PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN
ACADEMISCH NIVEAU ONDER DE PALESTIJNEN door
Nabil Shaath
PALESTINA - BULLETIN Postbus 2311 Den Haag
Nabil Shaath is lector in de bedrijfsadministratie aan de Amerikaanse Universiteit van Beiroet. De auteur betuigt zijn erkentelijkheid aan Miss Hasna Rida, Mr Khalil Far en Mr Samir Kafena voor hun hulp bij het onderzoek voor dit artikel.
PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN, Nr. 10-2, Jaargang 1972, vertraagd verschenen mei 1973. Maandblad van Palestina-Bulletin, Postbus 2311, Den Haag, Giro 1623077, Redactie, H. J. Franken en J. B. H. Otker. 2
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
ACADEMISCH NIVEAU ONDER DE PALESTIJNEN Nabil Shaath In weerwil van de publiciteit, die de wereld heeft geschonken aan het Palestijnse vraagstuk, weet men nog maar weinig over de Palestijnen zelf. Genegeerd door de vroege Zionisten en het Britse Mandaat werden zij buiten de arabische wereld na 1948 voornamelijk beschouwd als arabische vluchtelingen, levend van internationale liefdadigheid. Pas met het ontstaan van de palestijnse bevrijdingsbeweging na de juni-oorlog werd de nodige aandacht geschonken aan hun nationale aanspraken. Verscheidene vragen over hen bestaan ook nu nog: Wat is hun juiste aantal? Waar bevinden zich de ballingen en welke onderwijs- en beroepskwalificaties zijn door hun elite verworven? En hoewel deze vragen vanzelfsprekend van belang zijn voor sociologen, economen en onderwijsexperts, zijn zij nog belangrijker geworden door hun duidelijke samenhang met de Palestijnse politieke wensen. Hoe realistisch is het palestijnse programma van een democratische, niet-sectarische staat in Palestina? Hebben de Palestijnen de benodigde aantallen geleerden, ingenieurs, doctoren, economen en „vernieuwers” om de essentiële rol van gelijkwaardige partners in zulk een staat te spelen? En hebben de Palestijnen de menselijke hulpbronnen om bestand te zijn tegen het zeer ontwikkelde israëlische economische, militaire en politieke apparaat? Bij gebrek aan betrouwbare publicaties hebben de wetenschapsman en de serieuze onderzoeker tot nu toe weinig bewijsmateriaal gehad, waarop zij over elk van deze vraagpunten een degelijke conclusie konden baseren. Het is het doel van dit artikel enige fundamentele inleidende opmerkingen te wijden aan één kritisch aspect van het palestijnse leven: de algemene stand van het palestijnse academische niveau, d.w.z. de aantallen, de kwalificaties, de beroepen en de vestigingsplaatsen van afgestudeerde Palestijnen. In deze studie zullen de beschikbare statistieken van internationale organisaties (zoals UNESCO) worden gecombineerd met de resultaten van privé-onderzoek, met name een recent, vèrreikend onderzoek naar het palestijnse academische niveau, vanuit Beiroet verricht. DE PALESTIJNSE BEVOLKING Het palestijnse academische niveau moet bekeken worden tegen een achtergrond van een bevolking van ± 3 miljoen Palestijnen. Van deze verblijven er meer dan 1.000.000 in verschillende delen van Palestina die in 1967 door Israël zijn bezet, terwijl er nog 340.000 zich sedert 1948 onder israëlisch bestuur bevinden. 900.000 leven er in Transjordanië en de rest in ballingschap in andere arabische of buitenlandse landen (Tabel 1).
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
3
Tabel 1 De Palestijnse bevolking Transjordanië1 Westelijke Oever2 Gaza3 Israël4 Libanon5 Syrië6 Koeweit7 Ver. Arab. Rep.8 Irak9 De Arab. Golf7 Libië7 Saoedie Arabië 10 V.S.11 Latijns Amerika11 West-Duitsland 11 Totaal
900.000 670.000 364.000 340.000 240.000 155.000 140.000 33.000 14.000 15.000 5.000 20.000 7.000 5.000 15.000 2.923.000
SCHATTINGSPROJECT MET BETREKKING TOT ACADEMICI Het meest ambitieuze project dat tot nog toe is ondernomen om de ontwikkelingsen beroepsverworvenheden van de Palestijnen in ballingschap te bestuderen werd ondernomen in Beiroet in 1969 door Dr Eugene Makhlouf, Dr Antoine Zahlan en Eilias Eid, een palestijnse ingenieur, met het doel het academisch niveau te meten12. De definitie van „mensen op academisch niveau”, bij dit onderzoek aangenomen, was strikter dan de algemeen gebruikte definitie van Harbison en Myers13, die ook personen omvat die 12 of meer jaren onderwijs hebben genoten; in 1
Gebaseerd op een niet gepubliceerde studie, uitgevoerd door de Palestine Liberation Organization (PLO) Research Centre in 1970. 2 Israel, Ministry of Defence, Three Years of Military Government, 1967-70 (Jerusalem, 1971), p. 9. Inclusief de Palestijnen in Jeruzalem. 3 PLO Research Centre studie. 4 Israel, Central Bureau of Statistics, Statistical Abstract of Israel, 1969 (Jerusalem, 1970), p 41. Het aantal Palestijnen in Jeruzalem is er afgetrokken. 5 PLO Research Centre studie. 6 Ibid. 7 Ibid. 8 Nadira Jamael Sarraj, The Palestinians in the U.A.R., 1948-1970, (Beirut, 1970), p. 17. 9 Islam Sakhnini, The Palestinians in Iraq (niet gepubliceerd manuscript). 10 Saudi Arabia, Ministry of Education, The Statistical Annual Report (1388-1389) 1968-69. 11 PLO Research Centre studie. 12 Het Institute for Palestine Studies bekostigde en begeleidt het onderzoek. 13 F. Harbison and J. Myers, Manpower and Education (New York: McGraw Hill, 1968).
4
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
dit geval was de eerste vereiste een met succes doorlopen methodisch onderwijs van zestien of meer jaren. Dit beperkte het terrein tot afgestudeerden van universiteiten en hogescholen. Aangezien veel uit deze analyse zich zal richten op de resultaten van het onderzoek, is het van wezenlijk belang enige basisopmerkingen te maken. 1. Definitie van een Palestijn In twintig jaar ballingschap en bezetting volgden de Palestijnen diverse paden. Velen restte slechts een vluchtelingenstatus (d.w.z. zij kregen niet het burgerschap van hun land of verblijfplaats), maar een groot aantal verwierf jordaans staatsburgerschap ten gevolge van het opgaan van de Westelijke Oever in Transjordanië in 1949. Velen verkregen ook een ander arabisch of niet-arabisch staatsburgerschap. Het onderzoek definieerde een Palestijn niet door huidige nationaliteit maar als een Arabier geboren in Palestina, of als iemand van palestijnse nationaliteit, of als iemand die, buiten Palestina geboren uit een palestijnse ouder, onder deze definitie viel. 2. Methode van het verzamelen van de gegevens Duizenden vragenlijsten, vergezeld van inleidende aanbevelingsbrieven werden gezonden, naar universiteiten, studentenbonden, studentenverenigingen. palestijnse sociëteiten en verenigingen en aan Palestijnen persoonlijk in de arabische wereld en daarbuiten. Artikelen in tijdschriften en de actieve persoonlijke steun van sympathisanten met het project*) werden gebruikt om er bij de mensen op aan te dringen de vragenlijst te beantwoorden en exemplaren van vragenlijsten aan palestijnse vrienden en bloedverwanten te sturen en, na 2 jaar, bedroeg het aantal antwoorden 10.000. (N. v. d. R.: in het verloop van dit artikel zal dit onderzoek worden aangeduid met HLMA / high level manpower assessment). Aangenomen dat er 50.000 Palestijnen afgestudeerd waren in 196914, dan vertegenwoordigt de proef 16% van het totale aantal palestijnse afgestudeerden in 1971, of 20% van het totale aantal in 1969 (weinigen van de in 1970 en 1971 afgestudeerden hebben geantwoord). 3.
Waarde van de resultaten van de proef
Uit de proef alleen kunnen geen directe conclusies worden getrokken met betrekking tot het aantal of de kwaliteit van de palestijnse mankracht; de waarde ervan ligt alleen in het wijzen op belangrijke stromingen onder de gestudeerde palestijnse bevolking op grond van een proef van 16% op het geheel. Mogelijke *
Palestina-Bulletin, jrg. II, nr. 1, verspreidde 1725 ex. plus 275 overdrukken. A. Zahlan, Science and Higher Education in Israel (Beirut: Institute for Palestine Studies, 1970), p. 16. 14
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
5
bezwaren hiervan houden ook tekortkomingen in die ontstaan uit het feit dat er geen poging werd ondernomen tot een systematische steekproef van het onderzoek in welk opzicht dan ook; dat het onderzoek werd verricht door een vrijwillige organisatie met beperkte middelen en weinig medewerking van de officiële instanties van de landen waar Palestijnen leven; en dat het klaarblijkelijk onmogelijk was voor het onderzoek om Palestijnen er in te betrekken die op het ogenblik wonen in de bezette gebieden, bijna de helft van de totale nationale bevolking. Het onderzoek houdt zich dus slechts bezig met Palestijnen in ballingschap. De studie is ook niet boven de wezenlijke moeilijkheden van een niet alles omvattend overzicht uitgekomen; bijv. één van de 10.000 antwoorden kwam van een gedetineerde en een ander van een officier van justitie. Men kan echter toch niet aannemen dat één op iedere 10.000 palestijnse afgestudeerden naar de gevangenis gaat, noch dat er evenveel Palestijnen uit deze universitair geschoolde categorie betrokken zijn bij het handhaven als bij het overtreden van de wet. H e t onderzoek is niettemin de enige studie van deze soort over de Palestijnen in ballingschap. Het levert nieuwe gezichtspunten wat betreft een groot deel van de gestudeerde Palestijnen, over hun verblijfplaats, hun specialisatie en de beroepen die zij uitoefenen. Als onderdeel van het onderzoek wordt ook verwezen naar andere beschikbare gegevens over palestijnse mankracht, en op grond van de beschikbare gegevens wordt een vergelijking gemaakt tussen de arabische staten en Israël. Enkele van de meest opvallende conclusies van het onderzoek geven nog eens extra aan hoe gering de kennis betreffende de Palestijnen is door het gebrek aan degelijke, reeds bestaande studies. PALESTIJNSE ACADEMISCHE ONDERWIJSSTRUCTUUR Het HLMA-onderzoek toont een onevenredig groot aandeel van de Palestijnse academici in de Humaniora. Meer dan de helft van de Palestijnen die antwoordden, had zich gespecialiseerd op het gebied van de Humaniora en de Sociale Wetenschappen (waaronder ook Bedrijfsadministratie en Economie). Ca. 26% studeerde Natuur-wetenschappen, Ingenieurswetenschappen en Landbouw; 10% was student in de Medicijnen en 9,8% in Onderwijs/Opvoeding en Rechtswetenschappen (Tabel 2). Indien men nu deze verdeelt in Humaniora en Sociale Wetenschappen enerzijds en Natuurwetenschappen, Ingenieurswetenschappen en Landbouw anderzijds, dan is de verhouding 61% tegen 36,1% (waarbij 2,9% niet nader gespecificeerd). Deze cijfers zijn gelijk aan die van inschrijving in de gehele arabische wereld (waar de verhouding 61,8% tegen 35,9% is, met 2,3% niet nader aangeduid) en Israël, waar 61,7% zich heeft laten inschrijven voor Humaniora en Sociale Wetenschappen tegen 38,4% voor de andere categorieën. Maar in Israël ligt, volgens de UNESCO statistieken, de verhouding van afstuderenden beduidend anders: 51,8% van alle academici studeerden Natuurwetenschappen tegen 48,2% in de Humaniora en Sociale Wetenschappen in 6
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
1961-'67 (Tabel 6). Gerekend naar de bestaande academici onder de bevolking is dan ca. 61% van de Palestijnen (Tabel 3 en Tabel 4) afgestudeerd in de Humaniora, Sociale Wetenschappen, Rechtswetenschappen en Onderwijs en Opvoeding tegen 36,14% wat betreft de andere onderwerpen. Tabel 2 PERCENTAGEVERDELING VAN INSCHRIJVINGEN NAAR VAKGEBIED 15 * ) Vakgebied Humaniora Sociale Wetenschappen Onderwijs en Opvoeding Rechtswetenschappen
Arab. landen (Palestijnen) Israël 19,7 25,4 34,5 19,0 25,6 19,6 9,8 8,0 zie boven 2,0 7,5 13,3 61,8
Natuurwetenschappen Ingenieurswetenschappen Medicijnen Landbouw
7,3 12,3 8,5 7,8
61,0
61,7
9,5 12,0 10,1 4,5
16,5 16,7 3,6 1,6
*) Inclusief Opvoeding en Onderwijs
25 JAAR PALESTIJNSE VLUCHTELINGEN Gireer Uw bijdrage voor de Palestijnse Rode Halve Maan op giro 1806947 t.n.v. Penningmeester Palestina Komitee, Amsterdam met vermelding PRHM.
15
Bronnen: HLMA-onderzoek; UNESCO, Statistical Yearbook, 1968, pp. 202-16. Het palestijnse cijfer geeft alleen afgestudeerden. Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
7
Tabel 3 VERDELING VAN PALESTIJNSE ACADEMICI VOLGENS STUDIEONDERWERP16 Onderwerp Aantal % Humaniora 17 Sociale Wetenschappen18 Onderwijs/Opvoeding en Rechtswetenschappen Natuurwetenschappen19 Ingenieurswetenschappen Landbouw Medische studies Niet nader omschreven Totaal
2.538 2.557 1.000 6.095 947 1.201 453 1.013 3.614
25,38 25,57 10,00 60,95 9,47 12,01 4,53 10,13 36,14
291
2,91
10.000
100%
Tabel 4 VERDELING VAN DE PALESTIJNSE AFGESTUDEERDEN VOLGENS VAKGEBIED EN ACADEMISCHE GRAAD 20 B.A. Humanoria Sociale Wet. Onderw./Opvoed. Rechtswet.
Ingenieurswet. Landbouw Med. studies Natuurwet. Totaal
M.A. Ph.D. Post Doctorate
2.386 2.278 95 822
104 191 43 23
46 83 5 17
2 5
5.581
361
151
7
1.036 397 246 737
128 35 42 14 25 651 116 90
2 1 91 4
2.416
311
790
98
3615
7.997
672
941
105
9715
16
6100
HLMA-onderzoek. Waaronder arabische, engelse en franse letterkunde; archeologie; opvoeding/onderwijs; geschiedenis; islamitische en arabische studies; filosofie. 18 Waaronder boekhouding; handel; economie en bedrijfsadministratie; economie en statistiek; verzekeringswezen; geografie; politieke wetenschap; sociologie. 19 Waaronder atoomtheorie; biologie; chemie; geologie; algemene wetenschappen; wiskunde; micropaleontologie natuurkunde; zoölogie. 20 HLMA-onderzoek. 285 gaven niet precies aan waarin zij hun graad behaalden. 17
8
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
Tabel 5 PERCENTAGE VERDELING VAN PALESTIJNSE AFGESTUDEERDEN NAAR HUMANIORA EN NATUURWETENSCHAPPEN 21 Humaniora Natuurwetenschappen 61 % 39 % 70 % 30 % 54 % 46 % 16 % 84 % 6,6% 93,4%
Totaal B.A.'s M.A.'s Ph.D.'s Overige
Tabel 6 HOGER ONDERWIJS: PERCENTAGE VERDELING VAN AFSTUDERENDE STUDENTEN IN HUMANIORA (WAARONDER OOK SOCIALE WETENSCHAPPEN) EN NATUURWETENSCHAPPEN, 1966/67 Vakgebied Palestijnen Israël 22 Humaniora (61%) Natuurwet. (39%)
48,2% 51,8%
Arab. Staten 23 Europa 60,4% 39,6%
26
41,9% 58,1%
Afrika 26 67,2% 32,8%
De tabellen laten zien dat een beduidend groot percentage Israëliërs Natuurwetenschappen en Ingenieurswetenschappen studeert vergeleken bij Palestijnen en Arabieren in het algemeen, maar dat een veel groter aantal Palestijnen en Arabieren medicijnen studeert. Cijfers van afgestudeerden in de bevolking tonen zelfs een nog meer uitgesproken natuurwetenschappelijke oriëntatie onder de Israëliërs. Het HLMA-onderzoek toont niettemin aan dat het aantal Palestijnen dat zich specialiseert in natuurwetenschappen en techniek toeneemt op post-doctoraal onderwijsniveau. Slechts 30% van de B.A.'s heeft natuurwetenschappen als hoofdvak; doch 46% van de M.A.'s, 84% van de Ph.D.'s en 93,4% van de studenten die na hun doctoraal nog doorgaan valt in de natuurwetenschappelijke categorie. Eén van de voornaamste redenen hiervan is dat het bij de lagere studies voor de Palestijnen, die reeds werken in de arabische wereld, mogelijk is zich in te laten schrijven als buitenlandse studenten bij universiteiten in andere arabische landen, terwijl zij eigenlijk alleen de universiteiten bezoeken om examens af te 21
HLMA-onderzoek. UNESCO, Statistical Yearbook, 1968, pp. 266, 253-57, 243-45 resp. 23 UNESCO, Comparative Statistical Data on Education in the Arab States, 1960-61 - 1967-68 (Beirut, 1970), p. 63. 22
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
9
leggen. Dit is in de praktijk alleen mogelijk bij de humaniora, de rechtswetenschappen en de sociale wetenschappen. Duizenden Palestijnen, die werken in de Arabische Golf, Saoedi Arabië en Noord-Afrika zijn aldus in staat gesteld om universitaire diploma's te behalen. De grootste inschrijving is wel die aan de Arabische Universiteit van Beiroet, nl. 10.000 Palestijnen en Jordaniërs op een totaal van 17.938 studenten in 1969-10. Deze universiteit geeft humaniora, handels- en rechtswetenschappen en heeft alleen een kleine afdeling voor ingenieurswetenschappen. Het onevenredig groot aandeel kandidaatsstudenten in de Humaniora vormt een ernstige handicap voor de doeltreffendheid van de palestijnse universitairgeschoolden. Deze tendens zal nog opvallender worden met het oog op de stijgende moeilijkheden die de Palestijnen ondervinden bij het verkrijgen van een beurs voor de universiteiten. Tot 1967 nl. gaf Egypte de meeste beurzen aan Palestijnen voor studies in natuur- en ingenieurswetenschappen en medicijnen. Sindsdien heeft Egypte dit aantal voor niet-Egyptenaren beperkt wegens bezuinigingen en door een grotere pressie om meer egyptische studenten onder te brengen. De bezetting van Gaza en de Westelijke Oever door Israël in 1967 heeft in ernstige mate het gemak belemmerd waarmee daar wonende Palestijnen buitenslands konden studeren24. In tegenstelling tot de Palestijnen buiten Israël hebben diegenen, die onder israëlisch bestuur staan sedert 1948 zich niet voldoende ontwikkeld om een belangrijke bijdrage te vormen voor de palestijnse mankracht. In 1965-'66 schreven slechts 258 arabische studenten in bij israëlische universiteiten en hogescholen, d.w.z. een totaal van slechts 88 arabische studenten op 100.000 arabische inwoners25 (vergeleken bij 1.107 op 100.000 Jordaniërs en 1.488 op 100.000 Israëliërs als geheel).
POST-DOCTORALE MANKRACHT Het HLMA-onderzoek laat zien dat 18% van diegenen, die antwoordden, een eindgraad bezitten die hoger is dan een B.A. of B.Sc. 692 academici hadden hun M.A., 986 bezaten een Ph.D. of M.D., en 107 hadden een speciale eregraad behaald (meestal FRCS). Ph.D.'s (of M.D.'s) werden als volgt behaald:
24
De toenemende moeilijkheden, waarmee de Palestijnen te kampen kregen hebben ertoe geleid dat sommige studenten vragen om de oprichting van een Palestijnse Universiteit in Libanon, een plan dat nog steeds in het eerste stadium verkeert. 25 Israel Government Yearbook, 5727, 1966/67 (Jerusalem, 1967), p. 100. 10
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
Humaniora Sociale Wetenschappen Rechten Onderwijs/Opvoeding Natuurwetenschappen Ingenieurswetenschappen Landbouw Medicijnen Pharmacie Microbiologie Niet nader omschreven
46 83 17 5 90 35 14 632 14 5 45 986
De post-doctoralen komen voor in alle hoofdvakken van iedere grote categorie: Nucleaire Studies, Chemie, Wiskunde, Vliegtuigbouwkunde, Micro-paleontologie, Natuurkunde, Planteziekten, Voedseltechnologie, Petrochemie enz. Er werden tezamen 697 wetenschappelijke verhandelingen en 128 boeken gepubliceerd door de palestijnse academici, die antwoordden op het HLMAonderzoek. Tabel 7 toont een verdeling van de gepubliceerde verhandelingen en boeken, volgens onderwerp gerangschikt. Tabel 7 VERDELING VAN GEPUBLICEERDE BOEKEN EN WETENSCHAPPELIJKE VERHANDELINGEN NAAR ONDERWERP 26 Aantal
Aantal
boeken verhandelingen Humaniora Sociale Wetenschappen Onderwijs/Opvoeding Rechten Natuurwetenschappen Landbouw ` Ingenieurswetenschappen Medicijnen Niet nader omschreven
26
30 36 6 13 17 1 9 11 5
98 186 7 37 109 29 111 103 17
128
697
HLMA-onderzoek. Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
11
Bijna alle palestijnse academici die een graad hadden behaald konden En-gels en Arabisch spreken en schrijven; 1.015 konden eveneens Frans spreken en schrijven; 373 spraken en/of schreven Duits, 83 Hebreeuws, 63 Spaans en 634 kenden behalve Arabisch ook andere talen. Deze talenkennis stelde de universitair geschoolde Palestijnen beter dan de andere arabische academici in de gelegenheid om hogere studies en onderzoeken voort te zetten. GEOGRAFISCHE VERDELING VAN DOOR PALESTIJNSE ACADEMICI BEZOCHTE UNIVERSITEITEN Het onderzoek toonde aan dat 80 percent van de academici die hebben geantwoord, arabische universiteiten had bezocht (zie Tabel 8). 7,6% was afgestudeerd aan een amerikaanse universiteit en 6,5 percent was afgestudeerd in West-Europa. Op het post-doctorale niveau echter had 45,5 percent van de M.A.'s en 41 percent van Ph.D./M.D.'s een westeuropese universiteit doorlopen. Het relatieve belang van amerikaanse en europese universiteiten neemt nog verder toe in de categorieën natuurwetenschappen, medicijnen ea ingenieurs-wetenschappen (zie Tabel 9). In de arabische wereld verleenden de egyptische universiteiten aan het grootste aantal van diegenen die antwoordden een graad — 34 percent van het totaal — met een relatief belangrijke bijdrage in de vakgebieden natuurwetenschappen, medicijnen en ingenieurswetenschappen. Syrische en libanese universiteiten leverden een groot percentage van de afgestudeerden in de humaniora en sociale wetenschappen. Tabel 8 GEOGRAFISCHE VERDELING VAN DOOR PALESTIJNSE ACADEMICI BEZOCHTE UNIVERSITEITEN27 B.A M.A. Ph.D Post Gr. Tot.* % Arab. landen 7.229 238 491 34 7.992 80,00 Afrika 1 1 Europa en Turkije 308 79 212 45 644 6,50 Rusland en Oost-Europa 15 18 25 2 60 0,60 Het Verre Oosten 49 11 1 1 62 0,60 V.S. 320 235 190 11 756 7,60 Canada 2 8 4 14 0,14 Australië en Nw.-Zeeland 1 2 3 0,14 Niet nader aangeduid 155 99 55 14 323 3,30 Totaal 8.078 690 980 107 9.855 27
HLMA-onderzoek. Verschillen in het totaal vergeleken met de andere tabellen zijn te wijten aan het feit dat de ondervraagden niet altijd alle vragen beantwoordden. *
12
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
Tabel 9 VERDELING VAN AFGESTUDEERDEN NAAR ACADEMISCHE VAKKEN EN PLAATS VAN DE BEZOCHTE UNIVERSITEITEN28 Egypte Libanon Overige Europa USA USSR Div. Totaal Medicijnen 365 226 112 224 46 23 43 1.039 Ingenieurswet. 492 153 99 160 244 22 62 1.232 Landbouw 313 19 28 45 24 3 25 457 Natuurwet. 302 172 180 61 155 2 83 955 Sociale Wet. 827 533 888 69 214 6 96 2.633 Humaniora 775 440 1.194 56 61 1 53 2.580 Totaal 3.074 1.543 2.501 615 744 57 362 8.896 *) Verschillen in diverse totalen zijn te wijten aan onvolledige antwoorden. VERDELING VAN ACADEMICI NAAR BEROEP EN BAAN Een kernvraag is: wat doen de palestijnse afgestudeerden na het behalen van hun graad? Welke beroepen kiezen zij en welk soort banen hebben zij? Ruw geschat werkt ongeveer de helft van de palestijnse afgestudeerden als leraar of in het onderwijs in het algemeen. 85 percent van de afgestudeerden in de humaniora is leraar. Idem 45 percent van de afgestudeerden in de sociale wetenschappen; 65 percent van de afgestudeerden in de natuurwetenschappen, 45 percent van de afgestudeerden in de rechten, 7 percent van de ingenieurs en 4 percent van de medici29. Deze resultaten zijn één aspect van de grote uitbreiding van onderwijsinstituten in de arabische wereld. Het grote tekort aan leraren heeft de Palestijnen een belangrijke gelegenheid verschaft voor een produktieve werkkring. Als beroep is het onderwijs veelzijdig en geschikt voor academici met een grote mobiliteit binnen de arabische wereld. Het feit dat er eenheid wordt gebracht in de diverse cursussen (of dat zij op zijn minst gelijksoortig worden) in de verschillende arabische landen vergemakkelijkt het werk in dit beroep voor diegenen, die bereid zijn te reizen. De beschikbare statistieken van Koeweit tonen aan dat in 1969 meer dan 3.000 Palestijnen les gaven in alleen al de overheidsscholen van Koeweit. Velen gaven les in Saoedi Arabië, Algerije, Libië en andere arabische landen. De verhouding van de leraren op het totaal van de palestijnse universitair geschoolden ligt hoger dan dat dit het geval is in de andere arabische landen. Egypte's hoge percentage leraren was slechts 29,8 percent van het totaal in 1960 30. 28
HLMA-onderzoek. HLMA-onderzoek. 30 Ver. Arab. Rep., Telling, 1960. 29
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
13
Ingenieurs nemen de tweede plaats in in de beroepsvoorkeuren van palestijnse afgestudeerden (zie Tabel 10). 16,7 percent van diegenen, die antwoordden op het HLMA-onderzoek oefent dit beroep uit. Afgestudeerden in het medische beroep vormen 10,1 percent van de proef. Deze palestijnse ingenieurs, artsen en bestuurders hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de landen van het Arabisch Schiereiland.Het HLMA-onderzoek heeft slechts een zeer klein percentage palestijnse academici in de administratie en rechtskundige beroepen (3 percent voor deze twee tezamen). Het geeft ook een zeer klein aantal aan in alle andere beroepen, die voorkomen in de I.L.O. classificatie van land- en mijnbouw, transport enz. 2,5 percent van de academici is hierin vertegenwoordigd. Sommige Palestijnen hebben belangrijke overheidsposities bereikt, voornamelijk na verkrijgen van de jordaanse of een andere arabische nationaliteit. Er waren 27 ambassadeurs onder, 7 ministers, 16 topambtenaren en bovendien 30 rechters. Op een lager niveau telt men 100 hoogleraren en 30 lectoren, 154 wetenschappelijke hoofdmedewerkers en 327 afgestudeerde researchassistenten. De lijst telt ook 59 adviseurs/experts, 100 algemeen directeuren van grote bedrijven, 369 andere directeuren en 376 vicepresidenten, onderdirecteuren en afdelingshoofden. 1.084 ondervraagden worden vermeld als directeur. Deze directeuren werken voornamelijk in het bedrijfsleven en bij adviesbureaus. Palestijnse directeuren leiden grote banken, industrieën en commerciële organisaties in het arabische MiddenOosten. Sommige economen vergelijken hen met de Parsen in India of de Joden in Europa en Amerika als een belangrijke bron van ondernemerschap en creativiteit. Van de 10.000 die antwoordden op de vragenlijst waren slechts 22 werkloos. Maar jonge, pas afgestudeerde krachten vinden nu moeilijker een baan dan een tiental jaren geleden het geval was, wat te wijten is aan een grotere concurrentie bij het zoeken van een baan door arabische afgestudeerden overal in de arabische wereld. In de meeste arabische landen wordt de Palestijn beschouwd als ,en „vreemdeling” of een banneling die gemist kan worden en die eigenlijk vervangen zou moeten kunnen worden door de plaatselijke mankracht, telkens wanneer deze beschikbaar komt. Hij vindt het geleidelijk aan moeilijker worden om een werkvergunning te verkrijgen en deze te verlengen. Hij ondervindt natuurlijk de grootste moeilijkheden omdat hij geen eigen land heeft. Ondanks deze problemen zijn palestijnse academici met een veelzijdige opleiding en een beroep, die hun een hoge mate van mobiliteit verschaffen, over het geheel genomen in staat geweest om productief te blijven en goed de kost te verdienen, zelfs ondanks het aanhoudend verhuizen van het ene naar het andere land.
Abonneert U op de NIEUWSBRIEF VAN HET PALESTINA K OMITEE
14
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
Tabel 10 VERDELING VAN BEROEPEN NAAR UNIVERSITAIRE GRAAD31 *) Beroep
B.A.
M.A. Ph.D.
Natuurwetenschap 87 Ingenieurs 1.038 Bacteriologen en pharmaceuten 168 Artsen 54 Rechtsgeleerden 175 Leraren 3.046 Kunstenaars en schrijvers 51 Directeuren 938 Sociaal werkers 30 Administratief werkzamen 23 Andere beroepen 81 Totaal 5.691 *) **)
29 149 14 9 12 232 7 112 15 2 33 614
42 33 22 585 12 127 33 4 23 881
FRCS** Totaal Enz. 4 162 - 1.220 204 88 736 199 8 3.413 58 1 1.084 49 25 1 138 102 7.288
Om dubbele tellingen te voorkomen zijn de geënquêteerden volgens hun hoogste graad opgenomen. FRCS: Fellow of the Royal College of Surgeons
Tabel 11 PERCENTAGEVERDELING VAN DE VOORNAAMSTE BEROEPEN 1. Onderwijs 2. Ingenieurswerken 3. Bedrijfsvoering 4. Medicijnen
46,83 % 16,74 % 14,87 % 10,09 %
HET TOTALE AANTAL PALESTIJNSE STUDENTEN AAN UNIVERSITEITEN32 Aangezien er geen volledige telling is verricht, is het erg moeilijk de gehele omvang van de palestijnse studenten te schatten. 31 32
HLMA-onderzoek. HLMA-onderzoek. Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
15
Het aantal palestijnse studenten, aan universiteiten ingeschreven, kan tot op zekere hoogte worden vergeleken zowel met dat van de andere arabische staten als met dat van Israël door middel van de bestaande UNESCO statistieken van hoger onderwijs die zijn opgenomen in de publicaties van deze organisatie. Een dergelijk overzicht laat zien dat de Palestijnen niet alleen een hoger academisch gemiddelde hebben dan dat van de andere arabische landen, maar dat zij ook geen gek figuur slaan ten opzichte van het aantal ingeschreven studenten in Israël. Wel moeten er drie opmerkingen worden gemaakt wat betreft het feit dat deze conclusie slechts een voorlopige is. Ten eerste heeft men te maken met het probleem van de vergelijkbaarheid van gegevens opgenomen in de UNESCO statistieken van hoger onderwijs. Deze hebben als grondslag de officiële statistieken van het land van herkomst en de moeilijkheden komen voort uit de verschillende manieren van onderwijsbeoefening in de diverse landen. Het ene land rekent een gevorderd student in de verpleegkunde tot zijn hoger onderwijs terwijl een ander land zo'n zelfde persoon weglaat uit zijn statistieken van hoger onderwijs. Ten tweede maken de UNESCO cijfers voor Jordaniërs geen onderscheid tussen Oost-Jordaniërs en Palestijnen, aldus de officiële gewoonte in Jordanië volgend. Dit maakt een berekening van de juiste palestijnse verhouding moeilijker. Op grond van contacten met Jordaanse onderwijsspecialisten heeft de schrijver van dit artikel naar schatting berekend dat ongeveer 90 % van de jordaanse burgers, die als student staan ingeschreven, Palestijn is. Ten derde kan het niet anders of er wordt een belangrijke groep Palestijnen weggelaten uit elke berekening op grond van UNESCO cijfers. Dit zijn de Palestijnen, die een ander staatsburgerschap (arabisch of niet-arabisch) bezitten dan het jordaanse en een andere status dan die van vluchteling, die vele Palestijnen die in arabische landen wonen hebben gekregen. Er is geen betrouwbare methode van berekening mogelijk van bijv. het aantal Palestijnen in het bezit van de libanese nationaliteit, die op het ogenblik staan ingeschreven als student. Aangezien het de welgestelde Palestijnen zijn die erin zijn geslaagd een nieuw staatsburgerschap buiten Jordanië te verwerven en dit juist de klassen zijn die naar alle waarschijnlijkheid de meeste studenten voor de universiteiten leveren, vormt het weglaten van deze groep een ernstig hiaat en betekent dit dat de palestijnse cijfers die hier worden aangehaald een te lage schatting zijn. UNESCO cijfers voor Palestijnen met vluchtelingenstatus die op het ogenblik staan ingeschreven als student tonen dat het aantal is gestegen van 3.466 in 1960 tot 9.720 in 1966.33 Op grond van een continuïteit van een gewone jaarlijkse groei van 1.100 zou dit cijfer voor 1971 15.220 zijn. Dezelfde bron schatte het aantal Jordaniërs ingeschreven bij het hoger onderwijs 33
UNESCO, Comparative Statistical Data on Education in the Arab States, 1960/61 1967/68 (Beirut, 1970), p. 60. 16
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
(bijna geheel universitair) thuis en in het buitenland op 6.102 in 1960 en 22.579 in 1966.34 Als men een normaal groeipercentage van 2.500 per jaar aanhoudt zou het cijfer voor 1971 35.079 zijn. Dit zou het huidige aantal palestijnse studenten op bijna 50.000 brengen. Als men het veronderstelde aantal niet-palestijnse Jordaniërs hiervan aftrekt is het geschatte palestijns-jordaanse totaal voor 1966 20.321. Opgeteld bij de cijfers van de vluchtelingenbevolking van 9.720 wordt dit 30.041 voor het geschatte palestijnse studentenbestand in dat jaar. Een vergelijking met de israëlische inschrijvingen in 1966 is van belang.35 Het israëlische officiële cijfer van de inschrijvingen aan „academische instituten” in 1966-67 was 25.541.36 Buitenlandse studenten in Israël weggelaten en israëlische studenten in het buitenland meegerekend wordt dit cijfer 27.548. 37 Hierbij zijn geen studenten van pedagogische academies geteld. Een overeenkomstige vermindering met dergelijke studenten van het palestijnse totaal ( ± 2.031 voor 1966-'67) zou het totaal van 30.041 op 28.010 brengen. Op grond hiervan lijkt het of het aantal ingeschreven palestijnse studenten in werkelijkheid dat van de Israëliërs overtreft. 38 Verschillen in opvatting echter verhinderen elke absolute berekening van vergelijkbare cijfers. De UNESCO cijfers voor 1966 geven zowel 25.541 als 39.126 als het totale aantal Israëliërs die in het hoger onderwijs studeren.39 Het is duidelijk dat dit laatste getal ook andere groepen studenten inhoudt dan alleen die van universiteiten en hogescholen; het is echter niet duidelijk welke groepen precies zijn meegerekend en wat de reden is van dit grote verschil tussen de twee cijfers.40 Er rijzen duidelijk problemen met betrekking tot het feit welk cijfer nu vergeleken moet worden met het palestijnse en jordaanse cijfer en de beschikbare 34
Ibid., p. 58 De cijfers van 1966 zijn de betrouwbaarste voor een vergelijking om de volgende redenen: latere UNESCO jaarboeken geven geen getallen van buitenslands studerende Jordaniërs en Israëliërs (87% van het totaal bij de Jordaniërs), terwijl de bezetting van de Westelijke Oever in 1967 heeft geleid tot grote moeilijkheden bij het verzamelen van statistieken voor dat gebied en latere jordaanse officiële cijfers erg voorlopig zijn. 36 Israel, Central Bureau of Statistics, Statistical Abstract of Israel, 1967 (Jerusalem 1968), p. 527. 37 Berekend naar UNESCO, Statistical Yearbook, 1968, p. 277. 38 Jordan, Ministry of Education, Yearbook of Educational Statistics, 1965-66 (Amman, 1968), p. 174, UNESCO, Comparative Statistical Data on Education in the Arab States, 1960/61 1967/68, p. 64. 39 UNESCO, Statistical Yearbook, 1969, pp. 193, 214. 40 De UNESCO verwijzingen geven aan dat het verschil alleen de studenten voor de onderwijsopleiding betreft, maar dit is niet juist en het Statistical Abstract of Israel, 1968 geeft slechts 7.466 van zulke studenten in 1966-67. 6.119 studenten worden niet nader gedefinieerd in het grotere UNESCO cijfer. Het verschil wordt nog verwarrender door het feit dat de tabel, die het grotere cijfer geeft, rekenkundige fouten van de desbetreffende percentages bevat. UNESCO, Statistical Yearbook, 1968, p. 193. 35
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
17
statistieken geven niet het noodzakelijke uitsluitsel hierover. Over dit onderwerp zou de schrijver willen opmerken dat terwijl het israëlische hoger onderwijssysteem veel meer studenten omvat die worden opgeleid voor functies ten dienste van de staat (onderwijs, verscheidene vormen van vakonderwijs enz.) het totale aantal Palestijnen in het hoger onderwijs een zeer hoog percentage van louter en alleen universiteitsstudenten inhoudt. (Daar zij zelf geen staat hebben waar zij toe behoren, is het natuurlijk minder waarschijnlijk dat zij een opleiding volgen voor een staatsinstelling.) Wanneer het aantal Palestijnen dat niet is opgenomen in de UNESCO cijfers wordt opgeteld bij het daarvoor in aanmerking komende percentage universiteitsstudenten in het totaal van de eerder genoemde 28.010 Palestijnen in het hoger onderwijs, lijkt het waarschijnlijk dat zij de 27.548 israëlische universiteitsstudenten in aantal zullen overtreffen. Klaarblijkelijk echter, kan men academisch gevormde krachten niet gewoon maar gelijkstellen met het aantal op dit moment ingeschreven universiteitsstudenten en er is geen middel om de kwaliteit van het palestijnse en israëlische onderwijs te vergelijken. Het aantal inschrijvingen 41 werd door UNESCO 42 geschat op 1.107 per 100.000 inwoners voor Jordanië in 1966, 597 voor Libanon, 283 voor alle arabische staten en 1.488 voor Israël 43 (op grond van een cijfer van 39.126 studenten). Het jordaanse cijfer houdt Oost-Jordaniërs in en telt natuurlijk geen Palestijnen mee die geen Jordaniër zijn. Wegens de algemene moeilijkheden om het juiste aantal palestijnse studenten vast te stellen, is het onmogelijk om voor de Palestijnen een precies aantal te berekenen. Als men doorgaat op de veronderstelling dat 90% van alle jordaanse studenten Palestijn is en als men de gebruikelijke schattingen aanvaardt dat de Palestijnen twee/derde van de jordaanse bevolking vormen, dan is het aantal studenten per 100.000 Palestijnen binnen Jordanië 1.500. Andere berekeningen veronderstellen bovendien dat het stijgingspercentage van palestijnse academici dat van de Israëliërs heeft overschreden. In Jordanië vormden in 1966 de afstuderende studenten, meest Palestijnen, 29% van de ingeschreven studenten;44 als zelfs het veel lagere arabische gemiddelde 45 van ± 15% van toepassing zou zijn op de 28.010 palestijnse studenten, dan zou dit aantal betekenen dat meer dan 4.000 jaarlijks afstuderen. In Israël daarentegen studeerden slechts 3.132 studenten af in 1966.46 (Het aantal academici onder de immigranten in Israël geeft wat extra universitair geschoolde krachten aan de israëlische reserves terwijl de israëlische „braindrain” deze weer vermindert.) Aldus blijkt dat de Palestijnen een grotere mate van hoger onderwijs hebben bereikt dan andere arabische nationaliteiten; en dat zij, 41
Dit is het aantal studenten per 100.000 inwoners. UNESCO, Comparative Statistical Data on Education in the Arab States, 1960-61 - 196768, pp. 39-40. 43 UNESCO, Statistical Yearbook, 1968, p. 193. 44 UNESCO, Statistical Yearbook, 1968, p. 193; 1969, p. 354. 45 UNESCO, Comparative Statistical Data on Education in the Arab States, 1960/61 1967/68, p. 40. 46 UNESCO, Statistical Yearbook, 1968, p. 251. 42
18
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
met alle voorzichtigheid bij elke vergelijking met Israël, tenminste in dezelfde algemene kwantitatieve groep thuishoren. SAMENVATTING EN CONCLUSIE Bestudering van het Palestijnse academische niveau hoofdzakelijk gebaseerd op het HLMA-project geeft de volgende voornaamste bevindingen: 1. het aantal palestijnse universiteitsstudenten komt aardig overeen met dat van de israëlische; 2. het groeipercentage bij de palestijnse afgestudeerden is groter dan bij de israëlische; 3. de verhouding van de academici en de verhouding van de huidige palestijnse universiteitsstudenten op de gehele palestijnse bevolking liggen hoger dan de verhouding voor elk ander arabisch land inclusief Egypte en Libanon); 4. de onderwijsstructuur toont een iets kleinere verhouding afgestudeerden in de natuurwetenschappen en ingenieurs dan die van Israël, maar een veel grotere verhouding artsen. De verhouding van de hoofdvakken van de „Humaniora” en de „Natuurwetenschappen” is te vergelijken met die van de arabische wereld; 5. de grote meerderheid van afgestudeerden ontving hun opleiding in de arabische landen, in het bijzonder in Egypte. Post-doctorale graden (M.A.'s en Ph.D.'s), vooral in de ingenieurs- en de natuurwetenschappen tonen een veel hogere verhouding aan amerikaanse en europese universiteiten; 6. de helft van de universitair geschoolde Palestijnen geeft les. Onderwijs, ingenieurswerken, bedrijfsvoering en medicijnen zijn de vier belangrijkste beroepen die worden uitgeoefend. De volgende verklaringen zijn gegeven voor de huidige stand van het palestijnse onderwijs, maar het blijven veronderstellingen, die met meer statistisch betrouwbare gegevens zullen moeten worden gestaafd: 1. sinds de tijd van het Britse Mandaat, met zijn ernstige nationale uitdagingen, hebben de Palestijnen grote nadruk gelegd op onderwijs als een middel tot nationaal zelfbehoud; 2. geconfronteerd met verdrijving en ballingschap moest de Palestijn streven naar een veelzijdig onderwijs en moest hij mobiele beroepen uitoefenen, die hem in staat stelden een broodwinning te verwerven en te behouden voor zichzelf en zijn grate familie „daarginds in de kampen”; 3. succes in onderwijs en beroepen gaf een psychologische compensatie aan de uit zijn bezit gestoten Palestijn; 4. in een arabische wereld waar onderwijsverworvenheden en academische graden belangrijke criteria zijn van succes in maatschappij en beroep, moest de Palestijn harder studeren om zijn persoonlijke concurrerende kracht te versterken en de nadelen te overwinnen die uit zijn „vluchtelingen"-status voortspruiten; Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel
19
5. de Palestijnen waren in staat om onderwijs te verwerven door zelfwerkzaamheid en de medewerking van de familie, doordat voornamelijk egyptische universiteiten en in kleinere mate ander arabische universiteiten gratis of tegen zeer gematigde collegegelden werden opengesteld voor bekwame Palestijnen, door een kleine hoeveelheid UNRWA beurzenhulp, en door studiebeurzen te winnen voor studie in het buitenland. Het is in ieder geval duidelijk dat de Palestijnen, hoewel in ballingschap, de uitdagingen van onderwijs en ontwikkeling niet uit de weg zijn gegaan. Zij vormen een gemeenschap met voldoende kwalificaties en opleiding om een reusachtige bron van academisch niveau te zijn. Zij hebben bijgedragen in het proces van natieopbouw en het creëren van instellingen in de andere landen van de arabische wereld, en hierdoor heeft hun capaciteit om in de toekomst hetzelfde in hun eigen land te presteren aan geloofwaardigheid gewonnen.
FIFTH OF JUNE SOCIETY P. O. BOX 7037 BEIRUT, Lebanon. Het "VIJF JUNI GENOOTSCHAP" kan op aanvraag materiaal verschaffen inzake Palestina, zoals publikaties, posters, films, geluidsbanden en foto's. Publikaties zijn in drie talen beschikbaar t.w. Engels, Frans en Duits. Het Genootschap zal in zijn kantoor te Beiroet gaarne bezoekers ontvangen en kan na voorafgaande afspraak zorgdragen voor een deskundig „panel” dat beschikbaar is voor discussie, of groepsprogramma's helpen samenstellen. Belangstellenden kunnen zich wenden tot FIFTH OF JUNI SOCIETY P. O. BOX 7037 BEIRUT, Lebanon TELEFOON 348464
20
Dit is een ingescande en bewerkte kopie van het origineel