Criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen
In opdracht van
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
1
Colofon Deze criteria voor duurzaam inkopen zijn ontwikkeld door SenterNovem in opdracht van het Ministerie VROM. Dit project is een gezamenlijk initiatief van de Rijksoverheid, VNG, IPO en de UvW. Datum definitieve vaststelling: 7 augustus 2008 Meer informatie (030) 239 35 33,
[email protected] en http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen.
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................................................................................ 4 1.1 Afbakening van de productgroep Blusmiddelen .......................................................................................... 4 1.2 Status .......................................................................................................................................................... 6 2. Markt en duurzaamheid .................................................................................................................................... 7 3. Duurzaamheid in het inkoopproces .............................................................................................................. 133 3.1. Voorbereidingsfase (aandachtspunten).................................................................................................. 133 3.2. Specificatiefase (criteria) ........................................................................................................................ 133 3.2.1. Programma van eisen ...................................................................................................................... 144 3.2.2. Kwalificatie van leveranciers .............................................................................................................. 14 3.2.3. Gunningscriteria ............................................................................................................................... 177 3.2.4. Contract .............................................................................................................................................. 18 3.3. Gebruiksfase (aandachtspunten) ........................................................................................................... 188 4. Meer informatie............................................................................................................................................... 20 4.1 Bronnen en relevante informatie ............................................................................................................ 200 4.2 Gerelateerde productgroepen ................................................................................................................. 222 4.3 Informatiepunt SenterNovem................................................................................................................... 222 Bijlage 1
Geschiktheid en samenstelling blusmiddelen voor verschillende brandklassen
Tabel 1
GWP-waarden
Bijlage 2
Overzicht van de voor deze productgroep relevante keurmerken
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
3
1.
Inleiding
De overheid wil concrete stappen zetten naar een duurzame samenleving en geeft zelf het goede voorbeeld. Jaarlijks besteden overheidsorganisaties meer dan 40 miljard euro aan inkopen en diensten. Door als overheid duurzaam in te kopen, krijgt de markt voor duurzame producten een stevige impuls. De overheden hebben duidelijke doelen gesteld: het Rijk wil in 2010 voor 100 procent duurzaam inkopen. De gemeenten streven naar 75 procent in 2010 en 100 procent in 2015. Provincies en waterschappen hebben minimaal 50 procent in 2010 als doel gesteld. 100 procent duurzaam inkopen betekent dat de inkopen voldoen aan de eisen die op dat moment voor de desbetreffende productgroepen zijn opgesteld. Meer informatie hierover vindt u op de website (http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen/Criteria) van Duurzaam Inkopen. SenterNovem ondersteunt overheden om de doelstellingen te bereiken, onder andere door duurzaamheidcriteria te ontwikkelen voor alle producten, diensten en werken die overheden inkopen. In dit document vindt u de criteria voor de productgroep Blusmiddelen. Ook vindt u in dit document aandachtspunten voor de fase vóór en ná de inkopen, achtergrondinformatie, afwegingen bij de criteria, uitwerking van de criteria in bestekteksten en uitwerking van de beoordeling van criteria.
1.1 Afbakening van de productgroep Blusmiddelen De productgroep Blusmiddelen omvat de inkoop van blusmiddelen (schuim, gas, vloeistoffen) voor gebruik in draagbare of verrijdbare brandblusapparaten. Brandblustoestellen en draagbare brandblusapparaten behoren ook tot deze productgroep. Hiervoor zijn echter geen criteria ontwikkeld (zie ad. a).
Om het de aanbestedende dienst makkelijker te maken vindt u hieronder een selectie van CPV-codes die van toepassing kunnen zijn op deze productgroep. Deze selectie is niet uitputtend of compleet. Het blijft de verantwoordelijkheid van de aanbestedende dienst om zelf de juiste set van CPV-codes te verzamelen, aansluitend bij de betreffende aanbesteding. Het betreft hier producten met CPV code(s)
24951210-0 24951220-3 24951230-6 35111300-8 35111310-1 35111320-4 35111520-6
Poeder voor brandblusapparaten. Producten voor brandblusapparaten. Vulling voor brandblusapparaten. Brandblustoestellen. Schuimsystemen. Draagbare brandblusapparaten. Schuimblusmiddel of dergelijke preparaten.
Het betreft hier niet producten met CPV-codes:
34144210-3 34513650-7 35000000-4 35100000-5 35110000-8 35111000-5 35111100-6 35111200-7
Brandbluswagens. Brandblusvaartuigen. Uitrusting voor veiligheid, brandweer, politie en leger. Nood- en veiligheidsuitrusting. Uitrusting voor brandbestrijding, redding en veiligheid. Brandblusuitrusting. Ademhalingsapparatuur voor brandbestrijding. Brandweermaterialen.
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
4
35111400-9 35111500-0 35111510-3 39525400-2 45343200-5 45343210-8 45343220-1 45343230-4 50413200-5
Uitrusting voor ontsnapping bij brand. Brandbestrijdingssysteem. Handgereedschap voor brandbestrijding. Blusdekens. Installeren van brandblusinstallaties. Installeren van CO2-blusapparatuur. Installeren van brandblusapparaten. Installeren van sprinklersystemen. Reparatie en onderhoud van brandblusinstallaties.
Brandblusapparaten kunnen onderverdeeld worden in: a) draagbare en verrijdbare blustoestellen, b) slangen & haspels en c) blusinstallaties. Ad a. Draagbare en verrijdbare blustoestellen worden aangeschaft door niet-professionele eindgebruikers en worden met name gebruik in kantoorgebouwen. Vanwege de hanteerdbaarheid van het gewicht kunnen blustoestellen draagbaar of verrijdbaar worden gemaakt. Bij een inhoud van meer dan 9 liter of 12 kilogram is dit het geval. Gezien het feit dat in draagbare en verrijdbare blustoestellen dezelfde blusmiddelen worden toegepast en vergelijkbare functionele normen van kracht zijn, kunnen ze tot dezelfde productgroep gerekend worden. Uit het screeningsonderzoek van Le Feber (M. Le Feber, 1999) is gebleken dat voor draagbare en verrijdbare blustoestellen de milieuwinst met name behaald kan worden door eisen te stellen aan de samenstelling van blusmiddelen en in mindere mate door verbeteringen in de blustoestellen. De verschillende blustoestellen zijn namelijk universeel bruikbaar en in principe oneindig hervulbaar. Indien de toestellen toch worden afgekeurd neemt de leverancier ze terug en worden ze vernietigd. De toestellen worden dan zover mogelijk gedemonteerd en de verschillende materialen zoveel mogelijk afgevoerd naar de desbetreffende recyclebedrijven. Om bovengenoemde redenen zijn de blustoestellen zelf buiten beschouwing gelaten bij de criteria ontwikkeling. Ad b. Slangen en haspels behoren tot de groep brandblussers die vanaf een vaste plaats een brand blussen/beheersen met behulp van water dat aan de waterleiding/watervoorraad wordt onttrokken. Ad c. Blusinstallaties worden door de professionele brandweer gebruikt (gemeentelijk, Schiphol, Betuwelijn). Blusinstallaties, slangen en haspels zijn buiten beschouwing gelaten bij de criteriaontwikkeling. Blusinstallaties worden gezien als het exclusief terrein van professionals voor wie brandveiligheid de hoogste prioriteit is. Bovendien heeft de professionele brandweer vaak te maken met vloeistofbranden / oliebranden waarbij hoge concentraties van chemische middelen gebruikt moeten worden. De verwachting is derhalve dat blusinstallaties zich niet laten indelen in meer of minder milieuvriendelijke varianten. Slangen en haspels zijn ook buiten beschouwing gelaten aangezien water niet als blusmiddel ingekocht wordt, maar vrij voorradig is en toepasbaar in combinatie met een brandhaspel. Brandhaspels vallen bovendien onder voorschriften van het bouwbesluit. Bij navulling of vervanging van blustoestellen moeten de milieu- en gezondheidsrisico's in de afvalfase zoveel mogelijk worden beperkt. Hiervoor is een contract met de leverancier over omwissel/inname/terugnameregeling een van de mogelijkheden. De in/terugname en afvoer van de oude of afgekeurde blustoestellen kan echter
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
5
ook plaatsvinden via de onderhoudsbedrijven. Er zijn geen milieurelevante verschillen tussen verwerking van afgekeurde blustoestellen door de leverancier of een onderhoudsbedrijf. Dit punt hoort in een discussie over duurzaam inkopen van diensten ten behoeve van (gebouw-)onderhoud. Er worden hierover daarom bij deze productgroep geen criteria opgenomen. Samengevat kan gesteld worden dat de in deze notitie ontwikkelde criteria van toepassing zijn op blusschuimen, blusgassen en nat/waterblusmiddelen die gebruikt worden in draagbare en verrijdbare blustoestellen. Er zijn geen criteria voor bluspoeders opgesteld aangezien er momenteel onvoldoende inzichten zijn over de vraag of er milieutechnisch onderscheid kan worden gemaakt tussen gunstige en minder gunstige bluspoeders. Worden die wel meegenomenbij herziening? Het professionele gebruik is eveneens buiten beschouwing gelaten omdat eisen aan duurzaamheid niet ten nadele mogen komen aan de bluscapaciteit en brandveiligheid en omdat onder de blusmiddelen voor professioneel gebruik geen milieutechnisch onderscheid kan worden gemaakt tussen gunstige en minder gunstige middelen.
1.2 Status De criteria voor Blusmiddelen zijn 7 augustus 2008 definitief vastgesteld door de stuurgroep Duurzame Bedrijfsvoering Overheden. Vanaf dit moment dienen ze als basis voor monitoring. Op de website van Duurzaam Inkopen (http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen) staat de planning voor het gereedkomen en eventuele herziening van de criteriadocumenten.
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
6
2.
Markt en duurzaamheid
De criteria voor de productgroep Blusmiddelen zijn zorgvuldig, met raadpleging van verschillende belanghebbenden, samengesteld. Meer informatie over het algemene proces van de totstandkoming van criteria is te vinden op de website van Duurzaam Inkopen (http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen). In dit hoofdstuk vindt u de inhoudelijke afwegingen die geleid hebben tot de criteria voor Blusmiddelen. Totstandkoming van de criteria Uit de duurzaamheidsverkenning blijkt dat de gebruiksfase van blusmiddelen de meeste impact heeft op mens en milieu tenzij de blusmiddelen in de afvalfase op een verantwoorde wijze worden verwerkt. Dit blijkt uit een eerdere levenscyclusanalyse uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van het Milieukeur voor blusmiddelen (Le Feber, 1999). Bij het opstellen van criteria is een benadering gekozen op het niveau van chemische stoffen, omdat de stoffen de dragers zijn van milieueffecten in de gebruiksfase. Dat wil zeggen dat we voor de verschillende brandblusmiddelen uitgaan van de chemische stoffen waaruit het product is gemaakt en vervolgens per stof kijken naar de mogelijke milieuwinst. Bij de duurzaamheidsverkenning is zoveel mogelijk aangesloten bij de duurzaamheidscriteria voor duurzaam inkopen van andere productgroepen met vergelijkbare materialen. Ook is zoveel mogelijk gebruik van gemaakt van de criteria van bestaande (internationale) keurmerken (zie bijlage 2 voor een overzicht van de voor deze productgroep relevante keurmerken). Bij de ontwikkeling van de criteria en de informatie in dit document zijn verschillende organisaties en leveranciers van brandblusmiddelen geconsulteerd. Onder hoofdstuk 5 vindt u een lijst met organisaties die betrokken zijn geweest bij deze criteriaontwikkeling. Van 7 mei tot 28 mei 2008 heeft een openbare consultatieronde plaatsgevonden over de conceptcriteria. Verschillende soorten blusmiddelen Verschillende soorten blusmiddelen worden in blustoestellen toegepast: : 1
Blusschuimen (water met additieven als blusactieve stof)
2
Bluspoeders (blusstof in poedervorm)
3
Blusgassen (inerte en chemische gassen inclusief CO2)
4
Bluswater in natblussers (water als blusstof )
In bijlage 1 wordt de globale samenstelling van de verschillende typen blusmiddelen weergegeven. 1 Blusschuimen bevatten water en additieven. Op basis van de aard van de toegepast additieven kunnen twee hoofdtypen worden onderscheden: de synthetische blusschuimen en de proteïneschuimen. Er zijn fluorbevattende en fluorvrije synthetische blusschuimen. De fluorvrije schuimen zijn een recente ontwikkeling en bevatten schuimvormers op basis van suikers. Fluorvrije blusschuimen zijn nog niet beschikbaar in draagbare vorm. 2 Bluspoeders bevatten amoniumfosfaat, aminiumsulfaat en/of kaliumzouten, kalk en siliconenolie. Bluspoeders hebben als voordeel dat ze gemakkelijk te gebruiken zijn, een snelle uitdoving van veel voorkomende (huishoudelijke) branden bewerkstelligen en niet duur zijn. Het grote nadeel is dat het poeder overal in kruipt, waardoor de nevenschade aanzienlijk kan zijn. Als de gehele levenscyclus bekeken wordt, komt bluspoeder als het minst gunstige alternatief naar voren in termen van milieueffecten. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de gevolgschade (corrosie na het blussen) en door de hoeveelheid vast afval SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
7
die gestort moet worden na het blussen. De relatief hoge milieubelasting is eerder in Nederland de reden geweest bluspoeder niet in aanmerking te laten komen voor het Milieukeur. (Le Feber en Vollebregt, 1999). 3 Onder blusgassen worden inerte en chemische gassen verstaan, evenals CO2 . Dit laatste gas is het meest gebruikt en zit in de zogeheten koolzuurblussers. Blusgassen verdrijven de zuurstof uit de brandhaard. Vroeger werden hiervoor ook halonen gebruikt, maar deze zijn vanwege het Montreal-protocol verboden. 4 Nat/waterblussers (met CO2 als drijfgas) bevatten vaak zogenaamde bevochtigers als toevoeging (voor vorstbestendigheid wordt vaak ook bijvoorbeeld glycol toegevoegd). De huidige marktverhouding tussen de diverse blusmiddelen is ca. 45% blusschuimen, ca. 45% bluspoeders en ca. 10% koolzuurblussers (vooral CO2). De verwachting is dat het aandeel blusschuimen niet meer zal stijgen, daar het voorkomen van de verschillende brandklassen in de praktijk dit niet toelaat. In de loop der jaren is het marktaandeel van bluspoeders afgenomen, maar lijkt sinds enige tijd gestabiliseerd. Marktverkenning Naar schatting heeft ongeveer 40% van de brandblusmiddelen (ruim 90% van de schuimblussers) het keurmerk Milieukeur of komt daarvoor in aanmerking. Duurzaamheidverkenning In dit hoofdstuk worden de mogelijke criteria afgewogen voor het gebruik van stoffen in blusmiddelen welke gevaarlijk zijn voor de gezondheid en het milieu. In blusmiddel kunnen stoffen toegepast worden die volgens de Europese regelgeving geclassificeerd zijn als bijtend, corrosief, toxisch, zeer toxisch, schadelijk, kankerverwekkend, mutageen, reproductietoxisch of sensibiliserend. Voorgesteld wordt om eisen te stellen aan het gebruik van dergelijke stoffen. Daarnaast worden voor fluortensiden, zware metalen en broeikasgassen specifieke eisen voorgesteld. R- zinnen Voorgesteld wordt om R-zinnen1 te gebruiken voor het formuleren van relevante eisen aan de blusmiddelen en daarin verwerkte stoffen. In een aantal gevallen wordt hiervan afgeweken, namelijk wanneer de op deze wijze geformuleerde eisen onvoldoende onderscheidend blijken te zijn. Dit geldt ten aanzien van de fluortensiden, zware metalen en broeikasgassen (zie hieronder). De Europese regelgeving schrijft voor wanneer stoffen met hun toegekende R-zinnen vermeld dienen te worden op het Veiligheidinformatieblad (VIB) van het product. Het formuleren van eisen met behulp van de Rzinnen maakt het mogelijk om VIBs te gebruiken als bron van informatie om vast te stellen of een product wel of niet voldoet aan de criteria. De voordelen hiervan zijn dat het, in plaats van het voorschrijven van allerlei tests, voldoende is de beschikking te hebben over het VIB van het product en in sommige gevallen van de VIB’s van de stoffen of preparaten die gebruikt zijn als grondstof voor de formulering van het eindproduct.
Gevaarlijke stoffen algemeen 1 Afhankelijk van uitkomsten van gestandaardiseerde testen die in de stoffenrichtlijn (67/548/EEC) worden voorgeschreven, worden stoffen voorzien van R(isico)-zinnen. De preparatenrichtlijn (1999/45/EG) schrijft voor welke R-zinnen preparaten dienen te krijgen, op basis van de R-zinnen en de concentraties van de ingrediënten. Daarnaast schrijft deze richtlijn voor wanneer gevaarlijke stoffen op een Veiligheidsinformatieblad VIB moeten worden vermeld, ook al heeft het preparaat zelf geen classificatie. Wanneer een ingrediënt voor meer dan 1% (gewicht of volume) in een preparaat aanwezig is moet dit worden vermeld, ook al is het preparaat zelf niet geclassificeerd.
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
8
Omdat mens en milieu blootgesteld kunnen worden aan blusmiddelen is het onwenselijk dat in het blusmiddel stoffen toegepast worden die bijtend, corrosief, toxisch, zeer toxisch, schadelijk, kankerverwekkend, mutageen, reproductietoxisch of sensibiliserend zijn. Hoewel het op basis van wet en regelgeving niet verboden is om producten met voornoemde stoffen op de markt te brengen, worden vanuit oogpunt van bescherming van mens en milieu eisen gesteld aan de hoeveelheden gevaarlijke stoffen in blusmiddelen. Deze zijn verwoord in drie minimumeisen. Fluortensiden en andere fluorverbindingen Blusschuimen bevatten kleine percentages van fluortensiden en fluortelomeren waaronder perfluoroctaansulfonaat (PFOS). PFOS is de bekendste en meest gebruikt van de fluortensiden. PFOS is een persistente, bioaccumulerende en toxische stof (RPA, september 2004). PFOS is aangetoond in oppervlaktewater en sediment, afval water, slib en in water afkomstig uit vuilstorten. Het is niet precies bekend hoe PFOS of andere gerelateerde fluorverbindingen zich in het milieu verspreiden, wel heeft het Rijks Instituut Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) na een brand op een industrieterrein vastgesteld dat het bluswater een belangrijke bron is van emissies van PFOS naar het oppervlaktewater (Leenars, 2005). In Nederland komen als gevolg van het gebruik van blusschuim tijdens brandbestrijding en trainingsactiviteiten per jaar ca. 1-4 ton fluortensiden in het milieu terecht (Hekster et al, 2002). De Europese Commissie heeft middels regelgeving het gebruik van PFOS, aan banden gelegd. PFOS mag niet meer worden toegevoegd aan producten en producten met PFOS mogen niet op de markt gebracht worden of in preparaten gebruikt worden in concentraties gelijk of groter dan 0,005% (w/w). Voor brandblusmiddelen wordt een uitzondering gemaakt voor producten die vóór 27 december 2006 op de markt zijn gebracht. Deze mogen nog worden gebruikt tot 27 juni 2011. Andere fluorverbindingen (andere fluortensiden en fluortelomeren) die in blusschuimen worden gebruikt vertonen een vergelijkbaar gedrag in het milieu als PFOS maar hun gebruik wordt niet beperkt door regelgeving. In het huidige Milieukeur certificatieschema Brandblusmiddelen is toegestaan dat blusschuimen tot 0,07% (w/w) fluortensiden bevatten. Vanwege hun persistente, bioaccumulerende en toxische eigenschappen is het wenselijk om ook het gebruik van fluortelomeren in blusschuimen zo laag mogelijk te houden. Op basis hiervan werd tijdens de criteriaontwikkeling overwogen om een eis te stellen van maximaal 0,07% aan het totaal aan fluortensiden en fluortelomeren hetgeen een verscherping zou betekenen van de huidige Milieukeureis (die betrekking heeft op het gehalte van enkel fluortensiden). Aangezien een aantal onzekerheden echter nog bestaat over de vraag of het milieuvriendelijk segment van de markt kan voldoen aan een dergelijke verscherping wordt er uiteindelijk voorgesteld om de Milieukeureis tav. de fluortensiden over te nemen als eis voor de criteria en de verscherping van deze eis als gunningscriterium te formuleren. Door het in werking treden van REACH -de nieuwe Europese verordening (Nr.1907/2006) voor chemische stoffen-, op 1 juni 2007 kan worden verwacht dat in de nabije toekomst bedrijven een beter inzicht zullen krijgen in de risico’s van de stoffen in hun producten. Bij de herziening van de huidige criteria voor blusmiddelen zal er dan ook meer informatie beschikbaar zijn bij de leveranciers om na te gaan of een verscherping van de eis m.b.t. de fluortensiden en fluortelomeren haalbaar is. Blusmiddelen die geen fluorverbindingen bevatten verdienen uit milieuoverwegingen de voorkeur boven blusmiddelen die wel fluorverbindingen bevatten. Dit heeft geleid tot de formulering van een wens over de mogelijkheid van het gebruik van water door middel van brandhaspels en natblussers. Het lijkt op dit moment niet zinvol een aanvullende wens te formuleren over de vermindering van het totale gehalte aan fluorverbindingen tot maximaal 0,03% (w/w) om innovaties in de markt te stimuleren. Er zouden dan nog te weinig producenten zijn die blusapparaten met voldoende bluscapaciteit kunnen leveren. Het is wellicht beter
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
9
bij de eerstvolgende herziening van de criteria de ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek, de (inter)nationale regelgeving en de fluorvrij technologie opnieuw te evalueren. Voor situaties waar alleen Klasse A branden te verwachten zijn lijken watermistblussers (een type natblussers) interessant om milieu- en nevenschade te voorkomen. Zware metalen Zink (Zn) behoort, net als andere zware metalen, tot de prioritaire stoffen vanwege risico’s voor mens en milieu. Zoals alle metalen zijn deze niet afbreekbaar en accumuleren deze ten gevolg van antropogene activiteiten in het milieu, vooral in bodem en sediment en via de voedselketen in organismen, inclusief de mens. De status als prioritaire stof geldt niet alleen voor de metallische vorm van deze metalen maar ook voor hun verbindingen (zouten zoals zinkchloride) (Schols et al, 2004). Met uitzondering van zink komen er (behalve in verouderde typen schuimblusmiddelen) geen zware metalen voor in moderne brandblusmiddelen. Zinkzouten worden vooral gebruikt in poederblussers, maar ook voor schuimstabilisator in proteïneschuimen. Deze blusschuimen zijn minder effectief dan synthetische schuimen en verliezen daardoor marktaandeel. Daarnaast zijn de toegepaste percentages van deze zinkzouten sterk afgenomen. Bij de laatste herziening van het Milieukeur certificatieschema Brandblusmiddelen is gekozen voor de formulering ‘Het gehalte aan zink mag niet hoger liggen dan 750 ppm (750 mg zink per kg product)’ (deze eis sloot aan bij de Blaue Engelcriteria voor bluspoeders). Gezien het afnemende marktaandeel van proteïne blussschuimen, wordt voorgesteld om de limiet voor zink gelijk te stellen aan die van andere zware metalen en dit dus te beperken tot de detectiegrens. Broeikasgassen Voor het blusvermogen van draagbare en verrijdbare blusmiddelen zijn drijfgassen nodig. Daarvoor werden in het verleden vaak halonen gebruikt die echter op termijn in hogere luchtlagen de ozonlaag aantasten. Sinds het Montreal Protocol van kracht is mogen voor dit doel geen halonen worden gebruikt. CO2 is momenteel het meest gangbare alternatief (dat ook een bijdrage levert aan de verdringing van zuurstof uit de omgeving van de brand). CO2 draagt echter ook bij aan het broeikaseffect maar minder dan een aantal andere gassen. De mate waarin een stof bijdraagt aan het broeikaseffect kan worden uitgedrukt in de GWP (Global Warming Potential). De GWP-waarde van een stof is de verhouding van de over de tijd geïntegreerde bijdrage aan het warmtestralingabsorberend vermogen ten gevolge van een momentane (= puls) uitstoot van 1 kg van een broeikasgas ten opzichte van een even grote uitstoot van CO2 (kooldioxide) (CML, 1992). Voorgesteld wordt als eis aan de drijf- of blusgassen te stellen dat het potentiële broeikaseffect van het blusgas (bij een tijdshorizon van 100 jaar) niet groter mag zijn dan dat van kooldioxide (CO2). Innovaties Diverse fabrikanten geven aan dat ze de afgelopen jaren geen nieuwe blusmiddelen op de markt hebben gebracht en dat het aanbod (in volume) brandblusmiddelen vrij constant is gebleven. Er zijn op dit moment wel interessante ontwikkelingen in de toepassing van watermist met behulp van natblussers. Dit leidt tot waterbesparing en minder nevenschade na het blussen. Deze technologie is geschikt voor Klasse A branden. Vanwege de milieuvoordelen van watermist boven het gebruik van chemicaliën is het gebruik van natblussers als aandachtspunt in de gebruiksfase opgenomen Een andere interessante ontwikkeling is er op het gebied van de 'fluor vrij'-blusschuimen. BP heeft tijdens een in Engeland gehouden consultatie aangegeven dat de huidige technologie nog niet goed genoeg is voor het blussen
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
10
van oliebranden. Statoil schrijft on-shore in Noorwegen echter al fluorvrij voor. Fluorvrij blusschuimen zijn nog niet in draagbare vorm beschikbaar. Door de opkomst van de fluorvrij technologie en de opkomende discussie rond de milieubezwaarlijkheid van fluortensiden en fluortelomeren is de verwachting dat fluorverbindingen uitgefaseerd worden uit blusschuimen in de nabije toekomst. Het blijkt nu al het geval dat een enkele leverancier systemen met een speciale sproeikop (nozzle) kan leveren met een goed blusvermogen en blusschuim met een gehalte van 0,025% (w/w) fluortensiden. Ontwikkelingen in Europese en internationale keurmerken Sinds 1998 zijn voor verschillende brandblusmiddelen Milieukeur criteria ontwikkeld. Daarbij werd zoveel mogelijk aangesloten bij het Duitse Blaue Engelkeurmerk (voor poederblussers). In de loop der tijd zijn de criteria op grond van nieuwe inzichten verder aangescherpt en is de productgroep opnieuw gedefinieerd. Sinds de laatste herziening van het Milieukeur certificatieschema brandblusmiddelen (december 2006) hebben zich geen relevante ontwikkelingen voorgedaan bij de “Blaue Engel”. De criteria van de “Blaue Engel” vastgelegd in RAL-UZ 66 zijn verlopen. Er heeft geen herziening van de RAL-UZ 66 plaatsgevonden omdat er geen aanvragen waren. De RAL-UZ 66 is voorlopig niet meer operationeel en wordt niet meer genoemd op de website. Momenteel blijkt dat het Nederlandse Milieukeur en het Hongaarse Milieukeur de enige actieve keurmerken zijn voor brandblusmiddelen in Europa. Er is ook een Japans Milieukeur voor poederblussers. Dit richt zich vooral op eisen ten aanzien van hergebruik en recycling van de blusmiddelen en -uitrusting. Het Hongaarse Milieukeur geldt voor blusschuim, bluspoeder en blusgas. De eisen van het Hongaarse Milieukeur voor blusschuim komen in grote lijnen overeen met het huidige Nederlandse Milieukeur, maar het gebruik van fluortensiden is niet toegestaan. Voor poederblussers zijn er 3 producten met het Hongaarse Milieukeur. Overigens zijn de criteria zodanig geformuleerd dat er niet gevraagd wordt naar de feitelijke keurmerken, maar naar de onderliggende criteria. De reden dat hiervoor is gekozen, is dat het in een Europese aanbesteding vragen naar keurmerken een mogelijk discriminerend karakter heeft en daarmee niet is toegestaan. De voorgestelde duurzaamheidscriteria zijn enigermate verscherpt ten opzichte van de Milieukeurcriteria. Duurzaamheidscriteria Op basis van het onderzoek kunnen er vier punten vastgesteld worden waarop blusmiddelen zich kunnen onderscheiden in positieve zin, te weten: •
minder gevaarlijke stoffen,
•
minder zink,
•
minder persistente fluorverbindingen en
•
minder broeikasgassen.
Aspecten waarvoor geen criteria zijn ontwikkeld: •
Beperking van het gehalte aan drijfgassen die de ozonlaag aantasten is al geregeld in het Montreal Protocol.
•
Gehalte zware metalen anders dan zink. Deze andere zware metalen zijn namelijk verboden en hebben geen onderscheidend vermogen.
De in deze notitie ontwikkelde criteria zijn van toepassing op blusschuimen, blusgassen en nat/waterblusmiddelen die gebruikt worden in draagbare en verrijdbare blustoestellen en niet op bluspoeders, doordat er momenteel onvoldoende inzichten zijn over de vraag of het milieutechnisch onderscheid kan worden gemaakt tussen gunstige en minder gunstige bluspoeders. Wellicht zou in de toekomst kunnen worden
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
11
bekeken of ook voor bluspoeders een verbetering van de milieuprestatie is te realiseren. Wanneer dit het geval blijkt te zijn dan kunnen er ook voor dit type blusmiddelen criteria worden ontwikkeld voor duurzaam inkopen.
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
12
3.
Duurzaamheid in het inkoopproces
De criteria in dit document zijn verdeeld over de verschillende stappen in het inkoopproces. Meer informatie over de stappen in het inkoopproces en de manier waarop duurzaamheid daarin kan worden meegenomen, vindt u in de ‘Instructie Duurzaam inkopen’. Deze is binnenkort te downloaden op de website van Duurzaam Inkopen (http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen). Het is aan te bevelen deze instructie te bekijken voordat u met de criteria voor deze productgroep aan de slag gaat.
3.1. Voorbereidingsfase (aandachtspunten) Elke inkoop of aanbesteding begint met het inventariseren van de behoefte van de (interne) klant. Duurzaamheid kan in deze fase meegenomen worden door te onderzoeken of de aanschaf noodzakelijk is en of er een duurzamere oplossing is voor de inkoopbehoefte. Specifieke aandachtspunten voor de inkoop van de productgroep Blusmiddelen zijn: Naast de keuze van het blusmiddel is het uit duurzaamheidsoogpunt belangrijk om de kwaliteit van het blusmiddel goed af te stemmen op het beoogde gebruik. Hieronder valt ook het vermijden van bluspoeders en het zoveel mogelijk gebruiken van natblussers. Bluspoeders zijn de minst gunstige blusmiddelen door de hoeveelheid vast afval die gestort moet worden nadat er met bluspoeder is geblust. Een overzicht van de verschillende blusmiddelen en hun geschiktheid voor verschillende typen brand is weergegeven in bijlage 1.
3.2. Specificatiefase (criteria) In de specificatiefase wordt de behoefte van de (interne) klant vertaald in een aanbestedingsdocument. In deze fase worden geformuleerd: • Criteria voor de kwalificatie van leveranciers. Dit kunnen uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen zijn, ofwel
eisen aan de leverancier en in een niet-openbare aanbesteding eventueel ook selectiecriteria, ofwel wensen ten aanzien van de leverancier. • Een beschrijving van de minimumeisen die ten aanzien van levering, dienst of werk gesteld worden (het
Programma van Eisen). • Gunningscriteria, ofwel wensen ten aanzien van levering, dienst of werk. Deze zijn alleen van toepassing als
gekozen wordt voor het gunnen op Economisch Meest Voordelige Inschrijving. • Het contract met daarin contractbepalingen.
Meer informatie over de verschillende soorten criteria en de verschillende manieren van aanbesteden vindt u in de ‘Instructie Duurzaam Inkopen’. In de gunningscriteria is, indien relevant, ook innovatie meegenomen. Innovatie is gericht op de ontwikkeling en introductie van nieuwe ideeën en producten. De criteria in dit document zijn opgesteld om de inkoper te ondersteunen bij het duurzaam inkopen van Blusmiddelen. De criteria zijn juridisch getoetst. Elke inkoop en aanbesteding is echter maatwerk. Het opstellen van een aanbestedingsdocument blijft dan ook de verantwoordelijkheid van de inkoper.
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
13
3.2.1. Kwalificatie van leveranciers Voor deze specifieke productgroep zijn geen criteria geformuleerd voor de kwalificatie van leveranciers. Meer informatie over de mogelijkheden om duurzaamheid toch mee te nemen in dit onderdeel vindt u in de ‘Instructie Duurzaam inkopen’.
3.2.2. Programma van eisen Minimumeisen Minimumeis nr. 1
Het blusmiddel bevat geen stoffen die geclassificeerd zijn als milieugevaarlijk, met R50, R50/53, R51/53, R52/53, R53 of R59 in concentraties waarbij vermelding op het VIB (veiligheidsinformatieblad volgens EG-richtlijn 91/155/EG en wijzigingen) verplicht is. Bewijsmiddel: 1. De bij deze inschrijving te voegen verklaring van inschrijver dat aan deze minimumeis wordt voldaan.
Toelichting voor
Toepassing van de richtlijnen (67/549/EEG en 1999/45/EEG) levert de
inkoper
informatie die nodig is om conformiteit van een blusmiddel met deze eis te controleren. Deze eis komt overeen met de Milieukeureis over milieugevaarlijke stoffen. Verificatie van bewijsmiddel(en): 1. Het overleggen van een technisch dossier * (documenten van leveranciers) en controle van het VIB **.
Minimumeis nr. 2
Het blusmiddel mag niet geclassificeerd zijn als bijtend/corrosief (C), toxisch (T), zeer toxisch (T+), schadelijk (Xn), of sensibiliserend (Xi in combinatie met R42 of R43) of met R33 of R64 of R67 volgens EG-richtlijn 1999/45/EEG. Bewijsmiddel: 1. De bij deze inschrijving te voegen verklaring van inschrijver dat aan deze minimumeis wordt voldaan.
Toelichting voor inkoper
Toepassing van de richtlijn 1999/45/EEG levert de informatie die nodig is om conformiteit van een blusmiddel met deze eis te controleren. Deze eis is een verscherping van de Milieukeureis over de classificatie van het product in termen van risico’s voor de gezondheid. Naast de classificaties van het blusmiddel die niet zijn toegestaan volgens het Milieukeur, mag het blusmiddel niet zijn geclassificeerd als R33 (cumulatieve effecten), R64 (kan schadelijk zijn via de borstvoeding) en R67 (dampen kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken).
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
14
Verificatie van bewijsmiddel(en): 1. Het overleggen van een technisch dossier * (documenten van leveranciers) en controle van het VIB **.
Minimumeis nr. 3
Het blusmiddel bevat geen stoffen met een R-zin die bestaat uit of gecombineerd is met een opnameroute als zeer vergiftig (met R26, R27, R28, R39, of combinaties hiervan), vergiftig (met R23, R24, R25, R39, R48 of combinaties hiervan), kankerverwekkend (met R40, R45 of R49), mutageen (met R46 en R68), reproductietoxisch (met R60, R61, R62, R63 of R64) volgens EG-richtlijn 67/548/EEG, in concentraties waarbij vermelding op het VIB (veiligheidsinformatieblad volgens EG-richtlijn 91/155/EG en wijzigingen) verplicht is. Sensibiliserende stoffen geclassificeerd met R42 en/of R43 mogen eveneens niet aanwezig zijn in een gehalte hoger dan 0,1% conform 1999/45/EG Annex V.L9. Bewijsmiddel: 1. De bij deze inschrijving te voegen verklaring van inschrijver dat aan deze minimumeis wordt voldaan.
Toelichting voor
Toepassing van de richtlijn (1999/45/EEG en 67/548/EEG) levert de informatie
inkoper
die nodig is om conformiteit van een blusmiddel met deze eis te controleren. Deze eis is een verscherping van de Milieukeureis over voor de gezondheid gevaarlijke stoffen niet toegestaan in gecertificeerde eindproducten. Naast de gevaarlijke stoffen die niet zijn toegestaan volgens het Milieukeur, mag het blusmiddel, volgens deze eis, geen mutagene en R40-stoffen bevatten (R40 Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten; R40 wordt vervangen door R68, maar kan nog voorkomen). Verificatie van bewijsmiddel(en): 1. Het overleggen van een technisch dossier * (documenten van leveranciers), controle van het VIB ** en etiketten van de toeleveranciers.
Minimumeis nr. 4
Het blusmiddel bevat geen zink . Bewijsmiddel: 1. De bij deze inschrijving te voegen verklaring van inschrijver dat aan deze minimumeis wordt voldaan.
Toelichting voor
Het betreft hier een verscherping van een overeenkomstig Milieukeureis m.b.t.
inkoper
zink. Verificatie van bewijsmiddel(en): 1. Het overleggen van een technisch dossier * (documenten van leveranciers).
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
15
Minimumeis nr. 5
Het totale gehalte fluortensiden in het blusmiddel bedraagt maximaal 0,07% (w/w). Bewijsmiddel: 1. De bij deze inschrijving te voegen verklaring van inschrijver dat aan deze minimumeis wordt voldaan.
Toelichting voor
Fluortensiden zijn zeer persistente stoffen. Sommige ervan zijn bovendien
inkoper
toxisch en bioaccumulerend. Deze eis komt overeen met de Milieukeureis t.a.v. fluortensiden. Verificatie van bewijsmiddel(en): 1. Het overleggen van het technisch dossier * of de receptuur ***.
Minimumeis nr. 6
De GWP-waarde van het blusgas bedraagt 1 of minder. De GWP-waarde is de verhouding van de over de tijd geïntegreerde bijdrage aan het warmtestraling-absorberend vermogen ten gevolge van een momentane (= puls) uitstoot van 1 kg van een broeikasgas ten opzichte van een even grote uitstoot van CO2 (kooldioxide) over een tijdshorizon van 100 jaar(CML, 1992)) Zie ook tabel 1 . Kooldioxide (CO2).voldoet hier dus in ieder geval aan. Bewijsmiddel: 1. De bij deze inschrijving te voegen verklaring van inschrijver dat aan deze minimumeis wordt voldaan.
Toelichting voor
De eis geldt alleen voor blusgassen. Deze eis komt overeen met de
inkoper
Milieukeureis t.a.v. blusgassen. Verificatie van bewijsmiddel(en): 1. Een berekening op basis van het technisch dossier *.
Toelichting: *
"Technisch dossier" wil zeggen dat door middel van een technisch dossier aan een certificatieinstelling wordt aangetoond, dat de betreffende fabrikant aan de gestelde eisen voldoet. Dit technische dossier omvat bij voorkeur door derden uitgevoerd laboratoriumonderzoek en/of door derden gecontroleerde (door de fabrikant geregistreerde) gegevens over ontwerp, constructie, specificaties van materialen, certificaten van toeleveranciers etc. Voor kleur- en geurstoffen geldt dat een bevestiging van de toeleverancier dat aan de eis wordt voldaan, voldoende is.
**
VIB = veiligheidsinformatieblad volgens EG-richtlijn 91/155/EG en wijzigingen.
***
De volledige receptuur (aantoonbaar vanuit de productie) van het product moet worden overlegd waarbij van elk ingrediënt het gewichtspercentage en gram per liter wordt aangegeven. Van elke ingrediënt dient ook te worden aangegeven wat de functie is.
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
16
3.2.3. Gunningscriteria Gunningscriteria Gunningscriterium
Indien het apparaat een aparte patroon bevat voor de actieve blusstoffen ,
nr. 1
worden voor dit onderdeel [XX] punten toegekend. Bewijsmiddel: Een beschrijving van de inschrijver.
Toelichting voor
Er bestaan twee typen draagbare blusapparaten. Enerzijds blusapparaten
inkoper
waarbij de inhoud onder constante druk staat. Anderzijds blusapparaten waarbij de inhoud vlak voor het gebruik onder druk gezet wordt. Bij de blusapparaten onder constante druk is de werkzame actieve blusstof vermengd met water en een drukhouder (CO2 of N2) in de houder aanwezig. Bij de variant zijn de werkzame actieve blusstof en de drukhouder (CO2 of N2) in aparte patronen in het water aanwezig. Vlak voor gebruik van het blusapparaat worden de patronen met CO2 of N2 gebroken, waarna door de hogere druk ook het patroon met actieve stof met het water wordt gemengd. Het voordeel van blusapparaten met patronen is dat wanneer een blusapparaat niet gebruikt is en aangeboden wordt voor hervulling, de verschillende componenten van de blusapparaten makkelijker gerecycled en/of verwijderd kunnen worden, aangezien de actieve stoffen niet met water vermengd zijn. Aan het einde van de levensduur van de inhoud of het omhulsel kan de inhoud van het blusapparaat gemakkelijk gecontroleerd afgevoerd of gerecycled worden. Verificatie van bewijsmiddel(en): 1. Het overleggen van het technisch dossier *
Gunningscriterium
Indien de leverancier blusmiddel kan leveren waarvan het totale gehalte
nr. 2
fluorverbindingen, die tot PFCA (perfluorocacboxylic acid) of PFAS (perfluoroakyl sulfonate) kunnen afbreken, maximaal 0,07% (w/w) bedraagt, worden hieraan [XX] punten toegekend. Het gaat hier om fluorverbindingen zoals vermeld in de OECD “List of PFSO, PFAS, PFOA, PFCA, Related Compounds and Chemicals that may degrade to PFCA” (ENV/JM/MONO(2006)15 as revised in 2007) Bewijsmiddel: 1.
De bij deze inschrijving te voegen verklaring van inschrijver dat aan dit gunningscriterium wordt voldaan;
Toelichting voor
Uit milieuoverwegingen is het wenselijk het gehalte aan fluortensiden en
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
17
inkoper
andere fluorverbindingen die tot PFCA (perfluorocacboxylic acid) of PFAS (perfluoroakyl sulfonate) kunnen afbreken zo laag mogelijk is. Al deze stoffen zijn na afbraak tot PFCA of PFAS nog zeer persistent. Voor een deel van deze stoffen is aangetoond dat ze bioaccumulerende en mogelijk biomagnificerende eigenschappen hebben (vooral verbindingen met ketens langer dan 7 gefluorideerde koolstofatomen). Er is echter nog geen standaard methode om het totale gehalte aan fluorverbindingen te bepalen. Er is ook geen standaard methode voor de analyse van specifieke fluorverbindingen. Daarom wordt voorgesteld alle stoffen op de OECD lijst onder dit criterium te laten vallen. Dit gunningscriterium is een verscherping van de eis m.b.t. de fluortensiden (eis 5). Verificatie van bewijsmiddel(en): 1. Het overleggen van een technisch dossier * en de receptuur ** van het blusmiddel.
Toelichting: *
"Technisch dossier" wil zeggen dat door middel van een technisch dossier aan een certificatieinstelling wordt aangetoond, dat de betreffende fabrikant aan de gestelde eisen voldoet. Dit technische dossier omvat bij voorkeur door derden uitgevoerd laboratoriumonderzoek en/of door derden gecontroleerde (door de fabrikant geregistreerde) gegevens over ontwerp, constructie, specificaties van materialen, certificaten van toeleveranciers etc. Voor kleur- en geurstoffen geldt dat een bevestiging van de toeleverancier dat aan de eis wordt voldaan, voldoende is.
**
De volledige receptuur (aantoonbaar vanuit de productie) van het product moet worden overlegd waarbij van elk ingrediënt het gewichtspercentage en gram per liter wordt aangegeven. Van elke ingrediënt dient ook te worden aangegeven wat de functie is.
3.2.4. Contract Voor deze productgroep zijn geen contractbepalingen geformuleerd.
3.3. Gebruiksfase (aandachtspunten) Nadat het inkooptraject is afgerond en het product is ingekocht, bestaan er een aantal mogelijkheden om het product op een duurzame wijze te gebruiken. Specifieke aandachtspunten voor de productgroep Blusmiddelen zijn: •
Brandpreventiemaatregelen zijn mogelijk om de brandveiligheid te verbeteren en te handhaven. Hieronder valt ook de regelmatige jaarlijkse controle en test van de brandblusuitrusting en wanneer nodig vervanging van de blusmiddelen. Voor het onderhoud van draagbare blustoestellen is in Nederland de norm NEN 2559 (andere landen hebben soortgelijke normen).
•
Voorlichting/training/instructie over het gebruik van de blusmiddelen voor de juiste toepassing (brandklasse) organiseren om de persoonlijke (gezondheids-) en milieurisico’s bij brand tot het minimum te beperken.
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
18
•
Bij navulling of vervanging moet aandacht worden geschonken aan de beperking van de milieu- en gezondheidsrisico’s in de afvalfase. Aandacht voor de mogelijkheid voor een verantwoord hergebruik of verwerking van het afval verdient aanbeveling. Dit kan mogelijk ook in het contract met de leverancier een omwissel/inname/terugnameregeling worden opgenomen.
•
Indien het vanuit het oogpunt van veiligheid toelaatbaar is, worden natblussers gebruikt als blusmiddel. Dit is doorgaans alleen het geval indien alleen klasse A branden te verwachten zijn. De gebouwbeheerder/ eigenaar kan een geldige risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) en gebruiksvergunning overleggen waarin beschreven is hoe potentiële branden afdoende bestreden kunnen worden met water (slanghaspels en natblussers). De wettelijke verplichte RI&E beschrijft welke (potentiële) risico’s in een gebouw zijn en hoe deze beheerst kunnen worden. De gebruiksvergunning geeft uitsluitsel of op de door de gebruiker gewenste manier van blussen afdoende is voor de betreffende situatie.
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
19
4.
Meer informatie
4.1 Bronnen en relevante informatie Voor het ontwikkeling van de duurzaamheidscriteria voor blusmiddelen en –uitrusting heeft SenterNovem SMK (Stichting Milieukeur) ingeschakeld. Hierbij heeft SMK samengewerkt met IVAM. Geraadpleegde documenten: •
Branden, B. Van den, 2007. Invloed van de pollutiestress door PFOS op de ontwikkeling en overleving bij waterjuffers. Hogeschool West-Vlaanderen, Dept. PIH/ Univ. Antwerpen, Dept. Biologie. http://dspace.howest.be/bitstream/10046/330/1/Eindwerk_Bert+Van+den+Branden+(Milieukunde).pdf
•
Conder, J.M. et al., 2008. Are PFCAs Bioaccumulative? A Critical Review and Comparison with regulatory Criteria and Persistant Lipophilic Compounds. Environmental Science & Technology. Supporting information available at http://pubs.acs.org.
•
DEFRA, July 2005, Consultation on proposed national action to restrict the use of PFOS...
•
Brunn Poulsen, P. ,A. Astrup Jensen & E. Wallström, 2005. More environmentally friendly alternatives to PFOS-compounds and PFOA. PFOA Environmental Project no. 1013 FORCE Technology / ENPRO Aps; Danish Environmental Protection Agency, http://www2.mst.dk/Udgiv/publications/2005/87-7614-6685/pdf/87-7614-669-3.pdf
•
Hekster, F. et al, 2002. Perfluorinated Substances Aquatic environmental assessment. UvA/RIKZ. http://www.rikz.nl/thema/ikc/rapport2002/rikz2002043.pdf
•
Jahnke, A., 2007. Polyfluorinated Alkyl Substances (PFAS) in the Marine Atmosphere – Investigations on Their Occurrence and Distribution in Coastal Regions http://dvsun3.gkss.de/BERICHTE/GKSS_Berichte_2007/GKSS_2007_8.pdf
•
Kalf, D.F. en R.P.M. Berbee, 2005. Ketenaanpak van probleemstoffen. RIZA rapport 2005. http://www.rijkswaterstaat.nl/rws/riza/home/publicaties/rapporten/2005/rr_2005_005.pdf
•
Klein R.A. 2005. Extinghishing fire, at: world Firefighters’conference, Manchester, 15-16 March 2005.
•
Krop, H.B. & A.T. van Raalte. 2002. Herziening Milieukeur draagbare en verrijdbare brandblusmiddelen. IVAM UvA BV.
•
Leenars, H. 2005 Waterafstotende middelen via bluswater in oppervlaktewateren, gepubliceerd in NRC. www.henkleenars.nl/nrcl0.htm
•
Le Feber, M., 1998. Nader onderzoek Milieukeur Blustoestellen & Blusmiddelen. Chemiewinkel, Onderzoeks- en Adviescentrum Chemie Arbeid Milieu.
•
Le Feber, M. en L. Vollebregt, 1999. Milieukeur Blustoestellen & Blusmiddelen. Chemiewinkel, Onderzoeks- en Adviescentrum Chemie Arbeid Milieu.
•
Mehtonen, J. (in prep. 2007). Hazardous substances in the Baltic Sea – 2nd draft (3rd May 2007) report on HAZARDOUS project under HELCOM Baltic Sea action plan http://sea.helcom.fi/dps/docs/documents/Landbased%20Pollution%20Group%20(HELCOM%20LAND)/LAND%2012%202007/4.26%20draft%20report%20Haz.Subst.in%20the%20Baltic%20Sea.pdf
•
OECD, 2005. Results of survey on production and use of PFOS, PFAS and PFOA, related substances and products /mixtures containing these substances ENV/JM/MONO(2005)1 http://www.olis.oecd.org/olis/2005doc.nsf/43bb6130e5e86e5fc12569fa005d004c/9dccc1c0ae173bbdc1256 f88005917c6/$FILE/JT00176885.PDF
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
20
•
OECD, 2007. List of PFSO, PFAS, PFOA, PFCA, Related Compounds and Chemicals that may degrade to PFCA (as revised in 2007). ENV/JM/MONO(2006)15. OECD Environment, Health and Safety Publications; Series on Risk Management, No. 21.
•
Prall, 2004. Fluorfreie Schaummittelkonzentrate - eine ernsthafte Alternative oder clevere Marketing strategie? In: Brandschutz 06/2004 (version: Oktober 2004).
•
Raalte, A. van, B. Krutwagen, H. Krop, 2003. Herziening Milieukeur draagbare en verrijdbare brandblusmiddelen, blusschuimen en blusgassen. IVAM UvA BV.
•
Rosmuller, N.& D. Arentsen, 2006. Veiligheid draagbare aërosoltoepassingen met brandblussende eigenschappen. Nibra/MIFireE, HVK.
•
RPA, 2004. Proposal for Regulation on PFOS-related substances, Partial Regulatory Impact Assessment.
•
Saez, M. en P. de Voogt, 2004. Fire extinguishers, draft report, UvA.
•
Schols, E. et al, 2004. Handhaving door de VROM-Inspectie gericht op gezondheid in het kader van VROM beleid Informatie over aangrijpingspunten voor handhaving RIVM rapport 609021030/2004
•
Schrap, S.M., J.A.M.C.M. Pijnenburg, R.B. Geerdink, 2004. Geperfluoreerde verbindingen in Nederlands oppervlaktewater een screening in 2003 van PFOS en PFOA. RIZA/RIKZ. http://www.rijkswaterstaat.nl/rws/riza/home/publicaties/rapporten/2004/rr_2004_025.pdf
•
SMK, 2006. Certificatieschema Brandblusmiddelen. 1 dec. 2006 – 1 dec. 2007 SMK, BBM2, MK 64. http://www.milieukeur.nl/
Geraadpleegde websites: •
http://www.bfpsa.org.uk/pdfs/News/BFPSA_statement_defrarReport_final4.11.04.pdf
•
http://www.brandblusserwinkel.nl/Welkeblusser/welkebrand.html
•
http://www.brandweer.nl
•
http://www.chemsoc.org/pdf/gcn/GC&Cnewsletter3.pdf
•
http://www.ecomark.jp/english/pdf/127eC1.pdf
•
http://www.emis.vito.be/ozon/main.asp?pageChoice=Uitvoeringsdetail&uitvoeringID=228
•
http://www.fia.uk.com/objects_store/FIAFactfiles_0024.pdf
•
http://www.fia.uk.com/objects_store/FIAFactfiles_0025.pdf
•
http://www.fia.uk.com/objects_store/FIAFactfiles_0026.pdf
•
http://www.fia.uk.com/objects_store/FIAFactfiles_0027.pdf
•
http://www.fia.uk.com/objects_store/Press%20Release_1.07.2007.pdf
•
http://www.fffc.org/images/AFFFupdate7.pdf
•
http://www.gen.gr.jp/
•
http://www.jpbrandbeveiliging.nl/blusmiddelen.html
•
http://www.kemi.se/upload/Trycksaker/Pdf/Rapporter/summary_rep6_06.pdf
•
http://www.kornyezetbarat-termek.hu/afr34.htm
•
http://www.milieukeur.nl/
•
http://www.ral.de/de/ral_umwelt/blauer-engel/index.php
•
http://www.unifire.nl/brandklassen.htm
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
21
Geraadpleegde organisaties: Deelgenomen aan de stakeholderbijeenkomst bij SMK op 10/12/07 en/of telefonisch of per e-mail bijgedragen aan deze duurzaamheidverkenning. •
Ajax-Chubb Brandbeveiliging BV, Amsterdam
•
Saval, Breda (ook namens Vebon)
•
Vebon, Zoetermeer
•
Dupont de Nemerus, Le Grand-Saconnex (FR)
•
Tebodin, Den Haag
•
Hugen Brandbeveiliging en Adviesbureau, Zevenaar
•
Arctic Fire Fighting Foams, Solberg Scandinavian AS, Saebovagen (N)
•
Smeba Brandbeveiliging BV, Wychen (ook Moyne Roberts Ltd. )
•
Ansul BV, Lelystad
•
ANSUL NV, Groot Bijgaarden (BE)
•
Orchidee France S.A.S. Conty (FR)
•
Stichting Natuur en Milieu, Utrecht
•
EMis (BE)
•
A. Metselaar BV, Den Haag
•
Brandweer Amstelland, Amsterdam
•
Freetime Yachting, Tzum
•
Safety Service Center, Rotterdam
•
Milieuchemie UvA, Amsterdam
4.2 Gerelateerde productgroepen Bij de vorige herziening van het Milieukeur certificatieschema brandblusmiddelen heeft afstemming plaatsgevonden met de productgroep vloeistoffen voor mobiele toiletten, en autoreinigingsmiddelen voor particulieren en autowasinstallaties.
4.3 Informatiepunt SenterNovem Voor meer informatie en advies tijdens het gebruik van deze criteria kunt u contact opnemen met het Informatiepunt van SenterNovem: telefonisch bereikbaar van 9.00 – 12.00 en 14.00 - 16.00 uur op telefoonnummer (030) 239 35 33 of stuur een e-mail naar
[email protected].
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
22
Bijlage 1 Geschiktheid en samenstelling blusmiddelen voor verschillende brandklassen Brandblusmiddelen worden normaliter ingedeeld per brandklasse, een groep van naar de aard van de brandende stoffen gelijksoortige branden. Dit onderscheid is in het bijzonder van belang voor de bestrijding van die branden met blustoestellen. In NEN EN 2 worden 4 brandklassen (A, B, C, D, F) als in de tabel onderscheiden en door een pictogram en de desbetreffende letter op de brandblusser weergegeven (soms wordt ook brandklassen E onderscheiden). Brandklasse
Symbool Brandstof vaste, niet smeltende
A
stoffen van gewoonlijk organische oorsprong
Kenmerken Voorbeelden
gloed en vlammen
B
smeltende vaste
vlammen
stoffen
C
gassen
D
metalen
papier, hout, textiel,
water, CO2,
verpakkings-
schuim,
materiaal
AB-poeder,
oplosmiddelen, olie,
vloeistoffen en
benzine, was, vet, kunststoffen verf, vernis, enz.
vlammen
gloed
Blusstof
aardgas, LPG, butaan, propaan
(E)
elektrische spanning staande apparatuur zeer hete oliën en
F
vetten: >5 liter
gloed en vlammen
gebruiken!
BC-poeder
schuim, CO2, BC-poeder,
water
ABC-poeder BC-poeder, ABC-poeder, CO2
water, schuim
aluminium, natrium,
D-poeder
magnesium, kalium,
(metaalbrand- schuim,
zirkonium, lithium, enz. poeder) brand in of aan onder
Niet
computers, telefooncentrales, schakelkasten
ABC-poeder, CO2
water, CO2, ABC-poeder
water
water, CO2, vlammen
grote frituurovens
schuim
BC-poeder, ABC-poeder
(Bronnen o.a.: De Nederlandse Brandweer, PBT Brandbeveiliging B.V., Unifire Holland B.V., JP Brandbeveiliging). Blusschuimen vormen een 'deken' boven het vuur waardoor de zuurstof van de brandstof wordt gescheiden. Daarnaast wordt het ontsnappen van brandbare/explosieve dampen gereduceerd en worden hete oppervlakken gekoeld. De volgende soorten blusschuim worden onderscheiden: Voor niet-polaire vloeistoffen: •
standaard proteïne blusschuim
•
fluor proteïne blusschuim
•
synthetisch blusschuim
•
fluor synthetisch blusschuim
•
filmvormend fluor synthetisch blusschuim
Voor polaire vloeistoffen: •
alcohol proteïne blusschuim
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
23
•
alcohol fluor proteïne blusschuim
•
alcohol fluor synthetisch blusschuim
•
Voor bijna alle vloeistoffen
•
universeel blusschuim
De volgende bluspoeders worden onderscheiden: •
ABC-poeder: Bluspoeder voor het bestrijden van branden behorend tot brandklasse A, B en C. De belangrijkste grondstoffen zijn ammoniumfosfaat en/of ammoniumsulfaat.
•
BC-poeder: Bluspoeder voor het bestrijden van branden behorend tot brandklasse B en C. De belangrijkste grondstoffen zijn natriumbicarbonaat en/of kaliumbicarbonaat, -sulfaat of - chloride.
•
D-poeder: Bluspoeder voor het bestrijden van branden behorend tot brandklasse D. belangrijke grondstoffen zijn kaliumsulfaat, kaliumchloride en/of grafiet.
Voor een uitgebreid overzicht van blusmiddelen, blusmiddelen en andere termen zie: http://www.brandweer.nl
Globale samenstellingen van blusmiddelen Blusschuimen Samenstelling synthetische blusschuimen Schuimvormer
Syndets
AFFF
AR-AFFF
Anionische tensiden (10-
Anionische tensiden
Anionische tensiden
55%)
(10-40%)
(10-40%)
Filmvormer
Gefluorideerde tensiden
Gefluorideerde tensiden
(5-15%)
(5-15%)
Alcohol resistentie
Polymeren (<1%) (polysacchariden)
Schuimstabilisatoren
Vetalcohol (<5%)
Vetalcohol (<5%)
Vetalcohol (<5%)
Drijfgas
CO2,N2 of perslucht
CO2,N2 of perslucht
CO2,N2 of perslucht
Oplosmiddel*
Glycolen (15-30%)
Glycolen (15-58%)
Glycolen (15-58%)
*Met glycolen worden ethyleenglycolen bedoeld. Samenstelling fluorproteïneschuim Schuimvormer
Proteïneschuim
fluorproteïneschuim FFFP
AR-FFFP
Gehydroliseerde
Gehydroliseerde
Gehydroliseerde
Gehydroliseerde
proteïnen (50-
proteïnen (20-50%)
proteïnen (20-
proteïnen (20-50%)
70%) Tenside
50%)
Ligninesulfonaat (<3%)
Vicositeitsverlager
Gefluorideerde tensiden (<5%)
Filmvormer
Filmvormende
Filmvormende
fluortensiden
fluortensiden (<5%)
(<5%) Alcoholresistentie
Polymeren (<5%) (polysacchariden)
Schuimstabilisator Anorganische
Anorganische zouten
Anorganische
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
Anorganische 24
zouten (<3%) Anti-vries
Zouten (<15%)
Drijfgas
CO2,N2 of
(<5%)
zouten (<5%)
zouten (<5%)
CO2,N2 of perslucht
CO2,N2 of
CO2,N2 of perslucht
perslucht
perslucht
Oplosmiddel*
Glycolen (5-20%)
Glycolen (5-20%)
Glycolen (5-20%)
*Met glycolen worden ethyleenglycolen bedoeld. Bluspoeders Samenstelling verschillende bluspoeders ABC-poeder
BC-poeder
D-poeder
Monoammoniumfosfaat
Of: Natrium(bi)carbonaat
Kaliumchloride
(40-90%)
(>90%)
(>90%)
Eventueel ook:
Of: Kalium(bi)carbonaat
Monoammoniumsulfaat
(>90%)
(0-50%)
Of: kaliumsulfaat
poedercoating
Siliconenolie (<1%)
Siliconenolie (<1%)
Siliconenolie (<1%)
drijfgas
CO2, N2 of perslucht (5%)
CO2, N2 of perslucht (5%)
CO2, N2 of perslucht (5%)
Zout
Blusgassen Tot de blusgassen behoren inerte gassen (argon, stikstof, CO2 en mengsels van deze drie), halonen, en chemische gassen (fluorkoolwaterstoffen en perfluorkoolwaterstoffen). Samenstelling CO2-blussers Blusstof
% CO2
100
Samenstelling waterblussers
%
Blusstof
water
95
Drijfgas
CO2
5
-
Natblussers
Bron: Herziening Milieukeur draagbare en verrijdbare brandblusmiddelen (2002)
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
25
Tabel 1
GWP waarden van overige broeikasgassen (1997) Gas CO2 CH4 N2O F-gassen (enkele) -HFK -HFK -PFK CF4 -PFK C2F6 -SF6
GWP-100jr. waarde 1 (per definitie) 21 310
Opmerking
Bron: RIVM 12000 1300 5700 11900 23900
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
26
Bijlage 2 Overzicht van de voor deze productgroep relevante keurmerken Hongaarse Milieukeur http://www.kornyezetbarat-termek.hu/afr34.htm Japanse milieukeur. http://www.ecomark.jp/english/pdf/127eC1.pdf Blauer Engel RAL-UZ 66 http://www.ral.de/de/ral_umwelt/blauer-engel/index.php SMK Milieukeur brandblusmiddelen http://www.milieukeur.nl/
SenterNovem, criteria voor duurzaam inkopen van Blusmiddelen. Versie 7 augustus 2008.
1