Afstudeerscriptie Herbestemming van wederopbouwkerken Een onderzoek naar functie in relatie tot behoud van monumentale waarden bij herbestemming
Daan Bollinger en Willem Stevens Hogeschool Utrecht, Instituut voor Gebouwde Omgeving
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
1
Afstudeerscriptie Herbestemming van wederopbouwkerken
foto omslag: gevel Christus Koningkerk te Heerlen Daan Bollinger
[email protected] studentnummer: 1213939 Willem Stevens
[email protected] studentnummer: 1507651 2 juli 2009 Begeleiders Hogeschool Utrecht 1e begeleider: ir. Frank Foole 2e begeleider: ir. Kees Geevers Externe begeleiders ir. B. van de Kraats, architectenbureau 1meter98 dr. P.W.F. Brinkman, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed Hogeschool Utrecht, Instituut voor Gebouwde Omgeving
2
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
VOORWOORD
5
LEESWIJZER
6
SAMENVATTING
7
1. INLEIDING
8
2. THEORETISCH KADER
9
2.1 Kerkgenootschappen 2.2 Kenmerken van wederopbouwkerken (1940-1965) 2.3 Omvang van het probleem 2.4 Criteria die de cultuurhistorische waarde bepaalt 2.5 Functies van herbestemmingen
9 9 13 13 15
3. ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESEN
18
4. METHODIEK
19
5. RESULTATEN
21
5.1 overzicht functie ‘wonen’ 5.2 overzicht functie ‘werken’ 5.3 overzicht functie ‘kunst, cultuur en amusement’
21 21 22
6. AANBEVELINGEN
23
6.1 algemene aanbevelingen 6.2 aanbevelingen functie ‘wonen’ 6.3 aanbevelingen functie ‘werken’ 6.4 aanbevelingen functie ‘kunst, cultuur en amusement
23 23 23 23
7. CONCLUSIE
24
8. PROJECTCASUS
25
8.1 keuze projectcasus 8.2 algemene gegevens kerk 8.3 cultuur- en bouwhistorische analyse 8.4 bouwtechnische analyse 8.5 uitgangspunten voor ontwerp 8.6 functiekeuze 8.7 programma van eisen 8.8 uitwerking functievariant ‘wellness’ 8.9 uitwerking functievariant ‘theater’
25 25 28 33 43 43 45 45 50
9. DISCUSSIE
53
10. BRONNEN
54
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
3
4
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
VOORWOORD
Voor u ligt de afstudeerscriptie van Daan Bollinger en Willem Stevens. Deze scriptie richt zich met name op (semi-) professionals die zich met herbestemming van religieus erfgoed bezig houden. Dit document is waardevol wanneer gezocht wordt naar inzichten met betrekking tot het herbestemmingsproces van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Zonder hulp, tips en aanbevelingen hadden wij dit onderzoek nooit succesvol kunnen afronden. Daarvoor willen wij de volgende personen bedanken: Frank Foole, onze eerste begeleider op de Hogeschool Utrecht, stimuleerde om binnen het afstudertraject ons te richten op herbestemming van een wederopbouwkerken. Dit bleek een erg fascinerend en actueel onderwerp te zijn. Kees Geevers, onze tweede begeleider, heeft ons wegwijs gemaakt binnen de onderzoeksmethoden en bracht de rode lijn aan in ons onderzoek. Hieruit kwamen veel kritische opmerkingen die hulpvol waren voor de opzet van het onderzoek. Bastiaan van de Kraats, werkzaam bij het architectenbureau 1meter98, heeft ons erg goed begeleid bij onze bouwkundige- en ontwerpwerkzaamheden aan de Christus Koningkerk. Hij inspireerde ons met nieuwe inzichten en gaf ons goede feedback. Evert-Jan Jurriëns, directeur van restauratiebedrijf Jurriëns en Cees Vermeulen, directeur van betonreparatiebedrijf Balm BV, willen wij danken voor hun informatie en deskundige op- en aanmerkingen. Tot slot een dankwoord aan Pim Brinkman, onze begeleider bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, de eerste contactpersoon binnen deze organisatie en de werkgroep wederopbouw waarvan in het bijzonder Aart de Vries en Albert Reinstra, voor hun kritiek en het beschikbaar stellen van informatie. Veel leesplezier gewenst! Daan Bollinger en Willem Stevens
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
5
LEESWIJZER
De scriptie kan worden gelezen in twee afzonderlijke delen. In het eerste deel, vanaf hoofdstuk 2 ‘theoretisch kader’ tot hoofdstuk 7 ‘conclusie’, wordt de onderzoeksvraag uiteengezet. Er wordt ingegaan op wat cultuurhistorische waarden inhouden, wat de karakteristieken zijn voor wederopbouwkerken en wat de standpunten zijn van de kerkgenootschappen. Deze kennis wordt getoetst aan een aantal al herbestemde kerken. Met behulp van een instrument (checklist die is bijgevoegd in de bijlagen), zijn de kerken tegen het licht gehouden. De bezochte kerken zijn gefotografeerd en omschreven. Vanwege ruimtegebrek zijn deze kerken digitaal op CDROM bijgevoegd, deze worden ook gepubliceerd op de nieuwe website van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. De resultaten zijn in het hoofdstuk ‘resultaten’ uiteengezet. Algemene uitgangspunten zijn geformuleerd in hoofdstuk 6 ‘aanbevelingen’. Het tweede deel van de scriptie gaat in op de projectcasus. Vanaf hoofdstuk 8 wordt als casus de Christus Koningkerk in Heerlen uitgewerkt. Deze kerk wordt allereerst stedenbouwkundig, cultuur- en bouwhistorisch en bouwtechnisch geanalyseerd. De bouwkundige staat wordt omschreven en er worden aanbevelingen gedaan hoe carbonatatie (‘betonrot’) kan worden hersteld. Als laatste aspect staan de herbestemmingsfuncties centraal. Er wordt gemotiveerd waarom er voor een bepaalde functie wordt gekozen en wat deze inhoudt. De bouwkundige moeilijkheden met betrekking tot verwarming, koeling en na-isoleren wordt door middel van concepten aandacht besteed.
6
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
SAMENVATTING
Bij architectenbureau 1meter98 is gekozen voor een wellness- en een theaterfunctie. Voor beide herbestemmingen zijn dezelfde uitgangspunten toegepast met een andere benadering. Bij de wellnessfunctie is vrijer om gegaan met de cultuurhistorische uitgangspunten dan bij de theaterfunctie. De twee concepten zijn op veel gebieden afwijkend van elkaar. Deze uitgangspunten zijn opgesteld na aanleiding van een tweetal analysen: de cultuur- en bouwhistorische analyse en een bouwtechnische analyse. Bouwtechnisch gezien is de kerk met weinig middelen in goede staat te brengen. Ook is het goed mogelijk om de kerk duurzamer te maken dan de oorspronkelijke situatie ooit was en daarbij het behoud van de cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk in ogenschouw te nemen.
De prognose is dat de komende tien jaar 1000 tot 1200 kerken leeg komen te staan Hier vallen ook wederopbouwkerken onder. Bij cultuurhistorisch waardevolle kerken kan een waardige herbestemming de uitkomst bieden om de kerk voor de (toekomstige) gemeenschap te behouden. Met name de functie en het behoud van cultuurhistorische waarden zijn hierbij sleutelbegrippen. Deze afstudeerscriptie is een product van een tweetal onderzoeken. Er is gestart met een onderzoek bij de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) naar de achtergronden van wederopbouwkerken. Ook zijn hiervoor een twaalftal herbestemde kerken bezocht. Vervolgens is bij architectenbureau 1meter98 een tweetal alternatieven ontwikkeld voor een leegstaande en met de sloop bedreigde wederopbouwkerk, de Christus Koningkerk in Heerlen. Dit onderzoek richt zich op de volgende hoofdvraag: Wat is de relatie tussen de functie en het behoud van cultuurhistorische waarden bij herbestemming van wederopbouwkerken? Bij de RCE is een onderzoek verricht naar de achtergronden van de wederopbouw met als doel een beeld te krijgen wat voor effect een herbestemming heeft op de cultuurhistorische waarde van een oorspronkelijke kerk. Hierbij zijn een drietal functietypen onderzocht: • wonen, • werken • kunst, cultuur en amusement. Uit dit onderzoek zijn een aantal aanbevelingen ontstaan die bruikbaar bleken voor de herbestemming van de Christus Koningkerk die bij 1meter98 is uitgevoerd. De bruikbare conclusies uit dit praktijkonderzoek zijn als volgt: • Roerende onderdelen zijn bij herbestemming alleen te handhaven wanneer ze als statement worden toegepast; • Doos-in-doos constructies zijn bouwtechnisch gezien het meest geschikt voor herbestemming; • De beschermende status van een kerk resulteert vaak in succesvolle herbestemmingsopgaven; • Kunst is een essentieel onderdeel van wederopbouwarchitectuur en moet als uitgangspunt dienen bij de planvorming; • Grote kerken zijn veelal genoodzaakt om meerdere functies te huisvesten om financiële redenen; • De klokkenstoelen blijven praktisch altijd behouden, het klokkenspel wordt daarentegen vaak verwijderd; • Een woningfunctie behoud cultuurhistorische waarden het minste, een museum het meeste; • Een uitvaartcentrum en een kerk liggen qua functie dicht bij elkaar; • Een kerk met centraalbouwopzet is vanwege zijn ronde vorm voor culturele functies vaak zeer geschikt.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
7
1. INLEIDING
De ruimte in Nederland voor bouwuitbreiding wordt steeds kleiner. De verwachting is dat er in de toekomst meer nadruk komt te liggen op inpassing in de stedelijke omgeving. Hiermee hangt de kerkproblematiek samen en wordt herbestemmen één van de belangrijkste toekomstige bouwopgaven. Vanwege secularisatie en krappe onderhoudsbudgetten van kerkgenootschappen staan kerken, met name uit de wederopbouwperiode, onder druk. Het boek Geloof in de toekomst, uitgegeven door Stichting 2008 jaar van het religieus erfgoed, stelt de prognose dat binnen tien jaar 1000 tot 1200 kerken worden afgestoten. Met deze scriptie wordt er getracht in beeld te brengen dat er, ook met weinig middelen en budget, op een creatieve manier invulling kan worden gegeven aan herbestemmingsfuncties in kerkgebouwen. Hoe deze invulling wordt ingepast met behoud van de cultuurhistorische waarden, staat in ons onderzoek centraal. Dit afstudeeronderzoek heeft als onderwerp ‘herbestemming van wederopbouw kerken. Binnen dit onderwerp willen wij de volgende vraag beantwoorden: Wat is de relatie tussen de functie en het behoud van cultuurhistorische waarden bij herbestemming van wederopbouwkerken?
8
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
2. THEORETISCH KADER 2.1 Kerkgenootschappen Voordat kan worden ingegaan op cultuur- en bouwhistorische aspecten van wederopbouwkerken, moet eerst een beeld worden geschetst van de verschillende kerkgenootschappen. De scheiding van kerkgenootschappen ontstond in de 16de eeuw tijdens de reformatie. In deze periode scheidde een groep christenen zich af van de roomskatholieke kerk. Hieruit ontstond het protestantisme. Binnen deze afscheiding zijn later diverse afsplitsingen ontstaan. De grootste protestantse denominaties in Nederland zijn de Gereformeerde en de Nederlands Hervormde kerk. Dit wordt aangeduid als één van de grootste kerkscheuringen in de geschiedenis van de christelijke kerk. (Vreeken, 2007) Als gevolg hiervan ontstond omstreeks 1566 de Beeldenstorm waardoor katholieke kerken werden omgevormd voor de protestantse eredienst. Katholieke kerken: - Rooms-katholieke kerken Rooms Katholiek Kerkgenootschap; - Overige katholieke kerken Oud-katholieke kerk van Nederland Katholiek Apostolische Gemeente Katholiek Apostolische Kerk Onafhankelijke Katholieke Kerk Protestantse kerken: - PKN Nederlandse Hervormde Kerk Gereformeerde kerken in Nederland Nederlands Protestanten Bond Evangelisch Lutherse Kerk - Bevindelijk Gereformeerde Kerken - Orthodox Gereformeerde Kerken - Evangelische en Pinkstergemeenten - Overige Christelijke kerken (Doopsgezinden, Apostolisch Genootschap, etc.) - Buitenlands orthodox (Roeterdink et. al, 2008) 2.2 Kenmerken van wederopbouwkerken (1940-1965) De schade na de Tweede Wereldoorlog en grote bevolkingsgroei leidde tot een grote bouwopgave in Nederland; de wederopbouw. In 1940 raakte Nederland betrokken bij het geweld van de Duitse overname. Al in 18 mei 1940 vaardigde de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten Wederopbouw 1 uit. (Bakhuizen van den Brink, 1948) Wanneer de wederopbouwperiode wordt vergeleken met andere bouwperioden, kan men concluderen dat er in geen enkele periode zoveel kerken zijn gebouwd als tussen
1940 en 1965. De kerkenbouw leefde onder bouwend Nederland. Zo ontstonden er grote verschillen over architectonische opvattingen wat resulteerde in felle architectuurdiscussies (met name over de relatie tussen liturgie en kerkenbouw). Door middel van tentoonstellingen, publicaties en deelname aan commissies werd ook de architectenwereld actiever betrokken bij de bouwopgave van kerken. De overheid stimuleerde diverse zaken om een grote woningproductie op gang te brengen. Dit werd onder andere door de industrialisatie en mechanisatie van de bouwnijverheid benaderd. Bij grote stadsuitbreidingen werden ook nieuwe kerken gerealiseerd. In 1961 werd de wet ‘premie kerkenbouw‘ in het leven geroepen. Deze wet stimuleerde de kerkenbouw. Toch was deze premie niet afdoende. Dit resulteerde in het initiatief van een negental samenwerkende kerkgenootschappen door de actie ‘Antwoord 64’ te starten. Als reactie werd een inzamelingsactie georganiseerd waar in de vorm van een demonstratie een kerk werd gebouwd; de Antwoordkerk in Hoogvliet. In een recordtijd luidden de klokken in de toren. Het goedkope, industrieel geprefabriceerde gebouw was een experiment wat een resultaat was van de hoge geldnood in relatie tot de behoefte aan nieuwe kerkgebouwen. Alleen gestandaardiseerde bouw leek nog mogelijk. Toch bleek deze kerk al snel veel bouwtechnische tekortkomingen te hebben. (Van der Harst en De Waard, 2007) 2.2.1 Stedenbouwkundige ligging Kerkgebouwen staan stedenbouwkundig gezien vaak op beeldbepalende plekken. In het geval van naoorlogse kerken zijn klokkentorens vaak vrijstaand in de omgeving geplaatst en markant vormgegeven. Deze vervullen hierdoor vaak een herkenningspunt in de buurt. De stedenbouwkundige plek van de na-oorlogse kerken werd voornamelijk bepaald door de wijkgedachte. De wijkgedachte was afkomstig uit Amerika en werd in de oorlog als uitgangspunt gebruikt voor het ontwerp van de na de oorlog te bouwen wijken. Men zocht een oplossing voor het tegengaan van de anonimiteit in de grote steden. Volgens de wijkgedachte moest de balans tussen individu en samenleving hersteld worden. Dit werd in praktijk gebracht door wijken te creëren die hun eigen centrum vormde: met alle voorzieningen zoals kerken, een wijkcentrum, scholen en winkels en kerken. In de praktijk speelde de verzuiling toch een grote rol. Er moesten vier kerken per wijk worden gerealiseerd: één gereformeerde, twee hervormde en één katholieke. Er waren de nodige verschillen tussen de functionalistische (ook wel modernistisch) architecten en de traditionalistische architecten. Dit uitte zich bijvoorbeeld in de ligging van de nieuw te bouwen kerk. De ligging van historische kerken werd door de traditionele stedenbouwers in het geval van herbouw van dorp of stad vaak gesitueerd op de historische plaats van een verwoestte kerk. De modernisten plaatsten de kerk niet vanzelfsprekend op de oorspronkelijke locatie. Met name de doorbreking van de bijna anonieme woningbouw werd als uitdaging aangepakt om het kerkgebouw als
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
9
bijzonder architectonisch object in de wijk te ontwerpen. De kerken van de modernisten liggen vaak verder van het stadscentrum af. Meestal langs een grote verkeersader. In veel gevallen wordt de kerk tussen een groen park of waterpartij gesitueerd. (Van Meeteren, 1999) 2.2.2 Architectuur van wederopbouwkerken Omdat de kerkgebouwen herkenningspunt dienden te worden, waren dit zeer interessante ontwerpopgaven voor architecten. In de wederopbouwperiode werd gezocht naar nieuwe vormen. Via diverse media werden discussies gevoerd over hoe wederopbouwkerken te ontwerpen. De bouwstijlen die fel in de discussie werden bediscussieerd waren de functionalistische (ook wel modernistisch genoemd) en de traditionalistische bouwstijl. De traditionalisten ontwierpen gebouwen die zich kenmerkten door toepassing van traditionele materialen en plattegronden die teruggrepen op de vooroorlogse vormen. Een toenadering tussen functionalisme en traditionalisme ontstond die later met de term ‘shake-hands’ zou worden aangeduid. Met het oog op materiaalgebruik resulteerde dit vaak in een combinatie van een betonnen casco ingevuld met metselwerk. Door veelvuldig gebruik van beton werd het mogelijk om kolomvrije ruimten te creëren. Hierdoor kregen architecten meer vormvrijheid in de indeling van kerkplattegronden. Door de wijkgedachte werden kerkgebouwen meer complexen met daarin ruimtes voor diverse functies. Activiteitenzalen, vergaderruimte in combinatie met pastorie en/ of kosterswoning, scholen, bejaardencentra, etc. (voorbeeld is de Opstandingskerk in Voorburg) Wat in de krappere kavels ook voorkomt is de verdiepingskerk. De kerkzaal ligt hierbij bovenop een (half verdiepte) voorzieningenlaag met daarin allerlei nevenruimten. Een bijkomend effect hiervan is de statige kerkruimte die zich hoger boven zijn omgeving bevindt. Daarnaast werden ook kerken toegepast die een eigen open ruimte ontsloot door een L, U of O-vormige plattegrond. Architecten maakten gebruik van subtiele overgangen tussen privaat en publieke ruimtes. Hierbij gebruikten zij naast de bouwdelen van de kerk zelf ook tuinmuren, torens of overkappingen. (Van der Harst en De Waard, 2007) Rooms-katholieke kerken Binnen de rooms-katholieke kerk werden de Bossche en de Delftse School als de twee denkwijzen voor kerkenbouw gebruikt. Binnen de Bossche School werd gezocht naar ideale maten en verhoudingen die zouden moeten resulteren in harmonieuze gebouwen. Een aantal bouwmaterialen werden als niet passend geacht voor de bouw van een kerk. Hout en metaal behoorden tot die materialen. De architectuurstroming van de Delftse School sprak zich uit tegen het gebruik van beton als bouwmateriaal. Ondanks deze stroming zou beton steeds vaker worden toegepast. Een belangrijke ontwikkeling in de architectuurvormentaal van de rooms- katholieke kerk is een beslissing van het tweede Vaticaans Concilie (1962 – 1965). Er zijn regels opgesteld
10 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
die een kerk toegankelijker zou moeten maken voor de leden van de gemeente. Hierin werd onder andere besloten dat de voorganger met het gezicht naar zijn gemeenteleden moest staan. (Van den Heuvel, 2008) Gereformeerde kerken Tegen het eind van de wederopbouwperiode werden er door de gereformeerde kerk richtlijnen opgesteld voor het ontwerp van een kerk. De ruimten in het gebouw moesten een eenheid vormen waarbij de nevenruimtes waren afgezonderd van de liturgische ruimte. Deze nevenruimten kregen een aparte ingang. De ontmoetingsruimte gold als een overgangsruimte tussen de buitenwereld en de kerk. Ook mocht er niet teveel glas in de wanden worden verwerkt. (Van den Heuvel, 2008) Nederlands Hervormde kerken Al voor de oorlog was de hervormde kerk bezig met het opstellen van nieuwe richtlijnen waarbij de relatie tussen liturgie en gebouw centraal stond. Het liturgisch centrum moest dicht bij de gemeente staan en de wanden die om de kerkzaal stonden moesten extra aandacht krijgen (die bepaalde immers mede het karakter van de ruimte). Het contact met de buitenwereld moest worden vermeden. Dit resulteerde in hoge ramen die het ‘menselijk handelen’ onzichtbaar maakten. (Van den Heuvel, 2008) De nadruk lag op wat er in het gebouw afspeelde, niet het gebouw zelf. De architectuur werd daardoor niet benadrukt, de buitenkant sluit aan bij de soberheid aan de binnenzijde. 2.2.3 Typologieën van wederopbouwkerken Er zijn veel verschillende variaties te vinden in de opzet van liturgische ruimte en nevenruimten. Ook de opstelling van de banken is per kerk verschillend. In deze paragraaf worden de verschillende soorten omschreven. Plattegronden Met betrekking tot de plattegrond van wederopbouwkerken zijn er een aantal opvallende varianten vindbaar. Met name in de vorm van de kerkzaal en de manier waarop hierin banken werden opgesteld (het bankenplan). De keuze voor een bepaalde variant was voornamelijk afhankelijk van de liturgische eisen van een bepaalde geloofsstroming en de persoonlijke voorkeuren van opdrachtgever en architect. Hilde van Meeteren omschrijft in ‘De geest leidt het schip’ diverse plattegrond varianten:
Langskerk In langskerken werd de diepte-as van de kerkzaal benadrukt door de aandacht te richten op het liturgisch centrum. Door te entree van de kerkzaal recht tegenover dit centrum te plaatsen wordt het blikveld naar het liturgisch centrum versterkt. Door middel van lichtinval door middel van ramen of het toevoegen van een apsis kan de lengtewerking worden versterkt.
Dwarsruimte Deze variant is een verdraaiing van de langskerken. Het liturgisch centrum is haaks verdraaid naar de lange zijde van de kerkzaal. Het architectonische lijnenspel wordt hierdoor doorbroken wat een intiemere sfeer kan creëren.
Centraalbouw Alle lijnen die in de plattegronden voorkomen van de centraalbouw komen bijeen in het liturgisch centrum. Om een kerkdienst te kunnen houden wordt in plaats van een volledige ronde vorm vaak een halve cirkel gebruikt. Dit vergemakkelijkt de kijkrichting van de voorganger en verbetert het beeld van de gemeenteleden.
fig. 2.1: langskerk
Bankopstelling De basilicale opstelling was één van de twee varianten die over het meest werd toegepast in wederopbouwkerken. Het is een rechtlijnige indeling van de kerkzaal die recht tegenover het liturgisch centrum werd geplaatst. Daarnaast werd de centrale opstelling ook veel toegepast. Dit was een vorm waarin de banken om het liturgisch centrum heen werden fig. 2.4: geplaatst. Op figuur 2.4 wordt een volledige centraalbouw weergecentrale opzet geven. In de praktijk werd uit praktische overweging (geluid) vaak een halve cirkel gebruikt. Een halve cirkel wordt ook wel scharing genoemd. Naast deze strikte vormen zijn veel combinaties van beide vormen ontstaan. (Van Meeteren, 1999)
fig. 2.5: basilicale opzet
De kerk als complex
fig. 2.2: dwarsruimte
Kruisvorm In de oudere kerkenbouw is de kruisvorm de belangrijkste vorm. Ook in de wederopbouw werd deze nog toegepast. Met name in Katholieke kerkgebouwen werd deze vorm toegepast. Voornamelijk redenen voor deze vorm was om meer kerkgangers bij het koor te plaatsen en om de ruimte te vergroten van de zaalkerk. De kerken die niet in deze categorieën vallen, werden gebouwd in een combinatie te maken van bovenstaande vormen. De rechthoek en cirkel werden hier gecombineerd. Dit resulteerde in vijf-, zes- en zelfs achthoekige plattegronden. Trapezium of fig. 2.3: ellipsvormige plattegronden waren geen uitzondering. Sommige kerken centraalbouw (zoals de Adventkerk in Aerdenhout) zijn niet direct te herleiden naar een van de basisvormen. Deze laatstgenoemde vorm komt niet vaak voor in Nederland.
Naast de bovenstaande verdeling in de plattegrond kwamen er in veel gevallen ook nevenfuncties in kerkgebouwen. De gebouwen gingen als wijkcomplexen fungeren. In het onderbrengen van nevenfuncties is ook een onderscheid te maken in de vormgeving. Van der Harst en De Waard onderscheiden de volgende typologieën: Beperkte nevenaccommodatie Aan de kerkzaal wordt een ondergeschikt bouwvolume aan de kerkzaal gebruikt voor nevenactiviteiten. (fig. 2.6)
fig. 2.6 beperkte nevenaccomodatie
Verdiepingskerk De nevenruimten in dit type kerkcomplex wordt onder de kerkzaal geplaatst (op beganegrond of souterrain). Een voorbeeld hiervan is de Christus Koningkerk in Heerlen. (fig. 2.7)
fig. 2.7: verdiepingskerk
Atriumkerk De kerkzaal en nevenruimten omsluiten een binnenhof. Voorbeeld hiervan is de Stefanuskerk in Utrecht. (fig. 2.8) fig. 2.8: atriumkerk
Verweving Bouwdelen van kerkzaal en nevenaccommodaties zijn (gedeeltelijk) verweven. (fig. 2.9) fig. 2.9: verweving
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
11
Functionele onderscheiding Nevenaccommodatie is een duidelijk gescheiden bouwdeel in vergelijking tot de kerkzaal.
fig. 2.10: functionele onderscheiding
Functionele scheiding Kerkzaal en nevenaccommodatie afzonderlijk gelegen in gescheiden bouwdelen (die wordt verbonden door een entreehal). Een voorbeeld hiervan is de Goffertkerk te Nijmegen.
2.2.4 Kunst in-, op- en aan de kerk
fig.2.11: functionele scheiding
Na de oorlog werd er in wederopbouwkerken vaak kunst toegepast. Reden hiervoor was een wetgeving van de overheid. In 1952 werd een percentageregeling ingevoerd waardoor 1 á 1,5% van de totale bouwsom van de door de overheid gesubsidieerde gebouwen moest worden besteed aan beeldende kunst. De kunst in wederopbouwkerken speelde een belangrijke rol. De vormentaal van na-oorlogse kerken wordt niet altijd direct als fig. 2.12: kerkgebouw herkend, kunst is dan een onderdeel waar- sgraffito’s van Simon Erb in het provinciehuis te Arnhem. (Morellisdoor de kerkfunctie beter herkenbaar wordt. sen, 2009) Typische kunst voor de jaren vijftig waren de glas-inbeton wanden die werden gevolgd door de glas-appliqué uit de jaren zestig (glas, beplakt met gekleurd glas). Vaak waren de voorstellingen in deze techniek abstract. In de wederopbouwperiode werden de kerken gesierd door mozaïeken, sgraffito en plastieken. Sgraffito is kunst die wordt uitgekrabd door verschillende lagen stucwerk met diverse kleuren over elkaar heen te bewerken. De diepte van het uitgekrabte materiaal fig. 2.13: bepaald dan de kleur. Plastieken zijn het tegenovergestelde van sculpturen waarbij een star ma- glas-in-beton gevel in kerk ‘De Steiger’ in Rotterdam. (Morellissen, teriaal wordt gebruikt. Bijvoorbeeld gegoten beelden. 2009) In de kunst die zich op de buitenmuren bevond werden vaak de namen van de kerk gebruikt. In interieurs kwamen bijbelse verhalen en symbolen vaker voor. Over het algemeen kan gesteld worden dat de kunst die is
12 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
toegepast in wederopbouwkerken vaak abstract is. De liturgische voorwerpen konden ook worden vormgegeven door een kunstenaar. Avondmaalstafel, doopvont, kansel en lezenaar werden door kunstenaars gemaakt. Meestal was dit overbodig vanwege het feit dat de kerkgenootschappen het inventaris zelf al hadden. Daarnaast deden aan het einde van de wederopbouwperiode de wandkleden hun intrede in de kerkelijke kunst. Er zijn grote verschillen in het gebruik van kunst in kerken tussen de protestantse en de katholieke kerken. Waar de katholieken een jarenlange traditie hadden opgebouwd in het gebruik van kunst was dat zeker niet het geval voor de protestanten. Toch werd mede door de percentageregeling kunst in kerken steeds meer gebruikelijk. RKK Het Tweede Vaticaans Concilie (vergadering van kerkelijke ambtsdragers onder leiding van de paus) was van grote invloed op de modernisering van de rooms-katholieke kerken. Een aantal ingrijpende veranderingen werden ingevoerd. Zo werd er bijvoorbeeld besloten dat architecten en kunstenaars van het begin af aan meer moesten samenwerken. Met als doel de eenheid in het ontwerp van een kerk en kunst te bevorderen. Er werden ook eisen gesteld aan de artistieke kwaliteit van kunst. Deze mocht niet sentimenteel zijn, daarnaast ook niet volledig abstract. Liturgisch werden er ook de nodige veranderingen doorgevoerd. De priester moest voortaan de mis opdragen in de landstaal en moest met zijn gezicht vanachter het altaar naar de gelovigen toe preken. PKN Bij de protestanten was er meer ruimte voor kunst dan bij gereformeerden. De kunst moest bij voorkeur gemaakt zijn van een protestantse kunstenaar. Kunst zou de ervaring van de eredienst kunnen versterken. De kunst in de protestantse kerk werd meestal mee ontworpen door de architect of een kunstenaar die het gehele proces meewerkte.
2.3 Omvang van het probleem
2.4.2 Monumentenwet
De secularisatie brengt steeds minder mensen naar de kerkdiensten waardoor kerkgebouwen hun oorspronkelijke functie verliezen. De vergrijzing lijkt toe te slaan in de ledenaantallen van diverse geloofsstromingen. De leden die naar kerken gaan om de godsdienst uit te oefenen doen dit minder regelmatig dan voorheen.
Om vast te kunnen stellen welke objecten wel en niet voor bescherming moeten worden voorgedragen is de monumentenwet uit 1988 in het leven is geroepen. Hierin is de basis gelegd voor de criteria die bepalen of een object de titel monument mag voeren. De monumentenwet stelt een concrete eis: gebouwen moeten in eerste instantie minimaal 50 jaar oud zijn. Om verschil aan te brengen tussen gebouwen onderling moeten de bouwwerken ‘van algemeen belang’ zijn. Het algemene belang wordt omschreven als: bijzondere schoonheid, betekenis voor de wetenschap en de cultuurhistorische waarde. Wanneer een object drie van deze elementen bevat kan hij volgens de monumentenwet worden aangewezen als monument.
De komende tien jaar zullen gemiddeld twee kerken per week komen leeg te staan, waaronder ook de wederopbouwkerken. De grootste groep van gesloopte kerken bestaat uit kerken die gebouwd zijn in de wederopbouwperiode. Volgens gegevens van de prof. Dr. G van der Leeuwstichting, ‘Lijst van Nederlandse kerken’ en ‘Nederland in en uit de steigers’ uit 1963 zijn er 1565 kerken gebouwd. In de komende 10 jaar komen 1000 tot 1200 kerken leeg te staan. Volgens het Belvedere onderzoek kerken uit 2008 zijn er 32 procent van het de leegstaande kerken gesloopt. Ervan uitgaande dat deze trend zich doorzet resulteert dit in de sloop van ruim 320 kerken in 10 jaar. Dit is ongeveer 3 kerken per maand. Zie de bijlagen voor de uitwerking in percentages van leegstand van wederopbouwkerken.
Vanwege het feit dat de criteria uit de monumentenwet niet specifiek genoeg omschreven waren om te kunnen toepassen, werd het Monumenten Selectie Project in 1994 opgesteld. Hierin zijn de criteria van de monumentenwet uitgewerkt in een vijftal selectiecriteria.
2.4 Criteria die de cultuurhistorische waarde bepalen
2.4.4 Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940-1965
Wanneer uitspraken moeten worden gedaan over een bepaalde waarde van wederopbouwkerken, moeten daar een aantal zaken voor worden uitgezocht. De RCE heeft dit in het verleden gedaan. Wanneer er over ‘bijzonder’ wordt gesproken betekent dat een object een meerwaarde heeft boven de rest. Er moet dus een vergelijking plaatsvinden. In deze vergelijking kunnen gemeenschappelijke kenmerken en/of waarden worden gevonden die groepen aanbrengen en specifieke objecten onderscheid van anderen. Aan de hand van criteria kunnen objecten worden gewaardeerd en vergeleken. De RACM heeft dit proces in het verleden doorlopen. Hierbij is uitgegaan van het stelsel ‘Inventariseren, Selecteren en Beschermen’. Hieronder volgt een kort overzicht:
In het onderzoek Kerken, categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 – 1965 uit december 2006 wat is uitgevoerd door Michiel Kruidenier worden de criteria van het landelijke Monumenten Selectie Project opnieuw onder de loep genomen en toegespitst op wederopbouwkerken. Het doel van dit onderzoek was om de meest behoudeniswaardige kerken uit de wederopbouwperiode in kaart te brengen met als uiteindelijk doel een selectie te kunnen maken voor aanwijzing van wederopbouwmonumenten. De MSP criteria blijken nog voldoende toepasbaar op de later gebouwde wederopbouwkerken. Echter zijn deze criteria enigszins aangepast aan de specifieke karakteristieken van Wederopbouwkerken. Hieronder worden deze karakteristieken met betrekking tot wederopbouwmonumenten omschreven. De MSP criteria zijn onder te verdelen in de volgende hoofdgroepen: • Cultuurhistorische waarde; • Architectuur- en kunsthistorische waarde; • Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde; • Gaafheid / herkenbaarheid; • Zeldzaamheid.
2.4.1 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) Het MIP werd in 1987 opgesteld om in kaart te brengen welke bouwwerken uit de periode 1850 tot 1940 in aanmerking zouden moeten komen voor rijksbescherming. Er is geïnventariseerd welke objecten er zijn gebouwd in de vooroorlogse periode van 1850 tot en met 1940. Het doel hiervan was een overzicht te creëren. Dit overzicht resulteerde in dataverzameling van gebouwen waarin feitelijke gegevens zoals het bouwjaar en omschrijvingen van in- en exterieur waren opgenomen. Hiernaast werd ook de context van de omgeving onderzocht om op die manier een totaalbeeld te kunnen creëren.
2.4.3 Monumenten Selectie Project (MSP)
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
13
Cultuurhistorische waarde De cultuurhistorische waarde wordt bepaald aan de hand van de volgende criteria: • Het belang als uitdrukking van een culturele ontwikkeling; • Het belang als uitdrukking van een sociaaleconomische ontwikkeling; • Het belang als uitdrukking van een geestelijke ontwikkeling; • Het belang als uitdrukking van een beleidsmatige of bestuurlijke ontwikkeling; • Het belang van de kerk als uitdrukking van een technische en/of typologische ontwikkeling. Bij de cultuurhistorische waarde wordt voornamelijk ingegaan op belangrijke ontwikkelingen of gebeurtenissen. Van de cultuurhistorische waarden zijn objectieve waarnemingen te maken mits genoeg kennis voorhanden is van de historie van de wederopbouw. Architectuur- en kunsthistorische waarde
de ontwikkeling / uitbreiding van een stad, dorp of wijk’; • Bijzondere betekenis van de kerk wegens: - de wijze van verkaveling; - inrichting van de openbare ruimte; - specifieke functies; - historisch ruimtelijke relatie met groenvoorzieningen, wegen en/of water. • Bijzondere betekenis van de kerk voor het aanzien van een stad, dorp of wijk; • Bijzondere betekenis van de kerk wegens de samenhang met bijbehorende bijgebouwen (pastorie/kosterij, nevenruimten e.d.) Niet alleen gebouwgebonden waarden (in- en exterieur) kunnen ook stedenbouwkundige waarden een kerk cultuurhistorisch waardevoller maken. Dit kan tot uitdrukking komen in een bijzondere situering op het kavel, onderdeel zijn van een belangrijke stedenbouwkundige uitbreiding of een bijzondere samenhang tussen hoofd- en bijgebouw zijn.
De architectuur- en kunsthistorische waarde worden bepaald aan de hand van de volgende criteria: • Het bijzondere belang van een kerk voor de geschiedenis van de architectuur; • Het bijzondere belang van de kerk voor het oeuvre van een (tuin-) architect; • Het belang van de kerk wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp; • Het belang van de kerk wegens bijzonder(e) materiaalgebruik, detaillering, constructiewijze en/of ornamentiek; • Het belang van de kerk wegens de bijzondere samenhang tussen exterieur en interieur(onderdelen); • Bijzondere betekenis van de kerk wegens de in-, aan of bij de kerk toegepaste kunstwerken.
Gaafheid / herkenbaarheid
Deze waarden zijn deels objectief, deels subjectief. Zo is het belang van de kerk voor het oeuvre van de architect en de betekenis van de kunstwerken in de kerk aantoonbaar. Andere punten zijn enkel te beoordelen met de nodige kennis van de wederopbouwperiode en daardoor aangewezen op kunsthistorici.
De kernbegrippen in dit onderdeel van de waardebepaling is de gaafheid en herkenbaarheid. Hoe completer en gaver het voorbeeld, hoe waardevoller. Dit geldt zeker wat betreft herbestemmingen.
De gaafheid of herkenbaarheid van de kerk werd in dit onderzoek niet in veldwerk bekeken. Er zijn echter wel drie criteria opgesomd: • Belang van de kerk wegens de architectonische gaafheid van ex- en/of interieur; • Belang van het complex wegens de hoogwaardige architectonische kwaliteit van de samenstellende onderdelen ( … kerk, pastorie/kosterij, nevenruimten, patronaatsgebouw, school, uitvaartcentrum); • Belang van de kerk in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving (voorzieningencentrum of –strook, plantsoen, park of woonbuurt).
Zeldzaamheid Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde De stedenbouwkundige- en ensemblewaarde worden bepaald aan de hand van de volgende criteria: • ‘Betekenis van de kerk als essentieel onderdeel van een groter geheel, dat cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig van nationaal belang is’; • ‘Bijzondere betekenis van de kerk wegens de markante situering verbonden met
14 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
De zeldzaamheid van kerken werd op de volgende criteria beoordeeld: • Belang van de kerk wegens architectuurhistorische, bouwtechnische, typologische en/of stedenbouwkundige zeldzaamheid; • Betekenis van de kerk wegens zeldzame toepassing van kunstwerken. (Kruidenier, 2006)
2.5 Functies van herbestemmingen Wanneer er onderzoek wordt gedaan naar de functie van een herbestemming moet worden onderzocht welke functies voorkomen. Daarnaast is het van belang te weten wat het standpunt is van de eigenaren en wat dat voor invloed kan hebben op de functie na herbestemming. 2.5.1 Van afstoting naar leegstand, herbestemming of sloop Het onderzoek ‘herbestemming van kerken en kerklocaties’ heeft veel informatie verzameld over het gebruik, sloop, leegstand en herbestemming. Het is een bundeling van de resultaten die zijn onderzocht door projectbureau Belvedere en de bisdommen van Haarlem en Rotterdam. Deze organisaties hebben een groslijst samengesteld waarin 927 kerken zijn opgenomen die niet meer in de oorspronkelijke functie worden gebruikt en daarbij is omschreven wat er sinds 1970 mee is gebeurd. Het geeft een beeld van de ontwikkeling die heeft plaatsgevonden na de wederopbouwperiode. Aan de hand van grafieken worden conclusies onderbouwd die in deze beschrijving worden samengevat.
fig. 2.15: weergave van typen herbestemmingsfuncties na afstoting van de kerk. (Roeterdink et. al, 2008)
fig. 2.14: Aantallen en percentages van herbestemde kerken. (Roeterdink et. al, 2008)
Wanneer gekeken wordt naar de afstoting van kerken per denominatie kan worden geconcludeerd dat de grootste hoeveelheden voorkomen binnen twee geloofsstromingen. In de protestante kerk verloor 55% van de kerken zijn functie en in de katholieke kerk ligt dit percentage op 42%. Van deze kerken die worden afgestoten komt 32% uit de wederopbouwperiode. (Roeterdink et. al, 2008) In onderstaande tabel is zichtbaar wat de nieuwe functies van herbestemde kerken zijn. Hier zijn alle denominaties in meegenomen.
Er worden diverse functies onderscheiden als het gaat om herbestemmingen. Deze functies omschrijven het type herbestemming en betreffen gezamenlijk totaal 661 kerken. De sloop betreft 29% van het totaal. Opvallend is dat de grootste groep herbestemmingen bestaat uit andere religieuze functies. Binnen de verschillende functiegroepen kunnen een aantal categorieën worden omschreven. Commercieel, sociaal maatschappelijk en overig/onbekend/sloop. De commerciële herbestemmingen omvatten de woonfuncties, de kantoor of handelsfuncties, de onderwijs, cultuur of wetenschappelijke functies en de restauratie, amusement en recreatiegebouwen. Bij elkaar opgeteld kan worden gesteld dat 41,5% van de vrijgekomen kerkgebouwen tot een commerciële functie wordt herbestemd. Onder de sociaal maatschappelijke functies worden de groepen gezondheidszorg, sociale verzorging, detentie, religieus en meervoudig gebruik, en multifunctioneel gebruik geschaard. Deze groep bezit een aandeel van 9,5%. Naast de 16,2% van het behoud van de religieuze functie wordt 32,6% van de gebouwen onder overig, onbekend of sloop gerekend.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
15
2.5.2 Beleid eigenaren van kerken met betrekking tot herbestemmen RKK In de notitie Het Kerkgebouw als Getuige van de Christelijke Traditie uit september 2008 hebben de bisdommen hun visie over de omgang met kerkgebouwen gepubliceerd. Een kerkgebouw is volgens de rooms-katholieke kerk een ‘permanent gewijde en heilige ruimte’. Dit maakt dat de herbestemming van rooms-katholieke kerken gevoeliger ligt dan van een protestante kerk. Als de kerk niet in zijn huidige functie kan blijven bestaan, zal er eerst worden gedacht aan hergebruik. Een andere geloofsgemeenschap kan vervolgens gebruik maken van de kerk. Deze moet wel lid zijn van de Raad van Kerken. Daaruit valt af te leiden dat een RK kerk geen moskee kan worden. (Een ander christelijk kerkgenootschap kan wel in aanmerking komen als de lokale situatie zich daar niet tegen verzet.) Het beleid is dat wanneer de kerk niet langer voor een eredienst wordt gebruikt en er geen passende en waardige herbestemming kan worden gevonden, deze beter kan worden gesloopt. Een waardige herbestemming wordt over het algemeen getypeerd als een culturele, sociale of publieke functie. Het kerkelijk wetboek (canon 1222, par. 1 en 2) stelt: ‘een profaan en niet onwaardig gebruik mogelijk, mits het zieleheil er geen schade door lijdt’. De Rooms-katholieke kerk heeft 1700 kerken in haar bezit. Daarvan zijn 935 kerken Rijksmonument. Dit is meer dan de helft. Dit hoge aantal resulteert in hoge kosten voor de instandhouding voor de parochies. Afstoting van kerkgebouwen genereert inkomsten voor het onderhoud van bijvoorbeeld kerkgebouwen met een rijksmonumenten status. (de Vries, 2008) De bisschoppen zien mogelijkheden voor herbestemming in verschillende gradaties. De indeling in vier groepen geeft de mogelijkheden aan. A. Monumentale kerkgebouwen als integraal religieus erfgoed Deze kerken zijn veelal Rijksmonument. Bij deze kerken is zowel het in- als exterieur van hoge cultuurhistorische waarde, waardoor aan integraal behoud veel belang wordt gehecht. Door aantasting van cultuurhistorische en maatschappelijk/religieuze waarden, is een profane (niet-christelijke) functie niet gewenst. B. Kerkgebouwen als architectonisch/stedenbouwkundig monument, maar met beperkte religieuze signatuur Er zijn veel kerken die een religieus neutrale uitstraling hebben, maar een bepaalde hoge architectonische waarde die hebben geleid tot aanwijzing van beschermd monument. Dit kunnen rijksmonumenten zijn, vaker zijn dit echter gemeentemonumenten. Herbestemming behoort hier tot de mogelijkheden.
16 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
C. Kerkelijke ‘monumenten’ in de zin van stedenbouwkundige kwaliteiten De kerken die in deze categorie vallen hebben geen uitzonderlijke architectonische kwaliteit. Echter de stedenbouwkundige situering en dimensies bepalen de specifieke kwaliteit. De gemeenten kunnen bij deze groep kerken een grote invloed hebben op de sloop of behoud van de kerk. Met behulp van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg), een wet die de gemeente in staat stelt om bepaalde grond en zijn opstallen als eerste te kopen, kunnen kerken worden behouden voor sloop. Door als gemeente op te treden als eigenaar, kunnen de gemeentelijke diensten als welstand en monumentenzorg invloed uitoefenen op de architectonische kwaliteit van de herbestemming. D. Kerkelijke gebouwen zonder religieuze, architectonische en stedenbouwkundige uitstraling Instandhouding door de rooms-katholieke kerk wordt op basis van religieuze en economische redenen afgewezen. Deze kerken hebben veelal een vrij geringe religieuze uitstraling (want vaak sober vormgegeven) en erg kostbaar om te herbestemmen. Vaak ligt sloop van deze gebouwen maatschappelijk gevoelig. (Broekhuizen, 2008) PKN In juni 2008 verscheen ‘een protestantse visie op het kerkgebouw’ , een discussienota opgesteld op verzoek van de Moderamen (het bestuur) van de Generale Synode. De nota gaat in op de bijbelse of theologische achtergronden. Er worden geen uitgangspunten gesteld voor hergebruik of het afstoten van kerkgebouwen, Dat bepalen de plaatselijke kerkgemeenten van de PKN uiteindelijk zelf. Dit betekent dat de mogelijkheden voor multifunctioneel gebruik of herbestemming per plaats kunnen verschillen, afhankelijk van de besluitvorming in de lokale kerkelijke gemeente. (Broekhuizen, 2008) Belangrijk verschil tussen de PKN en de RKK is dat er bij RK kerken sprake is van geheiligde kerken, bij de PKN kerken is de plaats waar de heiliging plaatsvindt van belang. Dit verklaart ook de ruimere stellingname betreft hergebruik van een andere geloofsgemeenschap. (De PKN prefereert mogelijk zelfs hergebruik door de islam boven een profane herbestemming.) De PKN stelt zich wel kritisch op ten opzichte van herbestemming. Commercieel hergebruik wordt namelijk in principe afgewezen. (de Vries,2008)
2.5.3 Beleid van de overheid met betrekking tot herbestemmen Nederland is rijk aan cultuurhistorie. Deze cultuurhistorie wordt bedreigd. Veel grootschalige monumenten zoals ziekenhuizen, fabrieksterreinen, kazernes en kerken staan tegenwoordig leeg en dreigen gesloopt te worden. Bij de overheid wordt het belang van behoud van dit cultuurhistorisch erfgoed onderstreept en integratie in het huidige stedenbouwkundige landschap benadrukt. Deze materie is vastgelegd in de beleidsnota Belvedere, dat wordt ondersteund door vier ministeries. In deze paragraaf wordt ingegaan op dit landelijke beleid. Belvederebeleid Het actuele landelijk beleid van kabinet Balkenende is vormgegeven in het Belvederebeleid. Dit beleid heeft tien jaar dienst gedaan en loopt in 2009 af. Dit jaar wordt er een nieuw beleid opgesteld. Dit beleid is een denkkader, een gereedschap waarmee de overheden (lokaal en landelijk), hun beleid mee kunnen maken. Het is geen wet of regelgeving, maar wel een bron voor inspiratie voor provinciaal en lokaal beleid, voor concrete ontwerpopgaven en ruimtelijke plannen. (www.belvedere.nu, april 2009) In de nota Belvedere uit 1999 wordt een directe relatie gelegd tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt hierbij is behoud door ontwikkeling. In deze visie wordt benadrukt dat de cultuurhistorie een belangrijke rol moet vormen bij planvormingsprocessen. Het doel hierbij is tweeledig: • Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving; • Behoud van het cultuurhistorisch erfgoed. Onder cultuurhistorisch erfgoed wordt verstaan: cultuurlandschap en archeologische waarden, objecten en gebouwen. Kunst van leven, hoofdlijnen cultuurbeleid – cultuurbeleid 2009 tot 2012,Publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, juni 2007. In ‘Kunst van leven’, de notitie met hoofdlijnen voor het cultuurbeleid van 2009 tot 2012, heeft minister Plasterk zijn ideeën uiteengezet voor het toekomstige cultuurbeleid. Minister Plasterk van onderwijs, cultuur en wetenschappen zet in deze notitie zijn ideeën uiteen over de modernisering van de monumentenzorg (MoMo). Dit moet de volgende vernieuwingen tot gevolg hebben: • Van object- naar omgevingsgericht • Van conserverend naar ontwikkelend (Kunst van Leven; cultuurnota minister Plasterk, 2007)
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
17
3. ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESEN
3. Onderzoeksvraag en hypothesen Er is voor dit afstudeeronderzoek de volgende vraagstelling geformuleerd: Wat is de relatie tussen de functie en het behoud van cultuurhistorische waarden bij herbestemming van wederopbouwkerken? In deze vraagstelling wordt onderzocht wat de relatie is tussen een herbestemmingsfunctie en de mate waarin het mogelijk is om de oorspronkelijke waarden te behouden. Deze vraagstelling kan worden uitgerafeld in een aantal deelvragen. Deze zijn als volgt: • Wat is de omvang van het probleem (leegstand van wederopbouwkerken)? • Welke cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige ontwikkelingen vonden plaats in de wederopbouwperiode? • Wat is het standpunt van katholieke en protestante kerkgenootschappen ten opzichte van herbestemming? • Welke functies voor herbestemming zijn er aan te wijzen? • Wat zijn cultuurhistorische waarden met betrekking tot wederopbouwkerken? Voordat er aan dit onderzoek werd begonnen zijn de volgende hypothesen opgesteld: 1. De mate van behoud van cultuurhistorische waarden zijn afhankelijk van de verschillende functies. 2. Daglicht in kerken levert vaak problemen op bij herbestemde kerken. Vooral tot woning bestemde kerken ondervinden hiervan problemen. 3. Wanneer de cultuurhistorische waarden in een herbestemming behouden dienen te blijven, ligt de functie wonen vaak niet voor de hand. 4. Doos-in-doos constructies zijn het meest geschikt voor herbestemming. 5. Bij een herbestemming zijn roerende elementen uit de kerk niet te handhaven. 6. De beschermende status van een kerk resulteert vaak in succesvolle herbestemmingsopgaven. 7. Aan het behoud van het exterieur wordt meer waarde gehecht dan aan het interieur.
18 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
4. METHODIEK
In dit onderzoek worden een tweetal onderzoekstechnieken gecombineerd; literatuuronderzoek en emperisch onderzoek. Eerst wordt er door literatuuronderzoek en kennisuitwisseling bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) een checklist opgesteld. (voor de checklist zie bijlagen) Vervolgens wordt deze gebruikt als toetsinstrument voor de te bezoeken kerken. Dit onderzoek wordt zoveel mogelijk opgezet volgens het empirisch onderzoeksmodel, die een cyclische onderzoeksgang beoogd. Achtergronden onderzoek Voor dit onderzoek is er samengewerkt met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. In opdracht van hen hebben wij een projectendatabank met refenties opgesteld. Deze databank hebben wij gevuld met bezochte herbestemde wederopbouwkerken. Deze is op internet te raadplegen (www.projectendatabank.nl - herbestemming) en is als CDROM in deze scriptie opgenomen. De bezochte kerken in tekst en beeld is als data gebruikt voor deze scriptie. Functiegroepen Wanneer de voorkomende functiegroepen worden belicht zijn er drie hoofdgroepen te onderscheiden die aansluiten bij de hypothesen. De grootste groepen uit het onderzoek naar de herbestemming van kerken en kerklocaties zijn; • wonen; • onderwijs, cultuur en wetenschap; • restauratie, amusement en recreatie; • kantoor en handelsgebouwen. Dit zijn de grootste functiegroepen binnen de herbestemde kerken. Hieruit worden de volgende groepen samengesteld: Wonen Met wonen worden alle herbestemmingen met een woonfunctie bedoeld. Dit zijn zowel appartementen als enkele woonhuizen. Kantoor Onder de kantoorfunctie worden alle herbestemmingen bedoeld waarbij van een kerk een plek wordt gemaakt waar kan worden gewerkt. Kunst, cultuur en amusement Alle (semi)openbare functies. Dit kunnen ook sociale en publieke functies zijn.
Denominatie: PKN = Protestante Kerk Nederland NH = Nederlands Hervormde kerk GF = Gereformeerde kerk RK = Rooms katholieke kerk
fig. 2.16: weergave van de onderzochte kerken.
Grootte (in aantal zitplaatsen): S = 0 – 250 M = 251 – 500 L = 501 - 1000 Status: RM = rijksmonument GM = gemeentelijk monument Bron gegevens: groslijst RCE
Om de functies van herbestemde kerken onderling te kunnen vergelijken, zijn deze onderverdeelt in een drietal functiegroepen. Deze functies zijn ‘wonen’, ‘werken’ en ‘kunst, cultuur en amusement’. Reden voor deze keuze is het feit dat deze functies qua invulling erg van elkaar verschillen en het feit dat deze functies het meest voorkomen. Voor dit onderzoek is een selectie gemaakt uit een door de RCE opgestelde database van herbestemde wederopbouwkerken.
De selectie van de bezochte kerken is gemaakt op basis van een aantal criteria. Binnen de kerkenkeuze is er getracht een evenwichtige keuze te maken waarbinnen verschillende bouwstromingen, voormalige kerkgenootschappen, grootte van kerken, gemeentelijke beschermende status en functies in zijn ondergebracht. De volgende kerken zijn onder de loep genomen:
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
19
Omschrijving herkomst checklist (onderzoeksschema) De checklist die wij hebben gebruikt voor het toetsen van de bezochte kerken zijn opgesteld aan de hand van criteria uit de Monumentenwet en in samenspraak met de werkgroep wederopbouwkerken binnen de RCE. De checklist is opgemaakt aan de hand van de Monumenten Selectie Project (MSP) criteria uit 1994. De volgende punten zijn hierin opgenomen: • • • • •
Cultuurhistorische waarde; Architectuur- en kunsthistorische waarde; Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde; Gaafheid / herkenbaarheid; Zeldzaamheid.
In aanvulling hierop is in 2006 een categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 – 1965 door Michiel Kruidenier uitgevoerd. In dit onderzoek zijn de criteria uit de MSP nogmaals onder de loep genomen en toegespitst op wederopbouwkerken. Hierin wordt specifiek ingegaan op liturgische eigenschappen en typologische kenmerken met betrekking tot kerken. In het theoretisch kader wordt hier verder op ingegaan.
20 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
5. RESULTATEN
5.1 Overzicht bevindingen functie wonen De resultaten in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit onze bevindingen van de projectbezoeken. Verslaglegging met beeldmateriaal is los op CD-ROM bijgevoegd. De volgende kerken met de functie wonen worden vergeleken:
fig. 5.1: functiegroep wonen. (auteurs, 2009)
Opstandingskerk De opstandingskerk is een woongebouw waarbij in totaal 14 appartementen zijn ondergebracht. De rechthoekige vorm van de langskerk is, vanwege zijn heldere stramienstructuur, erg geschikt voor woningen. Echter levert dit ook de nodige problemen op. Doordat de appartementen diep en smal zijn, kan daglicht de woningen minder goed bereiken. De kopgevel (zuidwestgevel) is voorzien van een grote glasgevel. Het appartement heeft hierdoor ’s zomers overmatig veel lichtinval en warmte. Voor het exploitabel maken van het voormalige kerkgebouw is ervoor gekozen deze kerk compleet vol te bouwen. In het gebouw is de ruimtelijkheid en lichtinval ten tijde van de status als kerk niet meer als zodanig aanwezig. Wordt er gekeken naar het exterieur van de kerk, dan valt hier op dat deze goed is geïntegreerd in zijn nieuwe functie. De originele kenmerken van de kerk zijn verwerkt in de nieuwe woonfunctie. Zo is het dak nog steeds voorzien van een leien dak. De karakteristieke klokkentoren is gerestaureerd en de prefab betonelementen in de gevel zijn deels geïntegreerd in de vernieuwde gevelpuien. Daniëlskerk De Daniëlskerk heeft een afwijkende woonvorm. Hier zijn 24 woonunits voor kinderen met een verstandelijke beperking gerealiseerd, gecombineerd met kinderopvang. In dit plan is op een creatieve manier omgegaan met de bestaande plattegrond. De schokbetonnen gevelelementen aan de achtergevel zijn in de herbestemming gebruikt als daglichtopeningen voor de appartementen. De kerkzaal is niet helemaal volgebouwd. Gedeeltelijk is de kerkzaal open gehouden, wat een positieve invloed heeft op de ruimtebeleving.
NH kerk De NH-kerk is kleiner van opzet dan de Daniëlskerk en de Opstandingskerk. Dit maakte hem geschikt tot herbestemming van een enkel woonhuis. Dit kerkgebouw is door zijn aanpak een voorbeeld van de ‘ideale’ herbestemming. De opdrachtgever heeft de kerk inclusief inventaris gekocht. De architect heeft een glazen doosje ontworpen in de kerkzaal, die als losstaand object in de kerkzaal staat. Het kerkinterieur toont zich als een soort museum voor zijn eigen bewoners. Om toch het noodzakelijke daglicht te realiseren, is er hier gekozen om aan de kopgevel (dichte zijde) doorbraken voor raamopeningen te realiseren. Het originele gekleurde glas was slecht en is vervangen door nieuwe houten kozijnen. 5.2 Overzicht bevindingen functie werken Voor deze functie zijn er een vijftal kerken bezocht. Deze herbestemde kerken hebben veelal een gezondheidsfunctie (gezondheidscentra) maar bijvoorbeeld ook een winkelfunctie. De volgende kerken worden vergeleken:
fig. 5.2: functiegroep werken. (auteurs, 2009)
Pius X Deze kerk herbergt een gezondheidscentrum. Deze bestaat uit een groepshuisartsenpraktijk, ggz, apotheek en thuiszorg. Deze oorspronkelijke wijkkerk is erg groot van opzet en kan daardoor deze diverse functies bevatten. De nieuwe functie is aangepast ten koste van het oorspronkelijke in- en exterieur. Zo is het glas-in-lood in de kopgevel verwijderd en zijn er daglichtopeningen in de langsgevel geplaatst. Door het werken met doos-in-doos volumes, is de kerkzaal reversibel uitgevoerd. Gereformeerde kerk Hezerveld Ook deze kerk is herbestemd tot gezondheidscentrum. Deze centraalbouwkerk leende zich goed voor herbestemming. Reden daarvoor zijn de glas-in-lood bovenlichten in de kerkzaal. Door in de kerkzaal een verdieping te maken, ontstaat een fraai kleurenpalet in de nieuwe ruimte.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
21
De Ark Het interieur en inventaris in de voormalige kerkzaal is behouden gebleven. De klokkentoren, de indeling van het pand zoals de kerkzaal op de eerste verdieping en de hellende glazen pui in de kopgevel zijn karakteristieken van deze voormalige wijkkerk. Doordat de ruimte die de kerk biedt voor zijn nieuwe functie ontoereikend was, is er veel bijgebouwd. Aan elke gevelzijde zijn uitbreidingen gerealiseerd. Wellicht zijn er aan het bouwvolume meer uitbreidingen toegevoegd dan het ontwerp van architect Wiegcher Kramer kon verdragen. Als voordeel van deze herbestemming kan wel worden aangedragen dat door bijgebouwen het interieur van de kerkzaal in oorspronkelijke staat kon worden behouden. Elimkerk De status als gemeentelijk monument heeft bijgedragen aan een zorgvuldige aanpak van de herbestemming van deze kerk. Dit heeft geleid tot handhaving van de originele stalen kozijnen. Door de vide is de lichtwerking in de kerkzaal beleefbaar. Het originele kerkinterieur is door een eerdere herbestemming helaas verdwenen. 5.3 Overzicht bevindingen functie kunst, cultuur en amusement
fig. 5.3: functiegroep kunst, cultuur en amusement. (auteurs, 2009)
Goffertkerk De nieuwe functie behoudt letterlijk de oorspronkelijke functie van het gebouw. Naast de functie kerk hadden de nevenruimtes een sociale functie. Deze functie is in deze voormalige kerk in zijn huidige vorm doorgezet. Het bevat een wijkcentrum en kinderdagverblijf. Kerkelijke kunst in de vorm van een doopraam is na herbestemming in nieuw ontwerp geïntegreerd.
22 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
Stefanuskerk De herbestemming tot ‘cultuurhuis’ met theaterzaal, geluidsstudio en kantoren heeft de oorspronkelijke structuur van de kerk niet aangetast. Reden hiervoor is dat de functies die deze kerk oorspronkelijk had, tegenwoordig vrijwel overeenkomen. Waar vroeger een kerkzaal was is nu een theaterzaal. Waar vroeger dienstruimten waren, zijn nu kantoren. Een theaterzaal vereist een grote ruimte, evenals de kerkzaal. De kantoren vereisen lichtinval en ventilatie, evenals de voormalige dienstruimten. Een ander sterk punt van deze herbestemming is het vinden van een functie waar vraag naar is. Er is in Utrecht een grote vraag naar ruimten waar jongeren kunnen optreden en zich creatief kunnen uiten. Hierin voorziet stichting ZIMIHC. Daarnaast voldoet dit gebouw in de vraag van creatieve, niet-commerciële instellingen naar huisvesting. Aangezien deze organisaties vaak weinig financiële middelen hebben, kunnen deze geen (dure) nieuwe huisvesting veroorloven. Pniëlkerk Waar de Pniëlkerk ooit zijn functie verloor heeft deze zijn oorspronkelijke plaats in de samenleving teruggewonnen: zowel als herkenningspunt, maar ook door een in te spelen op de veranderde bevolkingssamenstelling. Josephkerk Een tijdelijk functie is niet goed voor het onderhoud van een kerk. Het kan wel een periode overbruggen en de schade minimaliseren. Een functie als klimhal kan bijzonder goed worden ingepast in de vaak hoge ruimten. De oorspronkelijke waarden van de kerk blijven in dit geval bijzonder goed intact en bevorderen een unieke sfeer die in deze ruimte heerst. Een uniek voorbeeld van een goed passende functie: voormalige kerk wordt museum. Het kerkinterieur gaat hierdoor fungeren als museumstuk. Deze functie is erg geschikt voor zijn stedenbouwkundige locatie. De kerk ligt in een Nagele, de ‘museumstad’ gebouwd volgens functionalistische opvattingen van de 8 en Opbouw.
6. AANBEVELINGEN
Aan de hand van de vooraf opgestelde functiegroepen ‘wonen’, ‘werken’ en ‘kunst, cultuur en amusement’ zijn de conclusies uitgewerkt. Alleereerst algemeen geformuleerd, daarnaast projectspecifiek geformuleerd per functiegroep. 6.1 Algemene aanbevelingen 1. De kerkgebonden roerende onderdelen lijken bij herbestemming niet te handhaven. Het blijkt niet altijd de stelregel te zijn. Bij de Nederlands Hervormde kerk in Ens is dit niet het geval. De inventaris zoals het orgel en enkele kerkbanken zijn hier namelijk nog aanwezig. 2. Doos-in-doos constructies zijn het meest geschikt voor herbestemming. Het levert bouwfysisch en bouwtechnisch vaak grote voordelen op ten opzichte van inbouw. Daarnaast is het een reversibele bouwkundige oplossing. 3. De beschermende status (gemeentelijk- of rijksmonument) van een kerk resulteert in vaak in succesvolle herbestemmingsopgaven. 4. Kunst is een essentieel onderdeel van wederopbouwarchitectuur. Behoud is essentieel en zou een uitgangspunt moeten zijn bij een herbestemmingsontwerp. Hier wordt in de praktijk niet altijd voldoende belang aan gehecht. 5. Grote kerken (kerken met meer dan 500 zitplaatsen) zijn veelal genoodzaakt om meerdere functies te huisvesten. Belangrijk is het om deze verschillende functies goed op elkaar af te stemmen. Een minder rendabele functie zoals een theater kan bijvoorbeeld worden gecompenseerd door kantoorhuur. 6. De klokkenstoelen blijven praktisch altijd behouden, het klokkenspel wordt daarentegen vaak verwijderd. Er zou moeten worden getracht deze bij herbestemming te behouden. 7. Aan de plaatsing van reclame-uitingen wordt niet altijd voldoende aandacht besteed. Uit respect voor het gebouw dient deze losstaand van het gebouw te worden geplaatst. 8. Uit het project in Ens blijkt dat er een markt voor is voor ‘museale’ herbestemming tot woningbouw. Voor vele kleine kerken kan dit een ideale oplossing bieden. 6.2 Aanbevelingen functie ‘wonen’
waargenomen. De Opstandingskerk in Baarn is voorzien van veertien appartementen, terwijl de Nederlands hervormde kerk in Ens is voorzien van één woning. Om de ruimtewerking van de kerk zoveel mogelijk intact te laten, zal de voormalige kerkruimte niet dicht moeten worden gebouwd. 10. Bij een woonfunctie levert daglichttoetreding vaak problemen op. Als de kerk is voorzien van een schuine kap, zullen daglichtopeningen hierin onvermijdelijk zijn. Hier heeft de voorkeur dat de openingen aan de niet-zichtbare zijde worden geplaatst en dakopbouwen zoals dakkapellen worden vermeden. Een geslaagd voorbeeld hiervan is de Opstandingskerk in Baarn. 11. Langskerken zijn vanwege de heldere stramienstructuur en rechthoekige vorm, ideaal voor appartementen. 6.3 Aanbevelingen functie ‘werken’ 12. Een uitvaartcentrum en een kerk liggen qua functie dicht bij elkaar. Hierdoor kunnen onderdelen vaak behouden blijven. In het geval van het uitvaartcentrum in Baarn kon hierdoor de kerkzaal in zijn huidige functie bruikbaar blijven. Ook het kerkelijke inventaris, met als uitzondering het orgel, is nog steeds aanwezig. 13. Een rouwcentrum dient voldoende parkeergelegenheid te hebben. Hierdoor is deze functie vrijwel alleen buitenstedelijk te huisvesten. (Pollman, 1995) 14. Door toepassing van een doos-in-doos constructie kan de ruimtewerking in een voormalige kerkzaal nog steeds aanwezig blijven. Voorbeeld hiervan is de Pius X kerk in Den Haag. 15. De gemeentelijke monumentenstatus heeft een positieve werking op het behoud en de uitvoering van een herbestemming. 6.4 Aanbevelingen kunst, cultuur en amusement 16. Een afgewogen keuze in een mix van functies verhoogd de kans op een rendabele herbestemming. 17. Een manier om de cultuurhistorische waarde volledig intact te laten is om er een museum van te maken. In de Sint Isodorus in Nagele is deze aanpak toegepast. 18. Kerken met een centraalbouw opzet, lenen zich door hun arenavorm erg goed voor culturele functies zoals een theater. Deze zijn minder geschikt voor woningen.
9. Binnen de functie ‘wonen’ zijn er de meeste verschillen tussen projecten
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
23
7. CONCLUSIE
In dit onderzoek stond de vraag centraal wat de relatie is tussen de herbestemmingsfunctie en de cultuurhistorische waarde van wederopbouwkerken. Het blijkt dat deze vraag niet positief of negatief is te beantwoorden. In zijn algemeenheid kan worden geconcludeerd dat de cultuurhistorische waarde bij herbestemmen wordt aangetast. Het behoud van de kerkfunctie is met het oog op behoud van de cultuurhistorische waarden immers de beste ‘herbestemming’. Dit roept de vraag op hoe er met wederopbouwkerken moet worden omgegaan, de kerk moet immers worden veranderd van functie. In principe zou je hier met dezelfde zorgvuldigheid om moeten gaan als met historische monumenten. Zijn deze gebouwen niet immers de monumenten van de toekomst? Vaak resulteert een herbestemming in het volbouwen van de kerkzaal. De herbestemming moet namelijk wel rendabel zijn. De ruimte- en lichtwerking wordt hierdoor aangetast, wat behoud van de cultuurhistorische waarden teniet doet. Eén van de belangrijkste conclusies van ons onderzoek, wellicht voor de hand liggend, is licht- en ruimtewerking. De licht- en ruimtewerking in kerken is één van de belangrijkste kenmerken van kerken. Door deze in een herbestemming te integreren wordt cultuurhistorische waarde voor een groot deel gerespecteerd. Zorgvuldige detaillering en integratie van de aanwezige kunst is ook een aandachtspunt. Het is vaakvoorkomend dat de architect veel aandacht besteedde aan materiaalgebruik en detaillering. De nieuwe inbouw zou dezelfde hoge afwerkingsgraad moeten bezitten. Belangrijk is hierbij wel dat de inbouw niet overheerst. De nadruk zou immers bij het kerkgebouw moeten liggen. Ook zal de kunst (denk hierbij bijvoorbeeld aan gekleurde glasstenen, sgraffito’s en glas-in-beton) zoveel mogelijk moeten worden geintegreerd. De onroerende goederen zijn hierbij makkelijker te integreren dan de roerende. Bij de praktijkcasus is gebleken dat dit vanwege complexe programma’s van eisen niet altijd realiseerbaar is. Zaak is het dan ook om voor een herbestemmingsontwerp de cultuurhistorisch waardevolle bouwkundige elementen voortijdig te omschrijven en te verwerken in een planontwerp.
24 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
8. PROJECTCASUS
8.1 Keuze van projectcasus Via diverse media hebben wij gezocht naar een geschikte projectcasus. Er is gezocht naar een kerk die kampt met het probleem van leegstand en die vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol is om te behouden. Om tot een goed besluit voor een geschikte casus te komen was medewerking van de eigenaren of gemeente een belangrijk criteria. Het gebouw moest in ieder geval worden bezocht om het gebouw voldoende te kunnen ervaren. Tot slot waren de beschikbaarheid van bouwtekeningen van de bestaande situatie en eventueel historisch beeldmateriaal noodzakelijk. Er zijn diverse organisaties die zich inzetten voor het behoud van kerkgebouwen. De Taskforce Toekomst Kerkgebouwen is hier één van. Op de website van de Taskforce Toekomst Kerkgebouwen worden bedreigde kerken op een urgentielijst weergegeven. Bij nader onderzoek bleek de Christus Koningkerk een bijzonder voorbeeld te zijn (op preselectie voor rijksbescherming van naoorlogs erfgoed) van een wederopbouwkerk die voldeed aan onze eisen. De eventuele sloop van dit project maakt de projectcasus nog uitdagender. Ondanks scheiding van kerk en staat blijkt deze kerk een roerig onderwerp te zijn binnen de Heerlense lokale politiek. De eigenaren van de kerk willen na een aantal jaren van leegstand het gebouw slopen om verder verval te voorkomen. Betonrot in combinatie met een te gering onderhoudsbudget is hierbij één van de argumenten. Er zijn echter mensen die zich inzetten voor behoud van de kerk. Het Cuypersgenootschap en de Taskforce Toekomst Kerkgebouwen pleiten voor behoud. Er is inmiddels een aanvraag gedaan voor een gemeentelijke monumentenstatus.
8.2 Algemene gegevens Christus Koningkerk Naam: Christus koningkerk Status: Geen Kadastrale gegevens: 01 O 01734 Straat: Zeslandenstraat 12 Wijk: Vrieheide Stad: Heerlen Gemeente: Heerlen Provincie: Limburg Coördinaten: Breedtegraad: 50°55’19.80”N Lengtegraad: 5°57’55.40”O Eigenaar: Architect: Kunstenaar: Aannemer: Typologie: Dimensionering: Bouwjaar: Bouwkosten: Geloofsstroming: Parochie / Gemeente: Decanaat / kerkverband: Onttrokken aan eredienst:
Parochie Christus Koning Jozef Fanchamps Libert Ramaekers (mozaïekkunst op devotiekapel) Vaboma Centraalbouw plattegrond met centraal banken plan, het gebouw is te omschrijven als verdiepingskerk. kerkgebouw: 30mx30m, 1000 zitplaatsen, Toren: 4mx6mx34m. 1964 (vier jaar bouwtijd, oorspronkelijke planning één jaar), in gebruik genomen op 25 juli 1965. f 825.000, incl. inventaris en pastorie, renovatie in jaren 80: f 1.055.000. Rooms-Katholiek Christus Koning Heerlen 2004
(diverse krantenartikelen / www.toekomstkerkgebouwen.nl)
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
25
8.3 foto’s in- en exterieur
fig. 8.1: Voorgevel entree met klokkentoren. (auteurs, 2009)
fig. 8.2: De zij-entree ter plaatse van de zuidgevel. (auteurs, 2009)
fig. 8.3: De pastorie is losstaand van de kerk en bezit aan de achterzijde dezelfde glazenbouwsteenelementen als het kerkgebouw. (auteurs, 2009)
fig. 8.4: De zij-entree die toegang biedt tot de dagkapel ter plaatse van het sousterain. (auteurs, 2009)
26 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
fig. 8.5: Panorama in de kerkzaal, genomen van bordes in huidige situatie (auteurs, 2009)
fig. 8.6: Dagkapel ten tijde van ingebruikname (Van Daal, 1996)
fig. 8.7: Zij-altaren in de dagkapel in huidige situatie. (auteurs, 2009)
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
27
8.4 Cultuur- en bouwhistorische analyse
8.3.3 Stedenbouwkundige analyse
Voordat er een ontwerp kan worden gemaakt, dienen eerst randvoorwaarden te worden opgesteld. Hierbij staan de nieuwe functie en de cultuurhistorische waarden centraal. Deze worden in dit hoofdstuk omschreven. Er wordt een beeld geschept over het kerkgebouw en zijn gebruiksgeschiedenis.
De Christus Koningkerk is gesitueerd in de wijk Vrieheide in Heerlen. Deze wijk bestaat uit karakteristieke betonnen woningen en enkele flats. De kerk is centraal gelegen in de wijk. De kerk ligt aan een groot plein. De entree van de kerk is hierop georiënteerd. Het kerkgebouw met pastorie ligt in een glooiend landschap en is door zijn hoge ligging goed zichtbaar vanuit meerdere kanten (met name de klokkentoren). Een belangrijke verkeersader loopt langs de kerk en doorkruist de wijk. Langs deze wegen en bebouwing zijn een aantal belangrijke zichtlijnen te vinden. Vlakbij de kerk is een zand groeve gesitueerd waarbij een waterpartij is ontstaan. Er zijn veel groene voorzieningen in de vorm van beplanting en bomen te vinden in de directe omgeving van de kerk. Vrieheide blijkt vlakbij de Brunssemse heide te liggen.(zie tekeningen in bijlagen)
8.3.1 Gegevens over de architect De architect Josef Fanchamps werd in 1912 in Kerkrade geboren. Na de MTS in Heerlen te hebben gevolgd, werd hij opzichter bij de gemeentes Simpelveld in Kerkrade. Vanaf 1941 vervolgde Fanchamps zijn studie aan de Technische Hochschule in Aken. Na deze studie vestigde hij zich omstreeks 1945 als architect in Kerkrade. Zijn eerste kerken bouwde hij in Schaesberg (nu Landgraaf) en Kerkrade, hiermee een nieuw impuls gevend aan de Limburgse kerkarchitectuur. Fanchamps beschouwde het ontwerpen van een kerk als een creatief proces, waarin rationele en emotionele lijnen samenkomen. Opmerkelijk voor zijn kerkenbouw was dat zijn kerken vaak moderner waren dan van zijn collega-architecten. Fanchamps overleed op 2 juni 1982. (Jacobs en Wiekart, 2003) Oeuvre (kerken, niet chronologisch) • Christus Koningkerk, Heerlen • Josephkerk, Heerlen • Jozefkerk, Smakt • Agneskerk, Bunde • Maria Gorettikerk, Nuland • Antonius van Paduakerk, Blerick • Bernadettekerk, Sittard • Barbarakerk, Kakert • Jozef en Norbertuskerk, Kerkrade • Michaelkerk, Eikske 8.3.2 Bouwgeschiedenis omgeving (chronologisch) • • • • • •
1959: Start uitbreidingswijk ‘Nieuw Einde’; 1961: Eerste ontwerp kerk door Fanchamps; medio 1961: Toestemming bouw; 1964: Oplevering kerk; 1965: Ingebruikname van kerk; 1984: Renovatie kerk.
28 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
fig. 8.8: Stedenbouwkundige analyse (bron onderlegger; gemeente Heerlen)
8.3.4 Cultuurhistorische achtergronden In 1959 gaf de gemeente Heerlen de stadsuitbreidingsplannen voor de naoorlogse wijk Vrieheide een nieuwe uitstraling. In tegenstelling tot het dorpse karakter van de voormalige mijnkolonie, werd er een wijk met een meer stadse uitstraling gerealiseerd. Door deze uitbreiding werd de toenmalige vooroorlogse Christus Koningkerk te klein, had mijnschade en moest wijken voor het nieuwe ontwerp van Fanchamps. De Christus Koningkerk is niet op hetzelfde kavel gebouwd, wel in dezelfde wijk.
Dit leidde ertoe dat Fanchamps in 1961 met een eerste ontwerp kwam. De schaal en grootte werd afgestemd op 1150 rooms katholieke gezinnen. (Limburgs Dagblad, 1965) In nog hetzelfde jaar kwam toestemming voor de bouw. Deze kerk werd in ruim drie jaar gebouwd (in tegenstelling tot één jaar, wat gepland was), waarna de eerste steenlegging op 25 juli 1965 plaatsvond. fig. 8.9: Prentbriefkaart, omstreeks 1950. (gebr. Simons, Ubach over Worms, stadsarchief Heerlen)
fig. 8.10: Prentbriefkaart met Navolaan met op de achtergrond de toren van de Christus Koningkerk, omstreeks 1964. (Drogisterij Vrieheide, stadsarchief Heerlen)
fig. 8.11: Panoramafoto van de mozaïek op de devotiekapel. (auteurs, 2009)
8.3.5 Ontwerpprincipes Fanchamps had een duidelijke visie over de Christus Koningkerk. Hij liet zich hierbij inspireren door het bijbelboek Openbaringen (openbaringen 21). Hierin wordt een toekomstige stad van god op een berg omschreven. Een aantal zaken uit dit verhaal zijn bijna letterlijk terug te vinden in het ontwerp. De stad is even lang als breed, er zijn hoge muren van edelstenen, als glas. In die stad woont God in het midden, tussen de mensen. (Nederlands Bijbelgenootschap) Dit werd door Fanchamps vormgegeven door hoge muren van beton en glas en in het midden een altaar met daaromheen banken. De locatie is ook een directe overeenkomst tussen het Bijbelverhaal en de situatie in Heerlen. 8.3.6 Liturgische kenmerken Exterieur De devotie- ofwel doopkapel ter plaatse van de entree is voorzien een mozaïek met een bijbelse voorstelling. De kunstenaar Libert Ramaekers heeft hier de intocht van Christus Koning in Jeruzalem afgebeeld.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
29
Interieur
8.3.9 Materiaalgebruik
• Bovenkerk Bijzonder aan het interieur was de opstelling van de tabernakel en de ambon. De tabernakel is een (meestal rijk versierde) vierkante of rechthoekige kluis op het sacramentsaltaar waarin het Allerheiligste bewaard wordt. De ambon is een lessenaar op het priesterkoor, waar schriftlezingen en gebeden worden gedaan en de preek wordt gehouden. (Van Dale, 2009) Deze belangrijke kerkelijke onderdelen stonden op een verhoging achter de priester. Deze opstelling vond in Nederland weinig toepassing. In het midden van de ruimte bevindt zich het priesterkoor op het supedaneum. Het supedaneum is Latijn voor voetbodem of verhoging. (Van Dale, 2009) In de bovenkerk heeft een bankenplan met een centrale opzet en bezit ongeveer 800 zitplaatsen.
Exterieur De gevels zijn opgebouwd uit 8200 schokbetonnen gevelcassettes (422 mm x 422 mm, maat uit bouwkundige details), met hierin glazen bouwstenen. Plaatselijk zijn gekleurde ruiten op de glazen bouwstenen gelijmd. Ook zijn enkele glazen bouwstenen dichtgezet, zodat een relief aan de buitengevel zichtbaar is. Dit relief is zichtbaar op fig 8.13. Een foto genomen vlak voor oplevering. Interieur De vloerbedekking van de opbouw van het altaar is van zwarte colovinyltegels. Het spaarzame kleurgebruik wat is toegepast, is uitgevoerd in de olijfgroene tegels en de gekleurde glazenbouwstenen aan de binnenzijde. Het plafond is met hout beschoten en is voorzien van een groot rood/oranje vierkant met verlichting.
• Sousterrain In het souterrain was de dagkerk met een aantal nevenruimten gesitueerd. Deze dagkerk heeft kleinere afmetingen waardoor dit een terugliggend bouwvolume is. Het bankenplan in deze kerk heeft een basilicale opzet, in tegenstelling tot de bovenkerk. Het biedt plaats aan 100 kerkgangers. In de dagkapel zijn biechtstoelen en een doopaltaren ondergebracht. 8.3.7 Architectonische kenmerken Het exterieur van de kerk oogt functionalistisch. De opvatting Form Follows Function van Louis Sullivan die aan het functionalisme ten grondslag ligt, is op dit gebouw van toepassing. De vorm moet een afspiegeling zijn van bijvoorbeeld de constructie, materiaal toepassen enkel vanwege zijn schoonheid is niet toegestaan. Het gebouw met zijn constructie is zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde duidelijk herkenbaar. Het bestaat uit een kolomstructuur opgenomen in de vliesgevel. De kerkzaal zelf heeft een kolomvrije ruimte. Om dit te bereiken heeft de architect een stalen vakwerkconstructie (lensligger) toegepast. Deze is boogvormig ontworpen, wat ook tot uiting komt in de vormentaal van
fig. 8.14: Moderne interpretatie van glas-in-lood. (auteurs, 2009)
fig. 8.12: Stedenbouwkundig ensemble (Limburgs Dagblad, 1962)
het plafond en dak. 8.3.8 Ensemble Naast het ontwerp van het kerkgebouw zijn er door Fanchamps ook bijgebouwen ontworpen. Hiervan maakt de pastorie en klokkentoren deel uit. De pastorie bestaat uit twee verdiepingen en is tegenwoordig nog aanwezig. De klokkentoren is 34 meter hoog. Op de maquette is een supermarkt opgenomen. De supermarkt is inmiddels gesloopt.
30 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
fig. 8.13: Situatie vlak voor oplevering. (Limburgs Dagblad, 1965)
8.3.10 Bouwtechnische ontwikkelingen
8.3.11 Huidige bouwtechnische staat
Aangezien de gevelcassettes in grote hoeveelheden diende te worden geproduceerd, werd er voor gekozen de elementen in prefab uit te voeren. De firma Schokbeton produceerde hiervoor geprefabriceerde betonelementen. Dit werd uitgevoerd volgens het schokbetonprocedé waarbij het beton door trilling beter werd verdicht. Dit zorgde voor een sterker beton waardoor er slanker kon worden gedimensioneerd.
De kerk verkeerde in 1973 al in zeer slechte staat. De in beton gevatte glazen bouwstenen lekten tussen de voegen, zodanig dat er aan de binnenzijde goten werden geplaatst om het water af te voeren. Een ander bouwkundig probleem is betonrot. Dit ontstaat door een te geringe dekking van het wapeningsstaal in het beton. Bij de dragende onderdelen zoals constructieve elementen vormt dit vooral een probleem. Al sinds 1977 zijn er plannen om de kerk te slopen. Dit had te maken met het feit dat de kerk nauwelijks meer werd gebruikt. De dagkerk was groot genoeg voor het bezoekersaantal in de drukste dagen. De bovenkerk werd enkel bij uitzondering gebruikt. Toch werd in 1984 besloten om de kerk op te knappen. Tijdens deze verbouwing heeft men in het interieur zeer grote wijzigingen aangebracht. Het architectenbureau NCIV heeft hiervoor het ontwerp gemaakt. De volgende ingrepen zijn uitgevoerd: • Sluitmuur (‘aandachtswand’) geplaatst aan de zijde van de trappen; • Het supedaneum (verhoging) werd uitgebreid naar verhoging tabernakel/ ambon; • Het centrale bankenplan werd aangepast; • Glazen bouwsteengevels werden binnen voorzien van een wand met isolatie voor het tegengaan van licht- en koudestraling; • Boeiboorden zijn vervangen door trespa beplating; • De onderzijde (plint) was oorspronkelijk voorzien van glazen bouwstenen, is vervangen door metselwerk; • Originele tabernakel en ambon zijn vervangen voor nieuwe varianten.
Schokbeton is superbeton Tijdens ons afstudeertraject hebben ik het product schokbeton bestudeerd, om zo meer inzicht te krijgen in het product, de manier waarop het is gefabriceerd en de rol die schokbeton heeft gehad in de Nederlandse na-oorlogse architectuur. Dit met als doel om de cultuurhistorische waarde van de gevel te onderzoeken. Hieronder een schets van de historie van het product Schokbeton.
fig. 8.15: Schokbeton is superbeton. (Van Zuijlen, 2004)
‘Schokbeton is Superbeton’: deze reclameleuze was is de jaren 30 en 40 vaak te vinden op informatiefolders van de Nederlandse firma Schokbeton die in 1932 als Naamloze Vennootschap werd opgericht. In 1935 vroegen de oprichters van deze firma, de heren Lieve en Leeuwerik, een octrooi aan op ‘de werkwijze en machine voor de vervaardiging van betonwaren onder aanwending van schokken’ In de jaren 30 bezat men al de kennis dat beton compacter en steviger werd naarmate men het beton verdicht door middel van trillingen. Met de Schokbeton methodiek kon het beton met behulp van een schokmachine in de fabriek mechanisch worden verdicht. De Bouwkundige Encyclopedie uit 1955 omschreef het als volgt: “SCHOKBETON is beton, gewapend beton of voorgespannen beton dat een grote vastheid en dichtheid heeft verkregen door de specie met behulp van een schokmachine mechanisch te verdichten. De aardvochtige specie wordt daartoe laagsgewijs aangebracht in een mal, die stevig op een schoktafel is bevestigd. Deze wordt door middel van keeprollen schokkend op en neer bewogen totdat het water boven komt. Direct na het schokken kan de mal worden verwijderd. Schokbeton wordt in de fabriek verwerkt tot zoveel mogelijk gestandaardiseerde betonproducten als heipalen, damwanden, opzetters, lateien, vloerliggers, keermuurstukken, spanten, kozijnen en velerlei elementen voor de montagebouw.”
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
31
8.4 Waardestelling De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft werknemers in dienst die een waardestelling kunnen uitspreken over potentiële monumentale projecten. De RCE heeft in een brief naar de gemeente Heerlen een waardestelling met betrekking tot de Christus Koningkerk opgesteld. (Otten, advies RACM juli 2008) In deze brief motiveert de RCE (voormalig RACM) waarom deze kerk moet worden behouden voor sloop. Vanwege een juridische grens van 50 jaar oud kan de RCE niet overgaan tot aanwijzing als rijksmonument. Hierbij wordt verzocht de kerk op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten.Hieronder volgen enkele citaten uit de brief: ‘Dit is een van de weinige naoorlogse wijken waar het landschap als onderlegger voor een nieuwe wijk is gebruikt.‘ ‘Zowel de architectuurhistorische waarde van de Christus Koningkerk als de stedenbouwkundige waarde van de wijk Vrieheide zijn op landelijk niveau bijzonder groot. De verschijningsvorm van de kerk alsmede het ontwerp van de wijk zijn in Nederland uniek.’ ‘Benadrukt moet worden dat de Christus Koningkerk een hoge zeldzaamheidswaarde heeft vanwege de bijzondere architectuur, de stedenbouwkundige ligging in de wijk Vrieheide en de samenhang met de woningen. Deze kerk behoort zonder meer tot de top van de wederopbouwkerken.’ Op basis van de kennis die wij hebben opgedaan in ons onderzoek bij de RCE, is er door onszelf een waardestelling opgemaakt. Externe waardestelling (opgesteld door auteurs) De architect Fanchamps heeft landelijk weinig bekendheid. Zijn projecten zijn veelal in Limburg gebouwd. In deze streek geniet hij daarom bekendheid. Zijn werk staat erg onder druk. Zijn kerken uit Landgraaf en Kerkrade-Nulland worden ook met de sloop bedreigd. (www.historischearchitectuur.nl, mei 2009) Wanneer gekeken wordt naar het oeuvre van Fanchamps kan worden geconcludeerd dat de Christus Koningkerk daarin uniek is. Enkele gebouwonderdelen zijn herkenbaar terug te vinden in eerdere projecten. Een voorbeeld is de toren die in de Heilige Agneskerk in Bunde is toegepast. Deze kerk is qua materiaaltoepassing en draagconstructie een uniek voorbeeld en vertegenwoordigt daarmee een bouwhistorische waarde. De integratie van kunst is een zeer herkenbaar thema wat zich in de wederopbouw heeft ontwikkeld en hier ook is toegepast. Dit uit zich bijvoorbeeld in de mozaïek aan de buitenzijde van de devotiekapel.
32 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
De stedenbouwkundige samenhang is nog altijd goed herkenbaar vanwege het feit dat de omliggende bebouwing nog steeds aanwezig is. Deze is echter helaas in slechte bouwtechnische staat, waardoor de toekomst hiervan ter discussie komt te staan. De omliggende wijk is een zeldzaam voorbeeld van een stedenbouwkundig ontwerp waarbij het glooiende landschap is gebruikt als stedenbouwkundige onderlegger. De kerk heeft een stedenbouwkundige waarde vanwege zijn markante ligging op een heuvel in de wijk. Interne waardestelling (opgesteld door auteurs) Kerkgebouw De kerk heeft een bouw- en architectuurhistorische waarde vanwege het zichtbaar maken van de constructieonderdelen (functionalistische, zakelijke vormgeving), de voor die tijd moderne bouwtechniek (Schokbeton en kolomvrije ruimte) en enorm open ruimte van de kerkzaal (30x30x14m). De renovatie in 1984, waarbij het supedaneum werd uitgebreid en het centrale bankenplan werd vervangen, doet afbreuk aan een aantal bouwhistorische waarden. Toren De toren is losstaand en daarmee exemplarisch voor naoorlogse kerkbouw. Door zijn functionalistische uiterlijk sluit het aan bij het kerkgebouw en draagt de toren bij aan de hoge architectonische waarde van het project. Pastorie De pastorie maakt onderdeel uit van het kerkelijke ensemble. De waarde van het ensemble kerkgebouw, klokkentoren en pastorie blijft het hoogste wanneer ook de pastorie in de verschijningsvorm wordt behouden.
8.5 Bouwtechnische analyse 8.5.1 De constructieve opzet van de Christus Koningkerk
De verdeling van de kerk in verticale richting is afgestemd op de heuvelrug waartegen het gebouw ligt. Zo zijn er als het ware twee verdiepingen die beide op begane grond niveau kunnen worden betreden. Het sousterrain ligt dus gedeeltelijk in de heuvel.
Wanneer wordt teruggevallen op de basiselementen, de hoofddraagconstructie, is de essentie van de constructieve opzet van het gebouw zeer duidelijk. Alle elementen vormen gezamenlijk een hoekig bouwvolume die is opgebouwd uit een stramien van vijf meter. Bij de onderstaande omschrijving behoren constructieschetsen die zijn te vinden in de bijlagen. Maatvoering De gehele kerk is opgebouwd uit een stramien van 5m. Om dit stramien heen is een halve stramien toegevoegd van 2,5 m. De gevel van de kerk is als het halverwege de laatste stramienen geplaatst. Deze maatvoering van vijf meter vertaald zich in alle overige maten van het gebouw. De trilbetoncassetten bijvoorbeeld. Aangezien de gevel praktisch gezien volledig is opgebouwd uit trilbetoncassetten moeten ook deze cassetten in maatvoering worden afgestemd op de draagstructuur. Er zitten 11 cassetten in één stramien van vijf strekkende meters.
fig. 8.17: dakconstructie. (auteur, 2009)
Materialisering Voor de volledige draagstructuur is gebruik gemaakt van de materialen beton en staal. De dakconstructie bestaat uit een stalen vakwerkconstructie. De kolommen, vloeren en borstweringen zijn van beton. In het sousterrain zijn enkele wanden opgetrokken uit metselwerk in diverse dikten. Dakconstructie Oorspronkelijk is de dakconstructie getekend als een vloeiend ovale houten vakwerkconstructie. Tijdens een werkbezoek merkte wij echter op dat er een stalen vakwerk is uitgevoerd die bestaat uit stalen strips en stalen hoekprofielen. Deze stalen vakwerkliggers werken in combinatie met een secundaire houten constructie voor voldoende constructieve draagkracht. Door te kiezen voor deze dakconstructie bleek het mogelijk om de ruimte in de kerkzaal volledig kolomvrij te houden. fig. 8.16: Stramienmaten maakt de constructieve opzet zijn duidelijk zichtbaar. (auteur, 2009)
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
33
Kolommenstructuur Op de plattegronden is een dubbele kolommenstructuur zichtbaar van een rij van 6 kolommen die langs elke gevel zijn gesitueerd. Behalve een constructieve functie hebben de kolommen ook een esthetische functie in het gevelbeeld van binnen en buiten. De kolommen dragen het dak en de gevel. De kolommen werken als schijven van 1,30 m: binnen én buiten de gevel is een kolom ontworpen die onderling is gekoppeld. De dimensionering van de kolommen heeft direct invloed op het ontwerp van de trilbetoncassetten. De verbinding tussen binnen en buitenkolom heeft de maat van een omkadering van een trilbetoncassette.
fig. 8.18: De dwarsverbinding tussen binnen- en buitenkolom bepaald mede de afmeting van de cassetten. (auteur, 2009)
Vloeren De betonnen vloeren van het gebouw zijn gesitueerd op twee delen: een sousterrain en een bovenkerk. De belasting op de vloer in de bovenkerk zorgt ervoor dat er kolommen onder de vloer moeten worden geplaatst. Wanneer de kerkzaal vol is zijn de belastingen namelijk te groot om een overspanning van 30 meter te realiseren. Tussen deze kolommen zijn liggers geplaatst vlak onder de vloer van de bovenkerk die de vijf meter tussen elke kolom overspant. In de kerkzaal is een balkon ontworpen die in de ruimte ‘hangt’. Deze wordt ondersteund door een tweetal liggers die aansluiten op de hoofddraagconstructie (kolommen) en het niveau van het dakvlak van de kapel die is gesitueerd bij de entree. Door een stijve kern toe te voegen waarin trappenhuis en schoorsteen is gesitueerd blijft het betonnen balkon stabiel.
34 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
fig. 8.19: De samenwerking van verschillende constructieonderdelen is goed zichtbaar in de doorsnede. Zie tekeningen in de bijlagen. (auteur, 2009)
Krachtenafdracht De krachten die vanaf het dak komen worden overgedragen aan de vakwerkconstructie die is opgelegd in een betonnen borstwering ter hoogte van de dakrand. Deze dakrand loopt volledig rondom het gebouw en verdeeld de krachten over de kolommenstructuur. Daarnaast brengt de borstwering een verband tussen de gevelkolommen. De gevelkolommen brengen vervolgens de krachten over op de funderingsbalken waarbij ook de windbelasting van de gevel moet worden opgeteld. Ter hoogte van de bovenkerk is wederom een betonnen borstwering te vinden die de afstand tussen de kolommen overbrugt. De fundering van het gebouw volgt de vormgeving van de kolommen. Het bestaat uit staande schijven waarop de binnen en buitenkolom rusten. Deze schijven staan op een verbreedde plaat die in het zand ligt. De stabiliteit van de constructie volgt uit de samenwerking van de trilbetoncassetten en de schijfwerking van de kolommenstructuur. (Teeken Beckers Architecten BV, 2000) Het dak is hierbij niet benodigd en draagt dus puur de eigen belasting en de veranderlijke belastingen op het dakvlak.
Beoordeling van de draagconstructie Ingenieursbureau van der Werf en Nass BV heeft in november 2000 een advies gegeven over een eventuele herbestemming van de Christus Koningkerk. Zij beoordeelden de trilbetoncassetten ‘van goede kwaliteit’. Daarnaast is met een Schmidthamer onderzocht wat de kwaliteit is van het beton. Hieruit is gebleken dat B25 (normaal constructiebeton) de minimale klasse is waarbinnen het beton van de dragende kolommen valt. Tegenwoordig wordt deze betonklasse anders genoemd. Het beton zal conform huidige klassering minimaal voldoen aan C20 / 25. (Ingenieursbureau van der Werf en Nass, 2000) In de ontwikkeling van de omliggende buurt is rekening gehouden met eventuele mijnschade die zou kunnen ontstaan aan de woningen. Mijnschade uit zich voornamelijk in scheuren in wanden en vloeren. Dit is ten gevolge van verzakkingen die zijn ontstaan na alle afgravingen die zijn gedaan in de omgeving van Heerlen. De mogelijkheid van mijnschade lijkt in de ontwikkeling van de Christus Koningkerk meegenomen: in de gevel is geen mijnschade zichtbaar. Het bureau stelt: ‘Daar er in de gevels geen tekenen zijn van zettingen, wordt aangenomen dat de fundering deugdelijk is. Ook de constructie van de klokkentoren is nog goed van kwaliteit.’
plafond aan te helen. De mortel die hiervoor gebruikt wordt is een CC- of PC-mortel. Om verdere indringing te voorkomen van schademechanismen is het belangrijk iets te doen aan nabehandeling. Hierbij kan gebruikt worden gemaakt van dispersieverven. Op de randbalk is veel betonrot te vinden. Deze kan plaatselijk worden behandeld. Het aantastingmechanisme van deze betonrot heeft echter een andere oorzaak. Het carbonatatiefront is achter de wapening komen te liggen. Carbonatatie zorgt voor scheuren en het afbreken van schollen. Het beton wat zich om deze plekken bevind moet kaal worden gestraald, het wapeningsstaal moet rondom vrij komen te liggen. De korven kunnen dan worden behandeld op dezelfde manier zoals hierboven staat omschreven. Eventueel kan gebruik worden gemaakt van het aanbrengen van een nieuwe (kunststof) bijleg wapening om het dragende vermogen van de constructie te verbeteren.
Conclusie gesprek Kees Vermeulen, directeur Balm BV. De constructieve elementen van deze kerk zijn nog goed. Het beton is constructief in uitstekende staat. De betonrot is secundair en goed te behandelen. Het is zéér de moeite om verder (professioneel) onderzoek te doen naar betonherstel en de kosten die daar mee gemoeid zijn voor de kerk. 8.6 Betonrot Christus Koningkerk Tijdens de uitvoering is geen gebruik gemaakt van afstandhouders in de bekisting wat resulteert in een te lage betondekking. Na het ontkisten is een extra dekkingslaag aangebracht op de onderzijde van de betonnen vloer waarbij geen hechtbrug is aangebracht. Het gevolg is dat de opgesmeerde laag door een combinatie van ongelijke thermische werking en een slechte hechting aan het originele materiaal loslaat en letterlijk van het plafond af valt. De roestkleuren lijkt een gevolg van aantasting door Chloriden. Dit is echter niet het geval. Door het ontbreken van betondekking heeft vocht en zuurstof de wapening aangetast. De ondergrond moet opnieuw worden behandeld. Dit houdt in dat de bestaande betonnen laag moet worden afgestraald (met bijvoorbeeld water). fig. 8.20: Hierbij moet de wapening gedeeltelijk bloot komen Oxidatie van het wapeningsstaal te liggen. De wapening dient dan te worden schoon vermoedelijk door te weinig dekking gemaakt en behandeld te worden met een hechtmiddel. van omliggende beton. (auteur, Pas dan kan nieuw beton worden aangebracht om het 2009)
fig. 8.21: Zichtbare betonrot op randbalk. (auteur, 2009)
fig. 8.22: Oxidatie van het wapeningsstaal vermoedelijk door te weinig dekking van omliggend beton. (auteur, 2009)
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
35
De naden die zichtbaar zijn vlak boven de dwarsliggende aansluiting met de gevel zijn schijnvoegen. Dit is een naad die ontstaat uit een lat in de bekisting en ervoor zorgt dat eventuele scheuren door belasting van de kolommen niet optreed. Eventuele haarscheuren in de buurt van deze aansluitingen kunnen optreden en vormen niet direct een gevaar. De begroeiing in de naad is een gevolg van het langer vochtig blijven van de schijnvoegen. Algen en eventuele mossen kunnen zich nestelen of ophopen wat de donkere kleur geeft.
fig. 8.23 Naden in de kolommen
De scheurvorming die zich bevindt in de borstwering van het bovenste plateau op de klokkentoren vraagt om extra aandacht. Het lijkt erop dat de borstwering los komt te staan waarbij indringing van extra vocht kan leiden tot afbreken. De scheur loopt op de foto volledig rondom. Een zeer gevaarlijke situatie kan dan ontstaan bij het openbare gebied rond de klokkentoren. Echter is dit op deze afstand slecht in de schatten. Een inspectie zou moeten uitwijzen of er daadwerkelijk een direct gevaar optreedt.
Hieronder is nogmaals inzichtelijk gemaakt wat de stappen zijn om de betonrot van de Christus koningkerk tegen te gaan. De schetsen behoren bij een voorbeeld van de volgende in het werk genomen foto:
fig. 8.25 Betonrot in de randbalk
fig. 8.26 Principeschetsen betonherstel
fig. 8.24 Naden in de de klokketoren
36 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
afbeelding a: In de bestaande situatie ligt de wapening in het zicht: dit houd in dat hij wordt blootgesteld aan de omgeving en dus zal gaan roesten. (Rode vlakken: hoofdwapening en wapeningskorf, roze lijn de zichtbare corrosie) De stippellijn geeft aan waar oorspronkelijk de afgebroken schol beton zat. De betondekking was in dit geval 16 á 18 mm. Minimaal 25 mm is benodigd en zelfs dan kan het voorkomen dat beton roest. afbeelding b: Er moet beton worden weggestraald. Dit kan met water (onder een druk van 1000 – 2000 bar, in het werk te bepalen). Er bestaan diverse alternatieven voor water, elk met een eigen effectiviteit en bepaalde mate van milieubelasting. Dit heet saneren. Het hechtvlak van beton moet haaks uitkomen op het gedeelte wat blijft zitten om het verbranden van te dunne lagen mortel te voorkomen. Achter de wapening moet het beton worden verwijderd over een diepte van 10 mm. De wapening die bij de sanering vrij komt dient minimaal 25 mm vrij te zijn van corrosie. Vervolgens wordt de wapening behandeld, overtollige roestvorming wordt weggestraald, bijvoorbeeld door gritstralen. Eventueel wordt de wapening behandeld met een hechtmateriaal voor de
nieuw aan te brengen mortel. afbeelding c: Voordat er kan worden aangeheeld moet het hechtvlak van het originele beton ook behandeld worden. Allereerst wordt er bevochtigd, zodat het vocht uit het aan te smeren gedeelte niet direct wordt opgezogen door de bestaande betonvlakken. Vervolgens wordt er een hechtbrug aangebracht die met eventueel voorstrijken kan zorgen voor een goede hechting. In de laatste situatie wordt door middel van een cementgebonden mortel met de hand aangesmeerd tot de originele dikte. Wanneer er een te geringe betondekking is kan de bestaande deklaag van gezond beton worden verwijderd om een dikkere betondekking te realiseren. Tot slot kan de vochthuishouding in het beton worden verbeterd door het geheel af te werken met een dispersieverf in een witte, nader te bepalen, RAL kleur. 8.7 Isolatieconcepten Gevel Om de thermische prestatisch van de gevel te verbeteren is het nodig de gevel te isoleren. Hiervoor bestaan diverse mogelijkheden en methodieken. Het is hierbij belangrijk dat ook wordt gekeken naar de mate waarin de oorspronkelijke situatie wordt aangetast. Voor deze praktijkcasus hebben wij een aantal isolatie concepten bedacht.
Concept A: nieuwe gevelschil aan de buitenzijde
fig. 8.27 Nieuwe gevelschil aan de buitenzijde
Voordelen: • Wind en water dicht maken van gebouw; • Binnenzijde blijft in gave toestand; • Het betreft een reversibele ingreep. Nadelen: • Zeer dure ingreep; • Het moet in transparant materiaal worden uigevoerd; • Relatief een zware extra belasting op bestaande draagstructuur; • Oververhitting in zomer, het tuinkastjes effect; • Slecht schoon te maken tussen bestaande gevel en nieuwe buitenschil.
Concept B: nieuwe gevelschil aan de binnenzijde
fig. 8.28 Aan de binnenzijde van de gevel wordt een nieuwe isolerende scheiding aangebracht.
Voordelen: • Buitenaanzicht blijft gehandhaafd; • Gevel kan goedkoper worden uigevoerd omdat hij niet wind en waterdicht hoeft te zijn; Concept C: isoleren van gevelelementen
fig. 8.28 De trilbetoncassetten worden aan de buitenzijde geïsoleerd.
Voordelen: • Gering ruimteverlies; • Bestaande structuur blijft binnen en buiten zichtbaar; Nadelen: • Lastige en bewerkelijke uitvoering; • Concept erg gevoelig voor vochtophoping; • Dure isolatie: dunne schil moet hoge prestaties behalen; • Glazen bouwstenen vormen warmtelekken. • Het betreft een reversibele ingreep. Nadelen: • Lastige oplossing begane grondvloer; • Ruimteverlies aan binnenzijde; • Het moet in transparant materiaal worden uigevoerd om gevel te kunnen blijven beleven;
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
37
Keuze isolatieconcept gevel De drukke gevel van dit gebouw verdraagt een simpele oplossing. De draagstructuur zou grote overspanningen kunnen verdragen maar de constructieve draagkracht mag niet overschreden worden. Dit is dan ook de reden geweest waarom wij kiezen voor isolatieconcept B. Het is een goedkopere oplossing dan het isoleren aan de buitenzijde en bij een goede uitvoering van het concept kan ook de binnenzijde van het bestaande gebouw zichtbaar blijven. Binnen dit concept zijn er diverse mogelijkheden om dit probleem aan te pakken. Ten eerste kan worden gekozen voor een beglazingssysteem in aluminium, hout of staal. Daarnaast bestaan ook een aantal nieuwere concepten. Waaronder ook een ETFE systeem. Dit is dan ook het systeem wat hier zal worden toegepast aan de binnenzijde. Mede door de structuur, het isolerende vermogen van het systeem en het geringe gewicht.
Sterkte Om de hardheid van de folie te omschrijven wordt in de documentatie een vergelijking gemaakt met normaal glas. Waar bij hagel ETFE folie zal deuken gaat normaal glas kapot. Mochten er bijzondere vormen van hagel optreden kan de folie worden uitgerust met een extra protectie. Warmte Waarschijnlijk de belangrijkste eigenschap binnen de toepassing in de Christus Koningkerk is de warmte isolatie. Voor deze eigenschappen wordt er gekeken naar de warmtedoorgangscoëfficient (U-waarde). Voor deze waarde zijn niet de materiaaleigenschappen van belang maar het aantal luchtkamers. Deze bepalen namelijk de isolatiewaarde. Bij de toepassing van 1 luchtkamer is een U-waarde te behalen v an 2,94. Bij een toepassing van twee luchtkamers kan dit zelfs worden teruggedrongen naar 1,96 waar normaal dubbel glas een U-waarde van 3,8 heeft. De gebruikstemperaturen van ETFE folie bevind zich tussen -100oC en +150 oC. Lichtinval Een belangrijke factor voor de lichtinval is de ZTA (zontoetreding) factor. Bij de toepassing van 1 laag folie is dit 0,85 (0,61 bij toepassing van twee luchtkamers). De LTA (licht toetreding) factor komt in de toepassing van 1 laag folie op 0,92(0,78 bij toepassing van twee luchtkamers).
fig. 8.29 ETFE folie toegepast in het gebouw Rijkswaterstaat te Utrecht. (Van de Kraats, 2009)
ETFE is een thermoplast (kunststof) die in dit geval wordt toegepast in de vorm van een folie. Het product wordt al sinds 1983 toegepast in de bouwsector. Dit was in de vorm van kussenconstructies (twee lagen ingeklemde folie opgespannen door lucht). Doordat er tussen de folies lucht wordt geblazen heeft het een betere isolatiewaarde dan bijvoorbeeld glas. Een andere zeer handige bijkomstigheid is dat het gewicht praktisch verwaarloosbaar is. De dikte van de folie loopt uiteen (afhankelijk van de toepassing): van 100 tot 250 micrometer. De ruimte die ontstaat tussen de lagen folie kan bestaan uit meerdere luchtkamers. De maximale overspanning voor een buiten toepassing is drie tot vier meter. Wanneer er geen rekening hoeft gehouden te worden met sneeuw en windbelasting dan kunnen deze afmetingen groter worden. ETFE folie is volledig recyclebaar. De energie die benodigd is per 1000 m2 luchtkussens is 50 Watt.
38 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
‘De LTA is de verhouding tussen de hoeveelheid doorgelaten licht en de hoeveelheid licht die op het glas valt (ter info: bij “gewoon dubbel glas” is dit 80%).’ ‘De ZTA is een percentage van de direct doorgelaten zonne-energie verhoogd met het percentage van de uitgestraalde energie na absorbtie door het glas ( ter info: bij “gewoon dubbel glas” is dit 76%). Geluid Bij geluidsoverdracht van de kussens kan onderscheid worden gemaakt tussen direct en indirecte trillingen. Directe trillingen kunnen optreden door bijvoorbeeld (regen) druppels. Indirecte trillingen komen van luchtgeluid. Reflectie, absorptie en transmissie treden dan op in de luchtkamers. ‘Door een geluidsdemping van ETFE van minder dan 10 dB worden geluidsgolven niet zozeer gereflecteerd, doch eerder afgevoerd naar buiten waardoor lange nagalmtijden niet in het verwachtingspatroon liggen.’ (Bron: productdocumentatie ETFE folie, Buitink Technology.)
Dak
8.8 Restauratie glazen bouwstenen
In de huidige situatie is het dak al geïsoleerd. In de huidige situatie is er tussen de houten balkenlaag minerale wol aangebracht. Deze kan worden gehandhaafd, worden vervangen of er kan een nieuwe laag isolatie op de bestaande balkenlaag te worden aangebracht om te bouwfysische prestaties te optimaliseren. Tijdens een projectbezoek troffen wij echter een andere uitvoering aan dan de situatie zoals op tekening omschreven. Beide hebben wij uitgedetailleerd. Niet alle aspecten van de dakrandconstructie hebben wij kunnen inmeten en zien. Onderstaande detaillering is dan ook een interpretatie van de situatie zoals wij denken dat hij is uitgevoerd.
De gevel van het kerkgebouw bestaat voornamelijk uit zogenaamde trilbetoncassetten. Dit zijn schokbetonnen kaders waarin een geprofileerde glazen bouwsteen is ingestort. De het beton van de trilbetoncassetten is van zeer hoge betonkwaliteit. Door het schokbetonprocedé is de dichtheid van het beton vergroot wat zorgt voor meer sterkte. In het beton is een wapeningsnet aangebracht om de trekkrachten op te vangen. De trilbetoncassetten zijn uitgevoerd conform onderstaande detaillering:
fig. 8.30 Dakconstructie met hersteloptie. (auteurs, 2009)
fig. 8.31 detaillering en aanzicht glazen bouwstenen van de Christus Koningkerk. (auteurs, 2009)
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
39
fig. 8.32 Variant A: glas aan binnenzijde plaatsen (auteurs, 2009)
fig. 8.33 Variant B: glas in stalen hoekprofiel opnemen. (auteurs, 2009)
Voordelen: • Een van beide zijden (binnen of buiten) blijft onaangetast. • Veel maattolerantie door gebruik van opstand trilbetoncassette. • Droge verwerking van materiaal
Voordelen: • Mogelijkheid om hoekprofielen uit te rusten met scharnier waardoor draaibare delen ontstaan. • droge verwerking van materiaal • Goede bevestigingsmogelijkheden.
Nadelen: • Bij toepassing aan binnenzijde blijft water liggen in trilbetoncassette. • Er kan geen gebruik worden gemaakt van standaard profielen. • De bevestiging van een klein hoekprofiel is lastig voor de uitvoering.
40 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
Nadelen: • Veel materiaal is benodigd. • Weinig tot geen maat tolerantie hoekprofielen. • Het is in dit geval arbeidsintensief werk. • Aanzicht van trilbetoncassette wordt fors aangepast.
fig. 8.34 Variant C: glas aan buitenzijde plaatsen. (auteurs, 2009)
fig. 8.35 Variant D: nieuwe glazen bouwsteen opnemen. (auteurs, 2009)
Voordelen: • Simpele en snelle uitvoering. • Grotere maattolerantie dan voorgaande alternatieven. • Verschil tussen oorspronkelijke situatie en nieuwe ingreep is zichtbaar. • Er vallen nieuwe, scherpe lichtbundels in het interieur in vergelijk met de diffuse lichtinval van een glazen bouwsteen. • Droge verwerking van herstel.
Voordelen: • Zelfde profilering toepassen als van de oorspronkelijke glazen bouwsteen. Nadelen: • Fors veranderend gevelbeeld door standaardafmetingen van glazen bouw stenen. • Lastige uitvoering om geheel net vast te zetten. • Natte verwerking. Mortel blijft vochtgevoelig.
Nadelen: • Lijm (eventueel aangevuld met kit) moet zeer duurzaam en waterdicht zijn. • Dubbelglas verbeterd maar een klein deel van de thermische eigenschappen van de trilbetoncassette. Het beton blijft ongeïsoleerd. • Het lijmvlak is vrij beperkt.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
41
fig. 8.36 Variant E: nieuwe glazen bouwsteen in twee delen aanbrengen (auteurs, 2009)
fig. 8.37 Variant F: glazen plaat verlijmen. (auteurs, 2009)
Voordelen: • Eindresultaat is de beste benadering van de oorspronkelijke situatie. • Relatief eenvoudige uitvoering door verlijming van twee losse delen.
Voordelen: • Simpele en snelle uitvoering. • Duidelijke toepassing van nieuw materiaal in vergelijk met oorspronkelijk materiaal. • Er vallen nieuwe, scherpe lichtbundels in het interieur in vergelijk met de diffuse lichtinval van een glazen bouwsteen. • Betere bevestiging door verlijming van glasplaten waardoor aanslag ontstaat.
Nadelen: • Halve glazen bouwstenen zijn geen standaard materialen. • Uitvoering in twee fasen: eerst van buitenaf, daarna van binnenuit.
Nadelen: • Geen standaard toepassing van glas.
42 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
Advisering keuzevariant
Uitgangspunten omgevingsanalyse
Gezien de voor en nadelen zouden wij variant E of F adviseren. Indien ervoor wordt gekozen de glazen bouwstenen te herproduceren zou de uitvoering van variant E het beste zijn. Mocht dit om enige reden niet kunnen dan zou variant F een goede oplossing zijn. Hierbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen nieuwe glazen elementen en oude, oorspronkelijke bouwstenen. In beide varianten benadert het aanzicht de oorspronkelijke situatie.
• De kerk ligt op een aantal belangrijke zichtassen waarmee rekening gehouden dient te worden; • De zandgroeve kan mogelijkheden bieden voor een stedenbouwkundige aan passing, echter dient er ook rekening gehouden te worden met de niveauver schillen in het landschap.
8.9 Uitgangspunten voor ontwerp
Uitgangspunten constructieve analyse
De technische uitgangspunten die onderzocht worden bij bestudering van het gebouw kunnen maatgevend zijn voor de functie en de manier waarop een gebouw kan worden ingevuld. Bovenstaand vooronderzoek heeft geleid naar uitgangspunten voor ontwerpen die niet-functie gebonden zijn.
• De kolommenstructuur van het gebouw werkt samen met de trilbetoncassetten en de randbalken om een stabiel gebouw te vormen. • Het dak is van buitenaf nauwelijks zichtbaar en zou constructief gezien kunnen worden gesloopt zonder dat het gebouw verliest in stabiliteit. • De kwaliteit van het constructiebeton in het gebouw vertoond betonrot. Deze zou goed kunnen worden behandeld en aangeheeld.
Uitgangspunten uit cultuur- en bouwhistorisch analyse De algemene stelling t.o.v. behoud: • De kerk moet beleefbaar blijven in zowel in- als exterieur; • Er moet een relatie worden aangebracht tussen het bestaande gebouw en de nieuwe inbouw (voorkomen dat gebouw een losse schil wordt). Deze uitgangspunten kunnen worden vertaald naar concrete elementen uit het bouwwerk. Hieronder is een overzicht van uitgangspunten die wij in acht nemen voor het ontwerpproces. Behoud exterieur • Bouwvolume: doosvorm; • Verschijningsvorm klokkentoren; • Zichtbaar houden van de draagstructuur; • Schokbetonnen elementen behouden als gevelstructuur; • De kunst op de doopkapel moet onaangetast blijven; • De externe tochtportalen die entree bouwvolume vormen moeten gehandhaafd blijven.
Uitgangspunten van analyse naar isolatieconcepten • Indien noodzakelijk kan de gevel het beste aan de binnenzijde worden voor zien van een thermisch isolerend ETFE gevel isolatiesysteem; • Indien noodzakelijk kunnen de thermische prestatisch van het dak worden verbeterd. 8.10 Functiekeuze Om tot een goede functiekeuze te komen zijn een aantal belangrijke factoren belicht. Er zijn diverse omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op een mogelijke functie. Daarnaast moet de functie ook aansluiten bij het gevoel wat de kerk ons heeft gegeven. Tot slot spelen de gebouwgebonden waarden (cultuurhistorische, bouwhistorische en architectonische waarden) een rol. Deze zijn in dit hoofdstuk reeds aan de orde gekomen.
Behoud interieur • De ruimtewerking in de kerkzaal moet worden behouden; • De centrale positie van het liturgisch centrum in nieuw ontwerp integreren. • Het behoud van de pastorie is een secundair uitgangspunt. Het kan de com pleetheid in het behoud van het oorspronkelijke ontwerp optimaliseren maar het is geen primair uitgangspunt omdat het niet direct aansluit bij de denkwijze van architect Fanchamps.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
43
Poëtische benadering
Demografische samenstelling van omgeving
Als onderdeel van de functiekeuze hebben wij de vraag gesteld wat voor associatie dit gebouw bij ons oproept. Dit kan bijdragen tot een andere visie op een herbestemmingfunctie.
Het kerkgebouw ligt aan de rand van de buurt Vrieheide, iets ten noorden van de binnenstad van Heerlen. Om een beeld te kunnen vormen van de omgeving zijn diverse gegevens verzameld over de buurt Vrieheide en omgeving. Deze omgeving bestaat uit voornamelijk woningen waarbij veel openbare ruimte in de nabije omgeving is gesitueerd. Ook de bevolkingssamenstelling van de omgeving is bekend. De onderstaande percentages zijn afkomstig van de website van Funda. Zij hebben het extern bureau WDM een onderzoek laten doen naar diverse eigenschappen van de woningen in de omgeving. De wijk Vrieheide grenst aan de wijk Nieuw-Einde. Over het algemeen valt te zeggen over de vergelijking tussen Vrieheide en de omliggende buurten van het kerkgebouw dat er in de buurt van de kerk meer kinderen zijn, dat de bouwjaren van woningen ver uiteen lopen, het opleidingsniveau en inkomen ongeveer gelijk is en er in de buurten een gezonde variatie van koop en huur voorkomt. (zie bijlagen voor volledig overzicht van de samenstelling van de omringende bewoners) Met het oog op de bevolkingskrimp waarmee deze gemeente al enige tijd kampt is het goed mogelijk dat de samenstelling van de omgeving binnen 10 jaar fors veranderd. In de omgeving van de kerk zullen er ongetwijfeld aanpassingen in de bebouwing worden gedaan gezien de 20% bevolkingskrimp die de komende jaren wordt verwacht in de parkstad. Parkstad is een samenwerkingsverband met diverse aangrenzende gemeentes waarvan ook Heerlen deel van uitmaakt. Dit zal dan ook betekenen dat er tegen die tijd wellicht wél ruimte en behoefte is naar een functie die momenteel niet direct voor de hand zou liggen.
Willem Stevens ‘Opvallend bij dit gebouw vind ik zijn spaarzame, functionalistische detaillering. Het heeft een uitgesproken gevel van glazenbouwstenen. De bouwstenen gevel geeft van een afstand een open transparante uitdrukking. Als men het gebouw dichterbij bekijkt, vind ik het gebouw juist gesloten. Dit komt ook door de betonnen cassettes die het merendeel van het geveloppervlak innemen. Je zou bij deze kerk kunnen spreken van contrast open versus gesloten. Andere synoniemen die bij het gesloten karakter past is formeel en zakelijk. Je zou kunnen spreken van een modernistisch ‘monster’.’ Daan Bollinger ‘Het gebouw maakt op mij een gesloten indruk. Het is statig door de verhoging op plintniveau. Het gebouw helt daarbij voorover. Het kerkgebouw maakt een afstandelijke indruk. Kerkgebouwen zouden volgens mij meer moeten uitnodigen. Dichter bij de mensen moeten staan. Van buiten laat het gebouw niet zien wat zich er binnen afspeelt. Binnen kan er niet gezien worden wat er buiten de omkadering gebeurd. Dat gesloten karakter wordt ontkracht door de hoeveelheid licht die er binnen valt door de glazen bouwstenen wanneer men binnen staat. De huid van het gebouw is te vergelijken met een vis. Van ver af is het geheel te overzien en wordt de gevel structuur als schubben zichtbaar. Wanneer er dicht bij het gebouw wordt gekeken is de detaillering pas echt goed zichtbaar en blijken de schubben te ademen. Het gebouw maakt nieuwsgierig, mensen vragen zich af wat er binnenin gebeurt.’ Toegankelijkheid kavel en gebouw Het kavel van de Christus Koningkerk is in de stedenbouwkundige analyse zichtbaar (zie tekeningen in bijlagen). Het kerkgebouw ligt niet bijzonder gunstig bij een snelweg (wat voor sommige functies in het voordeel kan werken). Met het openbaar vervoer van Heerlen is de kavel goed bereikbaar. Hiervoor moet worden overgestapt van de trein in Heerlen naar het openbare busvervoer. De kerk bestaat uit twee verdiepingen. Beide kunnen vanaf beganegrond niveau worden betreden. De hoofdkerk (op de hoogste verdieping) kan momenteel alleen met een trap worden betreden. Hiervoor zullen wellicht maatregelen moeten worden genomen om ook mindervaliden toegang te bieden. Beide verdiepingen zijn voldoende toegankelijk en kunnen eventueel toegankelijk gemaakt worden met een bouwkundige ingreep.
44 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
8.10 Goedkeuring eigenaar Het pand is momenteel in bezit van de rooms katholieke kerk en is dus in handen van het parochiebestuur. De rooms-katholieke kerk heeft een duidelijke visie over het hergebruik van kerkgebouwen. (zie paragraaf 2.5.2). Bij herbestemmingen kan hierbij rekening worden gehouden in de functiekeuze. Binnen deze herbestemmingopgave verleent het Bisdom goedkeuring volgens de visie van de rooms-katholieke kerk aan sociale, publieke en culturele bestemmingen. Na nader onderzoek bij de gemeente Heerlen blijkt het bisdom in dit geval ook over andere bestemmingen te hebben overwogen. 8.11 De brainstorm Na bovenstaande factoren te hebben bekeken hebben wij een brainstormsessie gehouden met allerlei (goede en foute) mogelijke functies. Om een goede afbakening te hebben zijn de functies onderverdeeld in culturele, sportieve, commerciële en woongerelateerde groepen ondergebracht. Vervolgens is gekeken naar de mate waarin de functiekeuzen aansloten bij bovenstaande functiefactoren. Uit deze lijst is een tweetal functies gedestilleerd.
8.12 Conclusie functiekeuze Met inachtneming van de voorgaande benaderingen over de functiekeuze zijn wij tot een aantal geschikte functies gekomen. De bijbehorende financiële haalbaarheid is niet onderzocht maar wel belicht. De ene functie is commerciëler dan de andere. Een overweging hierbij kan zijn dat een éénmalige hoge financiële investering de exploitatie en het onderhoud van de kerk voor lange termijn kan waarborgen. Daartegen kan een simpele creatieve inpassing van een bepaalde functie de kerk ook voor sloop behouden. In dit geval hebben wij voor die twee uitersten gekozen. Wellness en een theater kwamen hierbij naar voren als meest interessante functies. In dit ontwerpproces willen wij betrokkenen laten zien wat de potentie is van dit gebouw en de verschillende concepten waarmee het gebouw kan worden bewaard voor toekomstige generaties. 8.13 Programma van eisen Om tot een ontwerp te komen moet normaal gesproken een programma van eisen worden opgesteld. Aangezien dit een fictieve opdracht is, hebben we hier niet te maken met een programma van eisen. De bedoeling van de ontwerpen is om te laten zien aan betrokkenen wat de potentie is van dit gebouw. 8.14 Uitwerking functievariant wellness Hieronder volgt een korte omschrijving van het ontwerponderzoek naar de inpassing van een Wellnesscentrum in de Christus Koningkerk. In de bijlagen zijn tekeningen te vinden van het ontwerp die bij deze paragraaf hoort. Wellness is een term afkomstig uit het Engels en betekend gezondheid. Oorspronkelijk komt het woord wellness uit de fitnesswereld en is ontstaan uit wellbeing en fitness. (Bron: Ap van den Driessche http://www.gratisadviseurs.nl/question.php?id=514) Wellness is een omvattend woord voor de gezondheid van de mens in de meest brede zin van het woord gezondheid. Lichamelijke, spirituele, sociale en intellectuele gezondheid kan hierbij worden genoemd. De voorgaande begrippen uiten zich op diverse manieren, van sporten (fitness) tot massage (ontspanning) en gewichtscontrole door bijvoorbeeld een dieet. Daarnaast zijn ook zaken van de reeds bekende beautysalon inmiddels geïntegreerd. Schoonheidsbehandelingen worden bijna altijd aangeboden door wellnesscentra. Bij de lifestyle wellness moet men denken aan een combinatie van de volgende diensten: • Sauna; • Baden; • Schoonheidsbehandelingen; • Massage; • Eten en drinken; • Zonnebanken;
• Overige ontspanning; • Overnachtingsmogelijkheden; • Fitness; • (privé) klinieken; • Gewichtsbeheersing ; • Revalidatie; • Plastische chirurgie; • Shopping; • Media. Gezien de diverse diensten die worden aangeboden onder de noemer wellness, is een beknopt overzicht van de aanbieders op dit gebied hieronder weergegeven: • Fitness centra; • Kuuroorden; • Heath clubs; • Sauna’s; • Thermen; • Beautycentra; • Cosmetische bedrijven; • Horeca; • Medische bedrijven. Wellness is in Heerlen ook een zéér bekend fenomeen. In de tijd van de Romeinen noemde men Heerlen Coriovallum. Tegenwoordig is in het centrum een oud Romeins badhuis omgebouwd tot museum.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
45
46 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
8.15 Ontwerpomschrijving Wellnessfunctie
fig.8.38 - 8.40 Concept tekening sousterrain, begane grond en doorsnede van de interne routing.
fig.8.41 - 8.43 Concept tekening sousterrain, begane grond en doorsnede van de ruimtewerking.
Routing In dit ontwerp is een wellnessfunctie gehuisvest in de voormalige kerk. Het ontwerp is gebaseerd op een aantal ontwerpconcepten: • Ruimtewerking van de kerkzaal; • De interne routing van het gebouw; • Een scheiding tussen openbare en bezoekersruimte; • Het toevoegen van een nieuw bouwvolume.
Ruimtewerking De ruimtewerking in de kerkzaal wordt vergroot door de vloer die het sousterrain en de kerkzaal scheid open te breken. Langs de entreegevel en haaks daarop ontstaat dan een soort balkon met een vide. Het bestaande orgelplateau wordt uitgebreid boven het entreegebied, hierop ontstaat dan een nieuw bordes voor de wellness ruimte.
De routing van het gebouw begint bij de entree. Bezoekers komen binnen door de oorspronkelijke tochtportalen in de voormalige kerkzaal. Een op zichzelf geklimatiseerd bouwvolume leidt naar een wellness shop of naar de balie waar de entree kan worden betaald. Vervolgens gaat men naar de voormalige devotiekapel die een nieuw trappenhuis krijgt naar het sousterrain. Hier wordt een letterlijke overgangssituatie gecreëerd door kleedkamers en een (gedeelde) douchecabine. Na het omkleden wordt toegetreden tot het wellness gebied. Enkele zwembaden lopen vloeiend in elkaar over. Via deze verdieping kan de hoger gelegen sauna en behandelruimte worden betreden. Bij mooi weer kan ook de buitenruimte worden gebruikt. Hier bevind zich een groot zwembad en een ligweide die wordt betreden via de bestaande toegang in het sousterrain. Op de begane grond bevindt zich verder nog een vluchtroute via een bestaande toegang.
fig.8.42 - 8.44 Concept tekening sousterrain, begane grond en doorsnede van de verhouding openbaar / bezoekersruimte.
Openbaar / bezoekersruimte Om een duidelijke scheiding te houden tussen de openbare ruimte en de wellness ruimte is een zone nabij de entree gecreëerd. Hier lopen de bezoekers gekleed rond, in tegenstelling tot de wellness ruimte.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
47
Behoud interieur De ruimtewerking in de kerkzaal is behouden en vergroot door een gedeelte van de verdiepingsvloer uit de kerkzaal te verwijderen. De centrale positie van het oorspronkelijke liturgisch centrum kan worden verhuist naar het souterrain. Hierop komt een toren te staan die in materialisering duidelijk afwijkt van de rest van het gebouw. Het bordes van het oorspronkelijke orgel blijft in vorm behouden maar wordt wel uitgebreid. Dit bordes wordt een plateau waarop ontspannen kan worden en van waaraf de kerk goed zichtbaar is. fig.8.45 - 8.47 Concept tekening sousterrain, begane grond en doorsnede van de twee toegevoegde bouwvolumes.
In de vide worden twee bouwvolumes geplaatst die een saunatoren en een toren met behandelkamers omvat. Deze torens worden verschillend in vorm en materialisering. Een luie loopbrug vormt de verbinding tussen beide torens. Omgang met uitgangspunten voor het wellness ontwerp Algemene uitgangspunten Over het algemeen is het doel gesteld dat de kerk van binnen en buiten beleefbaar moest blijven. Daarnaast is een relatie tussen het nieuwe en het bestaande gebouw belangrijk. Dit is vormgegeven door de nieuwe isolatieschil van het gebouw transparant uit te voeren. Dit heeft als voordeel dat de thermische prestaties worden verbeterd (noodzakelijk voor een wellness functie) en dat de trilbetoncassetten nog altijd zichtbaar blijven. De relatie tussen het oorspronkelijke gebouw en de nieuwe inbouw blijkt uit de zonering waarin ingrepen worden gedaan. In het sousterrain wordt een duidelijke nieuwe ingreep gedaan waarin weinig zichtbaar blijft van het oorspronkelijke gebouw. Daarboven en in het exterieur blijven alle onderdelen zichtbaar. Het trappenhuis is hierop een uitzondering. Deze heeft zijn functie verloren en is daarmee overbodig. Daarnaast wordt de devotiekapel niet meer verscholen achter het gemetselde volume van de trap naar het orgelbordes. Exterieur Van buiten veranderd er nauwelijks iets aan de bouwkundige verschijningsvorm van het gebouw en klokkentoren. Hierdoor blijft het aanzicht en het karakter van de kerk maximaal behouden. De oorspronkelijke ingang met de tochtportalen kunnen zelfs op dezelfde manier worden gebruikt. De pastorie zal worden aangepast, hierin zullen een restaurant, kantoren en een opslagruimte worden gehuisvest. De laagst liggende helft van het kavel zal worden gebruikt als buitenruimte voor het wellness concept.
48 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
Materialisering en referenties Het sousterrain van het wellness gebied krijgt een grove steenachtige afwerking die kan worden gecombineerd met een fijne houten structuur. Bezoekers bevinden zich in een soort luxe ‘grot achtige’ omgeving. Deze steenachtige materialisering wordt doorgezet in de saunatoren die daarmee het sousterrain met de bovenliggende verdieping verbind. De behandelruimtes die boven elkaar zijn geschakeld krijgen een transparante bouwsteen die warm gekleurd is. Hierdoor zal deze extra opvallen en de centrale positie van de kerk benadrukken.
fig.8.48 - 8.51 Referentiebeelden (www.glasssydney.com.au, Mei 2009, www.furniturestoreblog.com, Mei 2009, www.vandervalk.nl, Mei, 2009 www.weekendplanner.nl, Mei 2009)
8.16 Installatieconcept Het gehele gebouw zal moeten worden geïsoleerd. Het wellness gebied moet tot minstens 23 graden Celsius kunnen worden verwarmd in een zo kort mogelijke tijd. Een zuinige omgang met energie is voor de haalbaarheid van het wellness concept van essentieel belang. Tegenwoordig bestaan er vele concepten om zo zuinig mogelijk om te gaan met de warmte die geproduceerd moet worden. Desondanks zal een dergelijk concept veel energie kosten. Thermische isolatie van de omhulling Het dak zal een 300 mm dikke thermische isolatielaag krijgen met een dampremmende laag die eventueel optredende houtrot moet voorkomen. Door de forse isolatielaag zullen de warmteverliezen over het gehele dakvlak zoveel mogelijk worden beperkt. De houten (binnen) constructie is gevoelig voor rotten en condensvorming. De condensvorming kan worden tegengegaan wanneer de houten draagconstructie dezelfde temperatuur heeft als het binnenklimaat. De stalen lensligger die zich in het dak bevind vormt echter een aandachtspunt voor dit concept. In het dakvlak moeten ventilatiekokers worden aangebracht om een droge constructie te garanderen. Bij teveel kans op condensatie en warmteverlies door de stalen constructie moet de isolatielaag op het bestaande dakvlak worden geplaatst. De wanden van de kerkzaal worden aan de binnenzijde bekleed met ETFE luchtkussens. De luchtkussens bestaan uit twee kamers waarmee een gunstige isolatiewaarde wordt gehaald. Vloerenvelden worden daarbij ingepakt met een isolatielaag. Bordessen worden in dit ontwerp aan vloer en aan plafondzijde ingepakt omdat deze een koudebrug vormt naar de buitenlucht. Toegangsdeuren zullen om deze reden ook worden vervangen voor isolerende varianten. Een voordeel van de oorspronkelijke situatie is de akoestische eis die aan de toegangen van de kerk werden gesteld. Overal zijn portalen gerealiseerd die een dubbele deur hebben. In dit ontwerp vervalt de akoestische functie en zal hij worden vervangen door een thermisch isolerende deur. De kerkzaal wordt verwarmd door warme lucht die wordt ingeblazen in de ruimte. Wanneer de ruimte op temperatuur is wordt de verwarming gedeeltelijk overgenomen door een wand en vloerverwarmingssysteem. Dit is een verwarmingsmethodiek die een veel behaaglijker effect heeft op mensen die zich in de ruimte van het wellness gebied bevinden. Om de haalbaarheid van dit concept te controleren is een globale berekening gemaakt van de warmteverliezen en de hoogst mogelijke warmteproductie door wand en vloerverwarming.
Allereerst is het warmteverlies uitgerekend. Warmte loopt op twee manieren uit een gebouw. Allereerst verliest een gebouw warmte doordat de constructie tussen binnen en buiten altijd warmte lekt. Isolatie is hierbij alleen een remmer van het warmteverlies. Hierboven is dat het transmissieverlies genoemd. Daarnaast verliest een gebouw ook warmte door ventilatie. Normaal gesproken wordt een ruimte geventileerd door middel van (koude) buitenlucht. Hierdoor zal zeer veel warmte weglekken uit het gebouw. Het is daarom noodzakelijk een mechanische ventilatie met een warmteterugwinning systeem toe te passen. In deze berekening is uitgegaan van een buitentemperatuur van 0 graden en een binnentemperatuur van + 20 graden. Vervolgens is een warmteproductie berekening gemaakt van het wand en vloerverwarmingssysteem. Hierbij is uitgegaan van een zeer hoge warmteproductie. Deze is vermenigvuldigd met de totale hoeveelheid mogelijke m2 om tot een totale warmteproductie weer te geven. Vervolgens kan de productie worden vergeleken met de warmte verliezen. In de conclusies is duidelijk zichtbaar dat de ventilatieverliezen met de warmteterugwinning kleiner zijn dan de warmteproductie door de wand en vloerverwarming. De wand en vloerverwarming zal dan ook voldoende zijn om de temperatuur hetzelfde te houden gedurende de dag of licht bij te verwarmen. Wand en vloerverwarming geeft een vele malen aangenamer klimaat dan verwarming door warme lucht en kan om die reden ook met lagere temperaturen hetzelfde behaaglijke gevoel creëren. Om de ruimte bij opening van het wellness gebied sneller op te warmen is een warme lucht installatie benodigd.
fig.8.52 - 8.55 Berekening ventilatieverlies
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
49
8.17 Uitwerking functievariant theater Omgang met uitgangspunten voor het theaterconcept Algemene uitgangspunten Aangezien dit een fictieve opdracht betreft, was een programma van eisen hier niet van toepassing. Aan de hand van vergelijkingen bij andere theaters is er door onszelf een programma vastgesteld. Hierbij is getracht een programma samen te stellen die de ruimtewerking van de kerk niet te zwaar zou belasten. Dat wil concreet zeggen dat het vloeroppervlak van de functies bescheiden is gebleven. Bij het ontwerp ben ik uitgegaan van een tweetal algemene uitgangspunten: • creëren van een functie met zo weinig mogelijk bouwkundige ingrepen; • ter plaatse van de voormalige kerkzaal een multifunctionele open ruimte ontwerpen. Programma Het programma is als volgt: • 2 kleedkamers • 1 techniekruimte • 1 keuken + bergruimte bestemd voor het restaurant • toiletten voor dames en heren inclusief invalidetoilet • goederenlift 3,4x2,5m • theatercafé/restaurant met loungeruimte • ruimte voor kaartverkoop • kantoor/administratie • garderobe • vlakkevloertheater Multifunctioneel Om het voormalige kerkgebouw exploitabel te maken is multifunctionaliteit als uitgangspunt gekozen. De kern van het ontwerp bestaat uit een doos-in-doos constructie waarin alle noodzakelijke functies zijn ondergebracht. De rest van de kerkzaal is vrije ruimte. Dit maakt een vrije en flexibele indeling mogelijk. Om deze functie te realiseren is een vlak vloeroppervlak nodig, een theaterpodium is dan vanwege flexibiliteit uitgesloten. Er wordt daardoor gekozen voor een vlakkevloertheater. Dit is een theateroppervlak die vlak is, waardoor het theatervloeroppervlak niet strikt is afgebakend. Niet alleen de vlakkevloertheater is hierbij flexibel te gebruiken, ook de tribunes. Deze zijn demontabel en daardoor makkelijk overal in de ruimte te plaatsen, en naar gelang de vraag, bij te plaatsen. (Audience Systems is een leverancier van deze systemen) Ter illustratie zijn een viertal functies in schetsvorm uitgewerkt.
50 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
fig. 8.51 theaterontwerp met doos-in-doos (zie bijlagen voor bouwtekeningen)
De meest eenvoudige theatervariant is weergegeven op figuur 8.52. Hier kan een theatervloer met een gangbare maat van 10x15m worden gecreëerd. Deze is voorzien van een tribune met 125 zitplaatsen. Deze variant zo geschikt kunnen zijn voor kleine theaterproducties. Een variant hierop (fig. 8.53) is de opstelling waarbij er twee tribunes worden geplaatst. Hierdoor zijn er 250 zitplaatsen. Een mogelijke toepassing zou een optreden van een plaatselijke harmonie kunnen zijn. Variant nummer drie (fig.8.54) heeft twee tribunes die spiegelbeeldig ten opzichte van elkaar staan en is voorzien van een kleinere vlakkevloertheater. Bij deze opstelling zou gedacht kunnen worden aan tv opnames van een regiozender. (eventueel met publiek) Bij deze opstelling is er ruim voldoende oppervlak voor technische voorzieningen zoals televisiecamera’s e.d. De laatste variant is de variant die het meeste rekening houdt met een groot aantal bezoekers. (fig. 8.55)Hiervoor wordt op de doos-in-doos constructie tribunes aangebracht. Zo wordt het aantal zitplaatsen ruim verdubbeld, het theater biedt nu plaats aan ongeveer 600 bezoekers. Aandachtspunten bij deze variant zijn de constructie van de doos-in-doos; deze moet voldoende sterk worden uitgevoerd. Een ander aandachtspunt is de nooduitgangen. Bij deze variant is een extra noodtrappenhuis ontworpen.
fig. 8.52 theaterontwerp met een enkel podium
fig. 8.53 theaterontwerp met een dubbel podium
fig. 8.55 theaterontwerp met zij-opstelling
fig. 8.54 theaterontwerp met een extra podiumopstelling op het dak van de doos-in-doos
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
51
8.18 Installatieconcept Omgaan met bouwfysische aspecten (verwarming, koeling en licht) zijn problematische onderdelen in deze kerk. De grootte van de ruimte en overvloedige lichtinval zijn hier debet aan. Hieronder zijn de installatieconcepten uitgewerkt. Verwarming Om verwarming van een niet-geïsoleerde grote ruimte te realiseren wordt er gekozen voor een oplossing waarbij een spouwconstructie wordt gecreëerd. Er worden grote theaterdoeken (ook wel afstopping genoemd) toegepast. Deze lopen als gordijnen over een rails. Er zijn twee gordijntrajecten (zie fig.8.57), waarvan één wordt gebruikt voor de kleine theateropstelling en één voor de grote theateropstelling. De ruimte binnen deze theaterdoeken kan geklimatiseerd worden. Zo hoeft in de situatie van de kleine theateropstelling niet de hele kerkzaal te worden verwarmd. De verwarming kan worden gerealiseerd door stralingswarmte of luchtstroming. Vanwege kans op hinderlijke tocht, wordt gekozen voor stralingswarmte. De stralingsunits worden schuin gericht op de theatertribune. (fig. 8.56) Voordat het theater in bedrijf gaat, is het belangrijk dat een ruimte snel kan worden opgewarmd. Als warmte aanjager worden de stralingsunits gecombineerd met heteluchtverwarming. Belangrijk is wel dat deze heteluchtverwarming enkel wordt gebruikt voordat het theater in bedrijf gaat.
fig. 8.56 geluid en verwarming opgenomen in één unit. (met oranje aangegeven)
52 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
Geluid Voor juiste geluidsvoortplanting van de vlakkevloertheater naar de tribune, worden schuine geluidsweerkaatsunits toegepast. (fig 8.56) In deze panelen zijn tevens stralingsunits opgenomen. Hierdoor wordt de geluidsvoorziening gecombineerd met een verwarmingsvoorziening. Koeling Door de grote kerkzaal, vele lichtinval en weinige ventilatieopeningen, kan koeling in de zomermaanden een groot probleem vormen. Dit zou opgelost kunnen worden door te ventileren via de theaterdoeken zoals is omschreven in de tekst bij verwarming. Door deze doeken ontstaat er een tussenruimte wat kan worden gezien als een tweedehuidfacade. Deze tussenruimte moet sterk worden geventileerd, waardoor de interne warmtelast wordt afgevoerd. De warmtelast kan door een geautomatiseerd systeem met regelbare kleppen elektronisch worden geregeld. Om dit te realiseren moeten de nodige bouwkundige ingrepen in het gebouw worden gedaan. Onder en boven het gebouw dienen openingen in de vloer en het dak worden gemaakt, zodat er in de spouw kan worden geventileerd.
fig. 8.57 twee banen voor de theaterdoeken
fig. 8.58 Ventilatie in de spouw opgenomen (met blauwe pijlen aangegeven)
9. DISCUSSIE
Het herbestemmingproces van kerken is een complexe aangelegenheid. Diverse partijen zoals kerkgenootschappen, gemeentes, stichtingen en projectontwikkelaars houden zich bezig met dit onderwerp en proberen creatieve oplossingen te vinden wat te doen met deze gebouwen. Met de onderzoeksvraag is er getracht nieuwe inzichten te verwerven over de omgang met deze problematiek. Voor het theoretisch kader is er gebruik gemaakt van de vele literatuur die inmiddels al over dit onderwerp is gepubliceerd. Met onze bouwkundige achtergrond en gesprekken met de RCE en een architect is er getracht dit op een bouwkundige manier te interpreteren. Dit was niet altijd haalbaar, gezien het feit dat de beide disciplines niet altijd verenigbaar zijn. Er is gestreefd naar een bruikbaar einddocument wat een beeld geeft van de achtergronden van wederopbouwkerken, hoe deze zouden kunnen worden geïntegreerd in een herbestemming en het geven van aanbevelingen tot verder onderzoek. Het grootste struikelblok binnen ons afstudeeronderzoek was de formulering van de onderzoeksvraag. Deze is zodanig opgezet dat interpretatie heel ruim maakt. Daarnaast is het voor het onderzoek noodzakelijke bezoek van de herbestemde kerken een organisatorisch lastig aspect. Het is namelijk niet altijd mogelijk om de bewoners/gebruikers voortijdig voor bezoek te benaderen. Als kanttekening moet worden vermeld dat bij het trekken van conclusies er enkel gebruik is gemaakt van de steekproef van bezochte projecten. In hoeverre deze representatief zijn voor het complete aanbod van herbestemde wederopbouwkerken is speculatief.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
53
10. BRONNEN
Boeken Bakhuizen, Van den Brink (1948) ‘Nederlands nieuwe kerken’, Amsterdam. Bijen, J. ‘Beton’ (1992) RV bijdrage 26, Zeist/Den Haag. Bisdom Haarlem, Bisdom Rotterdam en Projectbureau belvedere (2008) ‘Belvedere – Aanbevelingen herbestemming kerken en kerklocaties’, Utrecht, Drukkerij SPU. Bisdom Haarlem, Bisdom Rotterdam en Projectbureau belvedere (2008) ‘Belvedere – Onderzoek herbestemming kerken en kerklocaties, een inventarisatie vanaf 1970’, Utrecht, Drukkerij SPU. Buch, J. (datum onbekend) ‘Een eeuw Nederlandse architectuur 1880 /1990’, NAi Uitgevers. Commissie kerkelijke gebouwen van het interkerkelijk contract in overheidszaken (CIO-K), ‘Discussienota voorkomen is beter dan genezen, over de herbestemming van kerkgebouwen’ (1999) RACM, Zeist. Doevendans en v/d Harst (2004) ‘Het kerkgebouw in het postindustriële landschap, Zoetermeer, Uitgeverij Boekencentrum. ‘Het Kerkgebouw als Getuige van de Christelijke Traditie - De visie van bisdommen over de omgang bij herbestemming van kerkgebouwen’ (2008). Harmsen, H. Rijksadviseur voor het cultureel erfgoed atelier rijksbouwmeester (2008) ‘De Oude Kaart van Nederland: Leegstand en herbestemming’, Den Haag. Ibelings, H. (1999) ‘Nederlandse architectuur van de 20ste eeuw’, Amsterdam, NAi Uitgevers. Jacobs, A. en Wiekart A. A. (2003) ‘Kerken na 1940 Inventarisatie en waardestelling kerkelijke bouwkunst na 1940’,Roermond, Stichting Monumentenhuis Limburg. Kruidenier, M. (2006) ‘Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 – 1965’, RACM, Zeist. Kuipers, M. Rijksdienst voor de Monumentenzorg / Nederlands Architectuurinstituut, ‘Toonbeelden van de wederopbouw, architectuur, stedenbouw en landinrichting van herrijzend Nederland’(2002), Waanders Uitgevers. Kuipers, M. ‘Bouwen in beton, experimenten in volkshuisvesting voor 1940’(1987) Zeist/Amsterdam.
54 ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
Landschap erfgoed Utrecht (2008) ‘Utrechtse Wederopbouwkerken, een quickscan van de kerken uit de periode 1940 -1970 in de provincie Utrecht’. Medema, G. - Landschap erfgoed Utrecht (2008) ‘Het jaar van… 1000 jaar kerkgeschiedenis in de provincie Utrecht’, Zwolle, Waanders Drukkers. Oosterhoff, Arend e.a. ‘Bouwtechniek in Nederland, constructies van ijzer en beton.’ (1988) Delft/Zeist. Ort, F.Z. en Steensma, H.S. ‘Zomaar een dak, hervormde kerkbouw tussen 1945 en 1995’, Boekencentrum. Pollmann, T. ‘Herbestemming van kerken’(1995) SDU. Roeterdink, N. ‘Herbestemming Kunst van leven, hoofdlijnen cultuurbeleid’ (2007), uitgave Ministerie van Onderwijs Cultuur &Wetenschap. Roeterdink, N. de Jong, J. Tillema, L. Wierenga, R. Van Geel, P. ‘Onderzoek herbestemming kerken en kerklocaties’ (2008) Houten Schulte en Nordholt W.J. ‘Beeldende kunst in de kerk – kunst en religie 1959’ (datum 1959?), p.109. Stichting 2008 jaar van het religieus erfgoed ‘Geloof in de toekomst, strategisch plan voor het Religieus Erfgoed’(2008), Drukkerij Berne. Stichting 2008 jaar van het religieus erfgoed (2008) ‘2008 Jaar van het Religieus Erfgoed, samenvatting en perspectief’. Van den Heuvel, M. (2008) ‘Utrechtse wederopbouwkerken, een quickscan van de kerken uit de periode 1940 -1970 in de provincie Utrecht’, Landschap erfgoed Utrecht. Van der Harst en De Waard (2007) ‘Wederopbouwkerken van de PKN in Gelderland van 1940 tot 1970’. Vereniging van Beheerders van Monumentale Kerkgebouwen in Nederland VBMK en de vereniging van Nederlandse Gemeenten VNG, ‘Handreiking religieus erfgoed voor burgerlijke en kerkelijke gemeenten, van kerkelijk gebruik tot herbestemming’ (2008). De (Nieuwe) Limburger: ‘Nieuw-Einde zet zich in voor moderne, nieuwe kerk.’ (1961, 16 juni)
‘Fancy fair te Nieuw-Einde is volkomen geslaagd.’ (1961 juni) ‘Kerk na 15 jaar rijp voor sloop.’ (1978 februari 2) Limburgs dagblad: ‘Nieuwe kerk voor rect. Nieuw-Einde.’ (1960 december 23) ‘Nieuwe kerk voor Vrieheide.’(1962 mei) ‘Plannen voor nieuwe kerk rectoraat Nieuw-Einde gereed.’ (1962, 26 mei) ‘Aannemers schreven in voor bouw van nieuwe kerk te Nieuw-Einde.’ (1962, 27 aug.) ‘Christus Koningkerk Nieuw-Einde is nu gereed.’ (1965, 25 mei) ‘25 juli kerkconsecratie Nieuw-Einde.’ (1965, 6 juli) ‘Kerk Nieuw-Einde kleiner en intiemer’ (1984, 12 dec.) ‘Kerk van Nieuw-Einde wordt afgebroken en weer opgebouwd’ (1984, 14 febr.) ‘Nieuwe Jeruzalem” bewoonbaar gemaakt.’ (1986, juli) Afbeeldingen:
CUR, ‘Duurzaamheid en onderhoud van betonconstructies: CUR-publicatie 172’,(1998) CUR, Gouda. CUR, ‘Inspectie en onderzoek van betonconstructies: CUR-aanbeveling 72’ (2000) CUR, Gouda. Kunst van leven, hoofdlijnen cultuurbeleid – cultuurbeleid 2009 tot 2012, publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, juni 2007. Morelissen, R. (2009) ‘Kunst per vierkante meter’, publicatie in Monumenten nr. 1/2, p.14 -17 Prof Dr. G. van der Leeuwstichting, ‘Lijst van Nederlandse kerken’ en ‘Nederland in en uit de steigers’ Schrieken, B.J. ‘Geloof in transformatie, een keuze- en haalbaarheidsmodel voor de functie na transformatie van kerken uit de wederopbouw.’ (1996), Zeist, RACM.
Prentbriefkaart (afm. 19x14) van voor 1950, copyright Gebr. Simons, Ubach over Worms, geraadpleegd via stadsarchief Heerlen.
Teeken Beckers Architecten BV ‘Technisch Rapport Christus Koningkerk’ (2000).
Prentbriefkaart (afm. 19x14) van de Navolaan met op de achtergrond de toren van de Christus Koningkerk. Jaar omstreeks 1966, copyright: Drogisterij “Vrieheide”, Heerlen, geraadpleegd via stadsarchief Heerlen.
Van Meeteren, H. (1999) ‘De geest leidt het schip, een categorale studie en waardestelling van kerken en kapellen uit de wederopbouw (1945-1965)’ Zeist, Rijksdienst voor de monumentenzorg.
Oorspronkelijke foto’s interieur kerkzaal: Sander van Daal. Geraadpleegd via www. kerkgebouwen-in-limburg.nl.
Van Zuijlen, L. ‘Schokbeton is superbeton’ DoCoMoMo september 2004.
Brieven Brief van RACM aan college van burgemeester en wethouders, gemeente Heerlen, kenmerk RACM: RS-2008-554, d.d. 1 juli 2008. Ingenieursbureau van der Werf en Nass BV, 7 november 2000, ‘advies t.b.v. herbestemming kerk Vrieheide te Heerlen, kenmerk RH/B0001.doc. Onderzoeken, publicaties en tijdschriften Becker en De Wit, Sociaal Cultureel Planbureau ‘Secularisatie in de jaren negentig, kerklidmaatschap, veranderingen in opvattingen en een prognose’(2000) Moerkapelle, Mantext. ‘Beton, schade en analyse: info restauratie en beheer 40’, RACM, 2004, Zeist. ‘Beton: onderhoud en herstel: info restauratie en beheer 44’, RACM, 2006, Zeist. ‘Beton, herstel en uitvoering: info restauratie en beheer 45’, RACM, 2006, Zeist.
Vreeken A. ‘Een huis met een toren’ p11, doctoraal scriptie kunstgeschiedenis. VNC ‘Schoon beton’ (1990) Den Bosch. Wijdeveld, E. ‘Kerken Noord-Brabant, categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 -1965’(2004) Zeist, RACM. Internet www.toekomstkerkgebouwen.nl/Nieuws/nieuws_urgentielijst.html, april 2009. www.cuypersgenootschap.nl, april 2009. www.toekomstkerkgebouwen.nl, april 2009. www.heerlen.nl, mei 2009. www.biblija.net, april 2009. www.kerkgebouwen-in-limburg.nl , april 2009. www.historischearchitectuur.nl, april 2009. www.geco.be/nl/bijprodukten0205.htm, mei 2009 www.belvedere.nu, april 2009, www.helpwandkunstopsporen.nl, mei 2009.
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN
55