Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Agenda en notulen Hoorzittingen bezwaarschriftencommissie: 21 juli 2015 Op dinsdag 21 juli 2015 is er een vergadering van de bezwaarschriftencommissie in het gemeentehuis. Tijdens deze vergadering worden twee niet-openbare en één openbare hoorzittingen gehouden. De volgende hoorzittingen staan gepland: 18:00 uur: hoorzitting inzake Participatiewet (niet openbaar) 18.30 uur: hoorzitting inzake Participatiewet (niet openbaar) 19.00 uur: hoorzitting inzake afwijzende beschikking Wob-verzoek (openbaar). Spreekrecht Tijdens de hoorzitting hebben alleen belanghebbenden, zoals degenen die een bezwaarschrift hebben ingediend, spreekrecht. Zij zijn persoonlijk uitgenodigd voor de hoorzitting. Inzage stukken De stukken over het besluit en het bezwaarschrift van de openbare hoorzitting liggen tijdens de openstelling van het gemeentehuis ter inzage. Bovendien kunt u de stukken op afspraak inzien. Bel daarvoor met het secretariaat van de bezwaarschriftencommissie via (0575) 56 82 33 of mail naar
[email protected]. Lees meer informatie op de website www.brummen.nl. Doorgang hoorzittingen en tijdstippen zijn onder voorbehoud.
Omgevingsvergunning Verleende reguliere omgevingsvergunning Boerhaavelaan 67 6961 ZS Eerbeek
Locatie: Boerhaavelaan 67 in Eerbeek Voor: Het legaliseren van een overkapping Activiteit(en): Bouwen van bouwwerken en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan Datum verzonden: 7 juli 2015 Rechtsmiddel: bezwaar bij college van B&W (zie informatie over bezwaar en beroep).
Verleende reguliere omgevingsvergunning Cortenoever-Voorsterklei Brummen
Locatie: projectgebied Voorsterklei ten behoeve van Ruimte voor de Rivierproject Cortenoever-Voorsterklei Voor: het aanleggen van 6 duikers Activiteit(en): Bouwen van een bouwwerk Datum verzonden: 9 juli 2015 Rechtsmiddel: bezwaar bij college van B&W (zie informatie over bezwaar en beroep).
Reguliere omgevingsvergunning buiten behandeling gelaten Cortenoeverseweg 139 6971 JL Brummen
B&W maken bekend dat de volgende aanvraag buiten behandeling is gelaten: Locatie: Cortenoeverseweg 139 in Brummen
_________________________________________________________________________________ 1
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Voor: het plaatsen van een dakkapel Activiteiten: Bouwen
Ingediende aanvraag reguliere omgevingsvergunning Eerbeekseweg en Wapsumsestraat Brummen
Locatie: Eerbeekseweg en Wapsumsestraat in Brummen Voor: het plaatsen van 3 reclameborden Activiteiten: bouwen van een bouwwerk Datum ontvangst: 10 juli 2015 Tegen deze aangevraagde omgevingsvergunning kunt u nog geen bezwaarschrift indienen.
Ingediende aanvraag reguliere omgevingsvergunning Loenenseweg Eerbeek
Locatie: Loenenseweg in Eerbeek Voor: het plaatsen van een reclamebord Activiteiten: bouw Datum ontvangst: 8 juli 2015 Tegen deze aangevraagde omgevingsvergunning kunt u nog geen bezwaarschrift indienen.
Verleende reguliere omgevingsvergunning Sweelinckstraat 7 6961 BH Eerbeek
Locatie: Sweelinckstraat 7 in Eerbeek Voor: het plaatsen van een dakkapel Activiteit(en): Bouwen van een bouwwerk Datum verzonden: 7 juli 2015 Rechtsmiddel: bezwaar bij college van B&W (zie informatie over bezwaar en beroep).
Ingediende aanvraag reguliere omgevingsvergunning Weg over 't Hontsveld 12 7399 RJ Empe
Locatie: Weg over 't Hontsveld 12 in Empe Voor: het uitbreiden van ligboxenstal-D Activiteiten: het bouwen van een bouwwerk Datum ontvangst: 10 juli 2015 Tegen deze aangevraagde omgevingsvergunning kunt u nog geen bezwaarschrift indienen.
Meldingen Melding Activiteitenbesluit Coldenhovenseweg 67 6961 EB Eerbeek
Er is op 8 juni 2015 een meldingsformulier Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend voor: Locatie: Coldenhovenseweg 67 te Eerbeek Voor: Het wijzigen van de gasflessenopslag Zaakdossier: DOS-2015-034091
Inlichtingen Team Vergunningen van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel, bereikbaar via (055) 580 1705.
_________________________________________________________________________________ 2
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Melding Activiteitenbesluit Zutphensestraat 161 6971 EK Brummen
Er is op 12 mei 2015 een meldingsformulier Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend voor: Locatie: Zutphensestraat 161 in Brummen Voor: Het veranderen van een autoshowroom Zaakdossier: DOS-2015-030031
Inlichtingen Team Vergunningen van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel, bereikbaar via (055) 580 1705.
Melding Activiteitenbesluit ’t Zaaibroek 5 6964 BP Hall Publicatiedatum 15-07-2015 Er is op 18 juni 2015 een meldingsformulier Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend voor: Locatie: ’t Zaaibroek 5 in Hall Voor: het veranderen van een veehouderij zonder wijziging van veebestand Zaakdossier: DOS-2015-036103 Inlichtingen Team Vergunningen van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel, bereikbaar via (055) 580 1705.
Bestemmingsplan Ontwerpbestemmingsplan: "Langedijk 1 te Tonden" Langedijk 1 6975AM Tonden Burgemeester en wethouders van Brummen hebben, gelet op artikel 3.6 jo. artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op 7 juli 2015 besloten het ontwerpbestemmingsplan “Langedijk 1” voor zienswijzen ter inzage te leggen. Het ontwerpbestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om op het betreffende perceel, kadastraal bekend als gemeente Brummen, sectie N, nummer 229, als gevolg van een functieveranderingsprocedure, één extra woning toe te kunnen voegen. Inzagetermijn Analoog Het ontwerpwijzigingsplan, met bijbehorende stukken, liggen vanaf donderdag 16 juli 2015 tot en met woensdag 26 augustus 2015, tijdens openingstijden, ter inzage in het gemeentehuis. Digitaal Het ontwerpbestemmingsplan is tevens digitaal in te zien op de gemeentelijke website www.brummen.nl (onder ‘plannen en projecten’) en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. De bronbestanden zijn ook via www.ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar en beschikbaar. Voor een directe link naar deze bestanden kunt u terecht op de gemeentelijke website. Zienswijzen Tijdens de inzagetermijn kan een ieder een schriftelijke zienswijze indienen bij de gemeenteraad van Brummen, Postbus 5, 6970 AA te Brummen. Voor het indienen van een mondelinge zienswijze kunt u contact opnemen met de heer R. Grob, beleidsadviseur Ruimtelijke Ordening van de afdeling Beleid en Bedrijfsvoering, tel. (0575) 56 85 94 of per mail op:
[email protected]. _________________________________________________________________________________ 3
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Verordeningen en reglementen Verordening Participatiewet Brummen 2015 Burgemeester en wethouders van Brummen maken bekend dat de gemeenteraad op 25 juni 2015 de Verordening Participatiewet Brummen 2015 heeft vastgesteld. De Verordening Participatiewet Brummen 2015 regelt onder andere de ondersteuning die de gemeente Brummen biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep van de Participatiewet. De verordening beschrijft ook de regels voor loonkostensubsidie, beschut werk en de tegenprestatie. Inwerkingtreding De Verordening Participatiewet Brummen 2015 treedt op 25 juni 2015 in werking. De Reintegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Brummen, vastgesteld op 13 december 2007 wordt ingetrokken (met uitzondering voor diegene die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de re-integratieverordening WWB). Deze verordening kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. B. Terlingen), tel.nr. (0575) 56 82 01.
Verordening individuele inkomenstoeslag Brummen 2015 Burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen maken bekend dat de gemeenteraad op 25 juni 2015 de Verordening individuele inkomenstoeslag Brummen 2015 heeft vastgesteld. Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar heeft de gemeente meer beslissingsvrijheid. In de Participatiewet (de opvolger van de WWB) is een expliciete uitzondering gemaakt met betrekking tot het verstrekken van een aanvullende individuele inkomensondersteuning op maat. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden. Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van de wetswijziging, waarbij de mogelijkheid tot het categoriaal benaderen van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag in de WWB wordt omgevormd tot een individuele inkomenstoeslag in de Participatiewet. Hierbij is een individuele benadering en maatwerk het uitgangspunt, waarbij gelet wordt op de omstandigheden van de persoon en het al dan niet hebben van zicht op inkomensverbetering. Inwerkingtreding De Verordening individuele inkomenstoeslag Brummen 2015 treedt in werking op 16 juli 2015 en werkt terug tot en met 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening langdurigheidstoeslag WWB per 1 januari 2015. Deze verordening kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl. _________________________________________________________________________________ 4
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. B. Terlingen), tel.nr. (0575) 56 82 01.
Verordening individuele studietoeslag Brummen 2015 Burgemeester en wethouders van Brummen maken bekend dat de gemeenteraad op 25 juni 2015 de Verordening individuele studietoeslag Brummen 2015 heeft vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Participatiewet per 1 januari 2015 wordt een studieregeling geïntroduceerd de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college van Brummen de mogelijkheid om mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. De achterliggende gedachte hierbij is dat het afronden van een studie de positie op de arbeidsmarkt van mensen verbetert. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is. De drempel om een contract aan te bieden aan mensen met een arbeidshandicap is lager als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. In de Verordening zijn de regels voor de gemeente Brummen vastgelegd. Inwerkingtreding De Verordening individuele studietoeslag Brummen 2015 treedt in werking op 16 juli 2015 en werkt terug tot 1 januari 2015. Deze verordening kunt u raadplegen in dit publicatieblad. Verder kunt u deze verordening ook raadplegen via www.overheid.nl. Inlichtingen Afd. Beleid & Bedrijfsvoering (dhr. B. Terlingen), tel.nr. (0575) 56 82 01.
_________________________________________________________________________________ 5
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Verordening Participatiewet Brummen 2015
Verordening Participatiewet Brummen 2015 Kenmerk : INT15.1105 Vastgesteld : raadsvergadering d.d. 25 juni 2015 met kenmerk RB15.0033 Inwerkingtreding : 16 juli 2015 met terugwerkende kracht tot en met 25 juni 2015 Publicatiedatum : 15 juli 2015
_________________________________________________________________________________ 6
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Beleid en algemene bepalingen ............................................................................................... 9 Artikel 1 Begripsbepaling ................................................................................................................................... 9 Artikel 2 Beleid en evenwichtige verdeling .................................................................................................. 10 Artikel 3 Subsidie- en Budgetplafonds.......................................................................................................... 10 Artikel 4 Algemene uitgangspunten inzet re-integratievoorzieningen ................................................... 10 Artikel 5 Beëindiging re-integratievoorziening ............................................................................................ 11 Hoofdstuk 2 Voorzieningen ............................................................................................................................. 11 Artikel 6 Re-integratievoorzieningen ............................................................................................................ 11 Artikel 7 Diagnose-instrument ........................................................................................................................ 12 Artikel 8 Activeringsprogramma ..................................................................................................................... 12 Artikel 9 Bemiddeling ........................................................................................................................................ 12 Artikel 10 Groepsgerichte aanpak en trainingen ........................................................................................ 12 Artikel 11 Proefplaatsing .................................................................................................................................. 12 Artikel 12 Werkervaringsplaats....................................................................................................................... 13 Artikel 13 Detachering ...................................................................................................................................... 13 Artikel 14 Stage .................................................................................................................................................. 13 Artikel 15 Persoonlijke ondersteuning .......................................................................................................... 13 Artikel 16 Ondersteuning bij leer-werktraject .............................................................................................. 14 Artikel 17 Scholing en opleiding ..................................................................................................................... 14 Artikel 18 Individueel Re-integratietraject .................................................................................................... 14 Artikel 19 Participatieplek ................................................................................................................................ 14 Artikel 20 Sociale activering ............................................................................................................................ 15 Artikel 21 Werkgeverssubsidie ....................................................................................................................... 15 Artikel 22 No-riskpolis ....................................................................................................................................... 15 Artikel 23 Participatievoorziening beschut werken .................................................................................... 15 Artikel 24 Loonkostensubsidie ........................................................................................................................ 16 Hoofdstuk 3 Tegenprestatie naar vermogen ............................................................................................... 16 Artikel 25 Het opdragen van een tegenprestatie ........................................................................................ 16 Artikel 26 Inhoud van een tegenprestatie .................................................................................................... 17 Artikel 27 Duur en omvang van een tegenprestatie .................................................................................. 17 Artikel 28 Mantelzorg ........................................................................................................................................ 17 _________________________________________________________________________________ 7
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Hoofdstuk 4 Slotbepalingen ............................................................................................................................ 17 Artikel 29 Hardheidsclausule .......................................................................................................................... 17 Artikel 30 Intrekken oude verordening en overgangsrecht ...................................................................... 17 Artikel 31 Inwerkingtreding en citeertitel ...................................................................................................... 18 ALGEMENE TOELICHTING ........................................................................................................................... 19 ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING .............................................................................................................. 21
_________________________________________________________________________________ 8
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Hoofdstuk 1 Beleid en algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepaling 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, zonder beperkende voorwaarden qua aard en omvang van het werk en aansluiting op opleiding en ervaring, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijke minimum en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk; b. Awb: Algemene wet bestuursrecht c. beschut werk: werk in een beschutte omgeving en onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in artikel 10b van de wet. d. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen; e. doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet; f. grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar; g. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; h. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; i. korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar; j. loonwaarde: zoals bedoeld in artikel 6 , eerste lid, onder g, van de wet; k. mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. l. ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet; m. plan van aanpak: het plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a, Participatiewet n. raad: de gemeenteraad van de gemeente Brummen; o. re-integratievoorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, Participatiewet en artikel 34, eerste lid, onder a, IOAW/IOAZ, gericht op arbeidsinschakeling en/of oriëntatie op zelfstandig ondernemerschap p. startkwalificatie: diploma MBO2 of hoger; q. traject: een proces waarbij één of meer re-integratievoorzieningen worden ingezet; r. uitkeringsgerechtigde: persoon die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de IOAW of de IOAZ; s. werknemer: het lid van de doelgroep dat een dienstverband heeft met een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze verordening; t. Werkplein Activerium: een samenwerkingsverband van UWV en de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe en Voorst. u. wet: de Participatiewet; 2. De begripsbepalingen van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en de Awb zijn op deze verordening en de daarop berustende bepalingen van toepassing.
_________________________________________________________________________________ 9
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikel 2 Beleid en evenwichtige verdeling 1.
2. 3.
4.
5.
Het college biedt aan de doelgroep ondersteuning bij de re-integratie naar de arbeidsmarkt en/of oriëntatie op zelfstandig ondernemerschap voor zover deze ondersteuning door het college noodzakelijk wordt geacht. Het college onderzoekt nauwkeurig de individuele mogelijkheden en capaciteiten van een inwoner om de ondersteuning zo doelmatig mogelijk te realiseren. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij/zij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan: a. de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar; en b. de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan re-integratievoorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen. Bij het geven van ondersteuning en het aanbieden van een voorziening houdt het college rekening met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet, de Wet educatie en beroepsonderwijs, en ondersteuning en overige voorzieningen die beschikbaar zijn voor de doelgroep.
Artikel 3 Subsidie- en Budgetplafonds 1.
2.
Het college kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.
Artikel 4 Algemene uitgangspunten inzet re-integratievoorzieningen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de uitvoering van de in deze verordening genoemde voorzieningen; Voor niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) wordt de basisdienstverlening van het Werkplein Activerium ingezet, zoals werkgeversbenadering, vacatureaanbod en bemiddeling; Het college kan de voorzieningen bedoeld in hoofdstuk 2 aanbieden aan de doelgroep; De voorziening moet gericht zijn op arbeidsinschakeling en bijdragen aan het mogelijk maken van reguliere arbeid; De voorziening kan ook gericht zijn op de oriëntatie op (zelfstandig) ondernemerschap; Het college houdt bij de inzet van een re-integratievoorziening rekening met concurrentieverhoudingen en verdringing op de arbeidsmarkt.; Indien arbeidsinschakeling (nog) niet mogelijk is, is de voorziening gericht op het wegnemen van belemmeringen en/of actieve deelname aan de samenleving; Bij de keuze voor de in te zetten voorziening worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. De kortste weg naar werk of (zelfstandig) ondernemerschap staat voorop; 2. Daar waar nog mogelijkheden zijn voor het volgen van onderwijs en/of werk en/of (zelfstandig) ondernemerschap geen optie is, kan scholing onderdeel van het aanbod zijn;
_________________________________________________________________________________ 10
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
3. Er wordt uitgegaan van de mogelijkheden, talenten en niet van de beperkingen; 4. Waar mogelijk worden groepsgewijs ondersteunende re-integratievoorzieningen ingezet; 5. Bij de inzet van ondersteuning wordt rekening gehouden met de op dat moment geldende en toekomstige vraag naar arbeidskrachten; 6. Reguliere werkgevers worden zoveel als mogelijk bij het re-integratie- en plaatsingsproces betrokken en middels in te zetten voorzieningen ondersteund bij indienstneming van de doelgroep; 9. Het college stelt in het plan van aanpak, na overleg met de belanghebbende, vast welke voorziening wordt aangeboden aan een persoon uit de doelgroep. Artikel 5 Beëindiging re-integratievoorziening 1. Het college kan een voorziening beëindigen als: a. de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de IOAW/IOAZ niet nakomt; b. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep; c. de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt of start als (zelfstandig) ondernemer waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet; d. naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling of (zelfstandig) ondernemerschap; e. de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening; f. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening; g. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.
Hoofdstuk 2 Voorzieningen Artikel 6 Re-integratievoorzieningen 1.
Het college kan in ieder geval de volgende voorzieningen inzetten: a. Diagnose-instrument; b. Activeringsprogramma; c. Bemiddeling; d. Groepsgerichte aanpak en trainingen; e. Proefplaatsing; f. Werkervaringsplaats; g. Detachering; h. Stage; i. Persoonlijke ondersteuning; j. Scholing en opleiding; k. Individuele Re-integratie Overeenkomst; l. Participatieplek; m. Sociale activering;
_________________________________________________________________________________ 11
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
n. Werkgeverssubsidie; o. No-riskpolis; p. Participatievoorziening beschut werken (artikel 10b Participatiewet); q. Loonkostensubsidie (artikel 10d Participatiewet); 2. De voorziening kan ook schuldhulpverlening als instrument bevatten indien schulden de reintegratie in de weg (kunnen) staan. 3. Voorzieningen kunnen zowel worden verzorgd door het college als door externe partijen. 4. Het college kan voorzieningen gelijktijdig met elkaar inzetten indien dit naar het oordeel van het college de arbeidsinschakeling bevordert. Artikel 7 Diagnose-instrument Het college kan een diagnose-instrument inzetten om de afstand tot de arbeidsmarkt te bepalen en/of vast te stellen of er sprake is van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling. Artikel 8 Activeringsprogramma 1. 2. 3.
4.
Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep, een activeringsprogramma gericht op arbeidsinschakeling aanbieden, voor zover dit gezien de afstand tot de arbeidsmarkt passend is. Voor personen jonger dan 27 jaar waarvoor de scholingsplicht geldt, kan het college een activeringsprogramma aanbieden gericht op deelname aan uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs. Het doel van een activeringsprogramma is het behouden of bevorderen van arbeidsritme, verbetering van de werknemers- en sollicitatievaardigheden en/of ondersteuning bij de toeleiding naar een baan of opleiding. Een activeringsprogramma wordt voor een beperkte duur aangeboden.
Artikel 9 Bemiddeling 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep, bemiddeling gericht op arbeidsinschakeling aanbieden, voor zover dit gezien de afstand tot de arbeidsmarkt passend is. 2. Bemiddeling heeft als doel een belanghebbende direct te bemiddelen naar een dienstbetrekking. 3. De bemiddeling kan worden gecombineerd met een andere voorziening als bedoeld in deze verordening. Artikel 10 Groepsgerichte aanpak en trainingen 1.
2.
Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep, groepsgerichte aanpak en/of training aanbieden, indien dit door het college noodzakelijk wordt geacht voor de arbeidsinschakeling. Groepsgerichte aanpak en trainingen zijn gericht op het bevorderen van vaardigheden die de arbeidsinschakeling bevorderen en de afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen.
Artikel 11 Proefplaatsing 1.
2.
Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep in staat stellen voorafgaande aan een regulier dienstverband of een dienstverband waarbij loonkostensubsidie wordt verstrekt, werkervaring op te doen in de vorm van een proefplaatsing. Het doel van de proefplaatsing is de persoon werkervaring op te laten doen in zijn/haar
_________________________________________________________________________________ 12
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
3. 4.
toekomstige functie om daarmee uitval na aanvang van het dienstverband te voorkomen. De proefplaatsing kan ingezet worden voor de duur van maximaal drie maanden. Indien het college dit nodig acht kan de proefplaatsing met maximaal drie maanden worden verlengd tot een maximum van zes maanden.
Artikel 12 Werkervaringsplaats 1. Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep een werkervaringsplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden, indien deze persoon: a. nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid en waarbij het voor de persoon belangrijk is om arbeidsvaardigheden te verwerven; of b. actief is geweest op de arbeidsmarkt, maar door persoonlijke of economische omstandigheden het werk is kwijtgeraakt en waarbij het voor de persoon belangrijk is om arbeidsvaardigheden in stand te houden. 2. Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie. 3. Een werkervaringsplaats wordt in beginsel maximaal 6 maanden als voorziening aangeboden. Artikel 13 Detachering 1. 2. 3. 4.
Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie. Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
Artikel 14 Stage 1. Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep een stage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden. 2. De stage heeft als doel de belanghebbende, met behoud van een bijstandsuitkering, door middel van een stage, werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een of meerdere vakgebieden en daarmee betaalde arbeid te kunnen realiseren. 3. Een stage wordt voor minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden als voorziening aangeboden. Artikel 15 Persoonlijke ondersteuning Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.
_________________________________________________________________________________ 13
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikel 16 Ondersteuning bij leer-werktraject Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is en voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft: a. van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd; of b. van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald. Artikel 17 Scholing en opleiding 1. Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject gericht op arbeidsinschakeling aanbieden. 2. Scholing heeft tot doel de afstand tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid te verkleinen of te overbruggen. 3. Het college kan alleen scholing aanbieden als het verwerven en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid zonder inzet van dit instrument voor belanghebbende naar het oordeel van het college niet haalbaar is. Artikel 18 Individueel Re-integratietraject 1. 2. 3.
4.
5.
Een belanghebbende kan het college een voorstel doen voor een individueel re-integratietraject. Dit re-integratietraject kan gericht zijn op arbeidsinschakeling of de oriëntatie op (zelfstandig) ondernemerschap Dit traject wordt slechts goedgekeurd indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat door middel van het traject binnen een korte periode tegen aanvaardbare kosten arbeidsinschakeling of (zelfstandig) ondernemerschap kan worden bereikt. Het individuele re-integratietraject kan bestaan uit inschakeling van een re-integratiebedrijf en/of bedrijf gericht op oriëntatie en ondersteuning bij het willen starten als zelfstandig ondernemer en/of uit scholing. Indien gebruik wordt gemaakt van een re-integratiebedrijf of bedrijf gericht op oriëntatie en ondersteuning naar (zelfstandig) ondernemerschap dan worden de rechten en plichten in een overeenkomst vastgelegd tussen het college, de belanghebbende en het bedrijf, voordat het individuele re-integratietraject kan worden gevolgd.
Artikel 19 Participatieplek 1.
2.
3.
Het college kan een persoon van 27 jaar en ouder die algemene bijstand ontvangt, geen recht heeft op een andere voorziening gericht op dagbesteding en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is, een participatieplek aanbieden. Het traject bestaat uit het verrichten van onbeloonde additionele arbeid met behoud van uitkering waarbij de begeleiding plaatsvindt door één of meer inlenende partijen onder gemeentelijke verantwoordelijkheid. Een participatieplek wordt voor maximaal de duur van twee jaar aangeboden.
_________________________________________________________________________________ 14
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikel 20 Sociale activering 1. 2. 3.
De voorziening wordt ingezet indien een belanghebbende een grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt. Het doel van deze voorziening is een eerste stap op weg naar reguliere arbeid te zetten dan wel, indien arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, zelfstandige maatschappelijke participatie mogelijk te maken. De belanghebbende behoudt gedurende deze voorziening zijn uitkering op grond van de wet, de IOAW of IOAZ.
Artikel 21 Werkgeverssubsidie 1.
Het college kan op aanvraag aan werkgevers, met inachtneming van het gestelde in deze verordening, ten behoeve van de arbeidsinschakeling van leden van de doelgroep anders dan bedoeld in artikel 22 van deze verordening, een individuele financieel beperkte werkgeverssubsidie verlenen wanneer dit leidt tot een indiensttreding bij werkgever van een uitkeringsgerechtigde uit de doelgroep.
Artikel 22 No-riskpolis 1.
2. 3. 4.
Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis indien: a. de werkgever een arbeidsovereenkomst voor ten minste 6 maanden aangaat met een persoon uit de doelgroep; en b. deze persoon een structurele functionele of andere beperking heeft of de werkgever ten behoeve van deze persoon een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Wet ontvangt; en c. artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is; en d. de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente. Via de no-riskpolis wordt in het eerste ziektejaar tussen de 70% en 100% van het dagloon vergoed en in het tweede jaar 70% van het dagloon. Er geldt een maximum dagloon. Om de werkgever een no-riskpolis te kunnen verstrekken, sluit het college een overeenkomst met het UWV voor de uitbetaling van het dagloon ingeval van ziekte van de werknemer. De no-riskpolis geldt voor de duur van 5 jaar vanaf de eerste werkdag van de werknemer (ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst).
Artikel 23 Participatievoorziening beschut werken 1. 2.
3.
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid van artikel 10b van de wet om de participatievoorziening beschut werk aan te bieden. Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt jaarlijks vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. In verband hiermee overlegt het college met het UWV, met aan de gemeente gelieerde bedrijven en met andere reguliere werkgevers. Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft, dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.
_________________________________________________________________________________ 15
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
4.
5.
Het college maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het UWV advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college selecteert voor deze beoordeling uitsluitend personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken zet het college bijvoorbeeld de volgende ondersteunende voorzieningen in: fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.
Artikel 24 Loonkostensubsidie 1. 2.
3.
4.
5.
6.
Het college stelt ambtshalve of op schriftelijk verzoek van een belanghebbende vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht: a. een persoon moet behoren tot de doelgroep; b. de persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en; c. die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Het college kan advies inwinnen over het oordeel of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. De adviseur neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht. Om de loonwaarde vast te stellen, maakt het college gebruik van een gecertificeerde en daarmee geobjectiveerde methode en applicatie die tenminste voldoet aan de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet. Voorafgaand aan de methode genoemd in het eerste lid, kan het college de persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, voor de duur van maximaal drie maanden, onbeloonde werkzaamheden laten verrichten bij een werkgever. Het college zal via nadere regels de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld in overeenstemming brengen met de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet, artikel 10e van de Participatiewet en met afspraken in de arbeidsmarktregio.
Hoofdstuk 3 Tegenprestatie naar vermogen Artikel 25 Het opdragen van een tegenprestatie 1. Het college zal eerst belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt via een motiveringsgesprek motiveren om op eigen initiatief maatschappelijke nuttige taken te verrichten; 2. Het college kan een belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een tegenprestatie opdragen indien belanghebbende, ondanks de oproep van het college, en een motiveringsgesprek, op geen enkele passende wijze op eigen initiatief bereid is om maatschappelijk nuttige taken te verrichten; 3. Indien reeds activiteiten worden verricht in het kader van het plan van aanpak als bedoeld in artikel 4, achtste lid van deze verordening, wordt geen tegenprestatie opgedragen. 4. Het college draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie. 5. Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren: a. de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende; _________________________________________________________________________________ 16
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
b. de persoonlijke situatie, individuele omstandigheden, talenten, wensen en kwaliteiten van een belanghebbende moeten in overweging worden genomen bij de bepaling of een tegenprestatie kan worden opgedragen. Artikel 26 Inhoud van een tegenprestatie 1.
2. 3.
Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden: a. worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht; b. niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt; c. niet strijdig zijn met de doelstelling(en) van het plan van aanpak en de toeleiding naar de arbeidsmarkt ondersteunen dan wel in ieder geval niet in de weg staan. Vrijwilligerswerk dat voldoet aan de voorwaarden van een tegenprestatie, zoals bedoeld in de wet en in deze verordening, wordt aangemerkt als een tegenprestatie. Het college kan ter nadere uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen waarin wordt vastgelegd welke aanvullende werkzaamheden het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.
Artikel 27 Duur en omvang van een tegenprestatie 1. De duur en omvang van de tegenprestatie wordt bepaald in het plan van aanpak. 2. De tegenprestatie kan worden opgedragen voor maximaal vier uur per week gedurende maximaal drie maanden. 3. De tegenprestatie kan binnen een periode van twaalf maanden maximaal viermaal worden opgedragen voor een periode zoals bepaald in lid 2 van dit artikel. Artikel 28 Mantelzorg Het college draagt geen tegenprestatie op indien een belanghebbende mantelzorg verricht en voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.
Hoofdstuk 4 Slotbepalingen Artikel 29 Hardheidsclausule 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening indien de toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. 2. Het college beslist in gevallen waarin de verordening niet voorziet. Artikel 30 Intrekken oude verordening en overgangsrecht 1. De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Brummen, vastgesteld op 13 december 2007 wordt ingetrokken. 2. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de reintegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Brummen, die moet worden beëindigd op _________________________________________________________________________________ 17
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Brummen voor de duur: a. van 12 maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of; b. dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. 3. Het college kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet. 4. De re-integratieverordening gemeente Brummen blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede lid. Artikel 31 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 25.06.2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Participatiewet Brummen 2015
_________________________________________________________________________________ 18
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
ALGEMENE TOELICHTING De Verordening Participatiewet regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Participatiewet. Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8a Participatiewet. Er is gekozen voor een algemene, globale verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die de gemeenteraad heeft gekregen: het bij verordening regels stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aandacht blijken voor de in de Participatiewet benoemde doelgroepen en de daarbinnen onderscheiden doelgroepen. Dit leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers: re-integratie is maatwerk zo heeft de gemeenteraad bepaald in de beleidsnota Participatiewet 2015 – 2016.. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden, talenten en beperkingen wat in het concrete geval een passend re-integratieaanbod is. Daarom wordt het college in deze verordening de bevoegdheid gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken. In de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnota Participatiewet 2015 – 2016 is beschreven welke 5 doelgroepen in Brummen worden gehanteerd en welke ondersteuning aan welke doelgroep wordt geboden. De gemeente Brummen onderscheidt grofweg vijf doelgroepen. Belangrijk criterium daarbij is “het verdienvermogen”. De hieronder genoemde percentages van het wettelijk minimum loon (WML) worden overigens niet als harde grenzen gehanteerd, maar richtinggevend voor de afwegingen op individueel niveau. Hieronder wordt per doelgroep op hoofdlijnen weergegeven welke ondersteuning geboden Groep 1: Structurele verdiencapaciteit: > 100% WML Deze groep moet via de kortste weg aan het werk worden geholpen. Onze re-integratie ondersteuning aan deze doelgroep is beperkt, omdat wij er van uitgaan dat deze groep snel op eigen kracht regulier aan het werk kan komen. Waar met ondersteuning door werkgeversdienstverlening uitstroom naar werk mogelijk is, doen we dit. Het aanvragen van een uitkering moet daarbij worden ontmoedigd. De begrippen die hierbij horen zijn: streng aan de poort en handhaven. Groep 2: Structurele verdiencapaciteit: >100% WML met tijdelijke kortdurende ondersteuning Deze groep heeft een potentiële loonwaarde van meer dan 100% WML, maar heeft wel een klein steuntje in de rug nodig om uit te kunnen stromen naar regulier ongesubsidieerd werk. Binnen deze groep is sprake van veel in- en uitstroom. We vinden het van belang dat deze ..doorstroom.. hoog blijft, omdat de uitstroomkansen snel afnemen naarmate mensen langer werkloos zijn. Bovendien loont het om te investeren in een snelle uitstroom, omdat het direct bijdraagt aan een vermindering van de uitkeringslasten voor de gemeente Brummen. Voor deze groep zal tijdelijke kortdurende maatwerkondersteuning worden ingezet. Groep 3: Structurele verdiencapaciteit: 50-100% WML Deze groep heeft een potentiële loonwaarde tussen de 50 en 80% WML. Voor deze doelgroep is het belangrijk om, waar mogelijk, de belemmeringen die iemand heeft om aan het werk te komen zo snel mogelijk weg te nemen. Hierbij is een brede inzet van instrumenten _________________________________________________________________________________ 19
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
mogelijk, zoals loonkostensubsidie, begeleiding, werkplekaanpassing, bemiddeling etc. We maken voor deze groep maximaal gebruik van de door werkgevers te leveren garantiebanen. Deze ondersteuning aan deze groep kan intensief zijn. Voor deze doelgroep is ook de langdurige loonkostensubsidie bedoeld. Hiervoor zal het UWV de indicatie uitvoeren. Groep 4: Structurele verdiencapaciteit: 30-50% WML Deze groep heeft een potentiële loonwaarde tussen de 30 en 50% WML Voor deze doelgroep is het belangrijk om, waar mogelijk, de belemmeringen die iemand heeft om aan het werk te komen zo snel mogelijk weg te nemen. Hierbij is een brede inzet van instrumenten mogelijk, zoals werken met behoud van uitkering, begeleiding, loonkostensubsidie en werkplekaanpassing. Deze trajecten kunnen zeer intensief zijn. Voor deze doelgroep is ook de langdurige loonkostensubsidie mogelijk. Uitgangspunt voor ons bij de inzet van loonkostensubsidie voor deze specifieke groep is dat inzet op individueel niveau minimaal kostendekkend dient te zijn. Dit betekent dat kosten van begeleiding, ondersteuning en eventuele werkplek aanpassing niet hoger mogen zijn dat de besparing op de kosten van de uitkering. Wanneer het niet kostendekkend ingezet kan worden, richten wij ons op participatie zonder loonvormende arbeid. Daarbij zoeken wij nadrukkelijk de aansluiting bij de sociale netwerken in de buurten, wijken en kernen in de gemeente Brummen. Hierbij kan ook gedacht worden aan de vrijwillige tegenprestatie en vrijwilligerswerk Groep 5: Structurele verdiencapaciteit: < 30 WML (geen indicatie “beschut werken”) Deze doelgroep zal zeer langdurig een uitkering (vanuit het inkomensdeel) ontvangen. Er is geen mogelijkheid tot instroom in reguliere arbeid. Voor hun maatschappelijke participatie is deze doelgroep aangewezen op de huidige algemene voorzieningen in de gemeente Brummen via onder meer Stichting Welzijn Brummen en de nieuwe initiatieven die in ontwikkeling zijn zoals de projecten Talent en Buurtpunt. We onderzoeken of meer initiatieven en projecten mogelijk en gewenst zijn. Deze ondersteuning voor deze groep is breder dan “puur” vanuit de Participatiewet maar vergt een integrale aanpak over de volledige breedte van het sociaal domein. Zowel financieel als inhoudelijk. Artikel 10 van de Participatiewet bepaalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de door het college noodzakelijk geachte voorziening binnen de kaders van de Verordening Participatiewet. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de voorzieningen vast te leggen die het college in ieder geval kan aanbieden. Met betrekking tot de volgende voorzieningen is de gemeenteraad verplicht om regels in de verordening op te nemen: scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a, vijfde lid, van de Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet); de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet); participatievoorziening beschut werk, bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel e, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet): no riskpolis (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet). Daarnaast bepaalt artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet dat in een verordening regels worden gesteld met betrekking tot het opleggen van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet. _________________________________________________________________________________ 20
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Tenslotte wordt in deze verordening voldaan aan de verplichting in artikel 6, tweede lid van de Participatiewet. Hierin wordt bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen e en g van de Participatiewet. Deze regels bepalen in ieder geval: a. de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort; en b. de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld. Hierboven is echter geen sprake van een limitatieve opsomming; er kunnen immers ook andere voorzieningen worden ingezet. In de verordening worden er diverse genoemd. De volgorde waarin deze voorzieningen zijn opgenomen zegt niets over de belangrijkheid ervan.
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING HOOFDSTUK 1 Beleid en algemene bepalingen Artikel 1 Begrippen Dit artikel bevat een aantal begripsbepalingen. Artikel 2 Beleid en evenwichtige verdeling Het college heeft de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk zouden willen zien. Bij de bepaling van de ondersteuning zal altijd onderzocht worden wat de mogelijkheden en de capaciteiten van de belanghebbende zijn. Daarnaast wordt rekening gehouden met zorgtaken, zowel voor kinderen onder de vijf als mantelzorg. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van reintegratie-voorzieningen, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren. Bij de inzet van ondersteuning wordt rekening gehouden met de aanpalende regelingen die beschikbaar zijn voor de doelgroep binnen het sociale domein. Artikel 3 Subsidie- en Budgetplafonds De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen. Bij deze verordening is geregeld dat het college deze mogelijkheid heeft. De Participatiewet stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen, geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wél kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. In dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een _________________________________________________________________________________ 21
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
budgetplafond geldt voor de uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Daarnaast kan het college één of meer subsidieplafonds vaststellen voor de voorzieningen die subsidies inhouden bij de uitvoering van de Participatiewet. En op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan het college bij overschrijding van het subsidieplafond een verzoek om subsidie afwijzen. Artikel 4 Algemene uitgangspunten inzet re-integratievoorzieningen In het eerste lid wordt aan het college bevoegdheden gegeven om nadere regels te stellen voor de uitvoering van deze verordening. In het tweede lid is bepaald dat voor niet –uitkeringsgerechtigden (nuggers) alleen de algemene voorzieningen van het Werkplein Activerium worden ingezet. Lid 3 regelt dat een aantal voorzieningen van hoofdstuk 2 die tot de doelgroep behoren. De bepalingen van lid 4 tot en met 7 volgen uit de beleidsnota Participatiewet 2015 – 2016 en geven de algemene uitgangspunten weer die gehanteerd worden bij de inzet van voorzieningen. In de wet is bepaald dat het plan van aanpak, als bedoeld in het achtste lid, twee onderdelen moet bevatten: 1. een uitwerking van de ondersteuning, indien ondersteuning wordt verleend; 2. de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de gevolgen van het niet naleven van die verplichtingen. Artikel 5 Beëindiging re-integratievoorzieningen Dit artikel geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever. Het college kan een voorziening beëindigen in de gevallen zoals opgenomen in artikel 5 van deze verordening. Een voorziening wordt bijvoorbeeld beëindigd als een belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt. Voor een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a onder 2, van de Participatiewet wordt op dit punt een uitzondering gemaakt. Het gaat om een belanghebbende bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA. Voor deze doelgroep geldt dat het college ondersteuning bij de arbeidsinschakeling moet bieden gedurende twee aaneengesloten jaren tenminste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie is verstrekt.
HOOFDSTUK 2 Voorzieningen Artikel 6 Re-integratievoorzieningen Dit artikel geeft een opsomming van mogelijke voorzieningen die door het college kunnen worden ingezet. Het hebben van schulden kan een succesvolle re-integratie in de weg staan. Het is dan van belang om ook de schuldenpositie te verbeteren of te stabiliseren. Vandaar dat nadrukkelijk in dit artikel is aangegeven dat het instrument van schuldhulpverlening bij de Stadsbank Apeldoorn kan worden ingezet binnen een traject.
_________________________________________________________________________________ 22
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikel 7 Diagnose-instrument In de meeste gevallen zal voordat tot de inzet van re-integratievoorzieningen wordt besloten een diagnose worden gesteld. Eventueel kan na een zelf verricht onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen. Gedacht kan worden aan screening, een medisch belastbaarheidonderzoek en/of een psychodiagnostisch onderzoek. Artikel 8 Activeringsprogramma Een activeringsprogramma kan direct na de melding of aanvraag van een uitkering als instrument worden ingezet. Van een belanghebbende wordt verwacht dat hij/zij gedurende maximaal 36 uur per week deelneemt aan het volledige programma. Het programma kan bestaan uit: voorlichting, sollicitatietrainingen, lichte productiewerkzaamheden met behoud van uitkering, bemiddeling en eventuele stages of leerwerkplekken. Tijdens de duur van deze voorziening wordt begeleiding aangeboden. De voorziening kan worden ingezet als een belanghebbende werkritme moet opdoen of behouden. Daarnaast kan het programma als doel hebben de toeleiding naar uit ’s rijks kas bekostigd onderwijs. Tevens kan het worden ingezet als diagnose-instrument om de capaciteiten, competenties en werkhouding beter in beeld te brengen of de opleidingsmogelijkheden van een belanghebbende vast te stellen. Deelname is verplicht en verzuim heeft tot gevolg dat de uitkering kan worden verlaagd. Gedacht kan worden aan projecten als Kansrijk en Direct Actief die de gemeente Brummen heeft ingekocht bij het Werkplein Activerium. De voorziening kan gedurende een beperkte periode worden ingezet. Artikel 9 Bemiddeling Directe bemiddeling kan voor een aantal belanghebbenden, die een relatief korte afstand hebben tot de arbeidsmarkt, als voorziening worden ingezet. Een cursus of scholing kan hiermee samengaan. Het doel van bemiddeling is om na een korte actie uitstroom te bereiken. Bij deze voorziening moet een gerede kans aanwezig zijn dat een baan kan worden gevonden voor een belanghebbende. De belanghebbende zal normaliter een niet al te grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Gedacht kan worden aan bemiddeling door Werkgeversdiensten (WGD), Speeddates en Jobhunting. Artikel 10 Groepsgerichte aanpak en trainingen Een groepsgerichte aanpak kan gericht zijn op een specifieke doelgroep, maar kan ook gericht zijn op het wegnemen van een gemeenschappelijke belemmering. Daarnaast kan gedacht wordt aan een training zoals een sollicitatietraining.. Artikel 11 Proefplaatsing Er is hierbij geen sprake van een arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft de intentie om de belanghebbende bij goed functioneren na de proefplaatsing een arbeidsovereenkomst te bieden. Artikel 12 Werkervaringsplaats Een werkervaringsplaats is geen gewone arbeidsovereenkomst. Er is sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dit is overwegend gericht op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de belanghebbende. Daarnaast is bij een werkervaringsplaats in de regel geen sprake van beloning. _________________________________________________________________________________ 23
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Terughoudend zijn met het verstrekken van een gerichte stagevergoeding ligt daarom voor de hand, mede vanwege het feit dat dit verrekend moet worden met de uitkering die de belanghebbende behoudt gedurende de werkervaringsplaats. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een werkervaringsplaats aanbieden voor zover hij een afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Verder is vereist dat een persoon nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid. Van langdurige werkloosheid is sprake als een persoon gedurende twaalf aaneengesloten maanden of langer een uitkering ontvangt. In een dergelijk geval kan sprake zijn van een afstand tot de arbeidsmarkt, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Heeft een persoon gedurende vijf jaren geen inkomsten uit arbeid verworven, dan kan worden aangenomen dat hij een afstand tot de arbeidsmarkt heeft en hij tot de doelgroep behoort. Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkervaringsplaats, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. In de werkervaringsplaats kan een persoon wennen aan aspecten als omgaan met gezag, werkritme en samenwerken met collega’s. Een werkervaringsplaats kan voor slechts een korte periode als voorziening wordt aangeboden: in beginsel maximaal 6 maanden. In het derde lid is bepaald dat de werkervaringsplaats uitsluitend wordt verstrekt als er geen verdringing van de arbeidsmarkt plaatsvindt. Artikel 13 Detachering De Participatiewet biedt de mogelijkheid personen uit de doelgroep een dienstverband aan te bieden om op detacheringsbasis werkervaring op te doen. In de verordening zijn de randvoorwaarden vastgelegd waarbinnen de banen vormgegeven worden. Het eerste lid biedt de mogelijkheid tot het aangaan van het dienstverband. Het college zorgt ervoor dat een persoon een dienstverband krijgt aangeboden door een derde, de werkgever. Die derde kan bijvoorbeeld een detacheringsbureau zijn. In het tweede lid wordt bepaald dat het gaat om detachering. Daarbij worden op twee vlakken afspraken gemaakt. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven. In de overeenkomst tussen werknemer en inlener worden afspraken gemaakt over werktijden, verlof en de inhoud van het werk. In het derde lid is bepaald dat de detacheringsbaan uitsluitend wordt verstrekt als er geen verdringing van de arbeidsmarkt plaatsvindt. Artikel 14 Stage Indien uit de diagnose blijkt dat een belanghebbende bepaalde vaardigheden ontbeert of andere kwalificaties moet behalen dan kan een stage uitkomst bieden. De stage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in één of meerdere vakgebieden, waardoor uitstroom naar werk mogelijk wordt gemaakt (training on the job). Naast het opdoen van vaardigheden is een doel van de stage ook het leren werken in een arbeidsrelatie. Een belanghebbende kan wennen aan aspecten als gezag, werkritme en het samenwerken. Een stage kan voor beperkte duur plaatsvinden. Voor de term stage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. Er is ook geen sprake van een arbeidsovereenkomst. De werknemer zal geen loonbetaling kunnen afdwingen. Belanghebbende behoudt tijdens de duur van de stage een bijstandsuitkering.
_________________________________________________________________________________ 24
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikel 15 Persoonlijke ondersteuning Het college kan de werkgever en uitkeringsgerechtigde met een Participatiewet-uitkering ondersteuning bieden gedurende de arbeidsovereenkomst of tijdens de proefplaatsing om voortijdige uitval te voorkomen. De ondersteuning moet noodzakelijk zijn in die zin dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Persoonlijke ondersteuning (jobcoach) heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn. Het college bepaalt de inzet van persoonlijke ondersteuning. Artikel 16 Ondersteuning bij leerwerktraject Personen uit de doelgroep kunnen in aanmerking komen voor de voorziening ondersteuning bij leerwerktrajecten. Het college moet dan wel van oordeel zijn dat een leerwerktraject nodig is en de ondersteuning nodig moet zijn voor het volgen van dat leerwerktraject. Dit is geregeld in artikel 10 en volgt uit artikel 10f van de Participatiewet. Artikel 10f van de Participatiewet bepaalt voorts dat het college uitsluitend ondersteuning bij een leerwerktraject kan aanbieden aan personen: - van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of - van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald. De voorziening ondersteuning bij leerwerktrajecten is inzetbaar voor jongeren van zestien of zeventien jaar oud die dreigen uit te vallen uit school, maar middels een leer/werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Om te voorkomen dat jongeren onnodig uitvallen, wordt de mogelijkheid geboden extra ondersteuning te bieden. Deze voorziening kan ook worden ingezet ter voorkoming van schooluitval bij jongeren van achttien tot 27 jaar die door een leerwerktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Artikel 17 Scholing en opleiding Scholing betreft educatie op diverse niveaus. Daarnaast kan ook gedacht worden aan een beroepsgerichte scholing of training die gericht is op het verwerven van functionele vaardigheden voor een specifiek beroep. Dit instrument kan naast andere voorzieningen, maar ook als een zelfstandige voorziening, worden ingezet, en alleen als het verkrijgen van betaald werk zonder dit instrument niet haalbaar is. Daarnaast zal het wel of niet aanwezig zijn van een eventuele baangarantie een belangrijke rol spelen bij de afweging of deze voorziening wordt ingezet. Artikel 18 Individuele Re-integratie Overeenkomst Een uitgangspunt van het re-integratiebeleid van de gemeente is (het herwinnen van) de eigen zelfredzaamheid van de belanghebbende. Het re-integratietraject moet de kortste weg naar arbeidsinschakeling zijn of naar (zelfstandig) ondernemerschap. De belanghebbende kan hiervoor ondersteuning en een voorziening krijgen van de gemeente. Soms heeft een belanghebbende deze ondersteuning nodig, soms heeft hij/zij zelf duidelijke ideeën hoe het snelste kan worden gereïntegreerd. Voor die belanghebbende bestaat sinds 1 februari 2006, de mogelijkheid van het afsluiten van een Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO). Een belanghebbende kan zelf een _________________________________________________________________________________ 25
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
voorstel van een traject indienen. Het college (gemandateerden) beoordeelt dit verzoek en toetst of het traject bijdraagt aan een succesvolle re-integratie. De tijd die ermee is gemoeid en de investering die het vergt worden hierbij afgewogen. Indien een ander traject naar het oordeel van het college betere mogelijkheden biedt op uitstroom, dan kan afwijzend worden beslist op het verzoek van belanghebbende. In alle gevallen is de kortste weg naar arbeid of zelfstandig ondernemerschap bepalend. Ten aanzien van zelfstandig ondernemerschap is het Bijstandsbesluit Zelfstandigen een voorliggende voorziening. Het traject kan bestaan uit het inschakelen van een re-integratiebedrijf of een bedrijf wat ondersteuning biedt bij de oriëntatie op (zelfstandig) ondernemerschap, maar ook het volgen van scholing behoort tot de mogelijkheden. In het geval een belanghebbende wordt begeleid door een geregistreerd re-integratiebedrijf of bedrijf wat ondersteunt bij de oriëntatie op (zelfstandig) ondernemerschap dan wordt in een overeenkomst de afspraken (rechten en plichten) vastgelegd. Artikel 19 Participatieplek Met ingang van 1 januari 2009 is de Participatieplaats opgenomen in de wet (artikel 10a Participatiewet). Deze voorziening kende de gemeente Brummen al geruime tijd voor 1 januari 2009. Een participatieplaats/plek wordt ingezet voor mensen met een groete afstand tot de arbeidsmarkt. Het betreft een vorm van werken met behoud van uitkering waarbij begeleiding wordt geboden onder verantwoordelijkheid van het college. De werkzaamheden binnen een participatieplaats zijn additioneel van aard. Additionaliteit houdt in dat het een speciaal gecreëerde functie betreft of een reeds bestaande functie die een uitkeringsgerechtigde alleen met speciale begeleiding kan verrichten. De duur van een participatieplek is in beginsel een jaar., vervolgens kan worden overwogen om de participatieplek te verlengen met maximaal een jaar. Dit mag echter geen automatisme zijn omdat de duur immers zo kort mogelijk dient te zijn. Artikel 20 Sociale Activering Onder de belanghebbenden bevinden zich ook mensen die een (zeer) grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt waarbij niet direct een traject gericht op arbeid kan worden ingezet. Sociale activering is voor deze mensen de eerste stap richting een op werk gericht traject. Als deze niet haalbaar is, moet worden voorkomen dat deze mensen buitengesloten raken, en wel blijven participeren in het maatschappelijke verkeer. Voor een deel van de belanghebbenden kan sociale activering de eerste stap zijn naar een reguliere baan.. Artikel 21 Werkgeverssubsidie Onder de Wet Werk en Bijstand zijn deze subsidies geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente rond werkgeverssubsidies komt in dit artikel tot uitdrukking: individueel, financieel beperkt en alleen wanneer dit leidt tot indiensttreding van een uitkeringsgerechtigde uit de doelgroep. Artikel 22 No risk-polis De no-riskpolis kan worden ingezet als ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet). De no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met arbeidsbeperkingen in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer _________________________________________________________________________________ 26
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
met arbeidsbeperkingen ziek wordt. Een werkgever komt niet in aanmerking voor een no-risk polis als artikel 29b van de Ziektewet van toepassing is (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b van de Wet). De no-riskpolis is een verzekering waarbij de werkgever bij ziekte van de werknemer die een structurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van wie die werkgever een loonkostensubsidie ontvangt als bedoeld in artikel 10d van de Wet, in aanmerking komt voor de no-riskpolis. In het eerste lid zijn de voorwaarden opgenomen waaraan voldaan moet worden om als werkgever in aanmerking te komen voor een no-riskpolis. Eén van die voorwaarden is dat voor inzet van de noriskpolis vereist is dat de werknemer behoort tot de doelgroep van de Wet en hij een structurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van hem de werkgever een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Wet ontvangt. Van een structurele functionele of andere beperking is bijvoorbeeld sprake indien de persoon een medische urenbeperking heeft (zie artikel 6b van de Participatiewet). Ook ligt voor de hand dat de werknemer zijn woonplaats moet hebben binnen de gemeente Brummen. In het tweede lid is de hoogte van de vergoeding geregeld. De no-riskpolis vergoedt in het eerste ziektejaar tussen de 70% en 100% van het dagloon en in het tweede jaar 70% van het dagloon. De vergoeding in het eerste jaar (verschil tussen 70% en 100%) is afhankelijk van de afspraken die gemaakt zijn over de doorbetaling van het loon in het eerste ziektejaar in bijvoorbeeld een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Dit kan in sommige gevallen lager zijn dan 100%. Het dagloon kent daarnaast een maximum. Deze bedraagt per 1 januari 2015 € 199,15. Bij de berekening van het uit te keren bedrag wordt aangesloten bij de regels zoals deze zijn vastgelegd in onder andere de Ziektewet en het dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Dit zijn ook de regels/wetgeving waar het UWV zich op baseert bij de ziekte-uitkering in het kader van de no riskpolis voor een persoon met een Wajong of Wsw indicatie. In het derde lid is geregeld dat de uitvoering van de no risk-polis is uitbesteed aan het UWV (werkgever doet ziekmelding bij het UWV en UWV keert uit). In het vierde lid is vastgelegd dat de no risk-polis op de eerste werkdag inwerking treedt (ingangsdatum arbeidsovereenkomst) met een duur van 5 jaar. Nadat betrokkene twee jaar zelfstandig het minimumloon heeft verdiend, dus zonder inzet van loonkostensubsidie, gaat de verantwoordelijkheid voor de no-riskpolis over naar Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en kan artikel 29b van de Ziektewet van toepassing zijn. Artikel 23 Participatievoorziening beschut werken Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om deze voorziening in te zetten. Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. Het aanbod is mede afhankelijk van het aantal geschikte en beschikbare plaatsen bij werkgevers, waarbij zowel voltijd als deeltijdwerk tot de mogelijkheden behoort. Daarom moet het college overleg voeren met partners om de omvang van het aanbod te kunnen bepalen. Het college kan de voorziening beschut werken aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt. _________________________________________________________________________________ 27
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
De volgende stappen zijn van belang: 1. Ten behoeve van de participatievoorziening beschut werk voert de gemeente een voorselectie uit. Tijdens de voorselectie bepaalt het college welke mensen in aanmerking kunnen komen voor beschut werk, en op welk moment. Het college kan ambtshalve vaststellen of een belanghebbende uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is dus geen aanvraag van de belanghebbende nodig. Het college maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie. Het college moet bij het UWV advies inwinnen voor de beoordeling of de geselecteerde personen uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. 2. Het UWV adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een belanghebbende tot de doelgroep beschut werk behoort. Het UWV voert op basis van landelijke criteria een beoordeling uit (artikel 10b, tweede lid, van de Participatiewet). 3. Op basis van het advies van het UWV beslist de gemeente of iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies van het UWV, kan de gemeente besluiten het advies niet te volgen. 4. Nadat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort, zorgt de gemeente ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat (artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet). Het kan dan gaan om een privaatrechtelijke of een publiekrechtelijke dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Participatiewet). Hoe de dienstbetrekking wordt georganiseerd, behoort tot de beleidsvrijheid van gemeenten. Een dienstbetrekking kan bijvoorbeeld worden georganiseerd via een gemeentelijke dienst, NV, BV of stichting. Ook kunnen personen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers werken. Naast het bepalen van wie in aanmerking kan komen voor beschut werk zijn in deze verordening vastgelegd welke voorzieningen voor arbeidsinschakeling ingezet worden om deze dienstbetrekking mogelijk te maken. Artikel 24 Loonkostensubsidie In dit artikel gaat het om een andere vorm van loonkostensubsidie dan de vorm van werkgeversubsidie zoals omschreven in artikel 21 van de verordening. De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer. Het gaat hier om de loonkostensubsidie zoals deze in artikel 10d Participatiewet is opgenomen. Het college kan op verzoek of ambthalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Participatiewet, die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep van de loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet). Bij de vaststelling of iemand behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie kan het college zich laten adviseren door het UWV. Het college draagt personen voor die zouden kunnen behoren tot de _________________________________________________________________________________ 28
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
doelgroep loonkostensubsidie. Het UWV adviseert en neemt daarbij eveneens de in het tweede lid neergelegde criteria in acht. Het college maakt gebruik van een vast te stellen methode om de loonwaarde van een persoon te bepalen. In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vaststelling van de loonwaarde kan ondersteund worden door een persoon voor de duur van maximaal drie maanden onbeloonde werkzaamheden te laten verrichten bij een werkgever, alvorens de loonwaardebepaling plaats te laten vinden. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kan instellen. Het college is op grond van deze verordening bevoegd om nadere regels in verband met artikel 25 te stellen. Lagere regelgeving, bedoeld in artikel 10e van de Participatiewet en afspraken in de arbeidsmarktregio zullen daar aanleiding toe geven. Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.
HOOFDSTUK 4 Tegenprestatie naar vermogen Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Een belanghebbende van 18 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Artikel 25 Het opdragen van een tegenprestatie Het college heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Uiteindelijk is het aan het college om te bepalen of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een dergelijk besluit kan bezwaar en beroep worden aangetekend. Artikel 25, eerste lid, bepaalt dat het college een belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zal motiveren om op eigen initiatief maatschappelijke nuttige taken te verrichten. Het tweede lid bepaald dat het college een belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een tegenprestatie kan opdragen indien belanghebbende, ondanks de oproep van het college, en een motiveringsgesprek, op geen enkele passende wijze op eigen initiatief bereid is om maatschappelijk nuttige taken te verrichten Het tweede derde bepaalt dat wanneer er al activiteiten worden verricht in het kader van een vastgesteld plan van aanpak, het college geen tegenprestatie opdraagt. Het vierde lid bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn. Het college kan verder van rechtswege _________________________________________________________________________________ 29
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
afzien van het opleggen van een tegenprestatie als hiervoor dringende redenen aanwezig zijn. Dan kan een tijdelijke ontheffing worden verleend van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie. De verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, Participatiewet). Ook is de verplichting tot tegenprestatie niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, Participatiewet. In lid 5 wordt aangegeven dat een eventuele op te dragen tegenprestatie zoveel mogelijk aansluit bij de talenten en mogelijkheden van de belanghebbende. Artikel 26 Inhoud van een tegenprestatie Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Artikel 26 van de verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie. Het college moet maatwerk toepassen bij het opdragen van een tegenprestatie. Rekening moet worden gehouden met de individuele omstandigheden van de belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers opgedragen ‘naar vermogen’. In dit artikel wordt gesproken over additionele werkzaamheden. Het moet gaan om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie die additioneel van aard zijn. De maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die door de reguliere arbeidsmarkt verricht worden, De in artikel 26, eerste lid, genoemde voorwaarden voor de onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden,zijn gebaseerd op de belangrijkste kenmerken van de tegenprestatie die volgen uit de parlementaire geschiedenis. In nadere regels kan het college vast stellen welke werkzaamheden in ieder geval als tegenprestatie kunnen worden ingezet. Van belang is dat in dit artikel aandacht wordt besteed aan de positie van vrijwilligerswerk dat door de belanghebbende wordt verricht. Als dit vrijwilligerswerk voldoet aan de eisen die in de wet en in deze verordening aan de tegenprestatie worden gesteld, dan wordt het vrijwilligerswerk als een tegenprestatie aangemerkt. Artikel 27 Duur en omvang van een tegenprestatie Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Artikel 27 van de verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de duur en omvang van de tegenprestatie. Lid 2 geeft de maximale duur in maanden en een maximale duur in uren per week weer. Daarnaast wordt in lid 3 nog geregeld dat een tegenprestatie in een periode van 12 maanden viermaal verlengd kan worden voor de periode zoals bepaald in lid 2 van het artikel.
_________________________________________________________________________________ 30
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikel 28 Mantelzorg Er wordt geen tegenprestatie opgedragen als een belanghebbende mantelzorg verricht en het college het verrichten hiervan redelijkerwijze noodzakelijk vindt. De regering heeft deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 20132014, 33 801, nr. 24, p. 6). Of sprake is van mantelzorg wordt getoetst aan de criteria van het begrip mantelzorg zoals neergelegd in artikel 1 van deze verordening. Verricht een belanghebbende mantelzorg in de zin van deze verordening en is het verrichten van mantelzorg volgens het college redelijkerwijs noodzakelijk, dan draagt het college een belanghebbende geen tegenprestatie op.
HOOFDSTUK 6 Slotbepalingen Artikel 29 Hardheidsclausule Op grond van dit artikel is het mogelijk voor het college beslissingen te nemen in situaties waarin deze verordening niet voorziet dan wel in situaties waarin een strikte toepassing tot onbillijkheden zou leiden. Vanzelfsprekend moet er sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden. Artikel 30 intrekken oude verordening en overgangsrecht In artikel 30 is onder andere het overgangsrecht neergelegd. Het kan voorkomen dat personen een voorziening toegekend hebben gekregen op grond van de oude re-integratieverordening, die niet meer voldoet aan de voorwaarden uit deze verordening. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie waarin de oude re-integratieverordening voorzieningen bevat die na inwerkingtreding van deze verordening niet meer worden verstrekt. Ook is het denkbaar dat een persoon op grond van de oude re-integratieverordening wel in aanmerking zou komen voor een voorziening, maar door inwerkingtreding van deze verordening niet meer. De toegekende voorziening zou dan op grond van artikel 3, tweede lid, van deze verordening moeten worden beëindigd. Om dit te voorkomen is in artikel 30, tweede lid, geregeld dat dergelijke voorzieningen worden behouden voor een bepaalde duur. Een dergelijke voorzieningen wordt behouden voor ten hoogste de duur van 12 maanden of - als dit eerder is - voor de duur dat deze is verstrekt. Dit uiteraard voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de re-integratieverordening gemeente Brummen. Wordt niet meer aan die voorwaarden voldaan, dan moet de voorziening worden beëindigd, bijvoorbeeld als een belanghebbende geen aanspraak meer heeft op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. De periode van 12 maanden begint te lopen vanaf het moment van inwerkingtreding van deze verordening. Voortzetten toegekende voorzieningen Toegekende voorzieningen op grond van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Brummen worden dus in beginsel behouden tot 12 maanden na inwerkingtreding van deze verordening. Na afloop van die periode kan het college besluiten of een voorziening wordt voortgezet (artikel 30, derde lid). Hierbij kan het college rekening houden met al gesloten overeenkomsten. Lopende re-integratievoorzieningen kunnen in beginsel ná inwerkingtreding van deze verordening worden afgerond conform de overeenkomst. Voortzetting is niet mogelijk Voortzetting van een toegekende voorziening na 12 maanden is niet mogelijk als de voorziening binnen die periode is beëindigd wegens het niet meer voldoen aan de voorwaarden voor die _________________________________________________________________________________ 31
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
voorziening op grond van de re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Brummen of als de voorziening is toegekend voor een kortere duur dan 12 maanden na inwerkingtreding van de verordening. Een voorziening dient immers niet langer te worden voortgezet dan de duur van de oorspronkelijke toekenning. Ten aanzien van die voorziening blijft de re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Brummen van toepassing (artikel 30, vierde lid, van deze verordening). Artikel 31 Inwerkingtreding en citeertitel intrekking Dit artikel spreekt voor zich.
_________________________________________________________________________________ 32
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Verordening individuele inkomenstoeslag Brummen 2015
Verordening individuele inkomenstoeslag Brummen 2015 Kenmerk : INT15.1105 Vastgesteld : raadsvergadering d.d. 25 juni 2015 met kenmerk RB15.0034 Inwerkingtreding : 16 juli 2015 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015 Publicatiedatum : 15 juli 2015
_________________________________________________________________________________ 33
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen ............................................................................................................... 35 Artikel 1 Begripsbepaling ................................................................................................................ 35 Artikel 2 Indienen verzoek .............................................................................................................. 35 Hoofdstuk 2 Recht op individuele inkomenstoeslag ....................................................................... 35 Artikel 3 Vereisten voor het recht op individuele inkomenstoeslag ................................................ 35 Artikel 4 Langdurig laag inkomen ................................................................................................... 36 Artikel 5 Zicht op inkomensverbetering .......................................................................................... 36 Artikel 6 Hoogte van de individuele inkomenstoeslag .................................................................... 36 Hoofdstuk 3 Slotbepalingen ............................................................................................................................ 36 Artikel 7 Hardheidsclausule ............................................................................................................ 36 Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden ......................................................................................... 36 Artikel 9 Inwerkingtreding ............................................................................................................... 36 Artikel 10 Citeertitel ........................................................................................................................ 37 Toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag ................................................................... 38 Artikelgewijze toelichting ................................................................................................................ 39
_________________________________________________________________________________ 34
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepaling 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, Participatiewet, exclusief vakantietoeslag en zonder toepassing van art. 22a en paragraaf 3.3., Participatiewet; b. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen; c. inkomen: het inkomen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet, en de algemene bijstand; d. peildatum: de datum waarop een persoon de individuele inkomenstoeslag aanvraagt; e. referteperiode: een periode van 36 aaneengesloten volle kalendermaanden direct voorafgaand aan de peildatum; f. zicht op inkomenverbetering: de mogelijkheid om een ruimer inkomen te kunnen verkrijgen binnen 12 maanden vanaf de peildatum, dan wel binnen 12 maanden na beëindiging van de studie; g. de wet: de Participatiewet; h. WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000; i. WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 2 Indienen verzoek Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
Hoofdstuk 2 Recht op individuele inkomenstoeslag Artikel 3 Vereisten voor het recht op individuele inkomenstoeslag 1. Het college kan op grond van artikel 36, eerste lid, van de wet op een daartoe strekkend verzoek een individuele inkomenstoeslag verstrekken aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die: a. langdurig een laag inkomen heeft, en b. geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet, en c. geen zicht heeft op inkomensverbetering. 2. De referteperiode wordt verlengd met de duur dat de belanghebbende of diens partner in de referteperiode buiten Nederland heeft verbleven en het verblijf buiten Nederland, per kalenderjaar bezien, langer was dan de periode genoemd in artikel 13, eerste lid, onder e, Participatiewet. 3. De referteperiode wordt verlengd met de periode van detentie.
_________________________________________________________________________________ 35
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikel 4 Langdurig laag inkomen Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger was dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm en er geen in aanmerking te nemen vermogen is als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Artikel 5 Zicht op inkomensverbetering Onverminderd artikel 3, tweede lid, van deze verordening, komt niet voor de individuele inkomenstoeslag in aanmerking, de belanghebbende of diens partner: a. Onverminderd artikel 3, tweede lid, van deze verordening, komt niet voor de individuele inkomenstoeslag in aanmerking, de belanghebbende of diens partner; b. op de peildatum of in de referteperiode een opleiding volgt of heeft gevolgd in de zin van de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000; c. tot 27 jaar, die op grond van de wet een plan van aanpak heeft, voorzover dit plan van aanpak uit scholing bestaat; d. die anderszins zicht heeft op inkomensverbetering. Artikel 6 Hoogte van de individuele inkomenstoeslag 1. Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar: a. voor gehuwden € 535,00; b. voor een alleenstaande ouder € 482,00; c. voor een alleenstaande € 374,00. 2. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend. 4. De individuele inkomenstoeslag wordt eenmalig als één bedrag uitbetaald.
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen Artikel 7 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Artikel 9 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening langdurigheidstoeslag WWB per 1 januari 2015. _________________________________________________________________________________ 36
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikel 10 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag Brummen 2015
_________________________________________________________________________________ 37
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag Algemeen Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar heeft de gemeente meer beslissingsvrijheid. In de Participatiewet (de opvolger van de WWB) is een expliciete uitzondering gemaakt met betrekking tot het verstrekken van een aanvullende individuele inkomensondersteuning op maat. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden. Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van de wetswijziging, waarbij de mogelijkheid tot het categoriaal benaderen van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag in de WWB wordt omgevormd tot een individuele inkomenstoeslag in de Participatiewet. Hierbij is een individuele benadering en maatwerk het uitgangspunt, waarbij gelet wordt op de omstandigheden van de persoon en het al dan niet hebben van zicht op inkomensverbetering. Bij verordening dienen regels vastgesteld te worden met betrekking tot het verlenen van de individuele inkomenstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval beval betrekking te hebben op de hoogte van de individuele inkomenstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag. Wijziging leefvorm De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.
_________________________________________________________________________________ 38
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikelgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepaling Inkomen Met inkomen wordt bedoeld: het inkomen zoals bedoeld paragraaf 3.4 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, wordt bij het vaststellen van de hoogte van het inkomen een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag niet als inkomen in aanmerking genomen. Een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag op grond van de WWB zoals die luidde vóór 1 januari 2015 wordt evenmin in aanmerking genomen. Peildatum De peildatum is de datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum en kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom dat artikel. Referteperiode Bepaald is wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 aaneengesloten maanden direct voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 4 onder ‘Langdurig’. Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef ten aanzien van de langdurigheidstoeslag, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar een inkomen op het sociaal minimum hebben gehad is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van 36 maanden (= 3 jaar) aangehouden. Ook het Nibud is van mening dat na drie jaar de reserveringsmogelijkheden minimaal worden. Zicht inkomensverbetering Er is sprake van zicht op inkomensverbetering als aannemelijk is dat iemand binnen 12 maanden vanaf de peildatum een inkomen kan verkrijgen die gelijk of hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm. Ook de student heeft zicht op inkomensverbetering, ook als de studie nog meer dan 12 maanden duurt. Artikel 2 Indienen verzoek Het verzoek kan alleen schriftelijk worden ingediend middels een door het college vastgesteld formulier. Dit kan ook een digitaal formulier zijn. Gehuwden en/of samenwonenden moeten gezamenlijk een verzoek indienen en aan de voorwaarden voldoen. Het verzoek wordt gelijkgesteld met een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn.
_________________________________________________________________________________ 39
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikel 3 Vereisten voor het recht op individuele inkomenstoeslag In dit artikel worden vereisten voor het recht op individuele inkomenstoeslag benoemd. In het eerste lid worden de wettelijke regels van artikel 36, Participatiewet weergegeven. Dit lid vormt hiermee de opstap voor de beleidskeuzes die in de volgende artikelen worden gemaakt. Geen zicht op inkomensverbetering Bij de beoordeling van het criterium ‘geen zicht op inkomensverbetering’ moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend: - de krachten en bekwaamheden van de persoon; en - de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. In artikel 5 van deze verordening wordt hier specifieker op ingegaan. Onverminderd het bepaalde in artikel 5, wordt bij de volgende groepen verondersteld dat hun krachten en bekwaamheden onvoldoende zijn om zicht te hebben op inkomensverbetering; belanghebbenden met: een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%; - een uitkering Participatiewet met een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting. Detentie en verblijf in het buitenland Artikel 13 van de wet bepaalt wie uitgesloten zijn van het recht op bijstand. Het betreft hier zowel de algemene als de bijzondere bijstand, zodat dit artikel van toepassing is op de verstrekking van de inkomenstoeslag. Als gevolg van de uitsluitingen van artikel 13 van de wet, bestaat er geen recht op inkomenstoeslag voor een gedetineerde, tenzij er sprake is van een bijzondere vorm van detentie. Ook bestaat er geen recht op inkomenstoeslag voor degene die per kalenderjaar langer dan vier weken buiten Nederland verblijft. Om deze redenen is in deze verordening bepaald dat de referteperiode wordt verlengd met de periode dat iemand gedetineerd is geweest, dan wel met de periode dat iemand per kalenderjaar, langer dan vier weken in het buitenland heeft verbleven. Artikel 4 Langdurig laag inkomen Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan. Langdurig De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode en peildatum zijn vastgesteld in artikel 1 van deze verordening. Laag inkomen Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. Hier is voor gekozen omdat de regeling is bedoeld voor mensen die langere tijd van het absolute minimum moeten rondkomen. Bij de IOAW geldt een andere inkomenstoets dan bij de Participatiewet (bijvoorbeeld een andere wijze van middelentoets en geen vermogenstoets). Bij een uitkeringsgerechtigde met een IOAW- en IOAZuitkering moet op grond van artikel 32 en artikel 34 van de wet het inkomen en vermogen wel worden _________________________________________________________________________________ 40
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
getoetst aan de bijstandswet. Op basis van de toetsing kan bij deze groep uitkeringsgerechtigden worden vastgesteld of er sprake is van een langdurig laag inkomen, gelijk aan de toepasselijke bijstandsnorm. De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 100% van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd (ECLI:NL:CRVB:2008:BE8919 en ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532). Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5,- of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten (ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178). Artikel 5 Zicht op inkomensverbetering De in dit artikel opgenomen groepen worden geacht zicht te hebben op inkomensverbetering. Degenen die in de nabije toekomst een inkomen gelijk aan of hoger dan de toepasselijke bijstandsnorm kunnen verkrijgen hebben zicht op een inkomensverbetering. Deze groep wordt uitgesloten van het recht op een individuele inkomenstoeslag, omdat zij geacht wordt - gezien de krachten en bekwaamheden - zicht op een beter arbeidsperspectief te hebben. Maatregel in verband met schending arbeids- of re-integratieverplichting Een belanghebbende aan wie in de laatste twaalf maanden van de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeids- of re-integratieverplichting, heeft in beginsel geen zicht op inkomensverbetering (ECLI:NL:CRVB:2013:2842). Belanghebbende wordt uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag omdat het niet hebben van zicht op inkomensverbetering, het directe gevolg is van eigen handelen of gemaakte keuzes. Opleiding Studenten zijn uitgesloten van de individuele inkomenstoeslag. Zij worden geacht zicht te hebben op inkomensverbetering binnen afzienbare tijd na beëindiging van de studie. Anderszins zicht op inkomensverbetering Hierbij kan worden gedacht aan een belanghebbende die geen inkomsten uit arbeid, of inkomsten uit arbeid uit een deeltijdbaan heeft, waarbij er geen vastgestelde belemmeringen zijn om (meer uren) te gaan werken. Ook kan hier worden gedacht aan de belanghebbende die een WW of ZW uitkering ontvangt. Zij worden geacht zicht te hebben op inkomensverbetering. Artikel 6 Hoogte van de individuele inkomenstoeslag Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden. De genoemde bedragen worden niet jaarlijks geïndexeerd. _________________________________________________________________________________ 41
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Gehuwden Bij gehuwden of ongehuwd samenwonenden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag (ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529). Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Artikel 7 Hardheidsclausule Deze bepaling geeft de mogelijkheid aan het college om in uitzonderlijke gevallen maatwerk te leveren. Het moet dan gaan om gevallen waarin het toepassen van de regels uit deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard zouden leiden. Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden Als zich situaties voordoen waarvoor deze verordening geen oplossing bieden, dan beslist het college over de afhandeling hiervan.
Artikel 9 Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 10 Citeertitel Dit artikel behoeft geen toelichting.
_________________________________________________________________________________ 42
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Verordening individuele studietoeslag Brummen 2015
Verordening individuele studietoeslag Brummen 2015 Kenmerk : INT15.1108 Vastgesteld : raadsvergadering d.d. 25 juni 2015 met kenmerk RB15.0035 Inwerkingtreding : 16 juli 2015 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 Publicatiedatum : 15 juli 2015
_________________________________________________________________________________ 43
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen ............................................................................................................... 45 Artikel 1 Begripsbepaling ................................................................................................................ 45 Artikel 2 Indienen verzoek .............................................................................................................. 45 Hoofdstuk 2 Recht op individuele studietoeslag ........................................................................................ 45 Artikel 3 Doelgroep ......................................................................................................................... 45 Artikel 4 Beoordeling verdiencapaciteit .......................................................................................... 46 Artikel 5 Hoogte, frequentie en betaling ......................................................................................... 46 Hoofdstuk 3 Slotbepalingen ............................................................................................................................ 46 Artikel 6 Hardheidsclausule ............................................................................................................ 46 Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden ......................................................................................... 46 Artikel 8 Inwerkingtreding ............................................................................................................... 46 Artikel 9 Citeertitel .......................................................................................................................... 46 Toelichting Verordening individuele studietoeslag .................................................................................... 47 Algemene toelichting ...................................................................................................................... 47
_________________________________________________________________________________ 44
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepaling 1.
2.
In deze verordening wordt verstaan onder: a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen; b. inkomen: het inkomen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet, en de algemene bijstand; c. jaar: de periode van 1 september tot en met 31 augustus; d. onverwijld: binnen 7 dagen nadat het feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan, dan wel het kenbaar werd of redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn voor belanghebbende; e. de wet: de Participatiewet; f. WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000; g. WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2 Indienen verzoek 1. Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier. 2. De verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle omstandigheden en feiten waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn recht op individuele studietoeslag.
Hoofdstuk 2 Recht op individuele studietoeslag Artikel 3 Doelgroep 1. De aanvrager van de studietoeslag: a. is een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Participatiewet; en b. is 18 jaar of ouder; en c. heeft recht op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de WTOS; en d. heeft geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet; en e. is niet in staat om met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, maar heeft wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie; en f. ontvangt geen andere inkomsten dan uit studiefinanciering op grond van de WSF 2000, of de WTOS; en g. kan de studie niet combineren met arbeidsparticipatie; en h. volgt niet een studie met weinig relevantie of perspectief voor de arbeidsmarkt. 2. Het college kan, in aanvulling op het bepaalde in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet, in beleidsregels vastleggen wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden, recht heeft op een individuele studietoeslag. 3. Het college kan een budgetplafond vaststellen. _________________________________________________________________________________ 45
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
4. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor de individuele studietoeslag. Artikel 4 Beoordeling verdiencapaciteit 1. Het college bepaalt of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. 2. Het college kan advies inwinnen over de verdiencapaciteit van de aanvrager. Artikel 5 Hoogte, frequentie en betaling 1. Een individuele studietoeslag bedraagt € 1000,- per jaar. 2. De aanvrager kan slechts eenmaal binnen een jaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. 3. Het college kan de individuele studietoeslag naar evenredigheid vaststellen, indien de aanvrager gedurende het jaar begint of stopt met een studie. 4. De individuele studietoeslag wordt in twee termijnen à € 500,00 uitbetaald. 5. Het college kan de studietoeslag terugvorderen voor zover de studietoeslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen.
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen Artikel 6 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Artikel 8 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2015. Artikel 9 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Brummen 2015.
_________________________________________________________________________________ 46
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Toelichting Verordening individuele studietoeslag Algemene toelichting Aanleiding Met de inwerkingtreding van de Participatiewet wordt een studieregeling geïntroduceerd: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid om mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. De achterliggende gedachte hierbij is dat het afronden van een studie de positie op de arbeidsmarkt van mensen verbetert. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is. De drempel om een contract aan te bieden aan mensen met een arbeidshandicap is lager als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p.2). De individuele studietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand die niet gerelateerd is aan bepaalde kosten. Het betreft een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen. Verordeningsplicht Op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet is de gemeenteraad verplicht in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet). Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele inkomenstoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. De volgende wetsartikelen zijn niet van toepassing bij de verlening van de individuele studietoeslag: artikel 12, de onderhoudsplicht van ouders jegens 18, 19 en 20-jarigen; artikel 43, de wijze van vaststelling op de aanvraag; artikel 49, de mogelijkheid van bijzondere bijstand in een schuldensituatie; artikel 52, de verlening van een voorschot.
_________________________________________________________________________________ 47
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepaling Jaar Zie voor een nadere toelichting van dit begrip en de toepasbaarheid ervan, de toelichting bij artikel 5. Artikel 2 Indienen verzoek Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Participatiewet. Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt dit artikel dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Dit kan ook een digitaal formulier zijn. Het verzoek wordt gelijkgesteld met een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvrager is, zowel ten tijde van het verzoek als gedurende de looptijd van de individuele studietoeslag, verplicht om alle relevante inlichtingen aan het college te verstrekken voor het vaststellen en uitbetalen van de toeslag. Artikel 3 Doelgroep In het eerste lid van dit artikel worden onder andere de wettelijke regels met betrekking tot de doelgroep van artikel 36b weergegeven. Doel van de studietoeslag is om mensen die niet in staat zijn om te werken naast hun studie als gevolg van een arbeidshandicap een financiële ondersteuning te bieden. Dat moet dan ook de insteek zijn bij de beoordeling van wie hiervoor in aanmerking komt. Het is de vraag of de formele omschrijving toereikend is in dit verband. Om die reden zijn in dit artikel extra vereisten gesteld om voor de individuele studietoeslag in aanmerking te komen. Er wordt geen studietoeslag toegekend indien iemand inkomsten ontvangt anders dan uit studiefinanciering of WTOS. Te denken valt aan inkomsten uit een bijbaantje, ontvangen alimentatie, maar ook aan de situatie waarin belanghebbende geen studiefinanciering aanvraagt - ondanks het recht hierop, - omdat de studie van belanghebbende betaald wordt door bijvoorbeeld de ouders. Er wordt geen studietoeslag gegeven als iemand een bijbaantje heeft, aangezien de regeling juist bedoeld is voor personen voor wie het combineren van studie met een bijbaan moeilijk is. Waar iemand de studie wel met een bijbaan kan combineren, is het met het oog op het toekomstige arbeidsperspectief juist wenselijk, deze mogelijkheid te benutten. Wanneer in zo’n situatie een toeslag wordt verstrekt, is deze contraproductief. Deze personen worden geacht niet dat steuntje in de rug nodig te hebben zoals bedoeld door de wetgever. Tot slot wordt er geen studietoeslag verstrekt als iemand kiest voor een studie met weinig relevantie of perspectief voor de arbeidsmarkt. Het is belangrijk dat de studie ook daadwerkelijk bijdraagt aan het verhogen van de kansen op de arbeidsmarkt. Artikel 4 Beoordeling verdiencapaciteit Artikel 36b, eerste lid, Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Een vereiste hiervoor is dat het gaat om een persoon van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat _________________________________________________________________________________ 48
Publicatieblad openbare bekendmakingen gemeente Brummen Datum: 15 juli 2015 Weeknummer: 29
is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar die wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Met betrekking tot het laatst genoemde criterium beoordeelt het college aan de hand van beschikbare gegevens van bijvoorbeeld het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, kan advies van een externe worden ingewonnen. Te denken valt aan een arbeidsdeskundige. Artikel 5 Hoogte, frequentie en betaling In dit artikel is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon - die voldoet aan de voorwaarden - toegekend. De individuele toeslag bedraagt € 1.000,- per jaar. Een jaar wordt gerekend vanaf 1 september tot 31 augustus. Op die manier wordt zoveel mogelijk aangesloten bij schooljaren. Als er sprake is van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag. Een persoon kan slechts eenmaal in een jaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit betekent dat iemand tussen 1 september en 31 augustus maximaal één keer de studietoeslag kan ontvangen. Doorgaans starten opleidingen in september en duurt het schooljaar tot september van het volgende jaar. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag, wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld. Indien de aanvrager halverwege het jaar instroomt kan de studietoeslag naar evenredigheid worden toegekend. Als een persoon gaandeweg het jaar bijvoorbeeld stopt met de studie, dient hij dit te melden aan het college en kan de toeslag worden beëindigd vanaf het moment van einde studie. De al betaalde toeslag kan naar evenredigheid worden teruggevorderd. Artikel 6 Hardheidsclausule Deze bepaling geeft de mogelijkheid aan het college om in uitzonderlijke gevallen maatwerk te leveren. Het moet dan gaan om gevallen waarin het toepassen van de regels uit deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard zouden leiden. Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden Als zich situaties voordoen waarvoor deze verordening geen oplossing bieden, dan beslist het college over de afhandeling hiervan. Artikel 8 Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 9 Citeertitel Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
_________________________________________________________________________________ 49