randwijzer nummer 6 november 2003 VEBON Sectie Kleine Blusmiddelen
Normen Keymark VLG/ADR Halonen Prof. dr. W. IJsbrand
UIT DE OUDE DOOS Ook wel eens – na een paar glazen wijn – een geniale inval gehad op het gebied van brandbestrijding? Maak u geen illusies, bijna alles in ons vakgebied is al een keer uitgevonden. Sommige uitvindingen werden een succes, andere ideeën kwamen niet echt van de grond. Dit keer: een automatische brandblusser in de vorm van een kerstbal, voor de beveiliging van de kerstboom. De uitvinder is Lyle E. Doak uit Circle Pines, Minnesota die zijn geestelijke arbeid bekroond zag met een Amerikaans patent op 3 februari 1959. Deze speciale kerstbal bestaat uit drie hoofdonderdelen: een metalen houder voor de vloeibare blusstof (10), een spuitmond (15) met een afdichtplaatje (21) en een diffusor (24) zoals we die ook op sprinklers tegenkomen. Het patent maakt geen melding van het type blusstof, maar gezien het jaartal zal het water of tetra geweest zijn. De blusstof wordt onder stikstof of luchtdruk in de houder opgeslagen. Bij brand zal verbinding 25 (een zogenaamde "fusible link") doorsmelten waarna het afdichtplaatje 21 loslaat en de onderkant van de spuitmond opent. Via de diffusor zal het blusmiddel over de kerstboom verspreid worden. In de kerstbal annex brandblusser zit nog een slimmigheidje. De spuitmond wordt door middel van veer 18 tegen de afdichting (16) gedrukt. Door de gesloten spuitmond naar binnen te drukken, kan het apparaat gevuld en onder druk gezet worden. Zodra de kerstbal gevuld is, drukt de veer de spuitmond weer tegen de afdichting en is de het apparaat klaar voor gebruik. Het patent vermeldt helaas niet hoe het jaarlijks onderhoud, het uitgebreid onderhoud en de revisie uitgevoerd moeten worden.
Stand van zaken betreffende de NEN 2659 “Onderhoud van verrijdbare blustoestellen” Het is (bijna) zover. In juli jl. is het “Ontwerp NEN 2659 Onderhoud van verrijdbare blustoestellen” door de NNI te Delft verzonden en voor commentaar neergelegd. Het commentaar op deze NEN norm moet uiterlijk voor 1 november 2003 bij de NNI binnen zijn. De NEN 2559 heeft model gestaan voor de NEN 2659 en is dan ook nagenoeg gelijk aan deze norm. Begin november zal de subcommissie “Draagbare en verrijdbare blusmiddelen” waarschijnlijk voor de laatste keer bij elkaar komen om de laatste hand aan deze ontwerpnorm te leggen. De bedoeling is dat 1 januari 2004 deze onderhoudsnorm NEN 2659 van kracht zal worden. Wederom zal dit een grote stap vooruit zijn in het onderhoud en de betrouwbaarheid van blusmiddelen.
2
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
EUROPESE NORMEN Europese normen komen tot stand door verschillende commissies, aangestuurd door normalisatie-instituten. CEN behandelt de algemene normen voor niet-elektrische producten, terwijl de normen voor elektrische producten door het CENELEC gedaan worden.
Als een werkgroep een nieuwe norm of een wijzigingsvoorstel voor een bestaande norm heeft opgesteld, wordt deze voorgelegd aan het secretariaat van CEN/TC 70 met het verzoek om de norm voor commentaar naar de leden te verspreiden. CEN controleert daarbij of aan alle formele regels voor het opstellen van de norm voldaan is. Daarna wordt het normontwerp voor commentaar gepubliceerd. Alle belanghebbenden hebben dan een periode van enkele maanden om commentaar in te dienen via de nationale normalisatie-instituten. Na publicatie van EN-normen zijn alle nationale normalisatie-instituten verplicht deze norm op te nemen als nationale norm.
Bij het CEN is een aantal technische commissies (TC’s) werkzaam. Iedere TC is verantwoordelijk voor de normen van bepaalde productgroepen; voor draagbare en verrijdbare blusmiddelen is dat CEN/TC 70. Hieronder vallen ook de normen voor blusdekens en brandklassen. Iedere TC bestaat uit afgevaardigden van de normalisatie-instituten van alle CEN-leden (NEN in Nederland, DIN in Duitsland, BSI in het Verenigd Koninkrijk, enz.). CEN/TC 70 kan een besluit nemen tot het opstellen van een nieuwe norm of tot het wijzigen van een bestaande norm. Het gedetailleerd uitwerken en opstellen van nieuwe normen of wijzigen van bestaande normen wordt gedaan in een aantal werkgroepen binnen TC70. Deze werkgroepen bestaan uit experts die namens de aangesloten nationale normalisatie-instituten zijn aangewezen. Afhankelijk van de aard van activiteiten wordt ook deelgenomen door vertegenwoordigers van testinstituten. De werkgroepen komen meestal 2x per jaar bijeen. Samengevat betreft het de volgende werkgroepen en activiteiten: • TC70/WG1: Deze werkgroep behandelt de procedures voor het uitvoeren van de testen, zoals in de normen omschreven; het doel is, dat deze testen in elk testinstituut op dezelfde manier en onder gelijke omstandigheden worden uitgevoerd. • TC70/WG2: Behandelt de Europese norm EN1866 voor verrijdbare blustoestellen.
NEDERLANDSE NORMEN Zoals uiteraard bekend, worden normen in Nederland gemaakt en beheerd door het NEN, het Nederlands Normalisatie-instituut. De normen voor de draagbare en verrijdbare blusmiddelen worden behandeld door normcommissie 302 012 08. De normcommissie 302 012 08 bestaat uit vertegenwoordigers van de overheid, de industrie en gebruikers en staat onder voorzitterschap van M. Verdaasdonk (namens VEBON); het secretariaat wordt verzorgd door het NEN. Informatie over het NEN kan verkregen worden op de website www.nen.nl ONTWIKKELINGEN Momenteel zijn een aantal normen in bewerking. Dit betreft de Europese normen: • Wijziging van EN3, draagbare blustoestellen;
• TC70/WG3: Behandelt de Europese norm EN1869 voor blusdekens. • TC70/WG4: Is momenteel niet actief, heeft een poging gedaan om te komen tot een Europese norm voor onderhoud van draagbare blustoestellen. • TC70/WG5; Behandelt de norm EN3 voor draagbare blustoestellen en de norm EN2 voor brandklassen.
• Wijziging van EN2, brandklassen; • Wijziging van EN1866, verrijdbare blustoestellen; • Wijziging van EN1869, blusdekens. In Nederland wordt gewerkt aan de nieuwe (ontwerp)norm NEN2659 voor het onderhoud van verrijdbare blustoestellen.
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
3
Ajax Brandbeveiliging onderdeel van Kidde Directeur Ajax: VEBON van groot belang voor de branche! Tot september 2002 bestond Ajax Brandbeveiliging te Amsterdam nog uit twee bedrijven, die naast elkaar bestonden. Met de overname door de nummer 1 in de wereld op het gebied van brandbeveiliging, Kidde plc, werd Ajax weer één onderneming. De reorganisatie leverde ook een ‘nieuwe’ directeur op. Hans van Aalst, al directeur van Ajax Brandbeveiliging van ’86 tot ’99, leidt sinds vorig jaar weer het bedrijf. Bij het wereldwijd opererende Kidde plc werken in de divisie brandbeveiliging circa 9000 mensen en die leveren een omzet van circa anderhalf miljard euro. ,,Kidde was, net als ik, van mening dat je beter met één Ajax-bedrijf de Nederlandse markt kunt bedienen,” vertelt Van Aalst. ,,We willen de klant one-stop-shopping bieden. Met zijn circa 500 medewerkers behoren zowel de kleine blusmiddelen als sprinklerinstallaties, blusgasinstallaties, opleidingen, brandbeveiligingsadvies en branddetectie tot de focus van Ajax, onder het motto ‘Our mission is to make the world a safer place’. Rechtstreeks contact hebben met de klanten is daarbij het belangrijkst. Wij kijken samen met hen naar wat zinvol en nodig is wat betreft de brandveiligheid in hun bedrijf en we leveren dat. Daarvoor hebben we alle expertise en mogelijkheden in huis.”
KENNIS ,,We beschikken over veel kennis, we bestaan niet voor niets al meer dan 90 jaar. Daarom denk ik dat bedrijven als Ajax Brandbeveiliging veel te bieden hebben. Een gedegen advies, een uitgebalanceerd productenpakket en jaarlijks onderhoud staan tenslotte aan de basis van goede en betrouwbare brandbeveiliging.” Dankzij de overname van Ajax door Kidde kon het leveringspakket verder worden uitgebreid. Van Aalst: ,,Watermistsystemen leveren we nu ook, evenals de detectoren van Det-tronics. Bovendien gaan we ons nu, naast de professionele markt, nog meer richten op de consumentenmarkt met Ajax Home Safety, een pakket brandbeveiliging voor de consument.” Maar hoe goed de installaties en voorzorgsmaatregelen ook zijn, iedere medewerker moet weten hoe te handelen in het geval van een calamiteit als brand. Hoe zijn blusmiddelen in te zetten, wat zijn de procedures en wie moet welke actie ondernemen? Ajax organiseert en ontwikkelt daarom standaard- en maatwerkopleidingen op het gebied van brandbestrijding. De opleidingen worden gegeven op locatie, in één van de Ajaxvestigingen en op oefenlocaties elders in het land. Samenwerking met andere bedrijven in de branche gaat van Aalst niet uit de weg. ,,Een aantal bedrijven voeren ondertussen onze producten. Dat doen ze vaak onder hun eigen naam of onder de naam Ajax.”
4
Directeur Hans Van Aalst van Ajax Brandbeveiliging: ,,Aan veiligheid geen concessies doen.”
VEBON noodzakelijk Van Aalst was indertijd mede-initiator en algemeen bestuurslid van VEBON en ziet deze organisatie als noodzakelijk voor het uitdragen van de branchebelangen in het landelijk beveiligingskrachtenveld. ,,Wil je in deze branche je stem kunnen laten horen, dan heb je daarvoor een platform nodig. Als enkeling word je niet gehoord. Ajax blijft de brancheorganisatie dan ook versterken. In VEBON moeten we ons naar mijn mening vooral richten op maatschappelijke ontwikkelingen, om daar tijdig als aangesloten bedrijven op in te kunnen spelen. Marktpartijen, zoals de overheid, verzekeraars en de branche hebben er gezamenlijk belang bij dat de kwaliteit van beveiliging goed is, omdat er aan veiligheid geen concessies moeten worden gedaan. Dit kan alleen worden bereikt als VEBON zich kan profileren als het platform voor de branche. Mijns inziens zijn voor besturen van de verschillende secties binnen VEBON vooral mensen met een helikopterview nodig. Daarbij denk ik dan aan de algemeen directeuren van de aangesloten ondernemingen, die mensen hebben een totaaloverzicht op hun vakgebied. Al teveel bezig zijn met technische zaken is niet goed voor zo’n organisatie, en zeker niet als de discussie gaat over details van de techniek die conflicterende regels voor verschillende bedrijven oplevert. Daardoor verliezen we het overzicht waarom het uiteindelijk om te doen is, namelijk inspelen en beïnvloeden van de maatschappelijke verandering met betrekking tot veiligheid! Zonder een platform als VEBON is het sowieso niet mogelijk om in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en zal de beveiligingsbranche een speelbal blijven van individuele initiatieven, waarbij er een risico bestaat dat de beveiligingswereld tot een bedenkelijk niveau afzakt. De kwalitatieve groei van de branche bevorderen is toch datgene wat we allemaal willen?”
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
Beurs Integrale Veiligheid Deze vindt plaats van 11 t/m 13 november 2003 in de Jaarbeurs te Utrecht. Uiteraard ontbreekt VEBON niet en u vindt ons dan ook in hal1, standnummer E052. Daarnaast verleent VEBON tevens medewerking aan het seminartheater op de beursvloer en wel op: 11 november 2003 12.00 uur Beveiliging van industrieterreinen en terugdringen van onbetaald tanken (M. van Kersbergen) 14.15 uur Beperking brandgevaar door rook- en warmteventilatie (S. Veldpaus) 12 november 2003 10.30 uur Beveiliging van industrieterreinen en terugdringen van onbetaald tanken (M. van Kersbergen) 12.00 uur Race tegen de halon klok (J. Kreyn) 15.00 uur Nieuwe mogelijkheden op het gebied van security management met behulp van biometrie en IP technologie (A. Bouter) 15.45 uur Beperking brandgevaar door rook- en warmteventilatie (P. de Jong) 13 november 2003 12.00 uur Brandmelding in perspectief (M. Aartman) 14.15 uur Beperking brandgevaar door rook- en warmteventilatie (F. van Elsen) De hieronder vermelde VEBON leden staan met een stand op de beurs: ARAS Security
Interflex
Siemens Nederland
FR Security
Lobeco
Tyco Integrated Systems
FITO Products
Maasland Security
VDG Europe
Hi-Safe
Meldkamer Holland
VEMA Sales
IE Keyprocessor
Nsecure
Videotronic Infosystems Nederland
Initial Varel Security
Securitas
Wagner Nederland
SPUITBUS Wellicht heeft u ook een spuitbus in de auto.
De tekst en het plaatje zeggen al voldoende.
Met de huidige temperaturen zal het niet zo’n vaart lopen maar u bent gewaarschuwd bij een volgende hittegolf.
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
5
KEYMARK voor blusapparaten? In 1995 werd het Europese keurmerk "KEYMARK" geïntroduceerd door CEN-CENELEC, de Europese normalisatie-organisaties. Het Keymark geeft aan dat een product voldoet aan alle (geharmoniseerde) normen die van toepassing zijn, zowel op het gebied van veiligheid als van functionaliteit, kwaliteit en milieu. Op termijn zal het Keymark alle nationale merken vervangen, maar tot zolang blijft het een vrijwillig aan te brengen keurmerk NAAST het thans nog vereiste nationale merk. Op zich een goede zaak: minder keuringskosten voor producenten (one-stop testing) en overzichtelijker voor de consument. Om een Keymark te kunnen aanbrengen, moet dit beoordeeld en goed bevonden worden door een objectieve instantie, de zogenoemde third party certification. De certificeringsinstellingen moeten geaccrediteerd zijn door de Europese Accrediteringsinstelling. Dit is bijvoorbeeld anders dan bij de CE-markering. Die wordt aangebracht door fabrikanten en geeft "slechts" conformiteit aan met de Europese richtlijnen in verband met veiligheid. Het KEYMARK bestaat reeds voor producten van allerlei aard.
door de verschillende nationale testhuizen niet uniform en goed geregeld is, gekoppeld aan het gegeven dat de huidige EN3-norm wordt herschreven, het invoeren van het Keymark op blussers te prematuur is. Bovendien is e.e.a. erg verwarrend voor de klant en mag gevreesd worden dat er misbruiken ontstaan bijvoorbeeld om de vereiste nationale merken te omzeilen.
Eurofeu (en dus ook VEBON, als lid van Eurofeu) hebben hun beklag gedaan bij de CCB (CEN Certification Board) omdat enkele Spaanse blusserfabrikanten hun nationale certificeringsinstelling hebben gevraagd een KEYMARK op hun blussers te mogen aanbrengen en die toestemming kregen. Er zijn dus nu een aantal Spaanse blussermerken die, naast het nationale goedkeuringslabel, ook het Keymark label dragen. Eurofeu is van mening dat, zolang de interpretatie van normering en uitvoering van testen door de verschillende nationale testhuizen niet uniform
Conclusie KEYMARK voor blusapparaten is een vrijwillig merk. Afgezien van het tot op heden afgegeven KEYMARK aan enkele producenten, wordt er een HOLD gezet op afgifte. De producenten die thans KEYMARK hebben, mogen geen misbruik maken van het KEYMARK en moeten blijven voldoen aan de nationale regels voor keuring. Na harmonisering van de nieuwe EN3 (alle delen) wordt opnieuw bekeken of KEYMARK de nationale merken op blussers kan vervangen. Dus: KEYMARK is geen afstel, wel uitstel.
6
De CCB heeft deze klacht beoordeeld en besloten dat: - producenten/leveranciers van blusapparaten door de nationale certificeringsinstituten gewezen moeten worden op het feit dat KEYMARK (nog) een vrijwillig keurmerk is; - blusapparaten moeten voldoen aan de nationale regelgeving; - de procedures voor het testen van blusapparaten conform EN3-6 moeten geharmoniseerd worden. Zolang EN3-10 niet beschikbaar is, kan deze harmonisatie evenwel niet plaatsvinden; - om toekomstige "voorbarige" afgifte van KEYMARK voor blussers te voorkomen, zullen afgevaardigden van de nationale certificeringsinstituten zitting moeten nemen in de werkgroepen van TC70, die belast is met normalisatie van blusapparatuur.
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
Halonen Per 1 januari 2004 is op grond van de EU verordening 2037, vastgesteld in 2000, het in gebruik hebben van halon-blussystemen of -brandblussers verboden. Reden voor dit verbod is de schade die halon aanricht aan de ozonlaag en het feit dat voldoende alternatieven beschikbaar zijn. Om de inzameling en verantwoorde verwijdering van halonblusgas te bevorderen, is september 2002 de Inzamelingsregeling CFK’s en Halonen van het Ministerie van VROM in werking getreden. Kern van de regeling is dat bedrijven halonblusgas tegen een verlaagd tarief kunnen laten inzamelen. Ondanks het feit dat in de afgelopen jaren reeds uitgebreide communicatie over het verbod en de Inzamelingsregeling heeft plaatsgevonden, wordt tot op heden slechts beperkt gebruik gemaakt van de Inzamelingsregeling. Tevens is op grond van een steekproef van de VROM-Inspectie gebleken dat een niet onaanzienlijk deel van de bezochte bedrijven nog geen maatregelen heeft getroffen voor de tijdige vervanging van de halonblussystemen. Op basis van deze gegevens is door de VROM-Inspectie besloten in 2004 prioriteit te geven aan de controle op overtredingen van het in gebruik hebben van halonblussystemen. Wij willen iedereen die nog geen actie heeft ondernomen daarom nogmaals wijzen op de mogelijkheid gebruik te maken van de Inzamelingsregeling. Dit kan door het halonblusgas door een REOB of NCP erkend blusgasinstallateur voor 1 januari 2004 inzamelklaar te laten maken en voor 1 januari 2004 aantoonbaar aan te bieden aan één van de vier door het ministerie van VROM erkende inzamelaars. Na 1 januari vervalt de Inzamelingsregeling en daarmee het gereduceerd tarief. Na 1 januari 2004 mogen halonblusgas bevattende installaties niet meer in werking zijn. De VROM Inspectie voert in 2004 controles uit en treedt bij overtreding handhavend op.
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
7
VERVOER GEVAARLIJKE STOFFEN “VLG/ADR” Op 1 januari 2003 is het VLG/ADR opnieuw gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen aangaande de Brandblusapparaten zijn: a. elke transporteenheid moet zijn uitgerust met ten minste een draagbaar brandblusapparaat voor de brandklassen A,B en C, met een capaciteit van ten minste 2 kg. poeder geschikt om een brand in de motor of in de bestuurderscabine van de transporteenheid te bestrijden; b. aanvullende uitrusting is vereist in de volgende gevallen: i. voor transporteenheden met een maximaal toegelaten massa van meer dan 7,5 ton, een of meer draagbare brandblusapparaten voor de brandklassen A, B en C, met een totale capaciteit van ten minste 12 kg poeder, waarvan ten minste een een capaciteit van ten minste 6 kg heeft; ii. voor transporteenheden met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3,5 ton tot en met 7,5 ton, een of meer draagbare brandblusapparaten voor de brandklassen A, B en C met een totale capaciteit van ten minste 8 kg poeder, waarvan ten minste een een capaciteit van ten minste 6 kg heeft; iii. voor transporteenheden met een maximaal toegelaten massa van maximaal 3,5 ton, een of meer draagbare brandblusapparaten voor de brandklassen A, B en C, met een totale capaciteit van ten minste 4 kg poeder; c. De capaciteit van het/de onder a voorgeschreven brandblusapparaten mag in mindering worden gebracht op de minimale totale capaciteit van de brandblusapparaten voorgeschreven onder b. Transporteenheden die gevaarlijke stoffen vervoeren overeenkomstig “Vrijstellingen” moeten zijn uitgerust
8
met een draagbaar brandblusapparaat voor de brandklasse A, B en C met een capaciteit van ten minste 2 kg poeder. De brandblusapparaten overeenkomstig deze voorschriften moeten zijn verzegeld teneinde te kunnen vaststellen dat ze niet zijn gebruikt. Bovendien moeten ze zijn voorzien van een merkteken als blijkt van overeenstemming met een door een bevoegde autoriteit erkende norm, en van een opschrift dat hetzij de datum (maand, jaar) van de eerstvolgende periodieke inspectie aangeeft, dan wel de hoogste toegestane gebruiksduur. Voor het voertuig waarin het huishoudelijk gevaarlijk afval wordt vervoerd, gelden aanvullende voorschriften. De brandblusapparaten moeten worden onderworpen aan periodieke inspecties in overeenstemming met erkende nationale normen, teneinde veilige werking ervan te garanderen. Brandblusapparaten moeten zodanig op de transporteenheden zijn aangebracht dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn voor de bemanning van het voertuig. De brandblusapparaten moeten zodanig zijn aangebracht dat zij beschermd zijn tegen weersinvloeden, zodat hun veilige werking niet wordt beïnvloed. Verder zijn er nog voorzieningen nodig van uiteenlopende aard en ook persoonlijke beschermingsmiddelen. Voor de voorschriften voor de brandblusapparaten geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2008. Overige wijzigingen dan wel aanpassingen zijn reeds per 1 juli 2003 van kracht geworden. E.e.a. is te vinden in “VGS Wegvervoer en wordt uitgegeven door Sdu Uitgevers b.v. te Den Haag telefoon 070-3789880.
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
NIEUWS VAN HET VEBON BUREAU • VEBON is als vereniging in januari 1969 opgericht. VEBON heette toen nog NVOB. In 2004 bestaat VEBON dus 35 jaar, aanleiding voor het algemeen bestuur VEBON om kort voor de zomer 2004 een klein feestje te organiseren. Een kleine commissie zal worden belast met de voorbereidingen.
• Een dezer weken wordt het 100ste VEBON-lid welkom geheten binnen de vereniging. Voor het einde van 2003 zal VEBON zo’n 105 leden tellen. VEBON telt inmiddels 14 autonome secties.
• De algemene ledenvergadering van VEBON, ook wel de winterledenvergadering genoemd, is op vrijdag 23 januari 2004. Op de locatie en het programma wordt nog driftig gestudeerd.
• De secties Speciale blusinstallaties en Huis(rook)melders leggen op dit moment beide de laatste hand aan respectievelijk een fraaie brochure en een handzame, edoch niet minder fraai leaflet. Brochure en leaflet zullen voor het eerst worden getoond op de vakbeurs Integrale Veiligheid op 11 november a.s. Ook de sectie PAC’s timmert communicatief aan de weg en komt met een eigen jaaruitgave, getiteld proPAC.
• De jaarlijkse branchebrede enquête van VEBON zal in november wederom aan de leden van de Vereniging VEBON worden verspreid. De enquête geeft een beeld van de branche voor wat betreft de volgende drie onderwerpen: - personeelsomvang en samenstelling; - de omzet, samenstelling hiervan, resultaten en R&D; - de verwachtingen ten aanzien van de omzet, resultaten en R&D.
• Het percentage geslaagden voor de VEBON-cursus Ontruimingsalarminstallaties (NEN2575) in het voorjaar van 2003 lag op iets minder dan 50%. De cursisten voor het najaar 2003 hebben inmiddels de cursus gevolgd en onlangs examen mogen doen.
• In voorbereiding is bij de sectie Branddetectie een boekwerkje dat zal ingaan op een goed beheer van brandmeldinstallaties. In de loop van 2004 zal dit inhoudelijk lezenswaardige boekwerk van de persen rollen.
• Alles wat u moet weten over rookbeheersingssystemen, rookwarmteafvoer en relevante aanpalende regelgeving kunt u binnenkort lezen in de uitgave van de uitgeverij Koninklijke Vermande. In de boekenreeks “Handboeken voor de brandweer” verschijnt de titel “Rookbeheersingssytemen”. Verwachting is dat dit 100 pagina telende boekwerk begin 2004 zal verschijnen.
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
9
PROF. DR. W. IJSBRAND Prof. Dr. W. IJsbrand zal via deze column vragen van lezers beantwoorden rond het onderwerp (kleine) blusmiddelen. Heeft u een vraag voor de professor? Mail deze naar
[email protected] Vraag 14 Ik zou graag willen weten of een REOB opleiding verplicht is voor onze medewerkers van de brandweer die binnen de eigen organisatie alle kleine en grote blusmiddelen controleren, repareren en keuren. Wij zijn een zelfstandig bedrijf met een eigen brandweerorganisatie. Zij zijn "deskundig", maar hebben geen van allen ooit een REOB opleiding gevolgd.
Concluderend: REOB is (nog) geen wettelijke verplichting, tenzij de bevoegde overheid/autoriteit het dwingend oplegt c.q. voorschrijft hetgeen in de praktijk steeds vaker voorkomt. De toetsing van werkplaats en kennis van mensen door een onafhankelijke instantie, onderbouwt de vakbekwaamheid die REOB bedrijven nastreven. Het zou voor uw bedrijf sowieso verstandig zijn om de monteurs die uw blustoestellen onderhouden REOBopgeleid te hebben en te laten werken met een goede uitrusting. Wettelijk of niet, de veiligheid van uw personeel is hiermee gemoeid. De arbowet stelt zich in het algemeen op het standpunt dat de werkgever gehouden is die maatregelen te nemen, c.q. die voorzieningen te treffen die redelijkerwijs te verlangen zijn om de veiligheid van werknemers te garanderen. Vakbekwaamheidseisen (REOB of anders) van personeel behoren daartoe. Vraag 15 en 16 Moet een haspel verzegeld worden of is het vrijblijvend in verband met legionella? Hoe zit het met de indicatie geen drinkwater op het haspel. Moet er nu wel of geen sticker/bordje aanwezig zijn?
Dus: wettelijk verplicht of niet? Antwoord 14 REOB, wat staat voor "Regeling Erkend Onderhoudsbedrijf Blusmiddelen" is een afspraak tussen de Ministeries van Economische Zaken en Binnenlandse Zaken, de brandweerorganisaties, de schadeverzekeraars, de Scheepvaartinspectie en VEBON (Vereniging Beveiligingsondernemingen in Nederland), die in 1980 is vastgelegd. Het is een privaatrechterlijke regeling, wat inhoudt dat de regeling (nog) geen rechtskracht heeft. De bevoegde autoriteit (overheid) kan echter eisen dat het onderhoud geschiedt door een REOB-erkend bedrijf. In Nederland kennen we de Arbeidsomstandighedenwet (1998). Deze wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten bieden een kapstok om onderhoud aan veiligheidsmaterieel, en dat zijn o.a. kleine blusmiddelen, uitsluitend door opgeleide mensen en erkende bedrijven te laten verrichten. Binnen de normcommissie van CEN (Comité Européen de Normalisation) werkt men aan regels voor het onderhoud in het algemeen, gebaseerd op Europese Richtlijnen o.a. de Werkplaatsrichtlijn 89/391/EEG. Wanneer de EG normen publiceert, die het onderhoud aan bepaalde categorieën apparaten regelen, dan zal iedere lidstaat deze in eigen, nationale regelgeving moeten vertalen om de vereiste vakbekwaamheid te waarborgen. Zodra dat het geval is, zal de privaatrechterlijke regeling overgaan in reguliere wetgeving zoals dat o.a. al voor liften en hijsapparatuur het geval is. Naast de erkenning als bedrijf (door het NCP), moeten service controleurs slagen voor het vakbekwaamheidsexamen om gecertificeerd te worden. Jaarlijks worden het servicebedrijf en de servicecontroleurs getoetst door een onafhankelijk inspectiebureau.
10
Antwoord 15 en 16 Het antwoord op beide vragen moeten we zoeken in de legionella-preventie. In ons land hebben wij altijd en overal de beschikking over drinkwater van zeer hoge kwaliteit. In ons drinkwater komen slechts geringe hoeveelheden verontreinigingen en bacteriën voor. Ook de legionellabacterie vinden we altijd in kleine hoeveelheden in ons drinkwater. Dat is geen enkel probleem, zolang de hoeveelheid maar binnen de strenge normen blijft. Er zijn echter omstandigheden, waarbij de legionella bacterie zich vermenigvuldigt tot aantallen die de gezondheid kunnen bedreigen. De belangrijkste risicofactoren zijn: - een watertemperatuur tussen 25 en 50°C - stilstaand water. Bij de genoemde temperaturen kan de legionellabacterie zich sterk vermenigvuldigen, hetgeen zeker bij stilstaand water kan leiden tot gevaarlijke hoeveelheden bacteriën. Inademing van kleine waterdruppeltjes (aerosolen) met legionella kan leiden tot de zogenaamde veteranenziekte. Personen met een verminderde weerstand vormen de belangrijkste risicogroep. Eigenaren van drinkwaterinstallaties anders dan in de eigen woning, zijn verplicht om het legionella risico in hun installatie te inventariseren en maatregelen te nemen om de risico's te beperken of te elimineren. Het ministerie van VROM en het instituut ISSO hebben regels opgesteld voor het beheer van de installaties en de wijze waarop de risico's geelimineerd kunnen worden. Deze regels zijn vermeld in ISSO document 55.1.
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
Ook in een haspelslang kunnen gevaarlijke hoeveelheden legionella bacteriën ontstaan; door de juiste maatregelen te nemen wordt voorkomen dat hierdoor gevaar voor de gebruikers ontstaat.
Gebruik van brandslanghaspels Hoewel brandslanghaspels uitsluitend zijn bedoeld voor gebruik bij brand, zijn er situaties waarin de haspel ook voor de dagelijkse watervoorziening wordt gebruikt, zoals voor schoonmaak-werkzaamheden of het watergeven van planten of dieren. Voor beide situaties gelden specifieke eisen.
Let op: ook door zoninstraling kan de leiding opgewarmd worden tot 25°C of hoger! Bij lage omgevingstemperaturen hoeft er niet gespoeld te worden. Kortom: verzegelen en een bordje plaatsen is voor de beheerder van de brandslanghaspelinstallatie een goede en relatief gemakkelijke manier om het risico van legionella-besmetting door brandslanghaspels te elimineren. Voor meer informatie: www.legionellavraagbaak.nl Vraag 17 Mag je op een oude haspel waar oorspronkelijk een verchroomde spuitkop op zit, als deze vervangen moet worden, een spray jet monteren? Als dit niet mag omdat dit onderdeel niet origineel volgens het typekeur is, is het dan zinvol om op basis van gelijkstelling o.i.d. hier toch een ontheffing voor te krijgen, aangezien de nieuwe types veiliger zijn dan de oude?
a. de brandslanghaspel wordt alleen gebruikt bij brand De hoofdafsluiter van de brandslanghaspel moet verzegeld worden om oneigenlijk gebruik tegen te gaan. De eigenaar of beheerder van de installatie moet maandelijks controleren of deze verzegeling nog in orde is. De verzegeling moet gemakkelijk verbreekbaar zijn, zodat bij brand de haspel weer direct beschikbaar is voor gebruik.
Antwoord 17 De norm NEN-EN671-3 schrijft voor dat bij reparatie alleen onderdelen gebruikt mogen worden die voldoen aan die norm of zijn geleverd of goedgekeurd door de fabrikant van de brandslanghaspel.
Bij de haspel moet waarschuwingsbordje geplaatst worden, waarop vermeld is dat de brandslanghaspel alleen gebruikt mag worden ingeval van brand.
Overigens hebben de meeste fabrikanten hun diverse haspeltypen laten keuren met zowel een verchroomde driestandenstraalpijp (tot medio jaren '90) als met een verstelbare straalpijp (meer recent). De betreffende fabrikant kan dus waarschijnlijk wel degelijk een nieuw type straalpijp aanbieden voor een oudere haspel.
Van belang is dat de slang voldoet aan de EN694; verder is van belang dat de straalpijp de juiste doorlaat heeft.
In geval van twijfel over de toepasbaarheid van een onderdeel moet altijd contact opgenomen worden met de fabrikant van de haspel.
b. de brandslanghaspel wordt regelmatig gebruikt voor andere doeleinden Als een brandslanghaspel regelmatig gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor schoonmaakwerkzaamheden, dan wordt deze beschouwd als een normaal aerosolvormend tappunt, zoals bijvoorbeeld een douche. Bij omgevingstemperaturen >25°C kan dan legionella groeien. Het is in die situatie noodzakelijk om dagelijks de haspel kort door te spoelen met koud water. Dit houdt in dat nadat er echt koud water uit de haspelstraalpijp komt, er nog 2 minuten doorgespoeld moet worden.
Vereniging van BeveiligingsOndernemingen in Nederland
11
Colofon Vereniging van Beveiligings Ondernemingen in Nederland
VEBON Boerhaavelaan 40 Postbus 190 2700 AD Zoetermeer telefoon 079 – 353 11 16 fax 079 – 353 13 65 e-mail
[email protected] website www.vebon.org Wilt u meer weten over het lidmaatschap van VEBON? e-mail
[email protected] of bel 079 – 353 11 61
De redactieraad van Brandwijzer wordt gevormd door: Henk Aaldering, Boud van Beurden, Janette van de Scheur, Erwin Schoemaker, Robbert Veltkamp, Bart de Wildt, Prof. Dr. W. IJsbrand.
randwijzer