ACTUALIA PUBLIEKRECHT 3 HET BELANG IN HET PUBLIEKRECHTELIJK PROCESRECHT
M. VAN DAMME (ed.) E. BREWAEYS G. DEBERSAQUES P. LEFRANC K. LEUS B. MARTEL F. ONGENA K. VERANNEMAN W. WEYMEERSCH A. WIRTGEN
2011 Vrije j Universiteit Brussel
-——
ft
y«L
die keure
INHOUDSTAFEL Ten geleide Het collectief belang voor de Raad van State
XIII 1
Pierre Lefranc Hoofdstuk 1. Inleiding
3
Hoofdstuk 2. Wie kan welke belangen inroepen voor de Raad van State? A. Beroepen van natuurlijke personen B. Beroepen van publiekrechtelijke rechtspersonen C. Beroepen van vennootschappen D. Beroepen van verenigingen die een ander dan een collectief belang behartigen
3 3 3 5
Hoofdstuk 3. De uitsluiting van de actio popularis
13
A. De vereiste van benadeling/belang werd niet gedefinieerd door de wetgever B. Duiding in de parlementaire voorbereidingen C. Duiding door de afdeling Wetgeving van de Raad van State D. Duiding door het Grondwettelijk Hof E. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State § 1. Niet ontvankelijke beroepen § 2. Eerst niet, dan toch ontvankelijke beroepen § 3. Wel ontvankelijke beroepen
5
13 13 14 14 15 16 18 20
Hoofdstuk 4. De vereisten voor het behartigen van een collectief belang voor de Raad van State
23
Hoofdstuk 5. Bijkomende vereisten
38
A. De representativiteitsvereiste
38
B. De evenredigheidsvereiste
40
Hoofdstuk 6. Conclusie
49
Het functioneel belang en de Raad van State
51
Werner Weymeersch Hoofdstuk 1. Algemeen
53
Hoofdstuk 2. Het functioneel belang: begrip
54 V
INHOUDSTAFEL
A. Rechtspraak B. Rechtsleer Hoofdstuk 3. Wie kan zich beroepen op een functioneel belang?
54 55 57
A. Beginsel 57 B. Leden van consultatieve of beraadslagende openbare organen 58 § 1. De gemeenteraadsleden 58 § 2. De provincieraadsleden 61 § 3. De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn 62 C. De leden van andere (consultatieve of beraadslagende) organen 62 § 1. De leden van een wetgevende vergadering 62 § 2. De leden van syndicale organisaties 65 § 3. De leden van overige organen 66 Hoofdstuk 4. Welke middelen kunnen worden aangevoerd?
66
Hoofdstuk 5. Algemene voorwaarden met betrekking tot het belang die moeten vervuld zijn
69
A. Het belang moet blijven bestaan tot aan het sluiten der debatten 69 B. De verzoeker mag door eigen toedoen de uitoefening van zijn prerogatieven niet onmogelijk hebben gemaakt 70 C. Het niet-overdraagbaar karakter van het functioneel belang 70 Hoofdstuk 6. De vordering tot schorsing en het functioneel nadeel A. Beginsel B. Het ernstig middel C. Het moeilijk te herstellen ernstig nadeel § 1. Principe § 2. Het moeilijk te herstellen ernstig nadeel in hoofde van gemeenteraadsleden die zich op hun functioneel belang beroepen § 3. Het moeilijk te herstellen ernstig nadeel in hoofde van gemeenteraadsleden die zich beroepen op hun functioneel belang sensu lato § 4. Het moeilijk te herstellen ernstig nadeel in hoofde van leden van een wetgevende kamer die zich beroepen op hun functioneel belang
71 71 72 73 73 73 74 75
Het behoud/verlies van het belang bij het beroep tot nietigverklaring voor de Raad van State Aube Wirtgen
77
Hoofdstuk 1. De vereiste van een actueel belang
79
VI
INHOUDSTAFEL
Hoofdstuk 2. Omstandigheden die het actueel karakter van het belang beïnvloeden A. De wijziging van de aard van het belang B. De berusting van de verzoeker in de bestreden handeling C. Het onaantastbaar worden van een niet-aangevochten handeling, die een verband vertoont met de bestreden handeling D. Het verstrijken van een tijdelijke beslissing in de loop van de vernietigingsprocedure E. Het verstrijken van de geldigheidsduur van een exploitatie- of milieuvergunning in de loop van de vernietigingsprocedure F. Genoegdoening G. De medewerking van de verzoeker aan het proces H. De opheffing, de vervanging en de wijziging van de bestreden handeling I. Het indienen van een nieuwe aanvraag J. De wijziging van de juridische omstandigheden K. De uitvoering van de bestreden handeling L. Het verlies van de hoedanigheid van eigenaar of van houder van een recht op een onroerend goed, op grond waarvan de verzoeker zijn belang steunde M. Het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar op grond waarvan de verzoeker zijn belang steunde Hoofdstuk 3. Kritische evaluatie Belang bij het aanvechten van een (voor (beslissing in het kader van een complexe rechtshandeling Onderzoek naar de toepassing in het overheidsopdrachten- en ambtenarenrecht Kaat Leus en Frederick Ongena
82 82 85 88 92 94 95 95 97 101 102 103
103 105 110
121
Hoofdstuk 1. Inleiding
123
Hoofdstuk 2. De complexe administratieve rechtshandeling
124
Hoofdstuk 3. Belang bij het aanvechten van een (voor)beslissing inzake overheidsopdrachten
132
A. B. C. D.
De beslissing tot (niet-)selectie Het bestek De beslissing tot aanduiding van een voorkeurbieder De beslissing tot stopzetting (en heraanbesteding)
Hoofdstuk 4. Belang bij het aanvechten van een (voor)beslissing in het ambtenarenrecht n.a.v. een benoeming, een bevordering of in het kader van een beëindiging van een betrekking bij evaluatie
133 137 142 144
147
vu
INHOUDSTAFEL
A. De beslissing tot benoeming § 1. Concrete omschrijving van de complexe rechtshandeling § 2. Voorbeslissing of voorbereidende beslissing? § 3. Toepassing van de arresten van 2 december 2005 B. Beëindiging van de betrekking of ontslag
148 148 149 154 160
Hoofdstuk 5. Conclusie
164
Het belang bij een administratief cassatieberoep Eric Brewaeys
167
Hoofdstuk 1. Inleiding
169
Hoofdstuk 2. De procedure voor het Hof van Cassatie
169
A. Algemeen B. Rechtsmiddelen C. Het Hof van Cassatie beoordeelt in de eerste plaats enkel het dictum D. Het belang bij een cassatiemiddel E. Niet-ontvankelijkheid F. Ontvankelijkheid in het licht van de partijenverhouding G. Doelloze of voorbijgestreefde middelen H. Betrokkenheid bij het rechtsgeding I. Bijzondere gevallen Hoofdstuk 3. De cassatieprocedure voor de Raad van State A. B. C. D. E. F.
Algemeen Het belang bij een beroep voor de Raad van State De toelaatbaarheidsprocedure De toelaatbaarheidsvereisten Partij bij de procedure voor het administratieve rechtscollege De rechtspraak van de Raad van State § 1. Actueel belang § 2. Het belang van de overheid § 3. Geoorloofd belang -fraus omnia corrumpit G. De rechtspraak van het Grondwettelijk Hof H. Het procedureel verlies aan belang
Het procesbelang voor administratieve rechtscolleges
169 170 170 171 173 174 174 176 177 178 178 178 179 181 182 182 182 184 185 185 '86 187
Geert Debersaques Hoofdstuk 1. Algemeen
189
Hoofdstuk 2. Het belang is een wezenskenmerk van een jurisdictioneel beroep
193
VIII
INHOUDSTAFEL
A. Geen vordering zonder belang B. Behalve ... voor bepaalde administratieve rechtscolleges waar de belangvereiste zich niet stelt Hoofdstuk 3. De invulling door de administratieve rechter van de belangvereiste A. Een autonome invulling § 1. Bij gebreke aan een (algemene) bestuursrechtelijke regeling vult de administratieve rechter de belangvereiste autonoom in a. Er bestaat geen algemeen geldende (aanvullende) gemeenrechtelijke regeling inzake het procesbelang voor de administratieve rechter (1) De belangvereiste voor een administratief rechtscollege kent geen generieke regeling (2) De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek zijn niet van toepassing op administratieve rechtscolleges (3) Kan als aanvullende bron een beroep gedaan worden op de principes inzake het belang uit de procedureregeling voor de Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak? b. De belangvereiste voor een administratief rechtscollege is casuïstisch geregeld c. Een autonome invulling die desgevallend ambtshalve wordt uitgeoefend § 2. Zijn er algemene vereisten aan het belang waaraan de rechter bij zijn autonome invulling kan toetsen? a. Algemeen kader b. Het persoonlijk karakter c. Het rechtstreeks karakter d. Het zeker karakter e. Het actueel karakter van het belang f. Het wettig of geoorloofd belang B. Een autonome invulling ... maar met grenzen § 1. Een eerste ondergrens: de invulling van de belangvereiste mag niet strijden met het gelijkheidsbeginsel § 2. Een tweede ondergrens: de invulling van de belangvereiste mag niet strijden met het internationale en/of recht van de Europese Unie a. De concrete invulling van het procesbelang mag niet conflicteren met het recht op toegang tot een rechterlijke instantie b. De belangvereiste mag niet strijden met bepalingen van directe werking
193 196
197 197
197
197 197
198
200 202 204 206 206 207 210 212 213 215 217 217
220
220 223
IX
INHOUDSTAFEL
C. Een autonome invulling ... onder toezicht van de (administratieve) cassatierechter
225
Hoofdstuk 4. Bij wege van conclusie
227
De belangvereiste in de rechtspleging voor het Grondwettelijk Hof Bart Martel
231
Hoofdstuk 1. Inleiding
233
Hoofdstuk 2. Algemeen
233
A. De rechtsgrond en de ratio constitutionis van de belangvereiste 233 B. De belangvereiste raakt de openbare orde 236 Hoofdstuk 3. De belangvereiste t.a.v. de verzoekende partij A. De belangvereiste t.a.v. een institutionele partij B. De belangvereiste t.a.v. een niet-institutionele partij § 1. Bestanddelen van het "eigen" belang a. Het ongunstig karakter b. Het persoonlijk karakter c. Het rechtstreeks karakter d. Het zeker karakter e. Het wettig karakter f. Het actueel karakter § 2. Het functioneel belang § 3. Het collectief belang a. Het collectief belang van een vzw b. Het collectief belang van een erkende beroepsvereniging § 4. Het belang bij de vordering tot schorsing Hoofdstuk 4. De belangvereiste t.a.v. de tussenkomende partij A. Tussenkomst in een beroep tot vernietiging § 1. Partijen die niet van een belang moeten doen blijken § 2. De belangvereiste in hoofde van de andere tussenkomende partijen B. Tussenkomst in een prejudiciële procedure § 1. Partijen die niet van een belang moeten doen blijken § 2. De belangvereiste in hoofde van de andere tussenkomende partijen
242 242 245 247 249 252 254 256 258 259 262 266 268 271 272 274 275 275 276 278 278 280
INHOUDSTAFEL
a. De (potentiële) partijen in de bodemprocedure? b. De partijen in een analoge procedure? c. De personen voor wie het antwoord van het Hof een rechtstreeks gevolg kan hebben
280 283 285
Hoofdstuk 5. Besluit
289
Het vereiste van een belang in de procedures voor het gerecht van de Europese Unie Katrien Veranneman
291
Hoofdstuk 1. Inleiding
293
Hoofdstuk 2. Bespreking
294
A. De bevoegdheden van het Gerecht in een notendop B. Wie moet een procesbelang aantonen? C. Het procesbelang vergeleken met bepaalde andere ontvankelijkheidsvoorwaarden van het beroep tot nietigverklaring D. De voornaamste kenmerken van het procesbelang E. Toepassing in enkele specifieke bevoegdheidsmateries F. Speelt het belang van de verzoeker een rol in andere procedures dan het beroep tot nietigverklaring? G. Het belangvereiste en rechtsmiddelen H. Het belang van tussenkomende partijen Hoofdstuk 3. Conclusie
294 295 297 302 313 320 323 325 328
XI