$BIFE@
NIET DWINGEN
Afgelopen zomer werden de Twaalf Punten van Berlijn aangenomen door de International Council of Christians and Jews. De eerste vier doen een appèl op christenen, het tweede viertal op Joden en het derde kwartet op beide groepen. Aan het einde van de twintigste eeuw is bij veel kerken gewerkt aan een nieuwe visie op het Jodendom. Het vijfde punt van Berlijn verzoekt Joden van deze veranderingen kennis te nemen en de inzet van de christenen te erkennen. Punt vijf is onderverdeeld in vijf bullits. De vierde gaat over Joodse scholen, rabbijnenopleidingen en Joodse volwasseneneducatie. Hier wordt gevraagd accurate kennis te geven over het christendom. De vijfde bullit gaat een stap verder. Hier worden Joden opgeroepen om het Nieuwe Testament te bestuderen. Om twee redenen. De ene is historisch: het NT is door Joden geschreven in een cultureel milieu dat sterk overeenkomt met dat van de rabbijnse literatuur. De andere reden betreft de religieuze dialoog en vraagt het NT te bestuderen als ‘heilige tekst van het christendom’. Op maandag 16 november hield het OJEC een studiedag om de Twaalf punten van Berlijn te vertalen naar de Nederlandse situatie. Voor sommige Joodse sprekers was bullit 5 een stap te ver. ‘Ik bestudeer Tenach en de Talmoed, ik heb er geen behoefte aan het Nieuwe Testament te lezen’. Hier speelt de asymmetrie in de relatie mee: christenen kunnen het Nieuwe Testament niet begrijpen zonder het Oude, maar Joden hebben het Nieuwe Testament niet nodig om de Talmoed te lezen. Nog verzwaard de geschiedenis van gedwongen doop. Ik denk dat we van Joden mogen vragen geen onjuiste informatie over het christendom te verspreiden. In welke mate Joden belang stellen in het Nieuwe Testament als ‘heilige tekst van het christendom’, is een kwestie van interreligieuze dialoog. Daartoe kun je iemand wel uitnodigen maar niet dwingen. JAAP VAN DER MEIJ Voorzitter KRI
+&)''0 Informatiebulletin van de Katholieke Raad voor Israël
Verhitte debatten in katholiek Nederland
Wat ging er verkeerd met Israël en de Palestijnen?
Ex-premier Dries van Agt, auteur van het boek ‘Een schreeuw om recht - de tragedie van het Palestijnse volk’. De betrokkenheid van Nederland bij het Israëlisch-Palestijnse conflict is intens en heeft een lange historie. Over die historie bestaan nogal wat legendes. Zo vertelt oud-premier Dries van Agt dat in de jaren zeventig heel Nederland massaal achter Israël stond en dat geen katholiek nog van de Palestijnen had gehoord. De werkelijkheid was een beetje anders. Onderzoekers als Robert Soetendorp en Freddie Grünfeld hebben laten zien dat de aanhang van Israël vooral in
kringen van de Anti-Revolutionaire Partij gezocht moest worden en ook van de Christelijk Historische Unie. De Katholieke Volkspartij viel altijd al op door een veel meer gereserveerde houding jegens de staat Israël. Ook het Vaticaan nam ten aanzien van de staat Israël een zeer afwachtende houding aan. De verklaring Nostra Aetate van het Tweede Vaticaanse Concilie (1965) bracht een doorbraak, zowel in de relatie van de katholieke kerk met het
Jodendom als die met de Islam. Het kleine document heeft ook vandaag de dag nog relevantie, getuige de moeizame verhouding tot de Islam, ook in Nederland. Ultraconservatieve katholieken kunnen nog steeds niet met Nostra Aetate uit de voeten, met name de Broederschap Pius X, met de inmiddels beruchte bisschop Richard Williamson. Wat terugkijkend opvalt is dat Nostra Aetate met geen woord repte over de jonge Joodse staat Israël. Het was bekend dat ondanks het niet-politieke karakter van de verklaring er grote weerstand was, vooral bij Arabische christenen. Recent onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat niet alleen de passage over het Jodendom in die kringen weerstand opriep, óók de tekst over de Islam was veel te positief, zo meenden Arabische kerkleiders die zelf in moslimlanden te lijden hadden onder repressie. Wat dat betreft is de zaak er door het moslimfundamentalisme alleen maar veel erger op geworden.
2
ISRAËL ERKEND In de periode na Nostra Aetate wachtte het Vaticaan lang met de erkenning van de staat Israël en het aanknopen van diplomatieke betrekkingen. Paus Johannes Paulus II sprak in 1984 al over het recht op veiligheid van de Joden in de staat Israël, een recht dat Joden en Israël delen met alle volken en staten. Toch duurde het tot 1993 voordat er diplomatieke betrekkingen kwamen. Het Vaticaan had er moeite mee in te zien dat het Jodendom niet een godsdienst is zoals het christendom. De staat Israël is niet louter politiek, maar vormt de concrete mogelijkheid van Joods overleven en voortbestaan na de verschrikkingen van de Jodenvervolging in het hart van Europa. Het volksbestaan is dan ook een essentieel onderdeel van de Joodse identiteit. Het christendom wil alle volkeren en culturen bereiken en is daarom geen etnische grootheid, maar bij het Jodendom ligt dat anders. Dat verklaart ook dat meer dan de helft van het Jodendom aangeeft zich sterk met het Jodendom te identificeren, het volk en de staat, zonder zich religieus te noemen. Dit is geen ideale situatie, lijkt me, en soms lijkt het erop dat Sartre gelijk had toen hij zei dat het antisemitisme de Joodse identiteit uitmaakt. Toch denk ik dat we moeten inzien dat het volksbestaan een integraal element is in de Joodse identiteit, ook religieus. De scheiding tussen religieus en politiek kan dus niet zo getrokken worden als wij het vanuit christelijke categorieën zouden doen. Dat heeft het Vaticaan erkend door diplomatieke betrekkingen aan te gaan. Het Jodendom werd daarmee niet alleen ‘theologisch’ erkend, maar ook fysiek. VERHITTE DEBATTEN In Nederland waren in katholieke kring al jaren van verhitte debatten geweest. Grofweg kunnen we zeggen dat de vredesbeweging Pax Christi, onder voorzitterschap van kardinaal Bernard Alfrink en later bisschop Ernst, sterk opkwam voor de rechten van de Palestijnen. De vredesbeweging wilde ook de law of return afgeschaft zien, het recht van Joden waar ook ter wereld om zich zonder meer in Israël te kunnen vestigen. De Katholieke Raad voor Israël (KRI) daarentegen pleitte sterk voor het bestaansrecht van de staat Israël en wees erop dat de staat ook voor Joden erbuiten een soort garantie was, mochten antisemitisme en vervolging weer de kop opsteken. Als zegsman voor dit standpunt trad de journalist Arie Kuiper op. De standpunten leken niet onverzoenlijk, maar telkens kwam het bestaansrecht van de staat Israël in het geding.
Bernardus kardinaal Alfrink van wie de KRI meende dat hij zich te veel liet leiden door een anti-Joodse theologie waarin de term ‘ Joods volk’ geen plaats mocht hebben. Pax Christi werd ervan verdacht die ter discussie te willen stellen. Daarmee, zo luidde de kritiek, deed zij wat de Katholieke Kerk al eeuwen had gedaan: het Jodendom als volk negeren. De Katholieke Raad voor Israël meende dat juist als het bestaansrecht buiten discussie stond, de zaak van de Palestijnen met meer succes bepleit kon worden. De Raad richtte zijn pijlen zelfs op kardinaal Alfrink. De KRI meende dat de kardinaal zich te veel door een antiJoodse theologie liet leiden, waarin de term ‘Joods volk’ geen plaats mocht hebben. PREMIER VAN AGT Wanneer speelde dit allemaal? Vanaf 1970, waarbij de JomKippour-oorlog (oktober 1973) natuurlijk de discussie opnieuw deed oplaaien. Ik wijs even op deze historische kant omdat Dries van Agt vanaf 1977 premier was. Zijn suggestie vandaag de dag dat katholieken niets wisten van de Palestijnen en massaal achter Israël stonden raakt kant noch wal. Hij zelf heeft toentertijd het debat niet waargenomen, dat is waar. Ernstiger is dat hij dertig jaar later weer kritiek op de politieke beslissingen van Israël vermengt met twijfel aan het bestaansrecht van de staat Israël. Daarmee zijn we weer decennia terug in het debat. Bovendien is het onjuist om de protestantse solidariteit met de staat Israël nu af te doen als een onbezonnen dweperij of een theologische ideologie. Die solidariteit kwam immers mede voort uit het besef dat de Jodenvervolging in Europa, ja ook in Nederland heeft kunnen plaatsvinden. Een dergelijk besef mag niet als sentimentaliteit worden afgedaan! Ik aarzel niet te stellen dat de protestantse liefde voor de Bijbel en het besef van Gods blijvende liefde voor het Joodse volk protestanten in staat stelde het Jodendom ook in het heden als levende religieuze realiteit te erkennen. Katholieken bleven wat dat betreft lange tijd in de Bijbelse tijd steken. Wat betreft het boek van Van Agt, Een schreeuw om recht. De tragedie van het Palestijnse volk, dat meer aandacht verdient dan ik hier kan geven, toch even het volgende. Het boek is op zijn best als het gaat om juridische verdragen en internationale afspraken.Van Agt laat hier zien dat Israel voortdurend afspraken heeft geschonden en tegen juridi-
sche verplichtingen in gaat. Ik vrees dat Van Agt in deze gevallen zonder meer gelijk heeft. Het boek is minder waardevol als het gaat om de complexe Arabische verhoudingen. Zo haalt hij wel het drama van Sabra en Shatila aan, waar Palestijnen werden uitgemoord met medeweten van de Israëlische minister van defensie Arik Sharon. Maar wie de feitelijke daders waren, Libanese christelijke milities en welk belang zij erbij hadden, kom je niet aan de weet. De hele kwestie Libanon blijft onduidelijk, de verdrijving van Palestijnen uit Jordanië na de moord op duizenden van hen blijft onvermeld (Zwarte September 1971), zodat Jordanië nu de grote vredesduif lijkt, de rol van Syrië is onbesproken. De keuze van de Palestijnen voor telkens de verkeerde bondgenoten - zo kozen ze voor Saddam Hoessein tijdens de Golfoorlog - maakt duidelijk dat Israël wel degelijk ook met de Arabische wereld in conflict is. Amerika bood Israël minder bescherming tijdens de Golfoorlog dan wel wenselijk was: het Israëlische syndroom ‘dat we het zelf wel opknappen’ werd daardoor weer gevoed. Nu met Iran doet zich een vergelijkbare kwestie voor. Van Agts geruststellende woorden over de vredelievende bedoelingen van Iran klinken hol. Zo ontstaat in het boek van Van Agt een toch wel eenzijdig beeld van een Israel dat alle ellende zou veroorzaken. Maar nogmaals, het boek stelt feiten aan de orde die niet genegeerd mogen worden of erger, door vage beschuldiging van antisemitisme monddood gemaakt. Dat hierbij zelfs de paters Augustijnen van Eindhoven van stal worden gehaald waar Dries van Agt zijn middelbare school heeft gedaan, geeft wel aan hoe diep de discussie kan zinken. ACTUELE SITUATIE Laat ik een poging doen de actuele toestand te verhelderen, waarbij ik uiteindelijk vooral de nadruk wil leggen op wat een christen te doen staat. Maar eerst een stukje politiek. Ik denk dat de politiek van Israël een groot probleem heeft geschapen. De grote militaire macht van de staat Israël is geen partij voor de Palestijnen, die daarop maar met twee strategieën kunnen reageren. Ten eerste: het zoeken van bondgenoten in de Arabische wereld, inclusief dubieuze bondgenoten. Begrijpelijk overigens, want in nood is iedere vijand van je vijand je vriend. Ten tweede: de strijd met eigen middelen voeren, wat voor een volk zonder leger alleen maar bomaanslagen en raketbeschietingen zijn, wordt wel de oorlogvoering van de armen genoemd. Niettemin moe-
Het tweede Vaticaans Concilie in zitting bijeen. Door dit Concilie werd in 1965 de verklaring Nostra Aetate aangenomen die een doorbraak betekende in de relatie van de katholieke kerk met het Jodendom en met de Islam.
ten deze middelen krachtig worden veroordeeld, evenals het geweld van een staat jegens burgers trouwens. Ik ga ervan uit dat beide strategieën van de Palestijnen: - dubieuze bondgenoten zoeken en aanslagen plegen - onwenselijk zijn voor Israël, niet omdat Israël recht zou willen verschaffen aan de Palestijnen - die wens om de ander recht te doen is aan beide zijden allang gedoofd - maar uit eigenbelang. Maar hoe groot is dat eigenbelang? Cynisch gesproken: al jarenlang is het aantal slachtoffers aan Palestijnse kant drie keer zo hoog als aan Israëlische kant. En ook: in het verkeer in Israël vallen mèèr doden. Er is, hoe cynisch het ook klinkt, te weinig reden voor Israël om een andere strategie te kiezen dan wat ze nu doen: de Palestijnen geheel monddood maken. Dan is er nog grote broer Amerika: de steun van die kant is feitelijk de bepalende factor in het geheel. De inval in Gaza vond dan ook plaats vlak voordat president Barack Obama aantrad. Maar zolang Israël Amerika ervan kan overtuigen dat de Palestijnse strijd feitelijk samenhangt met het internationale moslimterrorisme, zal Amerika niet anders dan begrip voor Israël kunnen tonen. Al is er in principe geen verband tussen de strijd van de Palestijnen om een eigen land en het wereldwijd terrorisme van Al Qaida, zowel de laatste als Israël zal graag wel dat verband leggen. En als de situatie zo uitzichtloos blijft als ze is, zullen die verbanden er ook vanzelf komen en sterker worden. ANTISEMITISME Hetzelfde geldt voor het Arabisch antisemitisme. Niemand zal beweren dat de Palestijnse strijd primair uit antisemitisme voortkomt. Toch zal de uitzichtloze situatie als vanzelf een toenadering tussen de Palestijnen en het Arabisch antisemitisme veroorzaken. Het paradoxale is dat Israël er belang bij heeft - zij het op korte termijn - dat die associatie telkens gelegd wordt. Daarmee zullen Amerika en Europa immers niet anders dan begrip kunnen tonen voor Israël. Antisemitisme en zelfs de herinnering aan de Shoah kunnen zo op een gevaarlijke manier politiek misbruikt worden om elke kritiek jegens de politiek van Israël in de kiem te smoren. In Israël zelf zijn er stemmen zoals die van Abraham Burg, een vooraanstaande zionist, die betoogt dat Israël moet ophouden zich voortdurend in 1938 te wanen. Zowel qua militaire macht als qua positie is er geen enkele overeenkomst. Toch aarzelt een politicus als premier Benjamin Netanyahu niet die retoriek voortdurend van stal te halen. Op die manier is er geen enkele verstandhouding met de Palestijnen mogelijk. Veiligheid als hèt motief om de muur te plaatsen (die met zijn acht meter twee keer zo hoog is als de Berlijnse muur) getuigt van eenzelfde doorzichtige retoriek. Immers, dezelfde muur, maar dan op erkend eigen grondgebied biedt evenveel veiligheid zonder dat grondgebied wordt ingelijfd. En de muur wordt nog telkens verder verplaatst en schrijdt nog steeds verder voort in Palestijns gebied... De inval in Gaza lijkt op het eerste gezicht een dwaasheid van Israël, omdat de afschuwelijke slachting vele jonge Palestijnen tot extremisme en fundamentalisme zal drijven. Maar als met name de rechtse politiek in Israël juist wil dat de buitenwereld in de intrinsieke band tussen de Palestijnen en het moslimfundamentalisme gelooft en de Palestijnen daarom diep zal wantrouwen, is de inval in Gaza juist weer slim.
3
4
COMPROMIS Op de lange termijn zal het echter voor Israël juist beter zijn de Palestijnen politieke successen te gunnen. Immers, pas dan kunnen de Palestijnen dubieuze bondgenoten (zoals Iran) loslaten. Maar dat betekent tevens dat zowel de Israëli’s als de Palestijnen bereid moeten zijn tot een compromis. Zowel Hamas als Likoed voelt daar niets voor en versterken elkaar paradoxaal genoeg doordat ze dezelfde agenda hebben: geen vredesregeling en geen compromis. Ik zwijg nog even over de racistische partij Israël Ons Huis van de Russische Jood Avigdor Lieberman. Toen ik twintig jaar geleden voor langere tijd in Israël was, viel het me al op dat de nieuw gekomen Russen het felste anti-Palestijns waren, ook zonder hen te kennen, dit ongetwijfeld omdat zij concurreerden om dezelfde banen. Hoe is deze patstelling te doorbreken? Moet Israël powerplay blijven tonen, of een andere strategie van toenadering ontwikkelen? Als we er in beide gevallen van uitgaan dat eigenbelang het drijvende motief is - geen edele motieven van recht doen aan de ander -, dan blijft de vraag: wat is het veiligste? Het lijkt dat powerplay dat is, maar daar komt volgens mij de paradox in beeld: als de tegenstanders zo verzwakt wordt dat je geen compromis meer kan sluiten, kom je in een gevaarlijke fuik. De gevaarlijkste tegenstanders van het vredesproces zijn de eigen mensen van Israël, de kolonisten die eerder als een soort paramilitaire macht in de bezetten gebieden Israëls veiligheid moesten verhogen en nu elk compromis blokkeren. Je kunt ook te sterk zijn! HET OUDE ATHENE Nogmaals: wat te doen? Ik denk voor de verandering even aan het oude Athene. De bewoners van Lesbos waren in opstand gekomen tegen Athene en rekenden op de hulp van Sparta. Die kwam niet. Wat moest Athene doen? Zekere leerhandelaar Cleoon pleitte ervoor nu toe te slaan: de mannen dood en de vrouwen en kinderen als slaven verkopen. Zo kon je vermijden dat je in de toekomst weer last van hen zou hebben. Nu medelijden tonen zal als zwakte worden uitgelegd! Wat denk je wat zij hadden gedaan als hun opzet was gelukt? Ze moeten worden gestraft voor hun daden. Inderdaad vertrok een schip om de bewoners mores te leren. Zoals dat ging in Athene nam een ander, zekere Diodotus het woord. ‘Ik verdedig niet de bewoners van Lesbos, maar kom op voor ons eigenbelang,’ zei hij. ‘Geweld tegen de bewoners van Lesbos zal anderen niet afschrikken in de toekomst. Armoede en wanhoop zijn broedplaatsen voor geweld, terwijl hoop en succes bondgenoten smeedt.’ Er werd gestemd: Diodotus won. Een tweede schip vertrok haastig om het eerste te achterhalen. De Palestijnen toekomst bieden en de wanhoop wegnemen zijn de strategieën die de veiligheid van Israël zelf kunnen vergroten. Zowel het antisemitisme als het geweld van Hamas zal afnemen zodra er successen geboekt worden en de situatie van de Palestijnen reëel verbetert. Is het toeval dat, ondanks alle kritiek op Hamas, de politiek van Israël ook aan Al Fatah of de Palestijnse Autoriteit van Mahmoed Abbas, de andere fractie van de Palestijnen, geen enkel succes heeft gegund? Dat is precies die powerplay van een tè machtige partij, die uiteindelijk contraproductief lijkt te zijn. Er is nog meer te leren van dit verhaal uit het oude Athene. Er was een Areopaag waar mensen vrijelijk hun mening konden zeggen. De discussie binnen de kerken over Israël toont een ander beeld: vaak worden meningen verdacht
De omslag van het boek van Dries van Agt gemaakt nog voor ze zijn bediscussieerd. Ook voor het boek van Van Agt over de Midden-Oostenproblematiek geldt dat erover gedebatteerd moet worden. Dan bedoel ik niet de vraag of Van Agt al of niet antisemitisch zou zijn, een onzindelijke vraag, die alleen maar weer bedoeld is om de discussie te vermijden. Niet de persoon staat ter discussie, zelfs niet de waarde van het boek, maar de realiteit van een volkomen vastgelopen situatie in het Midden-Oosten, waar geweld dreigt en wanhoop toeneemt. ROL VAN DE KERKEN Wat kan de rol van de kerken zijn? In een dergelijk politiekcynisch spel dat door weinigen wordt doorzien, is er niet veel aanleiding voor de kerken om zich onvoorwaardelijk te solidariseren, noch met Israël, noch met de Palestijnen. Mij lijkt dat toch het volgende gedaan kan worden: * De kerken zullen moeten beseffen dat solidariteit met Israël geboden is, maar dat dit niet betekent dat solidariteit met de Palestijnen ‘dus’ niet zou kunnen. * De kerken dienen waakzaam te blijven dat het bestaansrecht van de staat Israël niet verward wordt met kritiek op de politiek van Israël en zullen die kritiek dan ook ruim baan willen geven. * De kerken zullen zich moeten realiseren dat de oudste getuigen van het christendom zich onder de Palestijnen bevinden en zullen elke zendingsdrang in het verleden jegens deze orthodoxe kerken inruilen voor bewondering en respect. * De kerken dienen zich verre te houden van bewegingen in eigen gelederen die geen kritiek op de politiek van Israël toelaten en in plaats daarvan eindtijdelijke scenario’s aanhangen die catastrofaal zijn voor de hele regio. * De kerken dienen het Arabisch antisemitisme (dat een exportproduct van Europa is) sterk te veroordelen en te bestrijden, maar moeten zich verre houden van identificatie ervan met het Palestijnse protest tegen Israël. * De kerken moeten hun theologische visie op de islam herzien, zodat zij onderscheid weten te maken tussen gevaarlijk fundamentalisme (dat iedere religie kan bedreigen) en een oprechte geloofshouding. * De kerken dienen een platform, ja, een Areopaag te bieden aan mensen die open en kritisch over de situatie in Israël willen discussiëren. MARCEL POORTHUIS Dr. M.J.H.M. Poorthuis (1955) studeerde theologie te Utrecht en promoveerde in 1992. Hij is universitair hoofddocent in Joods-christelijke dialoog aan de Faculteit Katholieke theologie te Utrecht (FKT) van de Universiteit van Tilburg. Hij publiceerde over rabbijns Jodendom, vroeg christendom, filosofie en godsdienstwetenschappen.
Op 17 januari voor de derde keer
Dag van het Jodendom, een waardevolle traditie Het is op 17 januari alweer de derde keer dat de katholieke kerk in ons land de Dag van het Jodendom houdt. Een uiterst waardevolle, nieuwe traditie. In sommige andere Europese kerkprovincies zoals de Italiaanse, de Oostenrijkse en de Poolse, heeft men die dag al eerder ingesteld. Wat Nederland betreft vormt de Dag van het Jodendom een logisch uitvloeisel van het beleid dat de bisschoppen de afgelopen vijftien jaar hebben gevoerd om hun verbondenheid te onderstrepen met het Volk Israël en de betekenis die de ontmoeting tussen Joden en katholieken kan hebben. In de eerste plaats voor het rooms-katholicisme zelf. Daarin staat, net als in de rest van de christelijke kerken, de plaats van de Jood Jezus centraal. Niet voor niets sprak paus Johannes Paulus II in 1986 een Joods gehoor in Rome aan met ‘onze oudere broeders’, hiermee onderstrepend dat het christendom in het verlengde van het Jodendom ligt. Met Nostra Aetate (oktober 1965) heeft de katholieke kerk de substitutietheologie immers definitief afgezworen. Ook de huidige paus, Benedictus VXI, benadrukt de speciale betekenis van de Joodse traditie voor de kerk. VERBONDENHEID De Nederlandse bisschoppen hebben meerdere malen bewezen dat de band met het Volk Israël hen na aan het hart ligt. Zo hadden ze op de eerste Dag van het Jodendom in 2008 ontmoetingen met de orthodoxe en liberale rabbijnen in ons land. Ook verder terug in het verleden gaf de Nederlandse kerkprovincie blijk van haar religieuze verbondenheid met het Joodse volk. Daarvan getuigen belangrijke bisschoppelijke documenten als Levend uit dezelfde wortel (1995), Levend met een zelfde hoop (1999) en De vreugde van het leren (2005). Het instellen van de Dag van het Jodendom, feitelijk vormgegeven door de Katholieke Raad voor Israël (KRI), ligt in dezelfde lijn. De nieuwe aartsbisschop Wim Eijk, die als bisschop van Groningen het instellen van studiedagen voor pastores over de veranderde inzichten en houding van de kerk in relatie tot het Jodendom nadrukkelijk steunde, staat tegenover de Dag van het Jodendom op hetzelfde positieve standpunt als zijn voorganger kardinaal Simonis. Dat geldt ook voor de andere bisschoppen. Logisch, gezien de opstelling van Rome. Het besef dat het christendom zijn wortels heeft in het Jodendom dringt echter onder het ‘gewone’ kerkvolk nog steeds onvoldoende door. Daar dient verandering in te komen, vinden de bisschoppen terecht, en daarom jaarlijks die Dag van het Jodendom. Dat moet geen van bovenaf gedecreteerd gebeuren zijn, maar dient een levende traditie binnen de parochies te worden. Het is de bedoeling dat de parochies op of rond 17 januari een bepaalde activiteit organiseren: een film draaien over een Joods thema, een Joodse spreker iets laten vertellen over een Joods onderwerp, een avond rond Joodse muziek
5
Paus Johannes Paulus II, die als eerste paus een bezoek bracht aan de hoofdsynagoge van Rome, sprak zijn Joodse gehoor aan met ‘onze oudere broeders’. of kunst houden, een excursie organiseren naar een synagoge of naar het Joods Museum in Amsterdam, een bepaalde Bijbeltekst lezen vanuit een speciale vraagstelling. Wie behoefte heeft aan nog meer praktische tips en ideeën wende zich tot de uiterst informatieve en leesbare website www. dagvanhetjodendom.nl TWEE PIJLERS Elkaar beter proberen te begrijpen en van elkaar leren vormen de twee pijlers onder de dialoog met het Jodendom. Het laatste geldt met name voor de christenen. Voor hen is kennis van het Joodse geloof van essentieel belang voor een goed inzicht in de eigen godsdienstige traditie. Op de vraag naar het waarom van de datum, 17 januari, gaf KRI-voorzitter Jaap van der Meij twee jaar geleden het volgende antwoord: ‘Het zoeken naar een nieuwe verhouding met het Jodendom is niet een zaak van katholieken alleen, maar van alle christenen. Het streven naar eenheid van de christenen moet gefundeerd zijn in de Joodse wortels van ons geloof. Jaarlijks wordt een bidweek voor de eenheid van de christenen gehouden van 18 tot 25 januari. Op de dag voordat die week begint staan we stil bij de Joodse wortels die alle christenen immers gemeenschappelijk hebben.’ De Dag van het Jodendom beweegt zich in januari 2010 rond het thema Tijd is heilig - rituelen in het dagelijks leven. Meedoen, zou ik zeggen.
TON CRIJNEN
Ridders H.Graf maken kennis met KRI
Het Jodendom als levende en blijvende realiteit
6
Feestelijke investituurplechtigheid van ridders en edelvrouwen van Ridderlijke Orde van het Heilige Graf in Nederland. Deze foto werd op 24 april 2004 gemaakt in de basiliek van st. Servaes in Maastricht. Op zondag 8 november waren enkele bestuursleden van de Katholieke Raad voor Israël in de Mozes en Aaronkerk in Amsterdam te gast bij een bijeenkomst van de Ridders van het H.Graf, officieel genaamd de Ridderlijke Orde van het Heilig Graf in Nederland. De ridderorde, waartoe ook veel edelvrouwen behoren, wilde graag kennismaken met de KRI en wenste informatie over het Jodendom en over de relatie tussen het Jodendom en de katholieke kerk. Ook politieke informatie over het eindeloze conflict tussen IsraÎl en de Palestijnen stond op het verlanglijstje. Informatie over het Jodendom werd verschaft in een helder betoog van drs.Awraham Rosenberg, een bekende figuur in Joods Nederland. Voor de politieke informatie zorgde Arie Kuiper, de eindredacteur van de KRI/Kroniek. Zijn lezing was grotendeels een herhaling van het betoog dat hij op 19 november 2007 had gehouden in de synagoge van Enschede (zie Kroniek 2/2008). Wel voegde hij er enkele opmerkingen aan toe over zijn persoonlijke betrokkenheid bij het Jodendom en de Joodse staat Israël. Ook zei hij ditmaal zich grote zorgen te maken over de toekomst van Israël. Het begint er steeds meer op te lijken dat Israël de door de gehele wereld gewenste tweestatenoplossing een Joodse staat en een Palestijnse staat die in vrede naast elkaar leven - onmogelijk heeft gemaakt door het steeds meer ‘scheppen van feiten op de grond’. Er wonen op de westelijke Jordaanoever nu al meer dan driehonderdduizend kolonisten. Maar het enige alternatief voor de tweestatenoplossing is een binationale staat, en dat zal dan geen Joodse maar een Arabische staat zijn, zoals verscheidene columnisten in de Jerusalem Post, de Ha’aretz en ook in de New York Times al herhaaldelijk hebben vastgesteld. JOODSE SCHEPPING ‘Mijn belangstelling en sympathie voor Israël’, aldus Kuiper, ‘is in de eerste plaats politiek geïnspireerd. Tegelijk is er
ook, voor mij, de religieuze dimensie. Zoals de Joodse staat niet kan worden losgekoppeld van de Joodse religie, zo kan ik niet worden losgekoppeld van mijn christelijke identiteit. En mijn christelijke identiteit kan niet worden losgekoppeld van het Jodendom want, zoals u weet, het christendom is een Joodse schepping. In feite is het christendom een Joodse godsdienst. Dat is de titel van het boek dat de beroemde Joodse theoloog David Flusser heeft geschreven - Het christendom, een Joodse religie. Jaren geleden heb ik ooit in een lezing gezegd dat het christendom een uit de hand gelopen sekte van het Jodendom is. Dat was raillerend, zeker, maar er zit een grote kern van waarheid in. Jezus was een orthodoxe Jood die als Jood is geboren, als orthodoxe Jood heeft geleefd, als Jood is gestorven en volgens de Joodse ritus is begraven.’ Kuiper zette uiteen dat de meeste christenen tot niets weten van het Jodendom. Hij herinnerde aan een verhaal dat hem ooit was verteld door mr.R.A.Levisson, de oprichter en eerste directeur van het CIDI. Levisson gaf ergens in de bible belt een lezing over Israël. Hij werd door de voorzitter ingeleid met een citaat uit psalm 139. Toen hij het woord kreeg haakte Levisson daarop in met een ander citaat uit dezelfde psalm. Daarna hield hij zijn lezing. In de pauze werd hij aangesproken door een christelijke mevrouw die hem vroeg: ‘Meneer Levisson, bent u soms een christelijk geworden Jood?’ ‘Welnee’, zei Levisson, ‘hoe komt u daar nou bij? Geen sprake van.’ ‘O’, zei de mevrouw, ‘dat dacht ik, want u kent onze psalmen zo goed.’ Beroemd is ook het waar gebeurde verhaal van een informatieavond in Ommen van het OJEC, het Overlegorgaan van Joden en Christenen. De zaal zat vol met aanhangers van beide religies, en zoals gewoonlijk zaten achter de tafel twee christenen en twee Joden, onder wie een rabbijn. Na de pauze, tijdens de discussie, stond een christelijke mevrouw op die aan de rabbijn vroeg: ‘Zegt u mij eens, als Jezus morgen terugkomt op aarde, zou hij dan naar de synagoge gaan of naar een christelijke kerk?’ Het was een duidelijke strikvraag, bedoeld om de rabbijn in verwarring te brengen. Maar dat lukte niet. De rabbijn dacht even na en zei toen: ‘Mevrouw, als Jezus morgen terugkomt op aarde mag hij bij mij thuis eten en bij u niet.’ BISSCHOP VAN LUYN Na de lunch en een bezoek van alle aanwezigen aan het Joods Historisch Museum, op een steenworp afstand van de Mozes en Aaronkerk, was het woord aan mgr.A.H. van Luyn, bisschop van Rotterdam en voorzitter van de Bisschoppelijke Commissie voor het Jodendom. Eeuwenlang, aldus mgr.Van Luyn, werd de christelijk-theologische visie op het Jodendom bepaald door de zogeheten vervangings- of substitutietheologie. Deze leer, overigens nooit als dogma afgekondigd, was in de katholieke en andere christelijke kerken diep geworteld. De substitutiethe-
op bezwaren stuitten, was de paus zelf van oordeel dat het aggiornamento ook een nieuwe visie op het Jodendom inhield. In het jaar waarin hij paus werd liet hij meteen de term pro perfidis Judaeis (‘voor de ontrouwe Joden’) uit de Goede Vrijdagliturgie schrappen.
Mgr. A.H. van Luyn, bisschop van Rotterdam ologie hield in dat het verbond van God met Israël was overgegaan op de christelijke gemeenschap. Als het ‘nieuwe Israël’ had de kerk de plaats ingenomen van het Joodse volk, het ‘oude Israël.’ De Joden hadden Jezus niet als Messias erkend en werden zelfs verantwoordelijk werden gehouden voor zijn dood. Daarom was hun rol in de heilsgeschiedenis uitgespeeld. Het tweede Vaticaans Concilie zorgde voor een fundamentele verandering, een ware ommekeer. Twee historische gebeurtenissen dwongen de kerken, met name die in Europa, tot een drastische herziening van hun visie op het Jodendom: de Shoah, de systematische moord op de Europese Joden door de nazi’s en hun handlangers, en de stichting van de staat Israël. Door de Shoah werden de kerken gedwongen zich te bezinnen op de vraag naar hun relatie met het Jodendom. Hoe kon het dat in het christelijke Europa deze massamoord op de Joden had plaatsgevonden? Welke rol had het kerkelijke en theologisch anti-judaïsme gespeeld in de Jodenhaat en de Jodenvervolging door de eeuwen heen? En door de stichting van de Joodse staat Israël kwamen andere vragen op. De rol van het Jodendom bleek niet uitgespeeld, het bewees zich als een blijvende en levende realiteit. Hoe was dit te rijmen met het idee dat het Jodendom achterhaald en door de kerk vervangen was? JOHANNES XXIII In navolging van de protestante kerken kwam in katholieke kring opnieuw de vraag op naar de relatie tussen christendom en Jodendom. De oprichting van de Katholieke Raad voor Israël in 1951 en van vergelijkbare organen in andere landen was daar een levend bewijs van. Maar initiatieven vanuit Rome bleven vooralsnog uit. Dit veranderde met het aantreden van kardinaal Angelo Guiseppe Roncalli als paus Johannes XXIII (1958). In 1959 riep hij op tot een grote algemene kerkvergadering, die de geschiedenis zou ingaan als het Tweede Vaticaans Concilie. Doel van het Concilie: het weer ‘bij de dag brengen’ (aggiornamento) van de kerk. Johannes’ voorstel bracht de interesse van katholieke groepen als de KRI in een stroomversnelling. In een tijdbestek van enkele maanden werden van verschillende kanten initiatieven ondernomen om de relatie met de Joden op de agenda van dit Tweede Vaticaanse Concilie te krijgen. Hoewel deze initiatieven bij delen van de Curie
NOSTRA AETATE De totstandkoming van de verklaring over het Jodendom was een van de spannendste episodes van het Concilie. Het eerste ontwerp dateerde van 1961. Pas tijdens de laatste zitting van het Concilie, in oktober 1965, werd het aangenomen. De tekst was intussen onderwerp geweest van enkele rellen en talloze discussies en had de nodige wijzigingen ondergaan. Wat een zelfstandige verklaring over de Joden had moeten worden werd onderdeel van Nostra Aetate, een algemene verklaring over de niet-christelijke godsdiensten. Hoe kwam dat? Een aantal Concilievaders en sommige leden van de Curie waren om theologische en/of politieke redenen gekant tegen een verklaring over het Jodendom. De tegenstand kwam vooral van Spaanse, Latijns-Amerikaanse en enkele Italiaanse bisschoppen en van de bisschoppen uit het Midden-Oosten. Ook een aantal Oosterse kerkgemeenschappen, waaronder de Koptische, had ernstige bezwaren. Daarnaast lieten Arabische landen luidkeels weten van een dergelijk document niet gediend te zijn. Kardinaal Bea en zijn team (onder wie de Nederlanders Cees Rijk, voormalig professor exegese aan seminarie Warmond, en mgr.Jo Willebrands) zaten in een lastig parket. Zij wilden een verklaring over de Joden aangenomen hebben en werden daarin het sterkst gesteund door het Amerikaanse en Duitse episcopaat. Aan de andere kant wilden Bea en de zijnen de relatie met de Oosterse kerken niet in gevaar brengen en was men beducht voor de Arabische dreigementen richting de inheemse christenen. DIPLOMATIEKE MISSIE In 1965 stuurde kardinaal Bea zijn secretaris, mgr.Willebrands, voor een diplomatieke missie naar het MiddenOosten, met het doel te praten over de verschillende wijzigingsvoorstellen voor de verklaring over de Joden. Uiteindelijk ondernam Willebrands drie reizen (maart, april en juli 1965), waarvan de laatste het meest succesvol was. Alleen de Latijnse patriarch van Jeruzalem, de Italiaan Alberto Gori, bleef zich openlijk verzetten tegen de tekst, ondanks alle wijzigingen daarin. De definitieve tekst werd 28 oktober 1965 aangenomen, als paragraaf 4 van de Concilieverklaring over de nietchristelijke godsdiensten. In deze verklaring lezen we ondermeer het volgende: - De kerk is verbonden met het Jodendom en kan zich alleen verstaan in verhouding tot het Jodendom. De joodse wortels van het christendom zijn van blijvende betekenis. - God heeft geen einde gemaakt aan zijn verbond met het Joodse volk - Christenen en Joden delen een groot spiritueel erfgoed. Daarom roept de kerk christenen op tot een nieuwe christelijke houding tegenover het Jodendom, tot studie van het Jodendom en gesprekken met Joden. - De Joden zijn niet collectief schuldig aan de dood van Jezus (tegen het idee van de deïcide). - De kerk betreurt (Latijn: deplorat) ten zeerste elke vorm van antisemitisme. Anno 2009 doet deze tekst niet revolutionair aan, maar voor de katholieke kerk betekende zij niet minder dan een
7
breuk met het verleden. Nostra Aetate was ook geen eindpunt, maar een beginpunt, zowel binnenkerkelijk (theologie, liturgie, catechese) als buitenkerkelijk. Daarom werd in 1974 de Pauselijke Commissie voor de Religieuze Betrekkingen met de Joden opgericht.
8
COMPROMISTEKST Nostra Aetate 4 was een compromistekst, en compromisteksten laten onherroepelijk zaken liggen. In dit geval waren het er twee: de staat Israël en de Shoah. In 1993 kwam de langverwachte erkenning van de staat Israël, in 1994 gevolgd door het uitwisselen van ambassadeurs. De ontwikkeling van een nieuwe theologische visie op het Jodendom en het blijvende verbond, waarvan de landbelofte deel uitmaakt, heeft het pad geëffend voor de erkenning van de Joodse staat. Bovendien was paus Johannes Paulus II gevoelig voor wat het beloofde land voor Joden betekent. Het tweede onderwerp dat bleef liggen is de Shoah. In 1998 kwam de Commissie voor de Religieuze Betrekkingen met het Jodendom met We Remember. Een aantal Europese bisschoppenconferenties, ondermeer die van Polen, Duitsland, en Nederland, waren het Vaticaan voorgegaan en gingen soms ook verder. In 1995 erkenden de Nederlandse bisschoppen de relatie tussen kerkelijk anti-judaïsme en (racistisch) antisemitisme: ‘Een traditie van theologisch en kerkelijk anti-judaïsme heeft bijgedragen tot het ontstaan van een klimaat waarin de Shoah kon plaatsvinden.’ Zo expliciet was Rome niet. In We Remember worden voorzichtig - vraagtekens gezet bij anti-Joodse opvattingen en het gebrek aan morele moed van leden van de kerk. Het document roept op tot bezinning op anti-Joodse tendensen in kerk en christendom en erkent dat katholieken tekortgeschoten zijn in hun verzet tegen de moord op de Joden door de Nazi’s. Daarom is ommekeer nodig, een blijvende toewending tot het Joodse volk, die gestalte moet krijgen in woord en daad. De Joodse teleurstelling over het document werd in 2000 goeddeels weggenomen door het Mea culpa van paus Johannes Paulus II en door zijn bezoek aan Israël in maart van datzelfde jaar. Vooral zijn woorden en gebaren in het Holocaustmonument Jad Vashem maakten diepe indruk. Aan het einde van zijn bezoek legde de paus een bede in een spleet van de westelijke tempelmuur, waarvan de tekst grotendeels overeenkwam met het Mea culpa. SITUATIE IN NEDERLAND In 1984 werden voorbereidingen getroffen voor het bezoek van paus Johannes Paulus II aan ons land. Het voornemen van de paus om ook hier vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap te ontmoeten stuitte van Joodse zijde op twee voorwaarden: de erkenning van de staat IsraÎl en erkenning van de medeverantwoordelijkheid van de Kerk aan tweeduizend Jodenvervolging, uitlopend op de Shoah. Precies de twee punten die in Nostra Aetate waren blijven liggen. Ondanks intensieve onderhandelingen tussen de Joodse en katholieke delegaties kwam met niet tot een overeenkomst. De ontmoeting ging niet door. Maar ofschoon de partijen het niet eens hadden kunnen worden, waren zij beide van mening dat de onderhandelingen in een constructieve sfeer waren verlopen. Het slotcommuniquè sprak van een ‘zuiverder inzicht in de bestaande relatie’. Aan katholieke en Joodse kant leefde de wens verder te bouwen aan wat al ontwikkeld was. De Nederlandse bisschoppen erkenden daarom in 1993
de Katholieke Raad voor Israël als een officieel kerkelijk adviesorgaan. Een jaar later besloot de bisschoppenconferentie een Bisschoppelijke Commissie Jodendom (BCJ) in te stellen. Niet als concurrent van de KRI, wel om te laten zien de relaties met het Jodendom wel degelijk ook een taak is van de bisschoppen zelf. De BCJ (tegenwoordig BJ) ging meteen aan de slag. In overleg met de KRI verscheen al in 1995 het eerste bisschoppelijke Woord over de relatie met het Jodendom, getiteld Levend uit een en dezelfde wortel. Dit document beschrijft de blijvende betekenis van het Jodendom voor het christendom. Het is de bron waaruit het christendom is ontstaan en helpt ons nog steeds onszelf te begrijpen. Daarnaast erkennen de bisschoppen in dit Woord het verband tussen de Shoah en eeuwen ‘catechese van de verguizing’. Een tweede bisschoppelijk Woord, Leven met een zelfde hoop (1999), is programmatisch van aard. Hierin beschrijven de bisschoppen vier verschillende aspecten van ons geloofsleven waarover wij van en soms mèt Joden kunnen leren: het lezen van de Schrift, de liturgie, maatschappelijke en ethische vragen en onze gerichtheid op de toekomst, de Messiaanse hoop. Het laatste bisschoppelijk woord, De vreugde van het leren (2005), gaat over de vraag hoe de ontmoeting van Joden en christenen kan bijdragen aan de samenleving en welke rol de Joodse wijze van leren hierin kan spelen. DAG VAN HET JODENDOM Leren en dialoog met het Jodendom is een zaak van onze hele kerkgemeenschap. Daarom hebben de bisschoppen, in navolging van collega’s in Italië, Polen en Oostenrijk, in 2007 een jaarlijkse Dag van het Jodendom in de Nederlandse kerkprovincie ingesteld. Deze dag, 17 januari, is bedoeld om in parochies en andere verbanden stil te staan bij onze relatie met het Jodendom. Valt er nog iets te wensen? Ja. Nostra Aetate is nog steeds een grote onbekende onder katholieken. Anti-Joodse theologische denkbeelden doen nog steeds opgang, helaas ook onder katholieken. Daarnaast merken we sinds een aantal jaren dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen een negatieve invloed heeft op de interesse van katholieken voor het Jodendom. Het Jodendom als zodanig wordt door velen vereenzelvigd met het concrete beleid van de staat Israël. Voor veel katholieken is bovendien de mogelijkheid en de urgentie om met moslims in gesprek te gaan groter, wat nog versterkt wordt door de discussie in de samenleving. Anderzijds hebben we gemerkt hoezeer de affaireWilliamson van vorig jaar onder katholieken de gemoederen in beweging bracht. De reacties uit onze eigen kerk hebben ons gesterkt in onze overtuiging dat er na Nostra Aetate geen weg terug kan zijn. (ak)
Byzantijns (elfde eeuw) tabernakel van verguld en ingelegd zilver in de vorm van het Heilig Graf in Jeruzalem (Aken, schatkamer van de Dom).
Bijbels en Talmoedisch ABC (4)
De bijzondere relatie van God met het Joodse volk Een serie bijdragen rond Bijbelstheologische kwesties. De lezers worden van harte uitgenodigd vragen of reacties aan ons door te spelen (zie adresgegevens in het colofon). Het Tweede Vaticaanse Concilie typeert de Kerk als het Volk van God. Met dit ecclesiologische (ecclesiologie betekent de ‘leer omtrent de kerk’) begrip kenmerken de Concilievaders de kerk als een dynamische, door God geleide gemeenschap van mensen, in dialoog met andere religies en met de moderne samenleving. ‘Volk van God’ nuanceert het sacramentele idee van de Kerk als ‘lichaam van Christus’ dat de ecclesiologie van vóór Vaticanum II beheerste. Die theologie werd als te introvert en eenzijdig priesterlijk ervaren. De kerk als ‘Volk van God’ roept wel de nodige vragen op indien we haar Bijbelse grondslagen nader bezien. De Bijbel kan worden gezien als de parabel van God met zijn volk Israel. Tegelijk gaat het over een concrete geschiedenis met een concreet volk, met mensen van vlees en bloed en levend in een land van zoveel graden noorderbreedte en zoveel graden westerlengte. Het parabelkarakter is hierin gelegen, dat in dit verhaal oplicht wat God met de mensheid als geheel voor heeft. Inderdaad, dat is de reden dat de Bijbel niet begint met de wording van Israël, maar met de schepping van de mens. De geschiedenis van het oude Israël begint met de verhalen van Abraham (Gen.12-25), Isaac en, bovenal, Jacob, die na de worsteling met God bij de Jabbok Israël wordt genoemd (Gen. 32:28). De Bijbel wordt nu het verhaal van Israël te midden van de volkeren, een volk dat ‘alleen woont en zich onder de naties niet rekent (Num.23:9), ja, dat anders moet zijn dan andere volkeren (Dt.14:2). ‘LET MY PEOPLE GO’ De term ‘volk van God’ komt slechts één maal voor, in Richteren 20:2: ‘De leiders van heel het volk, van alle stammen van Israël namen deel aan de vergadering van het volk van God (bi’qahal ‘am ha’elohim)’. Elders vinden we de term niet expliciet, de gedachtegang van het volk Israël als Zijn volk daarentegen wel. Zo roept de Eeuwige farao op ‘mijn’volk te laten gaan (Ex.7:16, shalach et-ami, ‘let my people go’). In 2Sam.7:23 gaat het over ‘uw volk’. En in 1Kon.8:51 rept van ‘uw volk dat u uit de smeltoven van Egypte hebt weggeleid’. Waar Israël is, daar woont God. Zo spreekt God de belofte uit dat Hij te midden van zijn volk zal wonen: ‘Midden onder u plaats Ik mijn verblijfplaats, ik keer mij nooit van u af. Overal ga ik met u mee. Ik zal uw God zijn en u zult mij tot volk zijn’. (Lev.26:11-12; vgl. Ez.37:27). Die aanwezigheid is wel voorwaardelijk, Israël dient zich te houden aan de eisen van gerechtigheid en aan Gods voorschriften: Mozes en de Levitische priesters richtten het woord tot heel Israël: ‘Wees stil, Israël, en luister! Vandaag bent u het volk van de HEER uw God geworden (le’am leadonai elehecha). Daarom moet u Hem gehoorzamen en
9
Petrus en Paulus met op de achtergrond de symbolen van de vier evangelisten (baseliek Maria Maggiori, Rome). De tekst luidt; Sixtus, bisschop van het volk van God. Sixtus liet in 1432 de kerk verbouwen. De mozaïeken zijn uit die periode. zijn geboden en voorschriften volbrengen, die ik u vandaag voorhoud.’ (Dt.27:9-10; vgl. 2Kon.9:6). Hier klinkt bijna de conciliaire term ‘volk Gods’, maar hier beluisteren we vooral de voorwaardelijkheid die de gehele profetische traditie doordesemt. ‘Zo spreekt de HEER, de God van Israël: Vervloekt de man die niet luistert naar de voorschriften van het verbond die ik uw voorvaderen heb gegeven bij hun uittocht uit de ijzeroven van Egypte, toen ik tegen hen zei: Luister naar Mij en doe alles wat ik u voorschrijf. Dan zult u mijn volk zijn en ik zal uw God zijn. Dan houd ik mij aan de eed die ik uw voorvaderen gezworen heb en geef hun een land van melk en honing. En dat heb ik ook gedaan’ (Jer.11:3-5). Die voorwaardelijkheid leidt tot catastrofes voor het volk, en soms rept de Schrift van een ërestí (Jes.10:21) waarmee Gods verhaal verder gaat. Maar dat voorwaardelijke heft de bijzondere binding met dit volk nimmer op. De profeten voorzien het herstel van Israël, een oordeel over de vijandige volkeren (de ‘Dag van JHWH’, Jes.22:5; Hos.2:2). Ja, ook in de Psalmen klinkt deze oproep tot wrekende gerechtigheid over diegenen ‘die mijn volk verslinden alsof het brood is’ (Ps.53:5). Jeremia voorziet een nieuw verbond, nu geschreven in het hart van de mens: ‘Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten - spreekt de HEER. Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. (Jer.31:33). Hosea laat God Zijn volk weer in erbarmen aannemen: ‘De zonen van Israël zullen talrijk zijn als het zand van de zee, dat niet te meten en niet te tellen is; en waar hun eens gezegd werd: ‘U bent mijn volk niet’, daar wordt hun nu gezegd: ‘U bent zonen van de levende God.’ (Hos.2:1-2; vgl. 2:25, zie ook Rom.9:26). Kortom, nimmer is de bijzondere relatie met dit volk opgezegd.
10
UITTOCHT UIT EGYPTE Volgens de Schriften ontstaat het volk in eigenlijke zin pas in Egypte en manifesteert het zich in de uittocht uit Egypte. Geleidelijk aan ontwikkelt zich uit de tribale structuur een volk, maar dat proces neemt eeuwen in beslag. David smeedt een politieke eenheid, maar na de dood van Salomon (933 v. Chr.) valt het rijk weer uiteen. Het Zuidrijk zal zich Juda noemen, het Noordrijk Israël. Beide claimen de ware erfgenaam te zijn van de aartsvaderlijke tradities. Pas na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap ontstaat zoiets als een Joodse nationale identiteit die zich religieus definieert vanuit de wet van Mozes. Vanaf de tweede eeuw v. Chr. verschijnt de Griekse term ‘etnos judaikos’, het Joodse volk. (zie ook Kroniek 2009/2). Dit wil niet zeggen dat de God van de Schriften niet verrassend intiem kan spreken over de volkeren. ‘Want de HEER van de hemelse machten zal hen zegenen met de woorden: ‘Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israël, mijn bezit’ (Jes.19:25). En het wil ook niet zeggen dat vertegenwoordigers van de volkeren niet deel kunnen hebben aan het verhaal van Israël. Het verhaal van Ruth gaat over een Moabitische die toetreedt tot het volk, Na’aman de Syriër wordt genezen door Elisa (2 Kon.5) en Jezus spreekt zijn bewondering uit over een Romeinse centurion: ‘Ik zeg u, ik heb zo’n groot geloof in geheel Israël niet gevonden!’ (Lucas.7:9). Maar nergens in de Schriften, zelfs niet in het evangelie van Johannes met haar anti-Joodse retoriek, treffen we de term ‘nieuw volk van God’ aan, en evenmin de sinds Justinus (tweede eeuw na Chr.) populaire benaming van de Kerk als het ‘ware Israël’. Het drama van het christendom is dat het, begonnen als een binnen-Joodse vernieuwingsbeweging, vanaf het einde van de eerste eeuw en het begin van de tweede eeuw zichzelf gaat zien als een nieuw volk en als opvolger en vervanger van het Joodse volk. Aanzetten daartoe zijn mogelijk zichtbaar in Paulus brief aan de Hebreeën, waar gesproken wordt over ‘volk van God’, al vermoeden geleerden achter dit traktaat een hellenistischJoodse gemeente (Heb.4:9 en 11:25). Verrassend genoeg zetten de overige geschriften van het Nieuwe Testament vooral de Bijbelse lijn van Gods openbaring in Israël voort. In het Magnificat klinkt de verwachting van nationaal herstel: ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost’ (Luc.1:68). Jezus ziet zichzelf als gezonden tot de ‘verloren schapen van het huis van Israël’, en hij waarschuwt zijn leerlingen de dorpen van de Samaritanen en de heidenen te ontlopen (Mat.10:6 en 15:24). Volgens sommige geleerden zou in de parabel van de wijn-
gaard (Mt.21:45) een onterving van Israël ten gunste van een nieuw volk doorklinken, maar deze interpretatie is niet zeker. Paulus pleit voor een toetreden van niet-Joden tot de gemeente, zonder besnijdenis, maar dit impliceert geenszins het opheffen van de bijzondere status van het Joodse volk (Rom.9-11). Anti-Joodse polemiek, zichtbaar in het evangelie van Johannes, gaat verrassend genoeg niet gepaard met de gedachte aan een ‘nieuw volk van God’. VERVANGINGSTHEOLOGIE? Indien nu de kerk dit beeld van ‘volk van God’ op zichzelf van toepassing acht, hoe verhoudt zich dat dan tot haar wens afstand te nemen van de vervangingstheologie? Is het Joodse volk niet meer het volk van God, of alleen voor zover ze deel uitmaakt van de Kerk? Het Concilie zelf gaf op deze vragen geen afdoende antwoord (zie voor dit punt T. van Eijk, Teken van aanwezigheid, Meinema 2000, hfdst. 2). Sterker nog, de Concilieverklaring Nostra Aetate biedt uitgerekend op dit punt een ambivalente formulering: ‘Alhoewel de Kerk het nieuwe volk van God is, mogen de Joden toch niet als door God verworpen noch als vervloekt worden voorgesteld, alsof dit uit de Heilige Schrift zou volgen’. Maar hoe de Kerk te zien als een ‘nieuw volk van God’ zonder toch in termen van vervanging te vervallen of, hetgeen op een subtielere wijze hetzelfde bewerkstelligt, zonder het Joodse volk te zien als uiteindelijk deel van de Kerk? Zoals we zagen strookt deze zienswijze niet met het Bijbelse paradigma. Ernstiger is, dat deze vragen in de postconciliaire katholieke theologie amper zijn onderkend, laat staan bevredigend beantwoord. Mijns inziens is dit geen toeval, maar uiting van een fundamenteel onvermogen om het particuliere zelfbeeld van Joden als een etniciteit theologisch waar te nemen. In veel discussies rond de Joodse staat Israël doet zich onderhuids een zelfde verlegenheid voor; immers, waarom een ‘Joodse’ staat? CONCLUSIES De Kerk heeft zichzelf de titels en de theologische parafernalia toegeëigend van het Bijbelse Israël en zijn opvolger, het Joodse volk. Maar in eigenlijke zin is het Joodse volk op grond van Schrift en geschiedenis de eerst rechthebbende op die titel. Het is mijns inziens geen toeval dat met name katholieken de grootste moeite blijven hebben met een religieus zelfverstaan dat zich in etnische zin definieert. Het rooms-katholicisme probeert zich immers juist in nietetnische of nationale zin te definiëren. Toch is het juist de Joodse particulariteit die aanvaard dient te worden als de kern van het mysterie. Het mysterie van Gods verhaal met de mens en, jazeker, ook met de kerk.
ERIC OTTENHEIJM
Israëlische soldaten bij de westelijke tempelmuur in Jeruzalem.
Vijfde Kardinaal Willebrandslezing
Rabbijn en bisschop over de economische crisis Op woensdag 21 oktober werd in de zaal In de Driehoek aan het Willemsplantsoen in Utrecht de alweer vijfde Kardinaal Willebrandslezing gehouden net als onderwerp: Vragen rond de economische crisis - (wat) kunnen christendom en Jodendom bijdragen aan de huidige discussie? Er waren twee inleiders: mgr.dr.G.J.N.de Korte, bisschop van Groningen, en rabbijn mr.drs.R.Evers, rector van het Nederlands Israëlitisch Seminarium. Als dagvoorzitter trad op Thijs Caspers. Ongeveer zestig mensen luisterden naar de twee lezingen. Mgr.de Korte zette uiteen dat donkere wolken zich in de verte samenpakken voor het gros van de Nederlanders, ‘en het ergste moet nog komen’. Er komen meer werklozen, de koopkracht zal dalen, kortom alle seinen staan op onveilig. Het merkwaardige is dat tachtig tot negentig procent van de Nederlanders zegt gelukkig te zijn, terwijl er tegelijkertijd veel onbehagen is over de koers van de samenleving. Solidariteit wordt door velen als een ‘vies woord’ beschouwd, zoals bleek uit een onderzoek van NRC/Handelsblad onder PVV-stemmers. Naast de economische crisis is er sprake van een ecologische crisis. Als de mensheid doorgaat met consumeren zoals zij nu doet hebben wij binnen afzienbare tijd twee aardbollen nodig. De kerk is in de visie van bisschop De Korte in deze crisistijd een bondgenoot van de mensen. Tegelijk moet zij fungeren als een luis in de pels van de politiek. Maar de kerk moet eerder vragen stellen dan antwoord geven en, als het echt nodig is, een profetische stem laten horen in de seculiere meerderheidscultuur waarin wij leven. Er is wel sprake van scheiding ven kerk en staat, en dat is goed, maar er kan geen sprake zijn van scheiding van geloof en politiek. BIJBEL EN TRADITIE Mgr.de Korte ging diep in op de christelijke wijsheid over God, mens en maatschappij, waarbij hij zich baseerde de Bijbel en op de traditie. Hij noemde het boek Exodus (uittocht uit de slavernij), de profeten Jesaja en Amos (Gods steun voor vreemdelingen, weduwen en wezen), het onderwijs van Jezus. Iedere christen is geroepen tot levensheiliging, de Imitatio Christi. Als kernmerken van het katholieke sociale denken noemde hij het personalisme (alle mensen zijn kinderen van èèn vader), de solidariteit tussen de mensen onderling en het beginsel van de subsidiariteit. Belangrijk zijn natuurlijk ook de mensenrechten, in de negentiende eeuw nog een verlangen, tegenwoordig breed geaccepteerd. Het geloof in God biedt een transcendente verankering van de waardigheid van de mensenrechten. De bisschop noemde de pauselijke rondzendbrief Caritas in Veritate als het meest recente document op het terrein van het katholieke sociale denken. De paus schrijft daarin over een christelijk of integraal humanisme en zet in op de mens als een verantwoordelijk schepsel. De globalisering
11
De twee leiders op de Kardinaal Willebrandslezing: rabbijn mr.drs.R. Evers en bisschop G.J.N. de Korte van Groningen. heeft geleid tot een wereldwijde onderlinge afhankelijkheid. Nu gaat het om de humanisering van de globalisering: gerechtigheid tegenover macht. Ook wereldwijde armoedebestrijding en inzet voor de duurzaamheid van de aarde staan op de agenda. Op al deze gebieden moet de kerk fungeren als luis in de pels van de samenleving en, als het nodig is, haar profetische stem laten horen. KANS VOOR BEZINNING Rabbijn Evers zette uiteen dat de pauselijke encycliek Caritas in Veritate staat in de Joodse traditie van de Thora en de Talmoud. De Thora is een sociaaleconomisch handboek maar de Joodse traditie houdt zich wel degelijk intensief bezig met het economische handelen van de mens. De profeten keerden zich ook tegen economische misstanden Het Jodendom wil de mens leren zijn driften te beheersen en begrippen als naijver, lust en eerzucht, die voor het economisch handelen noodzakelijk zijn, op een hoger niveau brengen. De consumptiemaatschappij, aldus rabbijn Evers, creëert onbehagen: geld dat we niet hebben om dingen te kopen die we niet nodig hebben. De sjabbat is het beste tegengif daartegen dat ooit is ontdekt. De huidige economische crisis vormt ook een kans voor bezinning en verandering. Voor een groot deel kan de crisis worden toegeschreven aan een groot gebrek aan globale verantwoordelijkheid, oneerlijk economisch handelen en een tekort aan liefdadigheid. Bij de mens is sprake van een eeuwige strijd tussen zijn goede en zijn kwade neigingen. Daarom moet elke oplossing van de crisis beginnen bij onszelf. Uit de discussie kwam nog naar voren dat het christendom zich vooral richt op de liefde. Het Jodendom doet dat ook maar legt daarnaast veel nadruk op rechtvaardigheid.
ARIE KUIPER
$ BI@$
Colofon
A C H T E R
Agenda Joodse feest- en gedenkdagen 2009 (5770)
12
12-19 december: Chanoeka (Inwijdingsfeest) 27 december: Vasten van 10 tevet 30 januari: Toe Bisjvat (Nieuwjaar der Bomen) 25 februari: Vastendag van Ester 28 februari: Poeriem (Lotenfeest) 30/31 maart: Pesach 5/6 april: Pesach 25 februari: Vastendag van Ester
Activiteiten en mededelingen Website KRI De KRI heeft een eigen website op het internet: www.kri-web.nl Derde Dag van het Jodendom De Projectgroep Dag van het Jodendom heeft in samenwerking met de redactie van de website rkkerk.nl (het bulletin van het Secretariaat van de rooms-katholieke Kerk in Nederland) een speciaal katern samengesteld voor de Dag van het Jodendom op 17 januari 2010. Hierin vindt u achtergrondinformatie en tips voor activiteiten. Het katern wordt toegezonden aan de abonnees van rkkerk.nl en verspreid via de bisdommen. Het kan ook los besteld worden via de bestelservice van het SRKK, telefonisch (030 - 232 69 09) of per e-mail:
[email protected]. Voor meer informatie over het jaarthema, de agenda en nieuw materiaal: zie de website www. dagvanhetjodendom.nl.
KRI de Cœur GELEERDE LENZENSLIJPER Al ruim 350 jaar rust op Baruch Spinoza, de grootste filosoof die ons land ooit heeft gekend, een cherem of banvloek. En als het aan Binyomin Jacobs ligt blijft dat zo. De opperrabbijn van het Interprovinciaal Opperrabbinaat vindt geen reden Spinoza symbolisch weer in de armen te sluiten door de ban op te heffen die leiders van het Portugees-Israëlitisch Kerkgenootschap in 1656 over hem uitspraken. ‘Het zou een belediging zijn voor de gemeenschap en haar rabbijnen van toen’, liet hij in Trouw weten. ‘Wanneer je, zoals Spinoza, niet gelooft dat God zich met alles bemoeit, val je buiten het systeem.’ De liberale rabbijn Elisa Klapheck denkt daar heel anders over. ‘Als er iemand eerherstel verdient, is hij het welí, oordeelde zij eveneens in Trouw. ,,Mensen als Luther of Spinoza brachten de geloofsgemeenschap door hun gedurfde manier van filosoferen verder dan denkers die conformistisch waren’ Maar werd Spinoza wel om geloofsredenen in de ban gedaan? Dat is in Joodse kring namelijk zeer ongebruikelijk. Dat deed men zelfs niet met zijn tijdgenoot Sjabtai Tsevi, terwijl deze Jood uit Izmir zich voor de Messias uitgaf. Dat viel ook Odette Vlessing, archivaris bij het Amsterdamse Stadsarchief, op. Zij denkt daarom dat het allemaal om de failliete boedel van Spinoza’s vader ging. Toen deze Joodse handelaar in zuidvruchten overleed, koos Baruch voor het Hollands burgerlijk recht om van de nagelaten schuld af te komen. Daarmee overtrad hij de Joodse civiele wet en daarmee riep hij de ban over zich af. Een derde mogelijkheid is dat het Amsterdamse stadsbestuur de Joodse leiders dwong de ban over Spinoza uit te spreken. Door het geloof in een persoonlijke God te verwerpen, vormde hij door zijn populariteit mede een gevaar voor de christelijke geloofsgemeenschap. Hoe het zij, de geleerde lenzenslijper houdt tot in onze tijd de gemoederen bezig. TON CRIJNEN
Auschwitz-herdenking Op 31 januari 2010 wordt de bevrijding van het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau (27 januari 1945), herdacht.Vanaf 10.30 uur kunnen belangstellenden zich verzamelen in de Boekmanzaal van het Stadhuis aan het Waterlooplein.Vandaar gaat men in een stille tocht te voet naar het Auschwitzmonument in het Wertheimpark. De herdenking in het park start om 11.30 uur. Zie voor meer informatie de website van het Auschwitz-comité: www.auschwitz.nl
[\:f\li K R I
‘KRONIEK’ is een uitgave van de Katholieke Raad voor Israël - het katholieke adviesorgaan voor de relatie met het Jodendom - en verschijnt viermaal per jaar. Het Informatiebulletin wordt toegestuurd aan alle betrokkenen bij het werk van de Katholieke Raad voor Israël en aan iedereen met belangstelling voor de christelijkJoodse betrekkingen in Nederland en daarbuiten. ‘KRONIEK’ informeert over de activiteiten van de KRI, brengt nieuws over de binnen- en buitenlandse betrekkingen tussen christenen en Joden en laat opiniemakers uit de Joodse en katholieke gemeenschap aan het woord. ‘KRONIEK’ is daarom een must voor iedereen die kiest voor de ontmoeting met het levende Jodendom. Abonnement: Voor een jaarabonnement van ‘KRONIEK’ geldt als richtprijs F 15,= per jaar. Redactie: Ton Crijnen Arie Kuiper Tineke de Lange Eric Ottenheijm Redactie-adres: KRI, Postbus 13049, 3507 LA Utrecht, tel.: 030 - 232 69 31 e-mail:
[email protected] ISSN 1877-1351 Administratie: Kattenbroekerweg 2, 3813 EA Amersfoort, tel.: 033-475 37 44 Betalingen: Gironummer 7916652 ten name van financiële administratie Kroniek, Zeist