Aelman Voorwoord Al jaren is de landelijke adviesmarkt in beweging. Dit zal u zeker niet ontgaan zijn. Grotere bureaus kampen met een teruglopend aantal opdrachten en voeren derhalve noodgedwongen reorganisaties uit. Tendensen in de markt lijken een grotere rol te spelen dan eerder verwacht. Fusies en overnames zijn schering en inslag. Na een aantal jaren blijkt vaak dat ook dit geen oplossing is voor de aanwezige problemen.
houd ik het hoofd boven water’ of ‘is het niet dweilen met de kraan open’. Steeds meer voorkomende, begrijpelijke vragen die in veel gevallen niet eenvoudig zijn te beantwoorden. Een heldere analyse van de problematiek, in combinatie met de hierboven genoemde deskundigheid en vaardigheden, kan in die situaties een op Uw bedrijf toegespitste oplossingsrichting bieden. Vooral “in zwaar weer” kan een goed advies zorgen voor opklaringen en de nodige oplossingen in beeld brengen waarmee u de juiste richting voor uw toekomst kunt bepalen. Jo Aelmans
Hervormingen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Binnen de agrarische advieswereld zien we een vergelijkbare trend. Vanaf begin jaren 90 is er een gestage groei geweest van het aantal adviesbureaus en adviseurs welke zich als deskundige op diverse terreinen presenteerden. Gaandeweg is gebleken dat de wereld gecompliceerder wordt, regels stelselmatig veranderen en adviseurs bij uitstek dienen in te spelen op veranderende marktomstandigheden. Klanten vragen immers naar een oplossing voor morgen. Aspecten als maatwerk, deskundigheid en visie van de adviseur spelen daarbij een sleutelrol en staan bij ons hoog in het vaandel. Om hun adviesvaardigheden op peil te houden worden onze adviseurs voortdurend bijgeschoold en volgen tevens vakopleidingen. Daarnaast zijn zij aangesloten bij beroepsverenigingen zoals de VAB, CB, NVR en RMT. Voor U een garantie dat een gecertificeerd adviseur uw zaak behartigt. Ook onze klanten bevinden zich in het spanningsveld tussen ‘optimum voor vandaag’ en ‘investeren voor morgen’. Zij vragen ons om een heldere analyse van hun bedrijfssituatie en om een evenwichtige oplossing, waarin wij hen op een breed terrein kunnen bijstaan en adviseren. Dit neemt echter niet weg dat thans tal van ondernemers geplaagd worden met vragen als ‘hoe
Heeft u nog vragen over bovengenoemde wijzigingen en over de gevolgen voor uw bedrijf? Wij zijn graag bereid deze voor u te beantwoorden en/of de gevolgen voor uw bedrijf door te rekenen. U kunt in een aantal gevallen nu nog anticiperen op de nieuwe regels. Ettien Eijssen/Fabienne Beusmans pagina
2 Planschade en onteigeningsactualiteiten
pagina pagina
3 Agrarische maatschappen 3 Vrijwillige kavelruil
pagina pagina
4 Mestregelgeving op de schop 4 Wijziging aanvraag oppervlakten
pagina pagina pagina
5 Structureel verleasen 6-7 Ruimte voor Ruimte in Limburg 8 Naar een duurzaam gebruik van de bodem
pagina pagina
9 Websites met CMS en mailtoepassingen 10 Wij stellen u voor ... Aelmans ROM
pagina
11 Alternatieve energie:
pagina
fotocellen op staldaken 12 Opening Rucydobos Eckelrade
Inhoud
17
nieuwsbrief
no
Vanaf 1 januari 2005 doen de hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid hun intrede. Het kan voor u van groot belang zijn om bij de Aanvraag Oppervlakte 2004 hier rekening mee te houden. Onlangs hebben we hierover een speciale editie van de AelmanScoop samengesteld en aan onze klanten, waarvoor wij de betreffende aanvragen verzorgen, toegezonden. Heeft u deze uitgave niet gekregen en wilt u deze alsnog ontvangen dan vernemen wij dit graag.
Kan ik aanspraak maken op planschade nu de gemeente het bestemmingsplan in mijn nadeel heeft gewijzigd? Deze vraag krijgen we vaker gesteld. In de praktijk bestaan er nogal wat misverstanden over de toepassing en de achtergrond van het instrument planschade. Aan de hand van een voorbeeld proberen wij in dit artikel de hoofdlijnen van de planschaderegelgeving uit te leggen.
Misverstanden over planschade Voorbeeld Stel u heeft eindelijk dat lang gezochte woonboerderijtje gevonden. In het groen met vrij uitzicht over de landerijen. Na 5 jaar maken B&W bekend dat ze een vrijstelling van het bestemmingsplan willen verlenen voor de percelen tegenover uw woonboerderij. Deze vrijstelling biedt de mogelijkheid een nieuwbouwwijk te realiseren. Het vrije uitzicht en de landelijke ligging gaan hiermee naar de knoppen. U vindt door de nieuwbouwplannen dat u recht heeft op planschadevergoeding.
Artikel 49 WRO Velen zullen dit gevoelsmatig meteen beamen. Maar zo werkt het planschaderegime niet. Volgens artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) heeft iemand recht op schadevergoeding: “in verband met uitgevoerd ruimtelijk beleid welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd.” Deze laatste zin spreekt voor zich. Schade die reeds is vergoed, wordt niet nogmaals als planschade vergoed. Volgens artikel 49 heeft u verder slechts recht op planschade als schade ontstaat als gevolg van de nadelige wijziging van de maximaal toelaatbare bouw- en gebruiksmogelijkheden van percelen. Om te meten of de wijziging van het planologische regime de gebruiksmogelijkheden van gronden in negatieve zin wijzigt, wordt een vergelijking gemaakt tussen de voorschriften van het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ planologische regime. Daarbij gaat het niet om de feitelijke situatie, maar om wat planologisch maximaal kón worden gerealiseerd. In ons voorbeeld dus de mogelijkheden van het oude bestemmingsplan ten opzichte van de vrijstelling die het mogelijk maakt dat er een nieuwbouwwijk komt.
Soorten schade De planologische wijziging kan betrekking hebben op het eigen perceel en/of nabijgelegen percelen. Een wijziging van het planologische regime ten aanzien van het eigen perceel kan op verschillende manieren schade veroorzaken. Bijvoorbeeld het vervallen van een bouwmogelijkheid van een huis op uw perceel. Dit noemen we directe schade. Maar naast de planologische voorschriften ten aanzien van het perceel zelf, zoals in ons voorbeeld, oefenen ook de planologische voorschriften ten aanzien van nabijgelegen percelen invloed uit op het gebruik en
de waarde van dat perceel. Op het eigen perceel wijzigt niets, maar op de nabijgelegen percelen wordt een nieuwbouwwijk gebouwd. Dit noemen we indirecte schade. De eerste categorie van schade ten gevolge van een planologische wijziging in de omgeving is de waardevermindering van het onroerend goed wegens de aantasting van het woon- en leefklimaat. De aantasting van woongenot kan bestaan uit geluid- of geurhinder, verlies aan privacy en verlies aan vrij uitzicht. Een tweede categorie is de inkomensschade (omzetverlies, winstderving) alsmede de waardedaling van de bedrijfspercelen, die bedrijven ondervinden van een wijziging van de planologische situatie in de omgeving.
Resumé: Heeft de eigenaar van onze woonboerderij nu recht op planschade? Dat weet je pas als je de ‘oude’ en ‘nieuwe’ planologische situatie naast elkaar legt. De nieuwe situatie maakt de bouw van een nieuwbouwwijk mogelijk. Stel dat het oude bestemmingsplan “agrarisch gebied” en zodoende geen enkele bouwmogelijkheid aangaf, dan is sprake van een nadelige wijziging en is er mogelijk recht op schadevergoeding. Maar gaf het oude bestemmingsplan bijvoorbeeld de bestemming “industrie” aan, dan is er, naar verwachting géén sprake van een nadelige wijziging. Ondanks dat de woonomgeving er op achteruit gaat. En dat is de essentie van het instrument planschade: niet de feitelijke situatie, maar de planologische situatie is van belang. Het is van belang bij aankoop van een woning vooraf goed te informeren naar de huidige en toekomstige plannen van ruimtelijke ordening. Alleen op die manier kunnen vervelende verrassingen later voorkomen worden. Arno Beckers 2
Uw maatschapovereenkomst vóór 31/12/04 aanpassen? Bestiert u uw agrarisch bedrijf in maatschap? Dan adviseren wij u vóór 31 december 2004 de maatschapovereenkomst tegen het licht te houden. Oorzaak is een wijziging van de fiscale regelgeving. De staatssecretaris van Financiën heeft de zogenaamde ‘Mededeling 12’ ingetrokken. In deze Mededeling was onder meer geregeld dat het tegen vergoeding beschikbaar stellen van bedrijfsmiddelen door een maat aan de maatschap niet als belaste prestatie in het kader van de wet op de omzetbelasting werd aangemerkt. Nu ‘Mededeling 12’ is ingetrokken, heeft dit tot gevolg dat de maat die de bedrijfsmiddelen tegen een vergoeding (vaak gebruiksvergoeding genoemd) ter beschikking stelt aan de maatschap, omzetbelasting over deze vergoeding moet afdragen. Bij de intrekking van ‘Mededeling 12’ heeft de staatssecretaris een overgangsregeling toegezegd. Deze overgangsregeling is bij besluit d.d. 22 januari 2004 gepubliceerd. In het kort houdt deze overgangsregeling in dat u de maatschapovereenkomst tot uiterlijk 31 december 2004 mag aanpassen. De aanpassingen kunt u op verschillende manieren invullen.
Aanpassingen • De vergoeding voor de inbreng van gebruik en genot van de aan een maat in eigendom toebehorende zaken en/of rechten vindt nog slechts plaats tegen deelneming in het verlies en de winst van de maatschap. De maatschap betaalt dus geen vaste vergoeding (winstonafhankelijk) meer voor de inbreng in gebruik en genot, maar krijgt dan hiervoor in de plaats een (hoger) winstaandeel. • Het is ook mogelijk dat u de inbreng op een andere wijze invult. U kunt de inbreng in gebruik en genot bijvoorbeeld omzetten naar inbreng van het economisch belang. Hierdoor hoeft de maatschap geen vergoeding meer over de ter beschikking gestelde zaken/rechten te betalen, omdat de kosten rechtstreeks in het resultaat van het bedrijf komen.
• Is in uw geval sprake van een BTW-plichtige maatschap, dan is het ook mogelijk om te opteren voor belaste verhuur. Hiervoor dient u uiterlijk 1 mei 2004 een optieverzoek in te dienen bij de Belastingdienst. Zoals u ziet zijn de benodigde aanpassingen afhankelijk van diverse factoren en wensen van de betrokken partijen. Welke oplossing voor u het beste is kunnen we niet in z’n algemeenheid aangeven. Het is daarom zaak om uw maatschapovereenkomst tijdig te laten screenen en wellicht tevens een aantal andere zaken, die inmiddels ‘gedateerd’ zijn, aan te passen. Indien u dit wenst zijn wij u hierbij graag van dienst. Fabienne Beusmans
Vrijwillige kavelruil: Eenvoudige, snelle en goedkope manier voor betere verkaveling De voordelen van een betere/goede verkaveling hoeven wij u niet uit te leggen. Voordelen die bij de wettelijke landinrichtingsprojecten vaak lang op zich laten wachten, vanwege de (ellenlange) procedures. Het instrument vrijwillige kavelruil is een mogelijkheid om op een snelle wijze, tegen minimale kosten over grotere kavels te beschikken met als resultaat een efficiëntere bedrijfsvoering. Voorwaarden De voorwaarden voor een kavelruil zijn in het kort: • minstens drie partijen moeten grond inbrengen waarvan minimaal twee partijen grond ruilen; • er dient een ruiling van grond plaats te vinden; • het gemeenschappelijk nut is noodzakelijk; • het initiatief ligt bij betrokken partijen en de betrokken partijen dienen overeenstemming te bereiken; • verbetering van verkaveling. 3
Vrijwillige kavelruil is een zeer interessante optie die echter te weinig wordt benut. Zoals de naam al aangeeft komt een vrijwillige kavelruil tot stand op basis van vrijwilligheid. Dit betekent ook dat het initiatief, dat door tenminste drie deelnemers moet worden gedragen, bij de deelnemers zelf ligt. De deelnemers moeten onderling overeenstemming bereiken en dus tot een overeenkomst komen. Een “kavelruilbegeleider” kan dit traject eventueel begeleiden. Onder aansturing van de DLG begeleidt en adviseert de kavelruilbegeleider dan de groep deelnemers en functioneert tevens als klankbord. De praktijk leert dat inschakeling van de “kavelruilbegeleider” geen overbodige luxe is. De kosten van zowel de ruilovereenkomst als de eigendomsoverdracht zijn voor rekening van het ministerie van LNV. Zij neemt ook de kosten van de kavelruilbegeleider grotendeels voor haar rekening! Voor verdere informatie kunt u zich tot ons kantoor wenden (de heer Jan Horsmans) of tot de heer Kai Nicolaes van DLG te Roermond (0475-356852).
Mestregelgeving op de schop De gehele mestregelgeving gaat -eindelijk- op de schop. Hierop vooruitlopend schaft LNV het stelsel van mestafzetovereenkomsten per 1 januari 2005 af. Het mineralenaangiftesysteem (Minas) vervalt per 1 januari 2006. Als voorzet hiertoe heeft LNV minister Veerman besloten om nu al administratieve lastenverlichtingen door te voeren. Extensieve bedrijven die minder dan 170 kg stikstof per hectare produceren én die geen mineralenoverschot op hun bedrijf hebben zijn per 1-1-2003 vrijgesteld van het doen van de Minasaangifte. Wél blijven zij nog verplicht een administratie bij te houden waaruit zal moeten blijken dat zij voldoen aan de verliesnormen, BRP-registratie en mestvervoersbewijzen. Eventuele opgebouwde saldo’s vervallen als geen aangifte meer wordt gedaan. Vanaf 2006 zal het systeem naar verwachting vervangen worden door een stelsel op basis van gebruiksnormen. Per gewas of gewasgroep (en onderverdeeld naar grondsoort) zal LNV gebruiksnormen vaststellen. Daarbij wil LNV zoveel mogelijk uitgaan van vaste forfaits in één systeem. De uitwerking is nog niet duidelijk, daarover is LNV nog in overleg. De dierenrechten en mestproductierechten blijven overigens gehandhaafd tot 2008. Nadien wordt bezien hoe hier verder mee om te gaan. In eerste instantie is de nieuwe wetgeving vooral gunstig voor grondgebonden bedrijven die alle mest op hun eigen bedrijf aanwenden. Deze bedrijven hoeven niet meer aan te tonen hoeveel mest ze hebben geproduceerd en wat er mee is gebeurd. Wel moeten
ze een basisregistratie van de grond en de dieren bijhouden. Controle van deze bedrijven vindt alleen nog steekproefsgewijs plaats. De bedrijven die alle mest afvoeren zullen moeten blijven aantonen dat ze alle mest op een verantwoorde manier afzetten. De nieuwe wet zal veehouders niet meer verplichten ieder jaar gegevens over het landgebruik (binnen de mestregelgeving) en het aantal dieren door te geven. Alleen het doorvoeren van veranderingen is voldoende. In mei, als het systeem van gebruiksnormen naar verwachting duidelijk is, vindt de discussie plaats met de Europese Commissie inzake de derogatie. Het derogatieverzoek van Nederland gaat globaal uit van 170 kg N/ha uit dierlijke mest (effectieve werking) bij minder dan 70% van de oppervlakte grasland en 250 kg N/ha voor bedrijven met meer dan 70% van de oppervlakte grasland. Zodra meer duidelijk is informeren wij u hierover in onze AelmanScoop en via de nieuwsberichten op onze website www.aelmans.com. Ettien Eijssen/Fabienne Beusmans
Wijzigingen aanvraag oppervlakten 2004 Van 1 april tot en met 15 mei a.s. is de aanvraagperiode voor de jaarlijkse Mc Sharry-premie opengesteld. Ten opzichte van 2003 zijn er (uiteraard) weer enkele wijzigingen. Wij hebben ze voor u op een rij gezet.
1. Het braakpercentage is voor het jaar 2004 verlaagd naar 5% van de totale oppervlakte waarvoor steun wordt aangevraagd.
2. Vanaf het verkoopseizoen 2004/2005 kunt u onder bepaalde voorwaarden subsidie krijgen voor noten. 3. Vanaf het verkoopseizoen 2004/2005 kunt u mogelijk een extra energiebonus ontvangen. Deze komt boven op de akkerbouwpremie en bedraagt € 45,- per hectare. Deze energiebonus kunt u krijgen voor gewassen die hoofdzakelijk voor de productie van energieproducten worden geteeld, zoals biobrandstoffen of uit biomassa verkregen elektrische en thermische energie. 4. Wilt u in aanmerking komen voor een subsidie voor zetmeelaardappelen, dan moet u de betreffende percelen opgeven in de Aanvraag Oppervlakten. 5. Heeft u percelen voederareaal in het buitenland, dan moet u deze op een bedrijfskaart intekenen. U moet op deze kaart ook de ligging van de bedrijfsgebouwen en de landsgrens aangeven.
4
Structureel verleasen totale melkquotum niet meer mogelijk Sinds 1 april 2004 is het structureel verleasen van het totale melkquotum niet meer mogelijk. Betrokken verleasers vragen zich af of, en zo ja hoe, deze regeling te omzeilen is. Voor een aantal bedrijven vormt de leaseopbrengst van het melkquotum een substantieel fundament onder het inkomen. Voor een aantal bedrijven, die de melkveehouderij hebben beëindigd, vormt de leaseopbrengst een aanvulling op een uitkering of op de resultaten van een min of meer hobbymatige bedrijfsexploitatie. Op basis van rendementsoverwegingen of op basis van verpachtersaanspraken bij verkoop heeft de beëindiging van de melkveehouderij destijds niet geleid tot verkoop van het quotum.
Kort samengevat zijn er een drietal mogelijkheden: 1. verkoop 2. samenwerkingsverband 3. pseudo-lease
Ad 1.
Verkoop
Structurele verleasers met overwegend pachtgrond en weinig eigen grond, op basis waarvan het gehele melkquotum is over te dragen, kunnen mijns inziens niets anders doen het melkquotum dit jaar verkopen in combinatie met een regeling met de verpachter. Elke constructie die voor deze situatie wordt toegepast, betitelt de Pachtwet als wanprestatie met alle gevolgen van dien. Structurele verleasers waar de pensioengerechtigde leeftijd in zicht komt ( 57-plussers) dienen ook te overwegen om het melkquotum te verkopen alvorens na te denken over een ‘constructie’ tot behoud van het quotum en voortzetting van een (beperkte) verlease mogelijkheid.
Ad 2.
Samenwerkingsverband
Na het voorgaande resteert een groep (jongere) ondernemers met ruim voldoende landbouwgrond in eigendom en een quotum van behoorlijke omvang (in beginsel méér dan 200.000 kg) op naam. Voor deze groep ondernemers kan een samenwerkingsverband, met een collega melkveehouder, een redelijk alternatief zijn. Bij beide partijen moet wel duidelijk de intentie en de wil aanwezig zijn om ook feitelijk samen te werken in een maatschap of VOF, waarbij bepaalde bedrijfsrisico’s wel kunnen worden ingeperkt. Een samenwerking biedt ook voordelen in die gevallen waarbij men na een aantal jaren van samenwerking het melkquotum wenst over te dragen zonder fiscale afrekening (doorschuiven). Deze samenwerkingen zijn echter maatwerk. 5
Ad 3.
Pseudo-lease
De kreet ‘pseudo-lease’ is een eigen leven gaan leiden en werd vaak beschouwd als dé oplossing voor het omzeilen van de verleasebeperkingen. Onder deze titel wordt een permanente overdracht, zoals bedoeld in de Regeling Superheffing 1993, “tijdelijk” gemaakt. Feitelijk wordt quotum overgedragen middels een grondtransactie (permanente overdracht) waarbij gelijktijdig is overeengekomen dat op enig moment de volledige hoeveelheid wordt teruggeleverd aan de oorspronkelijke quotumhouder. Bij deze “constructie” plaatsen we een aantal kanttekeningen. Deze constructie kan uitsluitend en alleen worden overwogen wanneer beide partijen bekend en bewust zijn van de effecten en de risico’s. Daarbij dienen de volgende aspecten in het besluitvormingsproces nadrukkelijk te worden betrokken: • bestuursrechtelijk: de regeling Superheffing/ Europese verordening; • civielrechtelijk: nakoming verplichtingen/ betalingen/teruglevering; • fiscaal: economisch risico bij niet-melkendequotumhouder; • sociaal-economisch: circa 10 jaar aan elkaar verbonden. Onder de “civielrechtelijke” kant verdient met name de Pachtwet apart speciale aandacht. Wanneer voorafgaande aan de samenwerking of pseudolease geen regeling is getroffen ter zake de verpachtersaanspraken, leidt dit hoogstwaarschijnlijk tot ingebrekestellingen door de verpachter, schadevorderingen enz. In deze situatie kunt u aannemen dat de actie van de verpachter ook daadwerkelijk doel treft!
Samengevat Het voert te ver om alle onderdelen van samenwerking of pseudo-lease uitvoerig te belichten. Doel van dit artikel is u te attenderen op díe aspecten welke u in het besluitvormingsproces dient mee te nemen. Samenwerken ter veiligstelling en exploitatie van het melkquotum behoort tot de mogelijkheden, maar dient wel gebaseerd te zijn op de wilsovereenstemming om ook daadwerkelijk samen te werken. Wanneer deze er is kunnen ook economische en sociale voordelen ontstaan door opschaling van een bestaand melkveebedrijf. Valkuilen op zowel het fiscale als het civielrechtelijke vlak kenmerken nog steeds de “pseudo-lease”. Afhankelijk van de bedrijfssituatie zijn deze valkuilen echter te overbruggen of in ieder geval zijn de risico’s inzichtelijk te maken. Mede door ondersteuning van landelijk opererende juridische autoriteiten, op het gebied van agrarisch recht, zijn wij ruim toegerust om in uw specifieke situatie vakkundig te adviseren. Jan Horsmans
In de Provincie Limburg zijn twee verschillende “Ruimte voor Ruimte” regelingen van kracht. De Zuid-Limburgse werkt anders dan de Noord- en MiddenLimburgse. Daarnaast zijn er varianten op deze regelingen uitgewerkt. Omdat hierover nogal wat onduidelijkheid bestaat laten we de diverse regelingen de revue passeren.
2x Ruimte voor Ruimte in Limburg Zuid-Limburg De POL aanvulling “Ruimte voor Ruimte Zuid Limburg” is vastgesteld op 7 februari 2003. Grofweg is de regeling van toepassing op het niet stedelijke gebied. Hoofddoel van deze regeling, die is geënt op de regeling in Noord- en MiddenLimburg, is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied van Zuid-Limburg. De Provincie wil dit realiseren middels de sloop van niet in het landschap passende gebouwen (agrarisch en niet agrarisch). Als tegenprestatie mogen de betrokkenen, op locaties waar dit planologisch verantwoord is, één of meerdere kwalitatief hoogwaardige compensatiewoningen bouwen. De ontsteningswinst staat in deze regeling centraal. In tegenstelling tot Noord- en Midden-Limburg is het behalen van milieuwinst géén doel op zich. Een tweede (ondergeschikte) doelstelling is het leveren van een bijdrage aan structuurversterking van de melkveehouderij. De regeling is van toepassing op locaties waar agrarische bedrijven en niet agrarische bedrijven hun bedrijfsactiviteiten geheel beëindigen of reeds hebben beëindigd. Bij gebruikmaking van de regeling dient de agrarische bestemming te worden gewijzigd in bijvoorbeeld woondoeleinden. Dit in combinatie met de intrekking van de geldende milieuvergunning respectievelijk de AMvB melding. Gemengde bedrijven, die hun intensieve veehouderijtak willen afstoten, maar doorgaan met hun grondgebonden tak, komen ook voor de regeling in aanmerking. Deze bedrijven hoeven alleen de bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderijtak te slopen, en kunnen, met in acht name van een aantal voorwaarden, als grondgebonden
bedrijf doorgaan. Ook hier geldt, dat het bestemmingsplan alsmede de milieuvergunning respectievelijk de AMvB melding dienen te worden aangepast. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat voor iedere 750 m2 te slopen bedrijfsgebouwen één compensatiewoning teruggebouwd kan worden. Beschikt u over meer of minder m2 te slopen opstallen dan kunt u met meerdere eigenaren salderen totdat u de minimum oppervlakte van 750 m2 te slopen gebouwen, of een veelvoud daarvan, bereikt. De saldering beperkt zich niet tot één gemeente. De te slopen opstallen mogen in verschillende Zuid-Limburgse gemeenten gesitueerd zijn. Terugbouw van de compensatiewoning dient op een planologisch verantwoorde locatie te gebeuren. Bij voorkeur binnen de zogenaamde rode contouren uit de partiële streekplanherziening. Is dit niet mogelijk dan komt de kavel waar gesloopt wordt in aanmerking voor de compensatiewoning. Wanneer dit niet op een planologisch verantwoorde manier is te realiseren kan naar een andere locatie binnen hetzelfde lint of cluster, en in het uiterste geval in een ander lint of cluster worden gezocht. Toepassing van de regeling geschiedt in nauw overleg met de gemeente en de Provincie. Aanvraagformulieren voor deelname zijn bij de gemeente verkrijgbaar. Vooralsnog geldt de regeling voor maximaal 50 woningen. In februari 2005 evalueert de Provincie de regeling en bepaalt dan of ze de regeling continueert. De eerste ervaring leert dat de regeling nog maar moeizaam van de grond komt. Met name de locatie van de te bouwen woning stuit op discussies met gemeente en Provincie. De locatie en de oppervlakte van de
6
woningbouwkavel zijn van essentieel belang om, afgezet tegen de procedurerisico’s en tijdsspanne, te komen tot een voldoende positief financieel resultaat. Overigens wordt binnen het Gouvernement momenteel gewerkt aan een verbeterde regeling. Globaal gaat deze regeling inhouden dat, onder bepaalde voorwaarden, in de knel zittende melkveebedrijven niet één maar twee woningen mogen bouwen voor elke 750 m2 te slopen opstallen.
Noord- en Midden-Limburg Hoewel de aanpak van de verstening van het landschap ook hier een belangrijk doel is, werkt de Ruimte voor Ruimte in Noord- en Midden-Limburg op een andere wijze. Deze regeling biedt de Provincie mogelijkheden om milieu- en ruimtelijke problemen aan te pakken. Voor het slopen van niet meer in gebruik zijnde stallen en andere gebouwen en voor het staken van de intensieve veehouderijtak krijgen de veehouders een subsidie. Via de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken konden in het verleden veehouders, tijdens twee tranches, inschrijven voor deelname. Het Rijk betaalt verder voor het inleveren van de mestrechten. Minder vee (met intrekking van de milieuvergunning) geeft minder verzuring en zo beoogt men tevens een verbetering van het milieu te behalen.
Twee tranches De eerste tranche is in uitvoering bij 18 gemeenten. Zij financieren de sloop voor, want de opbrengst uit de verkoop van (ca. 223 bouwkavels) komt pas later beschikbaar. Alle subsidies in deze tranche zijn inmiddels toegekend. Voor de tweede tranche heeft de Provincie een samenwerkingsovereenkomst gesloten met RABO Vastgoed BV en voor de uitvoering de ‘Ruimte voor Ruimte Limburg CV’ opgericht. Deze onderneming koopt grond, maakt die bouwrijp en verkoopt de kavels voor woningbouw. Zodoende kunnen ook de sloopkosten gefinancierd worden. Eén bouwkavel voor 1000 m2 sloop. Deze kavels liggen dicht bij de dorpsranden en in de lintbebouwingen. Ruim 450 bedrijven hebben zich tijdens de twee tranches voor een sloopsubsidie gemeld (circa 800.000 m2). In 2010 kunnen uiteindelijk zo’n 1000 extra woningen gerealiseerd zijn.
bouwgrond helpen. De proceduretijd die hiermee gemoeid is bedraagt circa 1,5 jaar. De kavels zijn indicatief 1000 m2 groot. Inmiddels is besloten om ook kavels van 750 en 500 m2 aan te bieden.
Overige mogelijkheden De gemeente Nederweert heeft beleid vastgesteld voor het bouwen van woningen in het buitengebied in het kader van het Ruimte voor Ruimte principe. Het beleid van de gemeente Nederweert gaat uit van de situatie dat iemand niet aan de regeling, de voorwaarden en mogelijkheden van de RvR voldoet. Deze regeling noemt de gemeente Nederweert “inbreiding voor uitbreiding”. Om ontstening in het buitengebied te bereiken moet minimaal 1000 m2 bedrijfsgebouw worden gesloopt. Deze hoeveelheid mag ook van twee slooplocaties (minimaal 200 m2 per locatie) afkomstig zijn. De eventueel aanwezige milieuvergunning wordt ingetrokken en ook de bestemming wijzigt. Niet elke locatie komt voor deze regeling in aanmerking. Er is geen sprake van extra woningcontingent; de gemeente stelt jaarlijks maximaal 5 woningbouwcontingenten beschikbaar. De Provincie denkt in deze situatie aan een “beperkte” variant van de Ruimte voor Ruimte regeling. Ook hier staat de sloop van gebouwen in het landelijk gebied centraal, maar is het niet noodzakelijk dat ook fosfaatrechten en dergelijke worden ingeleverd. Mogelijk zullen ook glastuinbouwbedrijven van deze beperkte Ruimte voor Ruimte gebruik kunnen gaan maken. Jo Bovens / Hans Engelen
M2
De RvR Limburg CV werkt met het product ‘M2’ (Ruimte in het kwadraat). Hiermee wordt het samenwerkingsverband tussen de Provincie en RABO Vastgoed BV bedoeld. Een particuliere eigenaar van een perceel krijgt via deze constructie de mogelijkheid om een woning te bouwen, of om de grond met dat doel te verkopen. Maar ook een particulier zonder eigen grond kan M2 aan
7
De grondgebruiker krijgt het recht de bodem te gebruiken, maar ook de plicht er zorgvuldig mee om te gaan. Dat is de kern van het in december 2003 door het kabinet kenbaar gemaakte bodembeleid. Met het nieuwe bodembeleid wil het kabinet het bodembeleid duurzamer, eenvoudiger en consistenter maken.
Naar een duurzaam bodemgebruik Het nieuwe bodembeleid behelst meer dan bodemverontreiniging alleen. Zo sluit het bijvoorbeeld aan op de herziening van het Europese landbouwbeleid. Bovendien moeten Provincies, waterschappen en gemeenten bij hun beslissingen over het gebruik van de bodem de mogelijke effecten van hun besluiten beoordelen. Dit wordt vastgelegd in een bodembeheersplan of verordening, waarop inspraak mogelijk is. In dit artikel belicht ik de hoofdlijnen van het nieuwe bodembeleid.
Gebruik bodem De beleidsvernieuwing moet leiden tot een bewuster en duurzamer gebruik van de bodem. Bij het duurzaam bodemgebruik worden naast ecologische waarden, ook economische en sociaal-culturele aspecten meegewogen. De gebruiksmogelijkheden van de bodem voor verschillende functies mogen niet verslechteren; waar mogelijk moeten ze verbeteren. Het stand-still-principe blijft het vertrekpunt. Het nieuwe beleid gaat verder dan alleen de bescherming van de bodem tegen verontreiniging en fysische aantasting. Voortaan speelt ook het biologisch functioneren van de bodem een rol. In het vakjargon wordt dit aangeduid als “verbreding”. Het bodemgebruik neemt in het nieuwe beleid een centralere plek in. Het beleid richt zich daarmee allereerst op de bodemgebruiker. Hij draagt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsontwikkeling van de bodem. De grondgebruiker mag niet alleen zijn eigen belang veilig stellen. In het vakjargon heet dit “kanteling”. Het nieuwe beleid richt zich ook op de decentrale overheden. Zij moeten bij ruimtelijke ordening en inrichting bewuster dan voorheen met de toestand van de bodem omgaan. Afwegingen die het gebruik van de ruimte boven en onder het maaiveld (ook op langere termijn) bepalen, moeten mede worden gebaseerd op een beoordeling van effecten van bodemgebruik.
Verontreiniging en aantasting bodem De bredere focus in het nieuw bodembeleid laat onverlet, dat het voorkómen en herstellen van schade
door verontreiniging en aantasting van de bodem een taak van formaat blijft. Voornemens op dit terrein nemen in het nieuwe beleid, net als het oude beleid, een belangrijke plek in. In het preventieve beleid blijft een brongerichte aanpak centraal staan: het zoveel als mogelijk voorkómen van bodemverontreiniging en -aantasting. Voor lokale en agrarische bronnen van bodemverontreiniging bestaat al specifieke regelgeving. In aanvulling hierop bestaat de zorgplicht als algemeen vangnet. Deze is gebaseerd op de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer.
Vernieuwingen Vernieuwingen welke we op het terrein van het voorkomen en verwijderen van bodemverontreiniging mogen verwachten zijn: • Regimes voor preventie, grond- en baggerstromen en bodemsanering worden naar intensiteit van beheer en procedures geharmoniseerd. • Het beleid voor het omgaan met verontreinigde grond en bagger wordt, in samenhang met bodemsanering, ingebed in een consistent kader voor bodembeheer en losgemaakt van het productenbeleid. • Reeds aanwezige ernstige verontreiniging in de bodem zal minder om louter milieuhygiënische redenen worden gesaneerd; zij wordt wel beheerd. • Saneren en beheren van verontreinigde locaties wordt primair gestuurd door maatschappelijke en ruimtelijke dynamiek. De bevoegde overheid zal beleidsvrijheid krijgen om kwaliteitsverbetering van de bodem te koppelen aan lokale of regionale ambities en de toewijzing van functies. Er komt meer ruimte voor gebiedsgerichte oplossingen. Resumerend kunnen we concluderen dat het aangekondigde nieuwe bodembeleid weliswaar nog een redelijk hoog abstractiegehalte heeft, maar dat de richting duidelijk is: meer verantwoordelijkheid voor de gebruiker (vaak de agrariër), nieuwe regelgeving en meer verantwoordelijkheden bij lagere overheden. Bert Schrouff
8
Internetoplossingen op maat bij A3 Web Elke klant met het plan om ‘iets’ met internet te doen heeft zijn eigen ideeën en verwachtingen van het medium. Terwijl het ene bedrijf de bezoeker wil informeren met een zakelijke website heeft het andere bedrijf behoefte om producten of diensten te verkopen. Het bouwen van een website is tegenwoordig geen kunst. De moeilijkheid is echter het ontwikkelen van een product dat aansluit bij de wensen van de klant. Om aan te geven dat een internettoepassing maatwerk is laten wij u kennis maken met drie praktijkvoorbeelden. afgeschermd deel van de website kan zonder technische kennis of speciale programmatuur informatie worden beheerd. Yvonne van de Camp van de VAB is enthousiast over de beheermodule; “We kunnen op ieder gewenst tijdstip, zonder tussenkomst van A3 Web wijzigingen op de site doorvoeren.”
E-mail nieuwsbrief
Uitgebreid digitaal visitekaartje Bijna dagelijks beantwoordde de familie Maessen uit Wijlre dezelfde telefoontjes. Vragen over prijzen, locatie, route, foto’s en andere toeristische zaken. Voor familie Maessen die naast een melkveebedrijf onder de naam ’t Bakhuis ook een camping, een vakantiewoning en een zomerterras exploiteert aanleiding zich te bezinnen over een nieuwe, minder tijdrovende communicatiestrategie. Het bedrijf had de keuze uit nieuwe folders laten drukken en steeds toesturen, de gevraagde informatie faxen, telefonische uitleg blijven geven óf gebruik maken van de mogelijkheden van het internet. De keuze viel op het laatste. A3 Web ontwikkelde een website met niet alleen uitgebreide tekstuele informatie over ’t Bakhuis, ook het nodige beeldmateriaal en zelfs enkele panoramafoto’s. “De respons op de website is geweldig; we hoeven de mensen niets meer te vertellen wanneer ze bellen voor een reservering”, aldus Bert Maessen. Breng ook eens een digitaal bezoekje aan het bedrijf van de familie Maessen: www.het-bakhuis.nl.
Beheermodule De Vereniging Agrarische Bedrijfsadviseurs (VAB) uit Leiden bezit al enige tijd een nieuwe website. Via de site is uiteenlopende informatie toegankelijk; van ledenlijst tot beleidsplan, van forum tot adresgegevens. Aangezien onderdelen als nieuws uit de sector en activiteiten vaak ververst moeten worden heeft A3 Web een beheermodule ontwikkeld waarmee de VAB de website zelf kan beheren. Via een
9
Serviceorganisatie MKB benefits uit Venlo biedt inkoopvoordelen en dienstverlening voor het midden- en kleinbedrijf. Om klanten en relaties snel en adequaat te informeren was de organisatie, naast een professionele website, op zoek naar een extra communicatiekanaal. De uiteindelijke keuze viel op de elektronische nieuwsbrief. Met de oplossing van A3 Web kan het bedrijf rechtstreeks vanuit de beveiligde website e-mail nieuwsbrieven versturen naar abonnees. De abonnees kunnen op hun beurt zichzelf aan- of afmelden. “De door A3 Web gebouwde Nieuwsbriefmanager is een extra communicatiemiddel dat doelgericht onze relaties informeert”, aldus directeur Gilbert van der Mooren.
Tot besluit Het leveren van internetoplossingen is maatwerk. Daarbij is het van belang om steeds vanuit de klant te denken en uitkomsten te bieden die de bedrijfsprocessen ondersteunen, ongeacht het type bedrijf. We helpen u graag met een internetoplossing op maat. Martijn Hoes
Even voorstellen…Aelmans Ruimtelijke Ontwikkeling en Milieu Al vanaf de oprichting richt de Aelmans Adviesgroep zich ook op milieuvraagstukken. Sinds ca. vijf jaar is ze ook actief met de ruimtelijke aspecten waar haar klanten in hun bedrijfsvoering mee van doen hebben. De afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Milieu (ROM) omvat inmiddels vier ervaren adviseurs: Ton Crasborn, Hans Engelen, Jo Bovens en Hub Steins. Zij staan u op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu vakkundig ter zijde. De secretariële ondersteuning is voornamelijk in handen van Emmy Rutten.
Werkgebied en werkwijze Het werkgebied van de afdeling ROM bestrijkt geheel Limburg en een deel van Oost-Brabant. ROM richt zich met name op het landelijk gebied en de daarin gelegen plattelandskernen. Vooral agrarische, aanverwante bedrijven en het midden- en kleinbedrijf vormen de belangrijkste opdrachtgevers. Onafhankelijkheid staat bij de afdeling ROM hoog in het vaandel. De ROM-adviseurs zijn erg betrokken, kritisch en resultaatgericht. Discussie met de overheid gaan zij daarbij zeker niet uit de weg.
Ruimtelijke Ontwikkeling Ruimtelijke Ontwikkeling omvat een zeer breed takenpakket. Gecombineerde kennis van ruimtelijke ordening en milieuwetgeving is daarbij essentieel. De ROM-adviseurs beschikken over deze kennis, verkregen door een gedegen opleiding en studie, aangevuld met de nodige praktijkervaring. De ROM-adviseurs zijn actief op het gebied van bedrijfsoprichting, bedrijfsontwikkeling en bedrijfsverplaatsing. Daarnaast begeleiden ze herinrichting van bestaande bedrijfslocaties. Daarbij komen onder andere BOM+ (Bouwkavel Op Maat plus-principe) en BedrijfsOntwikkelingsPlannen (BOP) aan de orde. Ook zijn zij thuis in de uitvoering van projecten in het kader van de Reconstructie en de Ruimte voor Ruimte regelingen.
Wijziging bestemming De beste weg bij het wijzigen van een bestemming is het zoeken naar aansluiting bij een lopende bestemmingsplanprocedure. Het in eigen opdracht moeten wijzigen van een bestemming dan wel het doorlopen van een artikel 19-WRO-procedure vergt naast veel tijd (minimaal 1 tot 2 jaar) ook een behoorlijke investering. Kosten voor het verrichten van onderzoeken en het aanleveren van de benodigde onderbouwingen belopen al snel € 10.000,- en meer. Het is aan te bevelen om met name bij algehele planherzieningen zeer alert te zijn en gewenste aanpassingen daar zo mogelijk in te laten meelopen. Het gemotiveerd uitwerken van uw wensen en het doorlopen van de gehele zienswijze- en bezwaar-
procedure van gemeente via Provincie tot en met de Raad van State behoort tot ons takenpakket. Is er geen algehele planherziening in voorbereiding, dan wordt gewerkt met een partiële planherziening, een artikel 19 WRO-procedure of andere vrijstelling. Ook komt het voor dat het bestemmingsplan zelf in een wijzigingsbevoegdheid voorziet (artikel 11-plan). Onze ROM-adviseurs kunnen de diverse procedures voor u in gang zetten en namens u het overleg voeren met de diverse overheidsinstanties.
Milieu Op het gebied van milieu begeleiden de ROMadviseurs alle mogelijke procedures. Of het nu gaat om het aanvragen van een milieuvergunning, het melden van een verandering of het begeleiden van een MER-procedure. Ook eventueel noodzakelijke bezwaar- en beroepsprocedures bij de gemeente en de Raad van State behoren tot hun specialisme. Een actuele milieuvergunning is voor uw bedrijf van groot belang. Een goede vergunning met passende voorwaarden zorgt ervoor dat u uw bedrijf ongestoord kunt exploiteren. Naast verplichtingen zijn in die vergunning ook uw rechten vastgelegd. De vergunning bewerkstelligt dat oprukkende woonbebouwing op voldoende afstand blijft. Bij een eventuele verkoop staat een actuele milieuvergunning borg voor de waarde van uw bedrijf. Bij het aanvragen van een milieuvergunning is het van groot belang dat ook de toekomstige bedrijfssituatie goed in beeld wordt gebracht. Naast het vastleggen van uw rechten betekent dit dat herziening van de vergunning minder vaak nodig is. Met hun specialistische kennis en zeer ruime ervaring kunnen onze ROM-adviseurs u daarbij van dienst zijn.
Samenwerking Hoe u het ook wendt of keert: ruimtelijke en milieuaangelegenheden staan niet op zichzelf. Het zijn onderdelen van een hele keten. Door de intensieve wisselwerking met de diverse andere afdelingen binnen haar kantoor kan de Aelmans Adviesorganisatie projecten vanaf de eerste gedachtevorming tot feitelijke realisatie begeleiden. Voor een uitvoerige beschrijving van de ROM-dienstverlening verwijzen wij u graag naar de website: “www.aelmans.com”. Jo Aelmans 10
In een tijd dat in Limburg mensen hard werken aan het slopen van veel agrarische gebouwen, zochten wij naar mogelijkheden om met de bestaande gebouwen een hoger rendement te behalen. Mede ingegeven door de grote energiebehoefte van de bedrijven en het feit dat stallen voorzien zijn van grote daken heeft er een onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheden tot rendementverbetering met zonne-energiesystemen.
Voor niets gaat de zon op! Redenen om te investeren in zonne-energie zijn vooral de besparing op de energiekosten en een positieve uitstraling. In vergelijking met windenergie is het ook een minder horizon vervuilende energiewinning. Er zijn globaal genomen twee typen zonnepanelen in de handel. Eén is bedoeld voor het opwekken van elektriciteit (Photovoltage, PV) en de ander voor het voorverwarmen van watersystemen. In dit artikel beperken we ons tot de PV-panelen. De PV-panelen zijn eenvoudig en los van de dakbedekking in metalen frames te plaatsen. Het zogenaamde piekwattvermogen is circa 100 Watt per m2, bij een optimale bezonning en ligging dwars op het zuiden. Bij 700 m2 dakpanelen is een opbrengst te realiseren van circa 90.000 kWh. De investeringskosten bedragen circa € 750,- per m2 (incl. BTW). Er zijn ook dakvervangende panelen. Deze kosten rond € 950,per m2, maar leveren een besparing in de aanleg van het normale dak. De terugleververgoeding voor groene stroom is circa 10 eurocent per kWh (excl. BTW). De terugverdientijd van de PV-panelen is vooralsnog langer dan 10 jaar. De oorzaak is dat de panelen een relatief lage opbrengst hebben in relatie tot de hoge investeringskosten en de afgebouwde subsidiemogelijkheden. De conclusie is duidelijk: onder de huidige omstandigheden is het toepassen van PV-panelen economisch niet aantrekkelijk. Het economisch perspectief is pas interessant als: • de terugleververgoeding voor deze vorm van elektriciteitsproductie hoger wordt dan 18 eurocent per kWh;
• doorontwikkelingen leiden tot een lagere productieen verkoopprijs (minimaal 70% goedkoper); • de opbrengsten per m2 sterk toenemen (minimaal een verdubbeling) door technische verbeteringen; • de subsidiemogelijkheden zo hoog zijn dat de onrendabele top wordt gecompenseerd. In de nabije toekomst zullen modernere technieken ongetwijfeld een nieuw licht werpen op zonne-energie. Wij zullen daarom de ontwikkelingen blijven volgen en op gezette tijden een “pilot” van de grond proberen te krijgen waarbij agrariërs, overheden en leveranciers de handen ineen slaan. In een aantal situaties kan het toch interessant zijn de installateur om advies te vragen. Bijvoorbeeld bij: • nieuwbouw; • vervangen van daken; • grotere energie/warmtebehoefte op het bedrijf of in de woning; • het vervangen van de technische installaties; • en bij het aanvragen/wijzigen van een milieuvergunning. Bart Huijts Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Mathieu Dumoulin BV te Maastricht en Installatieservice Habets te Maastricht. Voor meer informatie zie ook internet: www.novem.nl.
11
Eindelijk was het zover. Op donderdag 4 maart, een jaar later dan gepland, kon de familie Sluijsmans uit Eckelrade haar ‘Rucydo-bos’ openen. Bij het planten van de laatste bomen kreeg de familie hulp van de leerlingen van de plaatselijke basisschool. Voorzien van laarzen, schoppen en goede moed gingen de kinderen aan de slag. Namens de Provincie was gedeputeerde de heer Herman Vrehen aanwezig om het openingswoord te doen en vervolgens een plaquette te onthullen.
Nieuw bos heeft veel voeten in de aarde Een boom planten is: een blijk van vertrouwen in de aarde, een daad van hoop op de toekomst, een daad van naastenliefde jegens de toekomstige geslachten die van zijn vruchten zullen genieten wanneer wij er niet meer zijn… Louis Mercier (1740-1814)
Bos in plaats van koeien Voorheen had de maatschap Sluijsmans midden in de woonkern van Eckelrade een melkveebedrijf met 40 koeien en een huiskavel van slechts 1,5 hectare. Noodgedwongen moesten de koeien zomer en winter op stal gevoerd worden. Een onwerkbare situatie. Zes jaar geleden besloot de maatschap daarom de melkveetak af te stoten en op zoek te gaan naar iets anders. Na de gronden eerst als akkerland te hebben bewerkt besloot de maatschap, in overleg met Jo Aelmans, de mogelijkheden te onderzoeken om op de gronden een bos aan te planten. Na drie jaar onzekerheid, onderhandelen, en overwinnen van diverse obstakels is dit bosproject van John en Luciënne Sluijsmans in samenwerking met de Provincie Limburg, Dienst Landelijk Gebied (DLG) en de Aelmans Adviesgroep, tot een goed einde gebracht.
Grootste Het Rucydo-bos, de samenvoeging van de eerste twee letters van de voornamen van de kinderen van John en Luciënne: Ruud, Cyriel en Dorien, heeft een omvang van ruim 14 hectare. Het is het grootst aangelegde
particuliere bos in Limburg tot nu toe. Om deze aaneengesloten oppervlakte te realiseren heeft de DLG diverse grondtransacties moeten uitvoeren. In het bos groeien een mengeling van boomsoorten, vooral eiken, beuken, en robinia. De ruim 6.000 boompjes die per hectare zijn geplant zullen, in een periode van 30 jaar, leiden tot een bos met niet meer dan 300 bomen per hectare. In de tussenliggende periode groeit er, naast een mooi wandelgebied voor de toeristen, ook een aanzienlijke houtopbrengst voor de familie Sluijsmans en geeft ze bovendien invulling aan de mooie woorden van Louis Mercier (zie kader).
Combineren De totstandkoming van het Rucydobos leert ons dat alléén door het creatief combineren van subsidiemogelijkheden, particulieren in staat zijn een bos aan te leggen. Dit bosproject werd dan ook mede mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van: het ministerie van LNV (Subsidieregeling Natuurbeheer, SN), de Provincie Limburg en boscertificaten van het Nationaal Groenfonds. Ettien Eijssen en Guus Queisen
12
Colofon AelmanScoop is een periodieke uitgave voor relaties van Aelmans Adviesgroep Kerkstraat 4, 6367 JE Voerendaal Tel. (045) 575 32 55 Fax (045) 575 15 09 Abenhofweg 2, 6095 NE Baexem Tel. (0475) 459 260 Fax (0475) 459 282 internet: www.aelmans.com e-mail:
[email protected] Redactie M&O Guus Queisen Vof, Sittard Fotografie M&O Guus Queisen Vof, Sittard en Twan Wiermans fotografie Ontwerp P&P Company BV, Beek Druk Comar BV, Margraten Overnemen met bronvermelding is toegestaan. Deze uitgave van AelmanScoop is met veel zorg samengesteld. De lezer dient er echter rekening mee te houden dat de regel- en wetgeving bijzonder gecompliceerd is. Bovendien is deze voortdurend aan verandering onderhevig. Wij kunnen dan ook geen enkele verantwoordelijkheid aanvaarden voor hetgeen men zonder deskundig advies naar aanleiding van de inhoud van deze publicatie onderneemt.