Interpretatievraagstukken normalisatie kleine blusmiddelen 2014-09 FAQ Wijziging referentie in NEN 4001
Vraag:
Wat verandert er in NEN 4001 nu NEN-EN-ISO 7010 is gepubliceerd?
Antwoord:
In NEN 4001 staat een normatieve referentie opgenomen naar NEN 3011. Het pictogram waar naar wordt verwezen in NEN 4001 staan sinds 1 januari 2013 in NEN-EN-ISO 7010. Daarmee vervalt de verwijzing naar NEN 3011.
Referentie:
NEN 4001:2006+C1:2006 - hoofdstuk 2 NEN 4001:2006+C1:2006 – paragraaf 4.4.3 en figuur 1 NEN-EN-ISO 7010:2013 – Symbool met functional reference number F001
2014-10 FAQ Toepassing besluit draagbare blustoestellen in combinatie met de norm NEN-EN 3-7+A1 Vraag:
Wat is de toepassing van het Besluit draagbare blustoestellen in combinatie met de norm NEN-EN 3-7+A1?
Antwoord:
Het besluit draagbare blustoestellen (wijziging bij besluit van 3 november 2008, gepubliceerd in staatsblad 444) regelt de toelating van draagbare blustoestellen op de Nederlandse markt. Technisch uitgangspunt is hierbij het veiligheidsniveau zoals beschreven in NEN-EN 3-7+A1. Het gewijzigde besluit biedt ook mogelijkheden om blustoestellen in een andere bouwvorm op de markt te brengen, mits deze producten minimaal voldoen aan een aantal (beschreven) essentiële veiligheidsvereisten. In de toelichting bij deze wijziging heeft de wetgever de normcommissie Draagbare en Verrijdbare blusmiddelen aangewezen als beoordelingsinstantie voor producten en constructies waarvan niet duidelijk is of ze aan de eisen van het besluit en de daarin genoemde vrijstellingen en uitzonderingen voldoen. De rol van de normcommissie is beperkt tot een normatieve beoordeling van vraagstukken; de daadwerkelijke beoordeling, goedkeuring en toelating van producten dient
te geschieden door daartoe aangewezen partijen. Op dit moment is alleen KIWA-NCP hiervoor aangewezen. De norm NEN-EN 3-7+A1 eist niet expliciet dat een draagbaar blustoestel een blusvermogen heeft op alle brandklassen of specifieke combinaties daarvan. In het besluit zijn hiervoor ook geen nadere eisen opgenomen. De normcommissie oordeelt dat dit dus ook niet geldt voor producten die gebruikmakend van de in het besluit genoemde uitzonderingen en vrijstellingen op de markt worden toegelaten. Bij de toelating van producten volgens EN 3 geldt dat, naast de andere vereisten, voor elke brandklasse waarvoor conformiteit wordt geclaimd, het minimum blusvermogen moet zijn aangetoond. Het besluit van 3 november 2008 beschrijft op dit punt geen andere beoordelingswijze voor afwijkende producten die op grond van de uitzonderingen en vrijstellingen worden toegelaten. Referentie:
NEN-EN 3-7:2004 + A1:2007
Vraag:
Steeds vaker wordt in de markt door brandweer, maar ook door andere belanghebbenden geadviseerd om in cafetaria's, keukens enz. geen CO2 blusser maar een vetblusser te kiezen. Is hiervoor een basis in wetgeving en/of normering?
Antwoord:
Er is op dit moment geen wetgeving die voorschrijft welk type blustoestel in deze situaties gekozen moet worden. De NEN 4001 schrijft echter voor dat voor dit risico een blustoestel gekozen moet worden met een blusstof geschikt voor de brandklasse F (frituurbranden). CO2 is niet geschikt als blusstof voor deze brandklasse, omdat het oververhitte frituurvet na blussing met CO2 snel weer zal herontsteken. Alleen met speciale blustoestellen die volgens de norm EN 3-7: + A1: zijn goedgekeurd met een blusvermogen op de brandklasse F kan een frituurbrand veilig en effectief geblust worden.
Referentie:
NEN 4001:2006 - par. 4.2.2 en tabel 1 NEN-EN 3-7:2004 + A1:2007 - annex L
Vraag:
Zijn tweetalige etiketten op blustoestellen toegestaan?
Antwoord:
De norm NEN-EN 3-7 schrijft voor dat de gebruiksinstructies op het etiket gesteld moeten zijn in de taal of talen van het land waarvoor het blustoestel bestemd is. Voor Nederland betekent dit dat het etiket in de Nederlandse taal gesteld
moet zijn. Indien vermelding van gebruiksinstructies in een andere taal wenselijk is, dan moet dit in het gebied buiten het goedgekeurde etiket plaatsvinden. Referentie:
NEN-EN 3-7:2004 + A1:2007 - par. 16.2
Vraag:
Moeten ook blustoestellen gevuld met poeder en CO2 voorzien zijn van een waarschuwing op het etiket inzake gebruik op elektrische apparatuur onder spanning?
Antwoord:
In de norm NEN-EN 3-1 t/m 3-6 was dit niet vereist; sinds de herziening van deze normenreeks en de verschijning van EN 3-7 in 2004 is deze vermelding verplicht voor alle blustoestellen. Voor blustoestellen met een typekeur vóór 2004 is deze waarschuwing niet verplicht, voor blustoestellen met een typekeur vanaf 2004 (dus volgens NEN-EN 3-7) is deze waarschuwing wel verplicht. Uit oogpunt van uniformiteit verdient het uiteraard aanbeveling om de waarschuwing op alle blustoestellen te vermelden. De norm vraagt aandacht voor nationale regelgeving of gebruikelijke vermeldingen. Nederland kent geen specifieke regelgeving op dat gebied; daarom dient de normtekst gevolgd te worden.
Referentie:
NEN-EN 3-7:2004 + A1:2007 - par. 16.2
Vraag:
Welke aanduidingen en etiketten moeten aanwezig zijn op nieuw geleverde blustoestellen?
Antwoord:
Conform het Besluit Draagbare Blustoestellen 1997 moeten draagbare blustoestellen in Nederland zijn voorzien van een Rijkstypekeur (ovalen merk met daarin een volgnummer en maand-jaar van afgifte). Daarnaast moeten draagbare blustoestellen volgens de norm NEN 2559 bij nieuwlevering worden voorzien van een aanduiding van de uiterste datum (jaar en maand) waarop het eerstvolgende onderhoud moet worden uitgevoerd. Deze aanduiding stelt externe inspectie-instanties in staat om vast te stellen of aan de onderhoudsverplichtingen is voldaan, bijvoorbeeld in het kader van ADR wetgeving. De aanduiding bij nieuwlevering kan worden aangebracht: - productiematig (bijvoorbeeld door middel van zeefdruk) - met behulp van een nieuwleveringsetiket
Referentie:
Besluit Draagbare Blustoestellen 1997 (staatsblad 1998 - 46) NEN 2559:2001 + A3:2009 - par. 5.5.2
Vraag:
Is het toegestaan om haspels bij reparatie te voorzien van een nieuwer model straalpijp, bijvoorbeeld een straalpijp met draaibediening in plaats van de oude driestandenstraalpijp?
Antwoord:
Bij onderhoud en reparatie van brandslanghaspels mogen alleen onderdelen worden toegepast die zijn goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. In het algemeen geldt hierbij dat vervangende onderdelen gelijk of tenminste gelijkwaardig moeten zijn aan de onderdelen in de oorspronkelijke typekeuring van de betreffende brandslanghaspel.
Referentie:
NEN-EN 671-3:2009 - hoofdstuk 9
Vraag:
Kan in parkeergarages waar geen sprinklerinstallatie aanwezig is, de NEN4001 worden toegepast om de basisbeveiliging te realiseren?
Antwoord:
De NEN4001 regelt de projectering van kleine blusmiddelen zoals blustoestellen en bluswagens. Daarnaast worden in Nederland brandslanghaspels wettelijk voorgeschreven. Kleine blusmiddelen zijn bedoeld om het begin van een brand gericht te bestrijden. Hiermee worden de schade en het risico op verdere escalatie geminimaliseerd, maar kleine blusmiddelen vereisen wel de aanwezigheid van minimaal één persoon om het apparaat te bedienen. Een sprinklerinstallatie functioneert volledig autonoom, maar heeft wel een min of meer ontwikkelde brand nodig om te activeren. Een sprinklerinstallatie kan geen gerichte blussing uitvoeren zodat een verborgen vuurhaard, bijvoorbeeld onder de motorkap van een auto, niet geblust zal worden. De sprinklerinstallatie zorgt er echter wel voor dat de brand klein blijft, niet kan overslaan naar andere voertuigen en de gebouwconstructie niet ernstig aangetast wordt. Kleine blusmiddelen en sprinklers hebben dus een totaal verschillend doel en kunnen elkaars functie niet overnemen. Brandslanghaspels worden in parkeergarages niet vaak toegepast vanwege het gevaar op bevriezing en de ongeschiktheid voor vloeistofbranden. Om deze reden kan de basisbeveiliging het beste gerealiseerd worden met draagbare blustoestellen; de projectering hiervan geschiedt dan op basis van de NEN4001.
Referentie:
NEN 4001
Vraag:
Hoe wordt de datum voor vijfjaarlijkse beproeving van een brandslanghaspel vastgesteld?
Antwoord:
Het gaat hierbij om de productiedatum van de slang. Deze wordt bepaald volgens de norm EN 694.
Referentie:
NEN-EN 694:2001 + A1:2007
Vraag:
Hoe moeten de normen NEN 2559 en NEN 2659 worden toegepast voor projecten waar een tweejarig onderhoudsinterval is gekozen?
Antwoord
Als voor een project een tweejarig onderhoudsinterval is gekozen, dan wordt het ene jaar het onderhoud volgens NEN 2559 en NEN2659 uitgevoerd, en het daarop volgende jaar niet. Alle uit te voeren handelingen worden volgens de norm uitgevoerd. Het uitgebreid onderhoud (dat volgens de normen in het 5e, 10e en 15e jaar plaatsvindt) wordt dan in het 4e, 8e, 12e en 16e jaar uitgevoerd, de revisie kan in het 10e jaar blijven. In deze situatie moet tabel 2 als volgt uitgevoerd worden: Type blustoestel
Onderhoud
Uitgebreid onderhoud
Revisie
Water, water met toevoeging, schuim Poeder CO2 Halon
2 jaar
4e, 8e, 12e, 16e jaar
10 jaar
Levensduur van het blustoestel 20 jaar
2 jaar 2 jaar 2 jaar
Nvt Nvt Nvt
10 jaar 10 jaar 10 jaar
20 jaar 20 jaar 20 jaar
Het inkepen van de onderhouds etiketten blijft jaarlijks conform de NEN 2559 en NEN 2659. Referentie
NEN 2559 NEN 2659