deze aanpassingen te realiseren heeft de budgethouder voldoende tijd nodig. Door de invoering van het trekkingsrecht is meer controle vooraf mogelijk en zal het minder vaak noodzakelijk zijn om achteraf terug te vorderen. Vooraf zullen zorgovereenkomsten moeten worden gesloten, voordat overgegaan kan worden tot betaling.
8. Realisatie Per 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor de persoonsgebonden budgetten bij een grotere groep pgb-houders. De gemeentelijke afdeling Wmo gaat de backoffice voor zowel Wmo als Jeugd verzorgen. De frontoffice wordt voor de Wmo en voor de Jeugd door, in te stellen, wijkteams verzorgd met daarin opgenomen het CJG. Naast de structurele extra ambtelijke capaciteit die dit gaat vragen is tijdelijk extra inzet nodig op: - Trekkingsrecht: De voorbereiding in 2014 voor het gaan werken met het trekkingsrecht via de SVB zal ambtelijke inzet vragen. Omdat zeker in 2015 de gegevensuitwisseling tussen gemeente en de SVB nog niet ‘state of the art’ zal zijn, een aantal zaken nog niet geautomatiseerd kan worden en omdat de controles en toetsen uitgevoerd door de SVB nog beperkt zullen zijn, zal ook in 2015 de nodige inspanningen van gemeenten gevraagd worden in de gegevensuitwisseling en bij het controleren en toetsen van het pgb. De SVB verzorgt de arbeidsrechtelijke toetsing, ondersteunt budgethouders en gemeenten, en controleert of de ontvangen facturen voldoen aan de gestelde voorwaarden. - Eigen bijdrage: Het CAK int per 2015 de eigen bijdrage bij pgb-houders. Nu wordt de eigen bijdrage nog door de zorgkantoren op het pgb ingehouden (netto-pgb). Voor de Wmo-voorzieningen boekt de gemeente de kosten bij het CAK op, zodat het CAK de hoogte van de eigen bijdrage kan bepalen en factureren. Waarschijnlijk gaat de SVB op termijn de gegevens aanlevering aan het CAK verzorgen. Momenteel is de SVB hier nog niet toe in staat. - Ontwikkelen communicatiemateriaal; - Verzenden brieven, rappelleren en controleren; - Ontwikkelen en testen digitaal ondersteuningsplan/ vragenlijst; - Data van de cliënt uit het ondersteuningsplan/ vragenlijst koppelen met GWS; - Analyseren data; _________________________________________________________________________________ 96
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
- Inhoudelijk toetsen zorgovereenkomsten; - Inrichten helpdesk; - Gesprekken met alle pgb-houders in 2015; - Nieuwe ondersteuningsplannen en arrangementen afspreken en vastleggen.
_________________________________________________________________________________ 97
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 1
a.Toegang
Wijzigingen Pgb ten opzichte van de huidige situatie AWBZ 2014
Wmo en Jeugdwet 2015
CIZ-indicatie
Zorgvuldig onderzoek en gesprek met de cliënt. Afspraken worden vastgelegd in een ondersteunings- of gezinsplan. Indien een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, heeft de gemeenten de plicht een Pgb aan te bieden en heeft de cliënt het recht hiervoor te kiezen, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Een Pgb wordt verstrekt als een budgethouder of zijn vertegenwoordiger: - zijn keuze voor een Pgb motiveert; - de kwaliteit van de ingekochte voorzieningen voldoende geborgd is; - voldoende in staat is op verantwoorde wijze vorm te geven aan het Pgb: regie kan voeren. Verder stelt de gemeente voorwaarden aan het uitbetalen van informele hulpen (mantelzorg). Zie punt l. ‘Uitbetalen informele hulp (mantelzorg)’.
b.Bestedingsplan
Eenvoudig plan
Uitgebreider ondersteuningsplan (familiegroepsplan of hulpverleningsplan), inclusief bestedingen Pgb (budgetplan)
c.Toetsing op kwaliteit
Nee
Ja, tijdens de toegang en gedurende de uitvoering. De budgethouder is verantwoordelijk voor de kwaliteit. Zolang de kwaliteit van de in te kopen ondersteuning volgens de gemeente gewaarborgd is, is er maximale keuzevrijheid. De budgethouder maakt zelf afspraken met een hulpverlener over de prestaties.
d.Verantwoorde wijze vormgeven
Uitgangspunt is dat de vertegenwoordiger niet zelf ook ondersteuning aan de budgethouder verleent. In bepaalde situaties kunnen deze rollen toch door één en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk: in geval ouders of partner deze rol vervullen. Op basis van de individuele situatie wordt beoordeeld of er sprake is van onwenselijke vermenging van rollen.
e.Modelovereenkomst verplicht
Nee
Ja, op deze wijze wordt de uitvoering gestandaardiseerd en de uitvoeringslast beperkt.
f.Salarisadministratie
Ja, gratis door de SVB
Ja, gratis door de SVB maar alleen als de budgethouder verplicht is een salarisadministratie te voeren. Door de invoering van het Trekkingsrecht nemen de administratieve lasten voor de budgethouder af.
g.Bestedingsvrijheid Pgb
Uitruil tussen functies mogelijk.
Uitruil is alleen mogelijkheden als hierover afspraken zijn gemaakt.
h.Eigen bijdrage
Vooraf van het Pgb ingehouden (netto-Pgb)
Achteraf geïnd door het CAK (=bruto-Pgb). Deze werkwijze wordt ook gehanteerd bij zorg in natura.
i.Uitbetalen Pgb
Op rekening van de budgethouder. De budgethouder betaalt zelf de hulpverlener.
De SVB ontvangt de factuur, toetst de factuur en betaalt de hulpverlener uit als hier een goedgekeurde zorgovereenkomst aan ten grondslag ligt (=Trekkingsrecht).
j.Hoogte Pgb formele zorg
Maximaal €63,- per uur of €58,- per dagdeel
Maximaal 100% van het in natura tarief gedifferentieerd naar de verschillende bekostigingseenheden. Maximum: fulltime werkweek. Minimumtarief: minimumloon.
Ja
Ja, is mogelijk als het gaat om een vaste inzet van uren per maand.
Ja, maximaal €272,- per hulpverlener
Ja, maar alleen voor formele hulpen
Ja, €0,19 per km max. 150 km per hulpverlener per keer
Ja, €0,19 vanaf 6 km en maximaal 150 km per hulpverlener per keer. Reden wijziging: korte afstanden kunnen per fiets worden afgelegd.
k.Secundaire arbeidsvoorwaarden: Maandloon Feestdagenuitkering
Reiskosten vergoeding
Ja Eenmalige uitkering
Ja
_________________________________________________________________________________ 98
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
l. Uitbetalen informele hulp (mantelzorg)
Informele hulpen kunnen betaald worden uit het Pgb. Hier zijn geen voorwaarden aan verbonden.
I. Uitbetalen informele hulp (mantelzorg)
m. Hoogte Pgb informele hulp(mantelzorg)
n.Vrij besteedbaar bedrag
Maximaal €63,- per uur €58,- per dagdeel. Voor nieuwe budgethouders per 2014 geldt: €20,- per uur (individueel) of dagdeel (groep) en €30,per etmaal (kortdurend verblijf.
Ja, €250,- tot €1.250,per jaar
Bij de inzet en betaling van een informele hulp zal het volgende worden meegewogen:
De motivatie van de cliënt om over te gaan tot het uitbetalen van de informele hulp. De informele hulp mag daarbij op geen enkele wijze druk op de budgethouder hebben uitgeoefend bij zijn besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling. Is de informele hulp in staat om de gevraagde hulp te bieden (mag niet te zwaar zijn)? Is er sprake van verlies aan inkomsten? Dit is het geval wanneer de informele hulp behoort tot de beroepsbevolking en door de geboden hulp minder kan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Er is geen sprake van inkomstenverlies wanneer de informele hulp een uitkering ontvangt. Wij zijn van mening dat doorgaans het verlenen van 8 uur mantelzorg per week niet ten koste gaat van een betaalde baan. Van inwonende eerste- en tweede graadsfamilieleden kan meer (onbetaalde) mantelzorg worden verwacht dan van uitwonende familieleden. De wens om vrienden, kennissen, collega’s en buren uit te willen betalen is afhankelijk van de sociale relatie die de budgethouder met deze mensen heeft en van de soort hulp die gevraagd wordt. Eveneens de mogelijkheid van de budgethouder om zelf iets terug te doen voor de mantelzorger. De omvang van de mantelzorg die iemand verleent. De totale belasting van de mantelzorger: gebruikelijke hulp, mantelzorg en werk. Het type hulp, de frequentie van de geboden hulp, de duur van de hulp (tijdelijk of langere periode) en de mate van verplichting De mogelijkheid om zorg uit handen te kunnen geven. De kosten die iemand moet maken om mantelzorg te verlenen en de mogelijkheid om dit zelf te kunnen bekostigen. Mantelzorg die structureel wordt geboden, te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is, zal eerder voor vergoeding in aanmerking komen dan incidentele geboden ‘vriendendiensten’. Pgb-houders kunnen maximaal €20,- per uur (individueel) en maximaal €30,- per etmaal (kortdurend verblijf) betalen aan de informele hulpen tussen de 23-65 jaar. Voor hulpen tussen de 15 en 23 jaar geldt maximaal het minimumuurloon. Bovendien kan een mantelzorger maximaal een fulltime werkweek declareren. Over het uitbetalen van informele hulpen maakt de gemeente afspraken met de pgb-houder. De pgb-houder kan ook besluiten om alleen een onkostenvergoeding te vertrekken aan een informele hulp. Ook kan de mantelzorger in aanmerking komen voor het mantelzorgcompliment. Onkostenvergoeding (Belastingdienst): Het is mogelijk om de informele hulp een maandelijkse onkostenvergoeding te betalen (onbelast en premievrij) van € 150,- per maand met een maximum van €1.500 per jaar. Dit bedrag moet alle kosten dekken, dus ook bijvoorbeeld reiskosten. Betaalt de budgethouder een (kosten)vergoeding per uur, dan beschouwt de Belastingdienst een uurvergoeding van maximaal €4,50 (of € 2,50 voor een informele hulp jonger dan 23 jaar) als een onkostenvergoeding/ vrijwilligersvergoeding. Nee, op deze wijze worden cliënten met een Pgb en cliënten met zorg in natura op gelijke wijze behandeld. Natura cliënten hebben ook niet de beschikking over een vrij besteedbaar bedrag.
Vergoeding lidmaatschap Per Saldo blijft wel mogelijk. o.keuzevrijheid natura of Pgb
Alleen bij AWBZ-zorg. Op de vergoedingenlijst staat welke hulp wel/ niet in aanmerking komt voor vergoeding.
- Administratie/ beheer/ plan opstellen: Nee, vrij besteedbaar bedrag kan hiervoor benut worden - Bemiddeling: Nee, tenzij: afbouw bestaande
12
Alle individuele voorzieningen, behalve: Wettelijk uitgesloten: Bemiddeling, Jeugdzorg Plus, Jeugdbescherming, Jeugdreclassering.
Aanvullend uitgesloten: -Administratie -Coördinatie12 -Crisishulp/ opvang
De zorgvorm coördinatie is nieuw en zal deels lijken op de taken die binnen de AWBZ bemiddeling werd genoemd.
_________________________________________________________________________________ 99
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
rechten
-Voortgezette diagnostiek,
- Crisishulp/ opvang: Nee
-Pleegzorg: voor pleegzorg niet, maar een kind dat in een pleeggezin verblijft kan wel een Pgb ontvangen.
- Voortgezette diagnostiek: Nee - Pleegzorg: Nee, aparte vergoedingsregeling
Voorts mogen gemeenten een aanvraag voor een pgb weigeren voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerk– of individuele voorziening. Bij Coördinatie kan een uitzondering gemaakt worden op het bovenstaande wanneer aantoonbaar geen passende ondersteuning in natura beschikbaar is. Er kan of een coördinator door het college worden aangewezen (in natura) die het Pgb gaat beheren. Of tijdelijk de bemiddelings-constructie toestaan die de regie houdt op de uitvoering van het pgb-ondersteuningsplan.
p.Controle op fraude en oneigenlijk gebruik
Achteraf
Door het trekkingsrecht is er meer controle vooraf en tijdens het jaar mogelijk. Op deze wijze weet de cliënt vooraf of bepaalde hulp of ondersteuning voor Pgb-vergoeding in aanmerking komt. Het trekkingsrechtsysteem zal zich de komende jaren verder ontwikkelen.
r. Besteding in het buitenland
Maximaal 13 weken per jaar. Vanaf 6 weken melden. Bij palliatieve zorg maximaal een jaar.
Besteding van het Pgb in het buitenland kan maximaal 13 weken per jaar. Gaat de pgb-houder langer dan een aaneengesloten periode van 6 weken naar het buitenland, dan moet hij vooraf toestemming vragen aan de gemeente om het Pgb in het buitenland te mogen besteden.
_________________________________________________________________________________ 100
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 2
PGB tarieven WMO & Jeugdwet 2015
Maximum uurtatief Wmo & Jeugdwet De maximum PGB-tarieven Wmo voor formele hulpen zijn per 2015 gekoppeld aan de in natura-tarieven (100%). Wanneer de budgethouder kiest voor een duurdere voorziening dan de goedkoopst compenserende oplossing betaalt de pgb-houder het meerdere zelf bij. Het maximum uurtarief voor een informele hulp bedraagt €20,-. Overgangscliënten Overgangscliënten behouden bij ongewijzigde situatie en met een geldige indicatie in 2015 hetzelfde Pgb als in 2014. Onder overgangscliënten verstaan we alle Wmo-cliënten met huishoudelijke hulp en AWBZ-cliënten die overkomen naar de Wmo of Jeugdwet. De overgangscliënten AWBZ kunnen in 2015 maximaal: €63,- per uur of €58,- per dagdeel in rekening brengen. Het AWBZ-Pgb mag niet besteed worden aan Behandeling en Verblijf (wel kortdurend verblijf). Een deel van het AWBZ-Pgb wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet (verpleging en persoonlijke verzorging). ZZP-PGB Mensen met een indicatie voor Verblijf krijgen binnen de AWBZ zorg toegekend in de vorm van een zorgzwaartepakket, het zogenoemde ZZP. Met een PGB-ZZP kan de budgethouder thuis blijven wonen. Het PGB-ZZP is er speciaal voor mensen die thuis willen blijven wonen of willen wonen in kleinschalige woonvormen, eigen woning/ aanleunwoning, geclusterde woningen, kleinschalig wonen in groepsverband zoals Thomashuizen of andere huizen van particulier initiatief. Zij worden niet overgeheveld naar de gemeente, ondanks het afschaffen van de lagere ZZP’s bij nieuwe en herindicaties. Bewoners met een laag ZZP (1,2 en 3) mogen blijven wonen in het huis van hun keuze en vallen onder de Wet langdurige zorg. Alleen voor de ZZP's GGZ geldt dit niet (Beschermd wonen). Zij worden wel overgeheveld naar de gemeenten. Hoe het precies is geregeld voor mensen die kenbaar maken in een wooninitiatief te willen gaan wonen is nog onduidelijk. Pgb-houders met een laag ZZP en die niet woonachtig zijn in een wooninitiatief worden wel overgeheveld naar de gemeente en ontvangen na het overgangsjaar het PGB evenals de andere budgethouders in bekostigingseenheden.
_________________________________________________________________________________ 101
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Beleidsregels Jeugdhulp
Beleidsregels Jeugdhulp behorende bij de Verordening Jeugdhulp gemeente Brummen 2015 Kenmerk : INT14.4237 Vastgesteld : B&W-vergadering van 23 december 2014 met kenmerk BW14.0781 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 31 december 2014
_________________________________________________________________________________ 102
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Inhoudsopgave
1. Algemeen 104 1.1 1.2
Definities en begrippen Algemene inleiding
104 104
2. Toeleiding naar jeugdhulp
105
3. Vormen van jeugdhulp
107
4. Procedure jeugdhulp via team ‘Voor elkaar’
109
4.1 4.2 4.3 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11
109 110 111 113 115 116 117 117 118 118
toegang via deskundigen Melding hulpvraag Vooronderzoek Het (keukentafel) gesprek Verslag Opstellen van het gezinsplan Aanvraag Criteria voor een individuele voorziening Advisering Inhoud beschikking en beslistermijnen
5. Het Persoonsgebonden budget
119
6. Wijzigingen en handhaving
122
7. Bezwaar en mediation
122
8. Inherente afwijkingsbevoegdheid
123
_________________________________________________________________________________ 103
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
1. Algemeen 1.1 Definities en begrippen Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet en de verordening.
1.2 Algemene inleiding Voor u liggen de beleidsregels behorende bij de verordening Jeugdhulp gemeente Brummen 2015. De Verordening Jeugdhulp Brummen 2015 en deze Beleidsregels Jeugdhulp Brummen 2015 geven uitvoering aan de Jeugdwet. In de Jeugdwet wordt de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid met de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt naar een stelsel met een voorzieningenplicht, waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jeugdige en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. Met deze stelselwijziging streven we naar een grotere inzet op preventie, tijdige ondersteuning en het versterken van eigen kracht van jeugdigen en hun ouders. Door gemeenten verantwoordelijk te maken voor alle taken op het gebied van jeugdhulp, krijgen zij de mogelijkheid om een samenhangend stelsel te realiseren. Daarbij gelden in Brummen de volgende uitgangspunten: Preventie en vroege signalering van opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen. De-medicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen. Het bevorderen van de opvoedvaardigheden van ouders en de sociale omgeving, zodat de ouders zoveel mogelijk in staat worden gesteld om zelf de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te dragen. Het inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht). Ondersteuning zoveel mogelijk inzetten op lokaal niveau, zo dicht mogelijk bij het kind en gezin. Het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit. Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt: één gezin, één plan, één regisseur. Transitie en transformatie vraagt om een forse cultuuromslag bij álle betrokkenen. Brummen kiest ervoor om in 2015 aan te sluiten bij de behoefte binnen de jeugdhulpsector om niet alles nodeloos dicht te regelen met protocollen. Aansluitend bij bovenstaande doelstellingen streven wij creatieve en innovatieve ideeën na voor hulp die aansluit bij de vraag van het gezin en daarvoor zijn beleidsregels die ‘lucht’ geven van belang. _________________________________________________________________________________ 104
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Kernbegrippen zijn het leveren van zorg en ondersteuning op maat, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Een belangrijk uitgangspunt bij de toeleiding en toegang is het centraal stellen van de hulpvraag van de inwoner. De aanpak is vervolgens oplossingsgericht. Omdat maatwerk nodig is vindt een uitgebreid gesprek plaats ter verkenning van de mogelijkheden, waaronder ook de eigen. In het beleidsplan Jeugdhulp, hetgeen bestaat uit een lokaal beleidsplan en een regionale uitvoeringsnota, is door het gemeentebestuur het te voeren beleid op het terrein van de zorg voor jeugd vastgesteld. In de Verordening Jeugdhulp Brummen 2015 staat opgenomen dat het college bij nadere regeling regels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. In deze beleidsregels wordt het proces van de toegang tot een individuele voorziening vastgelegd. Jeugdigen en ouders hebben het recht op een zorgvuldige procedure. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal tot een juist besluit moeten leiden; passende zorg en ondersteuning waar deze nodig is. De verordening jeugdhulp legt veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundigen in de teams ‘Voor elkaar’. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit de startsituatie betreft bij de inwerkingtreding van de wet. Aangezien het veel nieuwe taken betreft en de uitvoering nog in ontwikkeling is, kan het nodig zijn de beleidsregels op basis van opgedane ervaring aan te passen in de loop van de tijd. Dat is ook precies de reden om de beleidsregels een dergelijke flexibiliteit mee te geven: soms is een kleine snelle aanpassing vereist om optimale ondersteuning te kunnen blijven bieden aan inwoners van Brummen. Het beleidsplan, de verordening en de beleidsregels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In deze beleidsregels wordt verwezen naar de volgende documenten: 1. Het familiegroepsplan 2. Woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet 3. Toegangscriteria 4. Psychologische interventies 5. Gebruikelijke hulp
2. Toeleiding naar jeugdhulp De toeleiding naar de jeugdhulp vindt op verschillende manieren plaats. Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist De Jeugdwet regelt daarnaast dat de jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Na een dergelijke verwijzing staat nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp een jeugdige en/of zijn ouder precies nodig heeft. Een jeugdige kan op dat moment terecht bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zelf zijn die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke voorziening precies nodig is, hoe vaak iemand moet komen en hoe lang. Bij deze beoordeling moet de jeugdhulpaanbieder zich houden aan de afspraken die hij daarover met de _________________________________________________________________________________ 105
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie. Deze afspraken zien toe op hoe de gemeente haar regierol kan waarmaken en op de omvang van het pakket. Deze afspraken gaan ook in op hoe de artsen en het jeugd- en gezinsteam goed van elkaar op de hoogte zijn van de doorverwijzing of behandeling van een kind. Dit om de integrale benadering rond het kind en het principe van 1 gezin – 1 plan – 1 contactpersoon, vooral bij multiproblematiek, te waarborgen en om te voorkomen dat er nieuwe ‘verkokering’ plaats vindt, waarbij professionals niet goed van elkaar weten dat zij bij het gezin betrokken zijn. Daarnaast moet de jeugdhulpaanbieder rekening houden met de regels die wij als gemeente bij verordening hebben gesteld. De verordening regelt welk aanbod wij alleen via verwijzing of met een besluit van de gemeente toegankelijk stellen. Omdat de gemeente verder geen nadrukkelijke rol speelt bij de toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist, regelt de gemeente alleen de aspecten met betrekking tot het proces. Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken, of in het uitzonderlijke geval dat het team ‘Voor elkaar’ een besluit neemt dat afwijkt van het oordeel van de jeugdhulpaanbieder, legt het team de te verlenen individuele jeugdhulpvoorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking. Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting. De gecertificeerde instelling is verplicht om bij de bepaling van de in te zetten jeugdhulp in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te overleggen met het team ‘Voor elkaar’. Uiteraard kan bij dit overleg een kostenafweging plaatsvinden. Het team ‘Voor elkaar’ is op haar beurt vervolgens gehouden de jeugdhulp in te zetten die deze partijen nodig vinden om een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering uit te voeren. Ook hier geldt dat de gecertificeerde instelling in beginsel gebonden is aan de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. Als de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, wijst hij gelijktijdig in de beschikking de gecertificeerde instelling aan die de maatregel gaat uitvoeren. Dit kan de rechter doen omdat de raad voor de kinderbescherming in zijn verzoekschrift een concreet advies geeft over welke gecertificeerde instelling de maatregel zou moeten uitvoeren. De raad voor de kinderbescherming neemt een gecertificeerde instelling in zijn verzoekschrift op die na overleg met de gemeente en gezien de concrete omstandigheden van het geval hiervoor het meest geschikt lijkt. De raad voor de kinderbescherming is verplicht om hierover met het team ‘Voor elkaar’ te overleggen. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in de verordening. 13
Toegang via het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) Ten slotte vormt ook het AMHK een toegang tot onder andere jeugdhulp. Het AMHK geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt wanneer nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in de verordening. Toegang jeugdhulp via de gemeente
13
Met ingang van 1 januari 2015 gaat dit “Veilig Thuis” heten
_________________________________________________________________________________ 106
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Een hulpvraag van een jeugdige en/of zijn ouder kan ook rechtstreeks binnenkomen bij het team ‘Voor elkaar’ (via mandaat geregeld). De beslissing welke zorg een jeugdige en/of zijn ouder precies nodig heeft, komt vervolgens tot stand in overleg tussen het team ‘Voor elkaar’ met die jeugdige en zijn ouders. In een gesprek tussen een deskundige, uit het team ‘Voor elkaar’, en de jeugdige en zijn ouders wordt gekeken wat de jeugdige en zijn ouders eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen aan het probleem. Als aanvullend daarop een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is, dan wordt eerst gekeken of dit een overige voorziening is of een individuele jeugdhulpvoorziening. Is het laatste het geval dan neemt het team ‘Voor elkaar’ een besluit en verwijst hij de jeugdige door naar de jeugdhulpaanbieder die volgens de deskundige de aangewezene is om de betreffende problematiek aan te pakken. Waar mogelijk wordt de regie neergelegd bij het gezin. De regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren, bij een individuele jeugdhulpvoorziening via het team ‘Voor elkaar’ zijn in hoofdstuk 4 nader bepaald.
3. Vormen van jeugdhulp De Jeugdwet maakt een onderscheid in overige voorzieningen en individuele voorzieningen. Overige voorzieningen Deze voorzieningen kenmerken zich doordat zij vrij toegankelijk zijn. Om gebruik te kunnen maken van een overige voorziening hoeft geen toegang te worden verleend en is géén verleningsbeschikking van de gemeente nodig. Overige voorzieningen kunnen worden gebruikt op eigen gelegenheid en naar eigen behoefte - zonder dat er eerst door een professional naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige gekeken hoeft te worden. Overige voorzieningen kunnen bestaan uit diensten of activiteiten, zoals de jeugdgezondheidszorg, het jeugden jongerenwerk, het opvoedadviesbureau en het (school)maatschappelijk werk. Een aantal voorzieningen is vrij toegankelijk maar is in feite geen jeugdhulp Het gaat hierbij om de toegangsfunctie (die verschuift van het huidige Bureau Jeugdzorg en het Centraal Indicatieorgaan Zorg naar de gemeente), functies van het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK, meldpunt, onderzoek) en het crisismeldpunt. Individuele voorzieningen Individuele voorzieningen kenmerken zich doordat ze niet vrij toegankelijk zijn. Om er gebruik van te kunnen maken moet altijd eerst toegang worden verleend via een verleningsbeschikking. Bij de afweging of een individuele voorziening nodig is, kijkt een professional samen met de jeugdige goed naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en zijn netwerk. Een individuele voorziening is jeugdhulp die in groepsverband of individueel wordt aangeboden. Bijvoorbeeld 24-uurs opvang van jeugdigen in een leefgroep met pedagogische begeleiding of een op maat gesneden individueel hulptraject. In artikel 2 van de verordening jeugdhulp is opgenomen welke vormen van jeugdhulp de gemeente Brummen beschikbaar heeft. 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar: _________________________________________________________________________________ 107
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
a. Preventie/basiszorg Het gaat om de functies: 1) informatie en advies 2) signalering 3) toeleiding naar vrij toegankelijke hulp (te onderscheiden van de bevoegdheid om toegang te verlenen) 4) licht pedagogische hulpverlening 5) coördinatie van zorg (lichte, enkelvoudige problematiek) b. Basisdiagnostiek c. Toegangsfunctie (voor individuele voorzieningen) d. Meldpunt Spoedeisende Zorg e. Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (met ingang van 1 januari 2015 “Veilig Thuis”) Voor een deel van de hulpvragen kan worden volstaan met een overige jeugdhulpvoorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van het team ‘Voor elkaar’ nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden. 2a. De volgende vormen van individuele voorzieningen a. Care licht b. Care middel c. Care zwaar d. Cure licht e. Cure middel f. Cure zwaar
14
zijn beschikbaar:
2b. De volgende vormen van beschikbaarheidsvoorzieningen zijn beschikbaar: 15 a. Specialistische jeugd-GGZ b. Jeugdbescherming c. Jeugdreclassering Gespecialiseerde GGZ /Jeugd is diagnostiek en specialistische behandeling van complexe psychische stoornissen. De behandeling vindt plaats in een multidisciplinaire context en is gericht op herstel of voorkoming van verergering van een psychische stoornis. Indien het gaat om toekenning van jeugdhulp ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering dan wordt toegang verkregen doordat een rechterlijke machtiging wordt afgegeven. Als, anderen dan de gemeente, een cliënt gebruik willen laten maken van een individuele voorziening, moeten zij dit melden bij de gemeente. Toelichting Care en Cure Care: 14
De individuele voorzieningen zijn ingekocht als bouwstenen In de Verordening Jeugdhulp wordt deze voorziening ‘Voortgezette diagnostiek’ genoemd. Deze term is naderhand aangepast. 15
_________________________________________________________________________________ 108
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Zorg, ondersteuning en begeleiding met mogelijke vormen van verblijf van kind en/of gezin staan centraal. De mate van intensiteit kan licht, middel of zwaar zijn. In de prijsstelling van deze bouwstenen is ruimte voor behandeling. Zorg, ondersteuning en begeleiding is echter de eerste insteek. Cure: Behandeling van kind en/of gezin staat centraal. De ernst van de problematiek (enkelvoudig, meervoudig) bepaalt de interventie: licht, middel of zwaar. Beschikbaarheidsbouwstenen: Naast de bouwstenen care en cure zijn er ook zogenoemde beschikbaarheidsbouwstenen. Dit zijn individuele voorzieningen die direct en in voldoende mate voorhanden moeten zijn. Ten eerste vanwege het voorwaardelijke karakter om jeugdhulp in te zetten die valt onder de bouwstenen care en cure. In dat geval moet eerst nog specialistische jeugd-ggz (diagnostiek) worden ingezet om precies de vraag van het kind en/of gezin te onderzoeken en vast te stellen. Het AMHK (Advies- en Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling) kan het team ‘Voor elkaar’ bij de diagnostiek ondersteunen bij vermoedens van kindermishandeling. Ten tweede moet er altijd in voldoende mate jeugdbescherming en jeugdreclassering voorhanden zijn, in de vorm van voldoende voogden en reclasseerders die kinderen kunnen begeleiden na een rechterlijke maatregel. De beschikbaarheidsbouwstenen zijn dan ook: 1) Specialistische jeugd-GGZ 2) Jeugdbescherming 3) Jeugdreclassering Voor een nadere uitwerking van de individuele voorzieningen, die zijn ingekocht als bouwstenen, verwijzen wij u naar het Productenhandboek (dit is onderdeel van het digitale dashboard Jeugdzorg).
4. Procedure jeugdhulp via team ‘Voor elkaar’ 4.1
toegang via deskundigen
Op grond van artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet moeten gemeenten onder meer de voorwaarden voor toekenning van jeugdhulp regelen, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet. In de praktijk zal het college de beslissing over het inzetten van jeugdhulp niet zelf uitvoeren, maar mandateren aan deskundigen. Deze deskundigen zijn werkzaam in het team ‘Voor elkaar’. Woonplaatsbeginsel In de Jeugdwet is uitgewerkt hoe het woonplaatsbeginsel dient te worden toegepast bij de inzet van deze voorzieningen. Hiermee wordt helderheid verschaft welke gemeente verantwoordelijk is voor de in te zetten hulp in bijzondere of onduidelijke gevallen. In bijlage 3 worden deze kaders per situatie verder beschreven. In bijlage 2 is een stroomschema opgenomen ter bepaling van de verantwoordelijke gemeente. _________________________________________________________________________________ 109
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Zoals eveneens in de toelichting op de verordening jeugdhulp is aangegeven hebben jeugdigen en ouders onder de Jeugdwet geen wettelijk recht op jeugdzorg en geen individuele aanspraken op jeugdzorg. Wel is er een voorzieningenplicht voor de gemeente en het daaruit voortvloeiende recht van jeugdigen en ouders op een zorgvuldige procedure. In deze beleidsregels wordt deze procedure nader omschreven.
4.2
Melding hulpvraag
- Iedere jeugdige of ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente kan zich rechtstreeks met een jeugdhulpvraag melden bij het team ‘Voor elkaar’. - In spoedeisende gevallen treft het team ‘Voor elkaar’, namens het college, zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vragen zij een machtiging gesloten jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6 van de (jeugd)wet. - Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening. Toelichting Het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet. In onze gemeente is de beslissing over het inzetten van jeugdhulp gemandateerd aan deskundigen in de teams ‘Voor elkaar’. Zij zullen deze melding in ontvangst nemen. De melding is het eerste contact van jeugdigen en ouders met het team om aan te geven dat zij behoefte hebben aan jeugdhulp. Het team dient te bekijken waar het gezag ligt; welke gemeente is verantwoordelijk voor de 16 desbetreffende jeugdige. Ter bepaling hiervan hebben het Rijk en de VNG samen een stroomschema ontwikkeld voor gemeenten (zie bijlage 2 woonplaatsbeginsel). Door de stappen in het schema te volgen, wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor het bepalen en financieren van de benodigde jeugdhulp. Het team zorgt dat de vraag van de inwoner zo duidelijk mogelijk is (ook wel vraagverheldering genoemd). Het team zal vervolgens waar mogelijk informatie of advies geven op basis waarvan de inwoner verder kan. Het zal dan over het algemeen gaan over relatief eenvoudige vragen. Het advies kan bestaan uit meedenken vanuit het leefringenmodel: wat kan de inwoner zelf, vanuit zijn of haar mogelijkheden en kwaliteiten en hoe kunnen deze mogelijkheden en kwaliteiten worden benut en versterkt welke mogelijkheden zijn er binnen het sociale netwerk van de inwoner en op welke wijze kunnen deze mogelijkheden worden benut en versterkt en hetzelfde voor organisaties, verenigingen, initiatieven, individuen en algemene voorzieningen en als laatste: welke aanvullende ondersteuning is nodig om te komen tot antwoorden of oplossingen. De informatie kan bestaan uit het aanreiken van suggesties uit de sociale kaart van Brummen, waarin onder meer de organisaties, verenigingen, initiatieven, individuen en algemene voorzieningen zijn opgenomen.
16
VNG: Vereniging van Nederlandse gemeenten
_________________________________________________________________________________ 110
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
De vraag van de inwoner kan ook bestaan uit een aanvraag voor toegang tot een individuele voorziening. Het team bespreekt de (achterliggende) vraag volgens bovenstaande stramien en gaat desgewenst een keukentafelgesprek aan (zie H. 4.5). Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening ook schriftelijk indienen bij de gemeente (middels een aan te vragen formulier of via format op de gemeentelijke website). Het team toetst bij de inwoner of de aangedragen informatie en advies leiden tot beantwoording van de gestelde vraag. Als de informatie en advies niet (direct) leidt tot beantwoording van de vraag of het aandragen van oplossingen voor problemen, vindt een keukentafelgesprek plaats tussen de inwoner en het team ‘Voor elkaar’. Het team registreert de vraag en de gegevens van de inwoner en/of zijn/haar vertegenwoordiger. De huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen jeugdigen en ouders ook rechtstreeks verwijzen naar zowel een individuele (zie artikel 3 Verordening Jeugdhulp) als een overige voorziening. De overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk, inwoners kunnen hier direct naartoe zonder meldingsprocedure.
4.3
Vooronderzoek
- Het team ‘Voor elkaar’ bepaalt de te hanteren woonplaats, met dien verstande dat bij de start van jeugdhulp of een maatregel altijd een bepaling wordt gedaan van het woonplaatsbeginsel volgens de landelijke richtlijnen. - Het team ‘Voor elkaar’ verzamelt, in overleg met de jeugdige en/of de ouders, ten behoeve van het (keukentafel) gesprek alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. - Het team ‘Voor elkaar’ maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek en brengt de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan. - Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het team ‘Voor elkaar’ alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het team ‘Voor elkaar’ voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. - In overleg met de jeugdige of zijn ouders kan worden afgezien van een vooronderzoek. Toelichting Voor het onderzoek (naar aanleiding van de jeugdhulpvraag)worden relevante bekende gegevens in kaart gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. Ook is een goede afstemming mogelijk met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. _________________________________________________________________________________ 111
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het team ‘Voor elkaar’ geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan zij de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook de uitnodiging voor het gesprek. In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Tevens kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening en of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen. Het team ‘Voor elkaar’ kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek. Als het team al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien. Het teamlid dat het eerste contact heeft met de inwoner, maakt zelf de inschatting of het gezien de aard van de vraag en eventuele eerdere contacten met de inwoner nodig is om: de voorbereiding en terugkoppeling van het gesprek met een collega met een specifieke deskundigheid door te nemen en/of in te brengen in een casusoverleg waaraan het team (kan) deelneemt; het gesprek samen met een collega te voeren; een collega met een specifieke deskundigheid te vragen het gesprek te voeren; externe deskundigheid te betrekken voorafgaand, tijdens en/of na afloop van het gesprek (bijvoorbeeld vanuit een expertpool); de inwoner te adviseren zich te laten bijstaan door iemand uit zijn of haar sociale netwerk of een cliëntondersteuner . De inwoner kan zelf ook verzoeken om een onafhankelijke cliëntondersteuner. De gemeente heeft de taak om haar beleid zo vorm te geven dat het gericht is op het tot stand brengen en uitvoeren van familiegroepsplannen (artikel 2.1, onder g, van de wet). Dat jeugdigen en ouders niet gedwongen kunnen worden om een familiegroepsplan op te stellen spreekt voor zich, uiteraard kan het team ‘Voor elkaar’ het – in bepaalde gevallen waar dat meerwaarde zou kunnen hebben – wel aanraden en stimuleren. Bovendien, ook als er geen familiegroepsplan wordt opgesteld, zullen bepaalde zaken die ter sprake kunnen komen tijdens het opstellen van een familiegroepsplan óók ter sprake komen tijdens het onderzoek (een gesprek tussen het team ‘Voor elkaar’ en de jeugdige of zijn ouders, zie H. 4.5). Dan gaat het bijvoorbeeld om het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden. Het kan zijn dat het nodig is om enige vorm van ondersteuning te bieden bij het opstellen van een familiegroepsplan om hier effectief uitvoering aan te geven. Deze ondersteuning dient geboden te worden als de jeugdige of zijn ouders hier behoefte aan hebben. Uiteraard kunnen de jeugdige of zijn ouders niet gedwongen worden om ondersteuning te accepteren, maar kan het team ‘Voor elkaar’ het _________________________________________________________________________________ 112
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
– in bepaalde gevallen waar dat meerwaarde zou kunnen hebben – ook hier wel aanraden en stimuleren. Welke vorm deze ondersteuning heeft, is aan het team ‘Voor elkaar’, bovendien kan deze van geval tot geval verschillen. Het familiegroepsplan moet binnen redelijke termijn opgesteld worden. Een vaste termijn stellen is niet mogelijk, aangezien dit ook mede afhangt van de mate waarin en de vorm van eventuele geboden ondersteuning. Omdat het onderwerp zal zijn van het onderzoek, ligt het voor de hand het familiegroepsplan voorafgaand aan het begin van het onderzoek wordt opgesteld. Maar ook tijdens het onderzoek kan mogelijk nog de (gedeelde) wens ontstaan om de eigen kracht nader te onderzoeken en een familiegroepsplan op te stellen. Zo de situatie zich daarvoor leent, kan dan besloten worden hiermee aan de slag te gaan en het onderzoek daarna voort te zetten (zie ook bijlage 1 familiegroepsplan).
4.5
Het (keukentafel) gesprek
Als het team ‘Voor elkaar’ een vraag niet kan beantwoorden door middel van informatie en advies – ter beoordeling van de inwoner en/of verwijzer/signaleerder – vindt er een keukentafelgesprek plaats. Het gesprek vindt plaats bij de inwoner/gezin thuis, of als dat niet op prijs wordt gesteld op de locatie van het team, de vindplaats (bijv. school) of eventueel ander afgesproken locatie. - Het team ‘Voor elkaar’ informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken. - Het team onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders en mogelijk andere betrokkenen, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag; b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp; c. het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden; d. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening; e. de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening; f. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken; g. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen; h. hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en i. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze. - De deskundige kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek. - Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het team dat als eerste bij het onderzoek. _________________________________________________________________________________ 113
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
- De jeugdige en/of ouders stellen samen met het team een hulpverleningsplan op.
17
(gezinsplan)
- Het gezinsplan wordt opgesteld vanuit het kader: een gezin, een plan zoals genoemd in het lokaal beleidsplan jeugdhulp Brummen. - In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het team ‘Voor elkaar’ de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd. Toelichting Het team ‘Voor elkaar’ neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. Dat loopt via het door het college daartoe aangewezen bestuursorgaan, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen. In artikel 8.2.3 van de wet is bepaald dat de ouderbijdrage door ‘het bestuursorgaan dat (door Onze Ministers) met (de vaststelling en) de inning is belast’ wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente wordt geïnd. De ouderbijdrage geldt op grond van art. 8.2.1 van de wet alleen in situaties van jeugdhulp buiten de thuissituatie. Een ouderbijdrage is verschuldigd voor alle jeugdhulp waarbij sprake is van verblijf buiten het gezin, dat wil zeggen waarbij een jeugdige gedurende een etmaal of een deel daarvan verblijf wordt geboden met een passend pedagogisch klimaat bij een pleegouder of in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet [en de verordening] vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken. Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt te denken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de AWBZ of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs. Uiteraard zal altijd het team moeten oordelen welke jeugdhulp zij nodig acht en in welke mate de jeugdige en zijn ouders, zo nodig met hulp uit de naaste omgeving, op eigen kracht bepaalde problemen (deels) kunnen oplossen. Een deugdelijk familiegroepsplan, al dan niet opgesteld met hulp van de gemeente, kan deze stap in het proces vergemakkelijken. Het team dient een familiegroepsplan als eerste te betrekken bij het onderzoek; het kan een deugdelijk familiegroepsplan niet zomaar naast zich neer leggen. Dit plan wordt getoetst door de professional in het team ‘Voor elkaar’ die toegang verleent.
17
Een ondersteuningsplan kan een familiegroepsplan of hulpverleningsplan zijn zoals bedoeld in de Jeugdwet. Waar in deze beleidsregels gezinsplan staat kan ook ondersteuningsplan- of hulpverleningsplan worden gelezen.
_________________________________________________________________________________ 114
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek bij het team ‘Voor elkaar’ plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken. Aangegeven is dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden. In het gesprek zou duidelijk moeten worden hoe ook de meest complexe individuele voorzieningen kunnen worden getroffen. De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele voorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging aan ten grondslag ligt.
4.6
Verslag
- Het team ‘Voor elkaar’ maakt van het gesprek een verslag. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk na het gesprek aan de jeugdige en/of de ouders gestuurd, overhandigd, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen. - Het gespreksverslag bevat afspraken over vervolgstappen in verband met de besproken jeugdhulpvraag. In deze vervolgstappen wordt in ieder geval aangegeven of de jeugdhulpvraag aanleiding geeft tot het opstellen van een gezinsplan. - Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd. - Het verslag kan worden aangemerkt als gezinsplan, indien deze door de jeugdige en/of zijn ouders is ondertekend en dit expliciet is aangegeven. Toelichting Het verslag is in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Hierbij is een voorbeeld genomen aan de praktijk van de Wmo. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wmo 2015 (Kamerstukken II 2013/14 33 841, nr.3) staat hierover dat het college een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om de cliënt in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor het team ‘Voor elkaar’ inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een jeugdhulpvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. _________________________________________________________________________________ 115
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Desgewenst kan het team ‘Voor elkaar’ de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen gezinsplan waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het team ‘Voor elkaar’ en de cliënt dit plan ondertekenen. Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is eveneens vormvrij.
4.7
Opstellen van het gezinsplan
De jeugdige en/of de ouders stellen samen met het team ‘Voor elkaar’ een gezinsplan op. Het gezin treedt daarbij op als penvoerder en stelt het plan op volgens het vaste sjabloon, tenzij het gezin en/of zijn/haar vertegenwoordiger te kennen geeft dit niet te willen en/of te kunnen. In dat geval treedt het team op als penvoerder. Daarnaast is er de mogelijkheid voor de jeugdige en zijn ouders om zelf een familiegroepsplan op te stellen. - Het gezinsplan wordt opgesteld vanuit het kader: een gezin, een plan zoals genoemd in het Lokaal Beleidsplan Jeugd. - Als er een familiegroepsplan is opgesteld, kan dit als hulpverleningsplan gaan gelden. - In het gezinsplan wordt vermeld van welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders gebruik gaan maken en/of voor welke individuele jeugdhulp voorzieningen de jeugdige en/of de ouders een aanvraag indienen bij het jeugd- en gezinsteam. Toelichting Het gezinsplan wordt samen met de jeugdige en/of de ouders en mogelijk andere betrokkenen opgesteld. In de praktijk kan dit betekenen dat het gespreksverslag dat in 4.6 wordt genoemd wordt omgebouwd tot een gezinsplan. Op het moment dat in het gesprek blijkt dat uitsluitend een enkelvoudige individuele voorziening nodig is (in termen van de overeenkomsten op het gebied van de voormalige AWBZ- en jeugdzorg: één bouwsteen), dan gaat het team direct over naar het organiseren van de inzet en wordt er geen ondersteuningsplan/ gezinsplan opgesteld. Als er een mix van inzet nodig is (ook in de combinatie van een algemene voorziening en een individuele voorziening), dan wordt een ondersteuningsplan/gezinsplan opgesteld op basis waarvan een beschikking kan worden opgesteld. Het gezinsplan wordt opgesteld aan de hand van de werkwijze één huishouden, één plan. In het gezinsplan staan in de eerste plaats de afspraken over wat de jeugdige en/ of zijn ouders zelf gaan oppakken. Daarnaast wordt beschreven welke overige jeugdhulpvoorzieningen en welke individuele jeugdhulpvoorzieningen nodig zijn. Het ondersteuningsplan/gezinsplan beschrijft niet de wijze van invulling van de ondersteuning, van het ‘hoe’. i.c. de concrete werkafspraken. Dat is onderwerp van gesprek tussen de inwoner en degene die ondersteuning verleent, specifiek in het geval van individuele en maatwerkvoorzieningen en wordt vastgelegd in bijvoorbeeld het uitvoeringsplan. Het gezinsplan vormt de verbinding met ondersteuning uit andere voorzieningen bijvoorbeeld onderwijs, participatie en volwassenenzorg. Het gezinsplan is geen statisch document. Er kunnen afspraken aan toegevoegd worden, wanneer dat naar inzicht van de jeugdige en/of de ouders of het team ‘Voor elkaar’ van belang is. Bovendien kan het zijn dat als er meerdere vragen/problemen in een gezin zijn, deze niet allemaal tegelijkertijd worden opgepakt. _________________________________________________________________________________ 116
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
4.8
Aanvraag
- Jeugdigen en/of de ouders kunnen een aanvraag om een individuele jeugdhulpvoorziening schriftelijk indienen bij het team ‘Voor elkaar’. - Het team ‘Voor elkaar’ kan een ondertekend verslag van het gesprek en, in voorkomend geval het gezinsplan, aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven. - Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd door de jeugdige en/of zijn ouders en welk doel deze ondersteuning dient. Toelichting Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele jeugdhulpvoorziening te verkrijgen. In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze beleidsregels wijken daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier bij mandaat de teams ‘Voor elkaar’), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is de mogelijkheid opgenomen om een door de jeugdige of zijn ouders ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.
4.9
Criteria voor een individuele voorziening
- Het team ‘Voor elkaar’ kent een individuele voorziening toe indien en voor zover in het onderzoek in ieder geval is vastgesteld dat: a. een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag; b. de jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden, en c. Er geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening of d. Geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van andere voorzieningen Bij het beoordelen hiervan hanteert het team de regionale toegangscriteria voor individuele voorzieningen jeugdhulp, zoals beschreven in de bijlage ‘toegangscriteria’. - Het team ‘Voor elkaar’ kent eveneens een individuele jeugdhulpvoorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing is afgegeven via de huisarts, medisch specialist, jeugdarts en rechter of gecertificeerde instelling. - Het team “Voor elkaar’ kent geen individuele voorziening toe voor psychologische interventies binnen de GGZ die niet voldoen aan de stand der wetenschap en praktijk, zoals opgesteld door het zorginstituut Nederland, conform de bijlage ‘psychologische interventies’. Toelichting Het team ‘Voor elkaar’ houdt bij de beoordeling welke individuele voorziening noodzakelijk is redelijkerwijs rekening met: a) de godsdienstige gezindte, levensovertuiging en culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders; b) de persoonlijke wensen van de jeugdige en zijn ouders. _________________________________________________________________________________ 117
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
In deze paragraaf wordt duidelijk gemaakt welke afwegingsfactoren het team ‘Voor elkaar’ hanteert bij toekenning van individuele jeugdhulpvoorzieningen. Hierbij is het voor het team van belang om goed te beoordelen: de mate van ‘eigen kracht’ en het al of niet gedeeltelijk gebruik kunnen maken van overige of andere voorzieningen. In geval dat een verwijzing is afgegeven via de rechter of gecertificeerde instelling, dient het team ‘Voor elkaar’ de individuele jeugdhulpvoorziening schriftelijk toe te kennen. We verwijzen naar het overzicht van het Zorginstituut Nederland, waarin wordt aangegeven welke psychologische interventies binnen de ggz wel en niet voldoen aan de stand der wetenschap en praktijk. Dit is een dynamische lijst, die meegaat met de ontwikkelingen in de wetenschap en praktijk. Deze lijst werd in 2014 gehanteerd als basis voor vergoeding van ggz uit de basiszorgverzekering. Het gaat dus om voortzetting van het huidige landelijke beleid op dit terrein.
4.10 Advisering - In complexe situaties wordt er door het team ‘Voor elkaar’ advies gevraagd aan de expertpool, voordat een individuele jeugdhulpvoorziening wordt toegewezen door het jeugd- en gezinsteam. Toelichting Het team ‘Voor elkaar’ kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag of het opstellen van het gezinsplan nodig is; als dat de enige mogelijkheid is om een zorgvuldig onderzoek naar de aanvraag te doen, is het zelfs in zekere zin verplicht. Het is bij de adviesvraag van belang dat hierbij een heldere vraag of afgebakende opdracht wordt versterkt, zodat duidelijk is voor de cliënt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nog nodig is.
4.11 Inhoud beschikking en beslistermijnen - In de beschikking tot verstrekking van een individuele maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. - Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. - Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb. c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. - Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd. _________________________________________________________________________________ 118
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Toelichting In de beschikking dient informatie opgenomen te worden over de wettelijk geldende regels ter zake van de eventuele verschuldigdheid van een ouderbijdrage. Gemeenten zijn op basis van de Jeugdwet wettelijk verplicht een ouderbijdrage op te leggen voor alle jeugdhulp waarbij sprake is van verblijf buiten het gezin (dat wil zeggen waarbij een jeugdige gedurende een etmaal of een deel daarvan verblijf wordt geboden met een passend pedagogisch klimaat bij een pleegouder of in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder). Het CAK zal de vaststelling en inning van de ouderbijdrage voor gemeenten gaan uitvoeren. Voor wat betreft de termijn om te beslissen op een aanvraag, geldt de regeling in de Awb onverkort. In artikel 4:13 van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede te delen en daarbij een redelijk termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb). Deze termijnen zijn maximumtermijnen. Het streven is om zo spoedig mogelijk, de nodige zorgvuldigheid daarbij in acht nemend, een beschikking af te geven. Indien nodig kan na een melding binnen enkele dagen een individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt, in complexe situaties zal in de regel in het belang van een zorgvuldig onderzoek een langere termijn nodig zijn. Bijvoorbeeld, indien een langer durend diagnosetraject benodigd is, kan dit ook tot een wat langere afhandelingsduur van de aanvraag leiden.
5. Het Persoonsgebonden budget Regels voor Persoonsgebonden budget Bij toewijzing van een individuele oplossing voor jeugdhulp is er een keuze om de voorziening in natura te ontvangen, of om zelf formele of informele hulp in te zetten en dit te bekostigen vanuit een Persoonsgebonden budget . Als iemand in aanmerking komt voor een individuele voorziening, ziet de gemeente Brummen het Pgb en de zorg in natura (ZIN) als gelijkwaardige verstrekkingsvormen, waar iemand zelf tussen kan kiezen (het wettelijk kader daarbij in acht nemend). Naast de in de Jeugdwet en verordening Jeugdhulp genoemde regels, stelt de gemeente de volgende voorwaarden . Deze vloeien voort uit de Uitgangspuntennotitie PGB 2015 gemeente Brummen, zoals vastgesteld door de Raad op 18 december 2014. Voorwaarden en verplichtingen persoonsgebonden budget - De ouder en jeugdige kunnen in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget indien: a. als de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het team ‘Voor elkaar’ op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; b. deze in het plan, voldoende motiveren waarom de ouders en jeugdigen de jeugdhulpvoorziening als persoonsgebonden budget wensen te krijgen; _________________________________________________________________________________ 119
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
c.
is gewaarborgd dat de jeugdhulpverlening voldoet aan de kwaliteitseisen van de wet en in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt;
- De inzet van informele hulp kan waar nodig gecombineerd worden met formele hulp, om de informele hulpverlener te ondersteunen en specifieke vaardigheden die de opvoedsituatie vraagt, aan te leren. - Aan het persoonsgebonden budget zijn de volgende verplichtingen verbonden: a. de ouders en/of jeugdige stellen - naast een inhoudelijk plan- een budgetplan op; b. het team ‘Voor elkaar’ toetst inhoudelijk de contracten die de persoonsgebonden budgethouder afsluit aan het persoonlijk plan; c. de jeugdige en/of zijn ouders aan wie een persoonsgebonden budget is verleend komt met de aanbieder in een schriftelijke overeenkomst overeen, waar ten minste afspraken in zijn opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de jeugdhulpvoorziening en de wijze van declareren; d. de door de Sociale Verzekeringsbank (hierna te noemen: SVB) opgestelde richtlijnen zijn voor de budgethouder leidend bij het opstellen van deze overeenkomst; e. het persoonsgebonden budget kan niet worden besteed aan een voorziening die voor de jeugdige en zijn ouders als algemeen gebruikelijk wordt geacht; f. de hulp die met het persoonsgebonden budget betaald wordt, komt volledig ten diensten aan de doelen die in de beschikking en het onderliggende plan zijn beschreven; g. uit het persoonsgebonden budget worden geen administratieve bemiddelingsbureaus, tussenpersonen of belangenbehartigers betaald; h. het persoonsgebonden budget kan niet gebruikt worden voor: administratie en crisishulp, JeugdzorgPlus, Jeugdbescherming, jeugdreclassering, voortgezette diagnostiek en pleegzorg; - De kwaliteit dient naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. Jeugdhulp dient volgens de Jeugdwet uitgevoerd te worden door geregistreerde professionals, tenzij aannemelijk kan worden gemaakt dat dat niet nodig is. De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders: a. de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten; b. gebruik van een ondersteuningsplan als onderdeel van verantwoorde hulp; c. systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder; d. verklaring omtrent het gedrag (VOG); e. de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; f. de meldplicht calamiteiten en geweld; g. verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.
Afwegingskader informele hulp - Bij de beoordeling van de mogelijkheid tot betaling van een informele hulpverlener voor zijn taken zal het volgende tijdens de onderzoeksfase worden meegewogen: a. De cliënt moet zijn keus om een informele hulp met het pgb in te schakelen motiveren; b. De informele hulp mag daarbij op geen enkele wijze druk op de cliënt hebben uitgeoefend bij zijn besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling; c. Is de informele hulp in staat om de gevraagde hulp te bieden (mag niet te zwaar zijn)? _________________________________________________________________________________ 120
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
d.
e. f.
g. h. i.
j. k.
Is er sprake van verlies aan inkomsten? Dit is het geval wanneer de informele hulp behoort tot de beroepsbevolking en door de geboden hulp minder kan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Dit aspect is opgenomen met als doel om hiermee overbelasting, in verband met de combinatie van (betaald) werk en verlenen van zorg, van de mantelzorger te voorkomen en/of het risico voor te zijn dat de mantelzorger gaat stoppen met het verlenen van de informele zorg. Betaling maakt het voor mantelzorgers mogelijk om tijd beschikbaar te stellen. Er is geen sprake van inkomstenverlies wanneer de informele hulp een uitkering ontvangt. Wij zijn van mening dat doorgaans het verlenen van circa 8 uur mantelzorg per week, boven de gebruikelijke dagelijkse hulp, niet ten koste gaat van een betaalde baan. Wij zullen deze norm halverwege 2015 evalueren. Van inwonende eerste- en tweede graads familieleden kan meer (onbetaalde) mantelzorg worden verwacht dan van uitwonende familieleden; De wens om vrienden, kennissen, collega’s en buren uit te willen betalen is afhankelijk van de sociale relatie die de pgb-houder met deze mensen heeft en van de soort hulp die gevraagd wordt. Tevens de mogelijkheid van de pgb-houder om zelf iets terug te doen voor de mantelzorger; De omvang van de mantelzorg die iemand verleent; De totale belasting van de mantelzorger: gebruikelijke hulp, mantelzorg en werk; Het type hulp, de frequentie van de geboden hulp, de duur van de hulp (tijdelijk of langere periode) en de mate van verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij/zij ziek is of op vakantie wil, of is dit niet mogelijk?) spelen een rol bij het al dan niet overgaan tot betaling; De mogelijkheid om zorg uit handen te kunnen geven. De kosten die iemand moet maken om mantelzorg te verlenen en de mogelijkheid om dit zelf te kunnen bekostigen.
- Na zorgvuldig onderzoek bepaalt het college of mantelzorg wel of niet voor betaling in aanmerking komt. - Mantelzorg die structureel wordt geboden, te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is, zal eerder voor vergoeding in aanmerking komen dan incidenteel geboden hulp. - Gebruikelijke hulp komt niet voor vergoeding in aanmerking. In de bijlage ‘gebruikelijke hulp’, vindt u richtlijnen wat het college onder gebruikelijke hulp verstaat. - De informele hulpverlener die op een ander adres woont dan de jeugdige, dient een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te kunnen overleggen welke niet langer dan 3 maanden geleden is afgegeven. Deze beleidsregel is bedoeld ter bescherming van het kind / de jongere die de jeugdhulp ontvangt. Ook bij regulier vrijwilligerswerk met deze doelgroep is een VOG vaak vereist.
Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget - Het tarief voor een persoonsgebonden budget: a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het persoonsgebonden budget gaan besteden; b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen; en c. voldoet aan de kwaliteit met betrekking tot het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt; _________________________________________________________________________________ 121
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
d. e. f. g.
bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura; de vergoeding voor informele hulp is voor jongeren tot 23 jaar gebaseerd op het wettelijk gestelde en door SVB gehanteerde minimumloon; de vergoeding voor informele hulpverleners van 23 jaar en ouder kent een maximum tarief van 20,- per uur; zijn voor de logeeropvang gemaximeerd en worden berekend per etmaal of dagdeel.
- Als de indicatie in 2015 nog doorloopt, wordt het Persoonsgebonden budget - op basis van het overgangsrecht – behouden tot het moment dat deze afloopt, maar uiterlijk tot en met 31 december 2015. De hoogte van het Persoonsgebonden budget blijft tijdens deze periode ongewijzigd tenzij de situatie wijzigt of wanneer de cliënt zelf aangeeft dat deze naar beneden kan worden bijgesteld. Voor beschermd wonen geldt een overgangsperiode van 5 jaar. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar de Uitgangspuntennotitie PGB 2015”. In deze notitie zijn de uitgangspunten van een gezamenlijk afwegingskader voor het pgb voor de jeugd en volwassenen (Jeugdwet en Wmo) geschetst.
6. Wijzigingen en handhaving - Het team ‘Voor elkaar’ zal de bepalingen in artikel 7 van de verordening jeugdhulp in het keukentafelgesprek kenbaar maken aan de jeugdige en zijn ouders. In de beschikking zullen deze condities terug te vinden zijn. Toelichting Voor het artikel nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering verwijzen wij u naar artikel 7 uit de Verordening Jeugdhulp. De gemeente dient bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrecht ontvangen van een individuele voorziening, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet.
7. Bezwaar en mediation - Iedere belanghebbende heeft het recht als hij het met een beschikking niet eens is, in bezwaar te gaan. - Het college streeft ernaar, voordat een negatief of afwijkend besluit valt, betrokkene in de gelegenheid te stellen hierop te reageren, zodat door het college gemaakte eventuele fouten hersteld kunnen worden. Bij het in bezwaar gaan wordt het bezwaarschrift door het college beoordeeld en als deze direct aanleiding geeft het besluit te wijzigingen, zal op grond van de Algemene wet bestuursrecht een gewijzigd besluit plaatsvinden. Ook bestaat de mogelijkheid door middel van een informeel gesprek nog eens naar het probleem te kijken en, daar waar nodig, de gelegenheid tot een second opinion te geven. Eventueel kan daarbij mediation worden ingezet.
_________________________________________________________________________________ 122
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Toelichting Als een belanghebbende (pro-forma) bezwaar heeft ingediend, informeert het college de indiener over de mogelijkheid mediation in te zetten als middel om tot een vergelijk te komen. Zowel belanghebbende als gemeente hebben er baat bij dat zo veel mogelijk langdurige bezwaarprocedures worden voorkomen. Bij het niet eens zijn met de genomen beslissing kan mediation in een vroeg stadium een middel zijn om tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen. Wordt er geen overeenstemming behaald dan blijft de weg open voor de bezwaarprocedure zoals in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) vermeld. De rechter zal toetsen of het team ‘Voor elkaar’ zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van de cliënt op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van de genoemde doelstellingen in de inleiding.
8. Inherente afwijkingsbevoegdheid Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen af te wijken van het bepaalde in deze beleidsregels.
_________________________________________________________________________________ 123
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Diverse bijlagen behorende bij beleidsregels Jeugdhulp Vastgesteld : B&W-vergadering van 23 december 2014 met kenmerk BW14.0781 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 31 december 2014
Bijlage 1 Het familiegroepsplan (kenmerk INT14.4238) Bijlage 2 De toepassing van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet (kenmerk INT14.4239) Bijlage 3 Toegangscriteria (kenmerk INT14.4240) Bijlage 4 Psychologische interventies, overzicht Zorginstituut Nederland (kenmerk INT14.4241) Bijlage 5 Gebruikelijke hulp (kenmerk INT14.4242)
_________________________________________________________________________________ 124
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 1
Het familiegroepsplan
Het familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op grond van artikel 2.1, onder g, van de Jeugdwet maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid. Deze bepalingen zijn een uitvloeisel van het amendement Voordewind/Ypma (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 83). Dit amendement beoogt ouders, familieleden en anderszins direct betrokkenen de mogelijkheid te geven om (ook in de preventieve fase) voor gedwongen of vrijwillige jeugdhulp mee te denken en te helpen aan een oplossing. Burgers zijn in veel gevallen zeer wel in staat verantwoordelijkheid te nemen voor problemen in eigen familie- of vriendenkring. Sociale samenhang draagt daarnaast bij aan het welzijn van kinderen. Door vormen van hulp van betrokkenen en steun uit directe kring kan bovendien uithuisplaatsing worden afgewend en wordt netwerkpleegzorg bevorderd. Een familiegroepsplan kan bijvoorbeeld binnen een wijkteam worden georganiseerd. Indien het een machtiging of een voorwaardelijke machtiging betreft biedt de kinderrechter de kans voor het opstellen van een familiegroepsplan (artikel 6.1.10 van de wet). Als er een familiegroepsplan is opgesteld, kan dit als hulpverleningsplan gaan gelden. Het gezin krijgt de regie over hun eigen problemen en oplossingen in eigen hand, het is hun eigen plan; met hulp vanuit hun eigen netwerk, eventueel aangevuld met vrijwilligers en noodzakelijke professionele hulp. De jeugdhulpaanbieder zal dan niet zelf weer een heel nieuw plan gaan opstellen. Wel kan het in de loop van het traject nodig blijken het plan te actualiseren. Het team “voor elkaar’ zal dat dan bij de opstellers van het familiegroepsplan aan moeten kaarten Het familiegroepsplan speelt zoals vermeld ook een rol in het gedwongen kader. De beschrijvingen in deze beleidsregels (zie 4.3 en 4.5) omtrent het familiegroepsplan betreffen echter alleen het vrijwillig kader van jeugdhulp. Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 wettelijk verplicht burgers te faciliteren bij het maken van een familiegroepsplan: een plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met hun familie en anderen uit hun sociale kring. Dit plan wordt getoetst door de professional in het team ‘Voor elkaar’ die toegang verleent. De wet noemt in artikel 4.1.2. het familiegroepsplan als een stap in het hulpverleningsproces van de jeugdhulpaanbieder voorafgaande aan start van het professionele jeugdhulptraject. Wat staat er in de Jeugdwet De Jeugdwet beoogt dat gezinnen zoveel mogelijk zelf en met steun van hun netwerk problemen voorkómen en aanpakken. De bedoeling is dat ouders en jeugdigen versterkt worden in hun eigen kracht en zoveel mogelijk zelf de regie houden wanneer zij kampen met problemen. Het familiegroepsplan is daarbij een belangrijkinstrument. De Jeugdwet bepaalt dat bij hulp bij vroege signalering van problemen, bij verlening van jeugdhulp en bij de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering gewerkt wordt op basis van een hulpverleningsplan. Dat kan het eigen plan van ouders zijn dat zij samen met hun sociale netwerk opstellen, het familiegroepsplan, of het kan een onderdeel zijn van dit plan. _________________________________________________________________________________ 125
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
De Jeugdwet schrijft niet voor hoe het opstellen van een familiegroepsplan dient te gebeuren: het is ‘vormvrij’. Ook staat niet vast hoe vaak een familiegroepsplan gemaakt kan worden. Het opstellen van een familiegroepsplan hoeft niet een eenmalige gebeurtenis te zijn, maar het kan herhaald en bijgesteld worden. Het is niet verplicht om opnieuw een familiegroepsplan op te stellen bij de start van een ondertoezichtstelling (0ts), wanneer in het vrijwillige kader al eens een familiegroepsplan gemaakt is. De gezinsvoogd kan echter wel het eerder gemaakte familiegroepsplan erbij pakken en samen met het gezin bekijken of en zo ja hoe het eerdere familiegroepsplan aangepast moet worden. In dat geval bepaalt de gezinsvoogd aan welke eisen het plan moet voldoen. Ook wanneer duidelijk is dat (aanvullende) professionele hulp nodig is, kan de hulpverlener wederom samen met het gezin kijken in hoeverre de regie zoveel mogelijk bij het gezin kan blijven en welke rol het sociale netwerk kan spelen. De Jeugdwet geeft een aantal uitzonderingen waarin ouders en jeugdige geen gelegenheid krijgen om eerst een familiegroepsplan te maken, namelijk wanneer: • Een gecertificeerde instelling jeugdreclassering uitvoert. Reden: er is sprake van een door de rechter opgelegde maatregel wegens het plegen van een strafbaar feit. Het is geen hulp waar een familiegroepsplan behulpzaam bij kan zijn. • Een gecertificeerde instelling de voogdij uitoefent nadat het gezag van de ouders is beëindigd. Reden: als het ouderlijk gezag is beëindigd, dan zijn de ouders uiteraard nog steeds de biologische ouders, maar ze kunnen daaraan geen rechten meer ontlenen, bijvoorbeeld om een familiegroepsplan te organiseren. • Het opstellen van een familiegroepsplan de belangen van de jeugdige schaadt, bijvoorbeeld door een concrete bedreiging van de veiligheid of ontwikkeling van het kind. Reden: als een professional ernstige onveiligheid (bijv. seksueel misbruik, ernstige verwaarlozing of mishandeling) constateert bij een kind, dan heeft het gezin blijkbaar zelf niet voldoende in die veiligheid kunnen voorzien. Veiligheid voor het kind is dan de eerste prioriteit. Een familiegroepsplan hoeft ook niet opnieuw opgesteld te worden wanneer een gecertificeerde instelling de ondertoezichtstelling uitvoert en er al een plan is gemaakt in het vrijwillig kader. Een familiegroepsplan moet namelijk niet bureaucratisch gaan werken. Ook is de uitvoering van een familiegroepsplan begrensd door het professionele kader op grond van de te hanteren professionele standaard als bedoeld in artikel 453 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 4.1.1, tweede lid, juncto 4.1.5, eerste lid, van de Jeugdwet en de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze eisen zijn geoperationaliseerd in het Kwaliteitskader van het Besluit Jeugdwet. De professional zal dus vanuit zijn beroepsuitoefening moeten toetsen of hij uitvoering kan geven aan het familiegroepsplan en daarover in gesprek moeten gaan met betrokkenen, met als ondergrens de veiligheid en gezonde ontwikkeling van de jeugdige. Ondersteuning bij opstellen familiegroepsplan Belangrijk is voor ogen te houden dat er geen sprake is van “one size fits all”. Het kan nodig zijn op verschillende manieren het opstellen van het familiegroepsplan te faciliteren. Belangrijke factoren hierin zijn: • de wensen van het gezin: hoe willen en kunnen zij het familiegroepsplan vormgeven en wie hebben zij daar bij nodig? • het vertrouwen dat een gezin wel of niet heeft in een professional die hen ondersteunt bij een familiegroepsplan. Bijvoorbeeld, gezinnen met een langdurige hulpverleningsgeschiedenis hebben mogelijk meer vertrouwen in een onafhankelijke coördinator dan in een professional uit een instelling die zij al kennen. _________________________________________________________________________________ 126
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
• de aard en ernst van de problemen in het gezin: bij ernstige of complexe problemen hebben ouders wellicht meer ondersteuning nodig om een familiegroepsplan op te stellen dan bij lichte problemen. En bij omstandigheden die een bedreiging voor de ontwikkeling van een kind vormen is het nodig dat professionals de veiligheid van een kind in de gaten houden een vinger aan de pols houden of het familiegroepsplan voldoende is. Ook als ouders afzien van het maken van een familiegroepsplan, is het mogelijk dat de deskundige samen met hen kijkt naar de mogelijkheden die ouders zelf en hun netwerk hebben om de problemen aan te pakken. In dat geval is het familiegroepsplan ingebed in het handelen van de hulpverlener.
_________________________________________________________________________________ 127
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 2
De toepassing van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet
Bron: factsheet woonplaatsbeginsel, uitgave VNG en betrokken ministeries. De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont. Als een jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw met behulp van het stappenplan worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is. Het vaststellen van de woon- of verblijfplaats Bij het bepalen van het woonadres wordt aangesloten bij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Als een jeugdige zelf, of zijn of haar gezagsdrager, niet heeft gezorgd voor de inschrijving in de BRP, moet hij of zij gewezen worden op zijn of haar wettelijke plicht om zich in te schrijven. Als er geen inschrijving in de BRP is, wordt gekeken naar het werkelijke verblijf van de gezagsdrager. In sommige gevallen is het werkelijke verblijfplaats van de jeugdige bepalend voor de verantwoordelijke gemeente. Soms komt het voor dat het werkelijke verblijf van een jeugdige bij een nevenvestiging van een jeugdhulpaanbieder is. In die gevallen is het adres van de nevenvestiging het adres dat geldt. Als het moment van de hulpvraag wordt gehanteerd, geldt het eerste contact van de jeugdige bij de toegang. Verhuizing Een wijziging van de inschrijving in de BRP betekent de start van overleg tussen gemeente die verantwoordelijk was en de gemeente die verantwoordelijk wordt. Dit overleg is gericht op de feitelijke overdracht. Hulp bij acute situaties Bij acute situaties wordt direct jeugdhulp aan de jeugdige geleverd of een kinderbeschermingsmaatregel uitgesproken. De gemeente die de acute hulp levert, stelt via het stappenplan vast welke gemeente formeel verantwoordelijk is. De kosten van alle geleverde acute hulp zijn immers voor rekening van die gemeente. Wanneer de Jeugdwet niet van toepassing is, is er geen gemeente direct verantwoordelijk voor de desbetreffende jeugdige. Gemeenten die kosten voor jeugdhulp hebben gemaakt moeten in die uitzonderlijke gevallen de kosten verhalen op de reisverzekering, de desbetreffende buitenlandse verzekeraar of via de gezagsdrager van de jeugdige. Overgangsrecht in 2015 Met betrekking tot het overgangsrecht geldt de situatie zoals deze op 31 december 2014 bekend is. Waar in het stappenplan het moment van de hulpvraag staat, geldt ten aanzien van het overgangsrecht de situatie op 31 december 2014. Een jeugdige heeft recht op (jeugd)hulp tot het moment waarop een indicatie of verwijzing of strafrechtelijke beslissing eindigt, tot maximaal het einde van 2015. Bij langdurige pleegzorg geldt het overgangsrecht tot het moment dat de jeugdige 18 jaar wordt.
_________________________________________________________________________________ 128
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Gescheiden ouders in verschillende gemeenten Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden. Voorlopige voogdij De kinderrechter kan om verschillende redenen een voorlopige voogdij uitspreken. Het gaat daarbij altijd om acute noodsituaties waarin een snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming van de minderjarige nodig is. Zo kan het nodig zijn om een medische behandeling voor een kind mogelijk te maken, als toestemming door de ouder(s) wordt geweigerd. Voorlopige voogdij kan ook een tussenmaatregel zijn wanneer deze wordt uitgesproken gedurende het onderzoek naar een beëindiging van het ouderlijk gezag. Dan is het gezag van de ouder(s) geschorst, in afwachting van een definitieve maatregel. Bij de situatie van voorlopige voogdij is voor het bepalen van de woonplaats gekozen voor een praktische oplossing. Uitgangspunt is de situatie die gold voordat sprake was van voorlopige voogdij. De gemeente waar de ouder die het gezag had woont is verantwoordelijk. Als die ouder tijdens de duur van de situatie van voorlopige voogdij verhuist, wordt de gemeente waar deze ouder naar toe gaat verantwoordelijk. 18 Tijdelijke voogdij Bij de situatie van tijdelijke voogdij is er tijdelijk in de voogdij voorzien. Deze situatie kan onbeperkt duren, tot het moment waarop ouders terugkeren, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf in het buitenland, of totdat een jeugdige terugkeert naar het land van herkomst (Nidos heeft dan meestal de tijdelijke voogdij) of tot het moment waarop een jeugdige meerderjarig wordt. De verblijfplaats van de jeugdige is in deze situaties bepalend. Instellingsvoogdij Als de voogdij door een gecertificeerde instelling wordt uitgeoefend is het werkelijke verblijf van de jeugdige bepalend. Vaak woont deze jeugdige in een pleeggezin of in een residentiële instelling. Als de jeugdige in een residentiële instelling woont, geldt niet het adres van de hoofdvestiging van de jeugdhulpaanbieder maar het werkelijke verblijf van een jeugdige bij de nevenvestiging. Meerderjarige jeugdige Als een jeugdige 18 jaar wordt, is er volgens het burgerlijk wetboek geen gezagsrelatie meer. Daarom wordt in dat geval uitgegaan van het adres van de jeugdige. Woonplaats van gezagsdrager(s) onbekend of in het buitenland Als de woonplaats van de gezagsdrager(s) onbekend is, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Als de gezagsdrager(s) in het buitenland wonen en de jeugdige in Nederland verblijft, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige. Er is dus altijd een gemeente verantwoordelijk. Woonplaats gezagsdrager en jeugdige in buitenland Als ouders en jeugdige in het buitenland wonen, is er geen recht op jeugdhulp. Gemeenten hoeven dan geen jeugdhulp te leveren. _________________________________________________________________________________ 129
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Woonplaats gezagsdrager in Nederland en jeugdige in buitenland De gemeente waar de gezagsdrager woont is verantwoordelijk. Briefadres Soms wordt iemand op een briefadres en niet op een woonadres ingeschreven in de BRP. Dit kan voorkomen als iemand bijvoorbeeld in een psychiatrische instelling, een Blijf van mijn Lijf-huis of in een gevangenis verblijft. Bij een briefadres geldt het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Wanneer zowel het briefadres als het woonadres bekend zijn in de BRP, wordt het woonadres gehanteerd. Met betrekking tot volledigheid voor bepaling van verantwoordelijke gemeente voor alle jongeren in zorg is door de betrokken ministeries en de VNG een stroomschema/stappenplan opgesteld.
_________________________________________________________________________________ 130
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
_________________________________________________________________________________ 131
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 3
Toegangscriteria
Inleiding In de Jeugdwet is bepaald dat gemeenten moeten zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod voor jeugd. Het recht op zorg wordt vervangen door een jeugdhulpplicht die gemeenten invullen door het treffen van voorzieningen voor jeugdigen die ondersteuning nodig hebben bij het opgroeien, zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie. Ook ouders kunnen hiermee in hun opvoedtaak worden ondersteund. In dit voorzieningenaanbod maken gemeenten onderscheid in algemene voorzieningen en 18 individuele voorzieningen . Algemene voorzieningen (ook wel overige, collectieve of vrij toegankelijke voorzieningen genoemd) zijn voor alle jeugdigen en hun ouders toegankelijk. Individuele voorzieningen (ook wel maatwerkvoorzieningen of niet -vrijtoegankelijke voorzieningen genoemd) zijn alleen toegankelijk met een verleningsbeschikking van de gemeente. Wie bepaalt er of iemand in aanmerking komt voor een individuele voorziening? In de Jeugdwet is deze bevoegdheid om toegang te verlenen bij 4 partijen neergelegd: 1. Het college/ de gemeente (meestal gemandateerd aan het CJG of wijkteam) 2. De huisarts 3. De jeugdarts 4. De medisch specialist Daarnaast mogen, in het gedwongen kader, ook de GI , de rechter, het OM en de JJI aangeven dat zij bepaalde vormen van jeugdhulp wenselijk vinden gedurende het jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringstraject. De gemeente moet ervoor zorgen dat deze hulp dan wordt ingezet. In de Jeugdwet staat hierover het volgende: 1. De gecertificeerde instelling bepaalt of en, zo ja, welke jeugdhulp is aangewezen in het kader van de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Zij overlegt hiertoe met het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft. 2. De gecertificeerde instelling en het college leggen de wijze van overleggen vast in een protocol. 3. Het eerste lid blijft buiten toepassing indien de verplichting tot het bieden van jeugdhulp rechtstreeks voortvloeit uit een strafbeschikking of een rechterlijke beslissing waarbij in jeugdreclassering is voorzien.
18
Zie bijlage 1. voor een overzicht van de individuele voorzieningen van de gemeenten in Midden IJssel/Oost-Veluwe. _________________________________________________________________________________ 132
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Hoe beslissen degenen die toegang mogen verlenen tot een individuele voorziening ? Welke stappen moeten zij doorlopen alvorens te besluiten om een individuele voorziening in te zetten ? Hoe komen zij tot hun besluit ? De Jeugdwet zegt hierover: De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels: a. over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening; (Artikel 2.9) Twee beslismomenten Bij de bepaling van een individuele voorziening zijn er twee beslismomenten te onderscheiden. Allereerst moet de lokale toegang bepalen óf er een noodzaak is voor het inzetten van een individuele voorziening. Hierbij gaat het om de vraag hóe dat te bepalen en het zichtbaar maken van de daarbij gemaakte afwegingen. Ten tweede moet er, na de beslissing dát er een individuele voorziening moet worden ingezet, nog besloten worden wélke individuele voorziening het beste past bij de ondersteuningsvraag, en wélke zorgvormen (bouwstenen) moeten worden ingezet. Deze notitie gaat over het eerste beslismoment. Het tweede beslismoment wordt gefaciliteerd door middel van het pro ductenboek dat hier nauw mee samenhangt en gelijktijdig wordt ontwikkeld op basis van de ingekochte zorgvormen bij diverse gecontracteerde aanbieders. Het productenboek wordt ingebouwd in het dashboard waardoor voor zowel de gehele regio als per gemeente inzichtelijk is welke hulpvormen door welke aanbieders worden aangeboden. Het beoogde resultaat van deze notitie is:
Het ontwikkelen van bruikbare toegangscriteria voor lokale toegangsverleners bij het beslissen over het al dan niet inzetten van een individuele voorziening voor een jeugdige (en zijn ouders).
_________________________________________________________________________________ 133
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Visie en uitgangspunten in eerder vastgestelde nota’s In de transitie en transformatie van de jeugdzorg is een aantal uitgangspunten eerder 19 vastgesteld in regionale nota’s : Deze zijn van belang bij het vaststellen van de toegangscriteria voor individuele voorzieningen en de toepassing ervan.. 1.
Belang van preventie en vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; daarmee voorkomen van zwaardere hulpvr aag 2. Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; 3. Bevorderen van de opvoedcapaciteit van de ouders; ouders zijn primair ve rantwoordelijk 4. Inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht); 5. Waarborgen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit; veiligheid van kind staat voorop 6. Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘ één gezin, één plan, één regisseur’. 7. Ondersteuning zoveel mogelijk inzetten op lokaal niveau, zo dicht mogelijk bij kind en gezin 8. Afstemming met het onderwijs 9. Jeugdzorg moet betaalbaar blijven (binnen de financiële kaders realiseren) 10. Individuele voorzieningen alleen toekennen als mogelijkheden van het gezin, sociaal netwerk en algemene voorzieningen ontoereikend zijn 11. Transitie en transformatie vraagt om een forse cultuuromslag bij álle betrokkenen 20
Wat is eerder besloten ten aanzien van de toegang en toegangscriteria ? 1. We spreken samen af welke zorg niet-vrij toegankelijk is en richten op een eenduidige manier de toeleiding naar de bovenlokale zorgvormen in. 2. Wij hebben afspraken gemaakt over de inrichting van de toegang waarbij elke gemeente op lokaal niveau de vrijheid heeft om de vorm van de toegang te bepalen en zelf verantwoordelijk is voor een tijdige inrichting van deze toegang 3. Wij stemmen het competentieprofiel met elkaar af waaraan de toegangsverleners (de gemandateerde professionals) tot de individuele voorzieningen moeten voldoen. 4. Wij stemmen de criteria met elkaar af die geldenbij de toegangsverlening tot de individuele voorzieningen (niet vrij toegankelijk) Uitgangspunten bij bepaling toegangscriteria voor individuele voorzieningen 1. Methodische werkwijze toegangverleners essentieel De gemeenten van MIJ/OV zijn van mening dat er in de toegang methodisch gewerkt moet worden vanuit de visie van het oplossingsgerichte werken en dat álle toegangsmedewerkers (uniforme) instrumenten gebruiken bij het beslissen over hulp (bijvoorbeeld instrumenten voor risico-inschatting en veiligheid in het gezin; vaststellen van draagkracht in het gezin en het 19
Regionale kadernota Midden-IJssel/Oost-Veluwe en Uitvoeringsnota Midden-IJssel/Oost-Veluwe Uitvoeringsnota Midden-IJssel/Oost-Veluwe _________________________________________________________________________________ 134
20
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
sociale netwerk). Deze werkwijze is essentieel in de transformatie van de jeugdzorg en vormt de basis bij het werken met de toegangscriteria voor individuele voorzieningen. 2. Geen gedetailleerde protocollen bij het ontwikkelen van toegangscriteria. Gemeenten in MIJ/OV kiezen ervoor om niet in gedetailleerde protocollen voor elke cliëntvraag vast te leggen welk aanbod daar het beste bij past. Wél willen gemeenten dat de afweging en beslissing over het al dan niet inzetten van een individuele voorziening door de professionals die een verantwoordelijkheid hebben in de toegang, zoveel mogelijk op uniforme wijze tot stand komt. 21 Gemeenten zijn van mening dat er bij de toegang gekwalificeerde professionals moeten werken en er voldoende expertise aanwezig moet zijn om samen met jeugdige e n ouders, een goede inschatting te kunnen maken van de benodigde ondersteuning . Ze richten hun toegangspoort daarop in en laten het beslissen over hulp over aan de expertise van deze professionals. Waar nodig wordt extra expertise betrokken om een juiste beoordeling te kunnen maken (Bijvoorbeeld van een kinderarts, kinder- en jeugdpsychiater, revalidatiearts of verslavingsspecialist). 3. Zoveel mogelijk uniforme werkwijze nastreven in de regio in de toegang Wat gemeenten wél doen is het vaststellen van een aantal stappen en afwegingscriteria die in de toegang worden gevolgd wanneer beslist moet worden over het al dan niet inzetten van een individuele voorziening. Op deze manier werken we toe naar een zoveel mogelijk uniforme handelswijze bij het toekennen van individuele voorzieningen, zowel op lokaal als regionaal niveau. Dit is van belang om het zorgverbruik van individuele voorzieningen in de regiogemeenten te kunnen benchmarken en een voorwaarde voor het creëren en behouden van draagvlak voor eventuele solidariteitsafspraken tussen gemeenten. 4. Toegangscriteria ook geldig voor niet-gemeentelijke toegangverleners Deze werkwijze brengen we ook onder de aandacht bij de overige toegangverleners (zowel de artsen als ook de partners in het gedwongen kader die mogen verzoeken om de inzet van jeugdhulp). 5. Intervisie ter ondersteuning van uniforme werkwijze Naast het vaststellen van een stappenplan met afwegingscriteria, overwegen gemeenten om lokaal en regionaal te werken met intervisie tussen de toegangverlene rs. Op die manier worden werkwijzen gedeeld en ervaringe n uitgewisseld en ontstaat een gezamenlijke uitvoeringspraktijk die knelpunten kan signaleren en voorstellen kan doen voor verbetering.
21
Voor toelichting m.b.t.gekwalificeerde professionals zie bijlage 2
_________________________________________________________________________________ 135
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Op basis van voorgaande visie en uitgangspunten en de gemeen schappelijke uitgangspunten in de verordeningen jeugd , komen we tot het volgende stappenplan en bijbehorende toegangscriteria voor individuele voorzieningen :
_________________________________________________________________________________ 136
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Stappenplan en toegangscriteria voor individuele voorzieningen
22
Kind, jongere / gezin
STAP 1
Hulpvraag (behoefte van kind, jongere / gezin) Draagkracht en draaglast van het gezin Zelfredzaamheid en lerend vermogen Omgeving (sociale en leefomgeving) Bestaande voorzieningen
Inventarisatie situatie van het kind, de jongere en gezin (foto)
STAP 2
Eigen kracht + hulpverleningsgeschiedenis; wat werkte, wat niet Mogelijkheden (voor mobiliseren van het) sociale netwerk; bepalen draagkracht-draaglast
Bronnen Eigen kracht + behandeling Veiligheidscheck ; is de veiligheid van het kind in gevaar? (Beschikbare instrumenten, zie bijlage 2) Mogelijkheid inzet voorliggende algemene voorzieningen ? Algemene voorzieningen
Weging ondersteuningsmogelijkheden
STAP 3
STAP 4
Weging nav info inventarisatie. Is draagkracht van kind/jongeren en gezin + sociale netwerk + eventuele inzet algemene voorzieningen voldoende voor beantwoorden/ oplossen van de vraag ? ja geen individuele voorziening nee wél individuele voorziening
Vaststelling individuele voorziening en indien van toepassing afstemming met onderwijs (SWV po/vo)
Gezinsplan (1 plan voor 1 kind/gezin en 1 hulpverlener). Bepaling bouwstenen.
STAP 5
22
Aanvraag individuele voorziening bij gemachtigde toegangsverlener
Voor instrumenten risicotaxatie, zie bijlage 2 _________________________________________________________________________________ Besluit op aanvraag 137 Indien positief signaal naar uitvoering (Maken van verleningsbeschikking en DVO)
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
BRONNEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Jeugdwet en Memorie van Toelichtingen Regionale Kadernota MIJ/OV Regionale Uitvoeringsnota MIJ/OV Gemeentelijke verordeningen jeugd afzonderlijke gemeenten MIJ/OV Groningen : Project Zorgroutes, triage & casemanagement “Functioneel ontwerp “Zorg voor jeugd (Een handreiking met inrichtings - en uitvoeringsmodellen voor gemeenten ; Deloite Consulting In opdracht van het Transitiebureau Jeugd, juli 2013) 7. Toegangscriteria individuele jeugdhulp Epe 8. Zelfredzaamheidsmatrix Achterhoek 9. Trechter toegangsverlening individuele voorzieningen (WMO Apeldoorn) 10. Richtlijn beslissen over passende hulp, mei 2014 © NVO, NVMW en NIP
_________________________________________________________________________________ 138
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 1 bij Toegangscriteria Individuele voorzieningen gemeenten MIJ/OV 1.1 AWBZ H150 H300 H330 Behandeling H820 H814 H834 Dagbesteding H854 H874 H997 H126 Persoonlijke verzorging H127 H132 H896 Vervoer V905 Z992 Z993 ZZP Verblijf Z994 Z996 V414 V415 ZZP VG Z414 Z415 V513 V523 ZZP LVG Z513 Z523 Begeleiding
Licht
Begeleiding
Care
Behandeling
Middel
Dagbesteding
ZZP VG
ZZP LVG
H152 H153 H303 H325 H328 H329 H334 H815 H835 H875 H855 V424 V425 Z424 Z425 V533 Z533
Begeleiding extra Begeleiding Behandeling paramedisch (p/u) Dagbehandeling VG kind midden P/dgdl. dagactiv. VG kind licht Dagactiviteit LG kind licht Dagactiviteit Zgkind auditief licht Dagactiviteit Zgkind visueel licht Dagactiviteiten GGZ-LZA Persoonlijke verzorging Persoonlijke verzorging extra Nachtverzorging Vervoer dagbest/dagbeh kind extramuraal Prijs VPT verv. dagbest. kind Per dag ZZP GGZ verblijfscomponent Per dag ZZP VG&LG verblijfscomponent Per dag ZZP ZG verblijfscomponent Per dag ZZP V&V verblijf niet-geindiceerd Per dag VPT 1VG excl. DB Per dag VPT 1VG incl. DB Per dag ZZP 1VG excl. DB Per dag ZZP 1VG incl. DB Per dag VPT 1LVG incl. BH incl. DB Per dag VPT 2LVG incl. BH incl. DB Per dag ZZP 1LVG incl.BH incl.DB Per dag ZZP 2LVG incl.BH incl.DB Begeleiding speciaal 1 (nah) Gespecialiseerde begeleiding (psy) Begeleiding zg auditief Behandeling basis (j)lvg Behandeling basis som, pg, vg, lg Behandeling gedragswetenschapper Behandeling IOG (j)lvg P/dgdl. dagactiv. VG kind midden Dagactiviteit LG kind midden Dagactiviteit Zgkind visueel midden Dagactiviteit Zgkind auditief midden Per dag VPT 2VG excl. DB Per dag VPT 2VG incl. DB Per dag ZZP 2VG excl. DB Per dag ZZG 2VG incl. DB Per dag VPT 3LVG incl.BH incl.DB Per dag ZZP 3LVG incl.BH incl.DB
€ 45,00
uur
€ 65,00
uur dagdeel
€ 36,00 dagdeel
€ 42,00
uur dagdeel
€ 16,00
dag
€ 45,00
dag
€ 79,00
dag
€ 140,00
dag
€ 74,00
uur
€ 86,00
uur
€ 51,00 dagdeel
€ 97,00
dag
€ 195,00
dag
H301 Begeleiding zg visueel € 82,00 uur H304 Begeleiding speciaal 2 (zg) auditief Behandeling H331 Behandeling Families First (j)lvg € 98,00 uur H816 P/dgdl. dagactiv. VG kind zwaar H836 Dagactiviteit LG kind zwaar Dagbesteding € 89,00 dagdeel H856 Dagactiviteit ZG kind auditief zwaar H876 Dagactiviteit Zgkind visueel zwaar H891 Dagactiviteit JLVG V430 Per dag VPT 3VG excl. BH excl. DB Zwaar V431 Per dag VPT 3VG excl. BH incl. DB V432 Per dag VPT 3VG incl. BH excl. DB V433 Per dag VPT 3VG incl. BH incl. DB ZZP VG € 106,00 dag Z430 Per dag ZZP 3VG excl.BH excl.DB Z431 Per dag ZZP 3VG excl BH incl DB Z432 Per dag ZZP 3VG incl.BH excl.DB Z433 Per dag ZZP 3VG incl.BH incl.DB _________________________________________________________________________________ V543 Per dag VPT 4LVG incl.BH incl.DB ZZP LVG € 230,00 dag 139 V553 Per dag VPT 5LVG incl. BH incl. DB Begeleiding
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
1.2 ZVW; BASIS JGGZ Aantal minuten
Care
Licht
Basis GGZ Chronisch
180004
€ 1.138,98
753
1.3 PROVINCIAAL Ambulante specialistische / therapeutische jeugdhulp Licht
Cure
Ambulant
Zwaardere ambulante specialistische jeugdhulp Jeugdhulp crisis
Specialistische jeugdhulp bij de zorgaanbieder Therapeutische jeugdhulp bij de zorgaanbieder Dagbehandeling Specialistische groepsjeugdhulp Middel Therapeutische groepsjeugdhulp Dagbehandeling Deeltijd pleegzorg Pleegzorg 24-uurs pleegzorg Behandelgroep kamertraining centrum / fasehuis Zwaar Residentieel
Behandelgroep gezinshuis Gesloten behandelgroep
JH2-A € 80 JH3-A JH2-A € 140 JH4 € 229 JH2-B JH3-B JH2-C JH2-D VF1 PL1 PL2 VF2 VF5 VF3 VF4* VF9
uur
€ 40
uur
€ 95 € 6 € 37
dag uur dag
€ 175
dag
€ 155
dag
€ 400
dag
1.4 ZVW; BASIS JGGZ
Cure
Licht
Basis Basis Basis Basis
GGZ kort GGZ middel GGZ intensief GGZ onvolledig behandeltraject
180001 180002 180003 180005
Aantal minuten € 461,89 249 € 787,00 495 € 1.234,06 750 € 179,10 -
_________________________________________________________________________________ 140
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
1.5 SPECIALISTISCHE JEUGD-GGZ
Cure
Aantal minuten 0 - 99 100 - 199 200 - 399 400 - 799 800 >
Diagnostiek
007 008 009 162 307
€ 180,68 € 280,72 € 559,71 € 1.060,78 € 1.821,83
Crisis
013 014 015 016 165 213 214
€ € € € € € €
134,35 295,92 552,64 1.032,33 1.745,78 2.607,11 4.100,52
Behandeling Kort
215 216 217 264
€ € € €
128,00 306,54 589,42 983,40
Aandachtstekort- en gedragsstoornissen
027 169 030 031 131 170 221 222
€ € € € € € € €
1.137,47 250 - 799 2.437,04 800 - 1.799 4.346,86 1.800 - 2.999 7.114,99 3.000 - 5.999 14.578,36 6.000 - 11.999 22.071,35 12.000 - 17.999 34.068,83 18.000 - 23.999 41.042,84 24.000 >
Pervasieve stoornissen
033 172 223 038 133 173 224 225
€ € € € € € € €
1.088,15 250 - 799 2.164,01 800 - 1.799 3.970,62 1.800 - 2.999 6.891,72 3.000 - 5.999 13.226,96 6.000 - 11.999 25.289,03 12.000 - 17.999 33.850,81 18.000 - 23.999 46.820,45 24.000 >
Overige stoornissen kindertijd
040 041 042 135 175 226 227
€ € € € € € €
1.184,22 250 - 799 2.431,86 800 - 1.799 4.248,55 1.800 - 2.999 6.873,92 3.000 - 5.999 15.435,78 6.000 - 11.999 26.457,96 12.000 - 17.999 38.965,23 18.000 >
Delirium, dementie amnestische en overige cognitieve stoornissen
228 229 048 049 137 177 178
€ € € € € € €
1.143,71 250 - 799 2.165,60 800 - 1.799 3.905,05 1.800 - 2.999 6.724,25 3.000 - 5.999 13.132,13 6.000 - 11.999 24.454,34 12.000 - 17.999 34.668,07 18.000 >
051 052 053 Aan alcohol gebonden stoornissen 054 139 179 180
€ € € € € € €
1.047,72 250 - 799 2.102,93 800 - 1.799 3.919,46 1.800 - 2.999 6.833,56 3.000 - 5.999 13.401,50 6.000 - 11.999 23.088,48 12.000 - 17.999 43.433,84 18.000 >
056 181 059 060 141 182 183
€ € € € € € €
1.063,42 250 - 799 2.083,93 800 - 1.799 3.851,04 1.800 - 2.999 7.053,75 3.000 - 5.999 13.218,11 6.000 - 11.999 22.617,86 12.000 - 17.999 45.555,24 18.000 >
Specialistische GGZ
Aan overige middelen gebonden stoornissen
0 - 99 100 - 199 200 - 399 400 - 799 800 - 1199 1.200 - 1.799 1.800 > 0 - 99 100 - 199 200 - 399 400 >
_________________________________________________________________________________ 141
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Cure
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
230 184 066 067 068 143 144 185 186
€ € € € € € € € €
Aantal minuten 1.167,56 250 - 799 2.245,66 800 - 1.799 4.190,33 1.800 - 2.999 7.254,10 3.000 - 5.999 13.453,35 6.000 - 11.999 22.900,54 12.000 - 17.999 32.455,06 18.000 - 23.999 39.287,13 24.000 - 29.999 64.154,81 30.000 >
Depressieve stoornissen
231 232 233 234 235 146 187 188
€ € € € € € € €
1.227,64 250 - 799 2.391,49 800 - 1.799 4.334,18 1.799 - 2.999 7.437,75 3.000 - 5.999 14.530,78 6.000 - 11.999 23.776,54 12.000 - 17.999 35.550,37 18.000 - 23.999 46.182,26 24.000 >
Bipolaire en overige stemmingsstoornissen
189 236 190 087 148 191 192
€ € € € € € €
1.232,77 250 - 799 2.328,36 800 - 1.799 4.155,77 1.800 - 2.999 7.335,70 3.000 - 5.999 13.422,50 6.000 - 11.999 23.532,26 12.000 - 17.999 38.227,44 18.000 >
Angststoornissen
237 238 239 193 194 150 195 196
€ € € € € € € €
1.201,40 250 - 799 2.460,28 800 - 1.799 4.407,20 1.800 - 2.999 7.168,51 3.000 - 5.999 15.094,95 6.000 - 11.999 25.960,60 12.000 - 17.999 35.807,97 18.000 - 23.999 43.271,88 24.000 >
Restgroep diagnoses
242 203 118 119 156 204 205
€ € € € € € €
1.227,89 250 - 799 2.487,58 800 - 1.799 4.443,13 1.800 - 2.999 7.405,53 3.000 - 5.999 14.960,19 6.000 - 11.999 24.813,83 12.000 - 17.999 40.203,25 18.000 >
Persoonlijkheidsstoornissen
121 206 243 207 208 158 209 244 245
€ € € € € € € € €
1.150,45 250 - 799 2.412,71 800 - 1.799 4.304,65 1.800 - 2.999 7.541,84 3.000 - 5.999 13.655,95 6.000 - 11.999 22.593,00 12.000 - 17.999 32.867,10 18.000 - 23.999 46.072,63 24.000 - 29.999 62.447,17 30.000 >
Somatoforme stoornissen
246 247 248 249 250 251
€ € € € € €
1.238,62 2.462,48 4.346,34 6.897,41 13.685,59 23.711,50
Eetstoornissen
252 253 254 255 256 257 258
€ € € € € € €
1.152,45 250 - 799 2.360,57 800 - 1.799 4.231,02 1.800 - 2.999 7.022,28 3.000 - 5.999 14.092,42 6.000 - 11.999 21.266,99 12.000 - 17.999 31.366,20 18.000 >
Specialistische GGZ
250 - 799 800 - 1.799 1.800 - 2.999 3.000 - 5.999 6.000 - 11.999 12.000 >
_________________________________________________________________________________ 142
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 2 bij Toegangscriteria Noot 4. Gekwalificeerde professionals in de toegang Kwaliteit Professionals die beslissen over hulp zijn in staat om een ondersteuningsvraag, de geestelij ke gezondheid en de veiligheid van de jeugdige of zijn ouders te beoordelen en professioneel advies te geven (jeugdwet MvT). Zij kunnen eenvoudige vragen direct beantwoorden. Bij complexere vragen of problemen schatten zij in welke deskundige de jeugdige o f zijn ouders het beste kan helpen. Deze professional maakt de juiste afwegingen wanneer de veiligheid van het kind niet gegarandeerd kan worden, of waar een (strafrechtelijke) maatregel door een rechter voor het kind is uitgesproken. De kwaliteit wordt gewaarborgd door: • de deskundigheidseisen, die de wetgever stelt; • de kwaliteitsstandaarden van de beroepsuitoefening van de professional; • de afwegingen van de professional zelf. Daarnaast zijn hulpmiddelen (instrumenten) nodig om de besluitvorming te ob jectiveren. Noot 5. Instrumenten voor risicotaxatie en waarborgen van de veiligheid van de kind en gezin 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Signs of Safety CFRA (California Family Risk Assessment) veiligheidstaxatie-instrument LIRIK (Licht Instrument Risicotaxatie Kindveiligheid) Invullen en bespreken van formulier ‘Veiligheid in gezinnen’ om de situaties te begrenzen en veiligheid voorop te houden. De-escalatie beloop grafieken. Eerste Hulpkaart. Stoplicht. Thermometer methode
_________________________________________________________________________________ 143
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 4
Psychologische Interventies, overzicht Zorginstituut Nederland:
Dynamisch overzicht van psychologische interventies binnen de GGZ die wel voldoen aan de stand der wetenschap en praktijk (positieve lijst) Algemeen (mogelijk bij meer stoornissen) Cognitieve gedragstherapie (CGT) Problem solving therapie (PST) Interpersoonlijke therapie (IPT) Kortdurende psychodynamische psychotherapie Motiverende gespreksvoering (MGV) Cue-exposure behandeling Gedragstherapeutische relatietherapie Groepspsychotherapie Exposure in vivo Psychologische paniekmanagement Cognitieve herstructurering Systeemtherapie Specifiek (bij een bepaalde stoornis) Community reinforcement approach (CRA): verslaving Deep Brain Stimulation: obsessieve-compulsieve stoornis Hypnotherapie: conversiestoornis Dialectische gedragstherapie: borderline persoonlijkheidsstoornis Systems training for emotionally predictability and problem solving (STEPPS): persoonlijkheidsstoornissen Mentalization based therapy (MBT): borderline persoonlijkheidsstoornis Mindfulness based cognitieve gedragstherapie (MBCT): recidiverende depressie Relaxatietherapie: gegeneraliseerde angststoornis Eye movement desensitization and reprocessing (EMDR): post traumatisch stresssyndroom (PTSS) Dynamisch overzicht van psychologische interventies binnen de GGZ die niet voldoen aan de stand der wetenschap en praktijk (negatieve lijst) Neurofeedback Psychoanalyse Op inzicht gerichte psychotherapeutische interventies: bij alcoholafhankelijkheid Maudsley methode KIDD workshop Tomatis therapie QEEG geïntegreerde therapie: kwantitative Elektro EncefaloGrafie MET (mentaal-Emotieve Training) Cogmed werkgeheugentraining Gestalttherapie _________________________________________________________________________________ 144
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Haptotherapie i-TOF (Ingratieve therapie op formaat) Speyertherapie Mind-tuning Mindfulnesscursus/-training Psychosynthese Rebirthing Regressietherapie Wat-Sji-Gong Neuro linguïstisch programmeren (NLP) Psycho-energetische psychotherapie Emotional Freedom Technique Existentiële therapie Klankschaaltherapie Reiki
Nov. 2014
_________________________________________________________________________________ 145
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Bijlage 5 Gebruikelijke hulp Gebruikelijke Hulp Inleiding Binnen de Wmo en Jeugdwet gaan wij er van uit dat het gebruikelijk is dat ouders, partners, inwonende kinderen en huisgenoten in bepaalde mate de zorg voor een gezinslid of huisgenoot op zich nemen. Dit heet gebruikelijke ondersteuning. Dit betekent dat als het mogelijk is op een andere manier in de ondersteuningsvraag te voorzien (sociaal netwerk) geen individuele of maatwerkvoorziening wordt ingezet. Dit document dient als denkrichting voor wat over het algemeen normaal wordt gevonden om tenminste voor elkaar te betekenen. Het betreft een denkrichting, want wat voor de één de gewoonste zaak van de wereld is, is dat voor een ander niet omdat hij of zij bijvoorbeeld niet over bepaalde vaardigheden beschikt. Van dit denkkader kan beargumenteerd worden afgeweken. De gemaakte afspraken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. ________________________________________ Gebruikelijke hulp door partners, ouders en huisgenoten Gebruikelijke hulp bestaat uit de activiteiten die partners, ouders van kinderen of huisgenoten normaal gesproken geacht worden voor elkaar te doen. Welke ondersteuning mensen elkaar moeten bieden, hangt af van hun sociale relatie. Hoe intiemer de relatie, des te meer ondersteuning ze elkaar horen te geven. Het is van belang te weten welke activiteiten partners, ouders van kinderen en huisgenoten al geacht worden te doen vanuit andere verplichtingen zoals het uitvoeren van huishoudelijke taken. Dit weegt mee bij de mate waarin zij overbelast zijn of dreigen te raken en bij de vraag in hoeverre van hen verlangd kan worden om bijvoorbeeld ondersteuning te bieden aan hun partner, kind of huisgenoot. Als een naaste activiteiten moet aanleren die onder gebruikelijke ondersteuning vallen, dan kan de naaste ondersteuning krijgen bij het aanleren ervan. Als de cliënt een partner heeft die de gebruikelijke ondersteuning kan leveren, wordt die geacht dat te doen zolang de cliënt het niet zelf kan. Dat neemt niet weg dat de cliënt in staat moet worden gesteld de activiteiten aan te leren. Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke ondersteuning ten behoeve van de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren wordt van hen geen bijdrage verwacht. Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot. ________________________________________ Gebruikelijke ondersteuning van ouders voor kinderen Wat gebruikelijke ondersteuning van ouders voor hun kinderen is, hangt vooral af van de leeftijd van het kind. Bij een baby of klein kind is de gebruikelijke inzet van ouders veel groter dan bij een 15jarige. Wat kan meespelen is dat bepaalde handelingen bij een gehandicapt kind veel langer kunnen duren dan bij een gezond kind. Als kinderen van 12 jaar en ouder geen intieme persoonlijke verzorging van hun ouders wensen, valt deze ondersteuning niet onder de gebruikelijke ondersteuning. Over de invulling hiervan worden afspraken gemaakt in het ondersteuningsplan. De leeftijdsgrens van 12 jaar is gerelateerd aan de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO): kinderen vanaf 12 jaar hebben eigen beslisbevoegdheid wat betreft de lichamelijke integriteit. _________________________________________________________________________________ 146
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Het is gebruikelijk dat ouders tijdens schoolvakanties meer aandacht en tijd aan hun kinderen besteden. Voor ondersteuning die boven die gebruikelijke inzet gaat, en die niet binnen het sociale netwerk en hulp door vrijwilligers kan worden opgevangen, kan een individuele/ maatwerkvoorziening worden ingezet. Het is niet ongebruikelijk dat ouders extra aandacht besteden aan hun kind, bijvoorbeeld door thuis oefeningen met het kind te doen of het te begeleiden naar zwemles. Kinderoppas, naschoolse opvang en dergelijke is gebruikelijk. Ook het instrueren van een oppas of begeleider is in eerste instantie de taak van de ouder. Als dat niet mogelijk is, bestaat er zonodig tijdelijk aanspraak op coaching en begeleiding. Het is wel mogelijk om de bovengebruikelijke ondersteuning tijdens de opvang te indiceren als een kind door zijn beperkingen of zorgbehoefte geen gebruik kan maken van (reguliere) kinderopvang. Hiermee kan de extra ondersteuning tijdens de opvang worden bekostigd. De opvang zelf blijft echter de (financiële) verantwoordelijkheid van de ouders. Voor de beoordeling van de omvang van gebruikelijke ondersteuning gelden zekere marges. Er zijn nu eenmaal ‘makkelijke’ en ‘moeilijke’ kinderen (tegenstribbelen is niet ongewoon). Een standaardkind bestaat niet. Ook bij gezonde kinderen kan de ondersteuning per dag in omvang verschillen. Ondersteuning uit wmo of jeugdhulp komt pas aan de orde in een chronische situatie waarin de gebruikelijke ondersteuning in vergelijking met gezonde kinderen van dezelfde leeftijd wordt overschreden. Ook weegt mee of de ondersteuning gemakkelijk uitgevoerd kan worden tijdens de dagelijkse ondersteuning voor het kind. Bijgevoegd zijn richtlijnen over wat gebruikelijke ondersteuningis van ouders voor kinderen bij verschillende leeftijden is. Deze richtlijnen zijn achtergrondinformatie bij het opstellen van een gezinsof ondersteuningsplan. ________________________________________ Gebruikelijke ondersteuning niet kunnen leveren door verplichte werktijden partner Voor zover de verplichte werktijden van de partner tot gevolg hebben dat deze bepaalde taken niet kan uitvoeren, vallen deze taken niet onder de gebruikelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld als de partner ploegendienst moet draaien, of vanwege het werk langere tijd van huis is. Over de invulling van de niet-uitstelbare taken, zoals de benodigde dagelijkse ondersteuning, worden afspraken gemaakt in het ondersteuningsplan.. ________________________________________ Overbelasting of beperkingen van degene die gebruikelijke ondersteuning levert Bij overbelasting of dreigende overbelasting van de ondersteunende huisgenoot, partner of ouder kan Wmo-ondersteuning worden ingezet. Het gaat erom of de partner daadwerkelijk de gebruikelijke ondersteuning niet kan bieden. Die beoordeling moet integraal plaatsvinden, niet per afzonderlijke taak. De huishoudelijke taken die iemand moet doen spelen daarbij ook mee. Maar ook andere ondersteuning en handelingen die een mantelzorger op zich neemt . Ook als degene die gebruikelijke ondersteuning zou moeten leveren dat niet kan doordat hij zelf beperkingen heeft zal geen beroep worden gedaan op deze ondersteuning. De psychische belasting van ouders die een gehandicapt kind krijgen kan zo zwaar zijn dat zij toch zijn aangewezen op gemeentelijke ondersteuning, ook als de gebruikelijke ondersteuning niet wordt overschreden. Coaching en coping, een onderdeel van behandeling in het kader van de Zvw, kan in dergelijke situaties bijdragen tot herstel van de balans tussen draaglast en draagkracht. Naast behandeling vanuit de Zvw kan in dat geval evt. tijdelijk Wmo-ondersteuning worden ingezet (respijtzorg). _________________________________________________________________________________ 147
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van betaalde ondersteuning, dient men die overbelasting op te heffen door deze ondersteuning door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen. Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke begeleiding, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke begeleiding voor op die maatschappelijke activiteiten. De combinatie werk of school en mantelzorg. De afspraken in het gezins- of ondersteuningsplan moeten dienstbaar zijn aan het deelnemen aan werk of school. En ook mantelzorgers moeten ondanks de geboden ondersteuning aan werk of school kunnen deelnemen. ________________________________________ Richtlijn gebruikelijke ondersteuning van ouders aan kinderen Kinderen van 0 tot 3 jaar • hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig; • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig; • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen. • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling; • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden Kinderen van 3 tot 5 jaar • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer); • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling; • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen; • ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers; • hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen; • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding; • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven. • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. Kinderen van 5 tot 12 jaar • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week; • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is); • hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging; • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling; • zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers; _________________________________________________________________________________ 148
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
• hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan. • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. Kinderen van 12 tot 18 jaar • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen; • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden; • kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden; • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen; • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig; • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding; • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen). • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
_________________________________________________________________________________ 149
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
5. Mandaat- en machtigingsbesluiten in het kader van o.a. de Jeugdwet Lijst met bevoegdheden in het kader van o.a. de Jeugdwet 2015
Mandaat- en machtigingsbesluiten in het kader van o.a. de Jeugdwet (lijst met bevoegdheden in het kader van o.a. de Jeugdwet 2015) Kenmerk : INT14.4285 Vastgesteld : B&W-vergadering van 23 december 2014 met kenmerk BW14.0805 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 31 december 2014
_________________________________________________________________________________ 150
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Nummer
Omschrijving bevoegd- Bevoegdheid heid gebaseerd op
Bevoegd- Bijzondere heid van bepalingen
Mandaat/ machtiging aan:
Inwerking- Geldig treding op tot
ALGEMEEN 1.
Het verrichten van feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de namens het bestuursorgaan te nemen besluiten in het kader van de Jeugdwet, Participatiewet en Wmo 2015
B&W
Alle afdelingsmanagers 1-1-2015 Leden team Voor Elkaar
2.
Het verstrekken van bewijzen of bevestigingen van ontvangst
B&W
Alle afdelingsmanagers 1-1-2015 Leden team Voor Elkaar
3.
Het doorzenden van geschriften als bedoeld in artikel 2:3 Awb
B&W B
Gemeentesecretaris Alle afdelingsmanagers Alle teamcoördinatoren Klantmanagers Wmo Jurist Beleidsmedewerker A en B
4
Het voeren van correspondentie in het kader van de Jeugdwet, Participatiewet en Wmo 2015
B&W
Gemeentesecretaris 1-1-2015 Alle afdelingsmanagers Alle teamcoördinatoren Leden team Voor Elkaar
Artikel 2:3 Awb
1-1-2015
JEUGDWET, VERORDENING JEUGDHULP 2015 1.
Het nemen van een positieve beslissing op een aanvraag om een individuele voorziening
Artikel 3 en B&W 5 Verordening Jeugdhulp 2015
2.
Het afwijzen van een
Artikel 3
B&W
Het teamlid dat binnen het team Voor Elkaar adviseert tot het al dan niet verlenen van een individuele voorziening is niet bevoegd tot het nemen van een beslissing op de aanvraag.
Gemeentesecretaris 1-1-2015 Alle afdelingsmanagers Leden team Voor Elkaar
Gemeentesecretaris
1-1-2015
_________________________________________________________________________________ 151
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Nummer
Omschrijving bevoegd- Bevoegdheid heid gebaseerd op
Bevoegd- Bijzondere heid van bepalingen
Mandaat/ machtiging aan:
Inwerking- Geldig treding op tot
aanvraag om een individuele voorziening
verordening jeugdhulp 2015
Alle afdelingsmanagers
3.
Herzien of intrekken van een beslissing aangaande een individuele voorziening, als is vastgesteld dat: a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen; c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
Artikel 7, lid B&W 2 Verordening Jeugdhulp 2015
Gemeentesecretaris Alle afdelingsmanagers
1-1-2015
4.
Intrekken van de beslissing tot verlening van een pgb als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 7 lid B&W 4 Verordening Jeugdhulp 2015
Gemeentesecretaris Alle afdelingsmanagers
1-1-2015
_________________________________________________________________________________ 152
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Nummer
Omschrijving bevoegd- Bevoegdheid heid gebaseerd op
Bevoegd- Bijzondere heid van bepalingen
5.
Een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming te doen als tot het oordeel is gekomen dat een maatregel met betrekking tot het gezag over een minderjarige overwogen moet worden.
Artikel 2.4 lid 1 Jeugdwet
B&W
6.
In overleg treden met het Artikel 2.7, bevoegd gezag van de lid 1 school waar de jeugdige Jeugdwet schoolgaand is bij het treffen van een individuele voorziening
B&W
Gemeentesecretaris 1-1-2015 Alle afdelingsmanagers Leden team Voor Elkaar
7.
In overleg treden met de Artikel 3.4, gecertificeerde instelling lid 1 als deze in het kader van Jeugdwet de uitvoering van de kinderbeschermingsmaat regel of jeugdreclassering jeugdhulp nodig vindt, met uitzondering van de situaties omschreven in artikel 3.4 lid 3 Jeugdwet.
B&W
Gemeentesecretaris 1-1-2015 Alle afdelingsmanagers Leden team Voor Elkaar
8.
Het op verzoek van de Artikel 3.5, gecertificeerde instelling lid 1 terstond verstrekken van Jeugdwet de algemene gegevens, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, onder 1 tot en met 6, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, die noodzakelijk kunnen worden geacht om een situatie van kindermishandeling te beëindigen.
B&W
Gemeentesecretaris 1-1-2015 Alle afdelingsmanagers Leden team Voor Elkaar
9.
Bepalen of een voorziening op het
Artikel 6.1.2. B&W lid 5 en lid 7
Gebruik van deze bevoegdheid mag alleen na advies van gedragsdeskun dige of jeugdarts.
Mandaat/ machtiging aan:
Inwerking- Geldig treding op tot
Gemeentesecretaris 1-1-2015 Alle afdelingsmanagers Leden team Voor Elkaar
Gemeentesecretaris Alle afdelingsmanagers
1-1-2015
_________________________________________________________________________________ 153
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Nummer
Omschrijving bevoegd- Bevoegdheid heid gebaseerd op
Bevoegd- Bijzondere heid van bepalingen
Mandaat/ machtiging aan:
Inwerking- Geldig treding op tot
gebied van jeugdhulp en Jeugdwet verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is.
Leden team Voor Elkaar
10.
Bepalen of een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is.
Artikel 6.1.4. B&W lid 3 Jeugdwet
Gemeentesecretaris 1-1-2015 Alle afdelingsmanagers Leden team Voor Elkaar
11.
Nagaan of de meldingsbevoegden die een jeugdige aan de verwijsindex hebben gemeld en vervolgens daaruit een signaal hebben ontvangen, met elkaar contact hebben opgenomen.
Artikel 7.1.3.2 Jeugdwet
B&W
Gemeentesecretaris 1-1-2015 Alle afdelingsmanagers Leden team Voor Elkaar
12.
Verwerken van Artikel 7.4.1 gegevens ten behoeve lid 2 van de toegang van Jeugdwet jeugdigen en hun ouders tot de jeugdhulp
B&W
Gemeentesecretaris 1-1-2015 Alle afdelingsmanagers Leden team Voor Elkaar
_________________________________________________________________________________ 154
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
6. Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 Brummen
Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 Brummen Kenmerk : INT14.3636 Vastgesteld : B&W-vergadering van 23 december 2014 met kenmerk BW14.0779 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 31 december 2014
_________________________________________________________________________________ 155
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen ......................................................................................... 156 Artikel 1. Begripsbepalingen.................................................................................................. 156 Hoofdstuk 2 Waarschuwing .................................................................................................. 157 Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing ....................................................................................... 157 Hoofdstuk 3 Verwijtbaarheid ................................................................................................. 157 Artikel 3. Verminderde verwijtbaarheid .................................................................................... 157 Artikel 4. Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid .............................................................. 157 Hoofdstuk 4 Verrekening ...................................................................................................... 158 Artikel 5. Verrekenen voor andere gemeente ............................................................................ 158 Hoofdstuk 5 Overige bepalingen ............................................................................................ 158 Artikel 6. Hardheidsclausule .................................................................................................. 158 Hoofdstuk 6 Slotbepalingen .................................................................................................. 158 Artikel 7. Inwerkingtreding .................................................................................................... 158 Artikel 8. Citeertitel .............................................................................................................. 158
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen 1. In dit besluit wordt verstaan onder: a. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen; b. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; d. Bbz 2004: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004; e. inlichtingenverplichting: de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid, van de IOAW, artikel 13, eerste lid, van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; f. onverwijld: binnen 7 dagen nadat het feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan, dan wel het kenbaar werd of redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn voor belanghebbende; g. boete: de bestuurlijke boete bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Participatiewet, _________________________________________________________________________________ 156
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
artikel 20a, eerste lid, van de IOAW, artikel 20a, eerste lid, van de IOAZ; waarschuwing: de waarschuwing, genoemd in artikel 18a, vierde lid, van de Participatiewet, artikel 20a, vierde lid, van de IOAW, artikel 20a, vierde lid, van de IOAZ i. uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet, en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ; j. beslagvrije voet: beslagvrije voet zoals bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; k. recidiveboete: de bestuurlijke boete bij recidive binnen vijf jaar, zoals bedoeld in artikel 18a van de Participatiewet. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Bbz 2004, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht. h.
2.
Hoofdstuk 2 Waarschuwing Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing In plaats van een boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan verstrekte uitkering, tenzij de schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de belanghebbende voor een eerdere schending van de inlichtingenplicht een waarschuwing heeft gekregen.
Hoofdstuk 3 Verwijtbaarheid Artikel 3. Verminderde verwijtbaarheid 1. De mate waarin de schending van de inlichtingenplicht de belanghebbende kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde toen hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen. 2. Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid: a. de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt; b. de belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen; c. de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting; d. er is anderszins sprake van omstandigheden die leiden tot verminderde verwijtbaarheid. Artikel 4. Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid Indien het college heeft vastgesteld dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid zoals bedoeld in _________________________________________________________________________________ 157
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
artikel 3 van deze beleidsregels, verlaagt het college de boete met 50%.
Hoofdstuk 4 Verrekening Artikel 5. Verrekenen voor andere gemeente In afwijking van artikel 60b, tweede lid, van de Participatiewet, verrekent het college de recidiveboete die is opgelegd door een andere gemeente, met inachtneming van de beslagvrije voet indien: 1. belanghebbende hierom verzoekt, en 2. er sprake is van dringende redenen die leiden tot een situatie van kennelijk onredelijke en onbillijke aard.
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen Artikel 6. Hardheidsclausule 1. Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing ervan tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid leidt. 2. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien beslist het college.
Hoofdstuk 6 Slotbepalingen Artikel 7. Inwerkingtreding De beleidsregels treden in werking per 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel bestuurlijke boete WWB, IOAW, IOAZ, vastgesteld op 08.10.2013. Artikel 8. Citeertitel De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 Brummen
Toelichting Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2014, IOAW en IOAZ 2015 Brummen Algemene toelichting Met de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving per 1 januari 2013 zijn verschillende wetten op het gebied van handhaving en sanctiebeleid geharmoniseerd en tegelijkertijd aangescherpt. Voor de gemeente ging het om de Wet werk en bijstand (sinds 1 januari 2015: Participatiewet), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De grootste wijzigingen per 1 januari 2013 waren de introductie van een bestuurlijke boete en het verplicht terugvorderen van benadelingsbedragen als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht. De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. _________________________________________________________________________________ 158
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
In genoemde wet is op een aantal punten sprake van beleidsvrijheid voor gemeenten. In deze beleidsregels wordt dit uitgewerkt. Per 1 januari 2015 zijn de Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 in werking getreden. Deze nieuwe beleidsregels zijn aangepast aan de invoering van de Participatiewet en aangevuld met de Bbz2004. Inhoudelijk is geen sprake van nieuw beleid in vergelijking met de voorheen geldende beleidsregels. Artikelgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen Dit artikel behoeft geen verdere toelichting. Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid om in die gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel verstrekte uitkering, geen boete op te leggen maar te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Een waarschuwing is niet aan de orde als er in een periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de inlichtingenverplichting al een waarschuwing is opgelegd. Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking. Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid Indien een boete wordt opgelegd, wordt de hoogte hiervan afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan belanghebbende kan worden verweten. Daarbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert. De bewijslast om aan te tonen dat de schending niet, of verminderd verwijtbaar is, ligt bij belanghebbende. Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenverplichting niet volledig valt te verwijten, kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld. In het Boetebesluit socialezekerheidswetten heeft de regering vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid (zie de criteria die genoemd worden onder a t/m c). Het college heeft dit aangevuld. Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden bij de genoemde criteria: a. Het overlijden van de partner of kind, een plotselinge ziekenhuisopname of onvoorzien ontslag. De belanghebbende is tijdelijk administratief onbekwaam, vanwege zijn geestelijke vermogens. Gaat het om een structurele situatie dan mag worden verwacht dat belanghebbende zich laat bijstaan door een wettelijke vertegenwoordiger. b. Als de belanghebbende uit eigen beweging alsnog de juiste informatie verstrekt voordat de gemeente de schending van de inlichtingenplicht heeft geconstateerd, is dat ook grond voor verminderde verwijtbaarheid. c. Als er geen sprake is van de hierboven genoemde situaties, maar het college is toch van mening dat de omstandigheden aanleiding geven tot het aannemen van verminderde verwijtbaarheid, dan kan dat (mits goed gemotiveerd). In de volgende situaties is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid: a. De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat deze van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd _________________________________________________________________________________ 159
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
b.
c.
om op de hoogte te zijn en blijven van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat de gemeente belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen. Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal is geen reden voor aannemen van verminderde verwijtbaarheid. Van belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de rechten en plichten rondom de uitkering, en over de inhoud van correspondentie. Verminderde verwijtbaarheid is verder niet aan de orde als de belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen. Hij wordt dan geacht ervoor te zorgen dat een ander zijn zaken regelt.
Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid Uit oogpunt van onder meer zorgvuldigheid en rechtszekerheid is bij verminderde verwijtbaarheid gekozen voor halvering van de boete. De hoogte van de boete bij verminderde verwijtbaarheid bedraagt 50% van het vastgestelde boetebedrag. Artikel 5 Verrekenen voor andere gemeente Als belanghebbende in een andere gemeente een recidiveboete heeft gekregen die volledig verrekend wordt met de uitkering (waarbij dus de beslagvrije voet buiten werking is gesteld), en hij verhuist in de periode naar de gemeente Brummen waar hij een uitkering op grond van de Participatiewet gaat ontvangen, is de gemeente Brummen verplicht de recidiveboete van de andere gemeente volledig te verrekenen met de uitkering. De belanghebbende kan bij het college van de gemeente Brummen een verzoek indienen om toch de beslagvrije voet te respecteren. Het college van de gemeente Brummen beoordeelt dit verzoek volgens de regels die met betrekking tot de verrekening bestuurlijke boete bij recidive door de gemeenteraad van Brummen zijn vastgesteld (zie Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW, IOAZ en verrekening bestuurlijke boete 2015 Gemeente Brummen) In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Artikel 6 Hardheidsclausule Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken. Artikel 7 en 8 Inwerkingtreding en citeertitel Deze artikelen spreken voor zich.
_________________________________________________________________________________ 160
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
7. Beleidsregels verhaal Participatiewet 2015 Brummen
Beleidsregels verhaal Participatiewet 2015 Brummen Kenmerk : INT14.3634 Vastgesteld : B&W-vergadering van 23 december 2014 met kenmerk BW14.0782 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 31 december 2014
_________________________________________________________________________________ 161
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Algemeen ............................................................................................................. 164 Artikel 1. Verhaal van bijstand ................................................................................................... 164 Hoofdstuk 2. Beperking ............................................................................................................. 164 Artikel 2. Geen verhaal .............................................................................................................. 164 Artikel 3. Verjaring ..................................................................................................................... 164 Hoofdstuk 3. Geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een verhaalsbesluit ................ 164 Artikel 4. Afzien van verhaal ...................................................................................................... 164 Hoofdstuk 4. Kwijtschelding ....................................................................................................... 165 Artikel 5. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek ........................................................... 165 Artikel 6. Inwerkingtreding besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek......... 165 Artikel 7. Intrekking besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek ................... 165 Artikel 8. Kwijtschelding bijzonder ............................................................................................. 165 Hoofdstuk 5. Beoordeling van mate onderhoudsplicht .............................................................. 165 Artikel 9. Beoordeling onderhoudsplicht .................................................................................... 165 Hoofdstuk 6. Rechterlijke uitspraak ........................................................................................... 166 Artikel 10. Verhaal op grond van een rechterlijke uitspraak ...................................................... 166 Artikel 11. Wijziging van de door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage ....................... 166 Hoofdstuk 7. Het verhaalsbesluit ............................................................................................... 166 Artikel 12. Het verhaalsbesluit ................................................................................................... 166 Hoofdstuk 8. Verhaal in rechte .................................................................................................. 167 Artikel 13. Verhaal in rechte ...................................................................................................... 167 Hoofdstuk 9. Heronderzoek ....................................................................................................... 167 Artikel 14. Onderzoek naar draagkracht .................................................................................... 167 Hoofdstuk 10. Beslag ................................................................................................................ 167 Artikel 15. Beslaglegging ........................................................................................................... 167
_________________________________________________________________________________ 162
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Hoofdstuk 11. Overige bepalingen en inwerkingtreding ............................................................ 168 Artikel 16. Overgangsbepaling .................................................................................................. 168 Artikel 17. Inwerkingtreding en werkingsduur............................................................................ 168 Artikel 18. Citeertitel .................................................................................................................. 168
_________________________________________________________________________________ 163
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Hoofdstuk 1. Algemeen Artikel 1. Verhaal van bijstand Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand: 1. tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarige kind niet of niet behoorlijk nakomt; 2. tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt; 3. op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voorzover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien; 4. op de nalatenschap van de persoon indien: a) aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend indien sprake is van een situatie als beschreven in de Beleidsregel terugvordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 onder artikel 6 “Ten onrechte verleende bijstand” en voor zo ver voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden; b) bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.
Hoofdstuk 2. Beperking Artikel 2. Geen verhaal Buiten de gevallen aangegeven in artikel 1 vindt geen verhaal plaats. Artikel 3. Verjaring Behoudens in de gevallen als bedoeld in artikel 1 onderdeel 4b, worden kosten van bijstand die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.
Hoofdstuk 3. Geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een verhaalsbesluit Artikel 4. Afzien van verhaal Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een verhaalsbesluit indien: 1. het op te leggen verhaalsbedrag lager of gelijk is aan het in de Tremanormen vastgestelde minimale alimentatiebedrag voor twee kinderen; 2. daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.
_________________________________________________________________________________ 164
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Hoofdstuk 4. Kwijtschelding Artikel 5. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek In afwijking van artikel 1 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand voor zover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien: 1. redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; 2. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en 3. de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang. Artikel 6. Inwerkingtreding besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in artikel 5 onder 2 tot stand is gekomen. Artikel 7. Intrekking besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien: 1. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in de in artikel 5 genoemde voorwaarden; 2. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of 3. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid. Artikel 8. Kwijtschelding bijzonder In afwijking van artikel 1 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van het toepassen van verhaal of van verder verhaal af te zien, indien de onderhoudsplichtige: 1. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten, of; 2. gedurende 2 jaar al dan niet betalingen heeft verricht en de nog openstaande vordering minder bedraagt dan 113 euro.
Hoofdstuk 5. Beoordeling van mate onderhoudsplicht Artikel 9. Beoordeling onderhoudsplicht Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in artikel 1 onder 1 en 2 en de omvang van het te verhalen bedrag, wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.
_________________________________________________________________________________ 165
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Hoofdstuk 6. Rechterlijke uitspraak Artikel 10. Verhaal op grond van een rechterlijke uitspraak 1. Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak. 2. Het besluit tot verhaal wordt in dat geval bij brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen. 3. Degene op wie wordt verhaald, kan binnen de termijn waarbinnen betaling moet plaatsvinden tegen het besluit tot verhaal in verzet komen door tijdig een verzoekschrift aan de rechtbank te richten. Het verzet kan niet gegrond zijn op de bewering dat de uitkering tot onderhoud ten onrechte is opgelegd of onjuist is vastgesteld. Indien tijdig verzet is gedaan, wordt de invordering pas voortgezet zodra het verzet is ingetrokken of ongegrond verklaard. 4. Indien degene op wie wordt verhaald niet bereid blijkt de door de gemeente en/of de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van het afgeven van een dwangbevel conform artikel 62i Participatiewet. De bekendmaking van het dwangbevel geschiedt door middel van toezending per post. 5. Indien moet worden overgegaan tot beslaglegging als bedoeld in voorgaand lid, dan wordt de vordering verhoogd met incassokosten en de wettelijke rente. Voor de berekening van de hoogte van deze kosten wordt gebruik gemaakt van het Besluit houdende nadere regels inzake buitengerechtelijke kosten bij tenuitvoerlegging van dwangbevelen (Besluit buitengerechtelijke kosten). Artikel 11. Wijziging van de door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter: 1. deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek; 2. geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.
Hoofdstuk 7. Het verhaalsbesluit Artikel 12. Het verhaalsbesluit 1. Een besluit tot verhaal op grond van artikel 1 wordt door burgemeester en wethouders aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. 2. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd. 3. Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.
_________________________________________________________________________________ 166
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Hoofdstuk 8. Verhaal in rechte Artikel 13. Verhaal in rechte 1. Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluiten burgemeester en wethouders tot verhaal in rechte. 2. Burgemeester en wethouders zien af van verhaal in rechte indien: a) naar verwachting het in totaal te verhalen bedrag een bedrag van € 600,- niet te boven gaat; b) naar verwachting het te verhalen bedrag de door de rechtbank te maken kosten ingevolge de procedure die geldt voor personen “verdwenen onbekend waarheen” (VOW) niet te boven gaat.
Hoofdstuk 9. Heronderzoek Artikel 14. Onderzoek naar draagkracht 1. Tenminste één keer per 3 jaar verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. 2. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek de verhaalsbijdrage gewijzigd vastgesteld. 3. Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een verhaalsbijdrage indien eerder een bijdrage is vastgesteld conform wettelijke maatstaven en de onderhoudsplichtige deze periodieke verplichting nakomt, tenzij de onderhoudsplichtige door de aflossing van schulden een hogere verhaalsbijdrage kan worden opgelegd.
Hoofdstuk 10. Beslag Artikel 15. Beslaglegging 1. Indien degene aan wie de verhaalsbijdrage is opgelegd zijn betalingsverplichting(en) na verzending van een laatste betalingsverzoek, zo nodig middels een dwangbevel, niet (voldoende) nakomt wordt overgegaan tot invorderingsmaatregelen. 2. Invorderingsmaatregelen vinden in de volgende volgorde plaats: a) Vereenvoudigd derdenbeslag; b) Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn wordt overgegaan tot executoriaal beslag middels een deurwaarder. 3. De invorderingsmaatregelen vinden als volgt plaats: a) Bij verhaalsbesluiten van voor 1 juli 2009: Overeenkomstig de artikelen 475c t/m 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; b) Bij verhaalsbesluiten van op of na 1 juli 2009 tot 1 januari 2015: Overeenkomstig artikel 62i WWB, welke verwijst naar artikel 60 lid 1 en lid 4 t/m 6 WWB (per 1 januari 2013 naar artikel 60 lid 1 en lid 5 t/m 7 WWB); c) Bij verhaalsbesluiten van op of na 1 januari 2015: Overeenkomstig artikel 62i Participatiewet, welke verwijst naar artikel 60 lid 1 en lid 5 t/m 7 Participatiewet.
_________________________________________________________________________________ 167
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Hoofdstuk 11. Overige bepalingen en inwerkingtreding Artikel 16. Overgangsbepaling Voorzover deze beleidsregels betrekking hebben op invordering van verhaalsbijdragen, worden deze geacht eveneens van kracht te zijn op verhaal van bijstand of inkomensvoorziening die voor 1 januari 2015 is verstrekt op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet investeren in jongeren of de Wet werk en bijstand. Artikel 17. Inwerkingtreding en werkingsduur Deze beleidsregel treed in werking met ingang van 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel verhaal WWB Brummen. Artikel 18. Citeertitel Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregel verhaal Participatiewet 2015 Brummen
_________________________________________________________________________________ 168
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Toelichting Beleidsregel verhaal Participatiewet Algemene toelichting Het betreft hier beleidsregels om vast te stellen dat de gemeente gebruik maakt van de in de Participatiewet genoemde mogelijkheid kosten van bijstand te verhalen. Gelet op de financiële verantwoordelijkheid voor kosten van bijstand en andere uitkeringen acht het college het van belang dat onderhoudsplichten worden geëffectueerd. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de opgelegde verhaalsbijdragen een gunstig effect op het beschikbare budget. Artikelgewijze toelichting Artikel 1. Verhaal van bijstand Onder 1. en 2. worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerde partner) of vader (als bedoeld in artikel 1:199 en 1:200 BW) bedoeld t.a.v. zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kinderen. Gelet op de in de praktijk nauwelijks of niet voorkomende situatie wordt ervoor gekozen verhaal van kosten bijstand op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt niet uit te voeren. Het wordt principieel correct geacht de mogelijkheid te houden verhaal bij schenking en nalatenschap wel toe passen. Artikel 2 en 3 Beperking Hierbij wordt benadrukt dat de bijstand uitsluitend wordt verhaald in de in beleidsregels vastgelegde gevallen. Voor alle gevallen worden kosten van bijstand die meer dan 5 jaar voor de datum van verzending van het verhaalsbesluit zijn gemaakt niet verhaald, behoudens bij verhaal op nalatenschap, waarbij bijstand is verleend in de vorm van een geldlening of als gevolg van borgtocht. Artikel 4 Afzien van verhaal Er wordt uit doelmatigheidsoverwegingen en overeenkomstig de Beleidsregels terugvordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 Brummen, een kruimelbedrag gehanteerd: indien de op te leggen onderhoudsbijdrage lager of gelijk is aan de minimale onderhoudsbijdrage die voor 2 kinderen kan worden opgelegd op grond van de Tremanormen, wordt niet tot het opleggen van een verhaalsbijdrage overgegaan. Artikel 5, 6 en 7 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek Wanneer een vordering door middel van een verhaalsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) buiten invordering te stellen om bijvoorbeeld een schuldsaneringtraject meer succesvol te kunnen laten verlopen. Uiteraard moeten aan de kwijtschelding regels worden verbonden. Belangrijk daarbij is dat het besluit tot afzien van verdere invordering ingetrokken kan worden indien het schuldsaneringtraject uiteindelijk niet tot stand komt, het schuldsaneringtraject niet naar behoren wordt doorlopen of afgesloten of achteraf blijkt dat de onderhoudsplichtige onjuiste informatie heeft verstrekt. Artikel 8 Kwijtschelding bijzonder Als het duidelijk is dat een onderhoudsplichtige 5 jaar geen betalingen heeft verricht ten behoeve van de opgelegde verhaalsbijdrage en het aannemelijk is dat hij dat ook de komende jaren niet zal doen, _________________________________________________________________________________ 169
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
is er een mogelijkheid om van verder verhaal af te zien. Dit geldt tevens voor een verhaalsbijdrage dan wel achterstand die een bedrag van 113 euro niet te boven gaat. Artikel 9 Beoordeling onderhoudsplicht Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten Tremanormen. Dit zijn de normen die door de rechtbank worden gehanteerd bij de vaststelling van de alimentatie die voorzien in zowel een zgn. netto- als een brutoberekening en ook in de huidige verhaalspraktijk door de gemeente Apeldoorn worden toegepast. Artikel 10, 11 en 12 Rechterlijke uitspraken Met een uitvoerbare rechterlijke uitspraak wordt hier bedoeld een uitvoerbare rechterlijke uitspraak in de zin van artikel 62b Participatiewet: een door de rechter tussen belanghebbende en zijn exechtgenoot uitgesproken onderhoudsverplichting. Als de onderhoudsplichtige niet aan zijn verplichting voldoet, is het college bevoegd de kosten van de bijstand op de onderhoudsplichtige te verhalen, overeenkomstig de rechterlijke uitspraak. Indien een rechterlijke uitspraak niet wordt nagekomen, kan het college conform de rechterlijke uitspraak verhalen. Dan moet dit schriftelijk aan de onderhoudsplichtige bekend gemaakt worden, met de aanmaning dat het achterstallige bedrag binnen dertig dagen moet zijn voldaan. Tegen dit besluit kan de onderhoudsplichtige geen bezwaar indienen. Wel kan hij binnen een periode van 30 dagen in verzet komen bij de rechtbank, waarbij hij zich niet kan verzetten tegen het opleggen van de onderhoudsbijdrage. Het verzet heeft een schorsende werking. Pas als het verzet is ingetrokken of ongegrond is verklaard kan tot verdere invordering (aanmaning, dwangbevel, beslag) worden overgegaan, waarbij de kosten van de verdere invorderingsprocedure voor rekening van de klant komen. De tarieven voor buitengerechtelijke kosten (van 25 juni 2009) worden conform het rapport “Voorwerk II” in rekening gebracht. In dit rapport heeft de werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak uitspraken gedaan over de buitengerechtelijke kosten, en hier tarieven aan gekoppeld. Artikel 13 Verhaal in rechte Indien onderhoudsplichtige niet bereid is uit eigen beweging de opgelegde onderhoudsbijdrage te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling overgaat, is verhaal in rechte de enige weg om tot dwanginvordering te kunnen komen. Indien de verstrekking van bijstand/inkomensvoorziening aan de onderhoudsgerechtigde is beëindigd, dan wel de onderhoudsplicht is beëindigd en verhaal daarmee eindigt, wordt van verhaal in rechte afgezien, indien het totaal te verhalen bedrag minder dan € 600,bedraagt. De tijd en energie (kosten) wegen dan niet meer op tegen de baten. Daarnaast is, conform de afspraken met de rechtbank, opgenomen dat verhaal in rechte achterwege blijft als het te verhalen bedrag lager is dan de door de rechtbank te maken kosten in geval er verhaald wordt op een persoon met een onbekende woon- of verblijfplaats. De kosten van de procedure wegen in die gevallen niet op tegen de eventuele opbrengst. Artikel 14 Onderzoek naar draagkracht Verhaalsonderzoeken zijn intensief en blijken in de praktijk slechts in beperkte mate te leiden tot gewijzigde vaststelling van een verhaalsbijdrage. Om die reden is in dit artikel het uitgangspunt neergelegd dat een administratief onderzoek naar de verhaalsbijdrage eenmaal per 36 maanden plaatsvindt. Daarnaast is vastgelegd dat wanneer een onderhoudsplichtige zijn verhaalsverplichting nakomt en er geen sprake is van aflossing van schulden er niet wordt overgegaan tot wijziging van de verhaalsbijdrage. Artikel 15 Beslaglegging _________________________________________________________________________________ 170
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Indien mogelijk wordt overgegaan tot (verrekening of) vereenvoudigd derdenbeslag. Eerst wanneer dit onmogelijk blijkt te zijn wordt de vordering in handen gesteld van een deurwaarder. Bij dwanginvordering is degene aan wie de verhaalsbijdrage is opgelegd verplicht de gemeente informatie te verschaffen over zijn/haar financiële en overige omstandigheden. Wanneer hij/zij niet aan deze verplichting voldoet, is de gemeente nadat zij in bezit is van een executoriale titel niet gehouden aan de toepassing van de beslagvrije voet. Eerst wanneer alsnog aan de inlichtingenplicht wordt voldaan, zal de beslagvrije voet worden toegepast op het beslag. Artikel 16, 17 en 18 Inwerkingtreding en citeertitel Inwerkingtreding van de beleidsregels vindt plaats op 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel verhaal WWB Brummen en zijn tevens van kracht op verhaal van bijstand of inkomensvoorziening die voor 1 januari 2015 is verstrekt op grond van de Algemene bijstandswet, de Wet investeren in jongeren of de Wet werk en bijstand .
_________________________________________________________________________________ 171
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
8. Beleidsregel krediethypotheek Participatiewet 2015 Brummen
Beleidsregel krediethypotheek Participatiewet 2015 Brummen Kenmerk : INT14.3627 Vastgesteld : B&W-vergadering van 23 december 2014 met kenmerk BW14.0785 Inwerkingtreding : 1 januari 2015 Publicatiedatum : 31 december 2014 _________________________________________________________________________________ 172
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen ........................................................................................... 173 Artikel 1. Begripsbepalingen ...................................................................................................... 173 Hoofdstuk 2 Krediethypotheek .................................................................................................. 174 Artikel 2. Vestiging krediethypotheek ........................................................................................ 174 Artikel 3. Hoogte hypotheek | Taxatie woning | Vestigingskosten ten laste van belanghebbende ........................................................................................................................ 174 Hoofdstuk 3 Voorwaarden en aflossing ..................................................................................... 174 Artikel 4. Opname voorwaarden in hypotheekakte ................................................................... 174 Artikel 5. Aflossingsvoorwaarden hypotheek ............................................................................ 174 Artikel 6. Rentevordering ........................................................................................................... 175 Artikel 7. Aflossing hypotheek bij vererving en verkoop woning ............................................... 175 Hoofdstuk 4 Overige bepalingen ............................................................................................... 176 Artikel 8. Toepassing laatst gevestigde hypotheek bij niet-duurzame onderbreking bijstandverlening ....................................................................................................................... 176 Artikel 9. Jaarlijkse opgave restantschuld en rentevorderingen................................................ 176 Artikel 10. Onvoorziene situaties ............................................................................................... 176 Hoofdstuk 5 Slotbepalingen ....................................................................................................... 176 Artikel 11. Inwerkingtreding ....................................................................................................... 176 Artikel 12. Citeertitel .................................................................................................................. 176
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen 1.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder a. de wet: de Participatiewet; b. bijstand: algemene en bijzondere bijstand volgens de wet; c. belanghebbende: de persoon die recht heeft op bijstand op grond van de wet; d. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen; e. geldlening: geldlening als bedoeld in artikel 50 lid 2 van de wet; f. krediethypotheek: een te vestigen zekerheidsrecht in de vorm van een hypotheek dan wel pandrecht indien bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend; g. pandrecht: het recht van pand op roerende zaken, bedoeld in artikel 3:227 BW; h. registergoed: een goed als bedoeld in artikel 3:10 BW; i. woning: het woonhuis, woonschip of de woonwagen welke door belanghebbende en, indien
_________________________________________________________________________________ 173
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
2. 3.
van toepassing, zijn gezin wordt bewoond en waarvan hij eigenaar is. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht. De regels die in deze beleidsregels zijn opgenomen over het vestigen van een hypotheek, worden op vergelijkbare wijze toegepast ten aanzien van het vestigen van een pandrecht.
Hoofdstuk 2 Krediethypotheek Artikel 2. Vestiging krediethypotheek 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het vestigen van een krediethypotheek als bedoeld in en onder de voorwaarden van artikel 50 van de wet. 2. Het college verbindt aan de verlening van de uitkering de verplichting dat de belanghebbende meewerkt aan de vestiging van de krediethypotheek. Artikel 3. Hoogte hypotheek | Taxatie woning | Vestigingskosten ten laste van belanghebbende 1. De geldlening, bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels is ten hoogste de waarde van de woning in het economische verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder d, van de Participatiewet. 2. Voor de waardevaststelling, als bedoeld in het eerste lid, kan worden uitgegaan van de meest recente WOZ-beschikking die in het kader van de Wet waardering onroerende zaken jaarlijks aan de belanghebbende wordt uitgereikt. 3. Op verzoek van de belanghebbende kan van deze WOZ-waardebeschikking worden afgeweken met een taxatie, indien de vastgestelde waarde geen recht doet aan de huidige waarde en belanghebbende aantoonbaar in verzet is gekomen tegen de WOZ-waardebeschikking; 4. Voor de waardevaststelling, als bedoeld in het derde lid, kan een taxatierapport gebruikt worden dat niet ouder is dan 12 maanden. 5. Als er geen recent taxatierapport is, vindt taxatie plaats door een taxateur voor onroerende zaken die door burgemeester en wethouders in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen of door een gemeentelijke taxateur. 6. De kosten verbonden aan de taxatie, de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, evenals de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verleend.
Hoofdstuk 3 Voorwaarden en aflossing Artikel 4. Opname voorwaarden in hypotheekakte 1. Aan de geldlening worden in elk geval verbonden de voorwaarden, genoemd in de artikelen 5, 6 en 7. 2. De in het eerste lid bedoelde voorwaarden worden samen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte. Artikel 5. Aflossingsvoorwaarden hypotheek 1. Aflossing van de geldlening vindt plaats gedurende ten hoogste tien jaar. 2. Aflossing van de geldlening vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandverlening en vindt maandelijks plaats. _________________________________________________________________________________ 174
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
3.
4. 5. 6.
7.
Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van twee jaar vastgesteld, tenzij de aflossing voldoende is om de geldlening binnen de periode van 10 jaar af te lossen. De aflossing wordt als regel bepaald op 60% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm. Bij een inkomen dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt geen aflossing gevergd. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vastgesteld. Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen. Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.
Artikel 6. Rentevordering 1. Indien door toepassing van artikel 5, vierde tot en met zesde lid, van deze beleidsregels, na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is belanghebbende vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening. 2. De rente, bedoeld in het eerste lid, is drievierde deel van de wettelijke rente. 3. Indien belanghebbende naar het oordeel van burgemeester en wethouders de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening. 4. Indien belanghebbende naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen rente kan betalen, wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening. 5. Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd. 6. De totale betalingsverplichting aan rente en aflossing wordt als regel bepaald op 60% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm. Artikel 7. Aflossing hypotheek bij vererving en verkoop woning 1. Bij verkoop of bij vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, evenals de op grond van artikel 6, derde en vierde lid, van deze beleidsregels, bijgeschreven rente, terstond afgelost. 2. Bij verkoop van de woning wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende kunnen burgemeester en wethouders, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening, eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning binnen de gemeente, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder d, van de wet volledig inzet voor de aankoop van de andere woning. 3. Indien bij verkoop van de woning op basis van de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden. _________________________________________________________________________________ 175
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen Artikel 8. Toepassing laatst gevestigde hypotheek bij niet-duurzame onderbreking bijstandverlening Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstand onder verband van hypotheek wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek. Artikel 9. Jaarlijkse opgave restantschuld en rentevorderingen Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen. Artikel 10. Onvoorziene situaties In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen Artikel 11. Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel krediethypotheek Wet werk en bijstand. Het beleid geldt alleen ten aanzien van vanaf 1 januari 2015 nieuw te vestigen hypotheken. Voor op dat moment reeds gevestigde hypotheken blijft het daaraan gekoppelde regime gelden. Artikel 12. Citeertitel Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregel krediethypotheek Participatiewet 2015 Brummen.
_________________________________________________________________________________ 176
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Toelichting Beleidsregel krediethypotheek Participatiewet 2015 Brummen Algemene toelichting Krediethypotheek in de Participatiewet In artikel 50, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, recht heeft op bijstand voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring, van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd. Op grond van artikel 50, tweede lid, wordt de bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt, indien voor de belanghebbende als bedoeld in het eerste lid, recht op algemene bijstand bestaat: a. indien de bijstand over een periode van een jaar, te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting meer bedraagt dan het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37, eerste lid, en b. voorzover het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf hoger is dan het vermogen, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel d (per 1 januari 2014: € 49.400,-). Dit zijn wettelijke bepalingen die dwingend zijn en waarbij de gemeente dus geen beleidsvrijheid heeft. Deze beleidsvrijheid zit wel in artikel 48, derde lid, van de Participatiewet, waarin is geregeld dat het college aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen kan verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen. In de praktijk gaat het hier om het vestigen van een hypotheek- of pandrecht. Tot 2004 was de gemeente wettelijk verplicht om in dergelijke gevallen aan de verlening van bijstand de verplichting tot medewerking aan zekerheidsstelling te verbinden. Met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2004 is dit een gemeentelijke bevoegdheid geworden. Deze gemeentelijke bevoegdheid is ingevuld door middel van de Beleidsregels krediethypotheek Wet werk en bijstand. De invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 leidt tot aanpassing van deze beleidsregels. De nieuwe naam luidt: Beleidsregel krediethypotheek Participatiewet 2015 Brummen. Wel of geen zekerheidsstelling? Bij de beoordeling of iemand aanspraak kan maken op bijstandverlening door de overheid staat steeds de vraag centraal of de belanghebbende in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Ook ten aanzien van degene die in het bezit is van een zelfbewoonde eigen woning kunnen, vooral als gevolg van langdurige werkloosheid, dergelijke omstandigheden zich voordoen. Een eigen woning vertegenwoordigt echter een bepaald vermogen dat, na aftrek van de eventuele schulden die erop rusten, soms aanzienlijk zal zijn. Men beschikt dan over middelen die, gelet op het complementaire karakter van de Participatiewet, in aanmerking dienen te worden genomen, zodat strikt genomen geen aanleiding is voor de verlening van bijstand. Het wettelijke uitgangspunt is dat dergelijke middelen, vanwege hun specifieke karakter, bijstandverlening niet dienen uit te sluiten. Het gaat immers om middelen waarover de belanghebbende veelal niet kan beschikken om in zijn bestaan te voorzien, tenzij deze de woning buiten de bijstand verder bezwaart of te gelde maakt. Het eerste is niet altijd realiseerbaar, omdat een potentiële kredietverstrekker ook naar het inkomen zal kijken. Het tweede betekent dat vervangende _________________________________________________________________________________ 177
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
huisvesting mogelijk moet zijn. Afgezien hiervan is het in een aantal gevallen niet redelijk te verlangen dat een zelfbewoonde eigen woning te gelde wordt gemaakt of (verder) wordt bezwaard. Voor deze situatie is daarom de mogelijkheid ingevoerd van bijstandverlening in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, de zogenoemde krediethypotheek. Indien bijstand als lening moet worden verstrekt, is het vanzelfsprekend dat deze lening ook terugbetaald moet worden. Op zich verzekert juist de overwaarde van de woning van minimaal € 49.400 (bedrag per 1 januari 2014) deze terugbetaling. Als de woning wordt verkocht, is er geen garantie dat de vordering van de gemeente meteen vanuit de verkoop wordt voldaan. Om toch garantie van aflossing te creëren wordt door het college besloten om de geldlening als bedoeld in dat artikel enkel te verstrekken onder zekerheid van hypotheek, onder de vastgestelde voorwaarden. In het geval dat de woning een niet-registergoed betreft, dient dit beleid ook te worden toegepast; de hypotheekovereenkomst wordt dan een pandovereenkomst. Het vestigen van de hypotheek is een eenmalige zaak. Daarvoor bestaan reeds standaardprocedures en standaardmodellen. In artikel 48, derde lid, van de Participatiewet is de verplichting geregeld dat belanghebbende meewerkt aan de vestiging van de krediethypotheek. De uiteindelijke vordering loopt nauwelijks risico: niet alleen zal bij verkoop de gemeente als hypotheekhouder worden geïnformeerd, ook zal de terugbetaling via notariële tussenkomst geen risico inhouden. Zeker omdat de ontvangsten van vorderingen geheel ten goede komen aan de gemeente is de krediethypotheek een uitstekend middel om de lening uiteindelijk te vereffenen. Geen krediethypotheek bij bijzondere bijstand In artikel 50, tweede lid, van de Participatiewet wordt alleen gesproken over algemene bijstand. Dit betekent dat de regeling van de krediethypotheek niet van toepassing is bij de verlening van bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand kan alleen als lening worden verstrekt als dat op grond van de overige bepalingen van de Participatiewet mogelijk is. Wel dient er bij de beoordeling van een aanvraag bijzondere bijstand uiteraard kritisch te worden gekeken naar de redelijke mogelijkheden van (verdere) bezwaring. Voorliggende voorziening Benadrukt dient te worden dat bijstandsverlening (dus ook niet in de vorm van een krediethypotheek) in het geheel niet aan de orde is indien een reguliere kredietverstrekker (bank of verzekeringsmaatschappij) onder normale voorwaarden bereid is om aanvullend krediet te verstrekken waaruit betrokkene zowel in het levensonderhoud kan voorzien, als in de verdere renteen (eventuele) aflossingsverplichtingen. Bij de aanvraag dient dit aspect nadrukkelijk aan de orde te komen.
Artikelgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen De begripsbepalingen behoeven geen nadere toelichting 3 Omdat in artikel 3, zesde lid, van de Participatiewet met een woning wordt gelijkgesteld een woonwagen of een woonschip, dient ook in deze gevallen (bij overschrijding van het vrij te laten vermogen) de bijstand als lening te worden verstrekt. Omdat woonwagens geen registergoederen zijn, en woonschepen onder een bepaald tonnage evenmin, is een hypotheek in deze gevallen niet aan de orde. Wel kan er een pandovereenkomst worden gesloten, die _________________________________________________________________________________ 178
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
zoveel mogelijk op dezelfde wijze als de hypotheek kan worden opgezet en afgewikkeld. Artikel 2. Vestiging krediethypotheek 1. Er wordt volgens de voorwaarden van artikel 50 van de wet een krediethypotheek gevestigd. Dit betekent dat er niet wordt overgegaan tot vestiging van een krediethypotheek als de te verlenen bijstand over een periode van een jaar naar verwachting niet meer bedraagt dan het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37, eerste lid van de wet. Dit bedrag is gelijk aan de gehuwdennorm genoemd in artikel 21 onder b van de wet. Daarnaast wordt geen krediethypotheek gevestigd als het in de woning gebonden vermogen de vrijlatinggrens van artikel 34, tweede lid, onderdeel d van de wet niet te boven gaat. 2. De verplichting om medewerking te verlenen aan de vestiging van een krediethypotheek wordt op grond van artikel 48 lid 3 van de wet altijd aan de bijstandsverlening verbonden. Artikel 3. Hoogte hypotheek | Taxatie woning | Vestigingskosten ten laste van belanghebbende In dit artikel wordt bepaald hoe de overwaarde in de woning kan worden vastgesteld. 1. Met de “daarop drukkende schulden” worden alleen schulden bedoeld die zijn aangegaan ten behoeve van de woning, zoals de financiering van de aankoop of een verbouwing. Nadrukkelijk niet in aanmerking komen onder meer consumptieve kredieten waarvoor de woning als zekerheid is gesteld, of opnames van overwaarde die niet zijn aangewend ten behoeve van de woning. 2. De vastgestelde WOZ-waarde in de meest recente WOZ-waardebeschikking is bepalend. 3. Op verzoek van belanghebbende kan uiteraard een taxatie plaats vinden als de WOZ-waarde naar zijn mening niet overeenstemt met de waarde in het economische verkeer, maar dan zal wel door belanghebbende aangetoond moeten worden dat er een bezwaarschrift is ingediend tegen de WOZ-beschikking. Het kan immers niet zo zijn dat wanneer er een krediethypotheek gevestigd wordt er pas naar voren wordt gebracht dat de WOZ-beschikking niet overeenstemt met de waarde van de woning. 4. Indien belanghebbende in bezit is van een taxatierapport van niet ouder dan 12 maanden, dan kan dit rapport gebruikt worden voor de waardevaststelling van lid 3. 5. Als belanghebbende niet in bezit is van een taxatierapport dan kan een taxatie plaatsvinden door een taxateur of erkend makelaar die in overleg met belanghebbende belast wordt met de taxatie. Een waardebepaling wordt niet aangemerkt als een taxatierapport als bedoeld in dit artikel. 6. De kosten verbonden aan taxatie, vestiging van de hypotheek, inschrijving van de hypotheekakte en bijkomende kosten komen voor rekening van belanghebbende. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verleend, als wordt voldaan aan de voorwaarden om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen. Bijzondere bijstand kan niet als krediethypotheek verstrekt worden en dus is de vorm van deze bijzondere bijstand die van bijstand om niet. Artikel 4. Opname voorwaarden in hypotheekakte Bij gebruikelijke bedingen die ook in de hypotheekakte of de akte van geldlening moeten worden opgenomen kan gedacht worden aan het beding tot beperking van de bevoegdheid tot verhuur of verpachting. Artikel 5. Aflossingsvoorwaarden hypotheek 1. De aflossingsperiode van de lening wordt bepaald op ten hoogste tien jaar. Dit komt erop neer dat jaarlijks in beginsel 10 procent van de schuld moet worden terugbetaald. Door de duur waarin een aflossing gevergd wordt beperkt te houden, is deze voor zowel de belanghebbende als de gemeente overzienbaar. 2. De periode van tien jaar waarin een aflossing wordt gevergd, begint op het moment dat de _________________________________________________________________________________ 179
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
3.
4.
5. 6.
7.
bijstandverlening wordt beëindigd (en de betrokkene is geïnformeerd over de terugbetaling in termijnen). Per maand zal dan in beginsel een aflossing plaatsvinden die gelijk is aan het bedrag dat zou volgen uit tien jaar aflossing, dus 1/120 van de geldlening. Het nieuwe inkomen kan echter zodanig zijn dat een hoger maandelijks aflossingsbedrag gevraagd kan worden. Het is ook de bedoeling, dat dan een hogere aflossing wordt verlangd. Het is immers niet nodig, dat de vorderingen onnodig lang blijven uitstaan. De aflossing wordt als regel bepaald op 60% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm. Deze aflossing is hiermee gelijk aan de aflossing die van toepassing is bij het aflossen van andere ‘bijstandsvorderingen’ bij de gemeente (zie de Beleidsregels Terugvordering Participatiewet, IOAW en IOAZ). Aangezien de hoogte van het inkomen en de noodzakelijke uitgaven geen vast gegeven hoeven te zijn, is bepaald dat het maandelijkse aflossingsbedrag telkens voor twee jaar wordt vastgesteld. Deze wijze van vastlegging betekent dat periodiek een controle op de financiële situatie van belanghebbende plaatsvindt. Geregeld is dat bij een inkomen op bijstandsniveau geen aflossing wordt gevergd. Daardoor blijft het inkomen tot dat niveau beschikbaar voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten, waaronder noodzakelijke reserveringen, zoals voor duurzame gebruiksgoederen, gemeentelijke belastingen en heffingen. Tussentijds is bijstelling van het aflossingsbedrag ook mogelijk. Dit kan op initiatief van de gemeente en op verzoek van belanghebbende zelf. Met bijzondere bestaanskosten kan rekening worden gehouden op grond van dit lid. Dit geldt overigens niet als in die bijzondere bestaanskosten op een andere manier is of kan worden voorzien. Wanneer belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig is om de vastgestelde aflossing te voldoen, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar. Bovendien is daarover de wettelijke rente verschuldigd, bij wijze van boete. Het ligt in de rede om in een dergelijke situatie eerst met belanghebbende een regeling te treffen. Is dat niet haalbaar (vanwege een weigerachtige opstelling van belanghebbende), dan staan in het uiterste geval middelen zoals beslag op het inkomen en executoriale verkoop van de woning ter beschikking. Op grond van het Burgerlijk Wetboek moet de wettelijke rente worden betaald over de tijd dat verzuimd is om aan de verplichting te voldoen. In dit lid is aangegeven dat wanneer de maandelijkse aflossing achterwege blijft, er vanaf dat moment sprake van verzuim en daarom de wettelijke rente verschuldigd is.
Artikel 6. Rentevordering 1. Het beperken van de aflossingsperiode betekent niet dat in alle gevallen de geldlening binnen tien jaar volledig zal zijn terugbetaald. Er wordt immers rekening gehouden met de hoogte van het inkomen na de bijstandsperiode. Wanneer na tien jaar niet het volledige geleende bedrag blijkt te zijn afgelost, wordt het restant in ieder geval afgerekend bij verkoop of vererving van de woning. Aan belanghebbende wordt dan geen vooraf vastgestelde aflossingsverplichting meer opgelegd. Wel is het redelijk om rente in rekening te brengen. Er is immers reeds tien jaar gelegenheid gegeven om rentevrij af te lossen en dus ook om het vermogen terug op te bouwen. De renteverplichting die na tien jaar ingaat, stimuleert wel het verrichten van aflossingen. 2. De rente zoals bedoeld in lid 1 is drievierde deel van dan de wettelijke rente. 3. Het kan zich voordoen dat belanghebbende naar het oordeel van de gemeente de rente of een gedeelte daarvan kan opbrengen, maar dat belanghebbende daardoor niet aan aflossen toe kan komen. De renteverplichting belemmert dan het aflossen. Om dit te vermijden, is aangegeven dat de betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de renteverplichting wordt aangemerkt als aflossing. Dit is in overeenstemming met het gegeven dat in de eerste tien jaar voorrang wordt _________________________________________________________________________________ 180
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
4.
5.
6.
gegeven aan het aflossen van de geldlening. De bij de schuld bij te schrijven rente die telkens niet betaald kan worden zal, omdat er wordt afgelost, op termijn afnemen. Is er naar het oordeel van de gemeente voor belanghebbende geen mogelijkheid om de rente te betalen, dan wordt deze bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening. Het is dan niet te vermijden dat de totale schuld blijft oplopen. Omdat over de bijgeschreven rentevordering geen rente is verschuldigd, loopt de totale schuld niet oneindig op. Wanneer de geldlening geheel is afgelost, zal de renteverplichting die op dat moment moet worden berekend nihil zijn. Het tot dat moment bijgeschreven totaalbedrag aan rentevorderingen wordt verder op de gebruikelijke wijze afgewikkeld. Voor zover dat bedrag niet betaald kan worden, wordt dat afgerekend bij verkoop van de woning zoals ook gebeurt als een deel van de geldlening niet kan worden afgelost. De aflossing wordt als regel bepaald op 60% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm. Deze aflossing is hiermee gelijk aan de aflossing die van toepassing is bij het aflossen van andere ‘bijstandsvorderingen’ bij de gemeente (zie de Beleidsregels Terugvordering Participatiewet, IOAW en IOAZ).
Artikel 7. Aflossing hypotheek bij vererving en verkoop woning 1. In artikel 7, eerste lid, is geregeld dat bij verkoop van de woning de geleende bijstand dient te worden terugbetaald, evenals de eventueel bijgeschreven rentevorderingen. 2. Dat geldt ook bij verkoop tijdens het ontvangen van bijstand wanneer er dringende redenen zijn om te verhuizen. Er zal eerst afgerekend moeten worden voordat een nieuwe hypotheek kan worden gevestigd. Expliciet is geregeld dat de krediethypotheek naar een andere koopwoning binnen de gemeente Brummen kan worden meegenomen wanneer bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van betrokkene daartoe aanleiding geven. Het omzetten van de krediethypotheek naar een andere woning, als de belanghebbende de gemeente verlaat, wordt niet wenselijk geacht. Deze mogelijkheid komt er dus op neer dat belanghebbende het vrijgekomen vermogen niet hoeft in te zetten voor de bestaansvoorziening, maar daarmee een meer passende woning kan aankopen. Aangezien de laatste hypotheek in verband met de bijstandverlening is afgelost, ontbreken deze middelen voor de aankoop van een andere woning. Burgemeester en wethouders kunnen deze middelen als nieuwe lening onder verband van krediethypotheek ter beschikking stellen. Als voorwaarde hiervoor geldt dat belanghebbende het na afrekening vrijgekomen vermogen volledig inzet bij het kopen van een vervangende woning. Met deze uitzondering op het inzetten van vrijgekomen vermogen voor de bestaansvoorziening en de mogelijkheid tot het verstrekken van een nieuwe geldlening wordt vermeden dat een verhuizing wegens bijzondere omstandigheden nadeliger uitwerkt dan het aanhouden van de woning. 3. Een verkoop van de woning hoeft niet meteen gepaard te gaan met een financiële afwikkeling. Dit zal doorgaans plaatsvinden bij de overdracht van de woning. Vanaf het moment waarop belanghebbende over de opbrengst kan beschikken, zal de resterende geldlening aan de gemeente in één keer moeten worden terugbetaald. Wanneer de woning wordt verkocht tegen een prijs die doelbewust beneden de geldende marktwaarde ligt, is er geen aanleiding om het resterende bedrag van de lening kwijt te schelden. Overigens zal, als de woning wel tegen de geldende marktwaarde is verkocht, de volledige opbrengst moeten worden aangewend ter aflossing van de hypothecaire schulden, waaronder de krediethypotheek. Pas als dit niet toereikend is, wordt de vordering kwijtgescholden.
_________________________________________________________________________________ 181
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: Weeknummer:
Artikel 8. Toepassing laatst gevestigde hypotheek bij niet-duurzame onderbreking bijstandverlening In de praktijk blijkt het voor te komen dat iemand na beëindiging van de bijstandverlening in de vorm van een krediethypotheek opnieuw op bijstand aangewezen raakt. Bij gelegenheid van de nieuwe aanvraag behoort dan een nieuwe vaststelling van het maximaal te lenen bedrag. Bij een niet al te lange onderbreking van de bijstandverlening moet er echter van worden uitgegaan dat de nieuwe bijstandsbehoeftigheid niet los kan worden gezien van die daarvoor. Voor zover het maximale bedrag van die geldlening nog niet is aangesproken, hetzij door een voortijdige beëindiging van de bijstand, hetzij door inmiddels verrichte aflossingen, wordt de te verlenen bijstand ten laste daarvan geboekt. Is het maximale bedrag wel volledig aangesproken, dan wordt de bijstand verder om niet verleend. Artikel 9. Jaarlijkse opgave restantschuld en rentevorderingen Ook na afloop van de maximale aflossingsperiode van tien jaar wordt, als er nog een deel van de geldlening moet worden afgelost, aan belanghebbende een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de eventueel bijgeschreven rentevorderingen. Artikel 11. Inwerkingtreding De scheiding tussen oud en nieuw geval is dan ook gebaseerd op het bestaan van een gevestigde krediethypotheek. Dit heeft tot gevolg dat voor de situatie waarin een aanvraag is ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van de Participatiewet sprake is van een nieuw geval. Dan dienen deze beleidsregels te worden toegepast. Ten aanzien van de gevallen waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit reeds een krediethypotheek is gevestigd, verandert er niets aan de in de hypotheekakte opgenomen bedingen. Artikel 12. Citeertitel Behoeft geen nadere toelichting
_________________________________________________________________________________ 182