Aanpak Spoorzone in het kader van Masterplan Ede-Oost
30 november 2007
Colofon Datum: 30 november 2007
Ons kenmerk:
Versie: 1.0
Status: Definitief
Opgesteld door: Bart-Jan Kouwenhoven
Getoetst door: leden werkgroep RFO Ede-Oost leden werkgroep vervoerwaarde Wim Korf Rob Tutert
Geautoriseerd door: Burgemeester van Ede, Tineke Netelenbos
Documenthistorie Versie
Datum
Gewijzigde hoofdstukken
0.1
15 november 2007
Alles nieuw
0.2
23 november 2007
alle
Herziene redactie naar aanleiding van commentaar Korf, Tutert, ProRail en afronding hoofdstuk 6, toevoeging visie stationsomgeving
1.0
30 november
alle
definitief na toetsing door Tutert, Korf, Van den Bout, Van Es, Van Holten, werkgroep Vervoer, van Oorschot, Oostermeijer
Beschrijving wijzigingen
Inhoudopgave 1. Management Samenvatting
5
1.1 Inleiding
5
1.2 Kenmerken van de planuitwerking
5
1.3 Resultaat en verdere analyse
6
2. Inleiding en Achtergrond
9
3. Werkproces tot nu toe11
3.1 De aanpak11
3.2 Werkgroepen13
4. Beleidsanalytische aanpak15
4.1 inleiding 15
4.2 Stedenbouwkundige inpassing (Ede lokaal)15
4.3 Stedenbouwkundige inpassing (Ede regionaal)15
4.4 Duurzame Mobiliteit 15
4.5 Milieu en Leefbaarheid16
4.6 Financiële Waarden16
4.7 Veiligheid16
4.8 Belangrijke thema’s16
4.8.1. Spoorligging in relatie tot kruisingen en kosten16
4.8.2. Geluidbelasting in de spoorzone te Ede18
4.8.3. Visie op het vervoerknooppunt Ede-Wageningen
20
4.8.4. Visie op de kwaliteit van het station en omgeving als
24
transferpunt en verblijfsgebied
4.8.5. Lokale verkeersontsluiting
24
5. Ontwerpproces en beschrijving varianten
27
5.1 Inleiding (procesgang en eerste inkadering)
27
5.2 Programma van eisen
27
5.3 keuzen die het ontwerp bepalen.
28
5.3.1. De mate van verdiepen van het spoor
28
5.3.2. De stationslocatie
28
5.4 Ontwikkeling varianten
28
5.4.1. Verdiepte liggingen spoorbundel
28
5.4.2. Maaiveld ligging spoorbundel
29
5.4.3. Samenvatting varianten
5.5 Korte beschrijving van de varianten in spoortechnische zin
29 30
5.5.1. Verdiepte ligging budget variant (variant 2)
30
5.5.2. Handhaving huidige spoorligging (variant 5)
30
5.5.3. Verdiepte ligging bij SOMA en Enka (variant 6)
30
5.5.4. Volledige alignementoptimalisatie met verdiepte
31
ligging bij SOMA en Enka (variant 7)
5.6 Stedenbouwkundige gevolgen van de voorkeurs-variant spoortracé Ede,
31
per spoorkruising
6. Resultaat van de analyse, beoordeling varianten
33
6.1 Onderlinge vergelijking
33
6.2 De voorkeursvariant (variant 6)
33
6.2.1. Inpassing SOMA terrein
33
6.2.2. Saneren goederen wachtsporen en rangeerfaciliteiten
34
6.2.3. De rotonde Klinkenbergerweg
34
6.2.4. Het Noord-Oost kwadrant: Is het nou mooi?
34
6.2.5 Akoestisch onderzoek
35
6.2.6. Marktbetrokkenheid
35
6.3 Nadere onderbouwing scores
35
6.3.1. Scoretabel spoortechniek (onderdeel duurzame mobiliteit)
35
6.3.2. Beoordeling varianten op
36
Bijlage 1: Afwegingstabel varianten
41
Bijlage 2: Kostenopbouw van de onderzochte varianten
43
Bijlage 3: Verhaallijn ontwerpproces
49
1. Management Samenvatting 1.1 Inleiding
Het onderzoek naar alternatieven, vanuit meerdere invalshoeken bekeken, is de afgelopen
Dit rapport beschrijft de werkzaamheden en
maanden primair onderwerp van studie geweest.
resultaten van een nadere planuitwerking voor
Naast globale verkenningen van de mogelijkheid
de Spoorzone en het station te Ede. Dit onderzoek
van private bijdragen aan de spoorverdieping
is uitgevoerd als verdiepend onderdeel in het
onder andere vanuit de vastgoedpotenties in de
kader van het Masterplan Ede Oost. Het dient ter
spoorzone, is toch vooral gekeken naar alterna-
onderbouwing van besluitvorming voor wat
tieve ruimtelijk functionele plannen als integraal
betreft de ruimtelijke inpassing van de spoorzone
onderdeel van de verdere uitwerking van het
in het kader van de ontwikkeling van het
Masterplan Ede-Oost. Met als inzet: “Zijn er plan-
Masterplan Ede Oost.
nen te bedenken die vergelijkbare kwaliteit heb-
Het Masterplan Ede Oost spreekt de ambitie uit
ben als de budgetvariant van de verdiepte liggin-
om de barrière van het spoor en de
gen?” Hier houdt kwaliteit ook in dat er geen
Klinkenbergerweg op te heffen, de hinder te
“Berlijnse muur (van geluidsschermen)” komt en
beperken en de verkeersonveilige spoorkruisin-
dat er samenhang komt tussen de vier kwadran-
gen te verbeteren. De ontwikkeling van de kazer-
ten rondom de kruising van de Klinkenbergerweg
neterreinen en het Enka terrein als nieuwe stede-
met het spoor.
lijke gebieden aan de oostzijde van Ede rechtvaardigen dit, evenals de huidige kwaliteit van de stationsomgeving en de verkeersonveiligheid op een aantal gelijkvloerse kruisingen.
1.2 Kenmerken van de planuitwerking
Er is ten tijde van de plannen voor de HSL-Oost in 2000 ingezet op de verdiepte ligging van het spoor.
Tijdens deze nadere planuitwerking is niet zozeer
In het Masterplan is deze verdieping opnieuw aan
gezocht naar mogelijkheden om meer geld uit de
de orde gekomen als effectieve maatregel voor het
planontwikkeling van Ede Oost te halen, maar om
opheffen van de barrière.
de juiste balans te vinden tussen de gewenste
Zonder de verdieping zouden de mogelijke toe-
kwaliteit van de ontwikkelingen zoals voorgesteld
komstige geluidsmaat-regelen voor een verdere
in het Masterplan en de ingrepen in de spoorzone.
versterking van de al aanwezige barrière zorgen. Een forse toename van geluidbelasting door een
Al gauw werd daarbij duidelijk dat de OV knoop/
toename van passerende hoge snelheidstreinen
het station het scharnier moest blijven waar om
zou zorgen voor een toekomstbeeld van zeer hoge
heen de stedenbouwkundige samenhang zou
geluidschermen langs het spoor als een verdie-
worden vormgegeven. Ook werd duidelijk dat de
ping niet zou worden uitgevoerd.Echter; de spoor-
ontwikkelingen in de spoorzone niet alleen
verdieping is zeer duur en financieel niet meer
bepaald worden door de stedenbouwkundige
zonder meer te dekken nu de plannen voor een
kwaliteit maar ook door de helderheid en de
HSL-Oost niet meer actueel zijn. De vraag is aan
kracht waarmee de gemeente Ede de ontwikke-
de orde of er een alternatief voor de verdieping
ling in de spoorzone vorm zal geven. Een duide-
van het spoor is te bedenken die de doelen van
lijke visie op het gewenste vestigingsklimaat en
het Masterplan in voldoende of gelijke mate reali-
een proactieve aansturing beïnvloedt de wil van
seert maar die in financiële zin realiseerbaar is,
bijvoorbeeld de NS en ook andere partijen om te
nu ook de bijdrage van het Ministerie van Verkeer
investeren in positieve zin. En het mag duidelijk
& Waterstaat niet zondermeer wordt verleend.
zijn dat al deze aspecten elkaar beïnvloeden.
Er is een aantal alternatieve plannen voor de
De verdieping aan weerszijden van het station
spoorzone ontwikkeld; deze zijn op de belangrijk-
maakt het mogelijk om in het plangebied onge-
ste aspecten met elkaar vergeleken. Het algemeen
lijkvloerse kruisingen te realiseren, daar waar nu
best scorende plan is niet het duurste integraal
nog gelijkvloerse kruisingen zijn.
verdiepte alternatief. Het is een oplossing met deels verdiept, deels op maaiveld gelegen spoor,
Dit plan kent een investeringsraming van ca
waarbij het stationsgebouw een betere positie
€ 110 miljoen met een marge van -/+ 30 %. Hierbij
krijgt door middel van een geringe verplaatsing
is aangetekend dat een beeldbepalend element
en er sprake is van een aanpassing van de ver-
van het station, een transparante overkapping
keersinfrastructuur rondom een volwaardige OV
(zoals schetsmatig is aangegeven in bijlage 3), nog
knoop en een landschappelijke herinrichting .aan
niet in de raming is opgenomen. Aanvullend
weerszijden van het spoor tevens wordt in dit
onderzoek naar de aard en omvang van dit onder-
plan voorzien in ongelijkvloerse kruisingen ten
deel zal bepalend zijn voor het al of niet in deze
oosten en ten westen en ter plaatse van het
vorm kunnen toevoegen van de kap. Alle betrok-
station.
ken partijen zijn het er echter over eens dat een
Met deze oplossing wordt de huidige en toekom-
dergelijk beeldbepalend element de aantrekkelijk-
stige spoorfunctionaliteit gehandhaafd.
heid en de schakelfunctie van het station zeer
Nader onderzoek naar de mogelijkheden om PPS
positief kan beïnvloeden. Vooralsnog wordt voor
constructies toe te passen zal in het vervolg van
een dergelijke kap enkele tientallen miljoenen
het project plaatsvinden. Dit kan mogelijk de
Euro’s geraamd
publieke financieringsbehoefte positief beïnvloeden, maar daar wordt in het onderhavige plan nog
1.3
Resultaat en verdere analyse
geen rekening mee gehouden. De fase waarin het project zich nu bevindt wordt Het Station (het adres) wordt, verschoven in oos-
gekenmerkt door een globaal ontwerp als verdie-
telijke richting naar de andere kant van de
ping op het Masterplan en de heroriëntatie die
Klinkenberger-weg, wordt meer zichtbaar en
heeft plaatsgevonden. De kostenraming kent
logistiek en vervoerskundig het echte centrum
dezelfde basiskwaliteit als (grotendeels afgeleid
van alle vervoersbewegingen in het gebied.
uit de eerder gehanteerde SSK methodiek) als de
Daarmee wordt het een sterk en natuurlijk
kostenraming die eerder door Arcadis in het
scharnierpunt in het stedenbouwkundig plan.
kader van de subsidieaanvraag is opgesteld en
De locatie van de perrons, echter, is niet gewijzigd
heeft daarmee een marge van -/+ 30 %.
ten opzichte van de huidige situatie.
Voor sommige onderdelen van de kostenraming is op basis van uitvoeringservaring een schatting
De stationshal wordt gesitueerd onder het spoor.
gemaakt.
vanuit deze ruimte bereikt men de perrons via (rol)trappen omhoog. Feitelijk betekent dit dat de
De gemeente Ede heeft met ProRail en de provin-
huidige Albertstunnel verbreed wordt tot een
cie Gelderland overleg gehad over dit plan en par-
gebiedspassage onder de sporen door; de tunnel
tijen zijn het er over eens dat het plan in zijn hui-
noord-zuid wordt een brug oost-west.
dige vorm integratie van stedenbouwkundige ambitie met spoorfunctionaliteit verwezenlijkt
De sporen overkluizen het maaiveld. Door gebruik
en derhalve nadere uitwerking verdient .
te maken van de natuurlijke hoogteverschillen loopt het busstation gelijkvloers door tot aan de
Er blijft met de huidige planuitwerking een aantal
stationstunnel zodat de overstap van bus op trein
ontwerpopgaven die open staan in het vervolg
slechts één niveauverschil kent. Gebruik van dit
aan de orde zullen komen. Zo ligt uitdrukkelijk de
niveauverschil zorgt er ook voor dat de bereik-
vraag voor of de spooraanpassing rondom het
baarheid van het station voor langzaam verkeer
SOMA-terrein niet als los (en later te faseren) te
zeer goed is.
treinen busstation op de nieuwe lokatie.speerpunt kent. Daarnaast is er een kans voor Ede beschouwen project kan worden gezien. Ook verdient de ruimtelijke vanonderdoorgang de noord-oostemplacement ten oosten van het Het nieuwe busstationsplein loopt inpassing over in een brede onder hetom het De glazen voorzieningengebouwtjes onder het huidige spoor en naast het doorgaande zodanig moeten worden uitgevoerd ze bijdragen aan de spoor, de nieuwe stationshal. In deze ruime en licht uit te voeren hoek van de kwadranten rondom het spooronderdoorgang en de stationfietspad aan tezullen melden als potentiële locatie indathet zitten de opgangen naar de sporen, de loketten en de entree naar een ruime fietnieuwe ruimtelijkheid van de Albertstunnel en moeten de doorzichten vanuit senstalling onder de sporen. Daarnaast kunnen voorzieningen de Albertstunnel naar het busplein en het nieuwe zo min mogelijk Klinkenbergerweg nog nadere aandacht. voor de reizigerskader van het herinrichtingprogramma vanKazernepark het zoals een kleine last-minute-supermarkt en andere stationsvoorzieningen een plek hinderen. zeer actuele vraag is tevensenofdemet de spoorMinisterie van VROM, NS en het ProRail. krijgen Een tussen het fietspad van de Albertstunnel stationsonderdoorgang. Een nieuwe stationskap geeft intercitystation een adres en een nieuw gezicht aan de Parklaan. Ruime sparingen in het plafond, gekoppeld aan de opgangen naar de perrons, in Ede, kijkend naar toekomst, De kap overspant de afstand tussen de Stationsstraat en de nieuwe stationshal. moetenaanpassingen zorgen voor een goede daglicht toetreding in de deze nieuwe tunnel. De stationshal kan s’ avonds afgesloten worden. Het huidige fietspad blijft de doorgaande Op deze wijze overbrugt de kap de perrons vanaf de perronopgangen die verinvulling kan worden gegeven aan het Actieplan route voor langzaam verkeer. bonden zijn aan de vernieuwde langzaam verkeerstunnel in het verlengde van de Stationsstraat en de perronopgangen verbonden met de nieuwe stationshal. Spoor, dat ook de corridor Utrecht-Arnhem als
2. Inleiding en Achtergrond Deze rapportage van het project Aanpak
westelijke richting uitloopt naar het Station Ede-
Spoorzone Ede is het resultaat van een nadere
Wageningen. Het spoor is op deze locatie in zijn
ontwerp- en integratieslag op basis van het
huidige functionaliteit geschikt voor goederen-
vigerende stedenbouwkundig Masterplan Ede-
overslag en binnen de huidige capaciteit ook voor
Oost. De aanpak die medio 2007 tussen de
goederenwachtsporen. Tevens bevindt zich hier
minister van Verkeer & Waterstaat en de
een niet meer functionerende spooraftakking
burgemeester van Ede is overeengekomen
naar het voormalige Enka-terrein. Het toekomst-
wordt hiermee ingevuld en beoogt een verdere
perspectief (mede door Prorail voorzien) voor de
verdieping van de ontwerpopgave rondom de
sporenbundel op deze locatie is dat de goederen-
huidige spoorbarrière. De ambities van het
faciliteiten en de overslag mogelijk overbodig
Masterplan Ede-Oost worden in deze fase van
worden, dan wel op termijn naar overige locaties
de studies , verbijzonderd voor de spoorzone,
kunnen worden verplaatst.
in een plan uitgewerkt. Er is de gemeente Ede alles aan gelegen om met het uitbrengen van
Een bijzonder element rondom het spoor is het
deze rapportage de stedenbouwkundige
zogenaamde SOMA terrein dat zich bevindt aan
ambitie en mobiliteitsontwikkeling samen te
de westzijde van de stad. Dit SOMA-terrein is
laten komen in een sterk geïntegreerd plan.
tevens onderwerp van een heroriëntatie in het
Integraliteit van Ruimte en Mobiliteit is een
kader van stedenbouwkundige herontwikkeling.
voorwaarde om een samenhangende kwaliteitsimpuls te geven aan dit project.
Het Station Ede-Wageningen is een intercity station op de lijn Utrecht – Arnhem en is tevens
De gemeente Ede staat voor de unieke opgave om
het beginpunt van de Valleilijn naar Barneveld en
het oostelijk stadsdeel door middel van steden-
Amersfoort. Het station en zijn omgeving zijn
bouwkundige ontwikkelingen van een nieuwe
vanuit stedenbouwkundig oogpunt toe aan een
kwaliteit en uitbreiding voor wonen en werken te
grondige opwaardering.
voorzien. De aanleiding is het vrijvallen van het complex aan kazerneterreinen, grenzend aan de
N.B. De beheerder ProRail ziet op dit moment geen
natuurrijke Veluwe-rand en het herontwikkelen
directe urgentie om het station als functioneel
van het Enka-terrein aan de oostzijde van de stad,
transferpunt op te waarderen.
eveneens uitlopend in het uitgestrekte bosrijke gebied rondom de stad. De kazerneterreinen wor-
Het stationsgebied is in zijn huidige vorm, ligging
den conform de overeenkomst tussen Domeinen
en functionaliteit minder makkelijk herkenbaar
en de Gemeente Ede per 2010 eigendom van de
en benaderbaar. Het is verouderd en de parkeer-
gemeente en het Enka-terrein wordt thans, in
en stallingvoorzieningen zijn versnipperd. Mede
nauw overleg met de gemeente Ede, door private
als gevolg van de huidige doorkruisingen door
partijen in ontwikkeling gebracht.
het spoor en de ligging van de Klinkenbergerweg
Voorbereidingen hiertoe zijn gaande. Een uitge-
kent de stationsomgeving een niet aantrekkelijk
breide milieu effectrapportage (MER) dient de
vestigingsklimaat voor bewoners en midden-
besluitvorming rondom verkeerskundige ontslui-
stand/bedrijven; er vindt op dit moment geen
ting van de te ontwikkelen gebieden te ondersteu-
ontwikkeling plaats en in de omgeving van het
nen en zal in het vroege voorjaar van 2008 tot
station is er leegstand, onderhoudsachterstand
resultaten leiden in de vorm van het meest milieu
en een zekere verpaupering Het station heeft
vriendelijk alternatief en het voorkeursalternatief.
altijd excentrisch gelegen ten opzichte van de Edese stads/dorpskern. Het ontwikkelen van het
Tussen de kazerneterreinen en het Enka-terrein
Enka-terrein en de kazernegebieden ten oosten
bevindt zich een brede sporenbundel, die in
van de stad geeft tevens de mogelijkheid om de
positie van het station Ede-Wageningen grondig
voor het stimuleren van de economische
te verbeteren.
bedrijvigheid en kan bijdragen aan het ketendenken in mobiliteit door de auto-fiets-OV
Het spoor, tussen Utrecht en Arnhem, doorkruist
koppeling, zeker gezien de in de nabije toekomst
de gemeente Ede al sinds jaar en dag. Met slechts
in te voeren landelijke kilometerbeprijzing en de
enkele kruisingen, gelijkvloers en enkele ongelijk-
noodzakelijke werkzaamheden in het kader van
vloers, maakt het spoor de scheiding tussen het
het Actieplan Spoor.
noordelijk en zuidelijk deel van de stad duidelijk zichtbaar en dagelijks merkbaar. Deze fysieke
Dit rapport beschrijft op welke wijze de gemeente
doorkruising van de stad door het spoor en tevens
Ede de verdiepingslag van het ontwerp van de
de, in de toekomst steeds betere benutting van
spoorzone heeft aangepakt (hoofdstuk 3 en 4). De
met name personenvervoer per spoor (goederen-
resultaten van het nader onderzoek zijn in hoofd-
vervoer beperkt zich tot lokale bestemmingen en
stuk 5 en 6 weergegeven. Bijlagen 1 en 2 geven
als omrijdroute), worden als beperkend voor een
nadere onderbouwing.
leefbare omgeving ervaren. Met name het geluid, afkomstig van spoorse activiteiten, zal nadrukke-
Twee afzonderlijke bijlagen geven op meer visuele
lijk een probleem kunnen worden in de toekomst.
wijze inzicht in de plannen: •
Bijlage 3 geeft schetsmatig weer hoe het
In zijn huidige vorm wordt de sporenbundel door
beoogde resultaat van de aanpak van de
Ede als een kritische beperking voor de ontwikke-
spoorzone eruit ziet. Het geeft de verhaallijn
ling van de stad gezien. Als onderdeel van het
van het ontwerpproces weer en het toont het
Masterplan Ede-Oost, dat de stedenbouwkundige ambitie van onderhavige gebieden (kazernes,
resultaat tot nu toe. •
Bijlage 4 is het Masterplan Ede-oost; een in
Enka en SOMA) verbeeldt, wordt daarom heel
2005 vastgesteld plan door de gemeente Ede
nadrukkelijk gekeken naar het wegnemen van de
voor de stedenbouwkundige ontwikkeling van
barrièrewerking van het spoor en het optimalise-
het Enka Terrein, de vrijgevallen
ren van de knooppuntfunctie voor ook andere
Kazerneterreinen aan de oostzijde en het
vormen van verkeer en vervoer. Het kunnen ont-
Soma terrein aan de Westzijde langs de spoor-
wikkelen van een stedenbouwkundige visie,
zone
waarin de potentie van een hoge kwaliteit leefomgeving wordt ontsloten, vereist daarom ook de
Het is de verwachting dat in de tweede helft van
aanpak van het spoor in zijn huidige vorm.
2008 een uitgewerkt plan kan worden gepresenteerd dat aanbesteding gereed is en dat een defi-
De aanpak van het spoor betreft het verminderen van de fysieke en omgevingsbeperkende (met name het stads(aan/ge)zicht en geluid) barrièrewerking. Het biedt als katalysator kansen voor de vestiging van toonaangevende publieke en maatschappelijke functies (congrescentrum, scholen, sportfaciliteit), alsmede ondernemingen. Deze kansen kunnen alleen worden benut als de knooppuntfunctie van het station EdeWageningen, bezien vanuit een strategische multi-modale verkeers- en vervoersvisie, wordt benadrukt en benut. Een samenspel dus van stedenbouw, leefbaarheid en mobiliteit, zo kan de opgave voor Ede het best worden gekenschetst. De timing voor de ontwikkeling van dit integrale project is uitstekend. Dit project koppelt de ontwikkeling van ruimte en mobiliteit. is lokaal en regionaal van groot belang
10
nitieve GO beslissing kan verwachten.
3. Werkproces tot nu toe 3.1
De aanpak
•
Zijn de ambities om in de toekomst de Deltalijn (snelle treinverbinding tussen
Vanaf september 2007 heeft een nadere invulling
Arnhem en Utrecht e.v.) te ontwikkelen
van het Masterplan Ede-Oost met speciale focus
van betekenis voor het station Ede-
op de spoorzone plaatsgevonden. Deze nadere
Wageningen?
analyse volgt op een eerdere overall aanpak van
•
het opstellen van een Stedenbouwkundig plan,
Is het Station een centraal punt voor Ede zelf of ook vooral voor de regio?
welke heeft geleid tot een voorlopig beeld van de
•
uitwerking van de spoorzone.
Welke rol vervult het station voor de Universiteit Wageningen en de ontwikkelingen van Food Valley?
De verdiepingslag die nu heeft plaatsgevonden
•
kent in hoofdlijnen drie stappen:
Station Ede-wageningen en Station Veenendaal-De Klomp hebben beide goede mogelijkheden om als “Poort naar
•
Een korte inventarisatie- en probleem-
de Randstad” te fungeren in de doelstel-
stellende fase
ling om op strategische locaties in een
•
Een fase van uitwerking op hoofdlijnen
ring om de randstad auto-OV koppelingen
•
Een keuzefase met globale planuitwerking
aan te brengen. Dit leidt tot de vraag welk van de twee stations als beste uit de bus
Met het vigerende plan voor een verdiepte ligging
komt voor een eventuele auto-OV koppe-
als uitgangspunt is het volgende ondernomen:
ling. 2.
Op zoek naar de optimale verdienpotentie
Na een korte probleemstellingfase en analyse op
van de spoorzone (financiële waarde): aan
hoofdlijnen gedurende september/oktober 2007 is
welke randvoorwaarden moet de spoorzone
besloten om het vraagstuk voor de spoorzone
als ontwikkeling voldoen om voldoende
vanuit drie principieel verschillende invals-
financiële dekking voor het plan te verkrij-
hoeken te benaderen:
gen. In het kader van deze vraagstelling dient meer inzicht te komen in elementen die de
.
Vaststelling van enerzijds de waarde (nu en
vraag naar de aantrekkelijkheid van een
in de toekomst) van het verkeer- en vervoer-
station als aankomst en vertrekpunt, als-
knooppunt Ede-Wageningen (OV Terminal, of
mede verblijfsruimte voor reizigers te kun-
OVT), en van de (toekomstige) functie van de
nen bepalen. Kan het station dienen als basis
vervoerknoop in het ruimtelijk plan voor Ede
voor het aantrekken van specifieke bedrijvig-
oost; m.a.w. kan de OVT met de aansluitende
heid of denkt de markt daar anders over en
weg en OV-verbindingen dienen als scharnier
wat bepaalt dan het lokale vestigingsklimaat.
voor de stedenbouwkundige relaties, of heeft
Kan een verdichting van het vastgoed-
het die potentie niet? Indien dat wel het geval
programma rondom de spoorzone worden
is, onder welke voorwaarden kan het station,
overwogen binnen de visie van het
de OVT, deze functie krijgen?
Masterplan. Als dit bevestigend beantwoord kan worden is de volgende vraag: Is het bij-
Het gaat hier om vraagstukken als:
voorbeeld mogelijk om specifieke retail func-
•
Welke functie vervult het station Ede-
ties strategisch in de nabijheid van het
Wageningen in het geheel van lokaal,
station te plaatsen (in relatie tot dit soort
regionaal en intercity OV?
functies in het centrum van Ede), of kan een
Welke rol speelt de Valleilijn in het knoop-
vestiging van een grote evenementenhal,
punt?
gekoppeld aan mogelijk meerdere publieke
•
11
functies, de aantrekkelijkheid verhogen? Zijn
•
De verticale ligging van de spoorbundel in
er bedrijven of instellingen die het aantrek-
relatie tot de grondwaterstand. Om
kelijk vinden om zich aan het imago van Ede
belangrijke kostenreducties te kunnen
als knooppunt, als verbinding tot “Food
bewerkstelligen is een ontwerpuitgangs-
Valley” of als groene Veluwe-stad (Ede als
punt om boven de grondwaterstand te
poort naar de Veluwe) te verbinden? Welke
blijven met de constructie. Het huidige
bedrijvigheid wil Ede zelf rondom het station
budget ontwerp gaat uit van een betonnen
creëren en welke concessies is men eventu-
bakconstructie met onderwater beton-
eel bereid te doen om dit doel te bereiken?
vloer en een trekpalen constructie. Het
Zijn er bepaalde “Edese” thema’s die centraal
aandeel in de kostenraming van deze bak
kunnen staan in het creëren van een gunstig
is aanzienlijk.
investeringsklimaat rondom de spoorzone?
•
De functionele eisen vanuit spoor: de kop-
En de ultieme vraag in dit kader: kan deze
peling (spoortechnisch van hoofdspoor-
potentiële ontwikkeling een bijdrage leveren
weg-infrastructuur aan de infrastructuur
aan de investeringskosten om de Aanpak
van de Valleilijn. Het aantal perrons, de
Spoorzone Ede te bewerkstelligen?
lengte, benodigde inhaalsporen en de vereiste passeersnelheid, dan wel de ont-
De twee bovenstaande invalshoeken leiden tot
werpsnelheid vanuit toekomstig lijnvoe-
een geïntegreerde aanpak:
ring denken (200 km/uur? 160 km/uur?). Het voldoen aan de OVS (Ontwerp
Opdracht vanuit de vraagstelling:
Voorschriften Spoor) van ProRail. •
De toekomstige waarde van de spoorfunc-
Optimaliseer aan de vervoerwaardekant en
tionaliteit al zoveel als mogelijk is benut-
optimaliseer aan de opbrengsten-/investeringen-
ten, waardoor er geen knelpunt voor de
kant. Bepaal vanuit deze twee invalshoeken de
toekomst ontstaat. Hierbij wordt vooral
randvoorwaarden/grenzen voor de locatie en de
gedacht aan de strategische plaatsing van
uitstraling van het station. Tracht de investerings-
wissels, de mogelijke afbuigende snelheid
bereidheid van derden te verhogen door het
door een wissel, het vertikaal alignement
creëren van gunstige vestiging randvoorwaarden
(de ligging van het spoor), de mogelijkhe-
rondom de spoorzone.
den om geluidwerende maatregelen toe te passen indien en waar nodig, etc. •
3)
glooiing van het terrein, waardoor bijvoor-
pingslag van het Masterplan Ede-Oost, in
beeld eenvoudig verdieping van het spoor
directe interactie met verkeer- en vervoer-
zou kunnen worden bereikt door, naast
randvoorwaarden, maar vooral ook vanuit
een gematigde verlaging van het spoor
civieltechnische oplossingen, daarbij reke-
tevens het maaiveld enigszins te plooien
ning houdend met de voor Nederland unieke
(akoestisch maaiveld, werk met werk
hoogteverschillen in het lokale landschap.
maken, landschappelijke waarde toevoe-
gen aan de spoorzone). De ontwerpslag voor het station en de wijze
•
De locatie van een nieuw station ten
waarop de spoorbundel wordt ingepast in de
opzichte van het bestaande station en de
omgeving is van belang om met meer zeker-
consequenties voor het bouwen van tijde-
heid iets te kunnen zeggen over de robuust-
lijke bouwfase configuraties. Hierbij is
heid van de oplossing in het licht van de ste-
vooral de uitstraling van het station als
denbouwkundige en
centraal punt in de stad, als transferpunt
mobiliteitsrandvoorwaarden.
van/naar andere functionaliteiten in
Het geeft een convergerend beeld van de
ruimtelijke zin en als ondersteuning voor
“hardheid” van de kostenraming en daarmee
ontmoeting in maatschappelijk/culturele
de financierbaarheid. Belangrijke aspecten bij deze activiteit zijn:
12
Gebruikmaken van de unieke natuurlijke
Ruimtelijk-functionele ontwerp- en verdie-
zin van belang. •
Creëer zoveel als mogelijk is een heling in
noord-zuid richting door bestaande gelijk-
wikkelen. Inhoud en transparantie zijn hierbij
vloerse kruisingen te vervangen door
sleutelbegrippen.
ongelijkvloerse kruisingen en door het toevoegen/herstellen van verbindingen
Aan de Werkgroep RFO is vanuit een breed
om de stadsdelen weer met elkaar te laten
perspectief deelgenomen:
communiceren. Deelnemers:
Opdracht vanuit de vraagstelling: Optimaliseer het ontwerp zodat de kostenkant het
•
van den Bout (opstellers Masterplan Ede Oost) •
evenwicht laat zien (ofwel zo laag mogelijk is) tussen enerzijds functionaliteit vanuit spoortechniek
Arcadis (bewaking consistente lijn kostenbepaling ten opzichte van eerdere aanvraag)
•
en verkeer-vervoer en anderzijds de kwaliteit van de stedenbouwkundige opgave.
Stedenbouwkundig Adviesbureau Palmboom &
DHV (kennis van spoorontwerp, HSL, vervoerkundige vraagstukken, geluidsproblematiek)
•
Booz Allen Hamilton (kennis van spoorontwerp)
De genoemde vraagstukken leiden tot het instel-
•
len van 2 werkgroepen: . De (vervoer en financiële) waarde groep.
stand spoor) •
2. De werkgroep Ruimtelijk Functioneel Ontwerp (RFO);
ProRail (beheerder, kennis en informatie toeGemeente Ede (verkeerskunde en vertaling naar het lokale bestuur en de politiek)
•
VOC (Van Oorschot Consult, visie op bouwmethoden)
Beide groepen zijn aan het werk gegaan met de
•
WB Consulting (projectleiding)
bovengenoemde vraagstelling, tot het niveau
•
Ministerie van Verkeer & Waterstaat (open uit-
waarop met redelijke zekerheid (dat het functio-
nodiging, procesvolgend)
neel klopt, duurzaam is en financierbaar is) één of meer totaaloplossingen kunnen worden
Voorts zijn betrokken op ad hoc basis:
geschetst. De (voorlopige) conclusies uit werk-
•
NS Poort (visie op investeringspotentieel van
groep 1 zijn van belang voor werkgroep 2. Zij vor-
oplossingen, visie op kwaliteit station en omge-
men immers mede belangrijke ontwerpcriteria
ving)
voor het ruimtelijk functionele plan.
•
Brandweer Ede (bewaking toegankelijkheid hulpdiensten)
Het is de bedoeling om de oplossingen die vallen
•
binnen de budgettaire ruimte te plaatsen in een
Provincie Gelderland (bijdrage vanuit Deltalijn plannen)
beleidsanalytisch kader. Hiermee wordt bedoeld dat er voor de meest bepalende belangen in het
De resultaten van deze werkgroep zijn in hoofd-
proces een oplossing van de spoorzone kan wor-
stuk 5 e.v. te lezen.
den getoond en dat de verschillende oplossingen worden onderworpen aan een afweging op grond
De (vervoer en financiële) waarde groep kent de
van de criteria, volgend uit de onderscheiden
volgende vertegenwoordiging:
belangen. Welke belangen kunnen zoal worden
•
geïdentificeerd? Hiertoe wordt eerst een globaal inzicht gegeven van de betrokken partijen en hun
spoor) •
rol/belang in het project Aanpak Spoorzone Ede.
3.2
Werkgroepen
ProRail (beheerder, lijnvoering en capaciteit NS Poort (stationeigenaar, vastgoed ontwikkeling)
•
NS Binnenlands Reizigersvervoer
•
Connexxion (vanuit de Valleilijn)
•
Gemeente Ede (verkeerskunde en vertaling naar het lokale bestuur en de politiek)
De werkgroepen zijn op een zodanige wijze opge-
•
WB Consulting (projectleiding)
zet dat getracht is om vooral vanuit de inhoud
•
Veolia (OV concessies)
met verschillende deskundigen mogelijk goede
•
Provincie Gelderland (bijdrage vanuit Deltalijn
varianten voor de Aanpak Spoorzone Ede te ont-
plannen)
13
De werkgroep vervoerwaarde heeft geleid tot het
grond van dit wat beperkte resultaat is voorlopig
opstellen van een voorlopige visie op de vervoer-
besloten om het werk vooral te concentreren op
knoop (zie hoofdstuk 4.8.3)
een gezonde samenhang van ruimtelijke functionaliteit en vervoer/knooppunt waarde. Als dit tot
Met een aantal instanties en personen met PPS
een aantal samenhangende varianten heeft geleid
ervaring heeft tijdens twee gelegenheden interac-
zal een verdiepingslag op het punt van private
tie plaatsgevonden:
betrokkenheid plaatsvinden.
•
•
Een bijeenkomst met Burgemeester en Wethouders en het PPS platform in Nederland.
De gemeente Ede zal in het vervolgtraject van het
Deze bijeenkomst had vooral tot doel om op
project een Marktanalyse uitvoeren om nader te
hoofdlijnen de potentie voor PPS en de spoor-
kunnen vaststellen op grond van welke thema’s
zone/het Masterplan nader te onderzoeken
(Wat wil Ede uitstralen), grondposities en andere
Een bijeenkomst met een aantal specialisten
uitgangspunten een private bijdrage is te ver-
op het gebied van PPS (Rebelgroup, WB
wachten. Met deze kennis kan vervolgens aan een
Consulting, Volker Wessels Stevin, DHV, en
aantal gerichte besluitvormingsdocumenten (ont-
het grondbedrijf van de gemeente Ede).
wikkelingsplan, ondernemingsplan en samenwerkingsplan PPS) worden gewerkt die de betrok-
De algemene beeldvorming bij de PPS bijeenkom-
kenheid van private partijen in de gebiedsgerichte
sten heeft nog onvoldoende focus op het aspect
benadering en de infrastructuurontwikkeling
Publiek Private Samenwerking opgeleverd. Op
nader vorm geven.
14
4. Beleidsanalytische aanpak 4.1
inleiding
De onderscheiden alternatieven en varianten
invulling van dit criterium is: •
voor de spoorzone kunnen allen vanuit verschillende invalshoeken worden beoordeeld. Deze
punt in de stad; •
invalshoeken kunnen randvoorwaardelijk van
De bedieningswaarde van het station voor maatschappelijke en culturele functies in het
aard zijn of kunnen leiden tot mee te wegen criteria bij een afweging.
De stationslocatie als kenmerkend transfer-
plangebied; •
De landschappelijke inbedding van de spoorzone in lijn met de ideëen over “groen” en
Primair belanghebbende is de gemeente Ede zelf. Als onderdeel van de ontwikkeling van een goed
“rood” in het stedelijk Masterplan; •
De mogelijkheden van de spoorbundel om
afwegingskader dient de gemeenteraad van Ede
doorkruiste stadsdelen te “helen” door het
zich af te vragen welke prioriteit eventueel in de
creëren van goede, duurzame (ongelijkvloerse)
te beschouwen criteria dient te worden aange-
spoorkruisingen voor verschillende typen ver-
houden. Voorts is het kiezen van de meest pas-
keer en vervoer.
sende variant een zaak van geven en nemen tussen de bij dit proces betrokken partijen. Er zijn partijen met het vermogen om financieel bij te dragen aan het plan. Vooralsnog zijn dit de
4.3 Stedenbouwkundige inpassing (Ede regionaal)
gemeente Ede zelf, de Provincie Gelderland en het Rijk. Deze partijen zullen primair naar “waar voor
De inpassing, bezien vanuit de meer regionale
hun geld” kijken in de afweging. Overige belang-
invalshoek, geeft de volgende criteria:
hebbenden kunnen het plan versterken of juist afzwakken. Private partijen kunnen mogelijkhe-
•
Leveren van een positieve bijdrage aan de
den zien om binnen de kaders van dit specifieke
ontwikkeling van het Food Valley concept
Masterplan gedeeltelijk ontwikkelruimte te gene-
rondom de Universiteit van Wageningen;
reren. Dit draagt bij aan de functie van het station
•
Creëren van een gunstig vestigingsklimaat
als knooppunt en ook op de vestigingspotentie
voor kleine en middelgrote ondernemingen
voor het midden en kleinbedrijf. Een voor Ede heel
met een regionale functie binnen het in het
belangrijke waarde is de positie van de stad als
Masterplan voorziene aandeel van BVO’s voor
“poort naar de Veluwe”. Natuurrijk landschap van
bedrijvigheid.
internationale ecologische waarde impliceert een grote verantwoordelijkheid in het kiezen van het juiste ambitieniveau voor stedenbouwkundige
4.4
ontwikkeling.
Wanneer we naar het knooppunt Ede-
Hieronder worden de toe te passen criteria voor
Wageningen kijken als mogelijk toekomstvast
de afweging toegelicht en wordt op een aantal
regionaal verkeer- en vervoerknooppunt dan ont-
belangrijker aspecten nader ingegaan:
staan de volgende criteria: •
4.2 Stedenbouwkundige inpassing (Ede lokaal)
Duurzame Mobiliteit
De mogelijkheden om lokaal en regionaal openbaar vervoer te verbinden met het spoor qua toegankelijkheid en efficiëntie van overstap (geen barrière werking);
Hierbij wordt iedere variant van de spoorzone
•
De invloed van het plan op de verkeerscircula-
beoordeeld op de elementen die het Master-
tie (snel en langzaam verkeer) in de gemeente
plan Ede Oost als ambitie koestert. Een nadere
Ede;
15
•
De meest toekomstvaste oplossing (in het licht
De oplossing moet bijdragen aan de landelijke
van mogelijk toekomstig sneller rijden per
doelstelling om het aantal gelijkvloerse kruisin-
spoor [160 - 200 km/uur] volgens de Deltalijn
gen te verminderen en het ontstaan van onveilige
doelstellingen en meer capaciteit op het
situaties te voorkomen. Dit leidt tot:
spoor); •
De toegankelijkheid voor voetgangers, fietsers
•
en automobilisten •
Voldoende stalling- en parkeergelegenheid
kruisingen; •
voor intermodale reizigers.
de toename van het aantal ongelijkvloerse kruisingen;
•
4.5
de afname van het aantal gelijkvloerse
de toegankelijkheid voor hulpdiensten.
Milieu en Leefbaarheid 4.8
Belangrijke thema’s
De ontwikkelingen rondom de spoorzone hebben natuurlijk vooral invloed op de direct omwonen-
Bij de ontwikkeling en beoordeling van varianten
den. Enerzijds zijn directe invloeden als geluid en
voor de ligging van het spoor wordt een aantal
visuele hinder voor te stellen. Aan de andere kant
belangrijke thema’s aangesneden.
zijn elementen van het spoorontwerp die kunnen
Deze worden in het onderstaande apart behan-
voorkomen dat sociale onveiligheid ontstaat
deld om meer achtergrond informatie te bieden
(dode hoeken en verloederende invloeden).
en vormen onderdeel van de beoordeling van de
De criteria zijn:
varianten die voldoen aan het budget criterium.
•
de meest geluidvriendelijke oplossing (trein en
4.8.1. Spoorligging in relatie tot kruisin-
autoverkeer);
gen en kosten
•
de meest landschappelijk inpasbare oplossing;
•
de meest energiezuinige oplossing;
Inleiding
•
de minst visueel hinderlijke oplossing;
Teneinde de projectering van ongelijkvloerse
•
de meest (sociaal) veilige oplossing.
kruisingen met het wegverkeer bij het SOMA terrein aan de westzijde van het station en tussen het kazerne- en Enka terrein aan de oostzijde van
4.6
Financiële Waarden
het station te faciliteren, is onderzocht of aanpassingen in het lengteprofiel van de spoorbaan
De varianten dienen te passen binnen de
mogelijk zijn.
aanwezige financiële ruimte. Voor wat betreft
Het uitgangspunt hierbij is dat de
de financiering door publieke partijen is de
Klinkerbergerweg onder de spoorbaan doorgaat
financiële ruimte min of meer bekend. Voorts
zoals thans ook het geval is. Bij het onderzoek
dienen de verschillende plannen beoordeeld
naar de mogelijkheden zijn onderstaande aspec-
te worden op de potentiële financiële risico’s
ten in beschouwing genomen:
en dient men rekening te houden met het feit
•
huidige situatie
dat het Ministerie van V&W geen extra risico’s
•
dwangpunten
accepteert. Omdat tussen plankosten en
•
toekomstvastheid
budget mogelijk nog een kier zit is het boven-
•
ontwerpvoorschriften
dien van belang om de plannen te beoordelen op de potentie om meerwaarde van private
De hoogteligging van het spoor wordt aangeduid
financiering te creëren:
met het niveau van de bovenkant van het spoor (dit is dus de bovenkant van de spoorstaaf), in
•
financiële risico’s minimaal;
•
de beste prijs/kwaliteitverhouding;
•
potentie extra private financiering in planvorming.
4.7
16
Veiligheid
spoortermen BS niveau genaamd.
Bij verdiepte liggingen is de grondwaterstand
alignement OVS00056-4.1 versie 001, ontwerp-
bepalend voor kosten. In dit gebied is de grondwa-
voorschrift wissel en kruisingen, OVS00056-6.1
terstand beïnvloed door onttrekkingen die in de
versie 001 en ontwerpvoorschrift baanlichaam en
toekomst stopgezet zullen worden.
geotechniek OVS00056-7.1 versie 002.
Detailinformatie over de grondwaterstand is essentieel voordat de ontwerpfase ingegaan
•
Aangehouden maximale helling: 5‰
wordt.
•
Aangehouden maximale helling ter plaatse
Huidige situatie
•
Minimale straal top- en dalboog: 20.000 meter
Kenmerkend voor de huidige spoorligging is de
•
Wissels liggen niet in een verticale boog
continue helling van gemiddeld zo’n 3‰ waarbij
•
In een insnijding ligt de onderkant spoorcon-
van perron: 1‰
het spoor van west naar oost de heuvelrug opgaat.
structie (onderkant ballastbed) minimaal 1
Deze helling is ook ter plaatse van de perrons van
meter boven het grondwater
het station Ede-Wageningen aanwezig. In het horizontale vlak ligt het spoor nagenoeg in een
De huidige spoorligging wijkt op diverse punten
rechtstand met bogen ter plaatse van het station
af van de vigerende ontwerpvoorschriften. Zodra
om de sporen langs het middenperron te geleiden.
werkzaamheden uitgevoerd worden dient voldaan te worden aan de nieuwe ontwerpvoor-
De huidige spoorligging is vastgelegd op tekenin-
schriften. Indien er geen werkzaamheden uitge-
gen ‘permanente vastlegging spoorgeometrie’ .
voerd worden aan (delen van) het spoor dan mag een afwijking ten opzichte van de thans vige-
Dwangpunten
rende richtlijnen blijven bestaan (zoals bijvoor-
Dwangpunten in de hoogteligging worden
beeld de helling ter plaatse van het perron).
gevormd door de onderdoorgangen van de Klinkerbergerweg ter hoogte van het station,
N.B. Er is nog een technische discussie gaande
nabij km 75,5 en de Keesomstraat nabij km 73,5.
met ProRail over de exacte droogleggingnorm (1
Hierbij geldt dat door toepassing van een directe
m of 1,5 m en ten opzichte van welk referentie-
spoorstaafbevestiging de constructiehoogte van
punt van de spoorconstructie). Dit kan invloed
het spoor ter plaatse van deze onderdoorgangen
hebben op de exacte diepte die kan worden
maximaal 40 cm kan gereduceerd worden.
bereikt ter plaatse van het SOMA terrein. Ook de exacte grondwaterstand zal nader onderzocht
(NB: ProRail meldt dat de OVS onlangs is aange-
moeten worden. Deze aspecten worden in een
scherpt op het punt van directe spoorstaafbeves-
nader ontwerptraject van de meest passende
tiging: ProRail staat afwijkende spoorconstructies
wijze van overkluizen ter plaatse van SOMA mee-
niet toe. Uitgangspunt is doorgaand ballastbed.
genomen.
Uitsluitend in zeer specifieke situaties kan van dit ontwerpvoorschrift worden afgeweken.)
Ontwerpverkenning De ontwerpverkenning heeft zich erop gericht om
Toekomstvastheid
de grenzen van het mogelijke op te zoeken. Hierbij
Bij het verkennen van de mogelijkheden is reke-
is het startpunt geweest het dwangpunt ter
ning gehouden met een eventuele toekomstige
plaatse van de Klinkenbergerweg waarbij het hui-
snelheidsverhoging tot 160 km/h en tevens is een
dige BS niveau met de maximale 40 cm verlaagd
verhoging tot 200 km/h niet onmogelijk gemaakt.
is. De strengere eisen aan de helling ter plaatse
Dit betekent dat bij het bepalen van de stralen
van het station, in vergelijk met de huidige spoor-
voor de (verticale) top- en dalbogen en de horizon-
ligging, betekent dat aan de westzijde het spoor
tale bogen is uitgegaan van de normsituatie voor
zo’n 20 cm hoger uitkomst dat de huidige ligging.
160 km/u en de uitzonderingswaarde voor 200
Hierna kan met een topboog en een aansluitende
km/h.
helling van 5‰ omlaag gegaan worden richting SOMA terrein (ter plaatse van de wissels ligt het
Ontwerpvoorschriften
spoor vlak). Vanwege het feit dat de gehele spoor-
Er is gewerkt met het ProRail ontwerpvoorschrift
baan in een helling ligt die richting het westen
17
naar beneden gaat kan er relatief weinig extra
tale alignement nodig in die delen van het spoor
diepte gevonden worden. Ter plaatse van het
die niet opgepakt worden en dienst tevens het
SOMA terrein bedraagt dit ongeveer 1,30 meter.
bovenleidingsysteem en de voeding aangepast te
Met deze verdieping kan ter plaatse van de
worden.) Een snelheid van 200 km/h is niet
Keesomstraat weer aangesloten worden op het
onmogelijk gemaakt.
tweede dwangpunt. Aan de oostzijde van de Klinkerbergerweg kan met een helling van 0‰
4.8.2. Geluidbelasting in de spoorzone
een verdieping ter plaatse van het geprojecteerde
te Ede
viaduct tussen het kazerne- en Enka terrein van
Voor de spoorzone ter hoogte van het
1,50 meter bereikt worden waarna verder de heu-
Somaterrein is een indicatieve geluidsberekening
velrug op weer op het bestaande alignement aan-
gemaakt. De resultaten van deze berekening zijn
gesloten kan worden.
in de onderstaande tabel weergegeven. In deze tabel is met behulp van het berekeningsmodel
Door de strengere eisen in de huidige OVS ten
SRM2 de Lden-waarde als functie van de afstand
aanzien van hellingen bij perrons geeft een ver-
tot het spoor berekend. Hiervoor zijn de emissie-
dieping van het spoor ter plaatse van de
gegevens ontleend aan het zgn. akoestisch spoor-
Klinkerbergerweg een verhoging van het spoor
boekje (ProRail). De Lden-waarde betreft de
aan de westzijde van het perron. Het is dus gun-
gemiddelde geluidsbelasting over het etmaal,
stiger om de verdieping pas aan de westzijde van
waarbij de avond- en nachtperiode zwaarder wor-
het perron te laten beginnen. De maximale diepte
den gewogen. Voor het beoordelen van de
die ter plaatse van het SOMA terrein bereikt kan
geluidsituatie wordt een voorkeurgrenswaarde
worden t.o.v. huidig BS bedraagt ongeveer 1,50
van 55 dB gehanteerd. In uitzonderingsgevallen
meter. Het dwangpunt aan de Keesomstraat
kan bij bestaande woningen ontheffing voor een
speelt hierbij een belangrijke rol. Met een verdie-
geluidbelasting tot 60 dB worden verleend. Bij
ping van 1,50 meter blijft het spoor overigens 1
nieuwbouw van woningen is dit mogelijk tot 68
meter boven de hoogste grondwaterstand.
dB.
Door aan de oostzijde van de Klinkerbergerweg een neerwaartse helling te realiseren blijft een verlaging ter plaatse van het geprojecteerde viaduct tussen het kazerne- en Enka terrein tussen de 1,00 en 1,50 meter mogelijk. Het spoor op de onderdoorgang van de Klinkerbergerweg blijft dan ongewijzigd.
Samenvattend De strengere eisen aan de helling ter plaatse van perrons in de vigerende ontwerpvoorschriften maken dat wijzigingen in het alignement in dit gebied een averechts effect zullen sorteren. Met aanpassingen in het verticale alignement aan weerszijden van het perron (hierbij rekening houdend met de wisselstraten) is het mogelijk om ter plaatse van het SOMA terrein het BS niveau met ongeveer 1,5 meter te verlagen en ter hoogte van het Enka terrein met ongeveer 1,0 tot 1,5 meter. Hierbij wordt ten aanzien van de toe te passen hellingspercentages volledig voldaan aan de ontwerpvoorschriften voor het spoor. De oplossing is toekomstvast voor een snelheidsverhoging tot 160 km/h. (NB: om daadwerkelijk 160 km/h te rijden zijn er nog wel aanpassingen aan het horizon-
18
Tabel: Geluidbelasting ter hoogte van Somaterrein Lden in dB Geluidbelasting < 55 dB
Dienstregeling 2015 Waarneemhoogte 5 m Inclusief Afstand in meter
Huidige maaiveldligging
raildempers
Huidige maaiveldligging
1m verdiept 1m scherm
1m verdiept 2m scherm
10
74
71
71
69
20
71
68
64
58
30
69
66
59
54
40
67
64
55
51
50
66
63
53
49
60
64
61
51
48
70
63
60
50
46
80
62
59
48
45
90
61
58
47
44
100
60
57
47
43
150
57
54
44
41
200
55
52
42
39
250
54
51
40
38
300
52
49
39
36
350
51
48
38
35
400
50
47
37
35
450
49
46
36
34
In kolom 2 is de huidige situatie voor het dienst-
Wanneer de spoorligging wel drastisch (meer dan
regelingmodel 2015 doorgerekend.
één meter ten opzichte van de huidige ligging)
Als waarneemhoogte is 5m voor een slaapkamer
wordt gewijzigd dienen de benodigde geluidmaat-
op de 1e verdieping gehanteerd. De uitkomsten
regelen op basis van een akoestisch onderzoek te
van deze indicatieve berekening laten zien dat
worden bepaald. Naast bronmaatregelen worden
woningen binnen een afstand van 200m vanaf het
dan in de regel geluidschermen toegepast. Waar
spoor aan een mogelijk te hoge geluidsbelasting
nodig kunnen in laatste instantie ook isolatie-
worden blootgesteld.
maatregelen aan de woning worden toegepast.
Indien de spoorligging echter niet wijzigt kan de huidige situatie ook in de toekomst gehandhaafd
In kolom 4 is het effect van een verdiepte ligging
blijven en behoeven in principe geen geluidwe-
van het spoor van 1m onder maaiveld met een
rende maatregelen te worden genomen.
extra geluidscherm van 1m boven maaiveld (totale afscherming van 2m), in combinatie met
De huidige situatie kan echter door het toepassen
de toepassing van raildempers, berekend. De hin-
van raildempers al drastisch worden verbeterd.
derafstand wordt hierbij van ca. 100m tot ca. 40m
Dit is een effectieve maatregel, waarbij (zonder
teruggebracht. In de laatste kolom is dezelfde ver-
afscherming) het geluid aan de bron met ca. 3 dB
diepte ligging gecombineerd met een 2m hoog
wordt gereduceerd.
scherm (totale afscherming van 3 m), waarbij de
Het effect van het toepassen van raildempers is in
hinderafstand nogmaals wordt gehalveerd tot ca.
kolom 3 weergegeven.
20m. De tabel laat zien dat de toepassing van raildempers in combinatie met geluidschermen rela-
Zoals te zien wordt in dat geval de hinderafstand
tief weinig bijdraagt. Verder dient opgemerkt te
ongeveer gehalveerd en komt op ca. 100m te lig-
worden dat de effectiviteit van raildempers bij
gen.
lagere snelheden geringer is.
19
De huidige bebouwingsafstand in dit gedeelte van
totale afscherming van ca. 2m hoogte kan worden
de spoorzone bedraagt 40 à 50 m. Dit zou beteke-
volstaan. In combinatie met het toepassen van
nen dat met een afscherming van in totaal 2m
raildempers (hoewel effect niet erg groot, en dus
hoog, gecombineerd met het aanbrengen van
geen kosteneffectieve maatregel) kan dan aan de
raildempers, ter hoogte van deze woningen aan
voorkeursgrenswaarde in ruime mate worden
de voorkeursgrenswaarde (in het jaar 2015) kan
voldaan. Deze afscherming kan, eventueel in
worden voldaan. Een dergelijke afscherming lijkt
combinatie met een beperkte verdiepte ligging
in de vorm van een deels verlaagde spoorligging
van het spoor, stedenbouwkundig goed worden
gecombineerd met een geplooid (akoestisch)
ingepast. De eerder in het kader van de HSL-Oost
maaiveld goed inpasbaar. Waar het spoor toch
genoemde schermhoogte van 4 à 6m (de
nog op maaiveld ligt zou deze oplossing met een
“Berlijnse Muur”) was kennelijk op andere uit-
(transparant en voorover hellend) scherm van
gangspunten (o.a. viersporigheid en treinsnelhe-
maximaal 2m hoogte kunnen worden gecombi-
den van 200 km/uur) gebaseerd.
neerd.
Indicatieve kostenbepaling
4.8.3. Visie op het vervoerknooppunt
Voor het aanpakken van de geluidbelasting langs
Ede-Wageningen
de spoorzone kan op twee verschillende manie-
Het vervoer knooppunt Ede-Wageningen is
ren worden gekeken naar de oplossing:
geanalyseerd op een drietal aspecten:
•
Maatregelen in het volledige gebied voor de
•
De huidige situatie: zijn er knelpunten?
•
Potentie voor de toekomst als interregionaal
verdieping bij het Soma terrein en aan de kop van de Parkweg: De totale verdieping heeft een lengte van ongeveer 1,5 km. Er zijn geen
knooppunt •
Potentie voor de toekomst als lokaal en regionaal knooppunt
raildempers meegenomen omdat het dubbel toepassen met geluidsschermen duur is en relatief weinig oplevert. De maatregelen leve-
De huidige situatie:
ren een aanzienlijke verbetering van de
•
geluidssituatie op in vergelijk met de huidige
Beleidsuitgangspunt:
situatie Daarnaast wordt er in voorzien dat
Op 19 november j.l. heeft de Minister van Verkeer
rondom het station zelf een geluidmaatregel
& Waterstaat een brief aan de Tweede Kamer ver-
dient te worden getroffen. Het is nog onzeker
zonden, waarin hij vermeldt de groei prognose
of dit ook echt noodzakelijk is. Een bedrag van
van vervoer per trein naar boven bij te stellen.
circa € 4,5 mln. is voor het totaal opgenomen.
Actieplan Spoor gaat uit van een groei van 5 % per
Wettelijk minimum: Slechts bij het verlagen
jaar in de komende 4 jaar. De prognose voor 2020
van het spoor van meer dan één meter zijn
ligt tussen 18-23 miljard reizigerskilometers per
maatregelen wettelijk noodzakelijk.
jaar. Voor Ede-Wageningen zal deze groei, als
Aangenomen is dat dit voor de middelste 300
daarmee tevens van 6 intercity’s per dag wordt
meter het geval is. Ook hier wordt alleen een
uitgegaan, betekenis hebben, want de corridor
scherm toegepast. Voor dit geval zal een
Utrecht-Arnhem is onderdeel van de planstudie
beperkt aantal maatregelen afdoende zijn en
die gaat volgen om de gevolgen van deze groei in
is ca € 0,5 mln vereist.
kaart te brengen. De NS is in de groei verwachting nog iets ambitieuzer dan de Minister van Verkeer
In de kostenindicatie is bij alle maaiveldvarianten
& Waterstaat, nl 21-23 miljard km per jaar
uitgegaan van een maatregelen pakket van ca € 4,5 mln, als indicatieve bovengrens voor het
Transferfunctie stationsgebouw:
thema geluid.
Voor ProRail is het Station Ede-Wageningen vanuit de spoor- en transferbeheer rol geen probleem-
Conclusie
gebied. De transferfunctie (dat is binnen het stati-
Op grond van deze indicatieve berekening kan
onscomplex) is voldoende goed om de
worden vastgesteld dat in het jaar 2015 met een
reizigerstroom te accommoderen. Er zijn vol-
20
doende fietsenstallingen. Aan de informatievoor-
er blijvend groei wordt verwacht op deze lijn. De
ziening wordt landelijk gewerkt (landelijke pilot in
busvervoer naar Wageningen is belangrijk voor
Amersfoort, infoplus) alsook wordt binnen het
o.m. de relatie met de Universiteit Wageningen.
kader van het programma toegankelijkheid gewerkt aan verbeterde toegang van stationsplein
Transfer overig OV – overig OV:
tot aan trein. De transfer van zijperron naar
Het Station Ede-Wageningen vervult een belang-
eiland perron kan beter. Vanuit de Landelijke
rijke functie als OV knooppunt in het regionale
Markt en Capaciteitsanalyse en uitgevoerde net-
busvervoer. Hierbij is het probleem dat het Station
werkanalyses zouden nog enkele specifieke ver-
een zuidzijde en een noordzijde heeft, waardoor
beterpunten voor het Station kunnen komen,
de overstap op dit moment niet efficiënt verloopt.
zoals het hebben van perronvrije doorrijsporen en toekomstvaste wisselcomplexen (hogere door-
Transfer trein-fiets:
rijdsnelheden)
Ede-Wageningen is een belangrijk transferpunt voor fietsers. De huidige 4000 fietsenstallingen
Bereikbaarheid en herkenbaarheid station:
zijn vol en hebben onvoldoende kwaliteit
Deze is, zoals bekend, onvoldoende. De stationsomgeving is qua voorzieningen niveau niet
Transfer trein-auto:
adequaat ingericht. (fietsenstalling en auto par-
De grote vraag die speelt is in hoeverre het Station
keerplaatsen). Voor auto’s is onvoldoende plaats
Ede-Wageningen nu een rol speelt in het afvangen
om te parkeren.
van auto’s van de A-12 als alternatief voor een congestieuze reis per auto in de richting Utrecht.
Transfer trein-overig OV:
De Herkomst/Bestemmingsrelaties van de auto-
Het aantal in- en uitstappers is bekend, reisrich-
mobilist is, in relatie tot de functie van het
tingen zijn bekend, herkomst en bestemming van
station, zijn vooralsnog een blinde vlek.
reizigers: voor 80 % komen deze uit een straal van 5 km van het station. Ook reismotieven zijn
Rijkswaterstaat heeft wel (verouderde) informatie
bekend. Binnen de spoormodaliteit is derhalve
naar aanleiding van een reismotieven enquête uit
goed zicht op de waarde van het knooppunt Ede –
1995. Voorts kan RWS wel met behulp van lange
Wageningen.
termijn planningmodellen iets over het jaar 2020 voorspellen. Het feit blijft dat met het invoeren
Op dit moment kent het Station Ede-Wageningen
van kilometer beprijzing mogelijk een trendbreuk
circa 16.000 in- en uitstappers per dag, Voor wat
ontstaat die nu slechts met (op deze situatie niet
betreft de reismotieven wordt voor Ede-
gevalideerde modellen) beperkte zekerheid kan
Wageningen een volgende verdeling gevonden:
worden voorspeld.
•
Woon-werk verkeer: 1/3 van de reizigers
•
Sociaal-Recreatief: 1/3 van de reizigers
Op dit moment wordt door Rijkswaterstaat
•
School-studie: 1/3 van de reizigers
gewerkt aan een verbeterde aansluiting van de A-12 op het station Veenendaal-De Klomp. Het is
Met de bovenstaande intensiteit en verdeling ver-
de vraag of daarmee het station Veenendaal-De
vult het station Ede-Wageningen een goede
Klomp niet een logischer transferpunt is voor het
knooppuntfunctie in regionaal verband.
realiseren van een efficiënte auto-OV koppeling.
De valleilijn kent een sterk groeiend vervoerpa-
Een pilot bij Veenendaal - De Klomp (toename van
troon. Met op dit moment zo’n 2500 reizigers per
de parkeervoor-zieningen van 50 naar 300 par-
dag, is een groei van circa 20 % per jaar waar-
keerplaatsen) ljikt succesvol. De parkeergelegen-
neembaar. 60 % van de reizigers maakt van de
heid wordt goed benut, hetgeen erop wijst dat er
overstap NS-Valleilijn gebruik op het Station Ede-
een toenemende bereidheid is bij automobilisten
Wageningen. Voorts is de eigen ontwikkeling van
om de reis te vervolgen met de trein.
de Valleilijn met een toenemend gebruik van de transferium functie nabij Barneveld en een uit-
De gemeente Ede ziet een toename van het ver-
breiding van fietsvoorzieningen een indicatie dat
keer van en naar station Ede-Wageningen als
21
auto-OV knooppunt in het licht van A12 conges-
“voor de file” al adequate informatievoorziening
tieproblematiek niet erg zitten. Over het algemeen
te leveren aan de automobilist. Eenmaal in de file,
wordt, ook vanuit de positie van de automobilist
blijft de automobilist zitten. De mogelijkheden die
geredeneerd, bedacht dat Ede-Wageningen niet de
de invoering van kilometerbeprijzing biedt met de
meest efficiënte en qua gedrag logische locatie is
ontwikkeling van zogenaamde “on board units”
voor een auto-OV koppeling.
kan als extra dienst een zeer geschikte ondersteuning zijn. Over de toekomstvastheid van
Desondanks is de parkeerfunctie bij het Station
Veenendaal-De Klomp als intercity station valt nu
Ede-Wageningen zeer belangrijk. Ondanks de
niet veel te zeggen, het is echter wel zo dat dit
slechte staat waarin de parkeervoorzieningen nu
station niet “als vanzelf” intercity status heeft
verkeren (hoewel gratis parkeerplaatsen) worden
gekregen.
de volledige 600 parkeerplaatsen ten volle benut en is er een toenemende druk op parkeercapaci-
Al met al lijkt, kijkend naar de twee stations
teit. Het is echter niet de verwachting dat van de
Veenendaal – De Klomp en Ede-Wageningen, het
parkeerders er veel herkomst/bestemming rela-
duidelijk dat de beide stations ieder een eigen
ties van buiten de regio zijn.
karakter en potentie hebben. Voor EdeWageningen is de centrale en breed regionale OV-
NS-Poort is in (in samenwerking met stakeholders
knooppunt functie een voor de hand liggend
in de “taskforce bereikbaarheid”) de komende
groeiperspectief, terwijl Veenendaal-De Klomp
maanden bezig met het opstellen van een
deze functie veel minder sterk zal vervullen.
Business Case regio poorten Gelderland. Binnen dit onderzoek zal Ede als mogelijke locatie voor een “Poort naar de Randstad” worden opge-
De toekomst van station Ede Wageningen
nomen. Vanuit de visie van NS-Poort zal dan
als interregionaal knooppunt
duidelijk worden hoe wordt gekeken naar de ver-
Voor wat betreft de interregionale functie van
houding tussen Ede-Wageningen en Veenendaal-
Ede-Wageningen als auto-OV koppeling is in het
De Klomp als auto-OV knooppunt. De uitkomst
voorgaande het nodige gezegd. Hiervan wordt
van dit onderzoek is van belang voor verdere
vooralsnog nog niet verwacht dat dit een logisch
visievorming over het station Ede-Wageningen.
perspectief is, temeer als ook Veenendaal-De Klomp deze functie op een meer natuurlijke wijze
De ontwikkelingen langs de A-12 (Cinemac ter
zou kunnen vervullen.
plaatse van de afslag “De Poort”) zijn noemenswaardig. Hier voltrekt zich een privaat initiatief,
De ontwikkeling van de Deltalijn (een snelle trein-
met een uitstekende positie ten opzichte van de
verbinding tussen Duitsland, het KAN gebied en
A-12. Ambitie om hier congresfaciliteiten te ont-
de Randstad) kan voor Ede-Wageningen als inter-
wikkelen kan invloed hebben op de positie van de
city station betekenisvol zijn in de toekomst. In de
Reehorst. De Valleilijn verbindt De Poort met het
eerste plaats zal de infrastructuur van de spoor-
station Ede-Wageningen. Zou op deze locatie een
zone een hogere snelheid moeten kunnen waar-
toekomstige P+R functie kunnen ontstaan of is de
maken. Of Ede zelf een stimulerende rol kan ver-
extra overstap die hiermee wordt geïntroduceerd
vullen in het aantrekken van meer reizigers als
een te grote barrière?
deze lijn er komt is nog niet zo makkelijk te beantwoorden. Interregionale betekenis kan worden
Centrale vraag bij de business case analyse is:
gegeven aan het ten volle benutten van congres-
hoeveel auto’s zijn mogelijk van de A-12 af te
faciliteiten die Ede biedt, aan een efficiënte lokale
halen? Voor NS-Poort is vervolgens de opgave om
verbinding met de ontwikkeling van bedrijvigheid
een adequaat voorzieningen niveau voor de over-
en leisure ter plaatste van “De Poort” en natuurlijk
stappende reiziger te creëren. Louter een toename
niet in de minste plaats door een goede positione-
van spitstreinen (intercity’s) is geen rendabel per-
ring ten opzichte van de ontwikkeling van Food
spectief. Ook dient de toekomstvastheid van
Valley. Dit is de verbinding van de Universiteit
Veenendaal-De Klomp als intercity station te
Wageningen aan Agro business en internationaal
worden beschouwd, alsmede de mogelijkheid om
onderzoek. Door het vergader- en congres-
22
centrum De Reehorst wordt, in samen-werking
als transferpunt voor het regionale WERV
met de onderwijsinstelling ROC A12, een haal-
(Wageningen – Ede – Rhenen – Veenendaal) gebied
baarheids-onderzoek uitgevoerd naar een geheel
een belangrijke functie. Toenemende activiteiten
nieuwe vestiging in het Enka-gebeid, nabij het
in het WERV gebied zullen een groter beroep op
nieuwe station. Het gaat daarbij om een vergader-
Ede-Wageningen als vervoerknooppunt doen.
en congrescentrum met faciliteiten op het gebied van theater, wellnes en sport, en een beurs. Onderwijsactiviteiten van ROC A12 worden hierin
Samenvattend: de voorlopige visie
geïntegreerd. Op grond van twee bijeenkomsten met de werkEde kan zelf sterker nadruk leggen op het feit dat
groep vervoerwaarde is een voorlopige visie op
het de “Poort naar de Veluwe” is. [bijvoorbeeld:
het vervoerknooppunt Ede-Wageningen ontwik-
Ede: De Nordic Walking capital of Europe…..] Met
keld:
andere woorden: het groene imago van Ede en de strategische locatie van station Ede-Wageningen
Ede-Wageningen heeft vooralsnog lokaal en
(vooral in relatie tot het Masterplan Ede-oost) ten
regionaal grote waarde als intercity station voor
opzichte van de Veluwe kan worden versterkt het-
het spoor en als OV knooppunt voor aansluitend
geen het belang van het station hieron vergroot.
vervoer. De toekomstige programmatische ontwikkeling zoals in het Masterplan Ede-oost is uitgebeeld, zal deze functie in de toekomst sterker
De toekomst van station Ede Wageningen
maken, evenals de regionale ontwikkelingen in
als lokaal en regionaal knooppunt
het WERV gebied.
De ontwikkeling van het Masterplan Ede-Oost
Ede kan de positie ten opzichte van een uitge-
heeft de volgende toename van voorzieningen tot
strekt natuurgebied als de Veluwe benutten om
gevolg:
meer waarde te genereren in het vervoerknoop-
•
Wonen: 3500 – 4500 woningen
punt. Ede zal in elk geval een eigen visie op het
•
Werken: 90.000 – 110.000 m BVO
vervoerknooppunt moeten ontwikkelen om ook
•
Maatschappelijke voorzieningen: ca 50.000 m2
doelgericht eigen ontwikkelingen te kunnen stu-
2
ren Dit indicatieve programma heeft gevolgen voor het mobiliteitspatroon in stedelijk en regionaal
Voor een auto-OV koppeling wordt Ede-
verband.
Wageningen nog niet even logisch geacht als Veenendaal-De Klomp. Voor de ontwikkeling van
Het is niet duidelijk of de netwerkanalyses en de
de Deltalijn kan Ede-Wageningen een bijdrage
LMCA dit stedenbouwkundig programma hebben
leveren door vooral een transferpunt van hoge
betrokken in de modelberekeningen. In elk geval
kwaliteit te zijn, maar zal Ede zelf niet een aanja-
betekent het stedenbouwkundig programma een
gend element in de corridor zijn.
toename van het belang van station Ede – Wageningen. In elk geval is de verwachting van
De consequentie van deze visie op het ontwerp
NS dat met deze ontwikkeling bij 6 IC’s per uur
van de sporenbundel is als volgt:
een toename van 2000 á 3000 dagelijkse in- en uitstappers kan worden verwacht. Met een moge-
Naast een toekomstvaste uitwerking van het
lijke modaliteitshift als gevolg van de invoering
spoor (snelheid, haltering, en capaciteit) dient
van kilometer beprijzing kan deze groei wat hoger
vooral de kwaliteit van de bereikbaarheid van het
zijn, maar een aanzienlijke invloed wordt hiervan
Station voor voor- en natransport, gericht op
niet verwacht.
lokaal en regionaal verkeer en vervoer van hoge kwaliteit te zijn. Ede-Wageningen is een belang-
De relatie met het regionale OV wordt in belang-
rijk regionaal vervoerknooppunt en zal in de toe-
rijke mate door de Valleilijn in noord-zuid richting
komst in deze functie alleen maar groeien. De
bepaald. Voorts vervult Station Ede-Wageningen
herkenbaarheid en uitstraling van het station is
23
een belangrijke factor in het kunnen stimuleren
omgegaan (dynamisch of statisch busstation) kan
van deze knooppunt functie.
tot een hogere beeldkwaliteit van het voorplein leiden. De ontwikkeling van vastgoed rondom het
Van steeds groter belang is de opstelling van Ede
station is op deze wijze, binnen de kaders van het
zelf: krachtig geformuleerd vestigings- parkeer-
Masterplan, goed mogelijk.
en vervoerbeleid helpt stakeholders zoals NSpoort en eventuele private investeerders om een
In de vervolgfase van het project zal NS Poort met
ferme ontwikkeling te ondersteunen.
de Gemeente Ede willen participeren om het station en omgeving verder als een stedenbouwkun-
4.8.4. Visie op de kwaliteit van het
dig aantrekkelijke eenheid te ontwikkelen.
station en omgeving als transferpunt en verblijfsgebied
Voor de beheerder ProRail heeft de stationskwali-
Station Ede-Wageningen heeft als intercity
teit vooral betrekking op de efficiëntie (levens-
knooppunt, waar in de toekomst (Actieplan Spoor,
duurkosten) van beheer, een goede toegankelijk-
spoorboekloos rijden) ook mogelijk 6 intercity’s
heid, een overzichtelijke en veilige transfer en een
per uur zullen stoppen, een aansprekend en aan-
sociaal veilige omgeving. Stations worden
trekkelijk station nodig. (De LMCA in de basis -,
getoetst aan de algemene eisen die hiervoor zijn
meer - en beter variant gaan allemaal uit van 4
opgesteld (Nota Basis Station), welke aan boven-
intercitys per uur in goede 15/15/15/15 ligging, 2
staande zaken een meer meetbare onderbouwing
stoptreinen naar Arnhem per uur en 1 ICE per uur
koppelen.
die niet stopt) Een goed stedenbouwkundig adres, goede en efficiënte afwikkeling van de verschil-
In tegenstelling tot datgene waar de verkeers- en
lende vervoerstromen zijn hierbij de sleutels tot
stedenbouwkundigen zich sterk voor maken, wil
een hoog niveau van verzorging. Het is zonder
ProRail het liefst één toegang tot de perrons reali-
twijfel dat de ontwikkeling van de Enka en
seren. De mogelijkheid om het perron van meer-
Kazerneterreinen deze knooppuntfunctie alleen
dere kanten te benaderen (dus naast de hoofd-
maar versterken.
toegang ook een neven- (fiets en voetganger) toegang) geeft een lagere beheerkwaliteit en kan
Met NS-Poort is de voorliggende voorkeursvariant
leiden tot minder sociaal veilige situaties. In de
van de Gemeente Ede besproken en in eerste reac-
volgende ontwerp fase zal op dit punt van discus-
tie spreekt het aan. Duidelijke kenmerken zijn de
sie nader in worden gegaan.
inrichting van het zuidelijk gelegen stationsplein als logistiek centrale stationsentree en de noorde-
4.8.5. Lokale verkeersontsluiting
lijke groene parkzijdige toegang tot het station als
Station Ede-Wageningen ligt nu erg decentraal in
poort naar de Veluwe. Het station wordt sterk
het stedelijk gebied; nagenoeg al het gebruik komt
geaccentueerd met een transparante centrale
vanuit het westen (Ede) c.q. zuid-zuidwesten
overkapping van de perrons die, naast beeld-
(Wageningen). Eerder is daarom een verschuiving
bepaling, ook als verbindend element tussen het
westwaarts onderzocht maar onmogelijk bevon-
oostelijk deel en het westelijk deel van het station,
den vanuit de bestaande ruimtelijke- en verkeers-
over de wegstructuur heen, is gepositioneerd.
structuren. Een verschuiving oostwaarts zorgt
Door de in het plan aanwezige kenmerken is een
voor een verdere decentralisatie, hetgeen vanuit
hoge belevingswaarde te realiseren.
stedenbouwkundige structuur en ook verkeerstechnische invalshoek niet valt aan te bevelen.
Het ontwerp, zoals nu in het plan aangegeven met
Het gebruik van Ede-Wageningen is (kwalitatief)
een toegang van de onderzijde, doet denken aan
te verdelen in de drie meest gebruikte wijzen van
het onlangs geopende Bijlmerstation. In een
voor-/natransport: OV (bus), fiets en auto. Dit
nadere ontwerpopgave zal de binnen en buiten-
brengt de volgende aandachtspunten met zich
ruimte van het station in een goede balans met
mee:
elkaar kunnen worden gebracht. Met name nadere studie omtrent de vraag hoe met het afwikkelen van het busvervoer kan worden
24
•
Een busterminal die zo dicht mogelijk ligt tegen de route Emmalaan-Klinkenbergerweg
(Stationsweg) is gewenst. Dit zijn de aan- en
nadrukkelijker maken. Er is dan echter sprake
afvoerroutes wat betreft het busverkeer die bij
van 2 zeer excentrisch gelegen stations.
het station op elkaar aansluiten. Afstand tot
•
deze route geeft toenemende reistijd voor
Vervoerkundig ontkoppelen van de Valleilijn naar
reizigers, daarmee kwaliteitsverlies, en op-
Amersfoort is wel mogelijk maar dient nadrukke-
lopende exploitatiekosten. Een zuidelijke lig-
lijk op vervoerkundige effectiviteit te worden
ging van de busterminal heeft de voorkeur
beoordeeld en lijkt eigenlijk niet wenselijk. De qua
gezien het HOV-karakter van de verbinding
omvang belangrijkste relaties van/naar deze lijn
naar Wageningen. De oversteek van de route
liggen niet met de Valleilijn-bussen maar met de
Klinkenbergerweg/Bennekomseweg van/naar
andere treinen en het overige busvervoer. De
het oosten dient goed door te stromen (zo
Valleilijn zou daarom integraal onderdeel moeten
mogelijk prioriteit busverkeer);
uitmaken van de OV-knoop. Spoortechnisch ont-
Voor de fiets is een stationsterminal aanslui-
koppelen van de Valleilijn is niet toegestaan, dit
tend op de routes Bennekomseweg –
omdat medegebruik van de lijn niet mag worden
Stationsweg – (Verlengde) Blokkenweg
uitgesloten.
gewenst. Dit is een belangrijk pluspunt bij handhaving van de bestaande stationstoe-
De Auto-OV koppeling in het kader van het pro-
gang. De ingang in de huidige opzet van het
ject “Poorten naar de Randstad” kan kansen
Masterplan is meer dan een secundaire
bieden voor het Station Ede-Wageningen.
ingang gezien de hoeveelheden fietsers die
Consequentie is de mogelijke groei van autover-
hier gebruik van zullen maken, en het feit dat
keer van en naar het station. Ook dient dan met
Kiss en Ride zich hier ook niet laat weren.
meer parkeergelegenheid rekening te worden
Gelet op de hoeveelheden fietsverkeer vindt
gehouden.
een (verplichte) oversteek van de
•
Klinkenbergerweg/ Bennekomseweg bij voor-
Rijkswaterstaat is terughoudend in het aanbren-
keur ongelijkvloers plaats. Bij een verschui-
gen van een directe aansluiting op het vervolg
ving oostwaarts is de ongelijkvloerse kruising
van de Klinkenbergerweg aan de A-12. In elk geval
van het spoor een belangrijk aandachtspunt
geen nieuwe aansluiting. Wat wel een optie is, is
om te voorkomen dat er extra omrijd-afstan-
het aansluiten van de toeleidende weg naar het
den ontstaan;
Station Ede-Wageningen vanaf de aansluiting Ede
Voor het autoverkeer is de afstand tot het sta-
- Stadspoort.
tion minder een probleem. Het autoverkeer zal waarschijnlijk (net als de overige verkeersstromen) blijven verlopen via het kruispunt Emmalaan-Bennekomseweg tenzij er een andere ontsluiting van het Enka-terrein wordt gebruikt. Alleen dan ontstaat er een ontrafeling van dit verkeerstechnische knelpunt, De stationsterminal blijft bij voorkeur aangehaakt op de Parklaan binnendoor (via het bestaande tracé van de Albertstunnel). Liever vormt de terminal en spooraanpak geen aanleiding om het idee van een Parklaan buitenom weer op te pakken, of te kiezen voor de aansluitvariant Dr. Hartogsweg op de A12. Deze laatstgenoemde opties geven veel negatieve ruimtelijke- en verkeerseffecten. Een wat meer oostelijk gelegen stationstoegang zal het onderscheid met De Klomp nog wat
25
26
5. Ontwerpproces en beschrijving varianten 5.1 Inleiding (procesgang en eerste inkadering)
2. opheffen barrièrewerking
(verbinden noord en zuid)
De werkgroep Ruimtelijk Functioneel Ontwerp
a. langzaam verkeer: ongelijkvloers kruisen
heeft een aantal varianten voor de spoorligging
met zo weinig mogelijk
en de locatie van het station bestudeerd. Hierbij
hoogteverschil en omrijden
zijn verschillende invalshoeken gekozen:
b. autoverkeer: ongelijkvloers kruisen van
• •
het spoor
De civieltechnische/spoortechnische inpas-
3. Functionaliteit van het OV
sing
De stedenbouwkundige inpassing
capaciteitseisen en de reizigersstromen
i. ontwerp volgens “Nota Basisstation”
ii. uitgangspunt voor de prognose van
•
Verkeerskundige situatie
a. stationsomgeving moet voldoen aan de
De vraagstelling voor de werkgroep Ruimtelijk
25.000 reizigers per werkdag
Functioneel Ontwerp was om met een breed
• sociale veiligheid
vizier te zoeken naar een aantal varianten voor de
spoorzone en deze vervolgens via een transpa-
rante afweging tot een voorkeursvariant te bren-
gen.
5.2
Programma van eisen
750 auto’s
iii. aan beide zijden (noord en zuid) een
5000 fietsen
• parkeerruimte voor ongeveer
(aantal perronuitgangen)
• stallingruimte voor ongeveer
volwaardige toegang tot het station.
b. spoor: een toekomstvaste oplossing, mini-
Bij het zoeken naar varianten is rekening gehou-
maal behouden van huidige
den met de volgende eisen en wensen (ref: arcadis
spoorfunctionaliteit
rapport: 141222/EA6/ON5/000208/sfo, Ede ver-
diept Quick Scan, 24 mei 2006). In een volgende
i. ter plaatse van het station:
ontwerpgang zal het programma van eisen verder
1 perronspoor voor de Valleilijn en
worden geoperationaliseerd.
2 perronsporen voor Arnhem-Utrecht, 2 doorgaande sporen
ii. tijdens de bouw 2 doorgaande sporen
1. optimaliseren ruimteljke kwaliteit
iii. uitbreiding tot mogelijk 4 sporen aan de
a. Spoorlijn opgenomen in de omgeving
i. voldoen aan wettelijke kaders (geluid,
trillingen, lucht)
• opnemen geluidwerende
voorzieningen
ii. zichtlijnen van de ene naar de andere kant van het spoor
b. spoorlijn met de omgeving integreren
i. verbinden van locaties en functies
• knooppunt tussen de modaliteiten
• fijnmazige route van en naar het
station
hoofdspoorweg infrastructuur
v. goederenspoor blijft gebruikmaken van
westzijde van het station
iv. spoortechnische koppeling Valleilijn aan
de infrastructuur
c. optimalisatie bus/OV
i. goede, snelle verbinding tussen de
OV haltes
• Valleilijn is herkenbaar en
bereikbaar zonder omwegen
• minimaal 8 halteplaatsen
• opstelplaats met eindvoorziening
ii. Zichtbaarheid en uitstraling van
het station
27
5.3 keuzen die het ontwerp bepalen.
studie leverde de conclusie dat ook dat geen optie was voor een verbeterde inpassing van de spoorbundel in Ede. De verkeerskundige beoordeling
Bij de zoektocht naar varianten kwamen vrij snel
van verschoven varianten is hieronder weergege-
twee duidelijke keuzen aan het licht:
ven:
5.3.1. De mate van verdiepen van het
Varianten verschuiving oostwaarts
spoor
Wijzigingen t.o.v. voor/nadelen Masterplan (de
De varianten zijn vanuit civieltechnisch oogpunt,
referentie, budgetvariant)
als gevolg van dwangpunten die door de kruising
•
Minder directe aansluiting op verkeersstruc-
met de Keesomstraat en de Klinkenbergerweg
turen. Met name fietsers en busreizigers heb-
(Albertstunnel) worden veroorzaakt, overwegend
ben last van extra afstand en nog meer excen-
verdiepte liggingen of overwegend maaiveldlig-
trische ligging van het station. De directe
gingen. Als gevolg van deze spoorkruisingen met
verkeerskundige en ruimtelijke koppeling met
belangrijke verkeersaders in Ede is het aantal vrij-
o.a. het centrum gaat verloren;
heidsgraden in het kiezen van de mate van ver-
•
dieping beperkt. Enerzijds kan voor volledig verdiepte liggingen worden gekozen met een
rijtijd voor alle bussen. •
maaiveldoplossing voor de Klinkenbergerweg,
Geen westelijke toegang station voor fietsers. Oversteken fietsers Parklaan noodzakelijk.
anderzijds kan voor een maaiveldoplossing voor het spoor worden gekozen met behoud van de
Negatief exploitatie-effect voor bussen: extra
Ongelijkvloers gewenst. •
Geen noemenswaardig effect op belasting
bestaande Albertstunnel. Half verdiept is qua
kruispunten Parklaan. Het saldo van de stro-
inpassing moeilijk te realiseren en leidt ook tot
men verandert niet. Wanneer het busverkeer
niet fraaie oplossingen vanuit stedenbouwkundig
via het meer noordelijke kruispunt wordt afge-
en verkeerstechnisch oogpunt. Conclusie bij ver-
wikkeld is dat voor de bussen in het algemeen
diepen is dus: ’T is d’r op of d’r onder. Maar iets
wat gunstiger (niet meer gecombineerd met
ertussen gaat niet
verkeer parkeergarage). Echter: voor met name de Valleilijn werkt het plaatje negatief
5.3.2. De stationslocatie
uit omdat deze beide kruispunten moet passe-
Voor wat betreft de stedenbouwkundige inpassing is vooral gekeken naar oplossingen waarbij
ren om bij het station te komen. •
Verschuiving leidt mogelijk tot gewenste oos-
de locatie van de stationshal zelf is gevarieerd
telijke ontsluiting met veel negatieve verkeers-
(het “adres” het station Ede-Wageningen) en
kundige en ruimtelijke effecten (Parklaan bui-
waarbij de mogelijkheden van het creëren van
tenom en aansluiting Dr.Hartogsweg-A12).
verbindingen tussen de 4 stadskwadranten (ver-
Verdere variant analyse op het variëren van de
oorzaakt door de doorsnijding van spoor en
stationslocatie zelf heeft dus niet meer plaatsge-
Klinkenbergerweg) zijn beschouwd. Hierbij is de
vonden omdat het resultaat kwalitatief niet
ontsluiting van het station op de verkeerstructuur
gewenst is.
en de potentiële waarde van het station als transferpunt voor langzaam verkeer en voetgangers een belangrijk criterium geweest.
5.4
Ontwikkeling varianten
Het ontwerpteam kwam al snel tot de unanieme
Met het bovenstaande (Station blijft als scharnier-
mening dat het verplaatsen van het station in
punt gekoppeld aan de kruising van
meer oostelijke richting en daarmee losgekoppeld
Klinkenbergerweg en de Spoorbundel en geen
van de verkeersontsluitende Klinkenbergerweg
halfdiepe oplossingen voor het spoor) is een aan-
een ongewenst resultaat tot gevolg zou hebben
tal kenmerkende varianten ontwikkeld:
(verkeerstechnisch onhandig en nog steeds een excentrisch gelegen station) In het verleden (tij-
5.4.1. Verdiepte liggingen spoorbundel
dens de studie naar de HSL-Oost) waren ook ver-
De verdiepte liggingen zijn met name in de eer-
plaatsingen naar het westen bestudeerd. Deze
dere fase van het project aan de orde geweest.
28
Toen zijn de volgende varianten bestudeerd
Binnen de “familie” van maaiveld oplossingen is vervolgens gezocht naar de meest optimale
•
Variant 1: Verdiepte ligging volle lengte
inpassing, gebruikmakend van het groeiend
•
Variant 2: Verdiepte ligging budgetvariant
inzicht dat de natuurlijke glooiing van het terrein,
•
Variant 3: Verdiepte ligging budgetvariant,
vooral ter plaatse van Enka en de
2 meter hoger
Kazerneterreinen kansen biedt voor een goede inpassing. Dankzij een hoogteverschil tussen
Er is in de huidige fase van de studie getracht om
noordzijde en zuidzijde van het spoor van ca.
met variaties (verschuiven, iets minder verdiepen
5 meter is door middel van “landschapsenginee-
(levert minder werk en vermijding grondwater
ring” veel mogelijk. Dit leidt tot de ontwikkeling
op), wanden vervangen door taludoplossingen) op
van maaiveldoplossingen waarbij enerzijds de
het thema “verdiept” een oplossingen te vinden.
huidige spoorligging ter plaatse van het station niet wordt gewijzigd maar waarbij het alignement
•
Variant 4: Verdiepte ligging budget variant,
(binnen de grenzen van de ontwerpregels van
2 meter hoger, als ingraving
ProRail (OVS)) wordt uitgelegd om de maximaal mogelijke verdieping aan de flanken te kunnen
Na een aantal pogingen is de conclusie: Alle ver-
realiseren met behoud van de vereiste spoorfunc-
diepte liggingen blijken erg duur te zijn en verei-
tionaliteit. Het voordeel van deze laatste be-
sen een aanzienlijke budgetverruiming, terwijl
weging is het mogelijk maken van ongelijkvloerse
het verkeerskundig en stedenbouwkundig effect
kruisingen (dankzij de topografische kenmerken
in positieve zin uitblijft. De verdiepte varianten
van het gebied) en het eenvoudig oplossen van
zijn derhalve niet in de verdere beschouwing
toekomstige geluidproblemen. De varianten die
meegenomen, met uitzondering van de budgetva-
met deze redering zijn toegevoegd zijn:
riant die bij wijze van referentie is beschouwd. Variant 3 en 4 voldoen niet aan het criterium van:
•
Variant 6: Verdiepte ligging bij SOMA en Enka
“’T is d’r op of d’r onder. Maar iets ertussen gaat
•
Variant 7: Volledige alignementoptimalisatie
niet” maar zijn alleen als illustratie toegevoegd
met verdiepte ligging bij SOMA en Enka
om het financiële effect van deze uitvoeringen te beoordelen. Hierbij is duidelijk geworden dat hier
5.4.3. Samenvatting varianten
geen significante financiële voordelen te behalen
In totaal zijn 7 varianten opgesteld die waarvan
zijn.
een viertal op basis van kosten niet haalbaar zijn. De overige 3, samen met 1 (te dure) verdiepte lig-
5.4.2. Maaiveld ligging spoorbundel
ging variant, worden in de navolgende paragrafen
Er is hernieuwd naar maaiveldoplossingen geke-
nader beschouwd en onderling op verschillende
ken, met als oogmerk om een even zo goede ste-
aspecten gewogen.
denbouwkundige inpassing te realiseren als in het oorspronkelijke Masterplan Ede-Oost is bereikt. In de vorige fase van het project was al een maaiveldvariant bekeken: Variant 5: Huidige spoorligging gehandhaafd Deze variant laat de spoorligging geheel ongewijzigd en geeft alleen een andere invulling aan toekomstige spoorfunctionaliteit en stationsontwerp. Er is uit de nadere analyses een belangrijke optimalisatie doorgevoerd waarbij de toegang tot de sporen via een stationstunnel in plaats van een passerelle over de sporen gerealiseerd wordt.
29
Variant
Beschrijving
Onderdeel nadere beschouwing
1
Verdiepte ligging volle lengte
nee
2
Verdiepte ligging budgetvariant
als referentie
3
Verdiepte ligging budgetvariant, 2 meter
nee
hoger 4
Verdiepte ligging budget variant, 2 meter
nee
hoger, als ingraving 5
Huidige spoorligging gehandhaafd
ja
6
Verdiepte ligging bij SOMA en Enka
ja
7
Volledige alignementoptimalisatie met
ja
verdiepte ligging bij SOMA en Enka
5.5 Korte beschrijving van de varianten in spoortechnische zin
SOMA terrein wordt een tunnel onder het spoor
In dit hoofdstuk wordt een nadere beschrijving
5.5.2. Handhaving huidige spoorligging
gegeven van de varianten ten aanzien van de
(variant 5)
spoorwegtechniek.
In deze variant worden er geen aanpassingen aan
door aangelegd.
de sporen gedaan. De consequentie is dat:
5.5.1. Verdiepte ligging budget variant
•
(variant 2) In deze variant wordt het spoor in het stationsge-
de sporen ter plaatse van het perron niet voldoen aan de huidige ontwerpvoorschriften
•
bied, globaal tussen km 74.750 en km 76.400, over
geen verhoging van de snelheid bij afbuigend berijden van het wissel
een lengte van ongeveer 1.650 meter verdiept aan-
•
geen beperkingen voor goederenvervoer
gelegd.
•
geschikt voor snelheden tot 140 km/h, met
Het nieuwe spoorontwerp is geschikt voor snel-
kleine aanpassingen in het horizontale aligne-
heden tot 160 km/h en de sporen lay-out in de
ment aan de westzijde van het perron en een
eindsituatie biedt dezelfde functionaliteit als op
aanpassing van het bovenleiding systeem is
dit moment geboden wordt, met 2 aanpassingen:
een verhoging tot 160 km/h mogelijk
. de huidige wissels 1:9 worden vervangen door
5.5.3. Verdiepte ligging bij SOMA en
wissels 1:15 zodat de afbuigende snelheid die
Enka (variant 6)
ter plaatse van de wissels mogelijk is omhoog
Het spoor ter plaatse van het perron wordt in deze
gaat van 40 km/h naar 80 km/h.
variant niet vernieuwd of gewijzigd. Aan weers-
2. de helling van de bak bedraagt rond de 12‰,
zijden van het perron wordt het spoor over een
dit betekent dat met seintechnische maatrege-
lengte van ongeveer 1,5 km verlaagd. De gebruikte
len gezorgd moet worden dat goederentreinen
hellingen en bogen zijn geschikt voor snelheden
niet in het midden van de bak stil komen te
tot 160 km/h (normwaarden) en voor 200 km/h
staan; dit heeft een impact op de capaciteit
(uitzonderingswaarden).
van het baanvak. Samenvattend geldt voor deze variant hetzelfde Met het aanpassen van de sporen en het perron,
als voor variant 5:
zal het spoor hier ook aan de huidige ontwerp-
•
voorschriften voldoen, waarbij voor de helling de uitzonderingswaarde toegepast wordt in plaats
niet aan de huidige ontwerpvoorschriften •
van de normwaarde. Buiten de verdiepte ligging worden geen aanpassingen aan de sporen gedaan; ter plaatse van het
30
de sporen ter plaatse van het perron voldoen geen verhoging van de snelheid bij afbuigend berijden van het wissel
•
geen beperkingen voor goederenvervoer
•
geschikt voor snelheden tot 140 km/h, met kleine aanpassingen in het horizontale
alignement aan de westzijde van het perron
op en deze is ook voor het oplossen van de
en een aanpassing van het bovenleidingsy-
geluidsproblematiek minder geschikt. De
steem is een verhoging tot 160 km/h mogelijk
beschrijving hiervan wordt voorlopig achterwege gelaten.
5.5.4. Volledige alignementoptimalisatie met verdiepte ligging bij SOMA en Enka
Varianten 5, 6 en 7:
(variant 7)
Gebied: kruising Klinkenbergerweg
Kenmerkend voor deze variant is dat het spoor
(Alberttunnel) en Stationslocatie
zowel ter plaatse van het perron als over een lengte van 1,5 km aan weerszijden volledig ver-
Ligging van het station in Ede:
nieuwd wordt en conform ontwerpvoorschriften
•
teruggebracht wordt. Ter plaatse van de Klinkerbergerweg wordt het spoor verlaagd door
Directe koppeling aan de hoofdverkeer structuur van Ede
•
het toepassen van een directe bevestiging op het
Verplaatsing van het busstation naar de zuidzijde
kunstwerk (NB: de geschiktheid van het kunstwerk voor directe bevestiging dient nader onder-
Adres van het station:
zocht te worden). Samenvattend geldt voor deze
•
Het openen van het gebied aan de oostzijde
variant:
van de Alberttunnel geeft zicht vanaf de
•
de sporen voldoen volledig aan de huidige ont-
Klinkenbergerweg (parklaan) op de stati-
werpvoorschriften
onsomgeving. Het station krijgt hierdoor een
de huidige wissels 1:9 worden vervangen door
duidelijk adres aan de hoofdverkeer structuur
wissels 1:15 zodat de afbuigende snelheid die
van Ede
•
ter plaatse van de wissels mogelijk is omhoog gaat van 40 km/h naar 80 km/h
Verbinding van de ‘kwadranten’
•
geen beperkingen voor goederenvervoer
(onderdoorgang):
•
geschikt voor snelheden tot 160 km/h
•
•
beperkingen aan mechanisch spooronder-
aanwezige hoogteverschillen kan er op maai-
houd door afwijkende spoorconstructie op het
veldniveau een directe koppeling gemaakt
kunstwerk ter plaatse van de
worden tussen de noord en de zuidzijde van
Klinkerbergerweg.
Door gebruik te maken van de in het terrein
het station •
De scheidende werking van de Alberttunnel
(NB: ProRail meldt dat de OVS onlangs is aange-
wordt minder door deze open gewerkte struc-
scherpt op het punt van directe spoorstaafbeves-
tuur aan de oostzijde en de visuele koppeling
tiging: ProRail staat afwijkende spoorconstructies niet toe. Uitgangspunt is doorgaand ballastbed.
aan de onderdoorgang van het station •
De Alberttunnel blijft in deze variant op zijn
Uitsluitend in zeer specifieke situaties kan van dit
oorspronkelijike diepte liggen. Hierdoor blijft
ontwerpvoorschrift worden afgeweken.)
de ongelijkvloerse kruising in de oost- west richting bestaan.
5.6 Stedenbouwkundige gevolgen van de voorkeurs-variant spoortracé Ede, per spoorkruising
Het nieuwe station in relatie tot de ontwikkelingen in Ede- oost: •
Het station kan op deze manier een schakel worden in de ontwikkeling van het Enka ter-
Variant 2 is, als onderdeel van het Masterplan
rein zoals getekend in het masterplan
Ede-Oost in eerdere documenten uitgebreid beschreven. Daarom wordt in deze rapportage
Varianten 6 en 7:
alleen ingegaan op de nieuw ontwikkelde varian-
Gebied: Verbinding SOMA terrein:
ten. Dit zijn de varianten 5, 6 en 7. Deze varianten zijn in het stationsgebied identiek voor wat betreft
Voor de verkeer- en spoorveiligheid is in het mas-
stedenbouwkundige inpassing. De oplossing aan
terplan uitgegaan van ongelijkvloerse kruisingen
de flanken levert echter een inpassing probleem
ter plaatse van de Kerkweg en de Hakselseweg.
31
Ongelijkvloerse kruisingen op deze locaties zijn,
Variant 5:
door bestaande bebouwing, enkel mogelijk met
Gebied: Verbinding tussen Enka terrein en
een geheel verdiepte ligging van het spoor. Bij een
Kazerneterreinen:
niet verdiepte ligging op deze locatie (zoals in de
Ter Plaatse van de Enka bestaat tussen de noord-
budgetvariant) wordt uitgegaan van een ongelijk-
en de zuidzijde van het spoor een hoogteverschil
vloerse kruising in de middenligging tussen
van ca. 4 meter. Bij een ongewijzigde spoorligging
Kerkweg en Hakselseweg.
is het niet mogelijk om vanaf de kazerneterreinen
De middenpositie tussen Kerkweg en
horizontaal de sporen over te steken. De te over-
Hakselseweg geeft mogelijkheden om een duur-
bruggen hoogte zal hiermee hoger zijn waarmee
zame overdoorgang te maken. Verdieping van het
de kwaliteit van deze langzaam verkeerverbin-
spoor met ca. 1,5 meter zorgt voor goede uitgangs-
ding afneemt.
punten betreffende het geluid en geeft ook een reductie van de te overbruggen hoogteverschil-
De visuele beschrijving van de varianten en het
len. Nadere uitwerking moet aangeven of de ver-
ontwerpproces is in bijlage 3 en 4 te vinden.
binding op deze centrale positie het beste haaks op het spoor of parallel aan het spoor gemaakt kan worden.
Variant 5: Gebied: Verbinding SOMA terrein: Voor de verkeer- en spoorveiligheid is in het masterplan uitgegaan van ongelijkvloerse kruisingen ter plaatse van de Kerkweg en de Hakselseweg. Ongelijkvloerse kruisingen op deze locaties zijn, door bestaande bebouwing, enkel mogelijk met een geheel verdiepte ligging van het spoor. Indien de spoorligging ter plaatse van het SOMA terrein niet wordt gewijzigd, is het mogelijk om voor langzaam verkeer (en ook voertuigen voor hulpdiensten) een tunnel onder het spoor te maken. De middenpositie tussen Kerkweg en Hakselseweg geeft mogelijkheden om een duurzame onderdoorgang te maken.
Varianten 6 en 7: Gebied: Verbinding tussen Enka terrein en Kazerneterreinen: Ter Plaatse van de Enka bestaat tussen de noorden de zuidzijde van het spoor een hoogteverschil van ca. 4 meter. Door dit hoogteverschil, middels verdieping van het spoor, te vergroten kan vanaf de noordzijde een vloeiende verbinding worden gemaakt. Vanaf de zuidzijde wordt het hoogteverschil en de geluidsbelasting geminimaliseerd.
32
6. Resultaat van de analyse, beoordeling varianten. 6.1
Onderlinge vergelijking
Verdiepte ligging bij SOMA en Enka (variant 6). De reden voor deze keuze is dat deze, in vergelijking
De varianten die nader beschouwd zijn, varianten
met variant 5 een betere inpassing realiseert en in
2 (referentie), 5, 6 en 7 zijn onderling gewogen op
vergelijking met variant 7 minder kosten en risico
de volgende aspecten:
geeft omdat het spoor ter plaatse van het station
•
Lokale inpassing
niet wordt aangepakt. Mocht het Ministerie van
•
Regionale inpassing
Verkeer & Waterstaat echter in één keer een
•
Duurzame mobiliteit
goede en duurzame spooroplossing (met toe-
•
Milieu en leefbaarheid
komstwaarde omdat aan OVS en aan hogere pas-
•
Financiële waarden
seersnelheden (denk aan Actieplan Spoor) wordt
•
Veiligheid
voldaan) wensen, dan is variant 7 te prefereren.
Deze aspecten zijn waar van toepassing nader uitgesplitst in subaspecten. In bijlage 1 is de volle-
De geraamde investeringskosten voor variant 6
dige scoretabel van alle (sub-) aspecten weergege-
zijn ca € 110 miljoen.
ven. In bijlage 2 zijn de kostenramingen van de varianten weergegeven. Voor zover van belang
Met de keuze van de voorkeursvariant hangt nog
voor een variant geldt dat de kosten zijn bepaald
wel een aantal ontwerp opgaven samen. De ont-
met de volgende uitgangspunten:
werpopgaven hebben geen invloed op de keuze die is gemaakt maar geven een indicatie van de
Kostenraming met een marge van +/- 30 %
punten waarop nadrukkelijk aandacht zal worden gevestigd. De ontwerpopgaven worden hieronder
niet opgenomen in de kosten:
kort opgesomd:
•
BTW
•
Vastgoed en/of verwervingskosten
6.2.1. Inpassing SOMA terrein
•
vervuilde grond onder de bovenste meter
Voor het SOMA terrein zal nog een nadere ont-
(categoerie 1)
werpronde worden uitgevoerd om de optimale
herinrichting van de spoorbaan en stati-
inpassing te vinden. Dit hangt samen met de
onsomgeving buiten hetgeen voor de bouw
wijze waarop dominante fietsroutes zullen wor-
van de spooraanpassingen noodzakelijk is
den geprojecteerd en vooral ook de wijze waarop
aanpassingen aan busstation en parkeergele-
hulpdiensten op een vlotte en veilige wijze het
genheid
spoor kunnen kruisen. Nu wordt voorzien in één
omleidingroutes Klinkenbergerweg tijdens de
ongelijkvloerse kruising in het middengebied,
bouw
overwegend voor langzaam verkeer. Brandweer
•
• •
en Ambulance zullen echter een oversteek wensen hier. In samenhang met de landschappelijke
6.2 De voorkeursvariant (variant 6)
invulling van het zgn. “akoestisch landschap” zal
De brede afweging van varianten, zoals gepresen-
N.B. Er is nog een technische discussie gaande
nader ontwerp tot een oplossing leiden.
teerd in bijlage 1, leidt tot de indicatie dat er in de
met ProRail over de exacte droogleggingnorm (1
oplossingsrichting van maaiveldvarianten, met
m of 1,5 m en ten opzichte van welk referentie-
verdieping in de flanken kwalitatief goede oplos-
punt van de spoorconstructie). Dit kan invloed
singen zijn te genereren. Dit geldt voor steden-
hebben op de exacte diepte die kan worden
bouwkunde zowel voor de als mobiliteit en spoor-
bereikt ter plaatse van het SOMA terrein. Ook de
functionaliteit. De voorkeursvariant is de variant
exacte grondwaterstand zal nader onderzocht
33
moeten worden. Deze aspecten worden in een
Een kans voor de gemeente Ede kan zijn om het
nader ontwerptraject van de meest passende
project aan te melden bij VROM, NS en ProRail in
wijze van overkluizen ter plaatse van SOMA mee-
het kader van het onderstaande programma:
genomen.
6.2.2. Saneren goederen wachtsporen en rangeerfaciliteiten In het gebied van de sporenbundel tussen Enka en de Kazerneterreinen wordt op dit moment vrij veel ruimte gebruikt voor laad- en los alsmede rangeerfaciliteiten. Het is de algemene verwachting dat deze faciliteiten in de toekomst minder belangrijk worden voor deze locatie en in de toekomst kunnen worden gesaneerd. Overleg met ProRail leidt tot de indicatie dat het saneren dan wel heroverwegen van deze faciliteiten als een mogelijkheid worden gezien. Er is dus in potentie meer ruimte beschikbaar voor mogelijk andere
DEN HAAG, 15 oktober 2007- De Nederlandse Spoorwegen en het ministerie van VROM gaan onderzoeken welke steden in aanmerking komen voor investeringen in verouderde spoorzones. “Door efficiënt om te gaan met de beschikbare ruimte en oude (bedrijven)terreinen te herstructureren kan extra ruimte worden gemaakt voor woningbouw, kantoren, winkels en andere voorzieningen”, aldus het vervoersbedrijf en het ministerie. Minister Jacqueline Cramer van VROM en presidentdirecteur Aad Veenman van NS spraken maandag in Amersfoort met elkaar af dat ze de handen ineen slaan met betrokken gemeenten en spoorbeheerder ProRail. Het haalbaarheidsonderzoek begint “op korte termijn”.
programmatische functies binnen het gebied als een spoorontwerp voor dit gebied tot een definitief sporenplan leidt.
6.2.3. De rotonde Klinkenbergerweg Verkeerstechnisch is de rotonde die de toegang
Het saneren van het rangeerterrein inclusief de
tot het Stationsplein moet verschaffen vanaf de
laad- en lossporen 6 en 7 gaat echter niet zonder-
Klinkenbergerweg nog niet geheel probleemvrij
meer: Van belang is de notie dat het saneren van
uitgedacht. Met name de te verwachten piekbe-
openbare spoorinfrastructuur niet zonder meer,
lasting bij het beëindigen van congressen e.d. aan
maar volgens een zorgvuldige procedure plaats-
de westzijde van het Enka terrein zal nog aan-
vindt. Daarbij kunnen belanghebbende partijen,
dacht vragen. Dit is echter een ontwerpopgave die
waaronder vervoerders en verladers, bezwaar
aan alle oplossingen kleeft, en is dus niet onder-
aantekenen. Voor de rangeersporen te Ede is deze
scheidend.
procedure nog niet doorlopen.
6.2.4. Het Noord-Oost kwadrant: Is het De uitkomst van de procedure kan zijn:
nou mooi?
•
handhaven
Het zoeken naar de oplossingen voor de sporen-
•
elders compenseren
bundel heeft een interessante discussie opgele-
•
saneren akkoord
verd over hoe stedenbouwkundig en landschappelijk invulling kan worden gegeven aan met
Alhoewel voorstelbaar, kan niet op voorhand
name de noordoost kwadrant van het stationsge-
gegarandeerd worden dat er in de situatie Ede
bied. Zonder de details van de discussie te ver-
geen bezwaren zullen zijn tegen saneren.
melden geldt wel dat aan deze hoek van het stedenbouwkundig plan nadere zorg moet worden
Het is dus van belang om te onderkennen dat op
besteed om het geheel voor iedere betrokkene
de meest gunstige uitkomst (saneren akkoord)
kwalitatief goed te krijgen. Het voorliggende plan
niet zondermeer wordt voorgesorteerd. Mochten
geeft in elk geval een potentieel goede oplossing
aan de sanering of compensatie kosten verbon-
door het terreinniveau ten noorden van de sporen
den zijn, dan zullen deze aanvullend aan het pro-
en het station enige tijd door te zetten en een pro-
ject Aanpak Spoorzone Ede moeten worden toe-
menade te creëren voor het eerste kazernege-
gevoegd. Daarbij geldt voorlopig dat de kosten
bouw langs. De prominente positie van de kazer-
voor saneren of compensatie moeten worden
negebouwen ter plekke die zo ontstaat kan
gehaald uit de mogelijke meerwaarde die de actie
visueel en stedenbouwkundig worden uitgebuit.
oplevert, anders heeft het geen zin.
Tevens is vanuit NS-Poort aandacht gevraagd
34
6.3
voor dit gebied. Er ontstaat daar een heel goede
Nadere onderbouwing scores
gelegenheid om ook aan die zijde een volwaardige stationstoegang te creëren met een hoogwaardige
Het volgende gedeelte geeft op enkele punten een
uitstraling.
nadere onderbouwing voor de score in de hoofdtabel van bijlage 1.
6.2.5. Akoestisch onderzoek De precieze geluidoplossing voor de spoorbundel
Voor het overige wordt verwezen naar de scoreta-
kan nader worden bepaald na het uitvoeren van
bel. Varianten zijn relatief ten opzichte van elkaar
een akoestisch onderzoek. De indicatieve bereke-
beoordeeld op een veelheid aan criteria. In een
ningen die in het kader van deze studie zijn
groot aantal gevallen zijn de varianten niet erg
gedaan geven echter al een goed beeld van wat
onderscheidend, hetgeen onderstreept dat de ste-
kan worden gedaan qua geluidbeperkende maat-
denbouwkundige kwaliteit van de varianten min
regelen.
of meer gelijkwaardig is.
6.2.6. Marktbetrokkenheid
6.3.1. Scoretabel spoortechniek (onder-
Om nader met marktpartijen te kunnen onder-
deel duurzame mobiliteit)
handelen over de kansen van private betrokkenheid is het noodzakelijk dat de gemeente Ede zich
De onderstaande tabel laat de scores voor spoor-
concentreert op de vraag welke ontwikkeling
techniek. De score vindt plaats op grond van vier
rondom het spoor het beste kunnen worden inge-
aspecten:
zet. •
Spoortechniek (opgebouwd uit 3 subaspecten)
Het versterken en uitdragen van een duidelijke
•
toekomstwaarde
visie op het gewenste vestigingsklimaat en par-
•
beperkingen goederenvervoer
keerbeleid en het inzetten op een proactieve aan-
•
koppeling Valleilijn
sturing beïnvloedt de wil van bijvoorbeeld de NS
Variant
Voldoen aan huidige OVS
Snelheid door wissels
Instandhouding
Totaal spoortechniek
Toekomstwaarde (geschikt voor v=160 km/h)
Beperkingen voor goederenvervoer
Koppeling Valleilijna
en ook andere partijen om te willen investeren.
2
+
+++
++
++
++
o
ja, ++
5
+
o
+
o
+
+++
ja, ++
6
+
++
++
+
+
+++
ja, ++
7
++
+++
o
+
+++
+++
ja, +++
Score van o tot +++
35
6.3.2. Beoordeling varianten op
Variant spoor maaiveld (variant 5)
verkeerstechnische criteria
Wijzigingen t.o.v. voor/nadelen Master-
Variant Masterplan (variant 2)
plan
Pluspunten
•
•
Station ligt in directe nabijheid verkeersstructuren: Parklaan (auto noord-zuid + A12),
vervallen; •
•
•
keer met Parklaan (bestaande Dr.Hartogsweg)
Blokkenweg/ Klinkenbergerweg/Stationsweg
onder handhaving van extra westelijke ingang
als aangewezen (hoofd)fietsroutes;
station;
De busterminal ligt direct aan de route via de Wageningen (Valleilijn);
• •
•
•
Doorstromingseffect 2e kruispunt Parklaan komt te vervallen;
•
Daarmee wel wat zwaardere belasting kruis-
beperkt de noodzaak tot oversteken van de
punt Emmalaan (K&R, gebiedsontsluiting
Parklaan;
Enka) maar beperkt aandeel op totale intensi-
Goede bereikbaarheid (o.a. langzaam verkeer)
teit. Overbelasting kruispunt Emmalaan wordt
van/naar Ede Oost;
daarmee nog iets groter, maar was al zo.
Benodigde ruimte voor bussen, fietsparkeren,
Mogelijkheid ontkoppeling kruispunt onder-
parkeren, K&R etc. beschikbaar; •
Noordelijke aantakking bussen mogelijk via eigen infra?
toegankelijkheid voor fietsers uit westelijke, noordelijke en zuidwestelijke richting. Dit
2-richtingfietsroute mogelijk aan oostzijde Parklaan;
De bestaande stationsingang kan in gebruik blijven voor fietsers. Daarmee korte en directe
•
Natuurlijke ongelijkvloerse kruising fietsver-
en Bennekomseweg/Emmalaan/(Verlengde)
Emmalaan als prioriteit voor het HOV Ede•
Stationstoegang vanuit bussen met slechts 1 hoogteverschil;
Emmalaan (auto west), Emmalaan/ Klinkenbergerweg/Stationsweg als OV-routes
Oost-west doorkruising stationsknoop komt te
Station toegankelijk met overbrugging 1 hoog-
zoeken. •
Hoe wordt K&R ingepast?
teverschil (van maaiveld naar beneden v.v.). Dit is een verbetering t.o.v. Masterplan (variant 2).
Minpunten •
•
•
•
Kruisende rijbewegingen oost-west door OVknooppunt. Bij ongelijkvloerse kruising
Variant(en) beperkte spoorverdieping
(onderlangs, forse afgraving) 2 keer hoogte-
omgeving Kerkweg/Hakselseweg
overbrugging van/naar treinen (terug omhoog
(varianten 6 en 7)
naar maaiveld en vervolgens over het spoor
De score van de varianten hangt op dit punt af
beneden naar perrons v.v.);
van:
Kruispunt Emmalaan overbelast. Wordt vooral
•
bepaald door hoeveelheid verkeer t.b.v. parke-
om zo direct mogelijke verbindingen tussen
ren. Vergt ofwel een andere ontsluiting parke-
de Verlengde Maanderweg aan de noordzijde
ren, het beperken van de rijbewegingen op het
en Nieuwe Maanderbuurtweg en Kerkweg aan
kruispunt of een ongelijkvloerse aanleg van
de zuidzijde als vastgestelde hoofdfietsroutes.
het kruispunt. Rotonde hoe dan ook niet
Een in het midden gelegen ongelijkvloerse
mogelijk. Zelfs verkeerslicht fors overbelast;
kruising is daarbij geaccepteerd. Het komt ver-
Extra kuispunt met Parklaan direct ten zuiden
volgens aan op een zo direct mogelijke route-
van het spoor geeft verdere negatieve uitwer-
ring bij de oversteek. Met name de route van/
king op doorstroming;
naar de Kerkweg zou nog wat rechtstreekser
Busterminal kan alleen via de zuidzijde ont-
aangesloten kunnen worden (bijvoorbeeld d.
sloten worden. Geeft minder directe rijbewe-
m.v. haakse aansluiting in het geluidsland-
gingen voor de helft van de bussen (van/naar
schap);
noord). Bussen komen aan de zuidzijde in de
•
36
De directheid van de fietsroutes. Het gaat hier
•
Het comfort voor fietsers. Hoeveel meter
knel bij overbelast kruispunt en in/uitrijden
hoogteverschil te overbruggen en met comfor-
parkeren.
tabele hellingshoek? Graag vergelijken tussen de varianten;
•
Kan de oost-west hoofdfietsroute via de Verlengde Blokkenweg gehandhaafd blijven en aangesloten worden?
•
Is medegebruik door hulpdiensten (en evt. ander verkeer) mogelijk?
• •
Deze varianten bieden op bovengenoemde punten voldoende ruimte voor een kwalitatief goede uitwerking. Een feitelijke vergelijking van de omrijdafstand en het te overbruggen hoogteverschil zou daarbij goed richting kunnen geven.
37
38
Bijlagen
39
40
Bijlage 1: Afwegingstabel varianten
41
42
Bijlage 2: Kostenopbouw van de onderzochte varianten Bijschrijving van de scope van de varianten
Variant 2, verdiepte ligging budgetvariant In deze variant wordt het spoor in het stationsgebied verdiept aangelegd. De Stationsweg en de Klinkerbergerweg worden door het spoor verdiept gepasseerd. De verdiepte ligging heeft een totale lengte van 1650 meter. Het adres van het station wordt verplaatst naar het zuidoost kwadrant van de kruising Klinkerbergerweg / spoor. Ter plaatse van het SOMA terrein wordt een ongelijkvloerse kruising gerealiseerd voor langzaam verkeer en hulpdiensten. Uitgangspunten •
de spoorfunctionaliteit blijft minimaal gelijk; de huidige goederenwachtsporen worden enigszins verlengd zodat deze als inhaalsporen kunnen dienen
•
het station heeft 1 eilandperron op de lijn Utrecht – Arnhem en een zijperron voor de Valleilijn en de stoptrein naar Arnhem
•
het spooralignment van het nieuw te bouwen deel is geschikt voor 160 km/ uur
•
de bouw wordt gefaseerd zodat het treinverkeer doorgang kan vinden
•
ter plaatse van het SOMA terrein worden de 2 bestaande gelijkvloerse kruisingen voor het wegverkeer (Hakselseweg en Kerweg) vervangen door een tunnel in het midden van het terrein, geschikt voor langzaam verkeer en hulpdiensten.
•
herinrichten fietsenstallingen
•
de huidige goederenlocatie wordt gesloopt
Variant 5, Maaiveld variant In deze variant worden er geen aanpassingen aan het spoor gedaan. Het adres van het station wordt verplaatst naar het zuidoost kwadrant van de kruising Klinkerbergerweg / spoor.
Uitgangspunten •
de Albertstunnel blijft in zijn huidige vorm bestaan
•
de toegang naar het perron wordt gerealiseerd middels een passerelle
•
de Stationsweg wordt uitgevoerd als interwijk verbinding voor langzaam verkeer onder het spoor door
•
herinrichten fietsenstallingen
Variant 6, verdiepte ligging SOMA en Enka In deze variant worden de sporen aan weerszijden van het station verlaagd aangelegd om gelijkvloerse kruisingen op deze locaties middels een viaduct beter inpasbaar te maken. Uitgangspunten •
het alignement van het spoor aan de westzijde van het station richting SOMA wordt tussen km 73.5 (Keesomstraat) en km 75.0 aangepast
•
de maximale verlaging wordt ter plaatse van het midden van het SOMA terrein bereikt
•
het alignement van het spoor aan de oostzijde van het station richting Enka wordt tussen km 75,7 en km 77,1 aangepast
•
de sporen layout en functionaliteit blijft gelijk
43
• •
wissels 1:9 worden vervangen door wissels 1:15 het alignement is geschikt voor geschikt voor 160 km/h (normwaarde) en 200 km/h (uitzonderingswaarde) voor die delen die vernieuwd worden
•
bouwen in twee fases waarbij gebruik wordt gemaakt van een tijdelijke hulpbaan
•
ter plaatse van het SOMA terrein bij (km 74,2) komt een viaduct voor langzaam verkeer en hulpdiensten
•
de stationsstraat wordt hersteld als interwijk verbinding voor langzaam verkeer en uitgevoerd als een 14 brede tunnel met stijgpunten naar het perron
•
bouw nieuw station met voorzieningen op nieuwe locatie, inclusief stationstunnel
•
oostzijde huidig perron (km 75,7) en km 77,1
•
viaduct voor langzaam verkeer ter hoogte van Enka poort
•
spooralignement
•
huidige bovenleiding systeem
•
geen extra tractievoorzieningen zijn voorzien
•
geluidsmaatregelen bestaande uit een 2 meter hoog geluidsscherm, globaal tussen km 73,5 en 74,1 alsmede km 74,4 en 75,0 en een 1 meter hoog scherm tussen km 74,1 en km 74,4.
•
2 sporen tussen km 73,5 en 75,0; 4 / 5 sporen tussen km 75,0 en 76,3; 2 sporen tussen km 76,3 en 77,1
Variant 7, totale alignementsoptimalisatie incl. verdiepte ligging SOMA en Enka In deze variant worden de sporen aan weerszijden van het station verlaagd aangelegd om gelijkvloerse kruisingen op deze locaties middels een viaduct beter inpasbaar te maken en worden de sporen in het stationsgebied geoptimaliseerd zodat deze voldoen aan de thans vigerende ontwerpvoorschriften.
Uitgangspunten •
alle punten als genoemd in variant 6
•
vernieuwen perronsporen en helling aanpassen zodat deze voldoen aan OVS
•
de huidige goederenwachtsporen worden enigszins verlengd zodat over het gehele perron sprake is van 4 (5) sporigheid.
•
vernieuwen eilandperron en zijperron
Toelichting op de kosten In onderstaande tabel is een overzicht van de kosten opgenomen.
44
Spoor
Variant 2
Variant 5
Variant 6
Variant 7
Verlaging SOMA
nvt
nvt
15.5
15.5
Verlaging ENKA
nvt
nvt
20.5
20.5
Verdieping Stationsgebied
97
nvt
nvt
nvt
Aanpassing Stationsgebied
nvt
nvt
nvt
19.5
97.0
0.0
36.0
55.5
Subtotaal Spoorkunstwerken
Bak verdiepte ligging
105
nvt
nvt
nvt
105
0.0
0.0
0.0
Viaduct
nvt
nvt
5
5
Tunnel
8
8
nvt
nvt
0.33
nvt
nvt
nvt
nvt
14
14
14
0.33
nvt
nvt
nvt 0
Subtotaal Kruisingen met het wegverkeer
Ter plaatste van het SOMA terrein Ter plaatste van de Stationweg
Bakkruising Tunnel
Ter plaatse van de Klinkerbergerweg Ter plaatse van Enka
Bakkruising Tunnel
nvt
0
0
Viaduct
nvt
nvt
5
5
0.33
nvt
nvt
nvt
Bakkruising Subtotaal Station
9.0
22.0
24.0
24.0
13.5
18
18
18
Perrons
4
nvt
nvt
4
Stationspasserelle
4
4
nvt
nvt
Stationstunnel
nvt
nvt
14.5
14.5
Fietsstallingen
9.5
9.5
9.5
9.5 46.0
Stationsgebouw
Subtotaal
31.0
31.5
42.0
SOMA gebied
nvt
nvt
3
3
Stationsgebied
1
1.5
1.5
1.5
1.0
1.5
4.5
4.5
2
2
2
2
Subtotaal
2.0
2.0
2.0
2.0
TOTAAL
245
57
109
132
Geluid
Subtotaal Overige inpassing
Diversen
45
De kosten voor variant 2 en 5 zijn overgenomen uit de rapportage van Arcadis1. Nadere toelichting op de kostenposten voor variant 6: Post
Investerings-kosten pp 2008
Toelichten
Spoor
SOMA zijde: EUR 15.5 mio
Totaal 3000 m spoor nieuw met gelijke layout met 1:15 overloop en tijdelijke situatie 3000 m spoor; er is een raming gemaakt gebruik maken van de zelfde kosten uitgangspunten als in voornoemd Arcadis rapport.
Enka zijde: EUR 20.5 mio
Totaal 4500 m spoor nieuw met gelijke layout met 3 intakwissels 1:15 en dubbele overloop en tijdelijke situatie 2600 m spoor; er is een raming gemaakt gebruik maken van de zelfde kosten uitgangspunten als in voornoemd Arcadis rapport.
Kunstwerken in het spoor
nvt
nvt
Kruisende infra
SOMA: EUR 5 mio
Engineers estimate
Stationsweg: EUR 14 mio
Overgenomen uit Arcadis maaiveld variant; de kosten van de stijgpunten (trappen) naar de perrons zaten in de Arcadis raming in de post voor het stationsgebouw en zijn nu hierin opgenomen.
Enka: EUR 5 mio
engineers estimate, gelijk aan de inschatting voor kosten van het viaduct bij SOMA
Gebouw en omliggende entourage: EUR 18 mio
Overgenomen uit Arcadis maaiveld variant, vermeerderd met kosten voor commerciële ruimten (500 m^2), verminderd met de stijgpunten bij de Stationsweg
Stationstunnel: EUR 14,5 mio
ingeschat op basis van de kosten voor de Stationstraat verminderd met de stijgpunten, deze zitten in de post voor het stationsgebouw, vermeerderd met afbouw
Fietsenstallingen: EUR 9,5 mio
overgenomen uit Arcadis maaiveld variant
Geluid
EUR 4,5 mio
Geluidsvoorzieningen in gebied naar SOMA en ter plaatse van het station
Overige inpassing
EUR 2 mio
overgenomen uit Arcadis maaiveld variant
TOTAAL
EUR 109 mio
Station
1) Ede verdiept, quick scan; 121222/EA6/0N5/000208/sfo; 24 mei 2006
46
Nadere toelichting op de kostenposten voor variant 7: De kosten voor variant 7 zijn gelijk aan die voor variant 6 vermeerderd met: Post
Investerings-kosten pp 2008
Toelichten
Spoor
stationsgebied: EUR 19.5 mio
Spoorlengte gelijk gesteld aan variant 2 (5425 m) inclusief 7 wissels; de layout blijft ongewijzigd, wel kleine verlenging goederenwachtsporen; vanwege de beperkte hoogteaanpassingen en aansluiting faseringsstappen SOMA en ENKA zijn er geen separate faseringsstapen meegenomen, wel is rekening gehouden met faseringstoeslag. Er is een raming gemaakt gebruik maken van de zelfde kosten uitgangspunten als in voornoemd Arcadis rapport.
Station
perrons: EUR 4 mio
Aanpassen hoogte van de huidige perrons; voor kosten aangehouden volledige sloop en nieuwbouw van perrons; kosten overgenomen uit voornoemd Arcadis rapport, vermeerderd met een klein percentage voor aanpassing aan perronkapkolommen.
Voor een eventuele monumentale stationskap is een globale schatting gemaakt voor de kosten op basis van een geschatte afmeting van 400 * 70 meter. De kosten zijn gerefereerd aan de kosten voor de overkapping van het busperron aan de IJ zijde van Amsterdam Centraal. Deze kostenopgaaf betreft een grove indicatie. Post
Investerings-kosten pp 2008
Toelichten
Kosten stationskap
EUR 55 mio
Grote glazenkap, afmetingen 400*70 meter; engineers estimate o.b.v. ontwerpschets aan de hand van Movares IJsei project (kap over nieuw busperron bij Amsterdam)
Kosten stationskap, alternatief
EUR 30 mio
Engineers estimate o.b.v. ontwerpschets aan de hand van bij Movares IJsei project gerealiseerde besparingen tov oorspronkelijk ontwerp (optimalisatie vormen en gebruik Freeformglass®)
Additioneel:
47
48
Bijlage 3: Verhaallijn ontwerpproces
49
50
a spoorzone Ede stedenbouwkundige studie spoorse doorsnijdingen 30 november 2007.
spoorse doorsnijdingen, huidige situatie. De spoorlijn door Ede loopt als een ruimtelijke en functionele barrière door de stad. De aan de noord- en zuidzijde ervan gelegen gebieden hebben weinig verbindingen met elkaar en de verbindingen die er zijn worden als problematisch ervaren. De twee gelijkvloerse kruisingen met de Hakselseweg en de Kerkweg zijn gevaarlijke plekken. Ze liggen op de doorgaande fietsroutes, o.a voor de schoolgaande jeugd van Ede. Ook de tunnels van de Stationsweg en de Klinkenbergerweg (de Albertstunnel) zijn voor langzaam verkeer geen comfortabele en overzichtelijke onderdoorgangen van de spoorlijn. Verder aan de oostzijde van de stad, voorbij de kazerneterreinen en de ENKA, ligt nog een gelijkvloerse oversteek van het spoor. Deze overgang verbindt de aan weerszijden gelegen natuurgebieden. Kazerneterreinen station aan noordzijde van het spoor ENKA-terrein Albertstunnel
Hakselseweg
Kerkweg
Sijselt
probleemstelling spoorzone. Naast het spoor wordt ook de Klinkenbergerweg als barrière ervaren. Deze weg was lange tijd de oostgrens van de stad. Voorbij de Klinkenbergerweg liggen de kazernes welke niet of zeer beperkt toegankelijk zijn voor de bewoners Ede. De gebieden rondom de kruising tussen spoor en Klinkenbergerweg oriënteren zich niet op het spoor of de weg maar zijn nadrukkelijk op zichzelf en op de aanliggende wijk gericht. Dit wordt wellicht nog het best geïllustreerd door het feit dat het station EdeWageningen, de Mauritskazerne en het ENKA-terrein niet zichtbaar zijn vanaf de Klinkenbergerweg, een voor Ede belangrijke structuurlijn. De lange hellingen en de daarbij behorende taluds van de Albertstunnel zijn hier debet aan.
ruimtelijke karakteristiek van de kwadranten rond de Albertstunnel
Albertstunnel
Masterplan Ede-Oost. In het Masterplan wordt de verdiepte ligging van het spoor als oplossing geponeerd om de problematiek van de spoorse doorsnijding van de stedelijke structuur op te lossen. De Kerkweg en Hakselseweg transformeren in een ongelijkvloerse kruising over het verdiepte spoor heen. De oversteek voor langzaam verkeer wordt hiermee veilig en overzichtelijk. Tevens wordt door de verdieping de visuele barrière tussen de overliggende wijken weggenomen en kan de geluidsbelasting afnemen. De Stationsweg en Klinkenbergerweg komen op het maaiveld te liggen. Het busstation én de hoofdingang van het NS-station Ede-Wageningen krijgen een promi-
nente ligging aan de oostzijde langs de Klinkenbergerweg. De positie van het busstation aan de zuidzijde van de spoorlijn optimaliseert de openbaar vervoersverbinding naar Wageningen en Bennekom. Het station wordt goed zichtbaar, krijgt een adres langs de Parklane, de belangrijkste structuurlijn aan de oostzijde van de stad. Dit duidelijke adres voor heel Ede en de 'brugpositie' tussen de twee ontwikkelingslocaties Mauritskazerne en ENKA-terrein geven het station een sleutelpositie in de herstructurering van Edeoost. Tot slot maakt de verdiepte ligging een ongelijkvloerse verbinding mogelijk die ENKA en de Mauritskazerne oostelijk van het station met elkaar verbindt.
essentiële onderdelen van het Masterplan. In het proces van planuitwerking werd gaandeweg duidelijk dat de maatschappelijke haalbaarheid van het volledig dan wel gedeeltelijk verdiepen van het spoor geen haalbare optie is. In de afgelopen maand is er vanuit dit besef opnieuw gestudeerd op andere mogelijkheden om de problematiek van de spoorse doorsnijding van Ede op te lossen. In deze ontwerpstudie stond, net als in het masterplan, het oplossen van de volgende stedenbouwkundige problematiek centraal.
- de gelijkvloerse spoorwegovergang van de Kerkweg en de Hakselseweg (SoMa-terrein); - de continuïteit van langzaam verkeer en de bereikbaarheid van het station over de Stationsweg; - het verplaatsen van het bus-station en de hoofdentree NS-station naar het zuid-oostkwadrant langs de Klinkenbergerweg. - een goede oversteek voor langzaam verkeer tussen Mauritskazerne en ENKAterrein.
Kazerneterreinen station aan noordzijde van het spoor Albertstunnel Hakselseweg
ENKA-terrein
Kerkweg
Sijselt
huidige situatie spoorzone
Stationsweg
Albertstunnel en station
SoMa-terrein ENKA en kazerneterreine
essentiële onderdelen
Albertstunnel Als eerste is gezocht naar een alternatief ter plaatse van de Albertstunnel. In plaats van het opheffen van de tunnel als uitgangspunt te kiezen, is gezocht naar mogelijkheden voor het verplaatsen en zichtbaar maken van het station met handhaving van de bestaande Albertstunnel. Aanhakend op de bestaande hoogteverschillen van het maaiveld en het huidige fietspad van de Albertstunnel is het mogelijk een gelijkvloerse verbinding tussen het NS-station, busstation en aan de noordzijde gelegen Kazernepark te maken. Deze verbinding gaat onder in plaats van over het spoor en verbindt ruimtelijk de twee ontwikkelingsgebieden Mauritskazerne en ENKA-terrein. Door het verbreden van de Albertstunnel naar het oosten wordt het station gekoppeld aan de Klinkenbergerweg en geeft het automobilisten en fietsers ruim zicht op de te ontwikkelen gebieden. Stationlocatie, ENKA en Maurits kazerne worden zo ruimtelijk met elkaar verbonden en krijgen een nieuw adres aan de Parklane.
huidige situatie
spoortunnel met oversteek volgens Masterplan
doorzicht
doorzicht
brede onderdoorgang onder spoor door bij maaiveldligging van het spoor
trein- en busstation op de nieuwe lokatie. Het nieuwe busstationsplein loopt over in een brede onderdoorgang onder het spoor, de nieuwe stationshal. In deze ruime en licht uit te voeren onderdoorgang zitten de opgangen naar de sporen, de loketten en de entree naar een ruime fietsenstalling onder de sporen. Daarnaast kunnen voorzieningen voor de reizigers zoals een kleine last-minute-supermarkt en andere stationsvoorzieningen een plek krijgen tussen het fietspad van de Albertstunnel en de stationsonderdoorgang. Ruime sparingen in het plafond, gekoppeld aan de opgangen naar de perrons, moeten zorgen voor een goede daglicht toetreding in deze nieuwe tunnel. De stationshal kan s’ avonds afgesloten worden. Het huidige fietspad blijft de doorgaande route voor langzaam verkeer.
De glazen voorzieningengebouwtjes onder het spoor en naast het doorgaande fietspad zullen zodanig moeten worden uitgevoerd dat ze bijdragen aan de nieuwe ruimtelijkheid van de Albertstunnel en moeten de doorzichten vanuit de Albertstunnel naar het busplein en het nieuwe Kazernepark zo min mogelijk hinderen. Een nieuwe stationskap geeft het intercitystation een adres en een nieuw gezicht aan de Parklaan. De kap overspant de afstand tussen de Stationsstraat en de nieuwe stationshal. Op deze wijze overbrugt de kap de perrons vanaf de perronopgangen die verbonden zijn aan de vernieuwde langzaam verkeerstunnel in het verlengde van de Stationsstraat en de perronopgangen verbonden met de nieuwe stationshal.
optimalisatie van het vertikale spooralignement. Voor de ligging van het spoorbed is gezocht naar een optimale diepte, om de oversteekbaarheid ter plaatse van het SOMA terrein en ten oosten van het station ter plaatse van de voormalige ENKA- poort zo optimaal mogelijk te kunnen bedienen. Optimalisatie van dit vertikale spooralingnement geeft bij ENKA- en SoMa-terrein de mogelijkheid het spoor maximaal 1,40 meter dieper aan te leggen dan nu het geval is.
Hakselseweg Soma
kerkweg
stationsweg Alberttunnel/ station Enka
21.60+ NAP
17.40+ NAP 16.30+ NAP 15.50+ NAP
bestaande hoogteligging spoor
nieuwe hoogteligging spoor
oversteek Mauritskazerne en ENKA-terrein. De oversteek voor langzaam verkeer tussen ENKA en Mauritskazerne profiteert komend vanaf de Mauritskazerne van een aanzienlijk hoogteverschil tussen het ENKA-terrein en de Mauritskazerne. Dit hoogteverschil resulteert samen met de verdieping van het spoor in de mogelijkheid om gelijkvloers over te steken richting ENKA-terrein. Het hoogteverschil moet echter aan de ENKA- zijde worden overbrugd middels hellingbanen. Deze zullen voor fietsers comfortabel moeten zijn en aansluiting moeten geven op de langzaam verkeersroute door het voormalige ENKA- complex. Verkennende studies maken duidelijk dat dit mogelijk is.
Kop Parkweg Het niet verdiepen van het spoor heeft gevolgen voor de ontwikkeling van de Kop Parkweg. Voor dit kwadrant zijn in het voorjaar van 2007 stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld, die uitgaan van een volledig verdiepte ligging van het spoor. De mogelijke verandering van verdiepte ligging naar maaiveldligging betekenen dat op deze plek moet worden nagedacht over goede geluidsafschermende maatregelen.
gevolgen voor huidige plannen Kop Parkweg?
oversteek SoMa-terrein De optimalisatie van het vertikale spooralingnement maakt bij het SoMa-terrein, het gebied tussen de Hakselseweg en de Kerkweg, een maximale verdieping ten opzichte van de huidige situatie mogelijk van ongeveer 1,30 meter. Dit betekent dat er, bij een ongelijkvloerse kruising rekening moet worden gehouden met hellingbanen, die voor fietsers nog comfortabel te beklimmen moeten zijn. Hier kan, bij een bovengrondse oversteek, op twee manieren in worden voorzien. De eerste is een kruispunt voor langzaam verkeer boven het spoor, model 'vlinder'. Hier komen de hellingen parallel aan het spoor te liggen, als onderdeel opgenomen in een akoestisch landschap dat de spoorbaan visueel afschermt van de aangrenzende gebieden. Op deze manier is het mogelijk om zowel langzaam verkeer van Hakselseweg en de Kerkweg als fietsers die parallel aan het spoor de kruising benaderen te bedienen.
ligging bestaand spoor tpv SoMa-terrein
gewijzigde hoogteligging spoor tpv SoMa-terrein
De andere manier is om een haaks op het spoor gelegen viaduct voor langzaam verkeer te maken. In verband met de benodigde hellingen is de enige plek hiervoor midden tussen Hakselseweg en Kerkweg. Een dergelijk viaduct doorsnijdt de beide te ontwikkelen locaties aan beide zijden van het spoor. Nadere studie zal uitsluitsel moeten geven over de meest optimale integratie van de langzaam verkeer verbinding en de ontwikkelingskansen van de locaties aan beide zijden van het spoor.
oversteek SOMA, 'vlinder'
oversteek SOMA, haaks
colofon. ontwerp Palmboom & van den Bout, Stedenbouwkundigen bv Jaap van den Bout, Marcel van der Meijs (projectleider), Moniaue Mooij.
in opdracht van. Gemeente Ede,
51