Achtergrondinformatie Taalvrijwilligers Achtergronden, leerstijlen & niveaus
1
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Inhoudsopgave 1,3 miljoen volwassenen laaggeletterd ................................................................................................. 3 Feiten & cijfers geletterdheid .................................................................................................................... 5 Aspecten van laaggeletterdheid ............................................................................................................... 7 Smoezen ........................................................................................................................................................... 9 Cursistprofielen Laaggeletterdheid ...................................................................................................... 11 Achtergrondinformatie asielzoekers en vluchtelingen ................................................................... 14 Kennismaken met de deelnemer en het leerdoel achterhalen ................................................... 16 Het leren van volwassenen ...................................................................................................................... 18 Leerstijlen ....................................................................................................................................................... 19 Overzicht taalniveaus Raamwerk NT2 ................................................................................................. 22 Wet Inburgering ........................................................................................................................................... 24 Bijlage: Artikel: Reflecteren op de eigen waarden
2
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
1,3 miljoen volwassenen laaggeletterd In Nederland zijn naar schatting 1,3 miljoen volwassenen laaggeletterd. Mensen die laaggeletterd zijn, kunnen onvoldoende lezen, schrijven en rekenen om volwaardig deel te nemen aan de huidige informatiemaatschappij. Zij kunnen daardoor in het dagelijks leven – privé of op het werk – minder goed functioneren. Ook veel kinderen en jongeren kampen onnodig met taalachterstanden. Laaggeletterdheid komt voor in alle lagen van de bevolking, een eenduidige profielschets van een laaggeletterde bestaat dan ook niet. Omdat laaggeletterden hun taalproblematiek goed weten te verschuilen, herkennen we laaggeletterdheid vaak niet in de praktijk. Het komt echter veel voor: 1 op de 9 volwassenen heeft een groot probleem met lezen en schrijven en andere vaardigheden. Stichting Lezen & Schrijven Stichting Lezen & Schrijven is in 2004 opgericht op initiatief van H.K.H. Prinses Laurentien der Nederlanden, met als doel laaggeletterdheid te helpen voorkomen en verminderen. De stichting doet dit door het onderwerp publiekelijk te bespreken, concrete projecten te starten en de krachten te bundelen tussen overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Stichting Lezen & Schrijven heeft sinds 2012 de opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de aanpak Taal voor het Leven uit te rollen. Zie ook: www.lezenenschrijven.nl Taal voor het Leven De aanpak Taal voor het Leven is in zes regio’s opgezet om te onderzoeken of er meer manieren zijn om laaggeletterden te bereiken en hen te helpen naar een hoger lees –en schrijfniveau. De regio’s liggen in en om Amsterdam, Flevoland, Haaglanden, Utrecht, Rotterdam- Rijnmond en IJssel –en vechtstreek. Bestaande lokale kennis en infrastructuur worden benut, versterkt en verbreed, nieuwe manieren uitgeprobeerd en resultaten gemeten en inzichtelijk gemaakt. Taal voor het leven verbindt de wereld van de vrijwilligers die cursisten vinden, enthousiasmeren en begeleiden en de wereld van professionele docenten die naast lesgeven ook vrijwilligers ondersteunen en opleiden. Taal voor het Leven maakt goede –en nog te ontwikkelen- opleidingsmaterialen kosteloos beschikbaar en versterkt het regionale netwerk. Dit alles om dichter in de buurt van de cursist te werken aan een hoger taalniveau zodat deze volwaardig kan deelnemen aan de maatschappij. Zie ook: www.taalvoorhetleven.nl Taalvrijwilligers Binnen Taal voor het Leven werken vrijwilligers en professionals samen met als doel hulp te bieden bij het beter leren lezen, schrijven en spreken. Als een cursist wordt gekoppeld aan een taalvrijwilliger is de cursist in goede handen. De kwaliteitsstandaard is bekend. Als de taalvrijwilliger opmerkt dat de cursist behoefte heeft aan een andere aanpak of vraagt om kwaliteiten die hij of zij zelf niet kan bieden, dan verwijst de taalvrijwilliger de
3
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
cursist door. Dit kan binnen zijn eigen of een andere vrijwilligersorganisatie of bijvoorbeeld naar lesaanbod bij een particuliere taalaanbieder of een ROC in de buurt. Mocht een vrijwilliger zich verder willen ontwikkelen, dan kan dit. Er zijn naast de basistraining verdiepende en aanvullende modules. Te volgen extra modules zijn bijvoorbeeld: begeleiden van leesgroepjes, dyslexie, ‘Hoe word je een supervoorlezer?’ (online te bekijken via Youtube) en digitale vaardigheden (op korte termijn). Regionaal worden er regelmatig intervisiebijeenkomsten en netwerkmomenten gehouden. Om het systeem van professionaliseren taalvrijwilligers mogelijk te maken, is er naast het aanspreekpunt van jouw vrijwilligersorganisatie per regio een taalexpert, de zogenoemde taalregisseur, beschikbaar voor vragen, extra begeleiding en het bewaken van de kwaliteit van de trainingen van de taaltrainers. Taalvrijwilligers werken binnen een lokaal bedrijf, thuis aan de keukentafel, in de bibliotheek, op school of in het buurthuis. Zij werken 1 op 1 of begeleiden een groepje, zelfstandig of onder verantwoordelijkheid van een docent. Doorlopende ondersteuning Natuurlijk sta je er na deze training niet alleen voor. Via www.taalvoorhetleven.nl houden we je op de hoogte van alle ontwikkelingen binnen het programma Taal voor het Leven. Bijvoorbeeld over nieuwe materialen of over hoe je ideeën en ervaringen kunt uitwisselen met de vele andere taalvrijwilligers. Ook kan je met vragen altijd terecht bij de Taalregisseur(s) in jouw eigen regio. Volg ons ook op Facebook en op Twitter (@lezenschrijven) TIP
De instructiekaarten met onderdelen op het gebied van lezen, schrijven en spreken kunnen je ook vaak helpen! Zie hiervoor www.taalvoorhetleven.nl
4
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Feiten & cijfers geletterdheid1
1
Uit: Dr. Maurice de Greef, Prof. Dr. Mien Segers, Dr. Jan Nijhuis (2013)
Feiten & cijfers geletterdheid. Overzicht van de gevolgen van laaggeletterdheid en opbrengsten van investeringen voor samenleving en individu. Stichting Lezen en Schrijven, Den Haag. http://www.lezenenschrijven.nl/assets/uploads/publicaties/LS_literatuurstudie_170x240_def.pdf
5
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
6
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Aspecten van laaggeletterdheid2 Het aantal laaggeletterden3 in Nederland bestaat uit 1 miljoen autochtonen en 0,5 miljoen allochtonen. Anders gezegd: 10% van de Nederlandse bevolking is laaggeletterd (13 % als ook ouderen worden meegeteld).4Binnen deze groep van 1,5 miljoen laaggeletterden zijn naar schatting 250.000 mensen ongeletterd. Zij zijn de ‘echte analfabeten’. 1.1 Maatschappelijk isolement Als doelgroep zijn laaggeletterden moeilijk te bereiken omdat zij niet lezen en zich vaak maatschappelijk isoleren. Een negatief maatschappijbeeld en een laag zelfbeeld, met schaamte voor de laaggeletterdheid en soms verdringing ervan, maakt laaggeletterden vaak moeilijk te activeren. Veel laaggeletterden nemen nauwelijks deel aan het maatschappelijk leven in buurten, scholen, bewonersgroepen of verenigingen. De allochtone groep kent naast volledige ongeletterdheid (analfabetisme) de karakteristiek van de onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Volledige ongeletterdheid komt vooral voor onder vrouwen die in hun land van herkomst geen onderwijs hebben gevolgd. In combinatie met een onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal kan dit een vrijwel volledig maatschappelijk isolement tot gevolg hebben. 1.2 Sociaaleconomische positie Uit het International Adult Literacy Survey (IALS), een onderzoek van de OESO uit 1995, is gebleken dat laaggeletterdheid sterk correleert met variabelen als opleidingsniveau, nietwerken, werkloosheid, etniciteit en leeftijd. Er is een duidelijk verband tussen laaggeletterdheid en sociaaleconomische positie, geslacht en etniciteit. Van de mensen in de laagste inkomenscategorie is 32% laaggeletterd of functioneel analfabeet. Laaggeletterde volwassenen hebben relatief lage inkomens en minder kans op werk. Zij zijn vaker werkloos en uitkeringsgerechtigd. Als zij een baan hebben, is die van laag niveau, met minder kans op een door de werkgever verzorgde opleiding of training. Laaggeletterden vervullen in onze maatschappij de ongeschoolde of laaggeschoolde functies, bijvoorbeeld in het schoonmaakbedrijf, het groenonderhoud, in logistiek en distributie, zorg en horeca. Deze functieniveaus correleren met een lage beloning zonder loopbaanperspectief. Veel laaggeletterden zijn werkzaam in gesubsidieerde arbeid, bijvoorbeeld in sociale werkplaatsen. Daarnaast zijn veel laaggeletterden werkloos of niet actief op de arbeidsmarkt. De laatste groep telt veel huisvrouwen. Onder laaggeletterden zijn er meer vrouwen dan mannen, vooral in gezinnen met een
2 Uit: Ria van Adrichem e.a. (2009) Kenniskring NT12: Achtergronden van cursisten , CINOP ’s-Hertogenbosch. Hoofdstuk 1 (p.6-9).
3
In de praktijk worden de termen ongeletterdheid en laaggeletterdheid door en naast elkaar gebruikt, respectievelijk met de termen analfabetisme en functioneel analfabetisme. In dit stuk gebruiken wij de termen ongeletterdheid en laaggeletterdheid.
4
Cijfergegevens in dit hoofdstuk zijn ontleend aan Bohnenn, E., Ceulemans, C., Guchte, C. van de, Kurvers, J. en Tendeloo, T. van (2004) Laaggeletterd in de Lage Landen : hoge prioriteit voor beleid. Den Haag: Nederlandse Taalunie.
7
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
traditionele rolverdeling. Laaggeletterdheid komt zowel in de stad als op het platteland voor, in de steden veelal geconcentreerd in achterstandswijken met goedkope huurwoningen. 1.3 Immigratie Voor veel allochtonen geldt dat zij relatief laag geschoold zijn. Een deel van hen heeft in het land van herkomst niet of nauwelijks de kans gehad om onderwijs te volgen, hetzij om sociaaleconomische redenen (armoede), vanwege sociaal-politieke omstandigheden (achterstelling) of de demografische situatie (bijvoorbeeld een te grote afstand tot de school), hetzij vanwege ontwrichtende oorlogsomstandigheden. Veel volwassenen uit Turkije en Marokko die ouder zijn dan veertig jaar hebben geen of slechts enkele jaren basisonderwijs genoten. Dat geldt bijvoorbeeld voor 40% van de Turkse mannen en 85% van de Marokkaanse vrouwen. Voor volwassenen afkomstig uit Suriname en de Antillen geldt dit voor 25% van de mannen en 34% van de vrouwen. 1.4 Leeftijd Vanwege de stijging van de onderwijsparticipatie en het werkniveau in de afgelopen decennia, komt laaggeletterdheid onder jongeren veel minder voor dan onder ouderen. Veel ouderen geven aan problemen te hebben met de taal- en rekentaken waar ze in hun dagelijks leven mee geconfronteerd worden. De toenemende bureaucratisering, digitalisering en automatisering maakt die problemen nog groter. 1.5 Beperkingen Toch komt laaggeletterdheid niet alleen voor bij volwassenen. De laaggeletterden van de toekomst zijn de kinderen met een onderwijsachterstand van nu. Laaggeletterdheid dient daarom ook op de scholen te worden aangepakt, vooral door het tegengaan van taalachterstand. Taalbeheersing is de sleutel tot geletterdheid. Naast de taalachterstand van allochtone kinderen is er ook bij veel autochtone kinderen al sprake van een taalachterstand, vanwege achtergrond en milieukenmerken (‘taalarme’ gezinnen), dyslexie, dyscalculie, cognitieve en functionele beperkingen (laag IQ, autisme, ADHD, emotionele of psychiatrische problematiek, doofheid, slechtziendheid, enzovoort). Onderwijsachterstand op de basisschool zet zich voort in het voortgezet onderwijs, waar vaak blijkt dat die achterstand heel moeilijk kan worden ingelopen. Signaleren en remediëren van achterstand dient daarom zo vroeg mogelijk te beginnen. Er is een groeiende aandacht voor de mogelijkheden bij de voorschoolse educatie: binnen de kinderopvang, crèches, consultatiebureaus, via jeugdgezondheidszorg, kinderartsen, enzovoort. Verder lezen? http://www.basisvaardigheden.nl/pdf/kknt1%20_3a_%20achtergronden%20cursisten%20v ersie%201%2028%2005%2009.pdf
8
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Smoezen
‘Sorry, ik ben mijn bril vergeten.’
‘Dat formulier vul ik thuis wel in.’
‘Ik schrijf zo onleesbaar, doe jij dat maar voor me.’
‘Dat werkbriefje krijg je straks van me.’
‘Ik laat de kinderen altijd boodschappen doen.’
‘Die bijsluiters zijn allemaal zo ingewikkeld.’
9
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
‘Oh, ik dacht dat die afspraak morgen was.’
‘Die hoofdpijn gaat maar niet over.’
‘De televisie geeft toch al informatie genoeg?’
‘Ik kan niet lezen, omdat ik woordblind ben.’
Filmmateriaal Voorbeelden van mensen die moete hebben met lezen en schrijven, kan je zien in afleveringen Lees en Schrijf van www.ETV.nl. Ook op youtube (zie o.a. kanaal van Stichting Lezen & Schrijven) zijn vele voorbeelden te vinden van mensen die pas op latere leeftijd leerden lezen en schrijven en die veel last hadden van schaamte voor hun probleem. Maar nu met plezier iets opschrijven en/of iemand voorlezen! Bekijk ook eens http://www.lsfa.nl/inzendingen/films voor korte films over lezen en schrijven.
‘Kunnen lezen en schrijven is een basisrecht voor elk individu’
10
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Cursistprofielen Laaggeletterdheid NT1 & NT2
5
Profiel 1: De gevorderde leerder Cursisten met dit profiel zijn divers qua taalachtergrond. Ze hebben doorgaans een relatief grote mondelinge vaardigheid en bevinden zich voor zowel lezen als schrijven tussen 1F en 2F. Ze zijn over het algemeen beter in lezen dan in schrijven. Voor de mondelinge vaardigheden hebben zij de doelen van de volwasseneneducatie (2F) al bereikt. De leerders behorend tot profiel 1 zitten voor lezen op de niveaus 1F en 2F, voor schrijven in meerderheid op 1F en voor de mondelinge vaardigheden boven B1. Dian Dian is een man uit Indonesië. Hij is 46 jaar. Op twintigjarige leeftijd kwam hij naar Nederland. In Indonesië volgde hij 8 jaar jeugdonderwijs. Tijdens zijn werk als metaalbewerker wordt hij in toenemende mate geconfronteerd met lees- en schrijftaken, die hij soms lastig vindt. Bovendien hoopt hij op promotie. Daarom heeft hij zich aangemeld voor een cursus, die hij sinds een half jaar volgt.
Nellie Nellie is een vrouw van 55 jaar. Ze had een baan als administratief medewerkster maar is op dit moment werkzoekend. Om haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, werkt ze aan haar schriftelijke taalvaardigheid. Lezen is eigenlijk niet het grootste probleem maar met schrijven en vooral spellen heeft ze moeite.
Profiel 2: De gemiddelde leerder Ook deze groep is gemengd qua taalachtergrond. Cursisten in dit profiel hebben eveneens een grote mondelinge vaardigheid, al scoren ze lager dan de gevorderde leerders. Ze bevinden zich voor lezen tussen 1F en 2F en voor schrijven tussen instroom en 1F. Het onderwijs aan deze groep zou zich hoofdzakelijk moeten richten op lezen en schrijven. De leerders met profiel 2 kunnen ook behoefte hebben aan training van de mondelinge vaardigheid. De leerders behorend tot profiel 2 zitten voor lezen op niveau 1F, voor schrijven op instroomniveau en voor de mondelinge vaardigheden eveneens boven B1. Jos Jos is een man van 26 jaar, die werkt in de groenvoorziening. Hij volgde 9 jaar regulier onderwijs. Jos wil graag beter leren lezen en schrijven omdat hij vaak hulp nodig heeft bij lees- en schrijftaken. Lezen gaat traag en schrijven vindt hij enorm lastig.
Majida Majida is een vrouw van 50. Ze woont in het noorden van het land. Ze is geboren in Marokko en sinds 17 jaar in Nederland. In Marokko ging ze 5 jaar naar school. Majida is huisvrouw en ze wil graag haar lees- en schrijfvaardigheid verbeteren, zodat ze alledaagse lees- en schrijftaken zelfstandig kan uitvoeren.
5
Uit: Jeanne Kurvers, Kaatje Dalderop, Willemijn Stockmann (2013): Cursistprofielen Laaggeletterdheid NT1 &
NT2 Samengevat. Steunpunt Taal en rekenen VE, Ede http://www.steunpuntve.nl/wp-content/uploads/2013/05/publiekssamenvatting-def.pdf
11
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Profiel 3: De NT2-leerder Deze leerders hebben een andere moedertaal dan het Nederlands. Ze zijn vaak vrij goed in taken die een beroep doen op leesvaardigheid (1F), maar hebben een beperkte woordenschat. Hun mondelinge vaardigheden liggen tussen A1 en B1. Het onderwijs aan deze leerders zal gericht moeten zijn om training van mondelinge vaardigheden en woordenschatuitbreiding, naast verdere ontwikkeling van lees- en schrijfvaardigheid. De leerders behorend tot profiel 3 zitten voor lezen op 1F, maar voor schrijven onder instroomniveau. Voor de mondelinge vaardigheden zit meer dan de helft onder A2 en een deel tussen A2 en B1. Fatma Fatma is een vrouw van 43 jaar. Ze is geboren in Turkije en is sinds 14 jaar in Nederland. Fatma heeft in Turkije 8 jaar onderwijs gevolgd. Dankzij haar onderwijsverleden is technisch lezen voor Fatma niet het grootste probleem, maar ze heeft een beperkte woordenschat. Hierdoor ondervindt ze problemen met mondelinge taken en met het begrijpen van teksten. Ook het zelf produceren van een tekst is lastig, omdat ze niet voldoende woorden kent om uit te drukken wat ze bedoelt. Profiel 4: De leerder met ernstige lees- en schrijfproblemen Deze groep heeft Nederlands als moedertaal. De leerders van dit profiel hebben een grote woordenschat en eigenlijk geen problemen met de mondelinge vaardigheden. Ze hebben echter een zeer beperkte lees- en schrijfvaardigheid. Voor lezen zitten ze op instroomniveau en voor schrijven onder instroomniveau. Veel leerders in deze groep hebben een verleden in het speciaal onderwijs en bij een relatief groot deel van hen is dyslexie vastgesteld of wordt dyslexie vermoed. Leerders in deze groep hebben jeugdonderwijs genoten en van alle groepen hebben leerders met dit profiel de meeste tijd doorgebracht in het volwassenen onderwijs. Het onderwijs aan deze groep vraagt geduld, tijd en inspanning. Zorgvuldige selectie van de belangrijkste leerdoelen per cursist is essentieel. De leerders behorend tot profiel 4 zitten voor lezen in meerderheid op Instroomniveau, voor schrijven onder Instroomniveau (Alfa A en Alfa B) en voor de mondelinge vaardigheden boven B1. Hans Hans is een man van 47 jaar. Hij woont in Amsterdam-noord en spreekt thuis plat Amsterdams. Hans volgde speciaal onderwijs en werkt via Pantar (SW-bedrijf) in de groenvoorziening. Zijn werkgever stelde hem in de gelegenheid deel te nemen aan een lees- en schrijfcursus. Hans heeft een grote woordenschat en hij heeft geen moeite met gespreksvaardigheid. Maar lezen en schrijven krijgt hij maar moeilijk onder de knie.
12
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Profiel 5: De leerder met leermoeilijkheden Deze groep heeft moeite met zowel de mondelinge vaardigheden als lezen en schrijven. De groep is divers qua taalachtergrond en bestaat uit Nederlandstaligen met een beperkte leervaardigheid en anderstaligen zonder of met een zeer beperkt aantal jaren jeugdonderwijs. Qua geletterdheid beheersen deze leerders het alfabetisch principe nog niet of nauwelijks. De mondelinge vaardigheid is beperkt. Deze leerders zullen ook behoefte hebben aan training van de mondelinge vaardigheden. Het onderwijs zal zich moeten richten op zelfredzaamheid, met veel aandacht voor de mondelinge vaardigheid en eventueel de ontwikkeling van de beginnende leesvaardigheid. De leerders behorend bij profiel 5 zitten voor lezen wat gespreid qua niveau, maar meer dan de helft zit onder Instroomniveau. Voor schrijven zitten zij allemaal onder Instroomniveau; bijna de helft zit onder Alfa A. Ook de mondelinge vaardigheid kent wat spreiding, maar ligt overwegend tussen A2 en B1. Koos Koos is een man van 52 jaar. Koos heeft 8 jaar speciaal onderwijs gevolgd en werkt via Pantar (SW-bedrijf) als inpakker. Zowel zijn mondelinge als zijn schriftelijke vaardigheden zijn zwak ontwikkeld. De leesvaardigheid van Koos zit onder Alfa A. Hij herkent een deel van de letters en kan een aantal korte eenvoudige woorden lezen. Schrijven kan hij eigenlijk helemaal niet. Ook zijn woordenschat is heel beperkt. Zijn score op de woordenschattaak suggereert dat hij maar weinig meer dan de 2000 meest frequente woorden van het Nederlands beheerst. Zijn docent is gewend het onderwijs op te delen in hele kleine stappen en ziet wel vooruitgang. Maar de weg is nog heel lang.
Soraya Soraya is een Libanese vrouw van 45 jaar. Ze woont 20 jaar in Nederland. Thuis spreekt ze haar moedertaal. Soraya is een huisvrouw maar ze zou graag willen werken. Daarom wil ze haar taalvaardigheid verbeteren. Soraya heeft geen jeugdonderwijs gevolgd. In Nederland heeft ze een alfabetiseringscursus gedaan. Daarvan is ze veel weer vergeten. Spreken lukt wel aardig. Voor de mondelinge vaardigheden zit ze ongeveer op A2. Ze kan bijna 20 woorden lezen in een minuut en begrijpt een deel van de informatie uit een speciaal op haar lage niveau aangepaste tekst. Ze kan ook enkele woorden schrijven.
13
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Achtergrondinformatie asielzoekers en vluchtelingen6 Vreemdeling, asielzoeker, vluchteling. Deze woorden worden vaak door elkaar gehaald. Daarom wordt onder dit kopje precies uitgelegd wat ze betekenen. Wie is een vreemdeling? Een vreemdeling is iemand die in Nederland is en die niet de Nederlandse nationaliteit bezit. De meeste vreemdelingen die voor langere tijd in Nederland verblijven zijn EU-burgers. Vluchtelingen en asielzoekers vormen een bijzondere categorie vreemdelingen. Een asielzoeker heeft een asielverzoek ingediend en hoopt erkend te worden als vluchteling. Zolang er nog geen beslissing is op de asielaanvraag, is iemand asielzoeker. Krijgt iemand asiel en wordt hij dus als vluchteling erkend, dan is hij vluchteling. Uiteraard zijn niet alle vreemdelingen en asielzoekers vluchteling Vluchtelingen Wanneer is iemand een vluchteling? Dit is bepaald in het Vluchtelingenverdrag. De meeste vluchtelingen in Nederland zijn hier ooit als asielzoeker naartoe gekomen. Daarnaast doet Nederland mee aan een internationaal programma om vluchtelingen die elders in vluchtelingenkampen verblijven te her vestigen. Dit zijn de uitgenodigde vluchtelingen Gegronde vrees voor vervolging Volgens het Vluchtelingenverdrag is een vluchteling iemand die in zijn thuisland gegronde vrees heeft voor vervolging. Redenen voor vervolging kunnen zijn ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of seksuele voorkeur. De vluchteling kan in eigen land geen bescherming krijgen tegen deze vervolging. In Nederland krijgt hij een asielvergunning en de garantie dat hij niet wordt teruggestuurd naar zijn eigen land. Verder krijgt hij een aantal bijzondere rechten, zoals toegang tot de arbeidsmarkt. Dat stelt hem in staat een nieuw bestaan op te bouwen. Erkende vluchtelingen In Nederland wonen tussen de 200.000 en 250.000 erkende vluchtelingen. De meesten van hen hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit. De meeste vluchtelingen komen uit Irak, Afghanistan, Iran, Somalië en voormalig Joegoslavië. Uitgenodigde vluchtelingen Nederland is een van de achttien landen in de wereld die vluchtelingen uitnodigen om zich te komen vestigen. Nederland nodigt per jaar vijfhonderd vluchtelingen uit. Ongeveer honderd daarvan hebben een complexe medische aandoening of handicap. UNHCR selecteert op kwetsbaarheid De vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, de UNHCR, voert het uitnodigingsbeleid uit. Deze selecteert de 'uitgenodigde' vluchtelingen en draagt ze voor. Hierbij kijkt de UNHCR waar de nood het hoogst is en wie het kwetsbaarst is. De vluchtelingen verblijven meestal in vluchtelingenkampen, in een buurland van het thuisland. In deze kampen is de situatie vaak erbarmelijk en ronduit onveilig. Asielzoekers Een asielzoeker is iemand die in eigen land vervolgd kan worden. Hij of zij roept dan de bescherming van een ander land in en vraagt daarmee asiel aan.
6 Deze informatie is verkregen van de website van Vluchtelingenwerk: http://www.vluchtelingenwerk.nl/vluchtelingen/vluchtelingen-asielzoekers.php
14
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Het land waar asiel wordt gevraagd moet nagaan of de asielzoeker valt onder het Vluchtelingenverdrag. Dit gebeurt in de asielprocedure. Als de asielzoeker erkend wordt als vluchteling, staat het vast dat hij of zij vluchteling is. Zolang een asielzoeker in Nederland nog in de asielprocedure is, geldt voor hem een apart huisvestingssysteem met beperktere rechten ('opvang'). Asielaanvragen in Nederland: In 2009 vroegen 14.905 mensen in Nederland asiel aan. Ongeveer de helft van de asielzoekers krijgt uiteindelijk een vergunning. Alleenstaande minderjarige asielzoekers: een kwetsbare groep Kinderen die zonder ouders of voogd in Nederland asiel aanvragen, zijn extra kwetsbaar en verdienen daarom extra bescherming. Deze zogeheten alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s) volgen dezelfde procedure als andere asielzoekers. Maar als hun aanvraag wordt afgewezen, mogen ze toch vaak tot hun achttiende in Nederland blijven, omdat er voor hen speciaal beleid is. Ama of amv? De termen alleenstaande minderjarige asielzoeker (ama) en alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) worden vaak door elkaar gebruikt. Maar wat is nu het verschil tussen beide? Juridisch is het juist om te spreken van een 'ama' zolang de minderjarige nog in de asielprocedure zit. De vreemdeling is dan asielzoeker. Zodra de vergunning wordt verleend 'als alleenstaande minderjarige vreemdeling', kan worden gesproken van een 'amv'. Op 1 april 2001 is de nieuwe Vreemdelingenwet in werking getreden. Daarin wordt voor het eerst de term amv gebruikt. De reden hiervoor is dat de vergunning die een alleenstaande minderjarige uiteindelijk krijgt in de wet is opgenomen onder de reguliere vergunningen – dus vergunningen voor vreemdelingen - en niet meer onder de asielvergunningen – vergunningen voor asielzoekers. Voor minderjarigen in de asielprocedure gebruikt VluchtelingenWerk de term 'ama'. Hiermee wordt benadrukt dat bij de beoordeling van asielverzoeken van minderjarigen ook goed moet worden gekeken naar zogenaamde asielaspecten. Het gebeurt te vaak dat er niet genoeg wordt doorgevraagd over het asielverhaal waardoor de alleenstaande minderjarige (slechts) een tijdelijke amv-vergunning krijgt. Hoe gaat de procedure in z’n werk? Als een alleenstaande jongere in Nederland asiel aanvraagt, beoordeelt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of hij een asielvergunning kan krijgen. Is dat niet het geval, dan kijkt de IND of hij zich zelfstandig kan handhaven in zijn herkomstland en zo niet, of er daar opvang is. Kan de jongere zichzelf niet redden en is er ook geen opvang, dan krijgt hij een reguliere vergunning (een vergunning als alleenstaande minderjarige vreemdeling). Uit welke landen komen ama’s? De grootste groepen ama’s zijn afkomstig uit Somalië, Afghanistan, Irak, China en Guinee. Chinese ama’s krijgen bijna nooit een vergunning, want in het Nederlandse beleid is vastgelegd dat de Chinese weeshuizen geschikt zijn om hen op te vangen bij terugkeer. Bijna altijd worden de jongeren Nederland binnengebracht door mensensmokkelaars. Soms is het vermoeden dat deze smokkelaars hen ook in Nederland nog lastig blijven vallen. In dat geval kan een jongere huisvesting krijgen in een speciale woongroep, waar niemand zo maar in of uit kan lopen. Voor uitgebreide info zie publicatie ‘Vluchtelingen in getallen 2011’ van Vluchtelingenwerk Nederland: http://www.vluchtelingenwerk.nl/vluchtelingen/vluchtelingen-in-getallen.php
15
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Kennismaken met de deelnemer en het leerdoel achterhalen7 1. Het intakegesprek Je kunt de kennismaking als een soort intake gesprek beschouwen. Een intake bestaat uit de volgende elementen: 1. Kennis van en begrip voor de situatie en achtergronden van de deelnemer 2. Leervragen, motivatie en niveaubepaling van de deelnemer Om de deelnemer te kunnen helpen, heb je informatie nodig over zijn/haar situatie en achtergrond. Het is van belang dat je een goed beeld probeert te vormen van de schoolloopbaan, werk -en levensverhaal van de deelnemer. Hoe meer informatie er bekend is, hoe beter de lessen op de deelnemer en op de situatie afgestemd kunnen worden. 2 Kennis van en begrip voor de situatie en achtergronden van de deelnemer 2.1 Verworven competenties Een deelnemer, zeker een volwassene brengt per definitie zijn/haar levenservaring mee: ervaringen op school, op het werk, in hobby en privé. Deze ‘bagage’ heeft ervoor gezorgd dat hij/zij zich competenties eigen heeft gemaakt, die zeer divers kunnen zijn. De één heeft ervaring in een bepaald soort werk en is bijvoorbeeld een goed vakman. De ander heeft bijvoorbeeld handigheid verworven in het toepassen van oplossingsstrategieën, heeft kinderen opgevoed of heeft allerlei soorten werkzaamheden verricht. Dit zijn de zogenaamde eerder verworven competenties. Door deze competenties te expliciteren en te (h)erkennen, ontdekt een deelnemer wat hij/zij feitelijk allemaal in huis heeft. En die competenties tellen mee. Benadruk deze en geef aan dat ze heel belangrijk zijn. 2.2 Schoolervaringen Nederlands als moedertaal Om een goed beeld te krijgen van de deelnemer is informatie over schoolervaringen wezenlijk. De intaker dient te achterhalen hoe het op school ging, waar de deelnemer goed in was, wat hij moeilijk vond, wat voor rollen/taken hij op school vervulde. Het gaat om de herinneringen aan de schooltijd, zowel negatieve als positieve. Vooral vervelende ervaringen kunnen belemmerend werken op het aankomende leerproces. De intaker dient te informeren naar ervaringen of eigenschappen die mogelijk van invloed kunnen zijn op het leren, zoals ‘altijd achter in de klas moeten zitten’ of een negatief zelfbeeld. Nederlands als tweede taal Voor mensen met een NT2 achtergrond is het belangrijk om te weten hoe lang de deelnemer in het land van herkomst op school onderwijs heeft gevolgd en wat voor soort onderwijs dit was. Ook is het natuurlijk belangrijk om te weten of en wat voor cursus/scholing de deelnemer in Nederland volgt of heeft gevolgd. Let op mensen verwarren school vaak met inburgering of cursus. 2.3 Werk, gezin en omgeving Ook de werk- en gezinssituatie kunnen informatie bieden die van belang is voor het formuleren van leerdoelen. Kortom, tijdens de intake verkent de intaker de omgeving van de deelnemer door vragen te stellen én door goed te luisteren. Tussen neus en lippen geeft de deelnemer vaak informatie die van belang kan zijn.
7
O.a. gebaseerd op: Ellen Pattenier, Carin Spoelstra-Van Dijk, Janneke Roor (2009) Kenniskring NT1: Voorstellen
voor een goede intake NT1. CINOP ’s-Hertogenbosch
16
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
3 Leervragen, motivatie en niveaubepaling van de deelnemer In een intake is de leervraag leidend: komt de nieuwe deelnemer omdat hij zijn/haar naam wil leren schrijven of om de bijsluiters van medicijnen te kunnen lezen en begrijpen? Wil hij/zij beter functioneren op de arbeidsplek, bij- of nascholen of omzien naar een andere baan? Wil hij/zij minder afhankelijk zijn van partner of familie bij het regelen van geldzaken? Of wil hij/zij in het algemeen meer zelfvertrouwen? Voorbeeld: “Ik wil leren schrijven” is te algemeen, wàt wil iemand leren schrijven en in welke mate: een persoonlijke brief is niet hetzelfde als een e-mailtje en een roman lezen is niet gelijk aan voorlezen uit Nijntje. Met vragen en dóórvragen, kan de leervraag achterhaald worden. Als intaker en deelnemer beiden weten wat het leerdoel is, schept dit helderheid over en weer. Voorbeeld: De krant kunnen lezen is voor iemand met niveau A1 geen doel waar meteen aan gewerkt kan worden: kernwoorden en koppen is vooralsnog een tussenstap waar ook nog eens het nodige aan vooraf zal gaan. Voorbeeld vragen met betrekking tot motivatie/leerwensen • Wat wilt u leren? • Wat zou u willen kunnen lezen of schrijven? Kunt u een voorbeeld geven? • Wat zijn uw toekomstplannen? • Wat wilt u aan het einde van de cursus geleerd hebben? • Weet uw omgeving/familie dat u moeite hebt met lezen en schrijven? • Hoe reageren zij daarop? • Hoe vinden ze dat u naar onze cursus wilt komen? • Doet u het voor hen of voor uzelf? • Zijn er in uw familie meer mensen met lees-en schrijfproblemen? • Wat wilt u na de cursus gaan doen? • Waarom wilt u deze cursus volgen? o kansen op werk vergroten / ander/beter werk willen; o opstap naar een andere cursus; o meer zelfvertrouwen krijgen; o kinderen helpen met hun huiswerk; o zinvolle tijdsbesteding; o gezelligheid/contacten zoeken/onderhouden via internet; o kleinkinderen voorlezen; o anders:……? Voorbeeld vragen specifiek voor lezen en schrijven • Leest u weleens? Lukt dat? Wat leest u? (ondertiteling op televisie en bij films/ een krant / tijdschrift / een reclame / leesboek / stripboek / kinderboek / ….?) • Vindt u dat de ondertiteling te snel gaat? • Leest u weleens de advertenties, kunt u die goed lezen en begrijpen? • Wat zou u graag kunnen lezen? (ondertiteling op televisie en bij films/ een krant / tijdschrift / een reclame / leesboek / stripboek / kinderboek / ….? ! leerdoelen) • Kunt u werkbriefjes lezen en invullen? • Vult u weleens een formulier in? Zo ja, wat voor formulier? • De informatie die u thuis krijgt van de gemeente en zo, kunt u die goed lezen en begrijpen? • Schrijft u weleens? • Wat zou u graag kunnen schrijven? (een brief / kor briefje / kaart / boodschappenlijstje / …? ! leerdoelen) • Gebruikt u weleens een computer? (bijvoorbeeld om informatie op te zoeken / spelletjes / e-mailen / marktplaatsbezoek / ……? ! leerdoelen) Verder lezen? http://www.basisvaardigheden.nl/pdf/kknt1%20_2a_%20%20intake%20versie%202%202 8%2005%2009.pdf
17
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Het leren van volwassenen Volwassenen hebben al een hele geschiedenis van –soms negatieve - leerervaringen. Ze hebben hun leven hun best gedaan lees- en schrijfsituaties te mijden en hebben vaak een uiterst negatief beeld over lezen en schrijven. Ze zijn geen, zoals we bij kinderen weleens zeggen, ‘sponzen’ die allerlei nieuwe informatie moeiteloos opnemen. Ze zullen nieuwe kennis en ervaringen toetsen aan wat ze al weten en dit in hun eigen referentiekader willen integreren. De leergeschiedenis van een volwassene bepaalt mede hoe hij of zij tegen het leren van nieuwe zaken aankijkt. Vaak gaat het starten van een nieuw leerproces gepaard met een zekere mate van angst en onzekerheid: ‘het is eerder nooit gelukt, dus waarom nu wel?’. Volwassenen gaan vaak naar een cursus omdat ze niet meer aan het lezen en schrijven kunnen ontkomen, dus meestal niet omdat ze het ‘leuk’ vinden. Ook moeten ze hun kostbare vrije tijd opofferen voor de cursus. Sommigen hopen dan ook stiekem op een ‘spoedcursus’: even door de zure appel heen en dan weer gauw naar huis. Dan valt het bitter tegen als ze ervaren hoe langzaam het gaat en hoeveel inspanning het kost. De neiging om te stoppen is groot. Vier kleine mijlpalen Motivatie is een belangrijke succesfactor. Aan ons de taak om men gemotiveerd te houden en vertrouwen te geven in eigen kunnen. Het belangrijkst is dan ook aan te sturen op het vergroten van zelfvertrouwen en op het enthousiasmeren van de cursisten: laat ze succeservaringen opdoen. Er moeten zo snel mogelijk resultaten geboekt worden, waar ze trots op kunnen zijn. Vier kleine mijlpalen! Dit kan alleen als er haalbare doelen worden gesteld en als de cursist centraal staat. Nederlands als moedertaal (NT1) of Nederlands als tweede taal (NT2) Als je in Nederland bent geboren en getogen en je ouders altijd Nederlands met je spraken, dan is Nederlands je moedertaal. In vaktermen spreken we dan over ‘Nederlands als eerste taal’, ook wel afgekort tot NT1. Als je een andere taal als moedertaal spreekt, omdat je uit het buitenland komt en/of ouders hebt die een andere taal met je spraken, dan is Nederlands vaak je tweede taal, ook wel kortweg NT2. Kenmerken die vaak van toepassing zijn op laaggeletterde autochtone volwassenen zijn: slechte schoolervaring, weinig onderwijs, schaamte voor taalprobleem, gebruik van smoesjes, mondeling vaardig, faalangstig, onderschatten of overschatten van eigen mogelijkheden, taalarme thuisomgeving, problematische thuissituatie. Autochtone laaggeletterde volwassenen die wel een beetje kunnen schrijven, schrijven vaak letterlijk, klankzuiver op wat ze horen. Kenmerken die vaak van toepassing zijn op tweede taalleerders zijn: een beperkte woordenschat, zowel mondeling als schriftelijk problemen met zinsbouw, moeite met juist inzetten van lidwoorden, voorzetsels, aanwijzend voornaamwoorden, vervoegingen, moeite met toepassen regels, taalprobleem meteen duidelijk, vrouwen vaak geïsoleerd. Kenmerken die vaak van toepassing zijn op tweede generatie allochtonen die moeite hebben met Nederlands en ook soms bij mensen van de Antillen, Aruba en Suriname, zijn: ze spreken thuis vaak een andere taal dan buitenshuis, ze zijn mondeling heel vaardig, maar zijn schriftelijk minder vaardig, hebben moeite met spellen en schrijven en leven soms in een taalarme thuisomgeving.
18
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Leerstijlen Leren en leerstijlen Leren bestaat uit een aantal leermomenten: o Ervaringen opdoen o Nadenken over de ervaringen en tot een oordeel komen o De theorie bekijken en tot kennis en inzicht komen o Nieuwe inzichten uitproberen in de praktijk Dat betekent niet dat iedereen bovenstaande momenten achtereenvolgens doorloopt. Waar de een start met de theorie, wil een ander eerst uitvoeren. Waar men begint, wordt bepaald door de leerstijl die iemand heeft, de persoonlijke voorkeur. Een leerstijl is niet altijd even effectief. Reflecteren op de eigen leerstijl is van belang om verder te komen. De manier waarop lerenden nieuwe kennis en vaardigheden verwerven, verschilt. De een is meer auditief ingesteld, de ander meer visueel. Door te kijken naar hoe iemand leert, kun je effectiever begeleiden. In de praktijk blijkt het lastig dit uit te vinden. Valkuil: je eigen voorkeursstijl toepassen Hieronder gaan we kort in op een aantal theorieën over leerstijlen. Ook verwijzen we naar instrumenten om je eigen leerstijl te leren kennen. Uit het voorgaande is wel duidelijk geworden dat je zoveel mogelijk uitgaat van de deelnemer. Een taalvrijwilliger heeft een eigen ‘voorkeursstijl’ en het kan uit gewoonte gebeuren dat je dezelfde leerstijl van de cursist verwacht. Dat is vaak niet het geval. Kolb Leerstijl
Kernwoorden
Doener Accomoderen
Wat is er nieuw? Ik ben in voor alles in.
Leert het beste van... • • •
Bezinner Divergeren
Ik wil hier graag even over nadenken
• • • •
Denker Assimileren
Hoe is dat met elkaar gerelateerd?
• • • • •
• Beslisser Convergeren
Hoe kan ik dit toepassen
•
directe ervaring, dingen doen nieuwe ervaringen, het oplossen van problemen in het diepe gegooid worden met een uitdagende taak activiteiten waar ze de tijd krijgen, gestimuleerd worden (achteraf) na te denken over acties als de mogelijkheid wordt geboden eerst na te denken en dan pas te doen beslissingen nemen zonder limieten en tijdsduur gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen (congressen, colleges, boeken) als ze de tijd krijgen om relaties te kunnen leggen met kennis die ze al hebben situaties waar ze intellectueel uitgedaagd worden de kans krijgen vragen te stellen en de basismethodologie, logica etc. te achterhalen theoretische concepten, modellen en systemen activiteiten waar een duidelijk verband is tussen leren en werken
19
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
in de praktijk?
• • •
ze zich kunnen richten op praktische zaken ze technieken worden getoond met duidelijke praktische voorbeelden ze de kans krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert
Zie verder: http://www.thesis.nl/thesis15/index.php?option=com_content&view=section&layout=blog&i d=4&Itemid=4 http://www.leren.nl/artikelen/2003/leerstijlen.html Test: http://www.thesis.nl/thesis15/index.php?option=com_db8kolb&Itemid=6 Vermunt Ook de Inventaris van LeerStijlen (ILS) van Jan Vermunt kan gebruikt worden in een onderwijssituatie. Op welke manier maakt een leerling zich de leerstof eigen? Vermunt onderscheidt drie leerstijlen: •
De reproductiegerichte stijl. De leerling die deze stijl gebruikt, houdt van ‘stampen’. Hij is gericht op het letterlijk reproduceren van de leerstof en houdt van toetsen.
•
De betekenisgerichte stijl. De leerling richt zijn aandacht vooral op de hoofdzaken van de te bestuderen stof. Hij onderzoekt de standpunten, ideeën en conclusies, legt verbanden en vormt ook zijn eigen mening. Hij leert vanuit persoonlijke interesse.
•
De toepassingsgerichte stijl. De leerling richt zich vooral op de toepassingsmogelijkheden van de leerstof. Hij wil weten of de leerstof relevant is voor de praktijk en heeft vooral behoefte aan concrete informatie en voorbeelden. Het leren is nu vooral beroepsgericht.
Zie ook: http://www.persoonlijke-leerstijl.com/leerstijlen-van-vermunt.html Test http://edu.hethooghuis.nl/vz/leren-en-coachen/testvermunt.htm Kaldeway Leerstijl
Denkstijl
1
Methodisch
Kennisgericht - begripsdenken
2
Intuïtief
Ervaringsgericht - beelddenken
3
Constructief
Toepassingsgericht - praktijkdenken
4
Beschouwend
Betekenisgericht – systeemdenken
Zie ook: http://igitur-archive.library.uu.nl/ivlos/2007-0508-200317/Denkstijlen.pdf VARK Voorkeuren om informatie op te slaan in de hersenen en om informatie te communiceren • • • • •
Visual Aural/Auditory Read/write Kinethetic Multimodals
Test http://www.vark-learn.com/english/page.asp?p=questionnaire
20
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Standaarden en eindtermen volwasseneneducatie (ve) Voor de doelgroepen NT1 en NT2 is een apart kader ontwikkeld om de voortgang van de taalvaardigheid in beeld te brengen. Sinds 1 januari 2013 zijn beide kaders in de wet opgenomen: Voor NT1-leerders in de opleidingen Nederlandse taal en rekenen 1F en 2F zijn dat de Standaarden en eindtermen ve en voor NT2-leerders in de opleidingen NT2 het Raamwerk NT2. Beide kaders reflecteren de eigen wijze van taalverwerving van de doelgroep waarvoor ze ontwikkeld zijn. In augustus 2010 zijn de Referentieniveaus taal en rekenen (Meijerink) voor de onderwijsleerlijn van primair tot en met middelbaar beroepsonderwijs vastgesteld in de AMvB Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Om deze referentieniveaus ook van toepassing te laten zijn op de volwasseneneducatie is in het kader van het Actieplan Laaggeletterdheid 2012-2015 besloten voor de educatieopleidingen gericht op alfabetisering en op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs eindtermen vast te stellen voor de niveaus 1F en 2F. Daarnaast is een tussenniveau beschreven onder 1F, het Instroomniveau.
21
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Overzicht taalniveaus Raamwerk NT2 Begrijpen Luisteren
A 1
A 2
B 1
Spreken Lezen
Productie
Schrijven Gesprekken voe ren
Begrijpt vertrouwde uitdrukkingen en eenvoudige zinnen als er heel langzaam en duidelijk gesproken wordt.
Kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen in standaardteksten als mededelingen, posters, catalogi.
Kan zich uitdrukken in losse woorden en in korte, eenvoudige zinnen over concrete zaken uit de eigen leef- of werkomgeving .
Kan deelnemen aan eenvoudige gesprekken in situaties die veel voorkomen in het dagelijks leven en op de werkplek.
Kan losse woorden zoals personalia in formulieren inv ullen en een korte tekst schrijven zoals vakantiegroeten op een ansichtkaart.
Begrijpt de belangrijkste punten van korte en eenvoudige boodschappen en aankondigingen als er langzaam en duidelijk gesproken wordt.
Kan korte en eenvoudige teksten lezen over concrete onderwerpen uit de eigen werk- of leefomgeving.
Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven van mensen, leefen werkomstandi gheden, dagelijkse routines enzovoort.
Kan korte gesprekken voeren in standaardsituaties. Kan vragen stellen en beantwoorden en ideeën en informatie uitwisselen over vertrouwde onderwerpen in voorspelbare, alledaagse situaties.
Kan korte, informele brieven schrijven en boodschappen noteren in telegramstijl.
Begrijpt feitelijke informatie over veel voorkomende onderwerpen uit dagelijks leven en werk.
Kan feitelijke teksten over onderwerpen uit de eigen werk- of leefomgeving lezen met een redelijke mate van begrip.
Kan een eenvoudige uiteenzetting geven over vertrouwde onderwerpen uit de eigen leef- en werkomgeving .
Kan met redelijk gemak deelnemen aan gesprekken over onderwerpen uit het dagelijkse leven, gericht op het onderhouden van sociaal contact en het regelen van zaken.
Kan eenvoudige samenhangende tekst schrijven over vertrouwde onderwerpen in het dagelijkse leven, op werk of opleiding.
22
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
B 2
C 1
Begrijpt meer complexe informatie over onderwerpen uit het dagelijks leven en de wereld van opleiding en beroep in voldoende mate om de draad van het betoog te volgen.
Begrijpt een breed scala aan teksten op het eigen vakof interessegebied. Begrijpt teksten over specialistische onderwerpen als hij voldoende kennis heeft van het desbetreffende onderwerp.
Kan een duidelijk, gedetailleerd betoog houden over een breed scala van onderwerpen uit het eigen interesse- of werkgebied.
Kan op een effectieve wijze deelnemen aan (semi-)formele en informele gesprekken over onderwerpen van praktische, sociale en beroepsmatige aard. Kan in een discussie een mening geven en die met argumenten onderbouwen.
Kan duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen in het dagelijks leven, in het beroepsleven en in opleidingen.
Kan uitgebreide betogen over abstracte en complexe onderwerpen volgen, ook buiten het eigen interesse- of vakgebied. Begrijpt veel idioom en spreektaaluitdruk kingen.
Kan tot in detail lange, complexe teksten begrijpen, waaronder specialistische artikelen en lange technische instructies op het eigen vakterrein of bedoeld voor de ge-interesseerde leek, mits moeilijke passages herlezen kunnen worden.
Kan gedetailleerde en precieze beschrijvingen geven van en formele presentaties houden over complexe onderwerpen.
Kan zich vloeiend en spontaan uitdrukken. Kan de taal flexibel en effectief gebruiken voor sociale en voor professionele doeleinden.
Kan duidelijke, goedgestructureerde teksten over complexe onderwerpen in werk, opleiding en privé-leven adequaat en accuraat schrijven.
23
Achtergrondinformatie achtergronden, leerstijlen en niveaus
Wet Inburgering8 Bent u vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig? Moet u vóór 1 januari 2013 beginnen met inburgeren? Dan geldt voor u de oude wet. • Vergoedingen en lenen blijven voor u hetzelfde • De gemeente informeert u over uw inburgeringsplicht. Vragen? Stel die aan hen. • De gemeente kan u helpen met het regelen van een inburgeringscursus en het inburgeringsexamen • De gemeente bekijkt of u binnen 3,5 jaar bent ingeburgerd. Inburgeringsexamen: oud en nieuw Vanaf 1 januari 2013 kunt u zowel de oude als de nieuwe examens doen. Dat mag u zelf kiezen. Tot 1 januari 2015 kunt u de oude examens nog doen. Wat verandert er aan de examens? Het Praktijkexamen met een portfolio of met assessments en het Elektronisch Praktijkexamen worden veranderd in 3 nieuwe examenonderdelen. Deze zijn: het Leesexamen, het Luisterexamen en het Schrijfexamen. Maakt u nu een portfolio? Of wilt u nog een portfolio maken? Dan kunt u dat nog tot 1 januari 2015 maken. De Korte Vrijstellingstoets (KVT) stopt. Bent u vanaf 1 januari 2013 inburgeringsplichtig? Moet u na 1 januari 2013 beginnen met inburgeren? Dan geldt voor u de nieuwe wet. • U moet zelf uw inburgering regelen en betalen. • Wilt u een inburgeringscursus doen? Dan moet u zelf zoeken waar u een inburgeringscursus kunt doen. Die inburgeringscursus moet u zelf betalen. • U moet ook uw inburgeringsexamen zelf betalen. • U kunt geld lenen. Hebt u geen geld voor de inburgeringscursus en het inburgeringsexamen? Dan kan DUO die voor u betalen. U moet dat geld (+ de rente) wel terugbetalen. • DUO informeert u over uw inburgeringsplicht. • U moet binnen 3 jaar inburgeren. DUO bekijkt of u dat doet. Inburgeringsexamen: oud en nieuw U kunt zowel het oude als het nieuwe inburgeringsexamen doen. Het oude inburgeringsexamen kunt u tot 1 januari 2015 doen. Voorbeelden van examens zijn te vinden op de website. Hieronder ziet u welke examens er sinds 1 januari 2013 zijn: Oud inburgeringsexamen 1. Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) 2. Toets Gesproken Nederlands (TGN) 3. Elektronisch prakrijkexamen (EPE) 4. Praktijkexamen (PE) Nieuw inburgeringsexamen 1. Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) 2. Spreekvaardigheid 3. Leesvaardigheid 4. Luistervaardigheid 5. Schrijfvaardigheid Oefenmateriaal: http://www.inburgeren.eigenstartt
8
zie ook www.inburgeren.nl
24
27