Actieve ouderen in Zeeland nu en in de toekomst
Sociale Staat van Zeeland Themarapport
Themarapport Sociale Staat van Zeeland Actieve ouderen in Zeeland nu en in de toekomst
Middelburg, januari 2012
Sociale Staat van Zeeland
Colofon © Scoop 2012 Samenstelling Ankie Smit Nico Out Trees Van Gennip Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling Achter de Houttuinen 8 Postbus 407 Middelburg Telefoon (0118) 682500 Telefax (0118) 635311 www.scoopzld.nl
[email protected] Foto Flickr.com Lay-out Scoop Ontwerp men@work Scoop Drukwerk Scoop Deze uitgave is tot stand gekomen in opdracht van de Provincie Zeeland. De Provincie Zeeland streeft naar een goede sociale en culturele infrastructuur in Zeeland, in samenwerking met anderen. Als sociaal-cultureel kennis- en ontwikkelingsinstituut ondersteunt Scoop de Provincie bij haar taken in het sociaal-cultureel beleid.
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Inhoudsopgave Inleiding.........................................................................7 Probleemstelling.........................................................7 Onderzoeksvragen.....................................................7 Achtergronden...........................................................8 1.
Senioren nu...........................................................11 Veiligheid.................................................................11 Gezondheid.............................................................13 Mobiliteit.................................................................16 Wonen.....................................................................17 Leren & zingeving....................................................19 Werken....................................................................21 Zorgen.....................................................................22 Vrije tijd...................................................................23 Leefbaarheid............................................................25
2.
Bril naar de toekomst...........................................27 Veiligheid.................................................................28 Gezondheid.............................................................29 Mobiliteit.................................................................30 Wonen.....................................................................31 Leren........................................................................32 Werken....................................................................33 Zorgen.....................................................................34 Vrije tijd...................................................................35 Leefbaarheid............................................................36
Literatuur.....................................................................37 Bijlage Bijlage 1: Samenstelling klankbordgroep........................41
Sociale Staat van Zeeland
6
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Inleiding De geboortegolf na de 2e wereldoorlog leidt tot een verder toenemende vergrijzing in Nederland. Uit demografische prognoses komt naar voren dat het aantal mensen in de leeftijd van 60-80 jaar, ook wel de fase van actieve ouderdom genoemd, flink gaat toenemen de komende twintig jaar. In Zeeland neemt de omvang van deze leeftijdscategorie toe van circa 77.000 in 2009 naar circa 100.000 in 2030 (provinciale bevolkingsprognose Zeeland, 2009)1. Deze toename biedt kansen en mogelijkheden. Het gaat immers om een relatief kapitaalkrachtige generatie met veel vrije tijd of aanvullend arbeidspotentieel. Er zijn echter ook bedreigingen, bijvoorbeeld in stijgende zorgvraag en toename van eenzaamheid. De Provincie Zeeland heeft behoefte aan een beeld van deze categorie ouderen in de nabije toekomst, zodat in het beleid van de Provincie Zeeland rekening gehouden kan worden met opgaven en kansen die deze ontwikkeling biedt. Figuur 1: Verwachte ontwikkeling 60 tot 80 jarigen in
vijfjaarsklassen 120.000
100.000
80.000
Hoe ziet de leefwereld van de 60-80 jarigen van de toekomst er naar verwachting uit?
Onderzoeksvragen 1. Hoe ziet de leefwereld van de huidige senioren eruit? 2. Op welke indicatoren zullen naar verwachting de nieuwe senioren afwijken van de huidige actieve ouderen? 3. Op welke wijze werkt dit door naar de toekomstige leefwereld. De probleemstelling spreekt over de leefwereld. Daarmee ligt de focus van dit rapport niet op kwetsbaarheid, maar op de brede leefsituatie van de relatief jonge ouderen in de leeftijd van 60-80 jaar. Het rapport behelst een cijfermatige beschrijving van de huidige senioren in relatie tot een net wat jongere categorie ‘bijna ouderen’ op basis van het grote bevolkingsonderzoek Sociale Staat van Zeeland 2009. Per thema wordt een typering opgebouwd vanuit een beperkt aantal indicatoren. De verschillende leefsituaties worden ingekleurd aan de hand van citaten uit interviews. De interviews zijn integraal opgenomen in een aparte publicatie (Verburg & Van Gorsel, 2012). Het tweede deel van dit rapport is een ‘bril naar de toekomst’. Hierin wordt per thema aan de hand van een model, een toekomstbeeld geschetst met als focuspunt het jaar 2030.
60.000
40.000
20.000
0 2009
Probleemstelling
2012
2015
2018
2021
60-64
2024
65-69
2027 70-74
2030
2033
2036
2039
75-79
Bron: Provinciale bevolkingsprognose Zeeland, 2009
1. Overigens gaat de categorie tachtigplussers procentueel harder groeien. In aantallen gaat het naar verwachting van 19.000 tachtigplussers in 2009 naar 32.000 in 2030. Deze categorie valt buiten dit onderzoek.
7
Sociale Staat van Zeeland
Dit rapport is het vierde themarapport in de serie verdiepingsrapporten van de Sociale Staat van Zeeland (Smit e.a., 2009). Eerder verschenen themarapporten leefbaarheid (Van der Wouw, 2011), mantelzorg (Smit en Bakker, 2011) en cultuurparticipatie (Somers, 2012).
Achtergronden Ouder worden is niet meer wat het geweest is. Meer mensen worden ouder dan ooit tevoren, meer ouderen worden heel oud. De afgelopen eeuw is de levensverwachting in de westerse landen gestegen met 25 jaar. Dat is een even grote winst in levensverwachting als die werd geboekt tijdens de voorgaande vijfduizend jaar. Voor de eenentwintigste eeuw wordt een minstens zo spectaculaire sprong vooruit verwacht (TNO, 2011). Ouder worden Van de geboortegeneratie 1851-1855 haalde maar 35% de 65 jaar. Van de geboortegeneratie 1921-1925 haalde al 70% de 65-jarige leeftijd. De gemiddelde levensverwachting van mannen in ons land is nu 75,5 jaar, die van vrouwen 80,6 jaar, maar het CBS verwacht dat beide in de komende jaren nog zal stijgen (CBS, 2005). Niet alleen de gemiddelde levensverwachting, ook de levenskwaliteit is aanzienlijk toegenomen. Er ontstaat een geheel nieuwe levensfase, en dat voor meer mensen dan ooit tevoren. Tussen het werkende leven en de fase van behoeftigheid is een tweede puberteit ontstaan van actieve ouderdom (VWS, 2005). Voor de nieuwe ouderen geldt dat de directe zorg voor kinderen achter hen ligt, en vóór hen een redelijk gezonde toekomst, die nog maar gedeeltelijk door betaalde beroepsarbeid gevuld wordt. Traditionele voorstellingen over levensloop en ouderdom worden op hun kop gezet. Waardepatroon De nieuwe ouderen komen niet alleen in grote aantallen, maar nemen ook hun eigen waardepatroon mee. Een onderzoek van Motivaction (Lelij e.a., 2004) onder senioren bracht aan het licht dat het percentage ‘traditionele burgerij’, een omvangrijk segment van behoudend ingestelde senioren, de komende jaren ingrijpend zal afnemen. Het waardepatroon van de traditionele burgerij - focus op gezinsleven, discipline, christelijk, hard werken, huiselijkheid, sociaal betrokken, traditionele rolverdeling - is op zijn retour. Er komen daarentegen meer vernieuwingsgezinde, mondige ouderen met een gedifferentieerde leefstijl. Zij onderscheiden zich door een veel meer individualistisch georiënteerd waardepatroon, waarbij de traditionele rol van familie veelal wordt overgenomen door vriendenkringen en andere sociale netwerken. De generatie van de babyboomers gaat die van de traditionele burgerij aflossen.
8
De socioloog Becker gaat ervan uit dat de generatie waartoe iemand behoort in sterke mate bepalend is voor de waarden die men erop nahoudt en de wijze waarop men in het leven staat. In termen van generatiesocioloog Becker is de huidige generatie actieve ouderen te typeren als een combinatie van ‘stille generatie’ (geboren tussen 1930 en 1945) en ‘protestgeneratie’ (geboren tussen 1946 en 1954). De toekomstige generatie actieve ouderen is te typeren als een combinatie van ‘protestgeneratie’ en een nieuwere generatie (ook wel ‘generatie x’ genoemd). De generatiegebondenheid van waarden impliceert dat behoeften van ouderen in de toekomst kwalitatief anders van aard zullen zijn dan nu. Ook qua gedrag in hobby’s’, vrije tijd, maatschappelijke betrokkenheid, wonen, gezondheid, mobiliteit, financiële dienstverlening en (nieuwe) technologie wijkt deze protestgeneratie af van de voorgaande (Van der Lelij e.a., 2004). Sommige onderzoekers wijzen erop dat de toenemende individualisering in het waarden- en normenpatroon sinds de jaren zeventig niet aan één generatie is gebonden. Autonomie, zelfbewustheid, assertiviteit, flexibiliteit, pragmatisme, accent op keuzevrijheid en eigen verantwoordelijkheid (Liefbroer & Dykstra, 2000) is meer periodespecifiek dan generatiespecifiek. Mensen verzelfstandigen zich niet alleen feitelijk ten opzichte van elkaar, maar ook moreel. Dat betekent, aldus Paul Schnabel, “dat mensen op steeds meer terreinen van het leven keuzes kunnen maken die relatief los staan van de keuzes van andere mensen, zelfs van wie hun het meest nabij is, maar ook relatief los van eerdere of elders gemaakte eigen keuzes” (Schnabel, 2004). Levensfasen We worden niet alleen anders oud, maar - gemiddeld - ook ouder. De combinatie van individualisering met de toename in levensverwachting vereist een radicaal nieuwe visie. In het rapport Verkenning Levensloop (VWS, 2002) worden in plaats van drie levensfasen (jeugd, volwassen, bejaard) nu vijf levensfasen onderscheiden: vroege jeugd, jongvolwassenheid, consolidatie en spitsuur, actieve ouderdom, intensieve verzorging. Deze indeling is ook in Sociale Staat van Zeeland gehanteerd (Smit, 2009). De fase van actieve ouderdom is een novum in de geschiedenis van de mens. Jongere ouderen zijn relatief gezond en voelen zich wel. Ze kwakkelen nauwelijks en worden steeds minder door chronische ziekte geplaagd. Dit novum vraagt om een herziening van het gehele levensloopbeeld. (Laslett, 1989). Deze levensfase is volgens Laslett bij uitstek de periode voor zelfrealisatie en persoonlijke vervulling. “Wie deze fase alleen als een tweede jeugd beschrijft, maakt echter van die levensfase een mythische idylle, zonder steun in de feiten.” Verlieservaringen horen erbij, ook als je de touwtjes nog stevig in handen hebt.
Het mogelijk verlies aan gezondheid en toegenomen kans op dementie maken het leven van hen die de allerlaatste levensfase bereiken bijzonder kwetsbaar. Het zal een belangrijke maatschappelijke opgave voor de komende decennia worden om ook daarvoor de hoge standaard van menselijke waardigheid te waarborgen, die we voor de daaraan voorafgaande levensfasen hanteren. Ouder worden De bejaarde mag eenvoudig niet meer bestaan. De ontkenning van de leeftijd lijkt te zijn ingegeven door een afkeer van de ouderdom. Toch is oud worden een maatschappelijk, lichamelijk en geestelijke realiteit en een leer- en groeiproces. De Lange (2007) onderscheidt vijf dimensies voor het goed oud worden: 1. vervulling van de natuurlijke behoefte (onder andere eten, onderdak, gezondheid), 2. gewaardeerd lid van de gemeenschap, 3. zelfrespect ontlenen aan de gemaakte keuzes (in relatie tot het eigen morele kader), 4. betekenis geven (deel van iets groters voelen), 5. in evenwicht brengen van bovenstaande vier dimensies gegeven de (veranderende) omstandigheden. Goed oud worden betekent niet dat het mensen op leeftijd op alle dimensies even ‘goed’ gaat. Men kan kerngezond en eenzaam zijn, vrij en ziekelijk, gewaardeerd worden en toch het leven als zinloos ervaren. Het kan wel zo zijn dat bijvoorbeeld het zich gewaardeerd en geliefd weten de scheve balans van een tekort aan gezondheid weer recht kan trekken. Zelfsturing Wie goed oud wil worden is gebaat bij zelfsturing. De individuele levensloop vereist steeds meer persoonlijke stuurmanskunst. Er ligt geen blauwdruk. Er is sprake van keuzebiografie, in plaats van een biografie die in grote lijnen voorbestemd is. Het is geen kwestie meer van je weg weten, maar je weg (kunnen) vinden. Mensen zoeken daarbij naar de herkenning en erkenning in hun omgeving: daarmee komen we op de term ‘communicatieve zelfsturing’. Keuzes maken samen met anderen, sturing geven aan je leven in interactie met je omgeving (Cornelis, 1998; Van Gennip, 2009).
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Handvat Op basis van kwalitatief onderzoek (Klercq, Van Gennip e.a., 2000)2 is een typologie ontwikkeld, die iets zegt over zelfsturing en hoe mensen in het leven staan. -- De managers van het eigen bestaan Een groep die zich eigenlijk niet tot de ouderen rekent; ze staan volop in de samenleving en zijn actief en vitaal; ze hebben een eigen mening, zijn assertief en mondig, willen een eigen inbreng hebben en houden. Het zijn echte consumenten die waar voor hun geld willen. Kwaliteit staat voorop; ze willen best iets nieuws proberen. Hen valt het moeilijk hulp te vragen. -- De flexibelen Een groep die meestal ook vitaal en actief is, maar zichzelf wel tot de ouderen rekent. Die zichzelf wel kan redden, maar tegelijk moeite heeft met het verlies van duidelijke kaders, normen en waarden. Die zich soms zorgen maakt om de toekomst en blij is als ze zich ingedekt weten tegen bepaalde risico’s. Beschikbaarheid en bereikbaarheid van voorzieningen, voor als men hulp nodig heeft, worden als belangrijk gezien. Tegelijkertijd is men ook zelf bereid om anderen te helpen, als dat gaat. Flexibel in de zin van dat ze graag met de tijd mee willen blijven gaan, mee willen blijven tellen, al lopen ze niet voorop met allerlei nieuwe dingen. -- De bezorgden Een groep die zich zorgen maakt om de eigen gezondheid of ook daadwerkelijk zorgbehoeftig is. Ze kunnen niet alles (meer) en zijn vaker afhankelijk van anderen. Vaak zijn ze niet (meer) in staat om de gezondheidsproblemen te compenseren op andere levensterreinen. Toenemende afhankelijkheid dreigt hun leven te gaan beheersen. Samenvattend Meer mensen worden ouder dan ooit tevoren en zijn voor keuzes en ontwikkeling meer aangewezen op hun eigen kompas dan op standaardpatronen. Dit leidt tot een diversiteit aan leefstijlen en (maatschappelijke) uitdagingen. In dit rapport proberen we per thema beelden helder te krijgen van de oudere van nu en van de toekomst. De mate waarin mensen zelfsturend, dan wel flexibel of bezorgd zijn, is daarbij een handvat.
Bedrijven en organisaties zijn nog ingericht op het oude systeem van drie levensfasen (jeugd, volwassen, bejaard) en de standaard biografie. Zij zijn nog onvoldoende ingesteld op het nieuwe systeem van communicatieve zelfsturing. De ouder wordende mens identificeert zich niet meer met zijn of haar baan of rol. Oud-zijn was in het oude systeem ‘met pensioen gegaan’. De oudere stelt zich dan voor als ‘ik ben wie ik was.’ De nieuwe oudere stelt zich voor als ‘ik ben die ik graag wil zijn’. 2. In het kader van het project toekomstverkenning IIsselmonde
9
Sociale Staat van Zeeland
10
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
1. Senioren nu Veiligheid In een veilige omgeving kun je investeren, een bestaan opbouwen en activiteiten ondernemen. Veiligheid sterkt het zelfvertrouwen, het vertrouwen in de ander en in de toekomst. Veiligheid is net als gezondheid en mobiliteit een randvoorwaarde voor optimale participatie en ontwikkeling. Uit interview Nienke (60) “Er komen steeds meer achterstandsgezinnen. Dat vind ik wel jammer, maar zolang het veilig blijft is het geen probleem.” Sociale veiligheid In 2007 heeft Scoop een instrument ontwikkeld op basis van Amerikaans onderzoek (Samson), dat zicht biedt op sociale veiligheid (Van Kooten en Van Gorsel, 2007). Door de antwoorden op twaalf stellingen te combineren wordt een score berekend die aangeeft hoe veilig men zich voelt. Het gaat om vragen3 als ‘hoe vaak komt het voor dat u omloopt of omrijdt om onveilige plekken te vermijden?’ of ‘hoe vaak komt het voor dat u zich zorgen maakt over criminaliteit in Nederland?’. In het onderzoek “Sociale Staat van Zeeland”, uitgevoerd in 2009 is deze vragenset ook opgenomen.
Uit de analyse blijkt dat de vijftigers zich wat veiliger voelen dan de zestigers en dat de zeventigers zich nog wat onveiliger voelen. Dit blijkt op vrijwel alle onderdelen het geval (zie tabel 2). Over hun eigen financiële positie zijn zeventigers positiever, maken zij zich minder zorgen dan de jongere cohorten (53% nooit ten opzichte van 38% bij de vijftigers). Overigens blijkt uit het onderzoek dat mensen die sterke belemmeringen ervaren (als gevolg van aandoening of handicap) de sociale veiligheid lager waarderen dan mensen die lichte of geen belemmeringen ervaren. Vertrouwen in de buurt Aan de hand van een tiental stellingen5 is in beeld gebracht hoe mensen de ‘collectieve redzaamheid’ ervaren. Voorbeelden van stellingen zijn: “De mensen in onze wijk/kern zouden anderen aanspreken op overlast”; “De mensen zouden niet ingrijpen als ze getuige zijn van vandalisme”. Het gaat vooral om vertrouwen in de buurt. Uit de vergelijking van de cohorten blijkt dat het geloof in collectieve redzaamheid wat afneemt naarmate men ouder wordt (zie tabel 3). Aan de hand van een van de stellingen is ook te zien dat de zeventigers wat minder fiducie hebben in ingrijpen door de buurt dan de vijftigers en zestigers (zie tabel 4).
Tabel 14: Beleving sociale veiligheid (totaal score)
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
zeer laag
0%
0%
0%
laag
19%
25%
30%
middelmatig
73%
71%
65%
hoog
7%
5%
5%
zeer hoog
0%
0%
0%
3. Vraag 47 Sociale Staat van Zeeland, 2009 4. Significante verschillen- verschillen die statistisch gezien met grote waarschijnlijkheid, p <.05, niet op toeval berusten - zijn gemarkeerd met kleurtjes. Gekleurde vakjes wijken af van de andere vakjes in de rij. Verschil in kleurgradatie wijst ook op een verschil.. De kleur geel betekent vaker voorkomend onder de jongere senioren, de kleur blauw op vaker onder de oudere senioren. Vijftigers zijn respondenten van 51 tot en met 60 jaar oud; zestigers van 61 tot en met 70 jaar; zeventigers van 71 tot en met 80 jaar. 5. Vraag 45 Sociale Staat van Zeeland, 2009
11
Sociale Staat van Zeeland
Tabel 2: Beleving sociale veiligheid (stellingen, % vaak)
Hoe vaak komt het voor dat u…:
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
’s avonds of ’s nachts niet open doet, omdat u het niet veilig vindt?
6%
8%
12%
omloopt of omrijdt om onveilige plekken te vermijden?
3%
3%
7%
uw kind(eren) niet toestaat ergens naartoe te gaan omdat u het niet veilig vindt?
3%
2%
3%
zich onveilig voelt als u ’s avonds over straat loopt?
3%
3%
8%
zich op uw gemak voelt als u ’s avonds alleen thuis bent?
78%
71%
65%
zich overdag niet veilig voelt?
2%
4%
5%
zich zorgen maakt over uw financiële situatie?
6%
4%
5%
zich zorgen maakt over de veiligheid in de wereld?
19%
26%
36%
zich zorgen maakt over de toekomst van Nederland?
17%
24%
28%
zich zorgen maakt over de criminaliteit in Nederland?
33%
47%
55%
zich zorgen maakt over de onderlinge verdraagzaamheid van mensen?
38%
45%
45%
zich zorgen maakt over de dreiging van het water in Zeeland?
4%
4%
7%
Tabel 3: Beleving collectieve redzaamheid (totaal score)
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
geen/minimale zelfredzaamheid
1%
0%
0%
weinig zelfredzaamheid
7%
7%
6%
middelmatige zelfredzaamheid
67%
74%
79%
sterke zelfredzaamheid
25%
18%
14%
zeer sterke/maximale zelfredzaamheid
0%
0%
0%
Tabel 4: De mensen in onze kern/wijk.... zouden niet
ingrijpen als ze getuige zijn van vandalisme
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
zeer oneens
3%
2%
3%
oneens
45%
40%
34%
neutraal
36%
40%
43%
Eens
15%
17%
19%
zeer eens
1%
1%
1%
Gebeurtenissen In het onderzoek van de Sociale Staat van Zeeland is gevraagd in hoeverre Zeeuwen in het voorgaande jaar slachtoffer zijn geweest van crimineel of overlastgevend gedrag. Uit de vergelijking tussen vijftigers, zestigers, en zeventigers blijkt dat de oudste categorie wat minder vaak iets naars is overkomen dan de jongste categorie (79% en 72%). Hardrijders, gevolgd door parkeeroverlast en vernieling worden het meest genoemd in alle drie de leeftijdscohorten, waarbij er nagenoeg geen verschil is tussen de leeftijden. Uit interview Piet (60) “Sommigen vinden het hier te stil, maar wij zijn niet bang voor een inbreker of zo. We hebben onze honden en een alarminstallatie.”
12
Er is een flink aantal vormen van overlast of crimineel gedrag waar de vijftigers wat meer last van hebben dan de zeventigers. Het gaat dan om burenoverlast, verkeersagressie, parkeeroverlast, bedreiging, jongerenoverlast en dronken mensen op straat. Beroving op straat komt gelukkig maar heel weinig voor, maar het blijkt dat juist zeventigers vaker slachtoffer (0,9%) zijn dan vijftigers (0,1%). Uit interview Peter (54) “Ik zou me zorgen maken over de veiligheid van de opgeslagen gegevens en de privacy. Ik ben er niet zeker van of de zaken die je in de computer opslaat niet later tegen je gebruikt zullen worden.” Economische veiligheid Inkomenszekerheid biedt mensen economische veiligheid. In principe is via sociale wetgeving een basisinkomen beschikbaar voor mensen die niet of niet meer werken. Kijken we naar het huidige netto-inkomen dan is het inkomen van vijftigers gemiddeld hoger dan van zeventigers (zie tabel 5). Van de zeventigers heeft één derde een inkomen tot 1350 euro. Hierbij moeten we wel bedenken dat het bij de zeventigers vaker dan in de andere leeftijdscategorieën gaat om eenpersoonshuishoudens.
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Tabel 5: Netto-inkomen huishouden
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
€1.000 of minder
5,9%
7,7%
13,9%
€1.001 t/m €1.350
7,5%
14,6%
20,6%
€1.351 t/m €1.750
17,4%
23,1%
22,7%
€1.751 t/m €3.050
43,9%
40,1%
33,3%
€3.051 of meer
25,4%
14,5%
9,4%
Het inkomen van de huidige vijftigers gaat naar verwachting omlaag zodra zij stoppen met werken. Zo is bijvoorbeeld het pensioen gebaseerd op het gemiddelde inkomen en niet (zoals voorheen) op het laatst verdiende inkomen en heeft ook niet iedereen een volledige pensioenopbouw. Of het huis de spaarpot voor de toekomstige senioren is, zoals in één van de interviews naar voren werd gebracht, zal moeten blijken. Daarnaast zal het percentage alleenstaanden toenemen onder de toekomstige senioren (wat het gemiddelde huishoudinkomen drukt), doordat de jongere generatie vaker met scheiding te maken heeft gehad dan de oudere generaties. Hoe de verwachte inkomenspositie van de vrouwelijke senioren zal gaan uitpakken vereist nader onderzoek. Zij hebben immers vaker geen volledig pensioen opgebouwd en hebben gemiddeld een lager salaris dan mannen. Toekomst -- De toekomstige senioren zijn wat positiever over de veiligheid -- De toekomstige senioren hebben wat meer vertrouwen in de buurt (collectieve redzaamheid). -- De financiële positie van de toekomstige senioren is naar verwachting over het algemeen niet beter dan van de huidige senioren. Met andere woorden: wij verwachten dat de economische veiligheid niet toeneemt. In het beleid werd over het geheel genomen rekening gehouden met een betere financiële positie van de toekomstige senioren, met name omdat sprake is van tweeverdieners en meerwaarde op de eigen woning. Mede gezien de recente berichten over de dekkingsgraad van pensioenfondsen, is de inkomenspositie van toekomstige senioren onzekerder geworden. Economische ontwikkelingen en beleidsontwikkelingen zorgen er voor dat de financiële ruimte naar verwachting kleiner wordt. (Men moet ook meer zelf betalen). -- De toekomstige financiële positie van (alleenstaande) vrouwelijke senioren verdient nader onderzoek. Zij hebben vaak geen volledig pensioen opgebouwd.
Gezondheid Een goede gezondheid is belangrijk voor mensen. Gezondheid is ook een van de randvoorwaarden voor participatie. Daarnaast is het voor overheden van belang dat mensen in goede lichamelijke en geestelijke gezondheid verkeren met het oog op ziektekosten, arbeidspotentieel, overlast etc. Leefstijl is de laatste jaren steeds prominenter naar voren gekomen als factor die van invloed is op gezondheid. Zo lang mogelijk gezond blijven dat is de uitdaging. Uit interview “Voor hun gezondheid doen Henk en Corrie zelf wat ze kunnen om die stabiel te houden. “Niks extreem, maar ook niks te weinig”, zegt Henk. “We letten op kwaliteit van eten en drinken, en luisteren naar ons lichaam. Zo nodig nemen we zelf eenvoudige maatregelen. Onze huisarts kent ons bij wijze van spreken niet eens. We zorgen ook voor de nodige beweging. We wandelen dagelijks zeker een uur. Het liefst in het bos.”
13
Sociale Staat van Zeeland
Tabel 6: Ervaren gezondheid en belemmering
Hoe is over het algemeen uw gezondheid?
Vijftigers
Zestigers
zeer goed
17%
12%
7%
goed
63%
62%
52%
gaat wel
16%
22%
36%
Slecht
3%
4%
5%
zeer slecht
0%
0%
1%
5%
5%
11%
15%
19%
25%
81%
75%
64%
In welke mate wordt u belemmerd bij het uitvoeren van sterk belemmerd dagelijkse bezigheden thuis (door langdurige ziekte, licht belemmerd aandoening of handicap)? niet belemmerd
Zoals verwacht wordt naarmate men ouder wordt, de gezondheid vaker als slecht ervaren (zie tabel 6). Toch ervaart ruim de helft van de zeventigers de gezondheid als goed of zeer goed. Ook is er vaker sprake van belemmeringen door langdurige ziekte, aandoening of handicaps onder de oudere senioren. Van de zeventigers ervaart één op de tien sterke belemmering bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden; bij de vijftigers en zestigers is dat één op de twintig. In tabel 7 is te zien dat alle activiteiten steeds moeilijker gaan naar mate men ouder wordt. Opvallend is het grote aandeel zeventigers dat veel moeite heeft met langere tijd zitten of staan. Naast 14% senioren die veel moeite hebben met langere tijd zitten of staan heeft namelijk ook nog eens een derde (36%) daar soms moeite mee. Slechts de helft van de zeventigers (en tweederde van de zestigers) heeft geen moeite met langere tijd zitten of staan. Ook lopen, traplopen en buitenshuis verplaatsen is lastig voor veel ouderen. Dit leidt ook tot moeite bij huishoudelijke activiteiten. Uit interview Rosa (68) “Ik heb een hele slechte rug. Daarom helpt mijn man me met stofzuigen en dweilen. Verder ga ik nog regelmatig naar Brussel voor medische controles. Daar hoef je in België allemaal niet zo lang op te wachten als in Nederland. “
Zeventigers
Norm gezond bewegen Er is geen verschil tussen de cohorten als het gaat om het halen van de nationale norm gezond bewegen (7 dagen per week een half uur per dag lichamelijk inspannend bewegen). Iets meer dan een derde van de 50-80 jarigen haalt deze norm. Wel is het zo dat de zeventigers vooral bewegen door in en om het huis lichamelijk actief bezig te zijn. De vijftigers en zestigers hebben nog lichamelijke activiteiten op het werk en fietsen of lopen vaker voor woon-werkverkeer. Bovendien sporten zij meer, zowel in verenigingsverband als daarbuiten. Alcohol, roken en overgewicht In 2010 heeft de GGD-Zeeland onderzoek naar de gezondheid van ouderen gedaan. De GGD-Zeeland hanteert een indeling van 65+ en 75+ voor de presentatie van de uitkomsten. Uit het onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de 65- plussers te maken heeft met overgewicht (58%). Ook blijkt dat 10% van de mannen en 6% van de vrouwen overmatig drinken (mannen meer dan 21 en vrouwen meer dan 14 glazen per week). Overigens ligt het overmatig drinken duidelijk hoger bij de jongere ouderen (65-74 jaar) dan bij de oudere ouderen (75+). Het percentage dat nooit alcohol gedronken heeft is ook flink lager onder de jongere ouderen ten opzichte van oudere ouderen (11% versus 21%). Het rookgedrag lijkt af te nemen bij de mannen: in 2007 rookte 18% van de mannelijke 65-plussers; in 2010 is dat nog 14 procent. Bij de vrouwen is het percentage rokers gelijk gebleven (8%).
Tabel 7: In hoeverre hebben senioren moeite met...
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers 3%
Zien (met bril/lenzen)
veel moeite
1%
1%
Horen (met gehoorapparaat)
veel moeite
1%
2%
5%
Lopen, traplopen of zich buitenshuis verplaatsen
veel moeite
4%
6%
12%
Langere tijd zitten of langere tijd staan
veel moeite
6%
7%
14%
Persoonlijke verzorging zoals aan/uitkleden, wassen/douchen
veel moeite
1%
1%
3%
Huishoudelijke activiteiten zoals boodschappen doen, stofzuigen
veel moeite
4%
4%
11%
14
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Dementie In figuur 2 is het aantal senioren met dementie per 1.000 senioren in de betreffende leeftijd6 in Nederland weergegeven uitgesplitst naar geslacht. Te zien is onder meer dat dementie wat vaker voorkomt bij vrouwen dan bij mannen in dezelfde leeftijd. Ook is te zien dat dementie vaker voorkomt naarmate men ouder is: voor vrouwen van 2‰ (van de 60-65 jarigen) naar 22‰ (van de 75-79 jarigen) en bij de mannen van 1‰ naar 16‰. Wanneer we dit grof doorrekenen naar de toekomst, dan geldt dat het aantal mensen met dementie in de leeftijd van 60 tot 80 jaar in Zeeland gaat toenemen van circa 500 in 2009 naar 750 in 20307. Figuur 2: Prevalentie van dementie onder 60-80 jarigen in
vijfjaarsklassen naar geslacht
Eenzaamheid Uit de Sociale Staat van Zeeland blijkt dat in de fase van actieve ouderdom (60-80 jarigen) gevoelens van eenzaamheid ongeveer evenveel voorkomen als in jongere levensfases. In de fase van intensieve verzorging (80+) ligt het duidelijk veel hoger. Vrouwen geven in alle levensfases wat vaker aan last te hebben van eenzaamheid. Bij het vergelijken van de vijftigers, zestigers en zeventigers blijkt het percentage dat zich eenzaam voelt gedurende de fase van actieve ouderdom te stijgen. De zeventigers voelen zich vaker eenzaam dan de zestigers en vijftigers. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. In alle drie de cohorten komt eenzaamheid onder vrouwen veel vaker voor (zie tabel 8).
50
Per 1.000 senioren
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 60-64
65-69
70-74
75-79
leeftijd in vijf jaarsklassen mannen
vrouwen
Bron: RIVM\nationaal kompas volksgezondheid
(www.nationaalkompas.nl)
De zorg voor mensen met dementie speelt zich voornamelijk thuis af. Ruim 65% van hen woont thuis. Naarmate de dementie vordert, kan hulp bij persoonlijke verzorging, toiletgang en eten, tot 24-uurszorg of bewaking nodig zijn. Bij 23% is incidenteel zorg nodig of om de paar dagen. In een later stadium van de ziekte dementie neemt de zorgbehoefte van een patiënt meestal toe. De ondersteuning en/ of begeleiding en verzorging van de patiënt kan dan vaak niet meer alleen door de mantelzorger worden gedaan. 18% van het totaal aantal patiënten met dementie is opgenomen in een verpleeghuis en 17% in een verzorgingshuis (RIVM\www.nationaalkompas.nl)8.
Toekomst Uit de cijfers blijkt dat flink wat 65- plussers te maken hebben met overgewicht en dat maar een beperkt deel (net als de jongere Zeeuwen) de norm gezond bewegen haalt. Eenzaamheid neemt flink toe, met name onder vrouwen tussen de 71 en 80 jaar. Naar verwachting stijgt de levensverwachting voor de komende cohorten en daarmee de kans dat vrouwen hun partner nog niet verliezen. Naar verwachting zal daarmee het voorkomen van eenzaamheid onder 60-80 jarigen wat gedempt worden. Anderzijds is er sprake van meer alleenstaanden door echtscheiding. Vooralsnog gaan we ervan uit dat eenzaamheid onder de toekomstige senioren in gelijke mate voorkomt als onder de huidige generatie senioren. In absolute aantallen betekent dat dus een flinke stijging van het aantal mensen dat met eenzaamheid te kampen heeft. Door de toename van het aantal 60-80 jarigen zal het aantal mensen met fysieke en psychogeriatrische belemmeringen toenemen. Wellicht zal de leeftijd waarop chronische aandoeningen op gaan spelen nog wat verder opschuiven qua leeftijd, maar dit zal slechts beperkt doorwerken op de totale toename. De samenleving en de ruimtelijke omgeving moeten ingericht worden op dit toenemend aantal mensen dat moeite heeft met vooral langere tijd staan, zitten, lopen en daarmee ook dagelijkse huishoudelijke activiteiten en op een toenemend aantal mensen met dementie.
Tabel 8: Gevoelens van eenzaamheid naar geslacht
Vrouwen
Mannen
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
(bijna) nooit
80%
78%
65%
soms
18%
21%
32%
(bijna) altijd
2%
0%
3%
(bijna) nooit
87%
87%
80%
soms
12%
12%
18%
(bijna) altijd
1%
1%
2%
6. Puntprevalentie per 1 januari 2007 (CBS Statline) 7. Een schatting voor tachtigplussers in Zeeland laat een toename zien van het circa 1.000 mensen van 80 jaar of ouder met dementie in 2009 naar 1.600 in 2030 8. De informatie in deze paragraaf komt van het RIVM\nationaal kompas volksgezondheid. De oorspronkelijke bronnen zijn uit 2005 en 2002. Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar.
15
Sociale Staat van Zeeland
Uit interview Wim (67). Sport heeft nog steeds zijn belangstelling. Hij volgt zeker het wielrennen op tv, maar als het een beetje kan is hij zelf ook actief. Vorig jaar heeft hij de kustmarathon nog uitgelopen. “Het stuk over het strand tussen Vrouwenpolder en Oostkapelle was heel zwaar. Maar toen ik bij de finish in Zoutelande kwam, hoorde ik roepen: ‘Opa, Opa!’ Mijn kleindochter met haar moeder stonden met bloemen aan de finish. Daar zou je het toch alleen al voor doen?”
Mobiliteit
Overigens is er een flink verschil naar geslacht, vooral bij de zeventigers. Vrijwel alle mannen in die leeftijd hebben een geldig rijbewijs. Bij de dames in die leeftijd is dat duidelijk lager: iets meer dan de helft (60%) heeft een geldig rijbewijs. Bij de jongere leeftijdscategorieën is het verschil tussen mannen en vrouwen veel kleiner: van de vijftigers heeft 90% van de vrouwen een rijbewijs ten opzichte van 97% van de mannen. Het bezit van een geldig rijbewijs ligt ook bij de mannelijke zeventigers iets lager in vergelijking met de mannelijke vijftigers (92% versus 97%). In de toekomst zullen meer mensen in deze leeftijdscategorie een geldig rijbewijs hebben dan nu. De vrouwen hebben immers een inhaalslag gemaakt.
Mobiliteit is een randvoorwaarde om deel te nemen aan de samenleving en gebruik te maken van voorzieningen. Het werk is vaak niet in de directe woonomgeving, maar ook school, winkel, medische en andere voorzieningen zijn in Zeeland vaak niet om de hoek. In Zeeland zijn het de afstanden (en niet de verkeerscongestie) en de ontsluiting met openbaar vervoer die aandacht vragen. Dit hoofdstuk beschrijft de mobiliteitskeuzes en mogelijkheden van mensen in de fase van actieve ouderdom (60-80 jaar).
Voor vrijwel alle activiteiten (werk/studie, sport, bezoek, winkelen) en alle leeftijdscategorieën geldt overigens dat mannen vaker de auto pakken dan vrouwen. Zij zitten dan ook vaker dagelijks in de auto.
Uit interview Nellie (70): “Pas ben ik nog een midweek weggeweest voor een workshop met quilten. Ik heb deze leuke theemuts gemaakt, maar het was vooral gezellig samen. Ik kan dan meerijden met vrouwen die ik hier ken van het quilten. Anders zou ik er niet kunnen komen.”
Fietsen De zestigers en zeventigers fietsen vaker dagelijks dan de vijftigers. Niet fietsen komt vaker voor bij de zeventigers dan bij de andere twee categorieën. Belemmeringen spelen hierbij een rol. De zeventigers hebben immers vaker belemmeringen, waardoor ze niet meer kunnen of durven fietsen. Overigens fietst nog steeds ongeveer de helft van de zeventigers vrijwel dagelijks.
Automobiliteit Van de vijftigers heeft vrijwel iedereen een rijbewijs en altijd een auto tot de beschikking. Iets minder dan de helft zit dan ook vrijwel elke dag in de auto. Bij de zeventigers is dat duidelijk anders. Daarvan heeft een kwart geen geldig rijbewijs en een vijfde geen auto ter beschikking. Ongeveer een kwart van de mensen in deze leeftijdscategorie zit vrijwel dagelijks in de auto (als passagier of bestuurder).
Uit interview Frans (55): “Als je op Noord-Beveland komt wonen, weet je dat je daar geen sluitend openbaar vervoer hebt, en dat je zelf voor je mobiliteit moet zorgen.”
Tabel 10: Fietsgebruik
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
(bijna) elke dag
40%
48%
48%
4 of 5 dagen
12%
11%
12%
2 of 3 dagen
17%
14%
14%
1 dag
10%
6%
4%
minder dan 1 dag
11%
9%
6%
nooit
9%
10%
16%
Tabel 9: Autogebruik (bestuurder of passagier)
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
1 (bijna) elke dag
44%
33%
23%
2 4 of 5 dagen
12%
15%
14%
3 2 of 3 dagen
25%
34%
37%
4 1 dag
11%
9%
11%
5 minder dan 1 dag
6%
6%
9%
6 nooit
2%
2%
6%
16
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Wanneer we kijken waar de fiets voor gebruikt wordt, dan is de fiets vooral populair vervoer om naar de winkel te gaan of te gaan sporten. Voor familiebezoek of uitgaan is de auto populairder. Er zijn nauwelijks verschillen tussen vijftigers, zestigers en zeventigers. Het enige verschil betreft het feit dat vijftigers vaker voor de fiets kiezen bij het uitgaan en wat minder vaak voor de auto dan zestigers en zeventigers. Vrouwen fietsen vaker elke dag in vergelijking met mannen. Bij de zeventigers fietsen echter naar verhouding evenveel mannen als vrouwen elke dag. In deze categorie is ook te zien dat meer vrouwen dan mannen nooit fietsen, terwijl bij de jongere categorieën geen verschil naar geslacht te zien is. Openbaar vervoer en Wmo-vervoer9 Openbaar vervoer wordt door bijna driekwart van de 50-80 jarigen niet gebruikt. Er zijn iets meer jongere senioren die nooit gebruik maken van het openbaar vervoer. De meeste senioren gebruiken het openbaar vervoer vooral incidenteel (minder dan 1 keer per week). Wmo-vervoer speelt vooral een rol bij de oudste leeftijdscategorie. Iets meer dan één op de tien zeventigers maakt er wel eens gebruik van (12%). Dit blijken vooral mensen te zijn die niet (meer) over een auto beschikken. Vaak fietsen zij nog wel. Bij de vijftigers en zestigers is het gebruik veel lager, ongeveer 4%. Vrouwen maken vaker gebruik van zowel het openbaar vervoer als het Wmo-vervoer. Uit interview Dineke (72) Zij vond het moeilijk zoveel van haar zelfstandigheid in te moeten leveren. Ze rijdt niet meer zelf maar maakt gebruik van het collectief taxivervoer. Gelukkig kan ze nog goed in- en uitstappen. Toekomst Naar verwachting zijn in de toekomst procentueel gezien meer ouderen tot 80 jaar in staat in hun eigen mobiliteitsvraag te voorzien. Meer vrouwen hebben immers een rijbewijs. Wanneer zij (net als de mannen) makkelijk de auto pakken betekent dit een afname in het dagelijks fietsen en in OV-gebruik.
Voor senioren die niet (meer) over een auto beschikken blijft Wmo-vervoer een belangrijke functie te vervullen. Procentueel zal het aantal gebruikers van Wmo-vervoer afnemen. Het totaal aantal gebruikers in deze leeftijd zal ook wat afnemen: grofweg van 5.500 naar 4.800. (Uitgaande van de aanname dat het huidige verschil tussen mannen en vrouwen vervalt en daarmee het percentage mannen dat nu Wmo-vervoer gebruikt, richtinggevend is voor het totaal in de toekomst.)
Wonen Het huis en de buurt zijn van grote betekenis voor het welbevinden van mensen. Huis en buurt bieden geborgenheid en identiteit. Vrijwel alle 60-80 jarigen wonen zelfstandig. Slechts een heel klein deel van de senioren woont in een instelling (zorg met verblijf in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). Bij 65-80 jarigen gaat het gemiddeld om 1,85% (CBS-statline). Uiteraard ligt het percentage lager onder jonge senioren dan onder oudere senioren: van de 75-80 jarigen woont ongeveer 4% intramuraal; van de 65-70 jarigen minder dan 1% (Den Draak, 2010). Uit interview In het huis waarin Peter (54) werd geboren en opgroeide in een gezin met vijf zussen en één broer, woont hij ruim een halve eeuw later nog steeds. Toen de Woningbouwvereniging het hoekhuis in 1999 te koop aanbood, aarzelde Peter dan ook niet. Huren of kopen Binnen de categorie 50-80 jarigen geldt dat naarmate men ouder is men vaker in een huurwoning woont en minder vaak in een koopwoning. Van de vijftigers woont 83% in een koopwoning, van de zestigers 74% en van de zeventigers is dat 66%. De waarde van de koopwoning verschilt bijna niet (het komt iets minder vaak voor onder zeventigers dat ze een huis bezitten met een waarde boven de 500.000 euro dan onder de vijftigers). Qua tevredenheid met de woning is er helemaal geen verschil tussen de cohorten.
Tabel 12: Verhuisgeneigdheid
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
binnen 1 jaar
2%
2%
2%
binnen 1 à 2 jaar
2%
3%
3%
binnen 2 tot 5 jaar
7%
11%
11%
geen verhuisplannen binnen 5 jaar
89%
85%
84%
9. Wmo- vervoer is door de gemeente gesubsidieerd vervoer vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
17
Sociale Staat van Zeeland
Uit interview Wim (67) “We hebben in de goeie tijd ons huis kunnen kopen. Dat is een mooie spaarpot. Ik heb hier alles goed in orde gemaakt, de vloeren, de muren, de uitbouw. De keuken is nu aan vervanging toe.”
Ongeveer een derde van de 50-80 jarige huurders betaalt 200 tot 400 euro huur per maand. Iets meer dan de helft betaalt 400 tot 600 euro huur. De jonge ouderen blijken minder vaak een hogere huurlast van 600 euro of meer te hebben dan de oudere huurders (60+). Onder deze oudere huurders betaalt een op de tien 600 euro of meer. tabel 11: Huur woning
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
€200 tot €400
35%
34%
32%
€400 tot €600
60%
57%
57%
€600 of meer
5%
10%
12%
Uit interview Wim (67) brengt menig uurtje in de tuin door. Hij heeft ook een stukje openbaar groen ingeplant met bijzondere planten. “Die zijn gelukkig gespaard bij recente graafwerkzaamheden. De werklui hebben geen verstand van planten maar ik heb canna’s kunnen redden. Die staan nu mooi te bloeien naast de voordeur. Ik heb ook geleerd om rozen te snoeien als ze uitgebloeid zijn. Als je dat goed bijhoudt, komen er weer nieuwe bloemen.”
Gemiddeld is de verhuisgeneigdheid onder Zeeuwen 9% binnen twee jaar en nog eens 11% op een termijn van 2 tot 5 jaar. Onder ouderen is dat wat lager (Smit, 2009; Van der Wouw e.a., 2010). Vergelijken we de 50-80 jarigen, dan blijkt dat vijftigers net wat minder vaak verhuisplannen hebben dan zestigers en zeventigers. Dat geldt echter alleen voor plannen voor de middellange termijn (2 tot 5 jaar). Voor de korte termijn is er geen verschil te zien. Als men wel wil verhuizen, dan willen de jonge ouderen vooral kopen en de oudere ouderen vooral huren. Vijftigers met verhuisplannen hebben duidelijk vaker voorkeur voor een eengezinswoning of vrijstaande woning dan oudere senioren. Daarnaast blijkt een seniorenwoning best populair onder vijftigers: bijna één op de vijf van de mensen in deze leeftijd met verhuisplannen wil een seniorenwoning. Dat aandeel is net iets lager dan bij de oudere leeftijdscategorieën: daar is het iets meer dan een derde. Bijna een kwart van de zeventigers met verhuisplannen kijkt naar een aanleun- of zorgwoning; de jongere ouderen nagenoeg niet. Uit het woonbehoefte-onderzoek blijkt dat de aanleiding om te verhuizen vaak een wijziging is in het huishouden (bijvoorbeeld scheiden, (opnieuw) samenwonen of verweduwen is) of het optreden van zorgbehoefte (Van der Wouw e.a,. 2010; Van der Tak & Van der Wouw, 2007). Bijna vier op de tien zeventigers met verhuisplannen wil in de eigen wijk of kern blijven wonen. Onder jongere senioren ligt dat lager, namelijk rond een kwart. Zeventigers willen wat vaker naar een dorp met regionale functie, jongere senioren wat vaker naar het buitengebied.
Tabel 13: Gewenste woning
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
kopen, bestaande woning
45%
28%
9%
kopen, nieuwbouwwoning
16%
13%
7%
huren, bestaande woning
24%
38%
43%
huren, nieuwbouwwoning
15%
22%
41%
Tabel 14: Gewenst type woning
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
eengezinswoning (waaronder rijtjeshuis, hoekwoning)
19%
5%
1%
appartement (waaronder flat, boven- of benedenwoning) met lift
21%
37%
31%
appartement (waaronder flat, boven- of benedenwoning) zonder lift
4%
3%
0%
twee-onder-een-kap woning
5%
2%
0%
vrijstaande woning
31%
15%
5%
seniorenwoning
18%
34%
41%
aanleunwoning/zorgwoning
2%
3%
22%
18
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
PZC augustus 2011: ‘eigen huis voor senioren blok aan been’ “Voornaamste doelgroep voor nieuwe appartementen in Middelburg zijn dertigers en veertigers ipv senioren. Reden: in de praktijk blijkt dat senioren moeilijk hun eigen woning kwijt raken, zodat de financiering voor een koopappartement onmogelijk wordt”
Er zijn nagenoeg geen verschillen tussen de cohorten in tevredenheid met de huidige woning en ook niet in de tevredenheid met de buurt. (De zeventigers zijn iets tevredener met de buurt). Toekomst Naar verwachting wonen relatief meer senioren in een eigen koopwoning en daarmee relatief minder senioren in een huurwoning. Vijftigers wonen immers vaker in koopwoningen en de verhuisgeneigdheid is laag. Daarnaast geldt dat het verkopen van de woning nog niet zo vanzelfsprekend is anno 2011. Dit betekent ook dat de senioren vaker dan nu zelf verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de woning.
Leren & zingeving Leren doe je heel je leven. Voor 60-80 jarigen staat dat in het teken van nieuwe kennis en inzichten, maar ook in het leren omgaan met veranderende omstandigheden. Uit onderzoek (Petzold, 1994) komt naar voren dat zingeving en inspiratie (weer) belangrijker worden in deze fase. Vaste kaders zijn immers weg, men gaat op zoek naar nieuwe antwoorden. Ook met de opkomst van het beeld van een beoogde ‘kennissamenleving’ is levenlang leren en groeien meer op de voorgrond gekomen.
Uit interview Anita (56) “Zelf wil ik graag met mijn 60e kunnen stoppen met werken. Ik ben heel vroeg begonnen met werken en je moet je tegenwoordig continu bewijzen. Ik weet niet of ik dat wel kan blijven opbrengen”
Opleidingsniveau Het opleidingsniveau van de vijftigers wijkt flink af van de zestigers en zeventigers. Ongeveer één op de vijf heeft een hbo-opleiding of hoger. Dat is twee keer zo vaak als onder zeventigers. Het verschil in opleidingsniveau tussen mannen en vrouwen is ook aanzienlijk kleiner onder de vijftigers, dan onder de oudere generaties. Voor zowel mannen als vrouwen in de categorie vijftigers geldt dat meer dan de helft een opleiding op mbo-niveau of hoger heeft. Er is een flink aanbod aan cursussen in Zeeland. Er zijn zowel algemene cursussen, zoals centra voor kunst- en cultuureducatie of de zomeruniversiteit die deze aanbieden, maar er is ook specifiek cursusaanbod gericht op senioren, zoals Hoger Onderwijs Voor Ouderen (HOVO) en cursussen van Seniorenraden en GGD. Daarnaast zijn er natuurlijk trainingen en cursussen die senioren via hun werkgever kunnen volgen. In hoeverre Zeeuwse senioren deelnemen aan trainingen en cursussen is niet bekend. (Bij navraag blijken er vaak geen cijfers over. Ook in het bevolkingsonderzoek van de SSVZ of van de GGD is niet gevraagd aan deelname aan trainingen of cursussen.) Uit cijfers van het CBS blijkt dat flink wat senioren deelnemen aan het onderwijs: In 2009 gaat het in Nederland om 13% van de 50 -55 jarigen, 10% van de 55 -60 jarigen en 6% van de 60 - 65 jarigen. Het gaat hier om ‘postinitieel’ onderwijs, dat wil zeggen deeltijdopleidingen; de voltijdopleidingen tellen alleen mee als men daarvóór de onderwijsloopbaan voor minstens 5 jaar heeft onderbroken (CBS-statline, Enquête beroepsbevolking, voorlopige cijfers 2009).
19
Sociale Staat van Zeeland
Religie Uit interview Anton (68) investeert in zijn levensovertuiging door zijn inzet voor het kosterswerk, maar hij verdiept zich ook in de achtergronden van de bijbel. Hij volgt er cursussen voor en leest erover. Hij verzorgt ook regelmatig een overdenking in een viering.
Religie is een belangrijk aspect van zingeving. Er is een flink verschil tussen de drie cohorten in de mate waarin Zeeuwse senioren aangeven zich tot een kerkgenootschap of religieuze groepering te rekenen. Van de zeventigers geeft bijna driekwart (71%) aan zich tot een kerkgenootschap of religieuze groepering te rekenen. Bij het jongste cohort is dat iets meer dan de helft. Informatie Uit interview Een televisie of computer heeft Harry (60)niet. Dat laatste vindt hij wel eens een probleem worden, maar in geval van nood doet zijn zoon dat voor hem. Henk: “Ooit ga ik misschien nog eens een computercursus doen”.
Het zoeken van informatie en het e-mailen zijn de meest geëigende toepassingen voor internetters ongeacht leeftijd. Maar oudere internetters passen het wat minder toe dan jongere internetters. Bij telebankieren en shoppen zijn flinke verschillen tussen de vijftigers, zestigers en zeventigers te zien. Een aantal toepassingen wordt nauwelijks gebruikt, ook onder vijftigers, te weten social media (hyves, facebook en linkedin) en chatten. Opvallend is verder dat de oudere internetgebruikers naar verhouding vaker met spelletjes bezig zijn dan de jongere internetgebruikers. Toekomst De nieuwe generatie senioren is hoger opgeleid dan de huidige. Waarschijnlijk zal de toekomstige generatie ouderen zich minder tot een kerkgenootschap of religieuze groepering rekenen dan de huidige generatie ouderen, waardoor zingeving naar verwachting een andere invulling zal gaan krijgen. De toekomstige generatie is digitaal vaardiger en gebruikt de digitale snelweg voor meerdere toepassingen. Daar is ook nog groei in te verwachten.
De wijze waarop informatie gedeeld wordt, verandert. Inmiddels is internet het medium voor overheden, bedrijven en particulieren om met elkaar te communiceren. Het gebruik van internet is duidelijk hoger onder de vijftigers dan onder de 60-80 jarigen. Zij gebruiken als internetter ook meer toepassingen (zie tabel). Van de zeventigers gebruikt de helft helemaal geen internet.
Tabel 15: Internetgebruik
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
niet
9%
20%
50%
1 of 2 toepassingen
11%
15%
13%
3 of 4 toepassingen
47%
45%
30%
5 of meer toepassingen
32%
19%
7%
Informatie zoeken (surfen, browsen)
ja
95%
93%
86%
E-mail
ja
96%
93%
92%
Chatten
ja
11%
7%
6%
Netwerken (zoals Hyves, Facebook, LinkedIn)
ja
13%
8%
5%
Spelletjes
ja
27%
36%
46%
Films / muziek (downloaden, bekijken, beluisteren)
ja
21%
14%
13%
Producten kopen
ja
47%
30%
18%
Telebankieren / verzekeren
ja
83%
71%
57%
Nieuws- en discussiegroepen
ja
14%
11%
8%
gebruik internet
20
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Werken
Figuur 3: |Netto arbeidsparticipatie in zeeland (cbs) % 100
Werken neemt een belangrijke plaats in in het dagelijkse ritme van mensen. Voor een deel ontlenen mensen hun identiteit aan het werk dat ze doen of deden. Werken biedt naast economische zekerheid, mogelijkheden voor ontplooiing en sociale contacten.
90 80 70 60 50 40
Uit interview Anita (56) “Mijn werk vind ik heel belangrijk. Voor de contacten en voor het maken van verbindingen tussen mensen. Daarnaast geeft het structuur aan je bestaan. Het belangrijkste criterium vind ik echter dat werk vooral leuk moet zijn.”
30 20 10 0 2001
Arbeidsparticipatie Iets minder dan de helft (44%) van de vijftigers werkt voltijds; iets meer dan een kwart (27%) in deeltijd. Er is een groot verschil tussen mannen en vrouwen in deze leeftijdscategorie. In vergelijking met de mannen werkt een veel kleiner deel van de vrouwen voltijds en een groter deel in deeltijd. Maar vooral een veel groter deel vrouwen werkt niet.
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
mannen 45 tot 55
mannen 55 tot 65
vrouwen 45 tot 55
vrouwen 55 tot 65
2009
Uit interview De dag begint voor Anton (68) al vroeg. Tussen 4 en 7 uur ’s morgens is hij in de weer om bezorging van kranten te regelen. Daar is hij mee begonnen op verzoek van een vriend in een periode dat hij werkloos was. Het zou voor een paar dagen zijn. Nu is het al jaren een vaste bezigheid en de beloning is een welkome aanvulling op AOW en pensioen.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat de arbeidsparticipatie in Nederland toeneemt onder ouderen. Dit zelfde beeld is te zien in Zeeland. Ook in Zeeland stijgt de arbeidsparticipatie onder ouderen (zie figuur 3). Bij de categorie 45 tot 55 jaar komt dit vooral door een toename in arbeidsparticipatie van vrouwen. Bij 55 tot 65 jaar zien we zowel de participatie van de mannen als van de vrouwen stijgen. Vervroegd uittreden komt steeds minder voor.
Toekomst Naar verwachting neemt de arbeidsparticipatie onder oudere 55-plussers en onder vrouwen nog wat verder toe. Mogelijkheden om thuis te werken, maar ook het vasthouden en blijven ontwikkelen van kennis kunnen hieraan bijdragen (zie ook domein ‘leren’).
De overgrote meerderheid van de zestigers werkt niet. Wanneer ze wel werken, zo blijkt uit de analyse van de Sociale Staat van Zeeland, werken ze in vergelijking met vijftigers veel vaker (vanuit) thuis.
Tabel 16: Arbeidsparticipatie
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
nee (0 uur betaald)
26%
83%
98%
nee (< 12 uur betaald)
3%
2%
0%
deeltijds (< 36 uur betaald)
27%
7%
1%
voltijds (36+ uur betaald)
44%
8%
0%
21
Sociale Staat van Zeeland
Zorgen Zorgen doen we allemaal: in de eerste plaats voor ons zelf. De meeste mensen zorgen in verschillende fases voor gezins- of familieleden: partner, kinderen, ouders, broers en zussen. En zoals we (bijna) allemaal ooit voor iemand zorgen, maakt ook (bijna) iedereen een periode door van verzorgd worden. Zorg geven kan veel voldoening geven, maar ook een last vormen. Mensen willen graag in de eigen omgeving blijven als ze zorg nodig hebben. Uit interview Van de revalidatie na het herseninfarct heeft Nelly (70) wel een schrikbeeld van het verzorgingshuis overgehouden. “Je wordt daar gelijk behandeld met dementerende ouderen. Daar ben ik nog helemaal niet aan toe. Je moet je dan schikken naar mensen die bijvoorbeeld vroeg gaan slapen. En ook welke kleren je aan krijgt wordt voor je bepaald.”
Mantelzorg Iets meer dan een kwart van de vijftigers (27%) heeft mantelzorg gegeven aan iemand die langdurig ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Dit is iets hoger dan bij de categorie zestigers (23%) en flink hoger dan bij de categorie zeventigers (14%). De oudere mantelzorgers zijn wel meer uren per week bezig met mantelzorg. Bijna een kwart (23%) van de oudere mantelzorgers is 20 uur of meer bezig met de mantelzorg. Bij de vijftigers is dat 4% en zestigers 8%. De oudere mantelzorger zorgt dan ook vaker voor iemand in het eigen huishouden (de partner) en de jongere mantelzorger voor iemand buiten het eigen huishouden (zie ook Smit en Bakker, 2011).
Uit interview Binnenkort gaat Dineke (72) verhuizen naar Den Bosch. De reisafstand naar haar dochter gaat haar opbreken. En ook omgekeerd. Haar dochter staat meteen klaar als haar iets overkomt zoals de lelijke val waarbij ze haar pols brak. Dan kun je maar beter bij elkaar in de buurt wonen. Oppassen Voor veel grootouders is oppassen op de kleinkinderen een wekelijkse (zorg)taak. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (2011) blijkt dat een derde van alle grootouders tegenwoordig een dag in de week of meer oppast. Dat is twee keer zoveel als twintig jaar geleden. Dit houdt vooral verband met de toegenomen arbeidsparticipatie van moeders. Uit Vlaams onderzoek (Marcoen, 1996) blijkt dat onder de opa’s en oma’s van 40-59 jaar bijna zes op de tien (59%) regelmatig opvang biedt aan minstens 1 kleinkind. Onder 60-74 jarige grootouders is dat vier op de tien (41%) en onder de 75+-ers is dat ongeveer één op de tien (12%). In het onderzoek van de Sociale Staat van Zeeland of de ouderenmonitor van de GGD-Zeeland is niet gevraagd naar oppassen. Uit interview Tegenwoordig zorgt Nienke (60) één dag in de week voor haar kleinkind. ‘Dat doe ik erg graag. Om 8 uur ’s ochtends wordt ze gebracht; om 4 uur ’s middags wordt ze weer opgehaald door mijn dochter. Dat gaat prima. Het is nu anders als met mijn eigen kind. Nu krijg ik meer de lusten, vroeger de lasten’.
Een deel van de ouderen ontvangt uiteraard zelf mantelzorg. Zoals verwacht is het aandeel zeventigers dat mantelzorg ontvangt hoger (9%) dan onder de categorie vijftigers en zestigers (3% en 4%). Tabel 17: Mantelzorg geven
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
Ja, geeft mantelzorg
27%
23%
14%
Half uur of minder
9%
5%
4%
Ongeveer 1 uur
13%
11%
6%
Ongeveer 2 uur
17%
19%
13%
3-4 uur
25%
22%
16%
5-10 uur
24%
25%
21%
11-20 uur
8%
9%
17%
21-40 uur
2%
4%
10%
Meer dan 40 uur
2%
4%
13%
22
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Het lijkt aannemelijk dat ook in Zeeland veel opa’s en oma’s zorgen voor kleinkinderen en dat dit vaker voorkomt dan twintig jaar geleden, gezien de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen. In een artikel van PLUSmagazine (okt 2011) wordt geconcludeerd dat dankzij de werkende moeders iets hersteld wordt dat verloren leek: de band tussen de generaties. Het kerngezin bestaande uit twee ouders en hun kinderen maakt langzaam plaats voor een diffuser, breder familieverband waarin ook de oudere generatie volop meeleeft. Toekomst Uit het themarapport mantelzorg van de Sociale Staat van Zeeland (Smit & Bakker, 2011) blijkt dat naar verwachting meer mensen een beroep zullen moeten gaan doen op hun omgeving wanneer zij hulp of zorg nodig hebben. Ook mensen die bijvoorbeeld hun kinderen, buren of vrienden niet willen belasten, privacy centraal stellen of weinig contacten hebben. Het aantal oudere verleners en ontvangers van mantelzorg gaat flink toenemen. Uit landelijk onderzoek blijkt een toename in het percentage grootouders dat een rol speelt in de opvang van kinderen.
Vrije tijd In de vrije tijd kun je talenten ontplooien die in je werk niet aan bod komen, dingen doen die je leuk vindt, dingen beleven, bekijken, maken of vormen (samen of alleen) en/of iets betekenen voor anderen of de samenleving. Bij uitstek voor senioren die niet meer werken en niet veel zorgen, is er veel vrije tijd en wordt betekenis ontleend aan de in de vrije tijd ondernomen activiteiten.
Uit interview Peter (54) zijn grote hobby: de tuin. De stukjes grond voor en achter zijn huis heeft hij herschapen in een kunstig opgezette siertuin vol vlonders, fonteintjes en sierlijke waterpartijen. Enthousiast: “Voorlopig ben ik hier nog niet klaar mee.” Verenigingsleven De huidige generatie vijftigers is minder vaak lid van een vereniging dan de 60-80 jarigen. Dit geldt vooral voor kerkelijke verenigingen, vrouwenverenigingen, politieke partijen en (logischerwijs) verenigingen voor ouderen. Ook de zestigers zijn minder vaak lid van een kerkelijke verenigingen, vrouwenvereniging en vereniging voor ouderen, dan de 70- tot 80- jarigen (zie tabel). Op het gebied van muziekverenigingen, natuurverenigingen, buurtverenigingen, toneelverenigingen zijn er geen significante verschillen. Vrijwilligerswerk Uit interview Piet (60) Verder is hij actief in het bestuur van de regionale ZLTO en zit hij in het bestuur van een lokale toneelclub. “Toneelspelen is een oude hobby van me.” Soms doet hij in clubverband ook aan gaaischieten met pijl en boog, een sport met een lange traditie. Ongeveer een derde van de ouderen tussen de 50 en de 70 jaar doet vrijwilligerswerk. Bij de zeventigers komt dat iets minder voor. Een kwart van deze ouderen doet vrijwilligerswerk. Opvallend is dat vooral het bestuurlijke en coördinerende vrijwilligerswerk minder gedaan wordt (dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen). Het jongste cohort is met name actiever in belangenverenigingen, onderwijsinstellingen, sportverenigingen.
Tabel 18: Lidmaatschap verenigingen
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
Geen lid
34,80%
29,30%
25,40%
Sport
30,90%
25,60%
15,20%
Muziek
7,70%
9,20%
9,40%
Kerkelijke vereniging
17,40%
19,10%
23,40%
Natuurver
9,20%
8,40%
7,50%
Buurtvere
7,30%
7,20%
7,10%
Politiek partij
4,60%
6,20%
6,90%
Toneel
2,70%
2,80%
3,00%
Vrouwenver
3,50%
8,50%
12,90%
Vereniging voor ouderen
1,30%
11,00%
24,70%
23
Sociale Staat van Zeeland
Tabel 19: Vrijwilligerswerk
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
1 nee, geen vrijwilligerswerk
68,0%
64,7%
75,7%
2 ja, voornamelijk bestuurlijk werk
11,4%
10,8%
7,2%
3 ja, voornamelijk leidinggevend en organisatorisch werk
7,3%
6,2%
3,6%
4 ja, voornamelijk uitvoerend werk
13,3%
18,4%
13,5%
Wel blijken de vrijwilligers in het oudste cohort meer tijd aan het vrijwilligerswerk te besteden. Ongeveer tweederde (67%) besteedt er drie uur of meer aan, bij het jongste cohort is het ongeveer de helft van de vrijwilligers (51%) die er zo veel tijd insteekt. Of het vrijwilligerswerk in de eigen kern, gemeente of daarbuiten gebeurt, verschilt niet tussen de cohorten. Cultuurparticipatie Naarmate senioren ouder worden gaan ze duidelijk minder uit (zie tabel 20). Onder de vijftigers is meer dan de helft één of twee keer uit geweest in de voorgaande vier weken. Onder de zeventigers is meer dan de helft niet uitgeweest. Het minder uitgaan onder zeventigers blijkt niet volledig verklaard te worden door belemmeringen of het niet over een auto kunnen beschikken. Creatief bezig zijn blijft. Naar verhouding net iets minder mensen in de categorie zeventigers is creatief bezig, maar het betreft maar een klein verschil (zie ook themarapport cultuurparticipatie (Somers, verwacht 2012) Uit interview Sylvia (66) houdt niet van clubjes. Ze besteedt haar tijd graag aan schilderen, schrijven en alle manieren van creatief bezig zijn. Ze heeft op haar laptop een weblog gemaakt, met haar schrijfwerk en schilderijen. Enkele van haar schilderijen hangen nu in de bibliotheek.
Vakantie en uitjes Over reizen, daguitstapjes en dergelijke zijn alleen landelijke gegevens beschikbaar via het CBS. Wat daguitstapjes betreft is de deelname onder 65+-ers lager (14%) dan de jongere leeftijdscategorie 45-65 jarigen (25%). Wel is een toename over de periode 1990-2006 te zien (1990-2006), met name bij sportieve recreatie en in mindere mate bij recreatief winkelen. Het bezoeken van attractieparken en evenementen is vergelijkbaar gebleven in de tijd (CBSstatline). Bijna driekwart van de senioren gaat op een lange vakantie (van minimaal 4 nachten). De verschillen tussen de verschillende leeftijdscategorieën (45-55/55-65/65-75) zijn niet noemenswaardig. Wel gaat de jongste leeftijdscategorie wat minder vaak per jaar (gemiddeld 2 keer) dan de twee oudere categorieën (gemiddeld ongeveer 2,5 keer). Zij hebben natuurlijk ook minder tijd omdat ze over het algemeen nog volop in het arbeidsproces zitten. Iets meer dan een derde van de senioren neemt wel eens korte vakanties (maximaal 3 nachten). De middelste leeftijdscategorie neemt gemiddeld iets vaker per jaar (2,3 keer ten opzichte van 2,1) een korte vakantie (CBS-statline). Toekomst Vijftigers zijn vaker lid van een sportvereniging. De verwachting is dat een groter deel van de huidige generatie vijftigers zal blijven participeren in sportverenigingen dan de huidige generatie zestigers en zeventigers. Mede gezien de stijgende lijn in de sportieve recreatie. Ook wat uitgaan betreft is de verwachting dat een groter deel van de toekomstige generatie senioren zal blijven participeren. Creatief actief blijven kan tot op hoge leeftijd (ook met belemmeringen).
Tabel 20: Uitgaan en creatief actief
uitgaan
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
niet
36%
44%
57%
1 of 2 keer
36%
32%
27%
3 keer of vaker
28%
24%
16%
niet
62%
60%
65%
1 of 2 keer
6%
6%
5%
3 keer of vaker
32%
33%
30%
creatief actief
24
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Leefbaarheid Leefbaarheid is geen gegeven, maar een dynamisch proces en (op individueel niveau) een optelsom van het voorgaande. Het gaat om de afstemming tussen individuen en hun omgeving. Die omgeving bestaat zowel uit een harde kant (fysieke omgeving en voorzieningen) als een zachte kant (kwaliteit van relaties met anderen). Uit interview Lenie (77) “Over het dorp ben ik op zich ook tevreden, maar helaas zijn er geen voorzieningen, alleen een bibliobus. Contacten met dorpsgenoten heb ik wel, onder andere als ouderling in de kerk, maar je moet daarvoor wel zelf het initiatief nemen. Iedereen werkt immers tegenwoordig. Vanuit de kerk organiseren we samen met het dorpshuis wel één keer per maand een zgn. dorpsmaaltijd.”
Tabel 21: Ervaren leefbaarheid
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
tevreden
82%
82%
85%
matig tevreden
16%
17%
14%
ontevreden
2%
2%
1%
De zeventigers zijn wat meer tevreden over de leefbaarheid dan de vijftigers en zestigers (zie tabel 21). Ook uit het themarapport Leefbaarheid van de Sociale Staat van Zeeland (Van der Wouw, 2010) blijkt dat de ervaren leefbaarheid stijgt met de leeftijd. Wel is op zeer hoge leeftijd (80+) de ervaren leefbaarheid sterker variërend.
Daarmee komt het verlies van de match tot uitdrukking. De voorheen gegroeide en passende situatie past dan niet meer voor een deel van de ouderen. Door hun veranderende persoonlijke situatie past de omgeving minder goed en moet een nieuw evenwicht gevonden worden. Sociale contacten Het dagelijks bijpraten met de buren komt vaker voor naarmate men ouder wordt. Samen met vrienden of kennissen iets ondernemen of met hen praten komt ook vaker voor naarmate men ouder wordt, alhoewel ook het aandeel dat nooit iets samen doet met de dichtsbijzijnde vrienden en kennissen onder de oudere leeftijdscategorie toeneemt. Netwerken Uit interview Nienke (60) Dichter bij huis ondervinden Nienke en haar man veel vriendschap aan dorpsgenoten en familie in de buurt. “We zijn lid van de Oranjevereniging en regelmatig worden er buurtbarbeques georganiseerd. Daarnaast vind ik het fijn mijn familie in de buurt te hebben. Ik ben een echt familiemens.” Hoe mensen leefbaarheid ervaren hangt samen met de netwerken waarin ze functioneren. Aan de hand van vragen over contacten, activiteiten in de kern/wijk, familie en vrijwilligerswerk is een indeling gemaakt van 6 netwerktypes (Smit, 2009). ‘Wijder gericht’ zijn mensen met de dichtstbijzijnde familie en vrienden buiten de eigen wijk of kern. Ze hebben er wekelijks tot maandelijks contact mee, doen aan vrijwilligerswerk en gaan regelmatig naar activiteiten in eigen kern of wijk. Ook met de buren is regelmatig contact, maar niet dagelijks.
Tabel 22: Contacten
Praatje buren
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
dagelijks
19%
27%
34%
2 à 3 keer per week
26%
31%
30%
tenminste wekelijks
34%
27%
23%
tenminste maandelijks
12%
8%
7%
minder dan 1 keer per maand
7%
5%
5%
nooit
1%
1%
2%
dagelijks
10%
12%
18%
2 à 3 keer per week
15%
20%
21%
tenminste wekelijks
33%
34%
32%
tenminste maandelijks
24%
19%
15%
minder dan 1 keer per maand
15%
13%
11%
nooit
2%
3%
4%
Praatje of iets met vrienden/kennissen
25
Sociale Staat van Zeeland
‘Lokaal geïntegreerd, actief’ zijn mensen die sterk op de eigen wijk of kern zijn gericht, zowel als het gaat om sociale contacten als om activiteiten. Er is vrijwel dagelijks contact met buren en familie en ze gaan vrijwel altijd naar activiteiten in de eigen kern of wijk. Zij zijn actief vrijwilliger. ‘Lokaal geïntegreerd, passief’ is de groep die vooral veel optrekt met buren en vrienden uit de buurt. Ze gaan af en toe naar activiteiten in eigen kern/wijk en doen weinig vrijwilligerswerk. Hun familie woont buiten de eigen kern of wijk en daar is weinig contact mee. Er is ook een groep met vooral familie en vrienden buiten Zeeland waarmee ook weinig contact is. Deze groep – het ‘geïsoleerde netwerktype’ heeft ook weinig of geen contact met buren, gaat zelden naar activiteiten in eigen kern/wijk en doet nauwelijks vrijwilligerswerk. Dan zijn er de ‘privacy gerichten’. Hun dichtstbijzijnde familie en vrienden wonen wel in de eigen gemeente maar niet in eigen wijk/kern. Ze hebben regelmatig, maar niet intensief contact met familie, vrienden en buren. Ze gaan erg weinig naar activiteiten in de eigen kern/wijk en doen geen vrijwilligerswerk. Het ‘familiegerichte netwerktype’ tot slot heeft alle familie en vrienden in de eigen wijk/kern en heeft er zeer vaak contact mee, net als met de buren. Deze groep gaat af en toe naar activiteiten in eigen kern/wijk en doet weinig aan vrijwilligerswerk.
Uit interview Henk en Corry “We hadden een vrienden- en kennissenkring van zo’n 80 mensen, nu zijn ze op de vingers van één hand te tellen. Dat is dan onze zoon met zijn gezin.” Toekomst Netwerken zijn per individu vrij stabiel in de tijd (Van der Meer, 2006). Vanuit dien hoofde valt te verwachten dat de toekomstige generatie zestigers en zeventigers wat vaker een privacy gericht of een wijdergericht netwerk heeft en minder vaak een lokaal geïntegreerd netwerk (passief) dan nu. Oudere ouderen zijn tevredener met de woonomgeving en hebben meer contacten met de buren. Ook de ouderen van de toekomst zullen (na pensionering) naar verwachting het onderlinge contact met de buren opzoeken en meer tevreden zijn met hun woonplaats. Met de verdere vergrijzing zal dat het onderling contact in kernen en buurten positief beïnvloeden.
Onder de zestigers en zeventigers blijkt het lokaal passief geïntegreerde netwerk wat vaker te bestaan. De op privacy en wijder gerichte netwerken komen wat vaker voor bij de vijftigers. Het geïsoleerde netwerktype komt in alle leeftijdscategorieën even vaak voor, net als het familiegerichte en actief lokaal geïntegreerde netwerktype. Kijkend naar de algemene oriëntatie (individueel of meer collectief) dan blijkt de individuele oriëntatie wat vaker voor te komen onder de vijftigers dan onder de zestigers en zeventigers, met name door de toename in privacy gerichte type netwerken. Tabel 23: Netwerktype
Vijftigers
Zestigers
Zeventigers
wijder gericht
15%
12%
11%
lokaal geïntegreerd, actief
11%
10%
9%
lokaal geïntegreerd, passief
15%
21%
26%
geïsoleerd
16%
15%
15%
privacy gericht
23%
22%
19%
familiegericht
20%
19%
20%
26
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
2. Bril naar de toekomst Om vanuit de cijfers te komen tot een beleidsrelevant beeld10 voor de toekomst over circa 20 jaar, hebben we gewerkt met een scenariomethode, die we hebben toegespitst op dit onderzoek aan de hand van de theoretische inzichten. Bij deze methode hebben we eerst een model gemaakt op basis van twee assen. De mate van (communicatieve) zelfsturing zoals beschreven in de inleiding (zie de paragraaf ‘handvat’ pagina 9) vormt de ene as, waarbij de ‘managers van het eigen bestaan’ het ene uiterste van de verticale as vormen en ‘de bezorgden’ het andere uiterste. Voor de duidelijkheid zijn deze verwoord in de termen ‘zelfsturend’ en ‘afhankelijk’ (De derde onderscheiden categorie ‘flexibelen’ beweegt zich midden op die as.). Het gaat om een as van meer en minder probleemoplossend vermogen, zelfvertrouwen en sociale vaardigheden. De andere as wordt gevormd door de oriëntatie: is men individueel georiënteerd of collectief georiënteerd. Dit sluit aan bij een dimensie van de netwerktypologieën uit de Sociale Staat van Zeeland, zoals weergegeven in het hoofdstuk leefbaarheid (zie ‘netwerken’ op pagina 25). In onderstaande figuur zijn de twee assen en de daaruit ontstane kwadranten weergegeven.
Mensen die in de onderste twee kwadranten zitten, de ‘kwetsbaren’, hebben niet per definitie weinig te besteden. (Alhoewel de kans om in een afhankelijke positie te zijn wel groter is voor mensen met weinig inkomen.) Het is geen sociaal-economische as van arm en rijk. Mensen die weinig te besteden hebben kunnen prima zelfsturend zijn en mensen die veel te besteden hebben, kunnen kwetsbaar zijn. Mensen kunnen ook vanuit een zelfsturende positie op een bepaald thema in een afhankelijke positie terechtkomen, bijvoorbeeld door verlies van partner of gezondheidsproblemen, of andersom van afhankelijk in zelfsturend, door leerprocessen, verhuizen, nieuwe relatie of technische ondersteuning. In die zin is het een dynamisch model wat ook laat zien dat ouder worden een proces is van groeien en leren. Per thema (veiligheid, gezondheid, mobiliteit, wonen, werken, leren, zorgen, vrije tijd, leefbaarheid) is de figuur ingevuld met het beeld van senioren in het betreffende kwadrant. Vervolgens is beschreven wat naar verwachting gaat veranderen in de toekomst (doordat een nieuwe generatie aantreedt). Dit is gebeurd op basis van informatie uit het onderzoek, literatuur en de interviews, maar ook in een sessie met de klankbordgroep (zie bijlage 1 voor de samenstelling) en een sessie met geïnterviewde senioren.
Zelfsturend
collectief
Managers van het eigen bestaan met een meer collectieve oriëntatie
Managers van het eigen bestaan met een meer individuele oriëntatie
Kwetsbaren met een meer collectieve oriëntatie
Kwetsbaren met een meer individuele oriëntatie
individueel
Afhankelijk
10. Het blijft bij een beeld van de toekomst. Ontwikkelingen kunnen razend snel gaan. Denk aan de opkomst van de mobiele telefoon of mobiel internet. De huidige toepassingen waren geen breed gedragen beeld van de toekomst 20 jaar geleden.
27
Sociale Staat van Zeeland
Over het algemeen verwachten we een kleine verschuiving naar het rechter deel van het model. Er zullen iets meer senioren in de toekomst individueel georiënteerd zijn (van circa 35% naar circa 40%). Dit sluit aan bij onderzoek van Motivaction naar burgerschapsstijlen11, die wijzen op toenemend percentage ‘buitenstaanders’ en ‘pragmatici’ (Spangenberg en Lampert, 2011). Daarnaast verwachten we over het algemeen een verschuiving naar boven. Er zijn immers steeds meer mensen met de tools om keuzes te maken, door hogere opleiding en vaardigheden. De omvang van deze verschuiving valt moeilijker te kwantificeren.
Ook kwam naar voren dat gezien de economische en beleidsontwikkelingen niet gerekend kan worden op een grotere economische veiligheid, cq betere financiële positie, van de toekomstige senioren. Tot slot bleek dat (alleenstaande) vrouwen waarschijnlijk kwetsbaarder zijn op die economische veiligheid. Technologische ontwikkelingen zullen het mogelijk maken dat technische en communicatieoplossingen kunnen bijdragen aan de veiligheid en het gevoel van veiligheid. Beleidsopties De beleidsopties zijn erop gericht eraan bij te dragen dat ouderen zich sociaal, fysiek en economisch veilig voelen en zijn. Voor de individueel georiënteerde zelfredzamen geldt dat zij zich zelf prima redden op het gebied van veiligheid. Aandachtspunt is de communicatie met en door deze senioren over veiligheid in de buurt en elders.
Naast deze algemene inzichten uit het onderzoek zijn twee vooraf door de klankbordgroep als belangrijk benoemde trends in beide settings besproken in relatie tot de toekomst: technologische en economische ontwikkelingen. Kort gezegd gaan we er van uit dat de economische ontwikkelingen (over het geheel genomen) er de komende twintig jaar toe leiden dat de financiële ruimte van overheid en senioren zal stagneren of afnemen. Voor wat de technologische ontwikkelingen betreft verwachten we verder toenemende mogelijkheden op het gebied van communicatie en techniek.
De meest kwetsbare groep is te vinden in het kwadrant individueel/afhankelijk. Het terugdringen van armoede speelt daarin een rol, maar ook het verhogen van weerbaarheid en het communiceren over aspecten van veiligheid of dingen die men als onveilig ervaart. Deze categorie vraagt een outreachende inzet van professionals en meer collectief georiënteerde vrijwilligers. Gelet op te verwachten schaarste aan menskracht is investeren in vrijwilligers nodig.
Tot slot is vanuit de beelden en verwachte ontwikkelingen besproken welke beleidsopties overheden en partners zouden kunnen hebben ten aanzien van elk van de vier kwadranten om de leefsituatie te optimaliseren. Deze beleidsopties beschrijven we op hoofdlijnen.
De technologische mogelijkheden voor monitoring en signalering zullen toenemen en kunnen bijdragen aan een positieve beleving van veiligheid. Het beschikbaar krijgen van technologie voor economisch zwakkeren vraagt aandacht.
Het geheel is bewerkt ten behoeve van dit rapport. De opbrengst per thema kunt u dan ook in dit hoofdstuk vinden.
Het gevoel bij anderen terecht te kunnen en gehoord te worden, vermindert gevoelens van onveiligheid. Het stimuleren van ontmoeting tussen senioren onderling en tussen senioren en andere leeftijdsgroepen is meer nodig naarmate de groep ouderen toeneemt en naarmate een deel van hen afhankelijker wordt door een verminderde gezondheid.
Veiligheid Uit de onderzoeksgegevens kwam naar voren dat de toekomstige senioren wat positiever zijn over de veiligheid en wat meer vertrouwen hebben in de buurt.
Zelfsturend
collectief
• • • • •
organiseert samen met anderen veiligheid biedt hulp vraag informatie geeft signalen af voelt zich veilig thuis en elders
• • • • •
is zelfredzaam: alarmsysteem eist oplossingen en regelt ze soms zelf kan potentieel argwanend zijn heeft soms neiging hulp af te houden voelt zich thuis veilig
• • • • •
heeft weinig financiële mogelijkheden geeft signalen af staat open voor hulp help mee naar vermogen voelt zich thuis veilg
• • • • •
heeft weinig financiele mogelijkheden afhankelijk van prof netwerk heeft geen initiatief heeft neiging onzichtbaar te zijn voelt zich niet veilig thuis en elders
individueel
Afhankelijk 11. In het onderzoek naar burgerschapsstijlen onderscheidt Motivaction verantwoordelijken, plichtsgetrouwen, pragmatici en buitenstaanders.
28
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Gezondheid Zelfsturend
collectief
• samen sporten • gezond samen eten • organiseert zelf hulp in netwerk en professioneel • biedt hulp en zorg • goed ervaren gezondheid
• sportschool / personal coach • joggen in de polder • gezond eten • organiseert zelf professionele hulp (fysio, psycholoog) • goede ervaren gezondheid
• • • •
• • • • •
afhankelijk van hulp en zorg uit netwerk afhankelijk van prof netwerk samen eten/koken ernstig belemmerd
individueel
afhankelijk van prof netwerk eenzijdige voeding weinig beweging eenzaamheid/depressie ernstig belemmerd
Afhankelijk
De toekomstige generatie actieve ouderen is zich nog beter bewust van het belang van een gezonde leefstijl en heeft ook meer kennis om dat te kunnen realiseren. Naar verwachting is een groter deel van de toekomstige generatie daardoor meer zelfsturend op dit thema. Door de toename van het aantal mensen in de leeftijdscategorie 50-80 jarigen, komen naar verwachting in totaal toch meer mensen in een afhankelijke positie. Ook het feit dat er naar verwachting meer alleenstaanden onder deze actieve ouderen zijn, zal deze cijfers nog wat verder doen stijgen. Met name obesitas en alzheimer worden vaak genoemd als ziekten die toenemen. Technologische ontwikkelingen zullen naar verwachting leiden tot meer mogelijkheden om zelf te checken of je het goede doet (bijvoorbeeld hartmeter bij het joggen), of er iets mis is (nierfunctie check) en om zelf medicatie of aanpassingen te realiseren waardoor het makkelijker wordt zelf regie te blijven voeren met chronische aandoeningen (insulinepomp). Ook de mogelijkheden om op afstand gezondheidsaspecten van cliënten te monitoren nemen waarschijnlijk toe. Door economische ontwikkelingen zou de beschikbaarheid van professionele hulp onder druk kunnen komen. Het kan eventueel ook leiden tot grotere sociaal-economische gezondheidsverschillen.
Beleidsopties De beleidsopties zijn erop gericht dat ouderen zo lang mogelijk zo gezond mogelijk blijven. Het is van belang dat er passend preventief aanbod is gericht op gezond leven. Het gaat dan om bewuste en verantwoorde voeding en bewegen. Dat vraagt actieve inzet op het toeleiden van de individueel gerichte oudere naar dat aanbod, zeker wat de afhankelijken betreft. Onder aanbod verstaan we zowel wervende informatie als activiteiten. Die dienen toegankelijk en bereikbaar te zijn, bij voorkeur in de eigen buurt en wijk. Denk bijvoorbeeld aan consultatiebureaus voor ouderen. Ouderen willen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving blijven wonen. Dat vraagt om het meer dan nu inbedden van de preventieve en de curatieve zorg, inclusief de monitoring, in buurt en wijk. Een andere voorwaarde is daarnaast en in samenhang het maatschappelijk investeren in technische mogelijkheden op het terrein van monitoring en signalering. Aandachtspunt bij gezondheid is de inrichting van de woonomgeving en de openbare ruimte. Een groene en op gezond bewegen gerichte leefruimte werkt preventief.
29
Sociale Staat van Zeeland
Mobiliteit Zelfsturend
collectief
• autobezit en bekwaam • bereid auto te delen • organiseert samen rijden (ook af en toe zelf meerijden) • fiets voor plezier
• • • • •
autobezit en bekwaam zelf aanpassingen regelen zelf hulp organiseren zonodig taxi fiets voor plezier
• • • •
• • • •
OV wmo-vervoer niet gevraagd WMO
OV gevraagd door autobezitters samen reizen/shoppen WMO
individueel
Afhankelijk Kijkend naar de toekomstige generatie actieve ouderen is de verwachting dat procentueel gezien meer mensen zelfsturend zijn op het punt van mobiliteit. Vrouwen zijn in toenemende mate in het bezit van een auto en een rijbewijs, zo blijkt uit de kwantitatieve analyse in hoofdstuk 3. Toch zijn de aantallen groot van het aantal ouderen dat in een meer afhankelijke positie verkeert. Zij zijn afhankelijk van anderen (familie en vrienden) of van voorzieningen als wmo-vervoer. Van de zeventigers maakt meer dan 1 op de 10 nu gebruik van wmo-vervoer. Dit gaat waarschijnlijk licht dalen. Technologische ontwikkelingen zijn moeilijk te voorspellen. De komst van de e-fiets betekent nu al het nodige voor de mensen in deze levensfase en zal derhalve ook voor de toekomstige generatie ouderen veel betekenen, wanneer de penetratiegraad van e-fietsen verder doorzet. Ook bijvoorbeeld navigatiesystemen helpen mensen om langer met plezier auto te kunnen rijden. De huidige (digitale) mogelijkheden om afspraken te maken over samen rijden worden nauwelijks benut. Het wordt wel steeds makkelijker te weten waar je netwerk zich bevindt via allerlei social media. Of dit leidt tot makkelijker samen rijden is de vraag. De huidige mogelijkheden om daarvoor af te spreken worden immers ook nauwelijks benut. Zeeuwen stappen het minst van alle Nederlanders bij een ander in de auto (Mobiliteitsonderzoek Nederland, 2008) Economische ontwikkelingen duiden op een mogelijke afname in automobiliteit. De kosten voor een auto, benzine en verzekering nemen niet af. De reserves (overwaarde woningen) en pensioenen mogelijkerwijs wel.
30
Beleidsopties De beleidsopties zijn erop gericht er aan bij te dragen dat mensen zo lang mogelijk mobiel zijn. Centraal staat het organiseren van mobiliteit. Openbaar vervoer kan maar in zeer beperkte mate in de vraag voorzien. Grotere voorzieningen worden steeds meer op grotere schaal georganiseerd. Daarmee neemt de behoefte aan mobiliteit toe. Voor het grootste deel van de ouderen zal de markt in de vraag voorzien. Daarnaast zal een beweging moeten worden ingezet om mobiliteitsvragen samen op te lossen. Een deel van de ouderen zal minder mobiel worden en een wellicht steeds groter deel van die groep heeft niet de middelen om gebruik te maken van commerciële diensten. Dat betekent de noodzaak om in te zetten op het organiseren en deels faciliteren van onderlinge hulp. Daar ligt een taak voor maatschappelijke organisaties. Het gaat dan om digitale netwerken waarin mensen met een mobiliteitsvraag en vraag en aanbod elkaar kunnen treffen. Het gaat ook om het beschikbaar hebben van buurtauto’s en buurtbussen. Organisatoren van activiteiten en evenementen zullen het organiseren van vervoer mee moeten nemen in hun aanbod.
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Wonen Zelfsturend
collectief
• • • • • •
koopwoning woon projecten samen ontwikkelen woongroep inter-generationeel wonen samen klussen actief bij inspraak
• luxe huurwoning • luxe koopwoning • wensen als eisen • huurt professionele bouwers, installateurs en schilders in
• • • •
samen klussen inter-generationeel wonen kleine oude koopwoning sociale huurwoning
• alleen klussen • kleine oude koopwoning • sociale huurwoning
individueel
Afhankelijk Naar verwachting wonen relatief meer actieve ouderen in een eigen koopwoning en daarmee relatief minder ouderen in een huurwoning. Jongere ouderen wonen immers vaker in koopwoningen en de verhuisgeneigdheid is laag. De beschikbaarheid van domotica en andere technische hulpmiddelen in de woonomgeving neemt toe en verlengt de mogelijkheid om zelfstandig thuis te kunnen wonen. De afhankelijke oudere met een laag inkomen is op dit punt het meest kwetsbaar. Bij een nu al waar te nemen en zich naar verwachting doorzettende krimpende vraag naar oudere koopwoningen komt een deel van oudere woningbezitters in de knel. Geen geld voor aanpassingen en geen verhuismogelijkheid omdat de woning niet kan worden verkocht.
Beleidsopties De uitdaging is om de match tussen woning, buurt en bewoners zo lang mogelijk goed te houden. Levensloopbestendig verbouwen is voorwaarde om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. De beschikbaarheid van domotica en andere technische hulpmiddelen voor de afhankelijke oudere met een laag inkomen vragen aandacht. Tijdig in kaart brengen van de kwaliteit van het woningbestand in het algemeen en van de oudere koopwoningen in het bijzonder is nodig. Tevens is het wenselijk te overwegen een fonds in te stellen waaruit overname van onverkoopbare woningen van ouderen kan worden gefinancierd en alternatieve bestemmingen dan wel sloop kunnen worden gerealiseerd. Een qua leeftijd gemêleerde samenstelling van bewoners vergroot de kans op ontmoeting en onderlinge hulp. Bij planning van nieuw- en verbouwprojecten is het daarom van belang voorwaarden te scheppen voor die variatie intergenerationeel wonen. Woningcorporaties moeten hun onderhouds- en renovatieplannen richten op de zich wijzigende bevolkingssamenstelling. Dit vraagt ook inzet op oplossingen voor (tuin) onderhoud dat niet meer door ouderen zelf kan worden gedaan. De bredere context van de woonomgeving is belangrijk als factor voor een positieve match van woning, buurt en bewoners. Het gaat om toegankelijkheid van de woonomgeving, bereikbaarheid van opstapplaatsen zoals (buurt) bushaltes en voorzieningen.
31
Sociale Staat van Zeeland
Leren Zelfsturend
collectief
• kan specifieke vragen formuleren • zoekt en deelt kennis in eigen kring en in sociale omgeving • gebruikt digitale bronnen • kan complexe informatie duiden • wisselt informatie uit in sociale omgeving
• • • •
kan specifieke vragen formuleren zoekt kennis in eigen kring gebruikt digitale bronnen kan complexe informatie duiden
• kan specifieke vragen formuleren • zoekt en deelt kennis in eigen kring en in sociale omgeving • gebruikt geen digitale bronnen of heeft er geen toegang toe • kan complexe informatie niet duiden
• kan geen specifieke vragen formuleren • zoekt kennis in eigen kring • gebruikt geen digitale bronnen of heeft er geen toegang toe • kan complexe informatie niet duiden
individueel
Afhankelijk Leren is minder op beroepsuitoefening gericht en meer op praktische zaken, ontplooiing, weerbaarheid en zingeving. Regulier onderwijs is daar niet zo goed op toegesneden. Alhoewel uit CBS-gegevens blijkt dat veel senioren onderwijs volgen. Naar verwachting zal dit ook toenemen. Het via de digitale weg zoeken en vinden van informatie zal de toekomstige generatie senioren makkelijker afgaan. Zij zijn digitaal vaardiger. Omdat het gemiddelde opleidingsniveau hoger ligt en de oudere van de toekomst langer gezond en mobiel blijft, zijn er goede kansen om kennis te delen, van elkaar te leren, zowel binnen de eigen leeftijdsgroep als tussen generaties. Er is potentieel aanwezig, met name onder de zelfsturende en collectief gerichte ouderen, om ook kennis over te dragen aan anderen die moeite hebben met bepaalde ontwikkelingen.
Beleidsopties Op ouderen toegesneden leer- en informatiemogelijkheden zijn nodig, in het bijzonder om de aansluiting met de technologische ontwikkelingen te waarborgen. Daarbij kan worden uitgegaan van een gedifferentieerd opleidingsniveau dat gemiddeld hoger ligt dan in 2011. De groep afhankelijken die geen digitale bronnen gebruikt of er geen toegang toe heeft is relatief klein. Maar omdat naar verwachting de digitalisering toeneemt, is die groep extra kwetsbaar voor informatieachterstand. Bij afnemende mobiliteit is zeker voor de ook op het terrein van leren afhankelijke oudere inzet op laagdrempelige digitale informatie nodig. Daarnaast is het belangrijk om ook de sociale dimensie van leren en informatie uitwisselen te organiseren: het met anderen leren, zeker als dat gebeurt in heterogene groepen (jong-oud). Het bevordert de kwaliteit van leren en van leven. Inzet op toeleiding naar leer- en informatiemogelijkheden voor afhankelijke ouderen is belangrijk. Barrières die de inzet van ouderen om hun expertise met anderen te delen belemmeren, moeten zoveel mogelijk worden weggenomen.
32
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Werken Zelfsturend
collectief
• keuze om al dan niet door te werken • potentie om expertise in te zetten • collectief netwerk
• keuze om al dan niet door te werken • potentie om expertise in te zetten • ZZP-er
• geen keuze om langer door te werken • geen werk / stukloon of kleine baan • geen expertise
• geen keuze om langer door te werken • geen werk / stukloon of kleine baan • geen expertise
individueel
Afhankelijk Werken heeft economische, sociale en persoonlijke betekenis. Het levert inkomen, geeft je een plaats in de samenleving en kans op sociale contacten, biedt structuur, geeft zin en in meerdere of mindere mate ontplooiingsmogelijkheden. Steeds meer ouderen zullen om verschillende redenen steeds langer doorwerken of willen dat graag. De schaarste aan arbeidskrachten maakt dat ook nodig en de technologische ontwikkelingen maken veel vormen van arbeid ook fysiek lichter zodat ze ook op latere leeftijd kunnen worden verricht. Werkgevers zullen de werkomstandigheden wel meer moeten toesnijden op ouderen. Binnen de groep ouderen zijn de zelfsturende kansrijker dan de afhankelijke.
Beleidsopties Beleidsopties zijn erop gericht een optimale match te scheppen tussen vraag en aanbod. Het toesnijden van werkomstandigheden op ouderen omvat aanpassen qua aard en omvang van het werk: werktijden en taakbelasting. Verder vraagt het inzicht in de specifieke competenties van ouderen. In veel gevallen kan hun expertise worden ingezet om anderen te scholen, te begeleiden en te coachen. Een taakverschuiving in deze richting vraagt vaak bijscholing. Een deel van de laagopgeleiden kan het oude werk niet meer doen omdat het fysiek te zwaar is. Als de maatschappelijke en persoonlijke noodzaak tot werken bestaat, is omen bijscholing juist voor deze groep erg belangrijk. Verder is het nodig te werken aan het imago van zowel werk als de oudere. Nu domineren nog twee beelden: na je 50e bouw je af en ben je niet meer interessant voor de arbeidsmarkt. Die beelden zijn in de toekomst niet meer van toepassing.
33
Sociale Staat van Zeeland
Zorgen Zelfsturend • organiseren zorg in context samenleven • zijn geneigd (mantel) zorg te bieden collectief • • • •
zorgvraag wordt gesteld weten niet altijd waar te vragen kunnen geen zorg inkopen zijn geneigd onderling zorg te bieden
• • • •
organiseren hun eigen zorg kunnen soms moeilijk zorg vragen weinig geneigd voor anderen te zorgen snel met medisch actie
individueel
• zorgvraag ontbreekt • weten niet waar te vragen • kunnen geen zorg inkopen Afhankelijk
Uit de eerdere analyse mantelzorg blijkt dat naar verwachting meer mensen een beroep zullen moeten gaan doen op hun omgeving. Ook mensen die bijvoorbeeld hun kinderen, buren of vrienden niet willen belasten, privacy centraal stellen of weinig contacten hebben. Het aantal oudere verleners en ontvangers van mantelzorg gaat flink toenemen. Maar de economische druk om langer door te werken kan die toename weer doen afkalven. De vanzelfsprekendheid dat kinderen voor hun ouders zorgen zal nog verder afnemen omdat er minder jongeren zijn en ze steeds vaker ver van hun ouders wonen. Het wegvallen van sociale verbanden als kerk en club kan er toe leiden dat zorgbehoefte minder snel wordt gesignaleerd. Technologische ontwikkelingen kunnen het verlenen van zorg vergemakkelijken en als het bijvoorbeeld gaat om monitoring de aard van de zorg veranderen. Het inspelen op ziektes als obesitas en alzheimer die naar verwachting steeds vaker zullen voorkomen vraagt specifieke zorginzet.
Beleidsopties Beleidsopties zijn er op gericht voorwaarden te scheppen die eraan bijdragen dat ouderen zo lang mogelijk (voor elkaar) kunnen zorgen. Het is belangrijk de signalering van zorgbehoefte te intensiveren. Dat geldt zowel voor de zelfsturende als voor de afhankelijke burger die individueel is ingesteld. Het stimuleren van deelname aan sociale netwerken en het outreachend werken van maatschappelijke en zorgorganisaties kan daarin een rol spelen. Bij afname van het aantal zorgprofessionals en toename van het aantal zorgvragers ontstaat er spanning tussen vraag en aanbod. Inzet op het beschikbaar krijgen van technologische oplossingen is nodig en moet worden meegenomen in renovatieplannen. Om die oplossingen ook beschikbaar te krijgen voor de economische zwakkere oudere is overheidsbeleid nodig en ruimte binnen de zorgverzekering. Het vooralsnog te verwachten toenemende aantal oudere verleners van mantelzorg dient te worden gefaciliteerd, zeker als er druk op hun aantal ontstaat door de noodzaak langer te werken of opnieuw aan het arbeidsproces deel te nemen. Samenwerking van overheid en zorginstellingen kan daarin voorzien. Andere woonvormen zoals intergenerationeel wonen en kleine zorgunits kunnen bijdragen aan een optimale organisatie van zorg. Aandacht voor zorg bij de inrichting van de woonomgeving is een aandachtspunt voor overheid, woningcorporatie en projectontwikkelaar. Het gaat om toegankelijkheid maar ook om veiligheid en herkenbaarheid, mede ingegeven door de te verwachten toename van ouderen die aan dementie lijden.
34
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Vrije tijd In de vrije tijd kun je talenten ontplooien die in je werk niet aan bod komen, dingen doen die je leuk vindt en, door iets te betekenen voor anderen of de samenleving, zelf betekenis ontlenen aan je bezigheden. Zelfsturend • • • • • collectief
vrijwilligerswerk (flexibel) lid clubs en groepen conversatie/klassikale cursus groepsreis creatief groep
• vrijwilligerswerk • lid muziekvereniging • team – of clubsporter • familie • creatiefgroep • diensten met elkaar ruilen (behangen/ koken/naaien/..)
• • • • • •
individuele individuele individuele individuele tuin individueel
sporter cultuurliefhebber cursus reis
• • • • •
tuin vissen huishouden winkelen individueel creatief
creatief individueel
Afhankelijk Uit de analyse komt naar voren dat naar verwachting in de toekomst minder mensen lid zullen zijn van verenigingen dan de huidige generatie ouderen. Dit geldt met name voor ouderen- en vrouwenverenigingen, kerkelijke verenigingen en politieke partijen. Aan de andere kant verwachten we een hogere (individuele of gezamenlijke) deelname aan sport, cultuur en uitgaan. De totale vrije tijd zal naar verwachting wat minder zijn. Veel mensen blijven immers doorwerken (zie ook paragraaf ‘werken). Ook vervullen zij vaker oppas- en zorgtaken voor kinderen en kleinkinderen (zie ook paragraaf ‘zorgen’). Technische en technologische ontwikkelingen moeten het mogelijk maken (ook voor mensen die met beperkingen te maken krijgen) langer te kunnen ondernemen wat je leuk vindt: sporten, uitgaan, reizen, tuinieren. Daarmee ondersteunen technische en technologische ontwikkelingen de komende generatie in hun positievere houding ten opzichte van uitgaan. De economische ontwikkelingen kunnen bepaalde vormen van vrijetijdsbesteding beïnvloeden. Zo zijn reizen, daguitjes en uitgaan duur. Ook sommige hobbies zijn duur. Daarnaast zal meer door mensen zelf gedaan moeten worden omdat de overheden minder te besteden hebben. Dus een grotere inzet van vrijwilligerswerk zal gevraagd worden.
Beleidsopties Er liggen net als bij werk kansen voor (meer) maatschappelijke participatie van ouderen. Ze zijn immers hoger opgeleid, langer gezond. Wel is het een uitdaging de senioren zelf producten/activiteiten te laten ontwikkelen die aanspreken op de verschillende oriëntaties en situaties (individuele of collectieve, zelfsturend of afhankelijk). Het meest kwetsbaar blijft het derde kwadrant van afhankelijke individualisten. Wanneer zij door economische, sociale of gezondheidsredenen hun leefpatroon moeten aanpassen vallen zij in een gat. Zij hebben moeite zelf nieuwe keuzes te maken en ook om in samenspraak met anderen nieuwe activiteiten te ontplooien. Ook mensen in het tweede kwadrant zijn daarin kwetsbaar. Zij kunnen immers in een afhankelijke positie terecht komen door dezelfde factoren. Kansen voor collectieve redzaamheid liggen met name bij het lichtgroene en donderkgroene kwadrant. Deze mensen willen met elkaar dingen doen, waarbij het lichtgroene kwadrant daarin waarschijnlijk flexibeler is dan het donkergroene.
35
Sociale Staat van Zeeland
Leefbaarheid Onder leefbaarheid verstaan we een match tussen mens en zijn sociale en fysieke omgeving. Zelfsturend • proactieve rol in buurt/wijk • samen kwaliteit organiseren • instanties als partners zien
• voor zichzelf kwaliteit organiseren • verantwoordelijkheid bij ander of instanties leggen • klagen • kans op eenzaamheid
collectief • opgenomen in netwerk • inzet in buurt/wijk•
individueel
• grote kans op eenzaamheid • klagen • niet weten hoe of wie kan helpen Afhankelijk
Uit de analyse kwam naar voren dat naar verwachting meer senioren individueel georiënteerd zijn (privacygericht netwerk). Dit betekent, dat net als bureau Motivaction (Spangenberg en Lampert, 2011) constateert het aandeel ‘pragmatici’ en ‘buitenstaanders’ toeneemt, vergelijkbaar met ons oranje en bruine kwadrant.
Beleidsopties Meer over laten aan zelforganiserend vermogen kan, mits daarbij rekening wordt gehouden met belangen van de afhankelijke individualisten (bruine kwadrant). Voor de zelfsturende individualisten geldt dat zij niet direct zitten te wachten op collectieve bemoeienis van de buurt.
Daarnaast blijkt dat oudere senioren vaker tevreden zijn met hun woning en woonplaats en vaker contact hebben in de buurt. Ze brengen immers ook meer tijd thuis en in de buurt door, doordat ze (minder) werken.
De uitdaging ligt in een duidelijke taak- en rolverdeling tussen formele en informele netwerken en goede communicatie met oog voor verschillende posities.
Hoe technologische en technische ontwikkelingen doorwerken op leefbaarheid lijkt niet zo eenduidig. Het digitale loket van gemeenten, instanties en bedrijven helpt om informatie te vinden en diensten af te nemen. Of digitalisering en techniek helpen om met elkaar (professioneel en informeel) verbeteringen te realiseren of met elkaar in gesprek te gaan over ontwikkelingen of gewenste ontwikkelingen in de buurt lijkt minder evident. Fysiek contact met elkaar (ontmoeting) blijft belangrijk. Economische ontwikkelingen kunnen leiden tot een verschraling van de kwaliteit van de leefomgeving en het aanbod aan activiteiten en voorzieningen, tenzij mensen zelf meer met elkaar organiseren.
36
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Literatuur -- Bucx, F. (red.)(2011). Gezinsrapport 2011. Den Haag: SCP. -- Bucx, F. Uitwisseling van steun tussen ouders en hun jongvolwassen kinderen. In: Wisseling van de wacht: generaties in Nederland. Den Haag: SCP. -- CBS (2005). Hoe lang leefden wij? Historische veranderingen in de levensduur en het doodsoorzakenpatroon In: Bevolkingstrends, 3e kwartaal 2005. ’s Gravenhage: CBS. -- Cornelis (1998). Logica van het gevoel. Amsterdam - Brussel - Middelburg: Stichting Essence. -- Draak, M. den (2010). Oudere tehuisbewoners: Landelijk overzicht van de leefsituatie van ouderen in instellingen 2008/2009. Den Haag: SCP. -- Gennip van, T. (2009). Het handwerk van de levensloop. Amsterdam: Uitgeverij SWP. -- GGD Zeeland (2011). Ouderenmonitor Zeeland 2010: tabellenboek. Goes: GGD Zeeland. -- Lange, F. de (2007). De mythe van het voltooide leven: over de oude dag van morgen. Zoetermeer: Meinema -- Laslett (1989). A fresh map of life: The Emergence of the Third Age. London: Weidenfeld and Nicolson. -- Meer van der M.J. (2006). Older adults and their sociospatial integration in The Netherlands. Utrecht/Amsterdam: UVA/ Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. -- Lelij, B. van der, J. Vergouw, P. van Waart, A. Ait moha, J. Ruiter (2005). De toekomst van ouderenorganisaties: een onderzoek naar de wensen van de protestgeneratie. Amsterdam: Motivaction. -- Petzold H. (1994). Kreative Persönlichkeitsdiagnostiek durch Mediengestützt Technieken in der integratieven Therapie und Beratung. In: Integrative Therapie nr. 4, 340 – 391. -- Schnabel (2004) -- Smit, A. (red.) (2009). Sociale Staat van Zeeland: provinciaal rapport (2009). Middelburg: Scoop -- Smit A. en E. Bakker (2011). Mantelzorg nu en in de toekomst: themarapport sociale staat van Zeeland. Middelburg: Scoop. -- Spangenberg, F. en M. Lampert (2011). De grenzeloze generatie en de onstuitbare opmars van de B.V. IK’. Amsterdam: Motivacton -- Tak, I. van der en D. van der Wouw (2007). Wonen in Zeeland: een beleidsgerichte analyse van het WoON 2006. Middelburg: Scoop. -- TNO (2011). Megatrends: a broad outlook on innovation. Delft: TNO. -- VWS (2002) Verkenning Levensloop. -- VWS (2005). Ouderenbeleid in het perspectief van de vergrijzing (29389, nr. 5). -- Wouw, D. van der (2011). Leefbaarheid: themarapport Sociale Staat van Zeeland. Middelburg: Scoop -- Wouw, D. van der, E. Bakker, J. Overbeeke-Van Sluijs (2010). Om de kwaliteit van het wonen: analyse van het WoOn 2009. Middelburg: Scoop. -- Nationaal Kompas Volksgezondheid, versie 4.6, 15 december 2011© RIVM, Bilthoven (www.nationaalkompas.nl)
37
Sociale Staat van Zeeland
38
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Bijlage
39
Sociale Staat van Zeeland
40
Actieve ouderen in zeeland. Nu en in de toekomst
Bijlage 1: Samenstelling klankbordgroep Cora Israels (gemeente Veere) Didi van Hoof (provincie Zeeland) Ilona Vekemans (provincie Zeeland) Ellie Walrave (Scoop) Trees van Gennip (levensloopacademie) Reino van der Meer (seniorenraad Borsele) Janneke van Schaick/Martha Vergouwe (GGD Zeeland)
41