Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Verpleegkunde Voltijd, duaal Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Verpleegkunde Voltijd, duaal CROHO nr. 34560 Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV Datum december 2006 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Prof. Dr. G.G.M. Essed Dr. C.P. van der Schans J. Scholthof Drs. R.F.H.M. Stapert
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport ‘Met zorg gewogen’ Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie Verpleegkunde datum 27 september 2006
4 4 4 4 6 7 7 9 10 10 10
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
11 11 11 14 17 19 19 22 25 28 32 34 35 38 41 41 43 45 47 47 48 50 50 53 55 57 57 58
3. 3.1. 3.2. 3.3.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Verpleegkunde, voltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding Verpleegkunde, duaal Integraal oordeel/ advies aan NVAO
60 60 61 62
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2.1. genoemde HBO bachelor opleidingen.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool van Amsterdam, in casu het Instituut Verpleegkunde, verzorgt de HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de HBO-bachelor opleidingen:
Verpleegkunde, voltijd Verpleegkunde, duaal
crohonummer: 34560 crohonummer: 34560
1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd- en duale variant van de opleiding HBOVerpleegkunde in één rapport samengevat omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt. 1.2.3. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding HBO-Verpleegkunde voltijd, duaal.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De oorsprong van de opleiding HBO-V ligt in de toenmalige opleidingen maatschappelijke gezondheidszorg (MGZ) en "Kaderopleiding Gezondheidszorg". Op 1 september 1987 is de HBO-V opleiding officieel van start gegaan met een klein curriculumteam. In het schooljaar 1988 - 1989 begonnen de eerste 60 studenten met de propedeuse. Het Instituut Verpleegkunde heeft thans een team van ongeveer 28 docenten en ongeveer 500 studenten. Het Instituut Verpleegkunde verzorgt naast de HBO-V-opleiding ook een postinitiële opleiding voor sociaal psychiatrisch verpleegkundigen. Het instituut maakt deel uit van de Amsterdam School of Nursing (hierna: ASN), die in 2003 is opgericht. Door in de ASN te participeren heeft het beroepenveld, voor het eerst in Nederland, medeverantwoordelijkheid genomen voor het HBO-onderwijs aan verpleegkundigen. De opleiding profileert zich als een professionele opleiding voor vakbekwame verpleegkundigen op HBOniveau, die in nauwe samenhang met de beroepspraktijk worden opgeleid. Dat is de bijzondere en sterke eigenschap van de HBO-V opleiding van de HvA. Het Academisch Medisch Centrum (AMC) gaf begin 2001 al aan dat het niet tevreden was met de kwaliteit van verpleegkundigen. Het Instituut Verpleegkunde van de HvA ontwikkelde daarop een intensieve samenwerking met het AMC. Dit resulteerde in een duaal traject en de nadruk op intensieve klinische zorg. Het concept leidde ook tot leerwerkplaatsen en gewaarborgde leerstages op speciaal daarvoor gereserveerde patiëntenlocaties van het AMC.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 4
De Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA) besloten als eerste in Nederland tot een personele unie tussen universiteit en hogeschool. In hun samenwerking beogen de UvA en de HvA de HBO-bacheloropleidingen te versterken en een goede aansluiting te realiseren tussen deze bachelor- en de universitaire masteropleidingen. Deze intensieve samenwerking heeft geleid tot zogenaamde “schools”, waarin de samenwerking concreet vorm krijgt. Het Instituut Verpleegkunde biedt de bacheloropleiding HBO-V in verschillende differentiaties aan. Al deze varianten leiden op tot verpleegkundige op HBO-niveau: HBO-V regulier vierjarig onderwijstraject met een binnen- en een buitenschoolscurriculum (stage- en leerwerkplaatsen); HBO-V duale variant die het werken en leren combineert (drie weken werken, een week ‘school’); HBO-V UMC-variant, bedoeld voor studenten die willen werken in een academisch ziekenhuis. Het instituut kent voor het HBO-V onderwijs geen deeltijdmogelijkheden. Het verpleegkundig vakgebied is tegenwoordig zodanig breed dat een verpleegkundige niet voor alle deelsectoren van de zorg op HBOniveau opgeleid kan worden. Na een tweejarig basisprogramma splitst de opleiding zich in drie afstudeerrichtingen: somatische zorg (AGZ-afstudeerrichting); geestelijke gezondheidszorg (GGZ- afstudeerrichting); maatschappelijke gezondheidszorg (MGZ). Deze laatste afstudeerrichting bestaat uit een selectie van onderdelen van de AGZ- en GGZ-differentiatie, aangevuld met specifieke MGZ- onderdelen. De opleiding gaat bij haar visie op het beroep uit van de volgende omschrijving: ‘Verplegen is het beroepsmatig ondersteunen en beïnvloeden van de vermogens van de zorgvrager bij feitelijke of potentiële reacties op gezondheids- en/of daaraan gerelateerde bestaansproblemen en op behandeling of therapie, om het evenwicht tussen draagkracht en draaglast te handhaven of te herstellen. Anders gezegd: verpleegkundigen participeren in de medische behandeling van patiënten en ondersteunen en begeleiden patiënten bij de lichamelijke, psychische en sociale problemen als gevolg van hun ziekte. Ook spelen verpleegkundigen een belangrijke rol bij het voorkomen van (problemen door) ziekte door middel van voorlichting en adviezen’. Het feit dat de HBO-Verpleegkundige deel uitmaakt van een complexe (academische) zorgorganisatie waarbinnen in een multidisciplinair team wordt samengewerkt, stelt hoge eisen aan het professioneel functioneren. Deze vereisten weerspiegelen zich in de onderhavige visie op het verpleegkundig beroep, die, op haar beurt, nauw aansluit op het door Leistra, e.a. (Beroepsprofiel van de verpleegkundige. Maarssen, 2000) beschreven beroepsprofiel. In dat profiel worden drie verpleegkundige taken beschreven waar de opleiding zich op richt: zorgvragergebonden taken; organisatiegebonden taken; professiegebonden taken. De opleiding noemt zich ‘ambitieus’. Op onderdelen zijn in de opleiding verbeteringen noodzakelijk, zo geeft de opleiding in haar Management Review aan. Dit geldt met name voor de hoge werkdruk en het tegenvallende propedeuserendement. Docenten van HBO-V ervaren hoge werkdruk en, hoewel zich dit niet in ziekte uit, vraagt dit om een structurele oplossing. Deze heeft de opleiding gevonden door een verbeterde roostering en een efficiëntere programmering van het onderwijs. De eerste effecten hiervan verwacht de opleiding in het nieuwe studiejaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 5
Ook behoeft het propedeuserendement verbetering. In de afgelopen periode is het propedeutisch programma van de opleiding zwaarder en daardoor moeilijker geworden. Deze verzwaring van het curriculum heeft de opleiding doorgevoerd naar aanleiding van de vraag vanuit het werkveld om meer professionaliteit. De verzwaring heeft geleid tot een daling van het rendement in de propedeuse. Naast het streven van de opleiding deze twee elementen te verbeteren is zij vooral gericht op de verdere ontwikkeling van met name het opleidingsprogramma en de kwaliteitszorg. Dit heeft, naar het oordeel van het auditteam, tot goede resultaten geleid. Op een enkel onderdeel zelfs (zie daarvoor de bevindingen bij facet 2.2.) tot een uitzonderlijk goed resultaat. Om het gekozen profiel van de opleiding scherp aan te zetten, heeft de opleiding besloten om het programma van AGZ, GGZ, en MGZ verder te ontwikkelen door middel van minoren. Ook wordt het buitenschools curriculum verder ontwikkeld. Op het gebied van de kwaliteitszorg zet de opleiding de komende twee jaar in op een kwaliteitssysteem volgens het INK-managementmodel. In december 2006 verwacht de opleiding beleidsvoornemens te hebben vastgesteld over ontwikkelingen als het identificeren van talentvolle studenten, individuele leerroutes, snelle doorstroomtrajecten naar beroeps- of wetenschapsgerichte masteropleidingen en begeleidingstrajecten voor relatief moeilijk lerende studenten.
1.4.
Visitatierapport ‘Met zorg gewogen’
De visitatiecommissie geeft in het rapport ‘Met zorg gewogen’ (Den Haag, 2002) een overzicht van haar bevindingen naar aanleiding van een bezoek aan de opleiding op 14 en 15 juni 2001. De commissie geeft de opleiding een aantal aanbevelingen waaronder de ontwikkeling van een samenhangend en competentiegericht curriculum, verbetering van de bewaking van de relevantie van de eindkwalificaties van de afgestudeerden, beleid ontwikkelen op het gebied van eerder verworven competenties en deficiënties, het personeelsbeleid op meer gestructureerde wijze vormgeven, de externe oriëntatie, zoals ingezet, verder versterken en de studiebegeleiding op systematischer wijze inrichten. Hoewel de opleiding ten tijde van de visitatie beschikte over een evaluatiecyclus, adviseerde de commissie de opleiding het kwaliteitszorgsysteem verder uit te bouwen en te zorgen voor een adequate borging. De wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding diende verbeterd te worden: docenten waren ‘…weliswaar alert op wetenschappelijke ontwikkelingen middels contacten met het werkveld en bestudering van literatuur, maar deze worden niet op systematische wijze en in onderling overleg in het onderwijs ingebracht’. De opbouw en de inhoud van het curriculum werden als ‘voldoende relevant’ beschouwd, gelet op de voorbereiding op de beroepsuitoefening. Ook de eigen visie van de opleiding op het beroep en het beroepenveld waarvoor wordt opgeleid. worden door de commissie als ‘duidelijk’ en ‘adequaat’ beschouwd. De opleiding komt in voldoende mate tegemoet aan de eisen die aan afgestudeerden mogen worden gesteld. De commissie geeft in haar rapport aan dat de inhoud van het opleidingsprogramma ‘…. voldoende aanknopingspunten bood om aan de hand van een helder kader de nodige aanpassingen te kunnen doen. De inzet van het onderwijsteam leidt bij de visitatiecommissie tot de overtuiging ‘….dat dit een goede basis biedt voor de taak waarvoor men zich gesteld ziet. De commissie heeft er vertrouwen in, dat men erin zal slagen het onderwijs door de voorgenomen herziening een nieuwe impuls te geven’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 6
Het auditteam heeft in haar documentanalyse en tijdens de visitatie expliciet de resultaten meegenomen uit het rapport van de voormalige visitatiecommissie. Dat wil zeggen: gekeken is naar de mate waarin de opleiding er de afgelopen vijf jaar in geslaagd is verbetering door te voeren op die onderdelen die door de visitatiecommissie als ‘onvoldoende’ werden beoordeeld.
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de opleiding (voltijd en duaal) geldt het volgende: de opleiding HBO-Verpleegkunde heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld, dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een verpleegkundeopleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit referentiekaderkader in zijn beoordeling betrokken. Zie onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding HBO-V aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Met zorg gewogen’ (zie § 1.4); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en positie in de markt; interne organisatie; de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen; ontwikkelingen in het beroepenveld; beroeps- en opleidingsprofielen; (validatie) eindkwalificaties; curricula en de interne en externe evaluatie daarvan; werkvormen; toetsing en beoordeling; kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; internationalisering; instroombeleid; studiebegeleiding; onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 7
Op basis van de door de opleiding HBO-V aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van beide opleidingsvarianten die overigens sterke gelijkenis vertonen. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen uit het verpleegkundig en medisch domein, één student alsmede één lead auditor en één auditor ‘onderwijs’ tevens secretaris, beiden vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. 1
Visitatie heeft op 27 september 2006 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 8
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 9
1.5.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
De heer drs. W. G. van Raaijen De heer prof. dr. G.G.M. Essed De heer dr. C.P. van der Schans Mevrouw J. Scholthof De heer drs. R.F.H.M. Stapert
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding HBO-Verpleegkunde noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De voorzitter van het auditteam, de heer Van Raaijen, kan bogen op een jarenlange auditervaring als lead auditor binnen en buiten het hoger onderwijs. De heer Essed is als gynaecoloog verbonden aan het Academisch Ziekenhuis Maastricht en als hoogleraar Methodiek van het Klinisch Onderwijs aan de Universiteit Maastricht. Als werkvelddeskundige heeft hij zich in zijn beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. De heer Van der Schans heeft op grond van zijn ervaring en positie in het werkveld en onderwijs een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van verpleegkunde op HBO-niveau. Hij is thans onder andere verbonden aan de Hanzehogeschool als Lector Transparante Zorgverlening. Bovendien hebben beide vak- en werkvelddeskundigen de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De onderwijsdeskundige en secretaris, de heer Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Stapert heeft in zijn huidige en vorige functies een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Mevrouw Scholthof heeft als studentlid deelgenomen aan de audit. Zij heeft in het studiejaar 2002-2003 Geneeskunde gestudeerd aan de (toenmalige) Katholieke Universiteit Nijmegen. Zij studeert sedert 2003 Verpleegkunde aan de Saxion Hogeschool IJsselland in Deventer. Sinds 2002 heeft zij een aantal stages afgerond binnen (para)medische instellingen. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie Verpleegkunde datum 27 september 2006
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 10
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen HBO-V voltijd en duaal De opleiding HBO-V (zowel de voltijd al de duale variant) heeft als doelstelling studenten op te leiden tot verpleegkundigen op HBO-niveau. De omschrijving van “verplegen” die de opleiding hierbij hanteert, luidt als volgt: “Verplegen is het beroepsmatig ondersteunen en beïnvloeden van de vermogens van de zorgvrager bij feitelijke of potentiële reacties op gezondheids- en/of daaraan gerelateerde bestaansproblemen en op behandeling of therapie, om het evenwicht tussen draagkracht en draaglast te handhaven of te herstellen”. Deze omschrijving is voor beide opleidingsvarianten het uitgangspunt geweest voor de ontwikkeling van een eigen visie op het beroep van de HBO-Verpleegkundige. De opleiding onderscheidt in het verplegen drie verpleegkundige taakgebieden: zorgvragergebonden taken, organisatiegebonden taken en professiegebonden taken. Deze worden verbonden met de vijf verpleegkundige beroepsrollen: zorgverlener, regisseur, ontwerper, coach en beroepsbeoefenaar. In de visie van HBO-V omvat de verpleegkundige zorgverlening zowel ziektekundige als ziekenkundige aspecten. Hiermee wordt bedoeld dat verpleegkundigen zowel over brede en diepgaande vakkennis moeten beschikken als over een houding en vaardigheden om zich op de ervaringen en de betekenisverlening van de patiënt te kunnen richten. Deze systematiek is door het management en de docenten van HBO-V vastgesteld in samenspraak met vertegenwoordigers van de praktijkinstellingen waarmee de opleiding samenwerkt. Deze praktijkvertegenwoordigers komen regelmatig bijeen in de ‘Verpleegkundige Onderwijsraad’ (VOR). Uit de verslagen van de VOR blijkt dat de raad: de opleiding informeert over ontwikkelingen in werkveld en beroep; gevraagd en ongevraagd advies uitbrengt over doelstellingen, inhoud en kwaliteit van het curriculum, mede op basis van de landelijke opleidingskwalificaties; evalueert of en in hoeverre de (deel)kwalificaties en competenties nog relevant zijn en voldoen aan de (landelijke en hogeschoolspecifieke) opleidingskwalificaties; evalueert of de eindkwalificaties voldoen aan de generieke HBO bachelor-kwalificaties; adviseert over instroom en doorstroom van studenten. De opleiding heeft de beroepscompetenties in nauwe samenspraak met de VOR vertaald naar leerinhoud. Door deze samenwerking met de praktijk heeft de opleiding op gedegen wijze garanties ingebouwd voor de actualiteit van (i) de opleidingsdoelen, (ii) de competenties waarnaar in die doelen wordt verwezen en (iii) de leerinhouden. Dit geldt voor beide varianten in dezelfde mate.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 11
Het onderwijs van de opleiding HBO-Verpleegkunde (voltijd en duaal)is overigens ook en uitdrukkelijk gebaseerd op het landelijk vastgestelde competentieprofiel ‘Met het oog op de toekomst’, dat door alle HBO-V-opleidingen in samenwerking met het werkveld is ontwikkeld. In aansluiting op de kwalificatie-eisen van zorginstellingen en op actuele maatschappelijke ontwikkelingen staat beschreven op welke wijze HBOVerpleegkundigen zich in de praktijk kunnen onderscheiden van andere verpleegkundigen. De genoemde publicatie bevat voorts een beschrijving van de kerncompetenties voor alle HBO-Verpleegkundigen. Daarnaast is een aantal beroepscompetenties beschreven voor verschillende zorgcategorieën, ten behoeve van de afstudeerdifferentiaties. Daarbij wordt gekeken naar de gevolgen die deze afstudeerdifferentiaties hebben voor de HBO-V-opleidingen. Bij het opstellen van het competentieprofiel en de set competenties is gebruik gemaakt van expertise binnen en het buiten het hoger onderwijs. Zo hebben namens Geestelijke Gezondheidszorg en Verslavingszorg (GGZ) Nederland een aantal personen zitting gehad binnen de stuurgroep die zowel het profiel als de competenties ontwikkeld hebben. Drie personen in de stuurgroep waren afkomstig uit het hoger onderwijs en HBO-Raad. Daarnaast zijn een begeleidingsgroep en een projectgroep betrokken geweest bij de ontwikkeling van het profiel en de competenties. Een belangrijk element in het op deze wijze totstandgekomen opleidingsprofiel is de sterke nadruk die de Amsterdamse opleiding legt op evidence based practice die dan ook een prominente plaats heeft gekregen in het curriculum. Als uitgangspunt voor het opstellen van de beroepscompetenties HBO-V, zoals geformuleerd in het document ‘Beroepscompetenties van de HBO-GGZ Verpleegkundige’, dienden de beroepscompetenties uit: Pool e.a. (NIZW/Utrecht, 2001). Met het oog op de toekomst. Beroepscompetenties van HBOVerpleegkundigen. Daarnaast is gebruik gemaakt van additionele documenten zoals: GGZ Nederland, HBO-Raad. (z.j.) Beroepscompetenties van de HBO GGZ-verpleegkundige. Verenigde Academische Ziekenhuizen. (2003). “Jij maakt het verschil…” Beroepscompetenties voor HBOopgeleide verpleegkundigen (bachelors) in Universitair Medische Centra. Leistra, E., Liefhebber, S., Geomini, M., Hens, H. (1999). Beroepsprofiel van de verpleegkundige, Elsevier/De Tijdstroom en LCVV. Wat betreft de internationale component van de opleiding geldt, dat binnen het internationale Socratesprogramma via het zogeheten Tuning-project gewerkt wordt aan het vaststellen van Europese beroepscompetenties. De opleiding participeert in een back-up groep voor dit project: TENN (Thematic European Nursing Network for Excellence in Nursing). De rol van TENN in het Tuning-project is die van een klankbord voor voorstellen en concepten van de door Tuning geformuleerde verpleegkundige beroepscompetenties. Door te participeren in dit internationale netwerk is de internationale inbedding van de eindkwalificaties gegarandeerd. Internationalisering komt voorts tot uiting in het minorprogramma Global Nursing, dat samen met o.a. het Koninklijk Instituut voor de Tropen wordt vormgegeven. Belangrijke accenten van dit minorprogramma zijn: tropengeneeskunde, tropenverpleegkunde, ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten, vluchtelingenproblematiek en culturele antropologie. Deze minor wordt in de Engelse taal gedoceerd, en past in het beleidsplan internationalisering van de HvA. Conform het internationaliseringsbeleid van de HvA wordt de studenten van de minor de mogelijkheid geboden tot internationale stages.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 12
Ten slotte: de opleiding HBO-V richt zich op het opleiden van verpleegkundigen die in een moderne arbeidsorganisatie kunnen functioneren. De opleiding houdt rekening met de actuele maatschappelijke context en met de multiculturele aspecten. Voor het cursusjaar 2006-2007 wordt samen met de gemeente Almere en de opleiding Huisartsgeneeskunde van het AMC, door een aantal docenten gewerkt aan de ontwikkeling van de domeinspecifieke minor MGZ.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties die op beide varianten betrekking hebben:
de eindkwalificaties van de opleiding sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door vakgenoten binnen het domein worden gesteld aan de betreffende opleiding; de eindkwalificaties sluiten direct aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk aan de betreffende opleiding worden gesteld; de hierboven bedoelde op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde beroepscompetenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het domein; de ‘Amsterdamse’ profilering (evidence based practice) betekent een belangrijke en voor het werkveld zeer relevante verbreding èn verdieping van de opleiding; de ‘Amsterdamse’ profilering is op zorgvuldige wijze in samenspraak met het ‘regionale’ werkveld tot stand gekomen; de actieve participatie van de opleiding in diverse internationale samenwerkingsverbanden laat zien, dat de opleiding zich ook richt op internationale ontwikkelingen en deze in haar programma incorporeert.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 13
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen In 2004 is bij de opleiding HBO-V een nieuw curriculum geïmplementeerd. Sindsdien gelden de HBOkernkwalificaties als norm voor de (deel-)kwalificaties in het curriculum. Tijdens het eerste en tweede studiejaar geeft de curriculumcommissie in haar opdrachten tot onderwijsontwikkeling expliciet aan welke HBO-kernkwalificaties in het te ontwikkelen studieonderdeel aan de orde komen. De kernkwalificaties staan ook vermeld in de studiehandleidingen van het 1e en 2e studiejaar. Een matrix met HBO-kernkwalificaties voor deze twee jaar is in het document ‘Opleidingsplan HBO-V 20062009’ opgenomen. In het portfolio dienen de studenten hun ontwikkeling ten aanzien van deze kernkwalifcaties te beschrijven en te verantwoorden. Vanaf het derde opleidingjaar worden de HBOkernkwalificaties niet meer afzonderlijk in studiehandleidingen vermeld. Het HBO-niveau van de student en dus de ontwikkeling ten aanzien van de HBO-kernkwalificaties, moet blijken binnen de beroepscompetentieontwikkeling. De landelijke beroepscompetenties voor de HBO-Verpleegkundige bepalen in deze fase rechtstreeks het te behalen niveau. Uit het eerder genoemde ‘Opleidingsplan HBO-V 2006-2009’ blijkt dat de curriculumopbouw wordt bepaald door deze landelijk vastgestelde beroepscompetenties. Het auditteam heeft de set competenties van de opleiding bestudeerd om te bepalen of deze beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. Uit het opleidingsplan van de opleiding HBO-V en het document waarin de landelijke opleidingscompetenties beschreven zijn, blijkt dat de opleiding in de eindkwalificaties/competenties de Dublin Descriptoren heeft geïncorporeerd. Dit betekent: Kennis van en inzicht in: de verplegingswetenschappen, in het bijzonder de verpleegkundige methodieken, verpleegkundig diagnosticeren, resultaten van verpleegkundige interventies, belevingsgerichte zorg, wetenschappelijk getoetste richtlijnen, meer specifiek bijvoorbeeld de richtlijnen van het Centraal Beleidsorgaan (CBO) en het Landelijk centrum voor Verpleging en Verzorging; elementaire delen van de vakgebieden natuur- en medische wetenschappen: farmacologie, epidemiologie, voedingsleer / diëtetiek, anatomie / fysiologie, pathologie / ziekteleer, psychopathologie / psychiatrie sociale - , gezondheids - en gedragswetenschappen: preventie / patiëntenvoorlichting, maatschappelijke invloeden op de gezondheid (zoals ongelijkheid, vergrijzing, grote steden problematiek), culturele invloeden op de gezondheid, psychologie en gezondheid (modellen van gezondheid en ziekte), ontwikkelingspsychologie; ethiek en recht: gezondheidsrecht, onderwerpen gerelateerd aan zingeving en morele vraagstukken (integriteit), levensbeschouwing, zorg en het centrale belang van de patiënt / cliënt; wet- en regelgeving, zoals Beroepscodes NU ’91 voor de verpleging, WGBO, BIG, wijzigingen BOPZ, modernisering AWBZ, WMO, kwaliteitswet zorginstellingen, klachtrecht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 14
Toepassen van kennis en inzicht in: een zorgplan kunnen opstellen, waarbij de afgestudeerde de juiste richtlijnen en protocollen selecteert met oog voor de individuele behoeften van de patiënt en dat voorzien is van nauwkeurige interventies en waarvan afgestudeerde de verpleegkundige de resultaten kan verantwoorden; de patiënt zodanig van informatie kunnen voorzien dat hij gefundeerde keuzes kan maken; kunnen toetsen of patiënten, cliënten en of verzorgenden voldoende informatie ontvangen op basis waarvan overeenstemming over de zorg kan plaatshebben; persoonlijke werklast en tijd effectief kunnen beheersen; kunnen handelen in (acute) levensbedreigende situaties en in acute crisissituaties van de cliënt; de kwaliteit van de individuele zorgverlening kunnen bewaken, binnen de eigen organisatie kunnen bewaken en binnen de zorgketen; verpleegkundige kwaliteitscriteria en meetinstrumenten kunnen ontwikkelen; tot zelfreflectie en collegiale dialoog over het professionele handelen in staat zijn; inhoudelijke bijdrage kunnen leveren aan het ontwikkelen van nieuwe zorgvormen in multidisciplinair verband. Oordeelsvorming kwalitatieve en kwantitatieve data accuraat kunnen analyseren, interpreteren en documenteren; eenvoudige wetenschappelijke literatuur kunnen analyseren, de essentie van wetenschappelijke literatuur kunnen formuleren en dit in eigen handelen kunnen integreren; een beargumenteerde mening kunnen geven over de evidentie in onderzoeksartikelen; de validiteit van resultaten in onderzoeksartikelen kunnen bepalen; relevantie kunnen vaststellen van de resultaten in onderzoeksartikelen voor de patiëntengroep van de afgestudeerde en de toepasbaarheid kunnen beoordelen van resultaten in onderzoeksartikelen voor de patiëntengroep van de afgestudeerde; risico’s kunnen beoordelen van individuele patiënten, waarbij betrokken worden sociale, culturele en psychologische factoren en lichamelijk of fysiek onderzoek; fysieke, cognitieve en sociale bekwaamheden van het individu kunnen beoordelen in alle fasen van ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor veranderingen naarmate de leeftijd vordert. Communicatie: kunnen communiceren met patiënten uit andere culturen en met patiënten die de Nederlandse taal beperkt beheersen; specifieke vaktaal en terminologie kunnen omzetten in gangbaar taalgebruik voor de patiënt en diens familie of begeleiders; adequaat kunnen communiceren met artsen in situaties van het levenseinde van de patiënt; adequaat kunnen communiceren met de agressieve patiënt; adequaat kunnen anticiperen op agressief gedrag; helder, nauwkeurig en relevant geschreven producten kunnen leveren over de zorgrelatie, de zorginhoud en het zorgproces met alle betrokkenen in die zorgrelatie; effectieve werkrelaties kunnen aangaan en aanhouden binnen een interdisciplinair team. Leervaardigheden kunnen participeren in de ontwikkeling en vaststelling van protocollen en richtlijnen; in praktijkgericht verplegingswetenschappelijk onderzoek kunnen participeren. Participeren wil zeggen: delen van praktijkgericht onderzoek kunnen uitvoeren, zoals bijvoorbeeld een onderzoeksopzet maken, theoretische onderbouwing kunnen leveren en onderzoeksresultaten kunnen analyseren; initiatieven kunnen nemen over innovatie en verandering in de verpleegkunde en gezondheidszorg; een leerhouding van een leven lang leren kunnen ontwikkelen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 15
klinisch kunnen redeneren, dat wil zeggen eigen observaties en interpretaties kunnen koppelen aan kennis die de afgestudeerde tijdens de studie heeft opgedaan om vervolgens systematisch te beredeneren welke volgende stap moet worden genomen.
De opleiding heeft de Dublin Descriptoren ook in de studiegids verder uitgewerkt onder ‘HBOkernkwalificaties’. Hierdoor zijn studententen op de hoogte van de kwalificaties die zij bij het succesvol afronden van de opleiding bereikt dienen te hebben. Gelet op de eisen die thans aan HBO-verpleegkundigen worden gesteld heeft de opleiding vanaf het cohort 2004 het opleidingsprogramma van beide varianten verzwaard. Zo is de kennis op medisch gebied uitgebreid (Anatomie, Fysiologie, Pathologie) alsmede de studieonderdelen op de terreinen Psychopathologie, Evidence based practice en Klinisch Redeneren (studiehandleidingen). Om te voorkomen dat er een te groot verschil ontstaat tussen de cohorten vanaf 2004 en de daaraan voorafgaande cohorten, heeft de opleiding de hier genoemde aanpassingen zoveel mogelijk verwerkt zijn in de programma’s van de oudere cohorten (bijvoorbeeld door voor hen extra cursussen Anatomie, Fysiologie en Pathologie in het derde opleidingsjaar te programmeren).
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten:
de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
Sterk punt acht het auditteam, dat beide varianten elke afzonderlijke Dublin Descriptor aantoonbaar als referentiepunt hanteren, waardoor alle opleidingskwalificaties direct herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties. Iets, wat bovendien op programmaniveau zichtbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit de programmabeschrijving. Anders gezegd, de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties zijn ook in het programma van beide varianten verankerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 16
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de beide varianten van de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De opleiding heeft de Dublin Descriptoren rechtstreeks in verband gebracht met het voltijd- en duale programma en met de daarin gehanteerde werkvormen. Via de competentiematrix wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding voor beide varianten de dimensie hoger onderwijs aantoonbaar in het programma verankerd. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties van een beginnende beroepsbeoefenaar die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de VOR) regionaal. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten:
de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.); in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar expliciet geformuleerd; de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau ( zie onder facet 1.2.) van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld (de VOR) heeft betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 17
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor beide opleidingsvarianten als voldoende. De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in beroepspraktijk en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen (en naar programmaonderdelen!) waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 18
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen In 2003 is de Amsterdam School of Nursing (ASN) opgericht waarin onderwijs en praktijk nauw samenwerken. Daarnaast is een overlegstructuur ingesteld, de Verpleegkundige Onderwijs Raad, en het Overleg Duaalpartners (werkgevers die duale studenten in dienst hebben) die er zorg voor dragen dat tussen het personeel van de opleiding en praktijkvertegenwoordigers een constante uitwisseling van ervaringen en informatie plaatsvindt. Consequenties die voortvloeien uit dit overleg voor het onderwijs, de onderwijsorganisatie en studenten worden besproken en bediscussieerd in het wekelijkse jaarcoördinatorenoverleg, in het maandelijkse medewerkersoverleg en met de opleidingscommissie. Uit de documentatie blijkt overduidelijk, dat de HBO-V-opleiding zich op de hoogte stelt van ontwikkelingen in het werkveld, in het bijzonder via de Verpleegkundige Onderwijs Raad – VOR en dat de interactie met de praktijk de kern vormt van het onderwijsleerproces. De competenties en het programma van de opleiding zijn duidelijk gebaseerd op de beroepspraktijk. Het studieprogramma is vormgegeven op basis van landelijk gevalideerde competenties. Daarnaast bestaan contacten met het werkveld ook uit persoonlijke, meer informele, banden van het docentenkorps van de opleiding HBO-V met het werkveld en uit formele contacten die voortkomen uit de stages van de studenten. Door de opleiding wordt er aantoonbaar naar gestreefd, zo is het auditteam gebleken, docenten aan te trekken die deels in de praktijk werkzaam zijn of recentelijk in deze praktijk werkzaam zijn geweest. De opleiding heeft, zo blijkt uit het studieprogramma, een omvangrijke buitenschoolse component die gevolgd wordt door een uitgebreide stage. In het studieprogramma komt de beroepsgerichtheid tot uitdrukking in alle onderdelen theorievakken en het buitenschools programma. De stagestructuur van de voltijdopleiding (1e jaar: 10 weken; 2e , 3e en 4e jaar telkens 20 weken) zorgt er voor dat de student rechtstreeks en in ruime(!) mate geconfronteerd wordt met de beroepspraktijk. Maar ook de relaties in het binnenschoolse curriculum met de beroepspraktijk zijn de afgelopen jaren sterk verbeterd. De advisering vanuit de VOR heeft geleid tot aangepaste programmering van cursussen en trainingen. Zo is de training verpleegtechnische vaardigheden via een bijstelling verzwaard en opnieuw geprogrammeerd. Ook de trainingen communicatieve vaardigheden zijn bijgesteld en opnieuw geprogrammeerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 19
Een en ander geldt, mutatis mutandis, ook voor de duale variant waar studenten naast het leren op de leerwerkplaats (corresponderend met 125 EC’s) in het 3e jaar een additionele stage van zes weken lopen in een medisch subdomein anders dan dat van de leerwerkplaats. Uit de door het auditteam bestudeerde documentatie blijkt, dat het studieprogramma van beide varianten zich kenmerkt zich door een doorlopende praktijkleerlijn. Via de stages en de afstudeeropdracht komen de studenten frequent en direct in aanraking met de klinische beroepspraktijk. Gedurende de stage binnen een klinische omgeving ontwikkelen zij hun vaardigheden en passen hun kennis toe in de praktijk van alledag. Dit leidt tot een hoge mate van integratie van kennis, vaardigheden en houding. Hierbij worden studenten in meer (propedeuse) of mindere (afstudeerfase) mate gestuurd door werkbegeleiders. De relatie van de opleiding met de beroepspraktijk, zo blijkt uit de documentatie, realiseert de opleiding op de volgende wijze:
Het onderwijsprogramma wordt in de achtereenvolgende studiefasen grotendeels vormgegeven vanuit actuele beroepsproblemen. In de propedeuse wordt frequent gebruik gemaakt van patiëntencasuïstiek, dit gebeurt ook in cursussen waarin de studenten basiskennis leren, zoals psychopathologie. Naarmate de opleiding vordert, worden beroepsproblemen ook in andere vormen gepresenteerd, bijvoorbeeld als projectopdracht of casestudy. De beroepsproblemen waar de student mee geconfronteerd wordt, sluiten zoveel mogelijk aan bij actuele ontwikkelingen. Zo zijn er projectopdrachten over ketenzorg, preventie, klinische paden en sociale steunsystemen.
Het afstudeerprogramma bestaat uit een externe opdracht. Hierbij verwerven de studenten een opdracht tot zorgverbetering van een opdrachtgever uit de beroepspraktijk. Opdrachten dienen te voldoen aan specifieke criteria. Zo moet de opdracht leiden tot een kwaliteitsverbetering van het primaire proces. De criteria zijn studenten bekend via het afstudeerproject dat in de studiehandleiding is opgenomen. Twee docenten screenen de opdrachten aan de hand van de criteria voordat de studenten toestemming krijgen de opdracht aan te nemen. Op kleine schaal wordt geëxperimenteerd met het uitvoeren van projecten binnen een ziekenhuisafdeling.
Via leerwerkplaatsen in het Academisch Medisch Centrum combineert een aantal studenten praktijk en theorie binnen de muren van een ziekenhuisafdeling. Docenten van de opleiding en verpleegkundigen van het AMC werken nauw samen bij het starten, inrichten en opdoen van ervaring met een leerwerkplaats. Bij de leerwerkplaats vormt het handelen van de student het uitgangspunt voor het onderwijs. Theorie wordt gekoppeld aan praktijksituaties van de leerwerkplaats, waardoor er een krachtiger integratie van theorie en praktijk plaatsvindt. De leerwerkplaats is in 2006 positief geëvalueerd, zo blijkt uit de ‘Notitie Leerwerkplaats en evaluatie’.
De HBO-V-opleiding maakt zeer frequent (gemiddeld ca 40 per jaar) gebruik van gastdocenten uit de praktijk.
Binnen het Instituut Verpleegkunde is het lectoraat Evidence-Based Nursing bij het Instituut Verpleegkunde ondergebracht. Eén van de doelstellingen is het verder uitbouwen van het Evidence Based-profiel van HBOV. Inmiddels zijn resultaten geboekt: in de eerste drie opleidingsjaren is in elk jaar een cursus Evidence Based Practice opgenomen. Onderwijs op dit terrein voor het laatste studiejaar wordt ontwikkeld. In het derde en vierde opleidingsjaar werken de studenten volgens de principes van Evidence Based Practice in de cursussen Klinisch Redeneren. Het Evidence Based-profiel van de opleiding zal verder in het vierde jaar van het programma geïmplementeerd worden. Mede dankzij dit lectoraat heeft de HBO-V opleiding haar contacten met het werkveld geïntensiveerd en -daardoor- het Evidence Based profiel krachtig kunnen ontwikkelen. Het auditteam is daar zeer over te spreken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 20
Duale studenten hebben een eigen opleidingsprogramma. Op een aantal punten wijkt wat hierboven beschreven wordt af bij de duale variant. Door de combinatie van leren en werken is in de duale variant de theorie sterker met de praktijk verweven. Praktijkervaringen van studenten worden in het theorieonderwijs benut en theorieonderwijs wordt via praktijkopdrachten aan het beroepsmatig functioneren in de praktijk gekoppeld. Doordat duale studenten een arbeidscontract met hun werkgever hebben, kunnen zij geen stages in het buitenland lopen. De studenten zijn tevreden over de actuele kennis van docenten over de beroepspraktijk (STM-score 3,7 in 2005 en 3,6 in 2006). De studenten zijn eveneens tevreden over het niveau van de opleiding. Het auditteam heeft inzage gehad in het overzicht van de door de opleiding gebruikte literatuur alsmede in de door de opleiding gehanteerde casuïstiek en op basis daarvan is het auditteam van oordeel, dat zowel literatuur als de cases actueel, beroepsgericht en van hoog niveau zijn.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: het programma van de opleiding biedt via de (binnen- en buitenschoolse) de casuïstiek en de stages aan de student zeer ruime mogelijkheden om zich te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stagewerkplek / leerwerkplaats is goed geregeld en gestructureerd via de afspraken tussen de opleiding, de student en het stagebiedende organisatie / werkgever. Deze afspraken hebben betrekking op doelstelling van de stage/leerwerktraject en de begeleiding van de student. het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld: VOR de gebruikte vakliteratuur is up-to-date en zeer veelzijdig; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch en frequent gastdocenten uit de beroepspraktijk in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 21
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen De competenties waar de HBO-V-opleiding zich op richt, zijn op voortreffelijke wijze gedocumenteerd in o.a. in ‘Het beroepsprofiel van de verpleegkundige’ en in ‘Met het oog op de toekomst’. In eerstgenoemd document heeft de opleiding het beroepsprofiel en het domein van de verpleegkundige uitgebreid en zeer concies beschreven. Bestudering van dit beroepsprofiel en de hierin opgesomde taakgebieden en competenties geven een volledig beeld van de inhoud van de verschillende studieonderdelen. Daarnaast maakt de opleiding bij het bepalen van opleidingsdoelstellingen en inhoud van de opleiding gebruik van de notitie ‘Beroepscompetenties van de HBO GGZ-verpleegkundige’ uit 2004 en van de notitie “Jij maakt het verschil…” (zie ook onder facet 1.1.) In deze notities zijn vervolgens de competenties verder uitgewerkt. Uit de documentatie blijkt overduidelijk, dat de opleiding de competenties en de afgeleide kennisaspecten & vaardigheden zorgvuldig heeft verdeeld over de totale opleiding waardoor het studenten zeer wel mogelijk wordt gemaakt een goede beheersing te bereiken van alle eindkwalificaties tot het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. De opleiding beschikt over een Curriculumcommissie die tot taak heeft de opzet, uitvoering, evaluatie en aanpassing van het programma tot stand te brengen, zoals beschreven in haar ‘Notitie werkwijze Curriculumcommissie’. Uit de documentatie wordt duidelijk dat het studieprogramma tot stand komt in nauw overleg met vertegenwoordigers van de praktijk, i.h.b. de Verpleegkundige Onderwijs Raad. De Curriculumcommissie heeft aan de hand van de hierboven genoemde notities de eindcompetenties vastgesteld, per competentie leerinhouden benoemd en in leerlijnen geplaatst. Na overleg met het docententeam en de praktijkvertegenwoordigers, zijn de leerinhouden vastgesteld, in programma’s vertaald en in leerplanschema’s geprogrammeerd. De opleiding heeft dit proces op een duidelijk wijze beschreven in het door het auditteam bestudeerde ‘Opleidingsplan HBO-V 2006-2009’. Dit plan bevat competentiematrices die duidelijk maken in welke programma’s en/of langs welke weg de verschillende beroepscompetenties en HBO-kernkwalificaties behaald dienen te worden. Tevens blijkt hieruit dat het programma de beroepscompetenties dekt. Dit geldt voor zowel voltijd als de duale variant. De Curriculumcommissie ziet toe op de vertaling van eindkwalificaties in een goed studieprogramma, geconcretiseerd in studiehandleidingen voor studenten. Dit wordt bevorderd doordat de Curriculumcommissie met vaste formats voor ontwikkelopdrachten en voor studiehandleidingen werkt. In elke studiehandleiding worden de aan te sturen competenties en (voor de eerste twee opleidingsjaren) HBOkernkwalificaties vermeld. Ook de leerdoelen voor het betreffende onderwijsdeel worden beschreven en vervolgens per les in lesdoelen geconcretiseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 22
In de studiehandleiding wordt eveneens de toetsing van het onderwijsonderdeel beschreven. Per onderwijsblok van 10 of 11 weken worden zoveel mogelijk studiehandleidingen in een blokboek tezamen opgenomen. Aan het begin van het blokboek wordt een inleiding opgenomen waarmee een overzicht over het blok en de samenstellende onderdelen wordt gegeven. De studiehandleidingen bevatten een gedetailleerde uitwerking van beroepscompetenties en HBOkernkwalificaties die de opleiding vervolgens in de stagegidsen en in de handleidingen van de afzonderlijke onderwijsonderdelen heeft gespecificeerd en geconcretiseerd in meetbare programma- en lesdoelen. Dit geldt zowel voor de voltijd- als voor de duale opleiding. Het auditteam constateert, dat de opleiding HBO-V de eindkwalificaties voorbeeldig heeft uitgewerkt en op programmaniveau zodanig heeft gespecificeerd, dat het voor het auditteam goed mogelijk was zich een beeld te vormen van de inhoud van de opleiding en van de eisen die de opleiding HBO-V stelt aan haar studenten en aan haar afgestudeerden. Daarnaast constateert het auditteam op basis van het ‘Opleidingsplan HBO-V 2006-2009’ dat de opleiding de competenties en doelstellingen op een zorgvuldige en daardoor traceerbare wijze vertaald heeft naar de inhoud van de opleiding en dat zij daarbij ook expliciet het didactisch concept, de studeerbaarheid en de internationalisering betrekt. Geconstateerd kan worden dat de opleiding studenten in staat stelt na afronding van de bachelorstudie de vereiste competenties van de opleiding te verwerven. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke studieonderdelen bieden de student de gelegenheid om de vereiste deelcompetenties te verwerven, zoals geformuleerd in de notities ‘Beroepscompetenties van de HBO GGZ-Verpleegkundige’ en ‘Jij maakt het verschil…’. De wijze waarop de Curriculumcommissie vervolgens de studieonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma plaatst, maakt het de student mogelijk de in het landelijk profiel geformuleerde HBO-V-competenties te verwerven. Samenvattend: de opleiding legt niet alleen op papier maar ook in de concrete uitvoering op zeer overtuigende wijze een relatie tussen doelstellingen en subdoelstellingen enerzijds en de inhoud van de onderscheiden programmaonderdelen (tot op lesniveau) anderzijds. Daarmee is de opleiding erin geslaagd de doelstellingen tot op microniveau sturend te laten zijn niet alleen voor de inhoudelijke programmering, maar ook voor de onderwijsuitvoering door docenten. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met docenten en studenten werd bevestigd en door hen als zeer positief en vruchtbaar werd beoordeeld, in termen van ‘opleiden’ (docenten) en in termen van ‘leren’ (studenten).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 23
Oordeel: excellent Het auditteam kwalificeert dit facet als excellent en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: de opleiding heeft op semester-, blok-, project-, les- en practicumniveau door het hele programma heen op consequente, inzichtelijke en zorgvuldige wijze en via vaste formats de leerdoelen tot op ‘microniveau’ vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de eindkwalificaties; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties. Sterk punt daarbij is, zo oordeelt het auditteam, dat de opleiding daarbij telkens de onderscheiden dimensies van de Dublin Descriptoren als referentie gebruikt; (Zie onder facet 1.2.); de binnen het programma gepositioneerde projecten zijn telkens gericht op een concreet en meetbaar leerdoel, telkens gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties; de leerdoelen en opdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk hbo-niveau is. (Zie ook facet 6.1.) Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding via de competentiematrix en de uitwerking daarvan naar de programmaonderdelen, op consequente en gedegen wijze de functionaliteit van de onderscheiden programmaonderdelen heeft geborgd. Daardoor is het voor elk onderdeel helder waarom het in het programma is opgenomen. De relatie tussen doelstellingen en inhoud overstijgt een kwalificatie ‘goed’, omdat die relatie niet alleen conceptueel sterk en transparant is , maar ook aantoonbaar en voortdurend de uitvoeringspraktijk stuurt zowel in termen van ‘opleiden’ (docenten) als in termen van ‘leren’ (studenten). Anders gezegd, het auditteam is van oordeel, dat de opleiding erin geslaagd is de hier bedoelde relatie niet alleen op een uitzonderlijk zorgvuldige wijze te beschrijven maar ook te effectueren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 24
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de HBO-V opleiding geldende competenties zijn aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde competentieprofiel. De eisen die aan een afgestudeerde HBO’er op het terrein van Verpleegkunde worden gesteld, zijn helder beschreven in een onderling samenhangende set competenties. Uit de documentatie is af te leiden welk verband het betreffende studieonderdeel heeft met andere studieonderdelen van de opleiding. Omdat het studieprogramma vanuit beroepsvaardigheden is ontwikkeld, sluiten het binnen- en buitenschools programma goed op elkaar aan. Uit het opleidingsplan van de opleiding blijkt, dat de samenhang binnen het studieprogramma zowel inhoudelijk als onderwijsdidactische verder nagestreefd wordt via een afstemming van de diverse werkvormen. De inhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang (tussen studieonderdelen gedoceerd binnen een bepaalde studiefase) als de verticale samenhang, waarbij sprake is van een gedurende de opleidingsjaren toenemende complexiteit van opdrachten en casuïstieken. De opleiding heeft de competenties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt op een steeds complexer niveau. Deze programmaopbouw waarbij onderwerpen, thema’s, probleemstellingen, taakopdrachten e.d. telkens op een hoger niveau van abstractie en complexiteit terugkomen, bepaalt eveneens in hoge mate de krachtige samenhang van het studieprogramma. Gedurende de propedeuse oriënteert de student zich op de opleiding en het verpleegkundig beroep. In deze fase legt de opleiding de nadruk op verpleegkundige basiskennis, op basisvaardigheden en op de verpleegkundige beroepshouding. De nadruk op basiskennis vertaalt zich in cursussen gericht op het verwerven van medische kennis, psychologie en psychopathologie, verpleegkundig denken en Evidence Based Practice. De nadruk op basisvaardigheden vertaalt zich in vaardigheidstrainingen verpleegtechnieken, communicatieve vaardigheden en schrijfvaardigheden. Een (voorbereidende / oriënterende) stage van 10 weken draagt bij aan de integratie van deze elementen. De stage biedt de student en de opleiding de gelegenheid om de geschiktheid van de student voor het verpleegkundig beroep te beoordelen (oriënterende en selecterende functie van de propedeuse). Aan het eind van de propedeuse moet de student aan de hand van zijn portfolio aantonen dat deze kernkwalificaties op propedeuseniveau verworven zijn. In het tweede opleidingsjaar ligt de nadruk meer op integratie van kennis, vaardigheden en beroepshouding via langere stages (20 weken). De stagedoelen in dit opleidingsjaar komen voort uit de beroepscompetenties binnen de beroepsrollen zorgverlener en regisseur. Ook in binnenschoolse projecten, waarbinnen beroepsproblemen centraal staan (bijvoorbeeld: de uitwerking van een preventieprogramma voor een gegeven doelgroep), wordt een beroep gedaan op integratie van kennis, vaardigheden en houding. Daarnaast blijven cursussen en trainingen belangrijke pijlers onder de beroepsontwikkeling van de student. Gedurende de afstudeerfase staan alle beroepscompetenties centraal, hierbij is binnen de verschillende afstudeerrichtingen gebruik gemaakt van de beroepsdeelprofielen van de UMC’s (AGZ) en van GGZ Nederland, zoals geformuleerd in de notities ‘Jij maakt het verschil…’ en ‘Kaderstellende notitie differentiatie MGZ binnen de HBO-V’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 25
Samenvattend blijkt dat de HBO-V-opleiding studenten een traject aanbiedt waarbij deze zich ontwikkelt naar een professional met een hoge mate van verantwoordelijkheid en vakmatig handelen hetgeen binnen het opleidingsprogramma op de volgende wijze is uitgewerkt: de eerste fase van de opleiding is oriënterend. De student doet voldoende theoretische kennis op om tot de tweede fase van de studie toegelaten te worden; de tweede fase is verdiepend en verbredend en komt overeen met het tweede studiejaar. Deze periode wordt afgesloten met een stage waarin expliciet de handelingsbekwaamheid wordt getoetst aan het beroepenveld; in de derde fase van de opleiding functioneert de student steeds vaker op het niveau van de verantwoordelijke beroepsbeoefenaar. De ontwikkeling van de student is dan gericht op het voldoen aan de eisen die vanuit de beroepspraktijk aan hem worden gesteld. Daarmee wordt uiteindelijk het HBO-niveau bereikt. Met dit niveau is de student voorbereid op de uitoefening van een startfunctie. De derde fase wordt afgesloten met een scriptie en een uitgebreide stage; De samenhang in het HBO-V-studieprogramma wordt verder gerealiseerd door een gefaseerde opbouw die aansluit bij het ontwikkelingsproces van de student én door de samenhang tussen de door de opleiding gehanteerde leerlijnen (zie hierna). Deze leerlijnen verankeren op een , naar het oordeel van het auditteam effectieve wijze, de samenhang binnen het studieprogramma. In het curriculum is een verticale samenhang aangebracht, doordat bij de programmering is uitgegaan van de door de opleiding onderscheiden leerlijnen. Deze leerlijnen lopen als een rode draad door het programma, waarbij zij een opbouw kennen in complexiteit. In de propedeuse ligt de nadruk op drie leerlijnen: de conceptuele leerlijn; de vaardighedenleerlijn; de ondersteunende leerlijn. Ook de praktijkopdrachten in de stages nemen toe in complexiteit. Tijdens de stages wordt de student op de stageplaats begeleid door een begeleider van de instelling waar stage wordt gelopen en door een docent van HBO-V. Elke stage heeft zogeheten ‘terugkomdagen’ waarop begeleiding en reflectie plaatsvindt. Per leerjaar worden daarvoor geëigende werkvormen gebruikt. Bij de ondersteunende leerlijn ten slotte, verschuift de sturing door de opleiding in de propedeuse naar sturing door de student zelf in het laatste deel van de opleiding. Het accent op groepsgewijze begeleiding in de propedeuse ontwikkelt zich naar individuele coaching in het laatste opleidingsjaar. In afwijking van de voltijdse variant is in de duale variant de fase waarin de nadruk van het programma ligt op achtergrondkennis en vaardigheden verlengd tot het tweede opleidingsjaar. Anders gezegd, de conceptuele leerlijn neemt ook nog in het 2e duale leerjaar een belangrijke plaats in, mede op verzoek van de werkgevers van de duale studenten. Duale studenten combineren vanaf het tweede jaar werken en leren. Hierdoor is het noodzakelijk dat zij sneller in staat zijn onderdelen van het verpleegkundig beroep zelfstandig uit te voeren. In het binnenschools en buitenschools curriculum wordt tegelijkertijd aan dezelfde eindtermen gewerkt. Verschillende cursussen en opdrachten bestaan uit een theorie- en een praktijkcomponent. De duale student neemt praktijkmateriaal mee in de cursus of werkt een theorie of concept uit in de praktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 26
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten:
de relatie tussen de leerdoelen van elk blok (en daarbinnen van elk project of thema), is helder en logisch; de sterk thematische en op casuïstiek gerichte opbouw van het programma wordt door de hele opleiding consequent doorgevoerd waardoor per semester en per blok de horizontale samenhang tussen de opdrachten (thema’s) en de flankerende trainingen en (theoretische)modulen wordt bevorderd; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden blokken (en casuïstiek) manifest; de bevindingen (zoals beschreven onder facet 2.2.) met betrekking tot de van de onderlinge functionaliteit van de programmaonderdelen, wijzen in feite reeds op een sterke verticale samenhang binnen het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 27
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De uitvoering van het onderwijs zelf is beschreven in de studiegids. Hierin zijn de organisatie en regelingen van de opleiding beschreven alsmede de opbouw van het voltijdse- en duale curriculum. Het auditteam heeft de studiegids bestudeerd van de opleiding HBO-V en constateert dat deze de studenten een goed beeld geeft van de inhoud van de opleiding. Uit de studiegids is af te leiden dat tijdens de opleiding aandacht wordt besteed aan een zelfstandige studiehouding, aan studiebegeleiding en studieadvisering. De studieloopbaanbegeleiding is gericht op het vergroten van de zelfsturendheid, op pro-actief en lerend gedrag van de student. Voor de student moet binnen de propedeuse duidelijk worden wat de meerwaarde van studieloopbaanbegeleiding is. De opleiding heeft een studieprogramma van 240 ECTS (studiepunten) verdeeld over 4 jaar met 60 studiepunten elk. Dit geldt voor beide varianten. Elk studiepunt verwijst naar een studielast van 28 uur. De studielast van elk onderwijsonderdeel is in de onderwijs- en examenregeling (OER), de studiegids en de studentenhandleiding aangegeven in de vorm van studiepunten. Elk opleidingsjaar is verdeeld in 4 blokken (van 10 of 11 weken). De studielast is gelijkmatig over het jaar verspreid, dat wil zeggen dat elk blok ongeveer 15 studiepunten omvat. Mutatis mutandis geldt dit ook voor de toetsing. De schatting van de studielast van de verschillende onderwijsonderdelen wordt door de ontwikkelaar en de Curriculumcommissie uitgevoerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van vuistregels voor studietijd bij het bestuderen van literatuur. De Curriculumcommissie licht steekproefsgewijs de studiebelasting van programmaonderdelen door. Een prima en werkbare methode om de studielast van te voren via een educated guess te schatten en daarna te toetsen teneinde de studiebelasting scherper te kunnen vaststellen en –indien nodig- de onderscheiden programma-elementen bij te stellen. Het auditteam is daar zeer over te spreken. Propedeusestudenten moeten leren studeren aan een HBO-opleiding. Dat betekent dat de manier waarop het onderwijs geprogrammeerd wordt voor hen anders moet zijn dan voor studenten uit de hoofdfase van de opleiding. Binnen de beide varianten van de opleiding is het eerste jaar gestructureerd volgens verschillende herkenbare vakken en de onderwijsactiviteiten zijn relatief sterk gestuurd door de opleiding. In 2006 is door de curriculumcommissie geconstateerd dat de programmering van het eerste jaar in termen van studielast verbeterd moet worden. De opleiding biedt een programma aan dat de studievoortgang van studenten bevordert, zoals blijkt uit het opleidingsplan van de opleiding. Dit is georganiseerd door roosters, werkvormen en aandacht voor persoonlijke begeleiding. De studieloopbaanbegeleiding is uitgebreid beschreven in het door het auditteam bestudeerde document ‘SLB voor docenten HBO-V’ en ‘Programma training Studieloopbaanbegeleiding bij Verpleegkunde’:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 28
de studie-inhoud van de opleiding HBO-V alleen speelt weliswaar een belangrijke rol maar voor een deel is het accent verschoven naar de competenties van de beroepsbeoefenaar. Het sturen, monitoren en toetsen van competentieontwikkeling vereist een systeem van begeleiding dat boven het niveau van de afzonderlijke module uitstijgt, het is een onderdeel van het competentiegericht toetsbeleid; In het systeem van de verschillende leerlijnen vervult studieloopbaanbegeleiding de ervaringsreflectie; zelfsturendheid van de student: de verantwoordelijkheid voor studie en het leren ligt meer en meer bij de student. De student stuurt zijn eigen studie (competentieontwikkeling) en loopbaan, aansluitend bij zijn behoeftes, vermogens en interesses. Deze zelfsturendheid is een belangrijke vereiste voor het goed functioneren in de verpleegkundige beroepspraktijk; het vergroten van de binding tussen student en opleiding. Door een meer individuele relatie tussen student en opleiding, waarbij de student verantwoordt wat hij kan en hij zijn behoeftes kenbaar maakt en de loopbaanbegeleider feedback geeft en adviseert, signaleren student en opleiding sneller waar meer afstemming vereist is. Dit aspect van persoonlijke aandacht wordt door studenten als heel belangrijk ervaren; een betere onderbouwing van studieadvies in de propedeuse (met name bij het bindend negatief studieadvies) door gesprekken met de individuele student te houden in de propedeuse.
Het curriculum biedt de student een aantal keuzes, waardoor het programma meer kan worden toegesneden op persoonlijke behoeften en interesses. Elke student kan de volgende keuzen maken: deelname aan een UMC-variant (aangezien er een beperkt aantal plaatsen voor de UMC-variant beschikbaar is, kan het zijn dat er een selectie plaatsvindt onder de studenten die zich aanmelden); invulling van 3 studiepunten met extra-curriculaire activiteiten; deelname aan een minor; keuze voor een afstudeerrichting (AGZ, GGZ of MGZ); verwerving van een eigen afstudeeropdracht. De opleiding geeft aan de studeerbaarheid verder te vergroten door: studenten in de gelegenheid te stellen hun voorkeur voor stageplaatsen uit te spreken, waardoor de stageroute beïnvloed wordt. Ten slotte kunnen studenten binnen diverse projecten en andere opdrachten hun eigen accenten leggen en deze in de opdrachtuitwerking verwerken. Hierdoor is de student met name in de afstudeerfase in staat een eigen afstudeerprofiel binnen de afstudeerrichting op te bouwen; uit te gaan van tien roosterregels. Deze regels hebben vrijwel allemaal als doel de studeerbaarheid voor de student te bevorderen. Vanaf het studiejaar 2006-2007 worden deze regels als uitgangspunt bij het roosteren toegepast; de student voor elk studieonderdeel een handleiding te overhandigen. Volgens een vast format wordt in deze studiehandleidingen informatie gegeven over studiepunten en studiebelasting, doelen, competenties, HBO-kernkwalificaties, literatuur en toetsing. Per les worden doelen vermeld, de benodigde studentvoorbereiding en lesactiviteiten; studenten in te delen in een vaste basisgroep van ongeveer 26 studenten, waarin ze een groot deel van het onderwijs volgen. Studenten kennen hierdoor hun medestudenten en hun studiegroepen. Voor trainingen en studieloopbaanbegeleiding worden deze groepen in twee vaste helften gedeeld. Per leerlijn wordt gewerkt in een vaste een groepsgrootte. Deze is afgestemd is op de manier van leren bij het betreffende type onderwijs;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 29
De student evalueert zelf zijn studievoortgang met behulp van de studieresultaten die de student online kan inzien. In individuele studieloopbaangesprekken wordt de studievoortgang besproken. Indien nodig worden afspraken gemaakt om de studieresultaten te verbeteren. De studieloopbaanbegeleider kan de student verwijzen naar de studentendecaan. Ook is het mogelijk de student te verwijzen naar een workshop studievaardigheden. Nadat de eerste toetsresultaten bekend zijn, worden drie studievaardighedenworkshops aan de propedeusestudenten aangeboden. Deze workshops duren 100 minuten en behandelen de volgende onderwerpen: 1. Planning en timemanagement, 2. Tentamenvoorbereiding, 3. Teksten lezen. (De workshops zijn overigens facultatief.) Het auditteam is gebleken dat wat betreft de studeerbaarheid van de duale variant sprake is van een onderverdeling van de studiejaren in twee leerperioden, die elk ongeveer evenveel studiepunten genereren. In de huidige situatie, zo geeft de opleiding aan, leidt dit tot ongewenste ophoping van toetsen en herkansingen aan het einde van deze leerperioden. In het studiejaar 2006-2007 onderneemt de Curriculumcommissie activiteiten om een betere onderwijs- en toetsprogrammering voor de duaal leren te maken. Verwacht wordt dat deze verbeteringen in het studiejaar 2007-2008 concreet ingevoerd zullen worden. Voor duale studenten zijn er minder keuzen in het onderwijsprogramma. Door hun indiensttreding bij de werkgever hebben zij een keuze gemaakt voor een afstudeerrichting, er zijn geen extra-curriculaire studiepunten opgenomen in het duale programma. Aan een minor kunnen duale studenten alleen deelnemen, wanneer zij dit in hun vrije tijd doen. Hiertegenover staan specifieke faciliteiten. Zoals: (i) gratis toegang tot elektronische database van de werkgever, (ii) extra klinisch onderwijs door medisch specialisten. Om het leren in de praktijk te bevorderen , krijgen de studenten van de duale variant een uitgebreide begeleidingsstructuur aangeboden, bestaande uit praktijkopleiders en werkbegeleiders. Daarnaast zorgt het AMC ervoor dat duale studenten acht uur per maand vrijgeroosterd zijn voor het praktijkleren. Vanuit de opleiding volgt de studieloopbaanbegeleider het functioneren van de student in de praktijk. De studieloopbaanbegeleider bespreekt met de student de consequenties van een onvoldoende beoordeling voor het praktijkdeel en het theoriedeel van de opleiding. Indien een student met de duale opleiding moet stoppen, overlegt de studieloopbaanbegeleider met de student hoe deze met zo min mogelijk beperkingen in de voltijdvariant kan instromen. Door de grote overeenkomsten tussen beide studieprogramma’s zijn er meestal weinig obstakels voor een dergelijke overstap. De opleiding heeft per werkgever waar een duale student werkt (de duale partner) een vaste contactpersoon, die regelmatig contact met de duale partner heeft en met hem de studievoortgang van de duale studenten in theorie en in de praktijk bespreekt. Hierdoor is er bij de opleiding steeds een goed overzicht van het functioneren van de duale studenten. Doordat ook de duale variant twee keer per jaar start (in september en in februari), kunnen duale studenten, net als de studenten van de voltijdse varianten, een eventuele studieachterstand tot een half jaar beperkt houden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 30
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: de formele studielast wordt jaarlijks geëvalueerd en uit deze evaluaties blijkt dat de feitelijke studielast over het algemeen conform is aan de formele; de spreiding van de studielast wordt zorgvuldig gemonitord en daar waar de spreiding niet optimaal is (de duale variant), treft de opleiding herschikkende maatregelen op pragmmaniveau; na elke blokevaluatie worden in het kader van de studiebegeleiding in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student extra remediërende maatregelen getroffen. Dit gebeurt op professionele wijze en via een scala aan voorzieningen; de opleiding besteedt zeer veel aandacht (o.a. via SLB) aan het identificeren en wegwerken van studiebelemmerde factoren die met de programmering samenhangen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 31
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Beide opleidingsvarianten kennen tot enige jaren geleden een gezamenlijke instroom van gemiddeld ongeveer 130 studenten per jaar bedraagt. In de laatste jaren is er een toename van de instroom tot ongeveer 180 studenten. Van deze instroom volgt ongeveer 20% de duale variant. De opleiding kent verschillende groepen instromers:
Gemiddeld bestaat tweederde van de instroom uit studenten met een havo-vooropleiding. Havo- en vwo-opgeleiden vormen samen ruim 80% van de instroom. Het profiel van de instroom van de HBO-Vvoltijd is een autochtone, vrouwelijke student van 20 jaar met vooropleiding havo. Gemiddeld is 15% van de studenten van het mannelijke geslacht. Eén op de acht studenten is van niet-westerse allochtone herkomst. Tussen 2001 en 2004 is de samenstelling van de instromers voor wat betreft de vooropleiding ongewijzigd gebleven (havo: 70%, vwo: 15%, mbo: 15%).
Naast de ‘reguliere’ propedeuse-instroom is er een instroom van mbo-verpleegkundigen in het derde studiejaar. De opleiding organiseert voor deze mbo’ers een specifiek doorstroomprogramma dat de opleiding beschreven heeft in de ‘Notitie Instroom opleiding Verpleegkunde’. In 2006 namen 27 mboverpleegkundigen deel aan dit programma. Om voor deze regeling in aanmerking te komen, moet de student in het bezit zijn van een mbo-verpleegkunde diploma en BIG-geregistreerd zijn. Verder moet, zo geeft de HBO-V-opleiding aan, de student het doorstroomprogramma ter grootte van 15 ECTS volgen en de toetsen met goed gevolg afleggen. Het doorstroomprogramma bevat studieonderdelen uit het eerste en tweede opleidingsjaar, die in de mbo-verpleegkunde opleiding niet of minder uitgebreid aan bod komen. Dit doorstroomprogramma dient tevens om de student kennis te laten maken met studeren op het HBO. Daarnaast fungeert het als een middel voor (zelf)selectie, doordat de student kennis maakt met de HBO-eisen.
Het profiel van de instroom van de HBO-V-duale opleiding is een autochtone vrouwelijke of mannelijke student van 27 jaar, met een vooropleiding anders dan havo/vwo. Slechts 30% van deze instroom heeft een havo- of vwo-diploma. Het percentage niet-westerse allochtonen is 11%.
Studenten die van tevoren kiezen voor een loopbaan in een universitair medisch centrum kunnen deelnemen aan de UMC-variant. Deze variant van de HBO-V sluit aan bij de ambitie van deze studenten door hen via stages in academische ziekenhuizen ervaring te laten opdoen in een UMC. Momenteel loopt een projectopdracht om een minor IKZ te ontwikkelen die beoogt verpleegkundigen nog verder te scholen voor een toekomstige loopbaan in een Universitair Medisch Centrum (UMC).
De topsportregeling is er voor studenten die op het hoogste niveau van hun sport acteren en daarvoor veel (trainings)tijd nodig hebben. De topsporters komen, onder voorwaarden, in aanmerking voor extra faciliteiten om topsport met studie te verenigen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 32
HBO-V heeft jaarlijks een aantal zogenaamde ‘parkeerstudenten’. Dit betreft studenten die niet ingeloot of geselecteerd zijn voor hun voorkeurstudie zoals geneeskunde of verloskunde. Deze studenten proberen na het propedeusejaar HBO-V opnieuw in aanmerking te komen voor de gewenste studie, waardoor zij veelal na een jaar weer uitstromen. Studenten kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van onderdelen van de studie, indien een student meent vergelijkbare studieonderdelen en toetsen elders in het hoger onderwijs met goed gevolg te hebben doorlopen. Daartoe moet de student een gemotiveerd verzoek aan de Examencommissie richten. De Examencommissie beoordeelt het verzoek en neemt een besluit over het al dan niet toekennen van vrijstellingen. Dit is beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling 2005-2006 van de opleiding. Alle eerstejaars studenten maken aan het begin van de propedeuse de Spiegeltest. Dit is een HvA-breed diagnostisch instrument om verwachtingen en capaciteiten van studenten in relatie tot de opleiding in kaart te brengen. De test geeft een beeld van de persoonlijkheid, verbale en numerieke capaciteiten en motivatie van de student. Daarnaast geeft de test een beeld van de interesses en persoonlijke omstandigheden van de student. De student brengt samen met de studieloopbaanbegeleider de resultaten van de Spiegeltest in relatie met de opleiding. Dit kan resulteren in bijvoorbeeld aandachtspunten of persoonlijke leerdoelen van de student. De opleiding HBO-V beschikt over een intake-assessment HBO-V. Tot op heden is het instrument nog niet toegepast, zo blijkt uit de documentatie. De opleiding neemt deel aan het VO-HBO-aansluitingsprogramma van havisten naar het HBO. Hiervoor wordt in havo-klas 3, 4 en 5 door studenten en docenten van de opleiding informatie over het HBOonderwijs gegeven. Binnen dit project valt ook de organisatie van de zogenaamde havo-dagen, waarop havo-scholieren een programma van een dag op het HBO volgen. Wat betreft duale studenten geeft de opleiding aan, dat voordat een student tot de HBO-V-duale opleiding wordt toegelaten, de kandidaat via een sollicitatieprocedure moet zijn aangenomen is door één van de ‘duaalpartners’ van de opleiding.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten de opleiding besteedt zeer veel aandacht aan het beoordelen van het kwalificatieniveau van de instromende studenten via de zogeheten Spiegeltest die het instromende studenten mogelijk maakt samen met de opleiding te anticiperen op eventuele te verwachten ‘problemen’ in de aanvang van de studie; in de programmering besteedt de opleiding expliciet aandacht aan mbo’ers via het doorstroomprogramma; sterke punten zijn voorts: o het aansluitingsprogramma VO-HBO waarmee reeds in de eindfase van e HAVO wordt gestart; o de UMC-variant; o de zorgvuldige wijze waarop verzoeken tot vrijstelling worden behandeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 33
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van beide varianten van de opleiding Verpleegkunde van de Hogeschool van Amsterdam bedraagt 240 ECTS, met 60 ECTS per jaar gelijk verdeeld over de vier studiejaren. Voor de duale variant geldt, dat de praktijkleerperioden in totaal corresponderen met 125 EC’s en het binnenschools programma met 115 EC’s. Daarmee voldoen de voltijd- en de duale variant aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBObacheloropleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat beide varianten een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet voor beide varianten als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 34
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Uit het opleidingsplan van de opleiding blijkt dat de opleiding HBO-V zich profileert als een competentiegerichte opleiding door in de programmering veel aandacht te besteden aan de volgende kernpunten: een sterke relatie met de beroepspraktij;, vernieuwingen in het verpleegkundig beroep en de verpleegkundige praktijk maken onderdeel uit van het curriculum; het in toenemende mate toetsen van competenties; een opbouw in zelfsturing van het leerproces door de student. Competentiegericht opleiden is richtinggevend voor de didactische vormgeving van de HBO-V-opleiding, waarbij de student gaandeweg leert de opleiding beroepskennis, beroepsvaardigheden en beroepshouding te integreren tot beroepscompetenties. Dit komt goed tot uiting in het programma, dat voorziet in werkvormen met behulp waarvan de kennisverwerving, het aanleren en verwerven van beroepsgerelateerde technieken & attitudes en het verpleegkundig handelen telkens expliciet plaatsvinden in een praktijkcontext: casuïstiek, trainingen, stages. De opleiding heeft de leerstof geordend in leerlijnen welke ondersteunend zijn voor het competentieleren. Het auditteam heeft het opleidingsplan voor de periode 2006-2009 bestudeerd en constateert dat hierin de leerlijnen voldoende helder beschreven zijn. Competentieleren doet een beroep op verschillende leerstijlen en draagt bij aan het doorlopen van de leercyclus door de student. Daarnaast geeft het richting aan de opleiding bij de keuze van werkvormen. Voor het ‘binnenschools leren’ gebruikt de opleiding de volgende werkvormen: de conceptuele leerlijn: cursussen (bij moeilijk toegankelijke theorieën en concepten); de vaardighedenleerlijn: trainingen (bij het leren en inoefenen van de vaardigheden); de ondersteunende leerlijn: ondersteunende werkvormen (bij reflectie en sturing op eigen competentieontwikkeling); de integrale leerlijn: projecten (bij het in een beroepscontext integreren van de deelgebieden en het zelf verwerven van toegankelijke kennis en vaardigheden; de praktijkleerlijn, waarin van de dagelijkse praktijk geleerd wordt en integrale competenties geoefend en bewezen kunnen worden. Uit de documentatie, waaronder de studiegids, blijkt dat het buitenschools leren in het curriculum van beide opleidingsvarianten een belangrijke plaats inneemt. Uitgangspunt voor de opleiding is dat studenten de beroepsvaardigheden pas in de praktijk echt leren beheersen. Om te bewijzen dat de student een beroepscompetentie verworven heeft, is het vaak noodzakelijk dat dit ook in de praktijk getoetst wordt. Waar het binnen de onderwijsinstelling zelf vooral gaat om het leren van onderdelen en voorbereiden van competenties via het oefenen door simulaties van de beroepspraktijk, kan de echte beroepscompetentie pas in de beroepspraktijk in zijn geheel ontwikkeld en getoond worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 35
In de stages en gedurende het afstudeerproject leren de studenten zich steeds beter te handhaven en ontwikkelen ze de vijf centrale beroepsrollen die in de competenties worden onderscheiden (Zorgverlener, Regisseur, Ontwerper, Coach en Beroepsbeoefenaar). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de leerdynamiek van de stage door de confrontatie met de dagelijkse gang van zaken binnen een instelling. In haar visie op het leren op de werkplek maakt de opleiding gebruik van drie modellen waarin leerprocessen binnen werkplekleren zijn beschreven. Het betreft meester-gezel, werkplekinstructie en zelfevaluatie. In leerwerkplaatsen heeft de opleiding deze modellen in een optimale vorm gecombineerd. Deze drie modellen en hun toepassing in de stages van de HBO-V- studenten, worden in het Opleidingsplan op een heldere wijze verder uitgewerkt. Bij het richting geven aan het leren van de beroepscompetenties speelt het portfolio van de student een belangrijke rol. De student laat via dit portfolio zien steeds meer (beginnend) verpleegkundig professional te worden. Door de opbouw van de opleiding, met in de propedeuse een nadruk op generieke en basiskennis, vaardigheden en houding, naar steeds meer integratie van de deelgebieden in de hoofdfase, wordt het de student mogelijk gemaakt zich tot competent beroepsbeoefenaar te ontwikkelen (zie ook onder ‘Samenhang van het studieprogramma’). Ten aanzien van de duale variant geldt het volgende:
duale studenten worden eerder in de opleiding geconfronteerd met werknemersverantwoordelijkheid dan de voltijdstudent. Daarom heeft de opleiding er voor gekozen het tweede duale opleidingsjaar afwijkend van dat van de voltijds variant in te vullen. Het binnenschoolse curriculum van het tweede duale opleidingsjaar legt net als het eerste jaar de nadruk op de conceptuele en de vaardighedenleerlijn. Naast cursussen die gericht zijn op zorgverlening aan specifieke doelgroepen binnen de zorginstellingen (zoals chronisch zieken en geriatrische zorgvragers), staan trainingen op het programma die de verpleegtechnische vaardigheden en communicatieve vaardigheden van de studenten uitbreiden; duale studenten nemen via praktijkopdrachten hun werkervaringen mee in de cursussen en trainingen, waardoor integratie van theorie en praktijk wordt bevorderd; het buitenschools curriculum van de duale variant wijkt sterk af van dat van de voltijdse variant. Integratie van kennis, vaardigheden en beroepshouding vindt grotendeels plaats in de praktijk, waarin studenten in hun werk geconfronteerd worden met patiënten. Via gestructureerde praktijkopdrachten, een persoonlijk praktijkleerplan en toetsing via proeven van bekwaamheid wordt bewaakt dat deze integratie ook daadwerkelijk in voldoende mate plaatsvindt; de integrale leerlijn is vanaf het derde leerjaar ook binnenschools via projectonderwijs in het duale curriculum opgenomen. Naast de projecten zijn er cursussen, trainingen, reflectieve werkvormen en studieloopbaanbegeleiding geprogrammeerd. Ook in het buitenschools curriculum verschuift de sturing van het leren steeds meer van opleiding naar de student; via de beroepscompetenties, het persoonlijk praktijkleerplan en het portfolio geeft de duale student richting aan de studie en maakt hij zijn ontwikkeling inzichtelijk voor de praktijkopleiders en de studieloopbaanbegeleider.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 36
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (algemene en verpleegkundige) competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in bijvoorbeeld projecten, casuïstiek, trainingen en stages; de centrale plaats (in het binnenschools programma) die de projecten en casuïstiek in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; door middel van de projecten en de casuïstiek worden voorts het werken in teamverband en -daarmee verband houdend- de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 37
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen De Onderwijs- en Examenregeling bevat het formele kader voor beoordeling en toetsing op HBO-V. Op grond van deze regeling heeft de opleiding een Examencommissie waarvan de taken en verantwoordelijkheden in de OER beschreven zijn. In de OER wordt verder onder meer het bindend afwijzend studieadvies geregeld. Verder bevat de OER een regeling voor bezwaar en beroep tegen beoordelingsbeslissingen. De opleiding HBO-V heeft haar toetsbeleid beschreven in ‘Notitie toetsbeleid Instituut Verpleegkunde’, een notitie die in 2005 op onderdelen vernieuwd is. Deze verbeteringen hangen samen met de veranderingen in het curriculum die in dezelfde periode zijn doorgevoerd en die geleid hebben tot een verzwaring van de eisen, hetgeen zich weerspiegelt in de moeilijkheidsgraad van de toetsen. Voor haar toetsbeleid hanteert de opleiding de volgende uitgangspunten, beschreven in eerder genoemde notitie: binnen de toetsing staat de beroepspraktijk, voor zover mogelijk en relevant, centraal; de toetsen sluiten aan op de gehanteerde onderwijsvormen (zie hierna); in toenemende mate worden integrale toetsen afgenomen gedurende de vier opleidingsjaren, maar toetsen op deelgebieden (kennis, vaardigheden, houding) blijven in alle opleidingsjaren aan de orde; ook het leerproces wordt getoetst; het geven en ontvangen van feedback zijn onderdeel van toetsing; studenten leren elkaar beoordelen; beoordeling van het professioneel handelen vindt in toenemende mate plaats in de beroepspraktijk. De verschillende toetsvormen sluiten aan bij de verschillende leerlijnen. Zo zijn projectopdrachten en afstudeeropdrachten de toetsvorm binnen de integrale leerlijn. De kennistoets, casustoets en de paper voor de conceptuele leerlijn, de vaardighedentoets, casustoets en reflectie-opdracht voor de vaardighedentoets, de praktijkopdracht en de praktijkbeoordeling en het assessment voor de praktijkleerlijn en tenslotte het portfolio, de reflectie-opdracht en het assessment voor de ondersteunende leerlijn. Een kernpunt in het didactisch concept van de HBO-V-opleiding is dat er in toenemende mate sprake is van competentietoetsing. Een van de uitgangspunten van het toetsbeleid van de opleiding is dat toetsen op deelgebieden en integrale toetsen in alle jaren afgenomen worden, maar dat de verhouding tussen deze twee toetsvormen verandert. Naarmate de opleiding vordert, neemt het aandeel van integrale toetsing toe. In het derde en vierde opleidingsjaar is in steeds grotere mate sprake van competentietoetsing. In het eerste onderwijsblok van het cursusjaar is een toets jaarrooster opgenomen. Hierin wordt de planning gegeven van de toetsweken in het desbetreffende cursusjaar. Deze zijn gekoppeld aan onderwijsblokken en herkansingsmogelijkheden. In de loop van het cursusjaar brengt de opleiding bovendien een gedetailleerd schema uit, waarin de student na kan gaan in welke toetsweken de voor haar relevante toetsen en herkansingen gepland zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 38
De opleiding hecht veel waarde aan de feedbackfunctie van toetsing. Daarom geven docenten naast de kwantitatieve beoordeling ook kwalitatieve beoordelingen. De student kan dan niet alleen zien wat er goed of fout is, maar ook waarom dit zo is. Na iedere schriftelijke toets wordt de student de gelegenheid gegeven tot inzage en nabespreking van de toets. Ook de stageproducten worden met de student doorgesproken of schriftelijk van commentaar voorzien. De opleiding heeft vaste procedures om de kwaliteit van de toetsing te bewaken die beschreven is in de hierboven genoemde notitie inzake het toetsbeleid. Het uitgangspunt hiervoor is dat de docenten verantwoordelijk zijn voor de toets- en antwoordmodellen van de programmaonderdelen die zij verzorgen. De Toetscommissie gaat systematisch na of de toetsen voldoen aan vastgestelde kwaliteitseisen. De docenten leveren daartoe hun toetsen, vergezeld van de leerdoelen, volgens een bepaalde planning in bij de Toetscommissie. De Toetscommissie controleert of de toets aan bepaalde kwaliteitseisen ten aanzien van inhoud en niveau voldoet. Hierbij wordt gescreend op de volgende punten: validiteit: is de inhoud van de toets relevant voor de toetsing van de leerdoelen van het onderwijsonderdeel; evenwichtigheid: klopt de verhouding tussen de verschillende vragen en het belang ervan voor de leerdoelen van het onderwijsonderdeel en worden alle leerdoelen in voldoende mate getoetst; objectiviteit en de moeilijkheidsgraad van de toets. De screening hiervan gebeurt via het antwoordmodel. Het antwoordmodel moet zodanig zijn dat verschillende docenten op een gelijke manier beoordelen; de organisatie en toetslogistiek. Uit de documentatie blijkt verder dat de Toetscommissie: achteraf steekproefsgewijs de kwaliteit van de toetsbeoordeling door de docent controleert. Beoordelingscriteria zijn hierbij: het zich houden aan het antwoordmodel, subjectiviteit en kwaliteit van de feedback; de toetsdeskundigheid van docenten via themabijeenkomsten bevordert; eenmaal per jaar advies uitbrengt aan de Examencommissie en het management van de opleiding. Naast docenten zijn ook het werkveld en de studenten zelf betrokken bij de toetsing. Bij de beoordeling van de stages, praktijkopdrachten en afstudeeropdrachten zijn ook vertegenwoordigers van de praktijk betrokken. De rol van de praktijkvertegenwoordigers bij deze beoordelingen en de beoordelingscriteria, zijn in de handleidingen en stagegidsen opgenomen. Ten aanzien van de duale opleidingsvariant blijkt uit de documentatie dat het toetsen en beoordelen hier op dezelfde manier plaatsvindt als in de voltijdse variant. In de duale opleidingsvariant is wel de rol van praktijkopleider bij beoordelingen groter dan in de voltijdse variant. De praktijkopleiders zijn verpleegkundigen met een onderwijsbevoegdheid, die voor een deel of voor de volle taak zijn vrijgemaakt om de praktijkopleiding van studenten te bevorderen. Het toetsbeleid, de differentiatie in toetsvormen, de kwaliteitsborging van het ‘toetsen en beoordelen’ en het niveau (de ‘zwaarte’) van de toetsen/assessments, al deze aspecten heeft de opleiding goed geregeld en voert zij op passende wijze uit. Het auditteam is daar zeer over te spreken. Toch geeft het auditteam de opleiding in overweging het fenomeen ‘diagnostische toetsing’ opnieuw in te voeren. Diagnostische toetsing is een krachtig middel om de student tijdig precieze informatie te geven over zijn voortgang.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 39
Voor wat betreft de examencommissie pleit het auditteam voor een meer proactieve rol om sturing te geven aan de verdere professionalisering van het ‘toetsen en beoordelen’. Voorts zou, naar het oordeel van het auditteam, de examencommissie in haar jaarverslag ook gegevens moeten verzamelen over het eindniveau van de afstudeerders. Aldus wordt het de opleiding mogelijk gemaakt uitspraken te doen over de kwaliteitsen niveau-ontwikkeling van haar afstudeerders.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen wordt op een gestructureerde en gecontroleerde wijze uitgevoerd en kent een zeer gedifferentieerd palet aan toetsvormen; de onderscheiden toetsvormen aansluiten zeer nauw aan op de werkvormen; de huidige toetsingsmethoden zijn valide, objectief en betrouwbaar en telkens expliciet gerelateerd aan de betreffende (sub)doelstellingen/of eindterm; de kwaliteit van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is voortreffelijk geborgd. Enerzijds doordat telkens meerdere docenten er rechtstreeks bij betrokken zijn, anderzijds doordat (i) toetsen moeten voldoen aan technisch kwlaiteitseisen en (ii) de beoordeling geschiedt op basis van heldere en relevante criteria waarover bovendien vooraf met de studenten wordt gecommuniceerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor beide varianten als voldoende.
Naar het oordeel van het auditteam kent de een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op hbo-niveau is gesitueerd en dat qua inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie duidelijk en substantieel gericht is op het werkveld. De praktijkgerichtheid (training, casuïstiek, stages), de projectmatige ordening en de cyclische inrichting zijn een stevige waarborg voor de interne samenhang van het programma. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot Hbo verpleegkundige te realiseren via frequente en goed georganiseerde en gestructureerde interacties met de beroepspraktijk.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zeven facetten van het onderwerp “Programma” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 40
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Een van de gevolgen van de samenwerking tussen de opleiding HBO-V en het AMC is de implementatie van het concept “professional in the lead” dat uitgaat van de visie dat hoog gekwalificeerde professionals sturing geven aan de primaire en secundaire processen, waardoor de inhoud voorop staat. Zo zijn verpleegkundigen met een academische achtergrond bij de opleiding als eindverantwoordelijk aangesteld. Het auditteam is daar een groot voorstander van: professionals in the lead zijn bij uitstek de managers die strategischinhoudelijk richting kunnen geven aan een opleiding en wel zodanig dat die opleiding zich ontwikkelt tot een door het werkveld gerespecteerde gesprekspartner. De verbinding tussen opleiding en praktijk wordt door de opleiding bevorderd door een personeelsbeleid dat er op is gericht hoofdzakelijk parttime docenten aan te trekken, die tevens werkzaam zijn in de (verpleegkundige) praktijk. Van het totaal aantal docenten in de opleiding werken er elf in de klinische praktijk. Enkelen hebben in 2005 stage gelopen. Hun werkplek ligt hoofdzakelijk in de academische centra (VUMC en AMC) en in de psychiatrie. De opleiding heeft een beleid om voor docenten die niet (meer) in de praktijk werkzaam zijn jaarlijks stages te organiseren. De actualiteit en diepgang van de verbinding met het beroep wordt mede gewaarborgd door een uitgebreid netwerk van gastdocenten. Zo wordt onderwijs mede verzorgd door diëtisten, verloskundigen en kinderartsen. Dit netwerk is relatief constant voor wat betreft de ‘sleuteldocenten’. Hieruit blijkt de wederzijdse tevredenheid van gastdocenten en opleiding over deze verbinding met de beroepspraktijk. Een belangrijk middel om docenten (permanent) op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in de praktijk zijn de contacten in het kader van het buitenschools leren. Stagebegeleiders hebben geregeld contacten met het werkveld. Ook docenten bezoeken de stageplaatsen. Vergelijkbare contacten zijn er voor de duale opleidingsvariant. Docenten van de opleiding manifesteren zich op verschillende manieren buiten de opleiding. Hierdoor leveren zij een bijdrage aan de ontwikkeling van de praktijk en brengen actuele kennis mee terug naar de opleiding. Twee docenten participeren in het kader van hun academische promotie in wetenschappelijke netwerken bij de Universiteit van Amsterdam en Bremen. De promotieonderwerpen bestrijken onderdelen van het curriculum. Twee andere docenten zijn eveneens auteurs van diverse publicaties. Een docent participeert in het landelijk overleg MGZ, twee docenten geven lezingen en organiseren workshops op symposia, twee docenten zijn actief in het internationaliseringsnetwerk en ICT netwerk Cohehre. Sinds 2006 maakt een personeelslid van de opleiding deel uit van de redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Evidence Based Practice. De bedoeling is dat dit zal leiden tot een aantal publicaties en reviews, dat tevens bruikbaar zal zijn als stimulans voor de praktische verdieping van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 41
In 2007 zullen docenten EBP van de opleiding betrokken worden bij kenniscentrum ‘Center for Evidence Based Practice’ van het AMC. Samenvattend is het auditteam gebleken, dat de docenten nauwe banden onderhouden met de beroepspraktijk. Zo betrekt de opleiding het werkveld bij de uitvoering van het onderwijs en werken opleiding en werkveld intensief samen, wat tevens blijkt uit gastlessen en de beoordeling van afstudeerprojecten door beroepsbeoefenaren uit het werkveld.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: de huidige praktijk laat zien dat docenten zeer frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten leggen zij een concrete verbinding tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn; de verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding gebruik maakt van gastdocenten zowel bij specifieke activiteiten (projecten / thema’s) als ook bij ‘reguliere’ activiteiten zoals de beoordeling afstudeerders. sterke punten zijn voorts: o enkele docenten verrichten promotie-onderzoek; o publicaties van enkele docenten; o redacteurschap Nederlands tijdschrift Evidence Based Practice.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 42
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Voor het Instituut Verpleegkunde was de formele d/s ratio in 2005 1:26. In de begroting 2005-2006 was voor de opleiding HBO-V voorzien in een formatie van 28 docenten met een totale omvang van 19.7 fte. Vijf docenten daarvan zijn fulltime in dienst. Hiernaast is een budget beschikbaar voor het aantrekken van externe docenten voor gastlessen en kortere onderwijstrajecten. In 2003 was de gemiddelde leeftijd van de docenten op het Instituut Verpleegkunde 50 jaar. Op termijn zou dit tot problemen in de continuïteit kunnen leiden. Om deze reden is speciaal beleid ingezet, dat is gericht op verlaging van de gemiddelde leeftijd. Het Instituut Verpleegkunde heeft een gewenst functieprofiel opgesteld, waarin ook de leeftijd een rol speelt. Nieuwe docenten voldoen allen aan het gewenste functieprofiel van het Instituut Verpleegkunde voor wat betreft leeftijd, onderwijskundige expertise en actuele klinische ervaring. De gemiddelde leeftijd in deze groep is 36 jaar. De opleiding kent drie mechanismen om de balans tussen personele inzet en onderwijstaak te plannen, te bewaken en te sturen: er vindt jaarlijks een begrotingsronde plaats. Op grond van realisaties in het voorafgaande jaar en prognoses voor het komende jaar wordt de benodigde personele inzet voor het curriculum, voor de onderwijskwaliteit en voorscholing begroot; het geautomatiseerde Da Capo-systeem koppelt de lesroostering aan de individuele urenbelasting. Naar aanleiding van onder- of overbelastingscijfers wordt de docent meer of minder belast; er is ter bewaking en sturing van de taakbelasting een HvA-systeem via de Medewerkers Tevredenheids Monitor en de ziekteverzuim cijferregistratie. Uit de Management Tevredenheids Monitor van 2004 is gebleken, dat de docenten de werkdruk gemiddeld als hoog ervaren. De basisfuncties (curriculumuitvoering en curriculumontwikkeling) hebben hier niet onder te leiden. Naast deze basale taken konden in 2005 door medewerkers van de opleiding nog verschillende projectopdrachten worden uitgevoerd. Om de (ervaren) werkdruk te verlagen, zijn met ingang van 2006 verschillende maatregelen genomen: het aantal personeelsbijeenkomsten is ‘gerationaliseerd’; tactisch beleid is ingezet om de taken van docenten te verdelen en aanwezige krachten beter te benutten; de taak-, over- en onderbelastingsuren worden voor de aanvang van het nieuwe onderwijsjaar verrekend, zodat het nieuwe studiejaar niet met taakurenachterstand wordt begonnen; er is een plan ontwikkeld voor een betere afhandeling van de routinematige onderwijskundige taken als toetsproductie, toetsafname, blokboeken; met behulp van een adviseur wordt het curriculum doorgelicht in relatie tot de beschikbare arbeidstijd en ervaren werkdruk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 43
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: de huidige omvang van de formatie is voldoende en stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma uit te voeren; de opleiding hanteert effectieve methoden om de balans tussen personele inzet en onderwijstaak te plannen, te bewaken en te sturen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 44
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Het personeel van de HBO-V-opleidiing is voldoende gekwalificeerd voor wat betreft de kennis van het beroep, de ontwikkelingen van het werkveld en de wetenschappelijke ontwikkelingen in het beroepenveld. Vanuit didactisch oogpunt is het docentenkorps geschoold in competentiegericht leren in relatie tot het beroepsprofiel dat in samenwerking met het werkveld is opgesteld. Uit de documentatie ontstaat het volgend beeld wat betreft de kwalitatieve samenstelling van het docentenkorps:
bij de opleiding werken veertien personeelsleden met een universitaire of masteropleiding. Van deze docenten met een academische graad is de helft verpleegkundige. Vijf personen uit deze groep hebben een eerstegraads of tweedegraads lerarenopleiding gevolgd. Het niet-universitaire personeel heeft grotendeels een achtergrond als verpleegkundige. Elf personeelsleden uit deze groep hebben een eerstegraads of tweedegraads lerarenopleiding of een specifieke didactische opleiding gevolgd, of zijn hiervoor in opleiding;
het beleid van de opleiding is om jonge, excellente HBO-Verpleegkundigen aan te trekken, met een grote klinische ervaring, en een eerste graadslesbevoegdheid. Vanaf 2004 zijn zes personeelsleden met dit profiel aangetrokken, waarvan twee met een kinderaantekening, en vier met een achtergrond in de intensieve zorg. Daarnaast zijn zes academici aangetrokken: twee artsen, twee psychologen, twee verplegingswetenschappers en een klinisch epidemioloog;
het aannamebeleid is tevens gericht geweest op het aantrekken van kwalitatief geschikt personeel voor de (nieuwe) Minor Global Nursing. Deze minor wordt inmiddels geleid door een cultureel antropoloog met verpleegkundige achtergrond, tevens is een verpleegkundige met tropenervaring aangetrokken, bijgestaan door een verpleegkundige met internationale belangstelling;
er zijn gastdocenten met de gewenste beroepsachtergrond beschikbaar, zoals tropenartsen.
De opleiding besteedt op verschillende manieren aandacht aan bijscholing en deskundigheidsbevordering van het personeel. In het takenpakket van docenten wordt (bij een voltijdse aanstelling) jaarlijks 59 uren gereserveerd voor deskundigheidsbevordering. Daarnaast mogen de docenten specifieke cursussen en opleidingen volgen die een aantoonbare relatie hebben met de kwaliteitsverhoging van hun takenpakket. Het auditteam is zeer onder de indruk van de wijze waarop de opleiding de deskundigheidsbevordering van haar docenten aanpakt. De opleiding heeft een introductiegids voor nieuwe medewerkers die door het auditteam is bestudeerd. Het eerste jaar worden nieuwe medewerkers gecoacht door een ervaren collega. In de documentatie geeft de opleiding een overzicht van activiteiten op het gebied van scholing en deskundigheidsbevordering. Het betreft scholing op het terrein van methoden en technieken van Evidence Based Practice, een cursus voor persoonlijkheidsontwikkeling en ook hopen twee medewerkers de komende jaren te promoveren. Twee personeelsleden volgen op dit moment een academisch promotietraject.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 45
In het kader van carrièremogelijkheden en om de onderzoeksmogelijkheden van de HBO-instituten te vergroten, biedt de opleiding medewerkers de gelegenheid een promotietraject te volgen. De (formele) docentfuncties in het Instituut Verpleegkunde zijn op basis van inzetbaarheid geordend in drie niveaus. Een ‘docent 3’ is inzetbaar voor een uitvoerende onderwijstaak: het doceren van vast omschreven studiestof. Een ‘docent 2’ kan worden ingezet voor een gemengde doceer- en onderwijs ontwikkeltaak. Een ‘docent 1’ heeft hoofdzakelijk een onderwijs ontwikkeltaak. Er zijn vier docenten met de kwalificatie 1. Deze top vindt de opleiding smal, maar er zijn momenteel nog geen uitgewerkte plannen dit te veranderen. De kwaliteit van het docententeam is geborgd door een HvA-systeem van beoordelings- en functioneringsgesprekken, dat in het studiejaar 2005-2006 vernieuwd is. De opleiding heeft een procedure om de kwaliteit van externe begeleiders te beoordelen: ziekenhuizen en instellingen organiseren voor de stagebegeleiders specifieke cursussen. Om te evalueren of stages en/of stagebegeleiders kunnen voldoen aan het HBO-niveau wordt door de opleiding een praktijkleerplaatsprofiel gehanteerd. Een goede zaak.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding op een hoog niveau te verzorgen; een deel van de docenten is actief werkzaam in het verpleegkundig domein en brengt zijn expertise consequent en voortdurend binnen het programma; het zorgvuldig opgezette aannamebeleid is een belangrijk instrument om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen; sterk punt is voorts de zeer gestructureerde en gedifferentieerde wijze waarop de deskundigheidsbevordering van docenten wordt aangepakt.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor beide opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig dat de opleiding op hoog niveau kan worden verzorgd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 46
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Het Instituut Verpleegkunde gehuisvest is in een (recent) gemoderniseerd onderwijsgebouw, dat zich naast het Academisch Medisch Centrum bevindt. Dit gebouw wordt gedeeld met andere gebruikers van de HvA. In het gebouw is een moderne mediatheek aanwezig met werk- en studeerplekken voor studenten. De mediatheek omvat een voor het vakgebied relevante literatuurcollectie, tijdschriften en digitale media. Via de digitale mediatheek biedt de opleiding het Portaal Gezondheidszorg aan, waarin dagelijks speciaal geselecteerde informatie uit het vakgebied beschikbaar wordt gesteld. Deze site biedt topdatabanken, nieuws, naslagwerken en kent een studentenservice (schrijfhulp bij scripties, studiehulp enz.). Verder worden sinds 2002 scripties van studenten verpleegkunde beschikbaar gesteld via de publicatieservice van de mediatheek. De docenten hebben over het algemeen een eigen werkplek en werken in ruimtes, waar onderling contact en uitwisseling goed mogelijk is. De opleiding beschikt thans over 122 ICT-werkplekken voor studenten (inclusief 16 pc’s die recentelijk zijn toegevoegd). Naast de lesruimtes bevindt zich in het pand ook een aantal lokalen voor het onderwijs in verpleegtechnische vaardigheden. Deze practicumlokalen zijn de in afgelopen periode uitgebreid en gemoderniseerd. De opleiding biedt op dit moment drie compleet ingerichte practicumlokalen met ieder vijf bedden en een oefenlokaal voor onbegeleid oefenen met zes bedden. In januari 2006 is in het gebouw een nieuwe stilteruimte ingericht. In het begin van studiejaar 2005-2006 heeft een interne verhuizing plaatsgevonden. De werkkamers van docenten, het stagebureau en andere service afdelingen zijn verplaatst van de derde naar de tweede verdieping. Hierdoor is het rechtstreekse contact tussen docenten en studenten sterk verbeterd. Ook zijn er aanpassingen doorgevoerd in het gebouw om het beter aan te laten sluiten op nieuwe onderwijsconcepten. Zo zijn er open leerlandschappen gecreëerd en zijn de computers voor de studenten Verpleegkunde meer geconcentreerd opgesteld.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: huisvesting en materiële voorzieningen zijn zondermeer van een hoog niveauen meer dan toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is functioneel, waarbij in ruim voldoende mate rekening is gehouden met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges, trainingen e.d.); de ICT-voorzieningen zijn up-to-date en thans ook in voldoende mate beschikbaar; de mediatheek is zeer wel voorzien en van voldoende kwaliteit; de interne communicatie (inclusief de informatievoorziening richting studenten) is, ook naar het oordeel van studenten, efficiënt geregeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 47
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen Met ingang van het studiejaar 2005-2006 heeft de opleiding een vierjarig, doorlopend studieloopbaan begeleidingsprogramma zoals beschreven in de door het auditteam bestudeerde notitie ‘SLB handleiding voor docenten HBO-V’. Bij de introductie van het vierjarig studieloopbaan begeleidingsprogramma is een profiel van de SLB’er opgesteld dat gebruikt wordt bij de training van docenten. De belangrijkste rol van de studieloopbaanbegeleider is die van coach, waarbij deze de student ondersteuning biedt bij het reflecteren op de eigen beroepsontwikkeling en bij het bepalen hoe deze ontwikkeling het beste gestalte kan worden gegeven. Via individuele gesprekken en het portfolio volgt de begeleider de ontwikkeling en de studievoortgang van de student. In deze gesprekken gaat het om reflectievermogen, leervaardigheden, leerstrategieën en ambities en indien nodig om confrontatie met beroepseisen, studieresultaten en studiegedrag. De zelfregie van de student (flexibiliteit, zelfstandigheid en aansprakelijkheid) en het verwerven van persoonlijke en beroepscompetenties staan centraal in de studieloopbaan van de student. Binnen de studieloopbaanbegeleiding wordt expliciet aandacht besteed aan het inzichtelijk maken van het leerrendement van de student. Uit de documentatie blijkt, dat de inhoud van de studieloopbaanbegeleiding verandert. Zo ligt het accent van de begeleiding tijdens de propedeuse met name op de plaats van de student binnen de opleiding en de studentengroep, de inhoud en de organisatie van de opleiding, en de eigen geschiktheid voor studie en beroep. Aan het eind van de propedeuse krijgt de student een studieadvies over het wel of niet voortzetten van de opleiding. Indien daar aanleiding toe is, wordt de student halverwege het leerjaar gewaarschuwd voor een dreigend negatief advies. Naarmate de opleiding vordert, wordt de behoefte aan begeleiding anders. Na de propedeuse is er steeds meer sprake van een individuele begeleiding. In het derde jaar start de student in een afstudeerrichting, krijgt een nieuwe studieloopbaanbegeleider en staat de ontwikkeling van de beroepscompetenties centraal. Het portfolio van de student neemt in de SLB een belangrijke plaats in. Nadat de student een korte training portfolio heeft gevolgd, leert deze door aan het portfolio te werken steeds beter wat het portfolio is en hoe het bij de studie gebruikt kan worden. Vanaf het tweede jaar worden hogere eisen aan het portfolio gesteld. Aan het eind van het tweede jaar en aan het eind van de opleiding wordt het portfolio beoordeeld. Studenten van de HBO-V-opleiding kunnen van de diensten van twee studentendecanen gebruikmaken. De toegang tot de studentendecaan is laagdrempelig. Studenten kunnen via het studentenservicecentrum een afspraak maken met één van beide decanen. Centraal in de informatievoorziening aan studenten staan de digitale voorzieningen. Vanaf 2003 is het voor studenten mogelijk om het Instituut Verpleegkunde via het WEB te benaderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 48
In datzelfde jaar is toegang tot Basic Support for Co-operative Work (BSCW) gerealiseerd. Dit is de virtuele project- en werkomgeving van de Hogeschool van Amsterdam. Door het invoeren van de elektronische leeromgeving zijn veel praktische zaken voor studenten geregeld en wordt er veel met e-mail gewerkt. Studentinformatie wordt nog ieder jaar beschikbaar gesteld in de vorm van een studiegids, deze is zowel beschikbaar voor de voltijd- als de duale opleiding. Studenten hebben in het gebouw altijd de beschikking over een pc waar BSCW op geraadpleegd kan worden. Verder worden mededelingen op het informatiebord geplaatst, via een speciale monitor in de gang bij het bedrijfsbureau en de maandelijkse nieuwsbrief voor studenten. Het Instituut Verpleegkunde bereidt zich voor om vanaf september 2006 een eigen intranetsite te ontwikkelen waar informatie voor studenten beschikbaar wordt gesteld. Voor de duale variant geldt het bovenstaande evenzeer met daarbij de kanttekening dat de docent-SLB’er zeer nauwe contacten onderhoudt met de praktijkbegeleider van de duale student.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: de studiebegeleiding vindt gestructureerd en planmatig plaats via scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties; de mate waarin de studieloopbaanbegeleiding is gedifferentieerd naar de behoefte van de studenten, kan nog verbeterd worden en de opleiding heeft daartoe ook maatregelen getroffen, zoals uit bovenstaande ‘Bevindingen’ moge blijken.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor beide opleidingsvarianten als voldoende.
De ruimtelijke en materiële voorzieningen zijn van een hoog niveau en maken het zeer wel mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studiegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp “Voorzieningen” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 49
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen De opleiding heeft een eigen notitie kwaliteitszorg waarin de visie op kwaliteitszorg als volgt is omschreven: “De kwaliteit van de opleiding HBO-V is de kwaliteit van alle docenten en de samenhang die het management daarin weet aan te brengen gericht op de wensen en verwachtingen van de actuele beroepspraktijk en van de studenten”. Het kwaliteitssysteem van de opleiding HBO-V is gebaseerd op de visie op kwaliteit en kwaliteitszorg die is beschreven in de Notitie Kwaliteitszorg Hogeschool van Amsterdam. Het kwaliteitszorgsysteem kenmerkt zich door: een continu en cyclisch proces (zie hierna); een structureel en geïntegreerd onderdeel van activiteiten van het Instituut Verpleegkunde; een leerproces. Kwaliteitsonderzoek levert de medewerkers inzicht in de waarde van hun bijdrage aan het bereiken van de doelen van de opleiding HBO-V; gerichtheid op effectiviteit. In de “Notitie Kwaliteitszorg opleiding verpleegkunde 2005-2007” is het kwaliteitsbeleid van de opleiding HBO-V verder geoperationaliseerd. Het kwaliteitsbeleid sluit aan bij het door de Hogeschool van Amsterdam geformuleerde kwaliteitsbeleid. In deze notitie zijn zowel de resultaatgebieden, het activiteitenplan en de resultaatafspraken vastgelegd. De notitie bevat voorts een kwaliteitsmatrix waarin toetsbare streefdoelen voor de opleiding zijn vastgelegd. Deze streefdoelen sluiten aan bij drie (van de vier) stuurgebieden uit de P&C-cyclus van de hogeschool. Het Instituut Verpleegkunde heeft sinds 2005 een Commissie Kwaliteitszorg & Accreditatie (hierna: CKA) ingericht waarin meerdere medewerkers van het instituut participeren. Deze commissie levert een bijdrage aan het realiseren van verbeteringen en vervult een klankbordfunctie. De CKA komt driewekelijks bijeen. De Commissie Kwaliteitszorg & Accreditatie kent tevens een Dagelijks Bestuur dat wekelijks bijeenkomt om lopende zaken te monitoren en besluiten te nemen over relevante zaken op het gebied van kwaliteitsverbetering. Dit bestuur bestaat uit de instituutsmanager, de stafmedewerker kwaliteitszorg en twee senior docenten, die in de onderwijsorganisatie een coördinerende rol hebben (de voorzitter van de Curriculumcommissie en de voorzitter van de Toetscommissie). De opleiding heeft in 2004 een Evaluatiecommissie ingesteld, die zorgt voor de afname van de evaluatieinstrumenten. Deze Evaluatiecommissie bestaat uit de kwaliteitsmedewerker als voorzitter en twee docentleden, waardoor de CKA en de Evaluatiecommissie met elkaar verbonden zijn. De opleiding kent drie (samenhangende) kwaliteitscycli: interne audits en accreditatie; planning en controlecyclus; periodieke evaluaties en rapportages.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 50
Interne audits en accreditatie kennen een perspectief van enkele jaren. De planning en controlecyclus wordt jaarlijks doorlopen. Periodieke evaluaties en rapportages vinden per kwartaal plaats: de zogeheten Instituutsrapportages (IRAP) aan het college van bestuur. Deze IRAP's bevatten de belangrijkste kengetallen, een inhoudelijk verslag van de stand van zaken en zonodig knelpuntanalyses. Het instituutsmanagementteam monitort gemiddeld één keer per twee maanden de voortgang van de R&Aplannen. Het verbeterplan naar aanleiding van de interne audit, wordt bewaakt via een maandelijkse voortgangsrapportage aan de instituutsdirecteur. De opleiding HBO-V heeft in de afgelopen periode het kwaliteitsniveau vastgesteld aan de hand van zowel extern als intern geformuleerde kwaliteitseisen. In de periode januari/maart 2005 heeft de opleiding een uitgebreide interne audit uitgevoerd. Deze heeft geleid tot een Stand-van-zaken-notitie. Deze activiteiten vonden plaats in het kader van de Evaluatie Bestuurlijke Hantering van de bacheloropleiding (april 2005). In de notitie is beschreven op welke wijze de opleiding het verbetertraject uitgevoerd heeft na de visitatie van november 2001. De opleiding heeft in het derde kwartaal van 2005 een diagnose uitgevoerd. Hierbij is vastgesteld wat de huidige positie van de opleiding is in het licht van de accreditatie-eisen. Op basis van de uitkomsten van deze diagnose is een verbeterplanning opgesteld die de leidraad vormt voor de werkzaamheden van de Commissie Kwaliteitzorg & Accreditatie. De opleiding evalueert periodiek de kwaliteit van doelstellingen, programma, personeel en voorzieningen en gebruikt hiertoe verschillenden hogeschoolbrede en opleidingsspecifieke evaluatie-instrumenten. De opleiding beschikt over een matrix met een overzicht van alle onderdelen van het onderzoekshuis. Hierin zijn alle evaluaties opgenomen die zowel het binnenschools als het buitenschools curriculum bestrijken (waaronder de STM). Deze zijn schematisch weergegeven in de door het auditteam bestudeerde notitie ‘Werkwijze Evaluatiecommissie’. Tot 2004 is ieder onderwijsblok schriftelijk geëvalueerd en zijn de uitkomsten van de evaluaties besproken met zowel docenten als studenten. Door problemen met de bezetting van de functie van kwaliteitsmedewerker is alleen in de periode 2004-2005 slechts een deel van de evaluaties uitgevoerd. Na aanstelling van een nieuwe stafmedewerker kwaliteitszorg is dit in 2005-2006 weer snel opgepakt. Vanaf blok 2 zijn evaluatiegegevens beschikbaar. De evaluatiegegevens worden besproken met medewerkers en studenten. Naast vragenlijsten die door het Instituut Verpleegkunde zijn ontwikkeld, worden ook instrumenten ingezet die zijn ontwikkeld in het programma Bestuurlijke Informatie van de Hogeschool van Amsterdam. Dit programma is gericht op het ontwerpen van een ‘onderzoekshuis’ aan de hand waarvan het oordeel van de belangrijkste stakeholders (studenten, docenten, werkveld) in kaart wordt gebracht. Wat betreft de klachtenafhandeling is er een nieuw schema voor de klachtenafhandeling opgesteld. De opleiding beschikt sinds maart 2006 over dit schema. Dit schema is tot stand gekomen na advies van de Opleidingscommissie en de Instituutsmedezeggenschapsraad. Deze klachtafhandeling fungeert als aanvulling op al bestaande procedures van bijvoorbeeld de Examencommissie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 51
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: het door het de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via op Hogeschool- en Instituutsniveau vastgelegde procedures; in de interne managementrapportages van de opleiding staan de (meetbare) streefdoelen concreet aangegeven; de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal en per jaar) geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 52
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De opleiding HBO-V heeft in 2005 op verzoek van de NVAO een Stand-van-zaken-notitie geschreven welke door het auditteam bestudeerd is. Hierin staat de beschrijving van een reeks verbetermaatregelen die in de afgelopen periode zijn ondernomen door de opleiding. In het derde kwartaal van 2005 is een diagnose uitgevoerd om de zogenaamde ‘accreditatiewaardigheid” van de opleiding te beoordelen. Op basis van deze doorlichting is een verbeterplanning opgesteld die de leidraad vormt voor de werkzaamheden van de Commissie Kwaliteitszorg & Accreditatie. Resultaten van periodieke evaluaties worden binnen de organisatie teruggekoppeld naar het management, docenten, studenten en waar nodig, naar het werkveld. Het management neemt beslissingen waar het gaat om het verbeterplan dat in gang gezet moet worden en het toekennen van de verantwoordelijkheid over de realisatie van het verbeterplan. De uitvoering wordt ter hand genomen door betrokkenen, afhankelijk van het resultaat van de evaluatie. De evaluatiecommissie geeft advies over mogelijke verbeteringen. Het ‘onderzoekshuis’ is een instrument voor kwaliteitszorg binnen de hogeschool. De Evaluatiecommissie zorgt ervoor dat de medewerkers van de opleiding op de hoogte blijven van ontwikkelingen betreffende het onderzoekshuis. Dit gebeurt onder andere door hierover te communiceren in de Instituutsnieuwsbrief. Resultaten van periodieke evaluaties worden via BSCW (zie 4.2) en de site van de HvA beschikbaar gesteld. De studenten worden bij verbetermaatregelen betrokken via de Opleidingscommissie. Tenminste drie keer per jaar vindt overleg plaats tussen de Opleidingscommissie en de Evaluatiecommissie. Dit overleg wordt gebruikt om feedback te krijgen op de uitkomsten van periodieke evaluaties en voor het bespreken van eventuele verbeteringen. De Evaluatiecommissie krijgt van de Curriculumcommissie specifieke items aangeleverd voor het evalueren van de studieblokken. De Evaluatiecommissie levert de Curriculumcommissie de uitkomsten van student- en docentevaluaties voorzien van adviezen. Vanaf december 2005 is aandacht besteed aan het verbeteren van de terugkoppeling van uitkomsten en aan de communicatie hierover met docenten en studenten. Om dit te bereiken hebben docenten na afloop van twee onderwijsblokken de evaluatiegegevens sneller ontvangen, voorzien van de belangrijkste uitkomsten. Het auditteam constateert voorts, dat in de Management Review de opleiding HBO-V per facet (waar nodig) op een heldere wijze eventuele ‘verbeteringen’ heeft geformuleerd. Ter adstructie twee voorbeelden: ‘De opleiding heeft geconstateerd dat de huidige werkwijze nog een te grote omvang en te geringe spreiding van het aantal toetsen met zich meebrengt. Dit probleem zal in 2006-2007 worden aangepakt door toetsen niet uitsluitend in toetsweken te plannen. Daarnaast onderzoekt de opleiding wat effectieve maatregelen zijn om het risico van meeliften in projectonderwijs te voorkomen’. ‘ De docenten die de SLB-training gevolgd hebben, worden met ingang van het studiejaar 2006-2007 en volgende studiejaren voor studieloopbaanbegeleiding ingezet. • Met ingang van september 2006 ontwikkelt de opleiding in samenwerking met AMPO een eigen intranetsite waar, aanvullend op de huidige systemen, informatie voor studenten beschikbaar wordt gesteld. Door verbetering van de logistieke processen zal de tijdige beschikbaarheid van het studiemateriaal en les- en toetsroosters verbeteren’. Voor additionele verbetermaatregelen verwijzen wij naar het volgende facet, 5.3.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 53
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: de uitkomsten van de periodieke (kwartaal-, jaarlijkse, ) evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie zorgvuldig wordt gemonitord; de doelstellingen van de verbetermaatregelen zijn zodanig specifiek gedefinieerd, dat de realisering ervan goed meetbaar is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 54
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De opleiding maakt gebruik van verschillende bronnen om de tevredenheid van studenten te onderzoeken: Periodieke blokevaluaties (vier keer per jaar); StudentenTevredenheidsMonitor (per jaar); HBO-monitor; Exit TevredenheidsMonitor. Uit de Studenttevredenheidsmonitor van 2006 komt naar voren dat de tevredenheid van de studenten over de kwaliteitszorg matig is. Dit is aanleiding geweest voor enkele verbeteractiviteiten. De deelname van studenten aan het kwaliteitsoverleg in de platformen was niet groot. De opleiding heeft besloten om met ingang van het studiejaar 2006-2007 de periodieke evaluaties in overleg met de studieloopbaanbegeleiders af te nemen en deze de terugkoppeling van evaluaties te laten verzorgen. Verwacht wordt dat hierdoor grotere groepen studenten bij de kwaliteitsbesprekingen betrokken zullen kunnen worden. De bijdrage van de opleidingscommissie aan de kwaliteit van onderwijs wordt in de studenttevredenheidsmonitor van 2006 laag gewaardeerd. Om dit te verbeteren is vanaf februari 2006 het contact met de Opleidingscommissie versterkt door regelmatig overleg te voeren met de stafmedewerker kwaliteitszorg. Tevens wordt in overleg met de Opleidingscommissie een plan opgesteld om het werk van de Opleidingscommissie meer onder de aandacht van studenten te brengen. De tevredenheidsscores van studenten die voortijdig het onderwijs verlaten, worden gemeten in de vorm van de Exit Tevredenheids Monitor. Deze wordt afgenomen onder studenten die de opleiding verlaten en een gesprek met de studentendecaan voeren. De Verpleegkundige Opleidings Raad kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen. Uitgangspunt is het bewaken en verbeteren van de beroepsinhoudelijke kwaliteit van het verpleegkundig onderwijs van HBO-V. In die zin vormt de Raad een onderdeel van het interne kwaliteitssysteem van de opleiding. De opleiding heeft in de tweede helft van 2005 deelgenomen aan de pilot die hogeschoolbreed is uitgevoerd om een Werkveld Tevredenheids Monitor te ontwikkelen. Deze wordt door de direct leidinggevenden ingevuld en bevat vragen over de mate van beheersing van de algemene en de beroepsspecifieke competenties van afgestudeerden in hun huidige functie. Dit instrument geeft een aanvulling op de Alumni Tevredenheids Monitor. In beide instrumenten worden dezelfde vragen gesteld over de beroepscompetenties. Medewerkers werken actief aan de verbetering van het onderwijs door deel te nemen aan verschillende commissies, overlegvormen of werkgroepen, zowel ten behoeve van de ontwikkeling van de voltijd- als de duale opleiding. De resultaten van hogeschoolbrede instrumenten als de Student- of de Medewerker Tevredenheids Monitor en de uitkomsten van blok- en stage-evaluaties, worden digitaal en in hardcopy teruggekoppeld naar de medewerkers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 55
De opleiding organiseert daarnaast sinds 2004-2005 met regelmaat inhoudelijke personeelsbijeenkomsten waarin met zowel medewerkers uit de primaire als de ondersteunende processen over kwaliteitsverbetering wordt gesproken. In de documentatie wordt als voorbeeld genoemd de personeelsbijeenkomst in mei 2005 waarin aandacht is besteed aan discussie over de uitkomsten van de Student Tevredenheids Monitor. Docenten hebben hier verbetervoorstellen geformuleerd die bijdragen aan activiteiten die gepland worden voor studiejaar 2006-2007. De tevredenheid van medewerkers wordt één keer per twee jaar hogeschoolbreed gemeten met behulp van de Medewerkers Tevredenheids Monitor. In 2004 is dit voor de laatste keer gedaan. De scores lieten toen zien dat de medewerkers van het Instituut Verpleegkunde de meeste aspecten rond organisatie, leiding en personeelszorg als goed beoordelen. De scores zijn op vrijwel alle onderdelen positief. In het najaar van 2006 wordt opnieuw een Medewerkers Tevredenheids Monitor afgenomen. In 2004 heeft de opleiding door het SCO-Kohnstamm Instituut van de UvA een aansluitingsonderzoek laten verrichten onder haar alumni (cohorten 2001 en 2002). Daarnaast is in 2005 een onderzoek uitgevoerd onder het afstudeercohort 2004.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties, die betrekking hebben op beide varianten: studenten, docenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn systematisch betrokken bij de evaluatie van de opleiding en wel via (i) interne evaluaties op hogeschool- en opleidingsniveau, (ii) externe onderzoeken en enquêtes, (iii) consultaties van de VOR en (iv) consultaties van stagebiedende organisaties.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor beide opleidingsvarianten als voldoende.
Het kwaliteitszorgsysteem zit prima in elkaar en wordt ook planmatig uitgevoerd in samenspraak met studenten, docenten, het werkveld en alumni. Het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne en externe evaluatiemechanismen die aantoonbaar leiden tot specifieke, en daardoor meetbare, verbeterdoelstellingen, die worden voorgelegd aan studenten, docenten en beroepenveld. Studenten, docenten en het beroepenveld worden geïnformeerd over de verbetermaatregelen. De uitvoering van de verbetermaatregelen wordt planmatig gemonitord.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt alle facetten van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 56
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Oordeel werkveld: ruim voldoende Voor de afstudeeropdracht voert de student een opdracht uit van een externe opdrachtgever die gericht is op een verbetering in het primaire proces. In deze opdracht en in de voorafgaande stage in het vierde jaar moet de student tonen alle beroepscompetenties te beheersen. Bij de eindbeoordeling van de afstudeerders zijn vertegenwoordigers uit het werkveld betrokken. Uit de door de opleiding verstrekte gegevens blijkt, dat deze beoordelaars het niveau van de afstudeerders gemiddeld als ruim voldoende kwalificeren. Eenzelfde beeld geeft het oordeel van de stagebiedende organisaties daar waar het om het niveau van de stagiaires gaat. Oordeel alumni: ruim voldoende De opleiding heeft zowel in 2004 als in 2005 meegedaan aan een HvA-brede pilot waarin een tevredenheidsonderzoek onder alumni is gehouden. Uit de uitkomst van deze pilot blijkt, dat de alumni het eindniveau van de opleiding gemiddeld als ruim voldoende beoordelen. Uit het onderzoek van 2004 komt bij de vragen over de specifieke beroepscompetenties naar voren dat afgestudeerden vooral de competenties behorend bij de organisatiegebonden rollen positief beoordelen. De eindkwaliteit van de opleiding ontwikkelt zich blijkens deze onderzoeken overigens duidelijk in een positieve lijn: de studenten van de afstudeercohorten 2001-2002 geven nog een laag oordeel voor het niveau van de opleiding: 67,4% beoordeelt dit met ‘te laag’ en 27,9% met ‘precies goed’. In 2004 is 70% van de afgestudeerden van mening dat de opleiding goed aansluit op de beroepspraktijk. Bijna alle scores liggen gemiddeld rond de 3,5. (score 3 is voldoende) Het onderwerp ‘niveau van de opleiding’ krijgt het cijfer 3,5 . Oordeel auditteam: goed De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn in hun probleemstelling beroepsgeoriënteerd en actueel en hebben een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis op een hoog niveau. Hoger dan het niveau dat normaliter van hbo-studenten moet en mag worden geëist. Het auditteam acht daarom het gerealiseerde niveau als goed. Het totaal aan afstudeerwerkstukken onderwerpen overziend, constateert het auditteam voorts een ‘mooie’ breedte in onderwerpkeuze.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als goed. Eigen waarneming van afstudeerwerkstukken en de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie (op de kwaliteit van stagiaires en afgestudeerden ) van het beroepenveld en alumni hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 57
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Van de HBO-V-voltijd-opleiding heeft gemiddeld 63 % van de instroom een havo-vooropleiding. De laatste jaren neemt dit aandeel toe tot bijna 70%. Het aandeel van studenten met een vwo- of mbo-opleiding neemt af, de mbo-instroom bedraagt de laatste jaren minder dan 10%. Van de HBO-V-duaal-studenten heeft 30% een havo- of vwo-diploma (t.o. ruim 80% van de instroom van de HBO-V-voltijd). Vergeleken met de voltijdvariant zijn er bij ‘duaal’ relatief veel studenten met een mbodiploma of overig diploma. Het percentage studenten dat na vier jaar het diploma behaalt (gegevens cohorten 1998 tot 2001), is gedaald met 7 % van 40,3% tot 33,3 %. Het percentage dat na vijf jaar het diploma behaalt, is stabiel gebleven (47,7% - 46,7 %). Voor de HBO-V-voltijd daalt het percentage studenten dat het propedeusediploma in 1 jaar behaalt met 40% van 55,7 % voor de studenten die in 1998 begonnen tot 15,8 % die in 2004 begonnen, een trend die is ook zichtbaar is in het propedeuserendement na twee jaar, maar de cijfers zijn veel beter namelijk 68,4% in het cohort 1998 tot 56,1% voor het cohort 2004. Dus studenten doen veelal langer over de propedeuse dan de voorafgaande jaren. De uitval van studenten in de propedeuse neemt toe, met ruim 26 % voor het cohort 1998 tot 41 % voor het cohort 2004. De cumulatieve uitval na 2 jaar (uitval jaar 1 en 2 tezamen) neemt in de afgelopen jaren maar weinig toe van ruim 40% tot 46,8, terwijl de cumulatieve uitval na 3 jaar daalt. De cumulatieve uitval na 4 jaar is stabiel (51,7 tot 50,5%). De grootste uitval vindt dus plaats in de propedeuse en het eerste jaar van de hoofdfase. Het beleid voor het bindend afwijzend studieadvies is in de jaren aangepast en thans vindt uitval meestal plaats op grond van dit studieadvies. Het percentage uitval op basis van een bindend studieadvies is ruim verdubbeld van 15,4 % voor cohort 1998 tot 37,4 % voor cohort 2004. De gemiddelde opleidingsduur tot het diploma daalt. De gemiddelde verblijfsduur tot uitval daalt ook van 1,65 jaar voor cohort 1993 tot 1,2 jaar voor het cohort 2000. Dus studenten verblijven korter in de opleiding alvorens zij op zoek gaan naar ander werk of een andere opleiding. HBO-V is vergeleken met landelijke rendementscijfers van vergelijkbare opleidingen verpleegkunde (cohort jaar 2000). Hierbij is gekeken naar het rendement van tien andere hogescholen die een HBO-V-opleiding bieden. Van de hogescholen in de Randstad neemt HBO-V van de Hogeschool van Amsterdam een middenpositie in met het propedeuserendement en het opleidingsrendement. De ‘laag-gemiddelde positie’ van HBO-V is aanleiding voor verbetermaatregelen die, gezien het hoge rendement in de hoofdfase, gericht zijn op de propedeusefase. In de afgelopen periode is het programma in de propedeuse van de opleiding zwaarder en daardoor moeilijker geworden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 58
De verzwaring heeft geleid tot een daling van het rendement in de propedeuse. Om het rendement om te buigen naar meer positieve cijfers is intensief beleid ingezet. Zo is in 2006 een methodoloog aangetrokken voor een onderzoek naar de diepere oorzaken van dit rendementsverlies. Op grond van de constateringen uit dit onderzoek zal de propedeuse qua inhoud niet lichter worden gemaakt, maar wel onderwijskundig worden aangepast. De verzwaring zal geleidelijker plaatsvinden en beter in het programma gespreid worden. Een deel van de oplossing wordt daarnaast gezocht in een verbetering van de studieloopbaanbegeleiding in de propedeutische fase. In de afgelopen periode zijn docenten op dit gebied speciaal getraind. De opleiding geeft op basis van haar rendementanalyse aan, dat een deel van de studenten in de propedeuse onvoldoende tijd aan de studie besteedt. Een studiewijzer moet de student beter inzicht geven hoe hij zelf zijn opleiding tot een succes kan maken. Duale variant De duale variant van de HBOV is in samenwerking met de AGZ- en GGZ-duaalpartners in september 2002 gestart. Van dit cohort is het vierjarig opleidingsrendement 39%. Het rendement na vijf jaar kan pas in 2007 vastgesteld worden.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observatie:
Het rendement als zodanig is weliswaar niet optimaal, maar de opleiding heeft (i) zicht op de oorzaken van het lage rendement, (ii) concrete verbetermaatregelen ingevoerd en (iii) streefcijfers vastgesteld.
Het auditteam beschouwt ‘onderwijsrendement’ niet als een geïsoleerde waarde, niet als een zelfstandige kwaliteitsindicator. Telkens zal een opleiding een evenwicht moeten zoeken tussen kwantiteit, hoge kwaliteit en onderwijsrendement. De opleiding Verpleegkunde is zorgvuldig aan de slag om dit evenwicht te bereiken, maar zij is er zich zeer wel van bewust dat het afnemende beroepenveld geen concessies accepteert daar waar het de kwaliteit betreft.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor beide opleidingsvarianten als voldoende.
Het gerealiseerde niveau komt overeen met het hoge niveau dat door de opleiding wordt nagestreefd. Het opleidingsrendement is laag, maar de opleiding spant zich zeer in om het rendement te verhogen.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt één facet van het onderwerp ‘Resultaten” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 59
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Verpleegkunde, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING VERPLEEGKUNDE voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V4
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
E
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G V4
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V4
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V V4
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G V4
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
G
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
4
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 60
3.2.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Verpleegkunde, duaal
HBO BACHELOR OPLEIDING VERPLEEGKUNDE Duaal
Onderwerp / Facet
Oordeel V5
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V5
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
E
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G V5
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V5
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V V5
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G V5
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
G
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
5
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 61
3.3.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu het Instituut voor Verpleegkunde, verzorgde voltijd en duale HBO bachelor opleiding Verpleegkunde in aanmerking komen voor accreditatie door de NVAO. Gelet op het oordeel dat het auditteam aan de verschillende facetten heeft verbonden, komen alle zes NVAO-Onderwerpen in aanmerking voor een extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 62
BIJLAGE I:
Curricula Vitae en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren
Drs. W. G. van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak publiek en privaat zoals onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatieadvies, marktonderzoek en certificering. Prof. dr. G.G.M. Essed Gerard Essed is als gynaecoloog verbonden aan het Academisch Ziekenhuis Maastricht en als hoogleraar aan de Universiteit Maastricht (Capaciteitsgroep Gynaecologie en Obstetrie) met als leeropdracht ‘Methodology of Clinical Teaching’. (Nadere gegevens worden separaat bijgevoegd.) Dr. C.P. van der Schans Cornelis Peter van der Schans is sinds 2002 werkzaam als Lector “Transparante Zorgverlening” bij de Hanzehogeschool Groningen en daarnaast als begeleider / copromotor bij het landelijk multicenter onderzoek “Revalidatie van kankerpatiënten”. Voorts vervult hij nevenfuncties zoals (i) associate editor Chronic Respiratory Care, (ii) Lid Programmacommissie “Zorg en Preventie Nederlands Astma Fonds”, (iii) member of American Thoraric Society Committee on home care for patients with chronic lung disease. Van der Schans heeft naast zijn naast zijn medisch-wetenschappelijke carrière ook een ruime ervaring in het onderwijs. Sinds 1997 is hij rechtstreeks betrokken bij de na- en bijscholing van fysiotherapeuten, met name op het gebied van Evidence Based Handelen. Vanaf 2001 is hij bovendien als practicumdocent (Medische Statistiek) verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarvóór heeft hij vele docentfuncties vervuld zoals “Speciële Bewegingspathologie” en “Longfunctie en Motoriek” (beide eveneens aan de RUG) en als docent in postacademisch scholingstrajecten voor huisartsen en fysiotherapeuten, maar ook als kerndocent bij het Nederlands Paramedisch Instituut, een functie die hij overigens nog steeds vervult. Van der Schans heeft ca 45 internationale ca 25 Nederlandstalige specialistische publicaties op zijn naam staan en bovendien een bijdrage geleverd aan ca 20 wetenschappelijke uitgaven. Jonanne Scholthof Jonnane studeerde Geneeskunde aan de (toenmalige) Katholieke Universiteit Nijmegen (2002-2003). Thans studeert zij HBO-Verpleegkunde aan de Saxion Hogeschool IJsselland in Deventer.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 63
Drs. R. F. H.M. Stapert Rob Stapert is afgestudeerd aan de (toenmalige) Katholieke Universiteit Nijmegen: Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen. Van 1976 tot 1981 was hij als docent (Lerarenopleiding en Athenaeum) werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het Nederlands HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term resident technical advisor de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 66
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 67
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 68
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 69
BIJLAGE II: Programma Visitatie Programma Accreditatie – Audit opleiding HBO-Verpleegkunde – voltijd en duaal – Hogeschool van Amsterdam – 27 september 2006
Tijd
Gesprekspartners
08.30 – 08.45 08.45 – 09.00
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam*
Voorbespreking
Managementteam
Auditteam:
Kennismaking
De Vos (Directeur ASN / AMPO)
Van Raaijen
Definitieve vaststelling programma
Dobber (Teamleider)
Essed
Van Iersel (Teamleider)
Vd Schans
De Koff (Kwaliteit & Accreditatie)
Scholthof Stapert
09.00 – 10.00
Managementteam
Auditteam
Integratie Instituut Verpleegkunde met Fysio-,
De Vos
Ergo- en Oefentherapie
Dobber
Strategisch beleid, visie, missie
Van Iersel
Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraat / Innovatie / Minoren Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid
10.00 – 11.00
Docenten – 1e groep
Auditteam
Relatie beroepenveld
Dobber
Onderwijsontwikkeling
Van Woudenberg
Instroom / propedeuse
Kuckert Pander
Aansluiting instroom en programma
Schell
Curriculum
Roeberts-Koekoek
Samenhang programma
Den Hollander
Toetsen en beoordelen Minoren Eindkwalificaties / afstuderen Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding
11.00 – 11.15
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 70
11.15 – 12.15
Docenten – 2e groep (incl. duaal)
Auditteam
Relatie beroepenveld
Van Iersel
Onderwijsontwikkeling
Bouwman
Instroom / propedeuse
De Groot (duaal)
Aansluiting instroom en programma
Salentijn (duaal; AMC)
Curriculum
Snaterse (UMC-variant)
Samenhang programma Toetsen en beoordelen Minoren Eindkwalificaties / afstuderen Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding
12.15 – 13.00 13.00 – 14.00 14.00 – 14.45
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
Rondleiding voorzieningen:
Auditteam in 2 Verificatie algemene en opleidingsspecifieke
hogeschool en AMC
groepen
voorzieningen
Examencommissie
Van Raaijen
Studiebegeleiding
Bouwman (voorzitter)
Vd Schans
Toetsen en beoordelen
Heij (secretaris)
Scholthof
Bezwaar en beroep Vrijstellingen Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast
14.00 – 14.45 14.45 – 15.30
Verificatie documenten
Essed
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
Stapert
gesprekken
Studenten – voltijd
Van Raaijen
Informatievoorziening
Greuter(Propedeuse)
Essed
Aansluiting vooropleiding / instroom
Aker(Propedeuse)
Scholthof
Toetsen en beoordelen
Goossens (AGZ – AMC – 2e jr.)
Studiebegeleiding (incl. stages)
Schipper (AGZ – 3e jr.)
Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen
De Ruijter (AGZ – 3e jr.) e
Praktijkcomponent
Van Oostrum (AGZ–AMC–4 jr.) Douque (AGZ – 4e jr.) Kuperus (AGZ – 4e jr.) 14.45 – 15.30
Studenten – duaal
Stapert
Informatievoorziening
Hulsman (Propedeuse)
Vd Schans
Aansluiting vooropleiding / instroom
Bookelman (AGZ – 2e jr.)
Toetsen en beoordelen
e
Roeters (GGZ – 3 jr.)
Studiebegeleiding (incl. stages)
Baltus (GGZ – 3e jr.)
Studeerbaarheid, studielast
e
Materiële voorzieningen
Jacobs (AGZ – 4 jr.)
Praktijkcomponent 15.30 – 15.45
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 71
15.45 – 16.30
Kwaliteitszorg
Van Raaijen
Evaluatie van resultaten
Dobber
Essed
Maatregelen tot verbetering
De Koff
Scholthof
Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld
Van Woudenberg 15.45 – 16.30
Verificatie documenten
Vd Schans
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
Stapert
gesprekken
16.30 – 17.00
Nader te bepalen gesprekspartners
(Deel)
Pending issues
(iedereen beschikbaar)
Auditteam
17.00 – 17.45
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
17.45 – 18.00
Alle gesprekspartners &
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
genodigden
Auditteam: Drs. W. G. van Raaijen (Willem)
Lead-auditor / senior-adviseur Hobéon Certificering
Prof. dr. G. M. Essed (Gerard)
Vak- en werkvelddeskundige – Gynaecoloog, Hoogleraar Clinical Education – AZM University Hospital Maastricht
Dr. C. P. van der Schans (Cees)
Vak- en werkvelddeskundige – Lector Transparante Zorgverlening – Academie voor gezondheidsstudies – Hanzehogeschool Groningen; Docent medische statistiek Rijksuniversiteit Groningen
J. Scholthof (Jonanne)
Studentlid / 4e jaars student HBO-Verpleegkunde – Saxion Hogescholen
Drs. R. F. H. M. Stapert (Rob)
Onderwijskundige / secretaris / senior-adviseur Hobéon Certificering
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Verpleegkunde - Hv A 72