Aanpak rijden onder invloed drugs Impactanalyse Wijziging Wegenverkeerswet 1994
Significant B.V. Thorbeckelaan 91 3771 ED Barneveld T 0342 40 52 40
Ministerie van Veiligheid en Justitie Barneveld, 8 februari 2011 Referentie: THe/bv/10.179 Versie: 1.0
KvK 39081506
[email protected] www.significant.nl
Auteur(s): V.A.M. Drost MSc, drs. T. Heijmen MPIM, dr. J. Reitsma, drs. ir. W.A. Stapel (ministerie van Veiligheid en Justitie)
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Managementsamenvatting
7
1.
Inleiding
15
1.1
Achtergrond
15
1.2
Vraagstelling
16
1.3
Aanpak
16
1.4
2.
17
1.5
Onderzoeksverantwoording
18
1.6
Reikwijdte
19
1.7
Leeswijzer
20
Werking van het wetsvoorstel
21
2.1
Werking van de wet
21
2.1.1
Samenvatting werking van de wet conform Memorie van Toelichting
21
2.1.2
Conceptuele beschrijving van de werking van het wetsvoorstel
2.2 3.
Gebruikte methoden: ‘systeemdynamica’ en ‘group model building’
Beleidslogica
Beschrijving van het simulatiemodel 3.1
27
Van verzoek tot medewerking aan vooronderzoek tot en met bloedafname
3.2
22
24
27
Van bloedafname tot en met melding van de uitslag van de bloedanalyse aan verdachte en het insturen van het proces-verbaal
3.3
Van insturen van proces-verbaal tot en met verwerking van zaak door OM, ZM en CJIB
4.
29
Gegevens, aannames, scenario’s en varianten op scenario 1
31
4.1
Gegevens en belangrijke aannames
31
4.2
Scenario’s
32
4.2.1
Scenario 1: capaciteit NFI gemaximeerd
32
4.2.2
Scenario 2: altijd een agent beschikbaar voor afnemen van vooronderzoek
4.2.3
4.3
32
Scenario 3: capaciteit NFI gemaximeerd en altijd een agent beschikbaar
33
Varianten op scenario 1
33
4.3.1
Variant a: fluctuatie in afgenomen vooronderzoeken
33
4.3.2
Variant b: gevoeligheidsanalyse op percentage positieve vooronderzoeken
4.3.3
33
Variant c: niet-feitgecodeerd afdoen van positieve bloedanalyses door het NFI
Inhoudsopgave
28
34
4.3.4
Variant d: altijd psychomotorische test, ook bij positieve speekseltest
34
4.3.5
Variant e: Leereffect en sanctie-effect (kwalitatief)
34
Pagina
2 van 74
5.
Resultaten scenario's
35
5.1
Scenario 1: capaciteit NFI gemaximeerd
35
5.1.1
Politie
36
5.1.2
NFI
39
5.1.3
OM
40
5.1.4
ZM
42
5.1.5
CJIB
43
5.2
5.3
6.
Scenario 2: altijd een agent beschikbaar voor afnemen van vooronderzoek
45
5.2.1
Politie
46
5.2.2
NFI
47
5.2.3
OM
48
5.2.4
ZM
49
5.2.5
CJIB
49
Scenario 3: capaciteit NFI gemaximeerd en altijd een agent beschikbaar
49
5.3.1
Politie
51
5.3.2
NFI
52
5.3.3
OM
52
5.3.4
ZM
53
5.3.5
CJIB
53
Resultaten varianten op scenario 1
55
6.1
Variant a: fluctuatie in afgenomen vooronderzoeken
55
6.2
Variant b: gevoeligheidsanalyse op percentage positieve vooronderzoeken
6.3
6.4 6.5 7.
Inhoudsopgave
56
Variant c: niet-feitgecodeerd afdoen van positieve vooronderzoeken
58
6.3.1
OM
58
6.3.2
ZM
59
6.3.3
CJIB
60
Variant d: altijd psychomotorische test, ook bij positieve speekseltest
61
Variant e: Leereffect en sanctie-effect (kwalitatief)
62
Aanbevelingen
63
7.1
Keuzes over wijze en schaal van implementatie
63
7.2
Pilots om meer duidelijkheid omtrent parameters te verkrijgen
63
7.3
Gefaseerd starten met werken conform de wet
63
7.4
Monitoren en indien nodig bijstellen
64
A.
Expertgroep
B.
Views van het simulatiemodel
C.
Invoer simulatiemodel
D.
Lijst met monitorvariabelen
Pagina
3 van 74
Inhoudsopgave
Pagina
4 van 74
Voorwoord 01
Voor u ligt het eindrapport van de ‘Impactanalyse aanpak rijden onder invloed van drugs,
wijziging van de Wegenverkeerswet 1994’. Het rapport is het eindverslag van het onderzoek dat Significant in samenwerking met het projectteam SMS van de directie Instrumentatie Rechtspleging en Rechtshandhaving (DIRR) van het ministerie van Veiligheid en Justitie in de periode september tot en met december 2010 heeft uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
02
Het onderzoek was gericht op het op voorhand ramen van de impact van de aanpak van rijden
onder invloed van drugs en/of medicijnen conform het voorstel van wet zoals dat ter consultatie aan de betrokken ketenpartners is voorgelegd.
03
Dit rapport is in samenspraak met vertegenwoordigers van de belangrijkste ketenpartners
opgesteld. Deze organisaties waren vertegenwoordigd in een expertgroep.
04
Op deze plaats willen wij iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan dit onderzoek - in het
bijzonder de leden van de expertgroep - hartelijk danken voor hun positieve en constructieve bijdragen aan het onderzoek en de totstandkoming van dit rapport. Namens het projectteam, Twan Heijmen, projectleider Significant B.V.
Voorwoord
Pagina
5 van 74
Voorwoord
Pagina
6 van 74
Managementsamenvatting Inleiding 05
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat bepaalde drugs en medicijnen de rijvaardigheid in
meer of mindere mate negatief beïnvloeden. Ook blijkt een belangrijk deel van de bij een verkeersongeval gewond geraakte bestuurders drugs te hebben gebruikt. De overheid wil het aantal verkeersslachtoffers als gevolg van het rijden onder invloed van bepaalde drugs en/of medicijnen (hierna: psychoactieve stoffen) verminderen. Om dat doel te bereiken is het van belang dat politie en justitie het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen adequaat kunnen aanpakken.
06
Voor een aantal ketenpartners uit de strafrechtsketen heeft de implementatie van het
wetsvoorstel een uitbreiding en/of aanpassing van hun werkzaamheden tot gevolg. Voor een goede implementatie van het wetsvoorstel, is het van belang voor ieder van de ketenpartners om zicht te krijgen op de organisatorische consequenties van het wetsvoorstel en gevolgen voor de werklast, zowel in aantal zaken als in tijdsbesteding.
Onderzoeksopzet Vraagstelling en aanpak
07
De onderzoeksvragen die in dit rapport worden beantwoord, zijn:
1.
Wat zijn, kwalitatief beschouwd, de gevolgen van de invoering van het wetsvoorstel in termen van doelbereiking: hoe verandert (volgens de beleidslogica) het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen als gevolg van de implementatie van het wetsvoorstel?
2.
Hoe verandert de werklast in aantal zaken voor de betreffende organisaties in de strafrechtsketen als gevolg van de implementatie van het wetsvoorstel?
3.
Hoe verandert de werklast in tijdsbesteding voor de betreffende organisaties in de strafrechtsketen als gevolg van de implementatie van het wetsvoorstel?
08
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is een simulatiemodel ontwikkeld met behulp van
de methoden systeemdynamica en group model building. In het onderzoek zijn de volgende stappen gezet: 1.
De impactanalyse is voorbereid door een documentstudie, het samenstellen en informeren van de expertgroep (door de opdrachtgever) en het plannen van de expertsessies;
2.
Er is een interviewronde gehouden waarbij vertegenwoordigers van alle ketenpartners (politie, Openbaar Ministerie (OM), Zittende Magistratuur (ZM), Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)) zijn geïnterviewd;
3.
Op basis van de documentstudie en de eerste interviewronde is een conceptuele modelstructuur opgesteld. Nog openstaande vragen zijn geïnventariseerd. Op basis van de conceptuele modelstructuur is een conceptlijst met gegevensvragen opgesteld;
4.
In een 1e expertsessie is de conceptuele modelstructuur getoetst en aangepast. Ook de conceptlijst met gegevensvragen is besproken met de verschillende ketenpartners;
Managementsamenvatting
Pagina
7 van 74
5.
In nauw overleg met de verschillende ketenpartners is vervolgens het simulatiemodel ontwikkeld en zijn de benodigde gegevens verzameld. Voor variabelen waarover geen gegevens bekend zijn, zijn door de onderzoekers in nauw overleg met de experts aannames gedaan op basis van vergelijkbare referentiegegevens;
6.
In een 2e expertsessie zijn de aannames en de in het model verwerkte gegevens getoetst. Tevens zijn enkele scenario’s vastgesteld die leidend zijn bij de berekeningen;
7.
Er is een definitief simulatiemodel ontwikkeld en de scenario’s zijn doorgerekend;
8.
De resultaten zijn voorgelegd en besproken in een 3e expertsessie;
9.
Tot slot zijn de resultaten vastgelegd in voorliggende rapportage. De rapportage is, voordat deze definitief is opgeleverd, aan de leden van de expertgroep voorgelegd. De op- en aanmerkingen van de leden van de expertgroep zijn verwerkt in het definitieve rapport.
Gebruikte methoden: ‘systeemdynamica’ en ‘group model building’
09
Het model is gebouwd met hulp van een expertgroep (bestaande uit inhoudelijke deskundigen),
waarbij het model in een aantal opeenvolgende sessies gestalte krijgt. Centraal aspect van de aanpak is het ontwikkelen van een (reken)model in een interactief en iteratief modelbouwproces. Door de afzonderlijke inbreng en verschillende visies op het betreffende vraagstuk met elkaar te bespreken, ontstaat een gedeeld beeld en een gevalideerd model.
10
De term Group Model Building refereert aan de wijze waarop tot een causaal model of
rekenmodel gekomen wordt. De kern van Group Model Building is dat de inhoud van het rekenmodel wordt gebouwd in nauw overleg met een expertgroep, waarin experts uit de verschillende organisaties zijn opgenomen die in workshops de relevante factoren en hun onderlinge samenhang in kaart brengen (zowel conceptueel als rekenkundig). Onderzoeksverantwoording
11
Voor beantwoording van onderzoeksvragen is nauw samengewerkt met de expertgroep. De
expertgroep heeft het wetsvoorstel en de memorie van toelichting verder toegelicht en heeft de impact op de eigen organisatie toegelicht. Verder heeft de expertgroep de conceptuele modellen en het simulatiemodel dat de onderzoekers hebben opgeleverd getoetst (en waar nodig bijgesteld). In de conceptuele modellen en in het simulatiemodel is dus zowel de kennis uit documenten als de kennis van de leden van de expertgroep opgenomen.
12
Het simulatiemodel is gevuld met gegevens die zijn aangeleverd door leden van de
expertgroep of hun organisaties. Daar waar gegevens ontbraken, zijn aannames gegaan. Al deze gegevens en aannames zijn besproken met de expertgroep.
13
Het simulatiemodel is gevalideerd door de expertgroep, zowel de structuur als de resultaten die
eruit volgen. Enkele cruciale parameters bleken (ten tijde van het uitvoeren van de impactanalyse) zeer lastig of niet in te schatten. Door een aantal scenario’s en varianten uit te werken voor de meest cruciale parameters, bleek het toch mogelijk een impact te berekenen. De keuzes in de diverse scenario’s bepalen sterk de resultaten.
Managementsamenvatting
Pagina
8 van 74
14
Het is belangrijk te realiseren dat deze impactanalyse in een vroeg stadium in het
wetgevingtraject is uitgevoerd en dat dit consequenties heeft voor de nauwkeurigheid en diepgang van de analyse. Dat betekent dat de exacte werking van de wet en de wijze waarop de wet geïmplementeerd wordt nog niet volledig bekend zijn en mogelijk nog kunnen wijzigen. Daarom is er in deze impactanalyse een zeer eenvoudig implementatiescenario gehanteerd en is de reikwijdte beperkt.
Resultaten Beleidslogica
15
De beleidslogica beschrijft kwalitatief de gevolgen van de invoering van het wetsvoorstel in
termen van doelbereiking. Het doel dat met het voorstel van de wet beoogd wordt, zoals geformuleerd in memorie van toelichting, is ‘de aanpak van het rijden onder invloed van drugs te verbeteren’ (pagina 1, Memorie van Toelichting).
16
De legitimatie van het na te streven doel is (conform de Memorie van Toelichting):
‘Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat bepaalde drugs de rijvaardigheid in meer of mindere mate negatief beïnvloeden. Onderzoek [….] heeft uitgewezen dat in Rotterdamse ziekenhuizen 5% van de gewonde bestuurders drugs had gebruikt. Bij later onderzoek in het politiedistrict Tilburg bleek bijna 20% van de gewonde autobestuurders positief bevonden op het gebruik van drugs. Om dit aantal te verminderen is het van belang dat politie en justitie het gebruik van drugs in het verkeer adequaat aanpakken en dat zij daartoe een toereikend instrumentarium voorhanden hebben’.
17
Daarmee lijkt het doel, zoals geformuleerd in de Memorie van Toelichting, niet het einddoel
maar een tussendoel. Het einddoel lijkt het verminderen van het aantal verkeersongevallen en/of slachtoffers (gewonden en doden) te zijn.
18
Het middel waarvan het voorstel van wet gebruikmaakt is ‘bestraffen’, door gebruik van
psychoactieve stoffen in het verkeer strafbaar te stellen en de strafbaarstelling te handhaven. De repressieve aanpak in het voorstel van wet heeft invloed op diverse niveaus, namelijk: een algemeen afschrikkende werking, een specifiek afschrikkende werking en een sanctie-effect. Scenario’s en varianten
19
Voor een cruciale parameter bleek het voor de expertgroep niet mogelijk een inschatting te
geven. Het simulatiemodel is echter erg gevoelig voor deze parameter. Het gaat om de vraag hoeveel personen het verzoek krijgen mee te werken aan een vooronderzoek. Om toch een impact te kunnen berekenen is deze variabele in een aantal scenario’s uitgewerkt.
20
Verder gaf de expertgroep aan dat zij onzeker was over de inschatting van een aantal
parameters of dat de praktijk, waarop de parameter zich richt, niet snel aan te passen is. Voor deze parameters is een aantal varianten uitgewerkt.
Managementsamenvatting
Pagina
9 van 74
Scenario’s
21
De verandering in werklast voor de betrokken organisaties in de strafrechtsketen door
implementatie van het wetsvoorstel is in een aantal scenario’s doorgerekend. De verschillende scenario’s sluiten aan bij de beelden die verschillende ketenpartijen hebben over (de omvang van) de te verwachten werklast en/of werkwijze en daarmee samenhangende keuzes. De scenario’s zijn: 1.
Scenario 1: de capaciteit van het NFI wordt gemaximeerd op 100 bloedanalyses per week;
2.
Scenario 2: bij ieder korps is altijd een agent beschikbaar voor afnemen van vooronderzoeken;
3.
Scenario 3: de capaciteit NFI wordt gemaximeerd op 100 bloedanalyses per week en er is bij ieder korps altijd een agent beschikbaar voor het afnemen van een vooronderzoek.
22
Hieronder staat per scenario het aantal zaken per jaar dat iedere organisatie te verwerken krijgt
en de tijdsbesteding weergegeven (met uitzondering voor de ZM en CJIB, daarvoor zijn geen tijdsbestedingen berekend. Reden daarvoor is dat de ZM eigen tijdsbestedingsberekeningen maakt en dat het CJIB productgefinancierd wordt). 1.
Scenario 1: de capaciteit van het NFI wordt gemaximeerd op 100 bloedanalyses per week.
Scenario 1: aantal zaken per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Vooronderzoeken door politie
3,9
5,9
5,9
5,9
5,9
Bloedanalyses door het NFI
3,4
5,2
5,2
5,2
5,2
Zaken naar OM
1,8
3,1
3,1
3,2
3,2
1,0
2,1
2,2
2,2
2,3
2,9
5,4
5,5
5,6
5,6
Dagvaardingen naar ZM Geldboetes naar het CJIB Tabel M1: Aantal zaken per jaar scenario 1 Scenario 1: tijdsbesteding per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Vooronderzoeken door politie
12,3
14,9
14,9
14,9
14,9
Bloedanalyses door het NFI
15,6
23,9
23,9
23,9
23,9
Zaken naar OM
5,8
12,7
13,1
13,4
13,5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Dagvaardingen naar ZM Geldboetes naar het CJIB Tabel M2: Tijdsbesteding per jaar scenario 1
2.
Scenario 2: bij ieder korps is altijd een agent beschikbaar voor afnemen van vooronderzoeken.
Scenario 2: aantal zaken per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Vooronderzoeken door politie
3,9
9,5
12,8
13,1
13,1
Bloedanalyses door het NFI
3,2
7,8
10,6
10,8
10,8
Zaken naar OM
1,7
4,5
6,4
6,7
6,8
Dagvaardingen naar ZM
0,9
2,9
4,4
4,7
4,8
2,6
7,7
11,0
11,6
11,7
Geldboetes naar het CJIB Tabel M3: Aantal zaken per jaar scenario 2
Managementsamenvatting
Pagina
10 van 74
Scenario 2: tijdsbesteding per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Vooronderzoeken door politie
12,4
24,9
31,4
31,3
31,3
Bloedanalyses door het NFI
9,6
23,8
32,4
33,1
33,1
Zaken naar OM
5,3
17,4
26,1
28,1
28,5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Dagvaardingen naar ZM Geldboetes naar het CJIB Tabel M4: Tijdsbesteding per jaar scenario 2
10. Scenario 3: de capaciteit NFI wordt gemaximeerd op 100 bloedanalyses per week en er is bij ieder korps altijd een agent beschikbaar voor het afnemen van een vooronderzoek.
Scenario 3: aantal zaken per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Vooronderzoeken door politie
1,7
4,2
5,7
5,9
5,9
Bloedanalyses door het NFI
1,5
3,7
5,1
5,2
5,2
Zaken naar OM
0,8
2,1
3,0
3,2
3,2
Dagvaardingen naar ZM
0,4
1,4
2,0
2,2
2,2
1,3
3,6
5,3
5,5
5,6
2012
2013
2014
2015
2016
Vooronderzoeken door politie
8,0
14,0
16,5
16,2
16,2
Bloedanalyses door het NFI
6,9
17,1
23,4
23,9
23,9
Zaken naar OM
2,5
8,2
12,2
13,2
13,4
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Geldboetes naar het CJIB Tabel M5: Aantal zaken per jaar scenario 3 Scenario 3: tijdsbesteding per jaar (x 1000)
Dagvaardingen naar ZM Geldboetes naar het CJIB Tabel M6: Tijdsbesteding per jaar scenario 3 Varianten
23
In een aantal varianten op scenario 1 is de verandering in werklast voor de betrokken
organisaties in de strafrechtsketen door implementatie van het wetsvoorstel doorgerekend. Dit zijn: 1.
Een (kleine) fluctuatie in het aantal afgenomen vooronderzoeken gedurende het jaar.
2.
In deze variant is een kleine fluctuatie (- 5% tot + 5%) in de afname van vooronderzoeken gedurende het jaar gesimuleerd. De fluctuatie in instroom leidt er toe dat de instroom soms hoger is dan de verwerkingscapaciteit bij het NFI voor het opwerken en analyseren van de bloedmonsters. Hierdoor ontstaat een tijdelijke werkvoorraad, die op momenten met een wat lagere instroom van bloedmonsters weggewerkt moet worden. Om werkvoorraden en wachttijden door fluctuatie in de instroom te beperken, is het raadzaam een kleine overcapaciteit aan te houden bij het NFI;
3.
Een gevoeligheidsanalyse op het percentage positieve vooronderzoeken. Het percentage van de bestuurders dat een positieve uitslag krijgt bij een vooronderzoek is een belangrijke veronderstelling in het simulatiemodel. De gevoeligheidsanalyse laat zien hoe het percentage positieve vooronderzoeken van invloed is op de schattingen. In de gevoeligheidsanalyse varieert de instroom bij het NFI van 4,7 tot 5,5 duizend per jaar.
Managementsamenvatting
Pagina
11 van 74
De verwerkingscapaciteit van het NFI is echter niet onbegrensd. In het model is uitgegaan van een verwerkingscapaciteit van maximaal 5200 bloedmonsters per jaar. Een grotere instroom zou dus na de implementatiefase tot een oplopende werkvoorraad voor het NFI leiden. Om werkvoorraden en wachttijden te voorkomen, is het raadzaam een overcapaciteit aan te houden bij het NFI; 4.
Niet-feitgecodeerd afdoen door het CJIB van positieve vooronderzoeken, waardoor alle zaken in eerste instantie bij het OM terecht komen. Het (CV)OM heeft de wens uitgesproken een deel van de positieve bloedanalyses door het NFI (namelijk de uitslagen die vallen onder art 8 lid 5 WVW) feitgecodeerd af te willen doen. Deze variant simuleert de gevolgen indien dat niet mogelijk blijkt en alle zaken door politie in eerste instantie naar het (CV)OM worden gezonden. Hierdoor neemt de werklast voor het OM aanzienlijk toe, voor het ZM neemt de werklast licht toe en voor het CJIB neemt de werklast licht af;
5.
De politie voert altijd een psychomotorische test uit, ook wanneer de uitslag van de speekseltest positief is. In de scenario’s wordt alleen een psychomotorische test uitgevoerd wanneer er ondanks een negatieve speekseltest toch sprake is van verdenking van gebruik van psychoactieve stoffen. Deze variant gaat ervan uit dat er altijd een psychomotorische test wordt uitgevoerd, ook na een positieve speekseltest. Wanneer bestuurders standaard ook worden verzocht mee te werken aan een psychomotorische test leidt dit tot een gewijzigde belasting voor de politie doordat het aantal psychomotorische testen ongeveer drie keer zo hoog is;
6.
Een kwalitatieve beschrijving van het leereffect in het selecteren van personen die verzocht worden mee te werken aan het vooronderzoek en wat het effect van de sanctie is op het aantal deelnemers aan het verkeer onder invloed van psychoactieve stoffen. Bij de afname van vooronderzoeken zal zich vermoedelijk een leereffect voordoen. Naarmate agenten meer ervaring krijgen met vooronderzoeken, zullen ze beter kunnen inschatten voor welke bestuurders een vooronderzoek zinvol is. Gelet op het geringe aantal afnames van vooronderzoeken per agent, zal het leereffect niet heel groot zijn.
24
De controle op en bestraffing van rijden onder invloed van psychoactieve stoffen zal
vermoedelijk ook invloed hebben op het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen. Wanneer iemand bestraft is voor rijden onder invloed van psychoactieve stoffen, zal deze persoon mogelijk minder snel opnieuw aan het verkeer deelnemen na het gebruik van psychoactieve stoffen. Daarnaast gaat van de bestraffing een waarschuwende werking uit naar de omgeving van de bestrafte. De schaal waarop dit effect op kan treden is sterk afhankelijk van de schaal waarop politie (samen met de rest van de keten) op handhaving van het wetsvoorstel inzet.
Aanbevelingen 25
Aan deze impactanalyse kunnen (nog) geen conclusies verbonden worden, behalve dat er nog
keuzes gemaakt moeten worden over de wijze en schaal waarop dit wetsvoorstel - als het eenmaal wet is - moet worden geïmplementeerd.
Managementsamenvatting
Pagina
12 van 74
De keuzes hebben vooral betrekking op het afwegen van de inzet tegen de opbrengsten (de opbrengsten en de afweging zijn geen onderdeel van deze impactanalyse). Zowel de inzet als de opbrengsten zijn niet zuiver financieel. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met korte en lange termijn effecten.
26
Zoals uit de impactanalyse blijkt, zijn er nog veel onzekerheden over de omvang van diverse
parameters. Gelet op onzekerheden in parameters is het raadzaam om voor invoering van de wet een aantal pilots uit te voeren waarin gewerkt wordt conform het wetsvoorstel. Op deze wijze kan meer zekerheid over de cruciale/onzekere parameters worden verkregen, zodat - door hernieuwde inzet van het simulatiemodel - een meer verfijnde raming van de impact op de ketenpartners gemaakt kan worden.
27
Om grip te houden op de gevolgen van de wet op de werklast, is het raadzaam gefaseerd te
starten met werken conform de wet. Dan kan het aantal zaken en de tijdsbesteding voor de ketenpartners onder controle worden gehouden. Het is raadzaam om de fasering geleidelijk te laten verlopen.
28
Het is belangrijk de cruciale en/of onzekere parameters, zowel in pilots als in implementatie, te
monitoren en op basis van de nieuwe gegevens de werklastramingen aan te passen. Op deze wijze kan een steeds betere raming van de werklast per ketenpartner worden gemaakt. Mogelijk leidt het scherpere inzicht in de impact van het wetsvoorstel tot (de noodzaak om) keuzes (te maken).
Managementsamenvatting
Pagina
13 van 74
Managementsamenvatting
Pagina
14 van 74
1. Inleiding 29
Het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van
de aanpak van het rijden onder invloed van drugs’ (hierna: wetsvoorstel) heeft als doel het rijden onder invloed van drugs en/of medicijnen die de rijprestatie negatief beïnvloeden te verminderen. In dit rapport wordt een analyse gegeven van de beleidslogica en de te verwachten impact van de wetswijziging op de werklast voor de betrokken organisaties in de strafrechtsketen. In dit inleidende hoofdstuk worden achtereenvolgens de achtergrond van het wetsvoorstel, de vraagstelling van het onderzoek, de gehanteerde aanpak, de onderzoeksverantwoording en de reikwijdte van het onderzoek besproken. Tot slot wordt een leeswijzer gegeven voor dit rapport.
1.1 Achtergrond 30
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat bepaalde drugs en medicijnen de rijvaardigheid in
meer of mindere mate negatief beïnvloeden. Verder blijkt een belangrijk deel van de bij een verkeersongeval gewond geraakte bestuurders drugs te hebben gebruikt1. De overheid wil het aantal verkeersslachtoffers als gevolg van het rijden onder invloed van bepaalde drugs en/of medicijnen (hierna: psychoactieve stoffen) verminderen. Om dat doel te bereiken is het van belang dat politie en justitie het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen adequaat kunnen aanpakken. Daarvoor introduceert het wetsvoorstel een tweetal instrumenten, namelijk: a.
Aan opsporingsambtenaren (bedoeld in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering) wordt de bevoegdheid toegekend om bestuurders die onder invloed van psychoactieve stoffen lijken zijn, te dwingen mee te werken aan een voorselectie. Deze voorselectie bestaat uit de analyse van speeksel door middel van een speekseltester en/of een test van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfunctie2. Indien de speekseltest of het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfunctie (hierna: psychomotorisch onderzoek) positief is, wordt bloed van de verdachte afgenomen. De resultaten van de daaropvolgende bloedanalyse door het Nederlands Forensische Instituut (NFI) gelden als bewijsmiddel;
b.
Opname van een afzonderlijke strafbaarstelling voor het rijden onder invloed van bepaalde psychoactieve stoffen(analoog aan de strafbaarstelling van het rijden onder invloed van alcohol) in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (art 8 WVW).
31
Voor een aantal ketenpartners uit de strafrechtsketen heeft de implementatie van het
wetsvoorstel een uitbreiding en/of aanpassing van hun werkzaamheden tot gevolg: a.
De politie krijgt de taak de speekseltest en/of het psychomotorisch onderzoek uit te voeren, de bloedafname te organiseren, en vervolg te geven aan de uitslag van deze testen;
1
‘Rijden onder invloed van drugs en geneesmiddelen’, SWOV, 2009, Leidschendam.
2
De huidige generatie speekseltesters kan echter niet alle psychoactieve stoffen meten, waardoor een
psychomotorische test nodig is in het geval de speekseltest geen uitslag geeft en toch het vermoeden van drugs- en/of medicijngebruik blijft bestaan. Tevens is er discussie of een psychomotorische test noodzakelijk is om veroordeling onder art 8 lid 1 van de WVW mogelijk te maken.
1. Inleiding
Pagina
15 van 74
b.
Het NFI krijgt de taak de bloedmonsters te analyseren op een zestigtal stoffen die de rijvaardigheid negatief kunnen beïnvloeden;
c.
Het Openbaar Ministerie (OM) krijgt zaken ter beoordeling aangeleverd van de politie (eventueel na tussenkomst van het CJIB) wanneer er sprake is van een positieve bloedtest of een weigering van het vooronderzoek bij verdenking van gebruik van psychoactieve stoffen. Het OM beslist om al dan niet tot afdoening of dagvaarding over te gaan;
d.
De Zittende Magistratuur (ZM) is betrokken in die gevallen waarbij het OM besluit de betreffende bestuurder te dagvaarden of wanneer tegen een strafbeschikking verzet is aangetekend door de bestrafte;
e.
Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) is belast met de inning van opgelegde boetes bij strafbeschikking, WAHV-sanctie en per vonnis.
32
Voor een goede implementatie van het wetsvoorstel, is het van belang voor ieder van de
ketenpartners om zicht te krijgen op de organisatorische consequenties van het wetsvoorstel en gevolgen voor de werklast, zowel in aantal zaken als in tijdsbesteding.
1.2 Vraagstelling 33
De onderzoeksvragen die in dit rapport worden beantwoord, zijn:
a.
Wat zijn, kwalitatief beschouwd, de gevolgen van de invoering van het wetsvoorstel in termen van doelbereiking: hoe verandert (volgens de beleidslogica) het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen als gevolg van de implementatie van het wetsvoorstel?
b.
Hoe verandert de werklast in aantal zaken voor de betreffende organisaties in de strafrechtsketen als gevolg van de implementatie van het wetsvoorstel?
c.
Hoe verandert de werklast in tijdsbesteding voor de betreffende organisaties in de strafrechtsketen als gevolg van de implementatie van het wetsvoorstel?
1.3 Aanpak 34
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is een simulatiemodel ontwikkeld met behulp van
de methoden systeemdynamica en group model building. In het onderzoek zijn de volgende stappen gezet: a.
De impactanalyse is voorbereid door een documentstudie, het samenstellen en informeren van de expertgroep (door de opdrachtgever) en het plannen van de expertsessies;
b.
Er is een interviewronde gehouden waarbij vertegenwoordigers van alle ketenpartners (politie, OM, ZM, NFI en CJIB) zijn geïnterviewd;
c.
Op basis van de documentstudie en de eerste interviewronde is een conceptuele modelstructuur opgesteld. Nog openstaande vragen zijn geïnventariseerd. Op basis van de conceptuele modelstructuur is een conceptlijst met gegevensvragen opgesteld;
d.
In een 1e expertsessie is de conceptuele modelstructuur getoetst en aangepast. Ook de
e.
In nauw overleg met de verschillende ketenpartners is vervolgens het simulatiemodel
conceptlijst met gegevensvragen is besproken met de verschillende ketenpartners; ontwikkeld en zijn de benodigde gegevens verzameld. Voor variabelen waarover geen
1. Inleiding
Pagina
16 van 74
gegevens bekend zijn, zijn door de onderzoekers in nauw overleg met de experts aannames gedaan op basis van vergelijkbare referentiegegevens; f.
In een 2e expertsessie zijn de aannames en de in het model verwerkte gegevens getoetst. Tevens zijn enkele scenario’s vastgesteld die leidend zijn bij de berekeningen;
g.
Er is een definitief simulatiemodel ontwikkeld en de scenario’s zijn doorgerekend;
h.
De resultaten zijn voorgelegd en besproken in een 3e expertsessie;
i.
Tot slot zijn de resultaten vastgelegd in voorliggende rapportage. De rapportage is, voordat deze definitief is opgeleverd, aan de leden van de expertgroep voorgelegd. De op- en aanmerkingen van de leden van de expertgroep zijn verwerkt in het definitieve rapport.
1.4 Gebruikte methoden: ‘systeemdynamica’ en ‘group model building’ 35
Het model wordt gebouwd met hulp van een expertgroep (bestaande uit inhoudelijke
deskundigen), waarbij het model in een aantal opeenvolgende sessies gestalte krijgt. Centraal aspect van de aanpak is het ontwikkelen van een (simulatie)model in een interactief en iteratief modelbouwproces (zie figuur 1).
Plenaire bijeenkomsten Plenaire bijeenkomsten Expertgroep Expertgroep
Verwerken input in (conceptueel/reken) model
Inzicht Kwaliteit Transparantie
Verwerken input in (conceptueel/reken) model
Draagvlak
Plenaire bijeenkomsten Sessies met Expertgroep ketenorganisaties
Figuur 1:
36
Aanpak group model building
Door de afzonderlijke inbreng en verschillende visies op het betreffende vraagstuk met elkaar
te bespreken, ontstaat een gedeeld beeld en een gevalideerd model.
37
Een model geeft inzicht in complexe vraagstukken door deze uiteen te rafelen in ketens van
oorzaak en gevolg. Op deze manier wordt de onderliggende structuur - met zijn mechanismen en onderlinge afhankelijkheden - zichtbaar, die verantwoordelijk is voor het gedrag in de tijd.
38
Systeemdynamica is een geschikte methode om toe te passen wanneer effecten in de tijd,
causale verbanden (dempend of versterkend), en/of moeilijk kwantificeerbare effecten aan de orde zijn en vormt een van de instrumenten die in een ex ante beleidsevaluatie toegepast worden. Hoewel systeemdynamica een sterke wiskundige basis heeft, vergt bestudering van complexe stelsels zelf geen wiskundige deskundigheid.
1. Inleiding
Pagina
17 van 74
39
Om de kernvraag ’hoe pakt het beleid naar verwachting uit?’ te kunnen beantwoorden, wordt
het ‘probleemgebied’ allereerst in conceptuele diagrammen (ketens van oorzaak en gevolg) weergegeven, die in een volgend stadium worden omgezet in modelstructuur voor een simulatiemodel. Zie voor een voorbeeld van een conceptueel diagram figuur 2. normoverschrijdend gedrag verkeersdeelnemer -
aantal verkeersboetes
situatie afhankelijke mate van naleven verkeersregels +
+ boete moeheid
+ aantal boetes per overtreder
totale boetebedrag
Figuur 2:
40
Onderdeel van een conceptueel diagram (voorbeeld)
De kern van de methode Group Model Building is dat de inhoud van het simulatiemodel wordt
gebouwd in nauw overleg met een expertgroep, waarin experts uit de verschillende organisaties zijn opgenomen die in workshops de relevante factoren en hun onderlinge samenhang in kaart brengen (zowel conceptueel als rekenkundig).
41
Cruciaal onderdeel van het proces is de samenwerking tussen modelbouwers en inhoudelijk
deskundigen. Met deze aanpak is zoveel mogelijk gewaarborgd dat het ontwikkelde instrument (het simulatiemodel), de aannames die worden gemaakt en de resultaten een goede basis vormen voor beantwoording van de vragen nu en bij toekomstig gebruik van het instrument.
1.5 Onderzoeksverantwoording 42
Voor beantwoording van onderzoeksvragen is nauw samengewerkt met de expertgroep. De
expertgroep heeft het wetsvoorstel en de memorie van toelichting verder toegelicht en heeft de impact op de eigen organisatie toegelicht. Verder heeft de expertgroep de conceptuele modellen en het simulatiemodel dat de onderzoekers hebben opgeleverd getoetst (en waar nodig bijgesteld). In de conceptuele modellen en in het simulatiemodel is dus zowel de kennis uit documenten als de kennis van de leden van de expertgroep opgenomen.
43
Het simulatiemodel is gevuld met gegevens die zijn aangeleverd door leden van de
expertgroep of hun organisaties. Daar waar gegevens ontbraken, zijn aannames gegaan. Al deze gegevens en aannames zijn besproken met de expertgroep. In bijlage C is de invoer van het simulatiemodel met bronvermelding opgenomen.
44
Het simulatiemodel is gevalideerd door de expertgroep, zowel de structuur als de resultaten die
eruit volgen. Het is belangrijk te vermelden dat enkele cruciale parameters (ten tijde van het uitvoeren van de impactanalyse) zeer lastig of niet in te schatten bleken. Door een aantal scenario’s (of varianten op scenario’s) uit te werken voor de meest cruciale parameters, bleek het
1. Inleiding
Pagina
18 van 74
toch mogelijk een impact te berekenen. De keuzes in de diverse scenario’s bepalen nogal sterk de resultaten. Met andere woorden: de wijze van implementeren en de waarden van de cruciale variabelen bepalen in sterke mate de werklast in de keten. In de aanbevelingen wordt hier verder op ingegaan.
45
Het is belangrijk te realiseren dat deze impactanalyse in een vroeg stadium in het
wetgevingtraject is uitgevoerd en dat dit consequenties heeft voor de nauwkeurigheid en diepgang van de analyse. Ten tijde van uitvoering van de impactanalyse lag het wetsvoorstel ter consultatie voor aan de betrokken partijen en was deze nog niet door de Raad van State, Tweede Kamer of Eerste Kamer behandeld. Dat betekent dat de exacte werking van de wet en de wijze waarop de wet geïmplementeerd wordt nog niet volledig bekend zijn en mogelijk nog kunnen wijzigen. Wijzigingen in het wetsvoorstel zullen naar verwachting vooral impact hebben op de werkwijze en tijdsbesteding bij politie. Omdat de exacte werking van de wet en de wijze waarop de wet geïmplementeerd wordt nog niet volledig bekend zijn, is er in deze impactanalyse een zeer eenvoudig implementatiescenario gehanteerd en is de reikwijdte beperkt. De belangrijkste punten die niet in de impactanalyse zijn opgenomen zijn: de executie (met uitzondering van de geldboetes) blijft buiten beeld en enkele kleine processtromen. Verder zijn de tijdsramingen eerste inschattingen en zijn de investeringen globale ramingen, die mogelijk niet volledig zijn (zie voor een gedetailleerde beschrijving paragraaf ‘reikwijdte’).
1.6 Reikwijdte 46
Aan de impactanalyse ligt een aantal uitgangspunten ten grondslag, namelijk:
a.
De impactanalyse gaat uit van het wetsvoorstel zoals dat nu voorligt, dus met drempelwaarden
b.
Voor de impactanalyse wordt alleen uitgegaan van meerderjarige verdachten. In de praktijk
voor een aantal in de wet genoemde stoffen; zullen ook minderjarigen aan een vooronderzoek worden onderworpen aangezien zij ook aan het verkeer kunnen deelnemen. Naar verwachting is echter veruit het grootste deel meerderjarig; c.
Alle zaken die vallen onder art 8 lid 5 WVW worden zo veel mogelijk feitgecodeerd afgedaan (tenzij anders vermeld). Dat betekent dat de politie de zaak op gestandaardiseerde wijze (feitgecodeerd) aan het CJIB aanlevert en het CJIB in deze zaken op gestandaardiseerde wijze een boete bij strafbeschikking opmaakt. Indien er een reden is waardoor gestandaardiseerde afhandeling door het CJIB niet mogelijk is, zoals recidive of onbekende woon- /verblijfplaats, dan wordt de zaak als ‘maatwerk’ naar het (CV)OM gezonden;
d.
De art 8 WVW zaken die naar het OM worden gestuurd, worden alle door het CVOM behandeld, met uitzondering van zaken van minderjarigen en combinatieovertredingen en misdrijven met andere wetsartikelen (de minderjarigen zijn niet meegenomen in de impactanalyse);
e.
Urineonderzoek indien bloedafname medisch niet mogelijk is valt buiten de scope, omdat het aantal urineonderzoeken indien bloedafname medisch niet mogelijk is naar verwachting zeer klein is (conform de huidige praktijk);
f.
Bij een verkeersongeval is het mogelijk dat de politie direct overgaat tot bloedafname (dus zonder speekseltest en/of psychomotorische test) indien de verdachte niet in staat is aan
1. Inleiding
Pagina
19 van 74
vooronderzoek mee te werken. Wanneer de verdachte ook niet in staat is zijn wil te verklaren, dan moet eerst de officier van justitie toestemming geven voor de bloedafname. De toestemming van de officier van justitie valt buiten de scope van dit onderzoek; g.
De effecten op het aantal taakstraffen, OBM’s (OBM = Ontzegging Besturen Motorvoertuigen)
h.
De invordering van het rijbewijs valt buiten de scope van dit onderzoek. De expertgroep heeft
en gevangenisstraffen vallen buiten de scope van dit onderzoek; aangegeven geen (noemenswaardige) wijzigingen op dit gebied te verwachten als gevolg van de wetswijziging; i.
De executie van straffen valt buiten de scope van dit onderzoek.
47
Om het simulatiemodel te kunnen laten rekenen zijn gegevens ingevoerd. De ingevoerde
gegevens zijn uitgewerkt in bijlage C.
48
Het simulatiemodel wordt beschreven in dit rapport. Alle zaken die niet zijn gemodelleerd (en
dus niet zijn beschreven in dit rapport) hebben geen invloed op de berekeningen en worden constant verondersteld.
1.7 Leeswijzer 49
In hoofdstuk 2 wordt de werking van het wetsvoorstel beschreven en worden de gevolgen in
termen van doelbereiking kwalitatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het simulatiemodel toegelicht en in hoofdstuk 4 zijn de gebruikte gegevens, aannames, scenario’s en varianten op scenario 1 beschreven.
50
Hoofdstuk 5 beschrijft de resultaten van de scenario’s en in hoofdstuk 6 worden de resultaten
van de varianten op scenario 1 beschreven.
51
Tot slot doen wij in hoofdstuk 7 een aantal aanbevelingen die mogelijk kunnen bijdragen aan
een succesvolle en gecontroleerde implementatie van het voorstel van wet.
1. Inleiding
Pagina
20 van 74
2. Werking van het wetsvoorstel 52
Dit hoofdstuk beschrijft de werking van de wet (conform het voorstel van wet) en de
beleidslogica.
2.1 Werking van de wet 2.1.1
53
Samenvatting werking van de wet conform Memorie van Toelichting
Het wetsvoorstel heeft als doel de aanpak van het rijden onder invloed van psychoactieve
stoffen te verbeteren. Uit onderzoek blijkt, dat bepaalde psychoactieve stoffen de rijvaardigheid negatief beïnvloeden en dat een aanzienlijk deel van de van de gewonde, in het ziekenhuis opgenomen bestuurders drugs heeft gebruikt. Om dit aantal te verminderen is het van belang dat politie en justitie het gebruik van psychoactieve stoffen in het verkeer adequaat aanpakken en dat zij daartoe een toereikend instrumentarium voorhanden hebben. Het instrumentarium zoals in het voorstel van wet is opgenomen bestaat uit: 1.
Verbod op rijden onder invloed van (bepaalde soorten) psychoactieve stoffen;
2.
Verplichte medewerking aan de speekseltest en/of onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties;
3.
Handhaving van het verbod.
54
Ad 1: Er wordt een afzonderlijk verbod op het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen
aan artikel 8 van de WVW toegevoegd. Dit verbod staat in lid 5 van artikel 8 WVW. Het verbod bestaat uit strafbaarstelling van het rijden onder invloed van een aantal specifiek benoemde soorten psychoactieve stoffen boven per AMvB bepaalde drempelwaarden. Van deze psychoactieve stoffen is wetenschappelijk vastgesteld dat zij boven de drempelwaarde de rijprestatie negatief beïnvloeden. Deze AMvB omvat op dit moment een limitatieve lijst van 8 soorten psychoactieve stoffen met drempelwaarden, maar deze lijst kan in de toekomst gewijzigd worden. De vangnetbepaling zoals beschreven in lid 1 van artikel 8 WVW blijft onverminderd van kracht. Voor veroordeling onder het eerste lid moet echter wel aangetoond worden dat de rijprestatie negatief is beïnvloed. Dat is niet nodig voor een veroordeling onder lid 5; daarvoor volstaat een overschrijding van de drempelwaarde.
55
Ad 2: Om eenvoudiger op te kunnen treden tegen deelname aan het verkeer onder invloed van
psychoactieve stoffen, wordt de bestuurder verplicht mee te werken aan een vooronderzoek. Een vooronderzoek bestaat uit een speekseltest en/of een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties. Bij een speekseltest wordt het speeksel in een zogeheten speekseltester geanalyseerd, waarna die aangeeft of er sprake is van gebruik van een of meer soorten psychoactieve stoffen die de speekseltester kan aantonen. Omdat de huidige generatie speekseltesters niet alle typen psychoactieve stoffen kan aantonen, kan een bestuurder vervolgens verplicht worden mee te werken aan een onderzoek van de psychomotorische functies en de oogen spraakfuncties. Met behulp van deze onderzoeken kan achterhaald worden of de bestuurder al dan niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
2. Werking van het wetsvoorstel
Pagina
21 van 74
56
Ad 3: Momenteel controleert politie/(B)OA ((B)OA = (Bijzonder) Opsporingsambtenaar) niet in
eerste instantie op het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen, maar op het rijden onder invloed van alcohol. Indien daaruit geen verdenking volgt, maar de uiterlijke kenmerken van de persoon doen vermoeden dat er mogelijk andere stoffen gebruikt zijn, stapt de politie/(B)OA over op controle van gebruik van psychoactieve stoffen. Naar verwachting verandert deze praktijk niet. Wel zal politie specifiek en steekproefsgewijs op rijden onder invloed van psychoactieve stoffen controleren, zoals in de weekendnachten en/of in de buurt van bepaalde uitgaansgelegenheden.
57
Het bovenstaand instrumentarium heeft tot gevolg dat het hulpmiddel (de speekseltester) en
het wettelijk kader de politie/(B)OA ondersteunt in het constateren en bewijzen van het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen. 2.1.2
58
Conceptuele beschrijving van de werking van het wetsvoorstel
In onderstaande figuren staat de werking van het wetsvoorstel beschreven, zoals beschreven
in de MvT en zoals met de expertgroep is afgestemd. uiterlijke kenmerken of rijgedrag geven geen aanleiding voor verder onderzoek
uiterlijke kenmerken of rijgedrag geven wel aanleiding voor verder onderzoek
Negatieve speekseltest
einde onderzoek: bestuurder is niet onder invloed
onderzoek psyc homotorische functies en oog-en spraakfuncties
bestuurder onder invloed (psyc homotorisch)
vordering (B)OA tot meewerken aan speekseltest
Bestuurder werkt mee aan speekseltest
Bestuurder weigert mee te werken aan speekseltest
Afname speekseltest door (B)OA
Positieve speekseltest
vordering (B)OA tot meewerken bloedonderzoek
Persoon wel staandegehouden onder verdenking onder invloed van drugs en/of medic ijnen
Persoon niet staandegehouden onder verdenking onder invloed van drugs en/of medicijnen
Mulderboete ivm niet meewerken aan speekseltest (177 lid 1 sub a)
Figuur 3:
59
Conceptuele weergave beslisboom voorstel van wet (deel 1)
Het proces start met een ‘vordering van een (B)OA tot medewerking aan een speekseltest’.
Aan deze vordering kan een bestuurder al dan niet meewerken. In het geval van niet meewerken, krijgt de persoon een WAHV-boete indien er geen verdenking is. Indien er wel een verdenking is volgt de vordering tot medewerking aan een bloedonderzoek.
60
Indien de bestuurder wel meewerkt aan het vooronderzoek wordt eerst een speekseltest
afgenomen. Indien de speekseltest positief is (er is een indicatie voor gebruik van psychoactieve stoffen), volgt een vordering tot medewerking aan een bloedonderzoek.
2. Werking van het wetsvoorstel
Pagina
22 van 74
61
Als de speekseltest negatief is, kan (wanneer de uiterlijke kenmerken en/of het rijgedrag
daartoe aanleiding geven) een onderzoek van de psychomotorische functie en de oog- en spraakfunctie worden gedaan. Als het onderzoek naar de psychomotorische functie en de oog- en spraakfunctie positief is, wordt medewerking aan het bloedonderzoek gevorderd.
62
Wanneer de uiterlijke kenmerken en/of het rijgedrag geen aanleiding geven voor verder
onderzoek of de uitslag van het onderzoek van de psychomotorische functie en de oog- en spraakfunctie negatief is, wordt het onderzoek beëindigd en wordt de bestuurder heengezonden. bestuurder niet onder invloed nav bloed- of urineonderzoek Mogelijkheid van tegenonderzoek vordering (B)OA tot meewerken bloedonderzoek
Bestuurder werkt mee aan bloedonderzoek
bloedafname door arts of verpleegkundige ((B)OA erbij)
(drempelwaarde)
onderzoek NFI
Bestuurder werkt mee aan bloedonderzoek na bevel (h)OvJ Bestuurder weigert mee te werken aan het bloedonderzoek
bevel (h)OvJ of aangewezen ambtenaar tot bloedonderzoek
bloedonderzoek niet mogelijk
afstaan urine aan arts of verpleegkundige ((B)OA erbij)
bestuurder onder invloed nav bloed- of urineonderzoek
Bestuurder werkt niet mee aan bloedonderzoek na bevel (h)OvJ
Vervolging nav niet meewerken aan bloedonderzoek. Leidt tot geldboete/hec htenis/OBM (176 lid 3)
Figuur 4:
63
Conceptuele weergave beslisboom voorstel van wet (deel 2)
Wanneer een bestuurder gevorderd is mee te werken aan een bloedonderzoek, kan hij dat
weigeren. Bij weigering zal een bevel van medewerking van de (hoofd)officier van justitie of de ‘aangewezen ambtenaar tot bloedonderzoek’ gevraagd worden. Indien de bestuurder blijft weigeren mee te werken, wordt deze daarvoor geverbaliseerd.
64
Indien de bestuurder meewerkt aan een bloedonderzoek (direct of na een bevel), dan wordt
door een arts of verpleegkundige bloed afgenomen (in aanwezigheid van de (B)OA). Bij een klein deel van de verdachten is bloedonderzoek om medische redenen niet mogelijk. In dat geval zal urineonderzoek worden verricht.
65
Het bloed en de urine worden onderzocht door het NFI. Afhankelijk op grond van welk lid van
de wet het onderzoek wordt uitgevoerd, gelden er wel of geen drempelwaarden. In geval van onderzoek op grond van lid 5 art 8 WVW gelden er drempelwaarden. In geval van onderzoek op grond van lid 1 art 8 WVW moet een toxicoloog van het NFI uitspraak doen of het aangetroffen niveau van (combinatie van) psychoactieve stoffen de rijprestatie al dan niet negatief heeft beïnvloed.
2. Werking van het wetsvoorstel
Pagina
23 van 74
2.2 Beleidslogica 66
Wat zijn de gevolgen van de invoering van het wetsvoorstel in termen van doelbereiking: hoe
verandert (kwalitatief, volgens de beleidslogica) het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen als gevolg van implementatie van het wetsvoorstel? Aan de hand van de Memorie van Toelichting is in paragraaf 2.1 de werking van de wet beschreven. In deze paragraaf wordt deze werking in een bredere context geplaatst.
67
Een beleidstheorie is het geheel aan veronderstellingen die aan het beleid ten grondslag
liggen. Deze mechanismen worden verondersteld te verklaren waarom de beleidsdoelen met de gekozen beleidsmaatregelen bereikt worden. Vaak is de beleidstheorie slechts impliciet beschreven, waardoor reconstructie noodzakelijk is om inzicht te krijgen in de veronderstelde mechanismen. Het gaat daarbij om de vraag wat de oorzaak van het probleem is en hoe het middel dit mechanisme kan bijsturen in de richting van het doel?
68
Het doel dat met het voorstel van de wet beoogd wordt, zoals geformuleerd in memorie van
toelichting, is ‘de aanpak van het rijden onder invloed van drugs te verbeteren’ (pagina 1, Memorie van Toelichting).
69
De legitimatie van het na te streven doel is (conform de Memorie van Toelichting):
‘Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat bepaalde drugs de rijvaardigheid in meer of mindere mate negatief beïnvloeden. Onderzoek uit de midden jaren tachtig van de vorige eeuw heeft uitgewezen dat in Rotterdamse ziekenhuizen 5% van de gewonde bestuurders drugs had gebruikt. Bij later onderzoek in het politiedistrict Tilburg bleek bijna 20% van de gewonde autobestuurders positief bevonden op het gebruik van drugs. Om dit aantal te verminderen is het van belang dat politie en justitie het gebruik van drugs in het verkeer adequaat aanpakken en dat zij daartoe een toereikend instrumentarium voorhanden hebben’.
70
Daarmee lijkt het doel, zoals geformuleerd in de Memorie van Toelichting, niet het einddoel
maar een tussendoel. Het einddoel lijkt het verminderen van het aantal verkeersongevallen en/of slachtoffers (gewonden en doden) te zijn. Het causale diagram dat daarbij hoort is hieronder weergegeven. % verkeersdeelnemers dat psychoactieve stoffen heeft gebruikt +
invloed gebruik van psychoactieve stoffen op kans op verkeersongeval +
aantal verkeersdeelnemers onder invloed van psychoactieve stoffen
+
kans op verkeersongeval
+ + aantal verkeersdeelnemers
Figuur 5:
2. Werking van het wetsvoorstel
+ aantal verkeersongevallen en -slachtoffers
Causaal diagram van het doel van het voorstel van wet
Pagina
24 van 74
71
Er is een direct positief verband tussen het ‘aantal verkeersdeelnemers’ en het ‘aantal
verkeersongevallen en -slachtoffers’. Hoe meer verkeersdeelnemers, hoe meer verkeersongevallen en -slachtoffers. Verder is een deel van de verkeersdeelnemers onder invloed van psychoactieve stoffen. Dat leidt tot een ‘aantal verkeersdeelnemers onder invloed van psychoactieve stoffen’. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat bepaalde psychoactieve stoffen de rijprestatie negatief beïnvloeden (Memorie van Toelichting, pagina 1). Hoe meer verkeersdeelnemers onder invloed van psychoactieve stoffen zijn, hoe groter de kans op een ongeval voor alle verkeersdeelnemers. Het ‘aantal verkeersdeelnemers’ in combinatie met de ‘kans op een verkeersongeval’ leidt tot een ‘aantal verkeersongevallen en -slachtoffers’. 72
Het voorstel van wet grijpt in op het ‘% verkeersdeelnemers dat psychoactieve stoffen heeft
gebruikt’. Er zijn in essentie drie manieren van beïnvloeden: 1.
Belonen van goed gedrag;
2.
Bestraffen van verkeerd gedrag;
3.
Overtuigen om zich goed te gedragen.
Het voorstel van wet maakt gebruik van het ‘bestraffen’, door gebruik van psychoactieve stoffen in het verkeer strafbaar te stellen en de strafbaarstelling te handhaven.
73
1.
De repressieve aanpak in het voorstel van wet heeft invloed op diverse niveaus: Algemeen afschrikkende werking: de ‘algemeen afschrikkende werking’ gaat ervan uit, dat een deel van de verkeersdeelnemers als gevolg van invoering van de wet (en kennisneming daarvan) geen psychoactieve stoffen meer gebruikt indien zij deelneemt aan het verkeer;
2.
Specifiek afschrikkende werking: de ‘specifiek afschrikkende werking’ gaat uit van een afschrikkende werking als gevolg van het feit dat mensen met elkaar praten over dat zijzelf, of personen die zij kennen, gecontroleerd zijn en (in geval van gebruik van psychoactieve stoffen) gestraft zijn;
3.
Sanctie-effect: het sanctie-effect gaat er vanuit dat een deel van verkeersdeelnemers die zijn veroordeeld voor het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen dit niet nogmaals doen.
74
In de figuur hieronder staan de invloeden van de algemeen afschrikkende werking, de specifiek
afschrikkende werking en het sanctie-effect op het ‘% verkeersdeelnemers dat psychoactieve stoffen heeft gebruikt’ uitgewerkt. mate van communiceren vanuit de overheid over de wet
+ algemeen afschrikkende werking
aantal controles
+
specifiek afschrikkende werking +
+ aantal sancties
sanctie-effect +
Figuur 6:
75
-
-
% verkeersdeelnemers - dat psychoactieve stoffen heeft gebruikt
De repressieve aanpak in het voorstel van wet
De omvang van de effecten hoeft niet lineair te zijn en is afhankelijk van de mate waarin over
de wet wordt gecommuniceerd en de mate waarin deze wordt gehandhaafd.
2. Werking van het wetsvoorstel
Pagina
25 van 74
2. Werking van het wetsvoorstel
Pagina
26 van 74
3. Beschrijving van het simulatiemodel 76
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het simulatiemodel. Gezien de omvang van
het model wordt het opgesplitst in drie verschillende onderdelen. Elk onderdeel geeft de essentie weer van een deel van het model. Omwille van de overzichtelijkheid wordt een schets op hoofdlijnen gegeven. Deze onderdelen zijn gelijk aan de ‘views’ in het simulatiemodel, zoals opgenomen in bijlage B. De onderdelen zijn: 1. 2.
Van verzoek tot medewerking aan een vooronderzoek tot en met bloedafname; Van bloedafname tot en met melding van de uitslag van de bloedanalyse aan verdachte en het insturen van het proces-verbaal;
3.
Van insturen van het proces-verbaal tot en met verwerking van de zaak door OM, ZM en CJIB.
3.1 Van verzoek tot medewerking aan vooronderzoek tot en met bloedafname 77
Het proces van verzoek tot medewerking aan een vooronderzoek tot en met eventuele
bloedafname is weergegeven in figuur 7. Er worden drie verschillende aanleidingen onderscheiden voor een verzoek tot medewerking aan een vooronderzoek (speekseltest en/of psychomotorische test), namelijk: 1.
Waarneming van afwijkend rijgedrag;
2.
Verkeerscontrole, waarbij het vermoeden van gebruik van psychoactieve stoffen is ontstaan;
3.
Verkeersongeval, waarbij mogelijk gebruik van psychoactieve stoffen in het spel is;
Een verzoek tot medewerking aan een vooronderzoek kan leiden tot medewerking aan of een weigering van het onderzoek.
Heenzending
Psychomotorische test Waarneming
Verzoek tot medewerking speekseltest
Controle
Uitslag psychomotorische test negatief Uitslag psychomotorische test positief
Negatieve uitslag speekseltest Speekseltest Positieve uitslag speekseltest
Bloedafnames
Ongeluk Wel verdenking
OM
Geen verdenking
WAHV-boete
Weigering verder onderzoek
Figuur 7:
Proces van verzoek tot medewerking aan een vooronderzoek tot en met bloedafname
3. Beschrijving van het simulatiemodel
Pagina
27 van 74
78
Een speekseltester wordt ingezet als voorselectiemiddel om het gebruik van psychoactieve
stoffen vast te stellen. Deze test kan een negatieve uitslag geven (geen sporen van psychoactieve stoffen gevonden) of een positieve uitslag (wel sporen van psychoactieve stoffen gevonden). De huidige generatie speekseltesters is niet in staat alle psychoactieve stoffen te detecteren. Wanneer er een vermoeden van gebruik van psychoactieve stoffen blijft bestaan na een negatieve uitslag van de speekseltest, wordt bij de bestuurder een psychomotorische test afgenomen. Wanneer er geen vermoeden van gebruik van psychoactieve stoffen is, of de psychomotorische test heeft eveneens een negatieve uitslag, dan wordt de bestuurder heengezonden (tenzij de voorselectie op alcohol een vermoeden van alcoholgebruik rechtvaardigt). Bij een positieve uitslag van de speekseltest of de psychomotorische test wordt bloed afgenomen van de bestuurder, tenzij de bestuurder weigert hieraan mee te werken.
79
Wanneer de bestuurder weigert mee te werken aan het vooronderzoek volgt er in het geval er
sprake is van een verdenking van gebruik van psychoactieve stoffen (bijvoorbeeld door waarneming of de uitslag van een afgenomen speekseltest of psychomotorische test) een procesverbaal. Is er geen verdenking (maar enkel een vermoeden) dat de bestuurder psychoactieve stoffen heeft gebruikt, dan volgt een WAHV-boete op grond van het weigeren mee te werken aan het vooronderzoek.
3.2 Van bloedafname tot en met melding van de uitslag van de bloedanalyse aan verdachte en het insturen van het proces-verbaal 80
De bloedafnames en de verwerking daarvan door het NFI worden weergegeven in figuur 8.
Nadat bloed is afgenomen komt het bloedmonster in de voorraad van de politie. De politie zendt de bloedmonsters naar het NFI. Bij het NFI komen de bloedmonsters in de voorraad op te werken materiaal. Eenmaal opgewerkt voor analyse, komen de bloedmonsters in de voorraad te analyseren materiaal. Na analyse volgt de rapportage van het NFI. Daarin staat of de uitslag positief of negatief is. Deze rapportage wordt naar de politie verzonden. De politie stelt de betrokkene op de hoogte van de uitslag (wel/geen psychoactieve stoffen aangetroffen). Is er sprake van een positieve uitslag (wel psychoactieve stoffen aangetroffen), dan wordt een proces-verbaal opgesteld en ingestuurd naar het OM of worden de gegevens elektronisch aan het CJIB aangeleverd3.
Bloedafnames
Figuur 8:
Voorraad bloedmonsters politie
Voorraad op te werken bloedmonsters NFI
Positieve uitslag bloedanalyse
Zaak naar OM / CJIB
Negatieve uitslag bloedanalyse
Melding aan betrokkene
Voorraad te analyseren bloedmonsters NFI
Proces van bloedafname tot en met melding van de uitslag van de bloedanalyse aan betrokkene en het insturen van het proces-verbaal
3
De politie heeft ook de mogelijkheid een proces-verbaal op te maken en in te sturen naar het OM op basis van
een positief psychomotorisch onderzoek als de uitslag van het onderzoek door het NFI negatief is. Deze optie wordt in dit onderzoek niet meegenomen.
3. Beschrijving van het simulatiemodel
Pagina
28 van 74
3.3 Van insturen van proces-verbaal tot en met verwerking van zaak door OM, ZM en CJIB 81
De afhandeling door OM, ZM en CJIB wordt weergegeven in figuur 9. Er zijn diverse wijzen
waarop zaken afgehandeld worden, namelijk: 1.
WAHV-zaken die direct van politie naar het CJIB gaan wegens niet verlenen van medewerking aan het vooronderzoek zonder dat er sprake is van verdenking;
2.
Indien er in het proces-verbaal sprake is van een positieve speekseltest en een positieve bloedanalyse, dan worden de gegevens elektronisch naar het CJIB gestuurd;
3.
Is er sprake van een proces-verbaal op basis van een positieve psychomotorische test en een positieve bloedanalyse, of een weigering van onderzoek terwijl er wel sprake is van verdenking, dan wordt de zaak naar het OM gestuurd.
82
In de afhandeling van zaken heeft het OM een aantal verschillende opties, namelijk:
1.
Opleggen van een sanctie bij strafbeschikking: er zijn drie categorieën strafbeschikkingen opgenomen in het model: a.
Boete bij strafbeschikking. Een boete bij strafbeschikking wordt vervolgens afgehandeld door het CJIB;
b.
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen (OBM)4, en
c.
Overige strafbeschikkingen (waaronder taakstraffen en gedragsinterventies).
De OBM en overige strafbeschikkingen worden in het model als eindstadium beschouwd. 2.
Dagvaarden;
3.
Seponeren: bij een sepot wordt de zaak niet verder behandeld (niet in het simulatiemodel opgenomen. Er wordt door de onderzoekers vanuit gegaan dat dit niet plaats vindt in dit type zaken, aangezien het bewijs rond is).
83
Bij dagvaarding wordt de zaak voorgelegd aan de ZM. De rechter beslist bij vonnis over de
zaak. Dit vonnis kan vrijspraak (inclusief ontslag van alle rechtsvervolging) zijn of een veroordeling (inclusief een schuldigverklaring zonder strafoplegging). Bij de veroordelingen wordt in het model onderscheid gemaakt in geldboete, OBM en overige sancties5. Behelst de sanctie een geldboete, dan wordt deze verder afgehandeld door het CJIB. De overige sancties worden in het model als eindstadium beschouwd.
84
Het CJIB int de geldboetes. Het kan hier gaan om feitgecodeerde zaken die door politie
rechtstreeks aan het CJIB worden aangeleverd, WAHV-boetes als gevolg van niet meewerken aan een vooronderzoek, een boete bij strafbeschikking van het OM, of een geldboete die is opgelegd per vonnis door een rechter.
85
Als verzet wordt aangetekend tegen de strafbeschikking of indien er sprake is van ‘maatwerk’
(o.a. recidive en onbekende woon- /verblijfplaats), wordt de zaak overgedragen aan het OM. Ook wanneer de boete bij strafbeschikking niet wordt betaald, wordt de zaak overgedragen aan het OM.
4
Als het OM een OBM wil opleggen, moet altijd een hoorzitting gehouden worden.
5
Een enkel vonnis kan meerdere sancties omvatten.
3. Beschrijving van het simulatiemodel
Pagina
29 van 74
86
Wanneer de boete wordt betaald, stroomt de zaak uit het systeem. In het geval van het niet
betalen van een WAHV-boete volgt - als de inzet van de dwangmiddelen inname rijbewijs en inbewaringstelling van het voertuig niet tot betaling leidt - in principe gijzeling (hiervoor is een machtiging van de kantonrechter benodigd). Als de door de rechter oplegde boete niet wordt betaald, volgt vervangende hechtenis. Gijzeling en vervangende hechtenis zijn niet opgenomen in het simulatiemodel. Maatwerk / verzet strafbeschikking
Uitstroom
Niet betaalde strafbeschikking CJIB WAHV-boete
Vonnis geldboete
Strafbeschikking geldboete
PV positieve bloedanalyse
OM PV weigering onderzoek met verdenking
Dagvaarding
ZM
Vonnis OBM
Vonnis overig
Vrijspraak
Strafbeschikking OBM
Strafbeschikking overig
Figuur 9:
Proces van insturen van het proces-verbaal tot en met verwerking van de zaak door OM, ZM en CJIB
3. Beschrijving van het simulatiemodel
Pagina
30 van 74
4. Gegevens, aannames, scenario’s en varianten op scenario 1 87
In dit hoofdstuk worden in de eerste paragraaf de gebruikte gegevens en aannames
besproken. Voor parameters waarvoor het niet mogelijk bleek aannames te doen, zijn scenario’s opgesteld. Dit staat beschreven in de tweede paragraaf. Voor parameters waarover veel onzekerheid bestaat of de praktijk waar deze parameter op doelt niet snel aan te passen is, zijn varianten opgesteld. Deze varianten staan beschreven in de derde en laatste paragraaf van dit hoofdstuk.
4.1 Gegevens en belangrijke aannames 88
Voor het inschatten van de parameters van het simulatiemodel wordt gebruikgemaakt van de
onderstaande hiërarchie van informatie: 1.
Gegevens: zo veel mogelijk wordt gebruikgemaakt van gegevens uit databestanden en onderzoeken over het betreffende onderwerp of een vergelijkbaar onderwerp;
2.
Aannames: als er geen of te weinig gegevens beschikbaar zijn, worden door de leden van expertgroep aannames gedaan over de waarde van een bepaalde parameter of worden door de onderzoekers aannames gemaakt die worden getoetst bij de leden van expertgroep;
3.
Scenario’s en/of varianten: indien het niet mogelijk blijkt zinvolle inschattingen te maken voor een bepaalde parameter, wordt er met scenario’s en/of varianten gewerkt. Dan worden er meerdere simulaties uitgevoerd waarbij één of enkele parameters gewijzigd worden. Hiermee wordt inzicht verschaft in de gevoeligheid van het simulatiemodel voor deze parameter en wordt een bandbreedte van de mogelijke gevolgen geschetst.
89
Er is zoveel mogelijk gebruikgemaakt van gegevens die bekend zijn over de aanpak van rijden
onder invloed van psychoactieve stoffen. Daar waar mogelijk is gebruikgemaakt van gegevens uit vergelijkbare trajecten, zoals de aanpak van rijden onder invloed van alcohol, of meer van algemene, maar naar verwachting van de expertgroep vergelijkbare, cijfers, zoals inningspercentages voor boetes opgelegd bij strafbeschikking.
90
Daar waar geen gegevens voorhanden waren of af te leiden zijn uit andere trajecten, zijn
aannames gedaan. Deze aannames zijn gemaakt door de expertgroep of zijn door de onderzoekers gemaakt en getoetst bij de leden van expertgroep. Ook de gevolgen van de aannames op de uitkomsten van berekeningen met het simulatiemodel zijn bij de leden van expertgroep getoetst.
91
Voor een cruciale parameter bleek het voor de expertgroep niet mogelijk een inschatting te
geven voor de waarde van die parameter. Het simulatiemodel is echter erg gevoelig voor deze parameter. Het gaat om de vraag hoeveel personen het verzoek krijgen mee te werken aan een vooronderzoek (in verschillende situaties, namelijk: bij afwijkend weggedrag, bij een locatiegebonden controle en bij een verkeersongeval). Om toch een impact te kunnen berekenen is deze variabele in een aantal scenario’s uitgewerkt. Deze scenario’s staan beschreven in paragraaf 4.2 ‘scenario’s’ en de resultaten staan beschreven in hoofdstuk 5.
4. Gegevens, aannames, scenario’s en varianten op scenario 1
Pagina
31 van 74
92
Verder gaf de expertgroep aan dat zij onzeker was over de inschatting van een aantal
parameters of dat de praktijk, waarop de parameter zich richt, niet snel aan te passen is. Voor deze parameters is een aantal varianten uitgewerkt. Deze varianten staan beschreven in paragraaf 4.3 ‘ varianten op scenario 1’. De resultaten van de simulaties van de varianten staan beschreven in hoofdstuk 6.
93
Tot slot is er een aantal parameters waarover de expertgroep onzeker was, maar waarvoor het
model weinig gevoelig is. Voor deze parameters is geen apart(e) scenario of variant uitgewerkt. Deze variabelen zijn opgenomen in bijlage C zonder bronvermelding.
4.2 Scenario’s 94
De verandering in werklast voor de betrokken organisaties in de strafrechtsketen door
implementatie van het wetsvoorstel is in een aantal scenario’s doorgerekend. Deze scenario’s zijn opgesteld omdat het niet mogelijk bleek een goede inschatting te geven van de parameter hoeveel personen worden verzocht mee te werken aan een vooronderzoek. De verschillende scenario’s sluiten aan bij de beelden die verschillende ketenpartijen hebben over (de omvang van) de te verwachten werklast en/of werkwijze en daarmee samenhangende keuzes. De scenario’s zijn: a.
Scenario 1: de capaciteit van het NFI wordt gemaximeerd op 100 bloedanalyses per week (5200 per jaar);
b.
Scenario 2: bij ieder korps is altijd een agent beschikbaar voor het afnemen van een vooronderzoek;
c.
Scenario 3: de capaciteit NFI wordt gemaximeerd op 100 bloedanalyses per week en er is bij ieder korps altijd een agent beschikbaar voor het afnemen van een vooronderzoek.
4.2.1
95
Scenario 1: capaciteit NFI gemaximeerd
In dit eerste scenario is het uitgangspunt dat de capaciteit van het NFI om bloed te analyseren
maximaal 100 bloedmonsters per week betreft (5200 per jaar). Er is gekozen voor maximaal 100 bloedmonsters per week omdat daar (volgens een eerste globale raming door het NFI) ongeveer het omslagpunt ligt tussen handwerk en overgaan op een robotlijn voor het opwerken van de bloedmonsters. In dit scenario wordt de hoeveelheid zaken die politie aanlevert afgestemd op de maximale capaciteit van het NFI indien het opwerken van een monster handmatig gebeurt. Er wordt vanuit gegaan dat iedere daarvoor opgeleide agent gemiddeld 1 vooronderzoek per week doet. In totaal zijn er dan 110 agenten nodig die opgeleid zijn om vooronderzoeken af te nemen. Dat komt neer op gemiddeld iets meer dan 4 agenten per korps. 4.2.2
96
Scenario 2: altijd een agent beschikbaar voor afnemen van vooronderzoek
Scenario 2 gaat ervan uit dat er in ieder politiekorps altijd een agent beschikbaar is die een
vooronderzoek kan verrichten, 7 dagen per week 24 uur per dag. Om altijd een agent beschikbaar te hebben voor vooronderzoeken zijn er per korps naar schatting ongeveer 10 agenten nodig (rekening houdend met productiviteit en enige flexibiliteit in diensten, planning en vakanties). In totaal zijn er 260 agenten nodig die vooronderzoeken kunnen afnemen. Het gemiddeld aantal
4. Gegevens, aannames, scenario’s en varianten op scenario 1
Pagina
32 van 74
afgenomen vooronderzoeken per agent per week is gelijk aan scenario 1: gemiddeld 1 per week per agent. 4.2.3
97
Scenario 3: capaciteit NFI gemaximeerd en altijd een agent beschikbaar
Scenario 3 is een combinatie van scenario 1 en 2. De capaciteit van het NFI voor het
verwerken van bloedmonsters is maximaal 100 per week en in ieder korps is altijd een agent beschikbaar voor het afnemen van een vooronderzoek. Het aantal verrichtte vooronderzoeken per agent per week ligt in dit scenario een stuk lager, waardoor er in totaal net zo veel vooronderzoeken worden afgenomen als in scenario 1.
4.3 Varianten op scenario 1 98
In een aantal varianten op scenario 1 is de verandering in werklast voor de betrokken
organisaties in de strafrechtsketen door implementatie van het wetsvoorstel doorgerekend, dit zijn: a.
Een (kleine) fluctuatie in het aantal afgenomen vooronderzoeken gedurende het jaar;
b.
Een gevoeligheidsanalyse op het percentage positieve vooronderzoeken;
c.
Niet-feitgecodeerd afdoen door het CJIB van positieve bloedanalyses door het NFI, waardoor alle zaken in eerste instantie bij het OM terecht komen;
d.
De politie voert altijd een psychomotorische test uit, ook wanneer de uitslag van de
e.
Een kwalitatieve beschrijving van het leereffect in het selecteren van personen die het verzoek
speekseltest positief is; krijgen mee te werken aan het vooronderzoek en wat het effect van de sanctie is op het aantal deelnemers aan het verkeer onder invloed van psychoactieve stoffen.
99
Deze varianten zijn opgesteld omdat de expertgroep onzeker was over de inschatting van een
aantal parameters of omdat de praktijk waar deze parameter op doelt niet snel aan te passen is. 4.3.1
100
Variant a: fluctuatie in afgenomen vooronderzoeken
In deze variant is een kleine fluctuatie (- 5% tot + 5%) in de afname van vooronderzoeken
gedurende het jaar gesimuleerd. Een volledig stabiele afname van vooronderzoeken gedurende het jaar (en zelfs gedurende de week, maar dat is in het simulatiemodel niet zichtbaar aangezien de rekeneenheid van het simulatiemodel weken is) is onwaarschijnlijk. Hoe groot de fluctuatie zal zijn, is echter onzeker. In deze variant is uitgegaan -5% tot en met +5% ten opzichte van scenario 1. 4.3.2
101
Variant b: gevoeligheidsanalyse op percentage positieve vooronderzoeken
Het percentage van de bestuurders dat een positieve uitslag krijgt bij een vooronderzoek is een
belangrijke veronderstelling in het simulatiemodel. De gevoeligheidsanalyse laat zien hoe het percentage positieve vooronderzoeken van invloed is op de schattingen. Het percentage van positieve speekseltesten is hiervoor gevarieerd van 60% tot 82,5% en het percentage positieve psychomotorische testen is gevarieerd van 40% tot 60%.
4. Gegevens, aannames, scenario’s en varianten op scenario 1
Pagina
33 van 74
4.3.3
102
Variant c: niet-feitgecodeerd afdoen van positieve bloedanalyses door het NFI
Het (CV)OM heeft de wens uitgesproken een deel van de positieve bloedanalyses door het NFI
(namelijk de uitslagen die vallen onder art 8 lid 5 WVW) feitgecodeerd af te willen doen. Deze variant simuleert de gevolgen indien dat niet mogelijk blijkt en alle zaken door politie in eerste instantie naar het (CV)OM worden gezonden. 4.3.4
103
Variant d: altijd psychomotorische test, ook bij positieve speekseltest
In de scenario’s wordt alleen een psychomotorische test uitgevoerd wanneer er ondanks een
negatieve speekseltest toch sprake is van verdenking van gebruik van psychoactieve stoffen. Deze variant gaat ervan uit dat er altijd een psychomotorische test wordt uitgevoerd, ook na een positieve speekseltest. De reden hiervoor is dat het onzeker is of een veroordeling op grond van art 8 lid 1 WVW mogelijk is enkel op basis van de positieve speekseltest en positieve bloedanalyse door het NFI. Cruciaal voor de veroordeling op grond van art 8 lid 1 WVW is dat de ‘bestuurder niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht’. Het is de vraag of de rechter een positieve speekseltest en een positieve bloedanalyse voldoende acht voor een veroordeling op grond van art 8 lid 1 WVW6.
104
Hierbij moet worden opgemerkt, dat in de regel na een positieve speekseltest en een positieve
bloedanalyse door het NFI in eerste instantie gepoogd zal worden om de verdachte veroordeeld te krijgen op grond van art 8 lid 5 WVW. 4.3.5
Variant e: Leereffect en sanctie-effect (kwalitatief)
105
Deze variant bestaat uit een kwalitatieve beschrijving van twee effecten, namelijk:
a.
Een leereffect in het selecteren van personen aan wie het verzoek wordt gedaan mee te werken aan het vooronderzoek. Naarmate agenten meer ervaring krijgen met vooronderzoeken zullen ze beter kunnen inschatten voor welke bestuurders een vooronderzoek zinvol is;
b.
Een sanctie-effect. Wanneer iemand bestraft wordt voor het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen heeft dat mogelijk een effect op deze persoon, maar mogelijk ook een uitstralingseffect.
6
De politie heeft ook de mogelijkheid een proces-verbaal op te maken en in te sturen naar het OM op basis van
een positief psychomotorisch onderzoek als de uitslag van het onderzoek door het NFI negatief is. Deze optie wordt in dit onderzoek niet meegenomen.
4. Gegevens, aannames, scenario’s en varianten op scenario 1
Pagina
34 van 74
5. Resultaten scenario's 106
De verandering in werklast voor de betrokken organisaties in de strafrechtsketen door
implementatie van het wetsvoorstel is in een aantal scenario’s doorgerekend. In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van drie verschillende scenario’s: a.
Scenario 1: de capaciteit van het NFI wordt gemaximeerd op 100 bloedanalyses per week (5200 per jaar);
b.
Scenario 2: bij ieder korps is altijd een agent beschikbaar voor het afnemen van een
c.
Scenario 3: de capaciteit NFI wordt gemaximeerd op 100 bloedanalyses per week en er is bij
vooronderzoek; ieder korps altijd een agent beschikbaar voor het afnemen van een vooronderzoek.
107
Alle scenario’s zijn gebaseerd op hetzelfde simulatiemodel, dezelfde aannames en dezelfde
invoer met uitzondering van de wijzigingen die zijn benoemd bij een specifiek scenario. De uitgangspunten zijn beschreven in paragraaf 1.6 ‘reikwijdte’, de belangrijkste aannames zijn besproken in paragraaf 4.1 ‘gegevens en belangrijke aannames’ en de invoer staat beschreven in bijlage C.
108
In alle scenario’s wordt uitgegaan van ingang van de wet per 1-1-2012 en een geleidelijke
implementatie. Indien de wet op een later tijdstip in werking treedt, schuiven de resultaten evenredig op in de tijd.
109
De scenario’s zijn voor een groot deel gebaseerd op aannames. In aannames zit per definitie
een onzekerheidsmarge. Het presenteren van exacte resultaten leidt dan tot een schijnnauwkeurigheid. Door de aantallen en tijdsbestedingen af te ronden wordt dat voorkomen.
5.1 Scenario 1: capaciteit NFI gemaximeerd 110
In dit eerste scenario is het uitgangspunt dat de capaciteit van het NFI om bloed te analyseren
maximaal 100 bloedmonsters per week betreft (5200 per jaar). In dit scenario wordt de hoeveelheid zaken die politie aanlevert afgestemd op de maximale capaciteit van het NFI. Dit betekent dat er 110 agenten zijn die vooronderzoeken kunnen verrichten en dat deze agenten gemiddeld 1 vooronderzoek per week doen. Het gemiddeld aantal vooronderzoeken per agent fluctueert niet gedurende de gehele simulatieperiode. Deze onderzoeken zijn verdeeld over 3 categorieën, namelijk waarnemen van onverantwoord weggedrag, locatiegebonden controles en verkeersongevallen. De laatste categorie wordt niet beïnvloed door de scenario’s omdat er vanuit wordt gegaan dat indien er bij een verkeersongeval een vermoeden is van gebruik van psychoactieve stoffen er altijd een vooronderzoek zal plaatsvinden.
111
Het uitgangspunt van een maximum van 100 bloedmonsters dat per week naar het NFI wordt
gestuurd, heeft consequenties voor verschillende andere elementen van het model. Een overzicht van de gehanteerde waarden voor verschillende invoervariabelen in scenario 1 is weergegeven in tabel 1.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
35 van 74
Invoervariabele
Scenario I
Gewenst aantal deskundigen politie (fte)
110
Waarnemingen onverantwoord rijgedrag (per week)
250
% vermoeden gebruik van psychoactieve stoffen (waarneming)
25%
Staande gehouden bestuurders (locatie) (per week)
1731
% alcoholcontrole, andere controle - waarnemingsmoment (locatie)
35%
% vermoeden gebruik van psychoactieve stoffen (locatie)
2%
Capaciteit NFI per week
100
Tabel 1:
Gehanteerde afwijkende invoerwaarden voor scenario 1
De gehanteerde uitgangspunten voor het scenario leiden tezamen met de algemene
112
uitgangspunten voor het simulatiemodel tot de instellingen van het scenario. In de onderstaande figuren en tabellen wordt weergegeven wat het verloop in de tijd is van verschillende belangrijke parameters per ketenpartner. 5.1.1
Politie
Naar aanleiding van een waarneming, een controle op locatie, of een verkeersongeval kan een
113
bestuurder gevraagd worden mee te werken aan een vooronderzoek. Figuur 10 geeft een overzicht van de ontwikkeling van het aantal afgenomen speekseltesten en psychomotorische testen, het aantal bloedafnames en het aantal weigeringen per jaar.
7000 speekseltesten
6000 5000
psychomotorische testen
4000
bloedafnames 3000 2000 1000 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
weigering vooronderzoek (zonder verdenking) weigering vooronderzoek (met verdenking)
Figuur 10: Aantal afgenomen speekseltesten en psychomotorische testen, bloedafnames en weigeringen per jaar.
114
De bloedmonsters worden geanalyseerd door het NFI en de uitslag van de analyse wordt
verwerkt door de politie. Figuur 11 geeft de ontwikkeling weer van het aantal processen-verbaal naar aanleiding van bloedanalyse in termen van aantallen per jaar.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
36 van 74
3500 PV positieve bloedanalyse naar OM
3000 2500
PV positieve bloedanalyse naar CJIB
2000 1500
PV negatieve bloedanalyse naar betrokkene
1000 500 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 11: Aantal processen-verbaal naar aanleiding van bloedanalyse per jaar
115
In tabel 2 zijn de gecumuleerde aantallen voor de politie per jaar voor scenario 1 opgenomen.
De tijdsbesteding per activiteit is weergegeven in tabel 3. In tabel 4 staat wat de combinatie van het aantal activiteiten en de bijbehorende tijdsbesteding per activiteit betekent in uren per jaar.
Aantal politie per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Speekseltesten
3,9
5,9
5,9
5,9
5,9
Psychomotorische testen
1,2
1,8
1,8
1,8
1,8
Bloedafnames
3,5
5,2
5,2
5,2
5,2
Weigering vooronderzoek (zonder verdenking)
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Weigering vooronderzoek (met verdenking)
0,3
0,5
0,5
0,5
0,5
PV positieve bloedanalyse naar OM
0,7
1,1
1,1
1,1
1,1
PV positieve bloedanalyse naar CJIB
2,0
3,3
3,3
3,3
3,3
PV negatieve bloedanalyse naar betrokkene
0,5
0,8
0,8
0,8
0,8
Opleiden agenten
0,1
0,0
0,0
0,0
0,0
Tabel 2:
116
Aantal activiteiten cumulatief per jaar bij de politie
Het aantal ‘weigeringen vooronderzoek (zonder verdenking)’ is zo laag dat door het afronden
het aantal op nul uitkomt. Hetzelfde geldt voor het aantal op te leiden agenten na 20127.
7
In het eerste jaar moeten meer agenten opgeleid worden om op het juiste aantal agenten te komen die
vooronderzoeken kunnen afnemen. Daarna hoeven alleen nog maar agenten opgeleid te worden om voor functiewisseling, bevordering en verloop te compenseren.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
37 van 74
Tijdsbesteding politie per activiteit
Uren
Aanrijdtijd
PM8
Speekseltest
0,25
Psychomotorische test
0,5
Bloedafname
1,0
Afhandeling bloedafname
0,25
Weigering vooronderzoek (zonder verdenking) en WAHV-zaak
0,1
Weigering vooronderzoek (met verdenking) en PV
0,5
PV positieve uitslag bloedanalyse
1,0
PV negatieve uitslag bloedanalyse
0,5
9
Opleiding per agent Tabel 3:
26,0
Tijdsbesteding per activiteit in uren bij de politie
Tijdsbesteding politie per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Speekseltesten
1,0
1,5
1,5
1,5
1,5
Psychomotorische testen
0,6
0,9
0,9
0,9
0,9
Bloedafnames
4,3
6,5
6,5
6,5
6,5
Weigering vooronderzoek (zonder verdenking)
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Weigering vooronderzoek (met verdenking)
0,2
0,3
0,3
0,3
0,3
PV positieve bloedanalyse naar OM
0,7
1,1
1,1
1,1
1,1
PV positieve bloedanalyse naar CJIB
2,0
3,3
3,3
3,3
3,3
PV negatieve bloedanalyse naar betrokkene
0,2
0,4
0,4
0,4
0,4
Opleiden agenten Totaal - uren (x 1000) Tabel 4:
117
3,3
1,0
1,0
1,0
1,0
12,3
14,9
14,9
14,9
14,9
Tijdsbesteding per activiteit in uren per jaar bij de politie
Daarnaast moeten er speekseltesters aangeschaft worden. De politie schat de kosten van de
speekseltester tussen de € 15,- en € 25,- per afgenomen test. De jaarlijkse kosten voor speekseltesters komen daarmee in de stabiele situatie op € 90.000,- tot € 145.000,- per jaar (afgerond op veelvouden van € 5.000,-). Verder moet bloed afgenomen worden door een arts of ,
verpleegkundige. Daarvoor is een bedrag vastgesteld tussen de € 62,- en € 81,- per afname10 11. De jaarlijkse kosten voor de inzet van een arts of verpleegkundige in de stabiele situatie liggen tussen de € 320.000,- en € 420.000,- (afgerond op veelvouden van € 5.000,-). 8
De aanrijdtijd is sterk afhankelijk van de exacte wijze van implementeren van het wetsvoorstel bij politie. Ten
tijde van uitvoering van de impactanalyse was politie niet in staat een schatting voor deze parameter te maken. 9
Er wordt uitgegaan van een opleiding van 3 dagen van 8 uur, met gemiddeld 1 trainer per groep en een
groepsomvang van 12 personen. Daarom is er per agent, naast 24 uur training, 2 uur bijgeteld voor de trainer. 10
Regeling bloed- en urineonderzoek: “…voor het afnemen van bloed door de arts € 62,- indien het afnemen
geschiedt in de periode van 8.00 uur tot 18.00 uur en € 81,- indien het afnemen geschiedt in de periode 18.00 uur ’s avonds tot 08.00 uur ’s ochtends of in de periode 18.00 uur vrijdagavond tot 08.00 uur maandagochtend”. 11
Politie heeft aangegeven dat in een in 2009 uitgevoerde pilot de artsen de kosten voor het afnemen van bloed
mochten declareren. Het in die pilot gemiddeld gedeclareerde bedrag voor bloedafname was € 350,-.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
38 van 74
5.1.2
NFI
De afgenomen bloedmonsters worden door de politie verstuurd naar het NFI voor opwerking
118
en analyse. Bij het NFI ontstaat daardoor een beperkte werkvoorraad met zeer korte doorlooptijd van op te werken en te analyseren bloedmonsters. De capaciteit bij het NFI is echter precies voldoende om ervoor te zorgen dat het aanbod (handmatig) verwerkt kan worden. Het NFI is dan ook in staat het aantal ontvangen bloedmonsters te verwerken. Figuur 12 laat het verwachte aantal ontvangen bloedmonsters zien en het aantal verwerkte bloedmonsters per type onderzoek (conform art 8 lid 1 WVW en art 8 lid 5 WVW).
6000 5000
Ontvangst en registratie van bloedmonsters
4000
Artikel 8 lid 1 onderzoeken
3000 2000
Artikel 8 lid 5 onderzoeken
1000 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 12: Aantallen ontvangen, opgewerkte en onderzochte bloedmonsters per jaar
119
De analyse van de bloedmonsters kan een positieve en een negatieve uitslag hebben. In het
model is op basis van de bekende gegevens van het NFI uitgegaan van 85% positieve uitslagen12. Alle uitslagen worden teruggemeld aan de politie. In het geval van een positieve uitslag zal de politie de zaak sturen naar het OM (in geval van een art 8 lid 1 WVW zaak) of het CJIB (in geval van een art 8 lid 5 WVW zaak). In tabel 5 zijn de aantallen voor het NFI per jaar voor scenario 1 opgenomen. De tijdsbesteding per activiteit staat in tabel 6. Het totale tijdsbeslag staat weergegeven in tabel 7.
12
Het huidige percentage positieve uitslagen is 88%, het NFI heeft echter aangegeven dat 3% van de huidige
positieve onderzoeken onder de drempelwaarde blijft.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
39 van 74
Aantal NFI per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Ontvangst en registratie van bloedmonsters
3,4
5,2
5,2
5,2
5,2
Opwerken van bloedmonsters
3,4
5,2
5,2
5,2
5,2
Analyse van bloedmonsters
3,4
5,2
5,2
5,2
5,2
Artikel 8 lid 1 onderzoeken
1,1
1,7
1,7
1,7
1,7
Artikel 8 lid 5 onderzoeken
2,3
3,5
3,5
3,5
3,5
Tabel 5:
Aantal activiteiten cumulatief per jaar bij het NFI
Tijdsbesteding NFI per activiteit
Uren
Ontvangst en registratie bloedmonster
0,25
Opwerken bloedmonster
2,5
Analyse bloedmonster
1,0
Rapportage art 8 lid 1 onderzoek
1,5
Rapportage art 8 lid 5 onderzoek
0,17
Administratieve afhandeling rapportage
0,25
Tabel 6:
Tijdsbesteding per activiteit in uren bij het NFI
Tijdsbesteding NFI per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Ontvangst en registratie van bloedmonsters
0,9
1,3
1,3
1,3
1,3
Opwerken van bloedmonsters
8,5
13,0
13,0
13,0
13,0
Analyse van bloedmonsters
3,4
5,2
5,2
5,2
5,2
Artikel 8 lid 1 onderzoeken
1,7
2,5
2,5
2,5
2,5
Artikel 8 lid 5 onderzoeken
0,4
0,6
0,6
0,6
0,6
Administratieve afhandeling en versturen Totaal - uren Tabel 7:
120
0,8
1,3
1,3
1,3
1,3
15,6
23,9
23,9
23,9
23,9
Tijdsbesteding in uren per jaar bij het NFI
Naast tijd die besteed moet worden om de bloedmonsters te analyseren, moet het NFI ook
investeren in apparatuur om de analyses op uit te kunnen voeren. De eerste globale raming van het NFI komt tot een bedrag van ongeveer € 1 miljoen aan investering in apparatuur (zowel hardware als software) en is per jaar voor exploitatie (beheer en onderhoud) ongeveer € 300.000,- tot € 325.000,- nodig. Verder geeft het NFI aan ongeveer 9 maanden nodig te hebben om operationeel te worden. 5.1.3
121
OM
In figuur 13 staat de instroom van zaken per jaar bij het OM weergeven. Het OM behandelt niet
alleen ingekomen processen-verbaal van positieve bloedanalyses, maar ook processen-verbaal van bestuurders die weigeren mee te werken aan het onderzoek. Daarnaast worden vanuit het CJIB zaken met verzet of maatwerk (bijvoorbeeld in geval van een verkeersongeval of recidive) 5. Resultaten scenario’s
Pagina
40 van 74
doorgestuurd naar het OM. Tot slot komen, na enige tijd, zaken met betrekking tot niet betaalde boetes (al dan niet opnieuw) bij het OM terecht.
3500 PV's naar OM
3000 2500
PV's weigerende bestuurders naar OM
2000
Verzet
1500
Maatwerk
1000 Niet betaalde boetes 500 Totaal instroom
0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 13: Instroom van zaken bij het OM per jaar De afhandeling van zaken door het OM wordt weergegeven in figuur 14. Het OM kan een zaak
122
zelf afdoen of een zaak dagvaarden. In het simulatiemodel wordt ervan uitgegaan dat het OM de zaakstroom aan kan en dat er een beperkte werkvoorraad is.
3500 3000 2500 2000
Afdoening door OM Dagvaardingen
1500
Totaal uitstroom 1000 500 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 14: Uitstroom van zaken bij het OM per jaar
123
In tabel 8 zijn de aantallen voor het OM per jaar voor scenario 1 opgenomen. In tabel 9 wordt
de tijdsbesteding per activiteit vermeld. Tabel 10 geeft vervolgens een overzicht van het tijdsbeslag per jaar voor het OM.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
41 van 74
Aantal OM per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
PV's naar OM
0,7
1,1
1,1
1,1
1,1
PV's weigerende bestuurders naar OM
0,3
0,5
0,5
0,5
0,5
Verzet
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
Maatwerk
0,7
1,3
1,3
1,3
1,3
Niet betaalde boetes
0,0
0,0
0,1
0,2
0,2
Totaal instroom
1,8
3,1
3,1
3,2
3,2
Afdoening door OM
0,4
0,9
0,9
1,0
1,0
Waarvan hoorzitting OM (10%)
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Dagvaardingen
1,0
2,1
2,2
2,2
2,3
Bijbehorende rechtszittingen
1,0
2,1
2,2
2,2
2,3
Totaal uitstroom
1,4
3,0
3,1
3,2
3,2
Tabel 8:
Aantal activiteiten cumulatief per jaar bij het OM
Tijdsbesteding OM per activiteit
Uren
Afdoening door OM
2,0
Hoorzitting OM
3,0
Dagvaardingen
2,0
Rechtszittingen
3,0
Tabel 9:
Tijdsbesteding per activiteit in uren bij het OM
Tijdsbesteding OM per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Afdoening door OM
0,8
1,8
1,9
1,9
1,9
Hoorzitting OM
0,1
0,3
0,3
0,3
0,3
Dagvaardingen
1,9
4,2
4,4
4,5
4,5
Rechtszitting
2,9
6,4
6,6
6,7
6,8
Totaal
5,8
12,7
13,1
13,4
13,5
Tabel 10: Tijdsbesteding per activiteit in uren per jaar bij het OM 5.1.4
124
ZM
De instroom bij de ZM is gelijk aan het aantal dagvaardingen door het OM (zie figuur 14). De
uitstroom vindt plaats door vrijspraken en veroordelingen (zie figuur 15). In het model wordt uitgegaan van 95% veroordelingen en 5% vrijspraak. In het simulatiemodel wordt ervan uitgegaan dat de ZM de zaakstroom aan kan en dat er een beperkte werkvoorraad is.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
42 van 74
2500 2000 Dagvaardingen
1500
Veroordelingen 1000
Vrijspraken Totaal uitstroom
500 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 15: Dagvaardingen en uitstroom van zaken bij de ZM per jaar
125
In tabel 11 zijn de aantallen voor de ZM per jaar voor scenario 1 opgenomen. De ZM maakt
zelf de vertaalslag van aantallen per jaar naar tijdsbesteding en/of geld, daarom worden deze aantallen hier verder niet doorgerekend.
Aantal ZM per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Dagvaardingen
1,0
2,1
2,2
2,2
2,3
Veroordelingen
0,8
2,0
2,1
2,1
2,1
Vrijspraken
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Totaal uitstroom
0,8
2,1
2,2
2,2
2,3
Tabel 11: Cumulatieve aantallen per jaar voor de ZM 5.1.5
126
CJIB
Het CJIB handelt de boetes af. In figuur 16 is de instroom aan zaken bij het CJIB per jaar
weergegeven. Het grootste deel van de zaken is direct door de politie (feitgecodeerd) naar het CJIB gezonden. Daarna komt de instroom uit boetevonnissen door de ZM. De instroom van boetes bij strafbeschikking vanuit het OM is beperkt. De instroom van WAHV-zaken is vrijwel nihil.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
43 van 74
6000
Direct na politie af te doen door CJIB
5000 instroom geldboete strafbeschikking
4000
instroom boetevonnis ZM
3000 2000
instroom WAHVboetes weigeren vooronderzoek
1000
Totaal instroom
0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 16: Instroom van zaken bij het CJIB per jaar In figuur 17 is de uitstroom van zaken per jaar na afhandeling door het CJIB weergegeven. Een
127
strafbeschikking kan uitmonden in een inningstraject, als maatwerk naar het OM worden gestuurd, of naar het OM worden gestuurd omdat er verzet is aangetekend tegen de strafbeschikking. Een boetevonnis van de ZM stroomt door naar een Strabis inningstraject. Een WAHV-zaak stroomt door naar een WAHV inningstraject, het aantal WAHV-zaken per jaar is echter gering.
uitstroom naar inningstraject strafbeschikking Maatwerk
6000 5000 4000
Verzet 3000 2000
uitstroom naar inningstraject Strabis
1000
uitstroom naar inningstraject Mulder
0 2012
Totaal uitstroom 2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 17: Uitstroom van zaken bij het CJIB per jaar
128
In tabel 12 zijn de aantallen voor het CJIB per jaar voor scenario 1 opgenomen. Het CJIB werkt
met kostprijzen, daarom worden deze aantallen hier niet verder doorgerekend.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
44 van 74
Aantal CJIB per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
PV politie
2,0
3,3
3,3
3,3
3,3
Geldboete strafbeschikking OM
0,3
0,7
0,8
0,8
0,8
Boetevonnis ZM
0,5
1,4
1,5
1,5
1,5
WAHV-zaak
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Totaal instroom
2,9
5,4
5,5
5,6
5,6
Inningstraject strafbeschikking
1,5
2,6
2,6
2,6
2,7
Maatwerk
0,7
1,3
1,3
1,3
1,3
Verzet
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
Strabis traject
0,5
1,4
1,5
1,5
1,5
WAHV-traject
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Totaal uitstroom
2,7
5,4
5,5
5,6
5,6
Tabel 12: Cumulatieve aantallen zaken per jaar bij het CJIB
5.2 Scenario 2: altijd een agent beschikbaar voor afnemen van vooronderzoek 129
Terwijl het eerste scenario uitgaat van een limiet aan de verwerkingscapaciteit van het NFI,
gaat het tweede scenario er vanuit dat ieder korps 7 dagen per week 24 uur per dag een agent beschikbaar heeft die een vooronderzoek kan en mag uitvoeren. Dat betekent dat in scenario 2 per korps 10 agenten vooronderzoeken kunnen afnemen (ten opzichte van ruim 4 per korps in scenario 1). In beide scenario’s wordt er vanuit gegaan dat een agent gemiddeld 1 vooronderzoek per week afneemt. Het gemiddeld aantal vooronderzoeken per agent fluctueert niet gedurende de gehele simulatieperiode.
130
In tabel 13 staan de in scenario 2 gehanteerde waarden voor de verschillende invoervariabelen
weergegeven. Wanneer in elk korps op ieder moment een agent beschikbaar moet zijn om een vooronderzoek uit te voeren, dan zijn ruim tweemaal zo veel deskundigen nodig als in scenario 1. Deze extra capaciteit zal zich vertalen in hogere aantallen waarnemingen van afwijkend rijgedrag en grotere inzet op vooronderzoeken bij locatiegebonden controles.
Invoervariabele
Scenario II
Gewenst aantal deskundigen politie (fte)
260
Waarnemingen onverantwoord rijgedrag (per week)
500
% vermoeden gebruik van psychoactieve stoffen (waarneming)
35%
Staande gehouden bestuurders (locatie) (per week)
4000
% alcoholcontrole, ander controle - waarnemingsmoment (locatie)
50%
% vermoeden gebruik van psychoactieve stoffen (locatie)
2%
Capaciteit NFI (per week)
208
Tabel 13: Gehanteerde waarden voor scenario 2
131
De permanente beschikbaarheid van deskundigen bij de politie met betrekking tot
vooronderzoeken zorgt voor twee belangrijke verschillen met scenario 1. Ten eerste duurt de 5. Resultaten scenario’s
Pagina
45 van 74
implementatiefase langer doordat er meer deskundigen opgeleid moeten worden (er wordt daarbij uitgegaan van dezelfde opleidingscapaciteit als in scenario 1). Ten tweede worden door het grotere aantal deskundigen ook meer bestuurders verzocht mee te werken aan een vooronderzoek, wat een substantiële toename van het aantal zaken tot gevolg heeft voor zowel de politie als de andere ketenpartners. Figuur 18 geeft een overzicht van de ontwikkeling van het aantal vooronderzoeken per jaar. Deze aantallen zijn ruim tweemaal zo hoog als in scenario 1.
14000 speekseltesten
12000 10000
psychomotorische testen
8000 bloedafnames 6000 weigering vooronderzoek (zonder verdenking) weigering vooronderzoek (met verdenking)
4000 2000 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 18: Aantal speekseltesten, psychomotorische testen en bloedafnames per jaar.
132
Per ketenpartner is hieronder weergegeven wat de implicaties zijn met betrekking tot het
cumulatieve aantal zaken en handelingen per jaar en (indien van toepassing) de tijdsbesteding. 5.2.1
Politie
Aantal politie per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Speekseltesten
3,9
9,5
12,8
13,1
13,1
Psychomotorische testen
1,0
2,5
3,3
3,4
3,4
Bloedafnames
3,2
7,8
10,6
10,8
10,8
Weigering vooronderzoek (zonder verdenking)
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Weigering vooronderzoek (met verdenking)
0,4
0,9
1,2
1,2
1,2
PV positieve bloedanalyse naar OM
0,6
1,6
2,2
2,3
2,3
PV positieve bloedanalyse naar CJIB
1,8
4,8
6,7
6,9
6,9
PV negatieve bloedanalyse naar betrokkene
0,4
1,1
1,6
1,6
1,6
Opleiden agenten
0,2
0,2
0,1
0,1
0,1
Tabel 14: Aantal activiteiten cumulatief per jaar bij de politie
5. Resultaten scenario’s
Pagina
46 van 74
Tijdsbesteding politie per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Speekseltesten
1,0
2,4
3,2
3,3
3,3
Psychomotorische testen
0,5
1,2
1,7
1,7
1,7
Bloedafnames
4,0
9,8
13,2
13,5
13,5
Weigering vooronderzoek (zonder verdenking)
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Weigering vooronderzoek (met verdenking)
0,2
0,4
0,6
0,6
0,6
PV positieve bloedanalyse naar OM
0,6
1,6
2,2
2,3
2,3
PV positieve bloedanalyse naar CJIB
1,8
4,8
6,7
6,9
6,9
PV negatieve bloedanalyse naar betrokkene
0,2
0,6
0,8
0,8
0,8
Opleiden agenten
4,1
4,1
2,9
2,3
2,3
12,4
24,9
31,4
31,3
31,3
Totaal - uren
Tabel 15: Tijdsbesteding per activiteit in uren per jaar bij de politie
133
Daarnaast moeten er speekseltesters aangeschaft worden. De politie schat de kosten van de
speekseltester tussen de € 15,- en € 25,- per afgenomen test. De jaarlijkse kosten voor speekseltesters komen daarmee in de stabiele situatie op € 195.000,- tot € 325.000,- per jaar (afgerond op veelvouden van € 5.000,-). Verder moet bloed afgenomen worden door een arts of 10,11
verpleegkundige. Daarvoor is een bedrag vastgesteld tussen de € 62,- en 81,- per afname
. De
jaarlijkse kosten voor de inzet van een arts of verpleegkundige in de stabiele situatie liggen tussen de € 670.000,- en € 875.000,- (afgerond op veelvouden van € 5.000,-). 5.2.2
NFI
Aantal NFI per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
3,2
7,8
10,6
10,8
10,8
Opwerken van bloedmonsters
3,1
7,8
10,6
10,8
10,8
Analyse van bloedmonsters
3,1
7,8
10,6
10,8
10,8
Artikel 8 lid 1 onderzoeken
0,7
1,7
2,4
2,4
2,4
Artikel 8 lid 5 onderzoeken
2,4
6,0
8,2
8,4
8,4
Ontvangst en registratie van bloedmonsters
Tabel 16: Aantal activiteiten cumulatief per jaar bij het NFI
Tijdsbesteding NFI per activiteit
Uren
Ontvangst en registratie bloedmonster
0,25
Opwerken bloedmonster
1,1
Analyse bloedmonster
1,0
Rapportage art 8 lid 1 onderzoek
1,5
Rapportage art 8 lid 5 onderzoek
0,17
Administratieve afhandeling rapportage
0,25
Tabel 17: Tijdsbesteding per activiteit in uren bij het NFI
5. Resultaten scenario’s
Pagina
47 van 74
Tijdsbesteding NFI per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Ontvangst en registratie van bloedmonsters
0,8
1,9
2,6
2,7
2,7
Opwerken van bloedmonsters
3,4
8,5
11,6
11,9
11,9
Analyse van bloedmonsters
3,1
7,8
10,6
10,8
10,8
Artikel 8 lid 1 onderzoeken
1,0
2,6
3,6
3,6
3,6
Artikel 8 lid 5 onderzoeken
0,4
1,0
1,4
1,4
1,4
Administratieve afhandeling en versturen
0,8
1,9
2,6
2,7
2,7
Totaal - uren
9,6
23,8
32,4
33,1
33,1
Tabel 18: Tijdsbesteding per activiteit in uren per jaar bij het NFI
134
Naast tijd die besteed moet worden om de bloedmonsters te analyseren, moet het NFI ook
investeren in apparatuur om de analyses op uit te kunnen voeren. In dit scenario houdt dit ook een robotlijn in voor het opwerken van de monsters. Het voordeel van de robotlijn is dat de tijd per opgewerkt monster veel korter is, maar ook de kwaliteit is veel constanter. De eerste globale raming van het NFI komt tot een bedrag van ongeveer € 2 miljoen aan investering in apparatuur (zowel hardware als software) en is per jaar voor exploitatie ongeveer € 700.000,- nodig. Verder geeft het NFI aan ongeveer 9 maanden nodig te hebben om operationeel te worden. 5.2.3
OM
Aantal OM per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
PV's naar OM
0,6
1,6
2,2
2,3
2,3
PV's weigerende bestuurders naar OM
0,4
0,9
1,2
1,2
1,2
Verzet
0,1
0,2
0,2
0,3
0,3
Maatwerk
0,7
1,8
2,6
2,7
2,7
Niet betaalde boetes
0,0
0,0
0,1
0,3
0,3
Totaal instroom
1,7
4,5
6,4
6,7
6,8
Afdoening door OM
0,4
1,2
1,9
2,0
2,0
Waarvan hoorzitting OM (10%)
0,0
0,1
0,2
0,2
0,2
Dagvaardingen
0,9
2,9
4,4
4,7
4,8
Bijbehorende rechtszittingen
0,9
2,9
4,4
4,7
4,8
Totaal uitstroom
1,3
4,1
6,2
6,7
6,8
Tabel 19: Aantal activiteiten cumulatief per jaar bij het OM
5. Resultaten scenario’s
Pagina
48 van 74
Tijdsbesteding OM per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Afdoening door OM
0,8
2,5
3,7
4,0
4,1
Hoorzitting OM
0,1
0,4
0,6
0,6
0,6
Dagvaardingen
1,8
5,8
8,7
9,4
9,5
Rechtszitting
2,6
8,7
13,1
14,1
14,3
Totaal
5,3
17,4
26,1
28,1
28,5
Tabel 20: Tijdsbesteding per activiteit in uren per jaar bij het OM 5.2.4
ZM
Aantal ZM per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Dagvaardingen
0,9
2,9
4,4
4,7
4,8
Veroordelingen
0,7
2,6
4,1
4,5
4,5
Vrijspraken
0,0
0,1
0,2
0,2
0,2
Totaal uitstroom
0,7
2,7
4,3
4,7
4,8
2012
2013
2014
2015
2016
PV politie
1,8
4,8
6,7
6,9
6,9
Geldboete strafbeschikking OM
0,3
1,0
1,5
1,6
1,6
Boetevonnis ZM
0,5
1,8
2,8
3,1
3,2
WAHV-zaak
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Totaal instroom
2,6
7,7
11,0
11,6
11,7
Inningstraject strafbeschikking
1,3
3,7
5,3
5,5
5,5
Maatwerk
0,7
1,8
2,6
2,7
2,7
Verzet
0,1
0,2
0,2
0,3
0,3
Strabis traject
0,4
1,8
2,8
3,1
3,2
WAHV-traject
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Totaal uitstroom
2,5
7,5
11,0
11,6
11,7
Tabel 21: Cumulatieve aantallen per jaar bij de ZM 5.2.5
CJIB
Aantal CJIB per jaar (x 1000)
Tabel 22: Cumulatieve aantallen zaken per jaar bij het CJIB
5.3 Scenario 3: capaciteit NFI gemaximeerd en altijd een agent beschikbaar 135
In het scenario 3 worden de uitgangspunten van de eerste twee scenario’s gecombineerd. Het
uitgangspunt is zowel een beperkte capaciteit van het NFI als permanente beschikbaarheid van deskundige agenten. Om te voorkomen dat dit voor het NFI tot een onverwerkbare instroom van
5. Resultaten scenario’s
Pagina
49 van 74
bloedmonsters leidt, is er vanuit gegaan dat de deskundige agenten minder vaak vooronderzoeken afnemen dan in scenario 1 en 2. Het gemiddeld aantal vooronderzoeken per agent fluctueert niet gedurende de gehele simulatieperiode. Een overzicht van de gehanteerde waarden voor verschillende invoervariabelen in scenario 3 is weergeven in tabel 23.
Invoervariabele
Scenario III
Gewenst aantal deskundigen politie (fte)
260
Waarnemingen onverantwoord rijgedrag (per week)
250
% vermoeden gebruik van psychoactieve stoffen (waarneming)
25%
Staande gehouden bestuurders (locatie) (per week)
1731
% alcoholcontrole, ander controle - waarnemingsmoment (locatie)
35%
% vermoeden gebruik van psychoactieve stoffen (locatie)
2%
Capaciteit NFI (per week)
100
Tabel 23: Gehanteerde waarden voor scenario 3 Scenario 3 verschilt van scenario 1 doordat de implementatiefase langer duurt, het grotere
136
aantal deskundigen dient immers eerst te worden opgeleid voordat ze vooronderzoeken kunnen afnemen. Figuur 19 geeft een overzicht van de ontwikkeling van het aantal vooronderzoeken per jaar. De aantallen nemen de eerste jaren geleidelijker toe dan in scenario 1 maar stabiliseren uiteindelijk op een vergelijkbaar niveau.
7000 speekseltesten
6000 5000
psychomotorische testen
4000 bloedafnames 3000 2000 1000 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
weigering vooronderzoek (zonder verdenking) weigering vooronderzoek (met verdenking)
Figuur 19: Aantal speekseltesten, psychomotorische testen en bloedafnames per jaar
137
Per ketenpartner is hieronder in een tabel weergegeven wat de implicaties zijn met betrekking
tot het cumulatieve aantal zaken en handelingen per jaar en (indien van toepassing) de tijdsbesteding.
5. Resultaten scenario’s
Pagina
50 van 74
5.3.1
Politie
Aantal politie per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Speekseltesten
1,7
4,2
5,7
5,9
5,9
Psychomotorische testen
0,5
1,3
1,7
1,8
1,8
Bloedafnames
1,5
3,8
5,1
5,2
5,2
Weigering vooronderzoek (zonder verdenking)
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Weigering vooronderzoek (met verdenking)
0,2
0,4
0,5
0,5
0,5
PV positieve bloedanalyse naar OM
0,3
0,8
1,1
1,1
1,1
PV positieve bloedanalyse naar CJIB
0,9
2,3
3,2
3,3
3,3
PV negatieve bloedanalyse naar betrokkene
0,2
0,5
0,8
0,8
0,8
Opleiden agenten
0,2
0,2
0,1
0,1
0,1
Tabel 24: Aantal activiteiten cumulatief per jaar in duizendtallen bij de politie
Tijdbesteding politie per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Speekseltesten
0,4
1,1
1,4
1,5
1,5
Psychomotorische testen
0,3
0,6
0,9
0,9
0,9
Bloedafnames
1,9
4,7
6,4
6,5
6,5
Weigering vooronderzoek (zonder verdenking)
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Weigering vooronderzoek (met verdenking)
0,1
0,2
0,3
0,3
0,3
PV positieve bloedanalyse naar OM
0,3
0,8
1,1
1,1
1,1
PV positieve bloedanalyse naar CJIB
0,9
2,3
3,2
3,3
3,3
PV negatieve bloedanalyse naar betrokkene
0,1
0,3
0,4
0,4
0,4
Opleiden agenten
4,1
4,1
2,9
2,3
2,3
Totaal - uren (x 1000)
8,0
14,0
16,5
16,2
16,2
Tabel 25: Tijdsbesteding per activiteit in uren per jaar bij de politie
138
Daarnaast moeten er speekseltesters aangeschaft worden. De politie schat de kosten van de
speekseltester tussen de € 15,- en € 25,- per afgenomen test. De jaarlijkse kosten voor speekseltesters komen daarmee in de stabiele situatie op € 90.000,- tot € 145.000,- per jaar (afgerond op veelvouden van € 5.000,-). Verder moet bloed afgenomen worden door een arts of verpleegkundige. Daarvoor is een bedrag vastgesteld tussen de € 62,- en € 81,- per afname
10,11
.
De jaarlijkse kosten voor de inzet van een arts of verpleegkundige in de stabiele situatie liggen tussen de € 320.000,- en € 420.000,- (afgerond op veelvouden van € 5.000,-).
5. Resultaten scenario’s
Pagina
51 van 74
5.3.2
NFI
Aantal NFI per jaar (x 1000) Ontvangst en registratie van bloedmonsters
2012 1,5
2013 3,7
2014 5,1
2015 5,2
2016 5,2
Opwerken van bloedmonsters
1,5
3,7
5,1
5,2
5,2
Analyse van bloedmonsters
1,5
3,7
5,1
5,2
5,2
Artikel 8 lid 1 onderzoeken
0,5
1,2
1,7
1,7
1,7
Artikel 8 lid 5 onderzoeken
1,0
2,5
3,4
3,5
3,5
Tabel 26: Aantal activiteiten cumulatief per jaar in duizendtallen bij het NFI
Tijdsbesteding NFI per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Ontvangst en registratie van bloedmonsters
0,4
0,9
1,3
1,3
1,3
Opwerken van bloedmonsters
3,8
9,3
12,7
13,0
13,0
Analyse van bloedmonsters
1,5
3,7
5,1
5,2
5,2
Artikel 8 lid 1 onderzoeken
0,7
1,8
2,5
2,5
2,5
Artikel 8 lid 5 onderzoeken
0,2
0,4
0,6
0,6
0,6
Administratieve afhandeling en versturen
0,4
0,9
1,3
1,3
1,3
Totaal - uren
6,9
17,1
23,4
23,9
23,9
Tabel 27: Tijdsbesteding per activiteit in uren per jaar bij het NFI
139
Naast tijd die besteed moet worden om de bloedmonsters te analyseren, moet het NFI ook
investeren in apparatuur om de analyses op uit te kunnen voeren. De eerste globale raming van het NFI komt tot een bedrag van ongeveer € 1 miljoen aan investering in apparatuur (zowel hardware als software) en is per jaar voor exploitatie ongeveer € 300.000,- tot € 325.000,- nodig. Verder geeft het NFI aan ongeveer 9 maanden nodig te hebben om operationeel te worden. 5.3.3
OM
Aantal OM per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
PV's naar OM
0,3
0,8
1,1
1,1
1,1
PV's weigerende bestuurders naar OM
0,2
0,4
0,5
0,5
0,5
Verzet
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Maatwerk
0,3
0,9
1,3
1,3
1,3
Niet betaalde boetes
0,0
0,0
0,1
0,1
0,2
Totaal instroom
0,8
2,1
3,0
3,2
3,2
Afdoening door OM
0,2
0,6
0,9
0,9
1,0
Waarvan hoorzitting OM (10%)
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Dagvaardingen
0,4
1,4
2,0
2,2
2,2
5. Resultaten scenario’s
Pagina
52 van 74
Bijbehorende rechtszittingen
0,4
1,4
2,0
2,2
2,2
Totaal uitstroom
0,6
1,9
2,9
3,2
3,2
Tabel 28: Aantal activiteiten cumulatief per jaar in duizendtallen bij het OM
Tijdsbesteding OM per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Afdoening door OM
0,4
1,2
1,8
1,9
1,9
Hoorzitting OM
0,1
0,2
0,3
0,3
0,3
Dagvaardingen
0,8
2,7
4,1
4,4
4,5
Rechtszitting
1,2
4,1
6,1
6,6
6,7
Totaal
2,5
8,2
12,2
13,2
13,4
2012
2013
2014
2015
2016
Dagvaardingen
0,4
1,4
2,0
2,2
2,2
Veroordelingen
0,3
1,2
1,9
2,1
2,1
Vrijspraken
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Totaal uitstroom
0,3
1,3
2,0
2,2
2,2
2012
2013
2014
2015
2016
Tabel 29: Tijdsbesteding per activiteit in uren per jaar bij het OM 5.3.4
ZM
Aantal ZM per jaar (x 1000)
Tabel 30: Cumulatieve aantallen per jaar bij de ZM 5.3.5
CJIB
Aantal CJIB per jaar (x 1000) PV politie
0,9
2,3
3,2
3,3
3,3
Geldboete strafbeschikking OM
0,1
0,5
0,7
0,8
0,8
Boetevonnis ZM
0,2
0,9
1,3
1,5
1,5
WAHV-zaak
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Totaal instroom
1,3
3,6
5,3
5,5
5,6
Inningstraject strafbeschikking
0,6
1,8
2,5
2,6
2,6
Maatwerk
0,3
0,9
1,3
1,3
1,3
Verzet
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Strabis traject
0,2
0,8
1,3
1,5
1,5
WAHV-traject
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Totaal uitstroom
1,2
3,6
5,2
5,5
5,6
Tabel 31: Cumulatieve aantallen zaken per jaar bij het CJIB
5. Resultaten scenario’s
Pagina
53 van 74
5. Resultaten scenario’s
Pagina
54 van 74
6. Resultaten varianten op scenario 1 140
In een aantal varianten op scenario 1 is de verandering in werklast voor de betrokken
organisaties in de strafrechtsketen door implementatie van het wetsvoorstel doorgerekend. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de varianten gepresenteerd. Dit zijn: a.
Een (kleine) fluctuatie in het aantal afgenomen vooronderzoeken gedurende het jaar;
b.
Een gevoeligheidsanalyse op het percentage positieve vooronderzoeken;
c.
Niet-feitgecodeerd afdoen door het CJIB van positieve vooronderzoeken, waardoor alle zaken
d.
De politie voert altijd een psychomotorische test uit, ook wanneer de uitslag van de
in eerste instantie bij het OM terecht komen; speekseltest positief is; e.
Een kwalitatieve beschrijving van het leereffect in het selecteren van personen die verzocht worden mee te werken aan het vooronderzoek en wat het effect van de sanctie is op het aantal deelnemers aan het verkeer onder invloed van psychoactieve stoffen.
141
Alle varianten zijn gebaseerd op hetzelfde simulatiemodel, dezelfde aannames en dezelfde
invoer met uitzondering van de wijzigingen die zijn benoemd bij een specifieke variant. De uitgangspunten zijn beschreven in paragraaf 1.6 ‘reikwijdte’, de belangrijkste aannames zijn besproken in paragraaf 4.1 ‘aannames’ en de invoer staat beschreven in bijlage C.
6.1 Variant a: fluctuatie in afgenomen vooronderzoeken 142
In deze variant is een (kleine) fluctuatie (- 5% tot + 5%) in de afname van vooronderzoeken
gemodelleerd. Figuur 20 laat zien wat het effect van deze fluctuatie is op de instroom bij en verwerking door het NFI. De figuur laat zien dat na de implementatiefase de fluctuatie in instroom er toe leidt dat de instroom soms hoger is dan de verwerkingscapaciteit voor het opwerken en analyseren van de bloedmonsters. Hierdoor ontstaat een werkvoorraad bij het NFI, die op momenten met een wat lagere instroom van bloedmonsters weggewerkt moet worden. Een werkvoorraad bij het NFI is echter onwenselijk omdat de bloedmonsters zo snel mogelijk dienen te worden geanalyseerd om duidelijkheid te kunnen geven over het vervolgtraject. Om werkvoorraden en wachttijden door fluctuatie in de instroom te beperken, is het raadzaam een kleine overcapaciteit aan te houden bij het NFI.
6. Resultaten varianten op scenario 1
Pagina
55 van 74
6000 Ontvangst en registratie van bloedmonsters
5000 4000
Opwerken van bloedmonsters
3000 Artikel 8 lid 1 onderzoeken
2000 1000
Artikel 8 lid 5 onderzoeken
0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 20: Aantallen ontvangen, opgewerkte en geanalyseerde bloedmonsters per jaar bij het NFI
6.2 Variant b: gevoeligheidsanalyse op percentage positieve vooronderzoeken 143
Het percentage van de bestuurders dat een positieve uitslag krijgt bij een vooronderzoek is een
belangrijke veronderstelling in het simulatiemodel. De inschatting van de waarde van deze parameter is echter onzeker. De gevoeligheidsanalyse laat zien hoe het percentage positieve vooronderzoeken van invloed is op de werklast in de keten. Het percentage van positieve speekseltesten is hiervoor gevarieerd van 60% tot 82,5% en het percentage positieve psychomotorische testen is gevarieerd van 40% tot 60%.
144
Figuur 21 en tabel 32 laten de range van instroom van bloedmonsters bij het NFI zien volgens
de gevoeligheidsanalyse. Figuur 22 en tabel 33 laten vervolgens de range zien van de opwerking van bloedmonsters door het NFI. De instroom varieert van 4,7 tot 5,5 duizend per jaar. De verwerkingscapaciteit van het NFI is echter niet onbegrensd. In het model is uitgegaan van een verwerkingscapaciteit van maximaal 5200 bloedmonsters per jaar. Een grotere instroom zou dus na de implementatiefase tot een oplopende werkvoorraad voor het NFI leiden. Om werkvoorraden en wachttijden te voorkomen, is het raadzaam een overcapaciteit aan te houden bij het NFI.
6. Resultaten varianten op scenario 1
Pagina
56 van 74
6000 5000 4000 minimum
3000
mediaan 2000
maximum
1000 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 21: Aantal ontvangen bloedmonsters per jaar door het NFI Aantal NFI per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Minimum
3,1
4,7
4,7
4,7
4,7
Mediaan
3,3
5,1
5,1
5,1
5,1
Maximum
3,5
5,5
5,5
5,5
5,5
Tabel 32: Cumulatief aantal ontvangen bloedmonsters per jaar door het NFI
6000 5000 4000 minimum
3000
mediaan 2000
maximum
1000 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 22: Aantal opgewerkte bloedmonsters door het NFI per jaar.
6. Resultaten varianten op scenario 1
Pagina
57 van 74
Aantal NFI per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Minimum
3,0
4,7
4,7
4,7
4,7
Mediaan
3,3
5,1
5,1
5,1
5,1
Maximum
3,5
5,2
5,2
5,2
5,2
Tabel 33: Cumulatief aantal opgewerkte bloedmonsters per jaar door het NFI
6.3 Variant c: niet-feitgecodeerd afdoen van positieve vooronderzoeken 145
In het geval dat zaken met betrekking tot rijden onder invloed van psychoactieve stoffen niet-
feitgecodeerd worden afgedaan, wordt een proces-verbaal van een positieve bloedanalyse in het kader van art 8 lid 5 WVW niet naar het CJIB gestuurd maar altijd naar het OM. Hierdoor zou de werklast voor het OM aanzienlijk toenemen, voor het ZM zal de werklast licht toenemen en voor het CJIB neemt de werklast licht af. 6.3.1
146
OM
In figuur 23 en tabel 34 worden de instroom bij het OM weergegeven. Het aantal processen-
verbaal van positieve bloedanalyse laat een verviervoudiging zien ten opzichte van het basisscenario. Daarentegen is het aantal zaken dat via verzet, maatwerk of niet betaalde boetes binnenkomt niet substantieel anders wanneer niet meer feitgecodeerd wordt afgedaan. Per saldo betekent dit nog steeds een verdubbeling van de instroom. In de uitstroom vertaalt zich dit tot vier maal zoveel afdoeningen door het OM en een licht hoger aantal dagvaardingen dan in het basisscenario.
7000 PV's naar OM
6000 5000
PV's weigerende bestuurders naar OM
4000
Verzet
3000
Maatwerk
2000 Niet betaalde boetes 1000 Totaal instroom
0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 23: Instroom van zaken bij het OM per jaar
6. Resultaten varianten op scenario 1
Pagina
58 van 74
Aantal OM per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
PV's naar OM
2,7
4,4
4,4
4,4
4,4
PV's weigerende bestuurders naar OM
0,3
0,5
0,5
0,5
0,5
Verzet
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Maatwerk
0,5
1,1
1,1
1,2
1,2
Niet betaalde boetes
0,0
0,0
0,1
0,1
0,1
Totaal instroom
3,6
6,2
6,3
6,3
6,3
Afdoening door OM
1,6
3,6
3,7
3,8
3,8
Waarvan hoorzitting OM (10%)
0,2
0,4
0,4
0,4
0,4
Dagvaardingen
1,1
2,4
2,5
2,5
2,5
Bijbehorende rechtszittingen
1,1
2,4
2,5
2,5
2,5
Totaal uitstroom
2,7
6,1
6,2
6,3
6,3
Tabel 34: Aantal activiteiten cumulatief per jaar bij het OM
Tijdsbesteding OM per jaar (x 1000 uur)
2012
2013
2014
2015
2016
Afdoening door OM
3,2
7,3
7,5
7,6
7,6
Hoorzitting OM
0,5
1,1
1,1
1,1
1,1
Dagvaardingen
2,2
4,9
5,0
5,0
5,1
Rechtszitting
3,2
7,3
7,5
7,6
7,6
Totaal
9,1
20,6
21,1
21,3
21,4
Tabel 35: Tijdsbesteding per activiteit in uren per jaar bij het OM 6.3.2
147
ZM
Figuur 24 en tabel 36 geven de verwachte instroom en uitstroom bij het OM weer wanneer niet-
feitgecodeerd wordt afgedaan. Niet-feitgecodeerd afdoen leidt bij de ZM tot een wat hoger aantal zaken dan in het basisscenario.
3000 2500 2000
Dagvaardingen
1500
Veroordelingen
1000
Vrijspraken Totaal uitstroom
500 0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 24: Dagvaardingen en uitstroom van zaken bij de ZM per jaar
6. Resultaten varianten op scenario 1
Pagina
59 van 74
Aantal ZM per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
Dagvaardingen
1,1
2,4
2,5
2,5
2,5
Veroordelingen
0,8
2,3
2,4
2,4
2,4
Vrijspraken
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Totaal uitstroom
0,9
2,4
2,5
2,5
2,5
Tabel 36: Cumulatieve aantallen per jaar bij de ZM 6.3.3
148
CJIB
Wanneer zaken met betrekking tot rijden onder invloed van psychoactieve stoffen niet-
feitgecodeerd worden afgedaan levert dit voor het CJIB een andere instroom van zaken op. Figuur 25 en 26 geven respectievelijk de instroom en uitstroom weer bij het CJIB in deze variant. Tabel 37 presenteert de cumulatieve aantallen per jaar. Het aantal processen-verbaal dat direct van de politie naar het CJIB gaat, is bij niet-feitgecodeerd afdoen per definitie nihil. In plaats daarvan ontvangt het CJIB veel meer geldboetes bij strafbeschikking van het OM. Het aantal geldboetes bij strafbeschikking van het OM verdubbelt ten opzichte van het basisscenario. Het resultaat is een toename van de instroom van geldboetes bij strafbeschikking zaken bij het CJIB ten opzichte van het basisscenario.
149
In lijn met de verandering van de instroom, verandert ook de uitstroom bij het CJIB ten opzichte
van het basisscenario. De instroom in het inningstraject strafbeschikking is een kwart lager. Maatwerk verviervoudigt daarentegen. Door de hoge instroom boetevonnissen vanuit de ZM verdubbelt ook de instroom in het Strabis traject.
6000
Direct na politie af te doen door CJIB
5000 instroom geldboete strafbeschikking
4000
instroom boetevonnis ZM
3000 2000
instroom Mulderboetes weigeren vooronderzoek
1000
Totaal instroom
0 2012
2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 25: Instroom van zaken bij het CJIB per jaar
6. Resultaten varianten op scenario 1
Pagina
60 van 74
uitstroom naar inningstraject strafbeschikking CJIB Maatwerk
6000 5000 4000
Verzet 3000 2000
uitstroom naar Strabistraject CJIB
1000
uitstroom naar Muldertraject CJIB
0 2012
Totaal uitstroom 2013
2014
2015
2016
2017
Figuur 26: Uitstroom van zaken bij het CJIB per jaar
Aantal CJIB per jaar (x 1000)
2012
2013
2014
2015
2016
PV politie
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Geldboete strafbeschikking OM
1,5
3,5
3,6
3,6
3,6
Boetevonnis ZM
0,6
1,6
1,7
1,7
1,7
WAHV-zaak
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Totaal instroom
2,1
5,1
5,2
5,3
5,3
Inningstraject strafbeschikking
0,9
2,2
2,3
2,3
2,3
Maatwerk
0,5
1,1
1,1
1,2
1,2
Verzet
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
Strabis traject
0,5
1,6
1,7
1,7
1,7
WAHV-traject
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Totaal uitstroom
2,0
5,0
5,2
5,3
5,3
Tabel 37: Cumulatieve aantallen zaken per jaar bij het CJIB
6.4 Variant d: altijd psychomotorische test, ook bij positieve speekseltest 150
In het basisscenario wordt alleen een psychomotorische test uitgevoerd wanneer er ondanks
een negatieve speekseltest toch sprake is van verdenking van gebruik van psychoactieve stoffen. Wanneer bestuurders standaard ook worden verzocht mee te werken aan een psychomotorische test leidt dit tot een gewijzigde belasting voor de politie doordat het aantal psychomotorische testen ongeveer drie keer zo hoog is als in scenario 1.
6. Resultaten varianten op scenario 1
Pagina
61 van 74
Aantal (x 1000) per jaar Psychomotorische testen
2012
2013
2014
2015
2016
3,8
5,7
5,7
5,7
5,7
Tabel 38: Aantal psychomotorische testen cumulatief per jaar in duizendtallen bij de politie
151
De extra tijdsbesteding door politie voor afname van psychomotorische testen bij een positieve
speekseltest is 1,9 (x 1000) uur in de stabiele situatie (vanaf het jaar 2013), uitgaande van een half uur politie-inzet voor afname van een speekseltest.
6.5 Variant e: Leereffect en sanctie-effect (kwalitatief) Leereffect
152
Bij de afname van vooronderzoeken zal zich vermoedelijk een leereffect voordoen. Naarmate
agenten meer ervaring krijgen met vooronderzoeken, zullen ze beter kunnen inschatten voor welke bestuurders een vooronderzoek zinvol is. Dit leereffect kan twee mogelijke gevolgen hebben (of een combinatie van de twee), namelijk: a.
Doordat agenten beter kunnen bepalen bij wie wel en bij wie geen vooronderzoek te verrichten, kunnen zij door minder vooronderzoeken te doen toch hetzelfde aantal bloedmonsters bij het NFI aanleveren;
b.
Doordat agenten beter kunnen bepalen bij wie wel en bij wie geen vooronderzoek te verrichten kunnen zij door hetzelfde aantal vooronderzoeken doen meer bloedmonsters bij het NFI aanleveren.
153
Gelet op het geringe aantal afnames van vooronderzoeken per agent, zal het leereffect niet
heel groot zijn. Sanctie-effect
154
De controle op en bestraffing van rijden onder invloed van psychoactieve stoffen zal
vermoedelijk ook invloed hebben op het rijden onder invloed van psychoactieve stoffen. Wanneer iemand bestraft is voor rijden onder invloed van psychoactieve stoffen zal deze persoon mogelijk minder snel opnieuw aan het verkeer deelnemen na het gebruik van psychoactieve stoffen. Daarnaast gaat van de bestraffing een waarschuwende werking uit naar de omgeving van de bestrafte. Door vermindering van rijden onder invloed van psychoactieve stoffen door de bestrafte en de afschrikkende werking van de bestraffing op de omgeving van de bestrafte kan rijden onder invloed van psychoactieve stoffen (licht) dalen. De schaal waarop dit effect op kan treden is sterk afhankelijk van de schaal waarop politie (samen met de rest van de keten) op handhaving van het wetsvoorstel inzet.
6. Resultaten varianten op scenario 1
Pagina
62 van 74
7. Aanbevelingen 7.1 Keuzes over wijze en schaal van implementatie 155
Aan deze impactanalyse kunnen (nog) geen conclusies verbonden worden, behalve dat er nog
keuzes gemaakt moeten worden over de wijze en schaal waarop dit wetsvoorstel - als het eenmaal wet is - moet worden geïmplementeerd. De keuzes hebben vooral betrekking op het afwegen van de inzet tegen de opbrengsten (de opbrengsten en de afweging zijn geen onderdeel van deze impactanalyse). Zowel de inzet als de opbrengsten zijn niet zuiver financieel, al is de inzet nog het best in geld uit te drukken. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met korte en lange termijn effecten. Inzet brengt kosten (in brede zin van het woord) op korte(re) termijn met zich mee, maar de opbrengsten (ook in brede zin van het woord) zullen zich pas op lange(re) termijn manifesteren.
7.2 Pilots om meer duidelijkheid omtrent parameters te verkrijgen 156
Zoals uit de impactanalyse blijkt zijn er nog veel onzekerheden over de omvang van diverse
parameters. Gelet op onzekerheden in parameters is het raadzaam om voor invoering van de wet een aantal pilots uit te voeren waarin gewerkt wordt conform het wetsvoorstel. Op deze wijze kan meer zekerheid over de cruciale/onzekere parameters worden verkregen, zodat - door hernieuwde inzet van het simulatiemodel - een meer verfijnde raming van de impact op de ketenpartners gemaakt kan worden. Complicerende factor is dat de wet dan nog niet in werking is getreden, waardoor de speekseltester en aanpak volgens art 8 lid 5 WVW nog geen juridische basis hebben. In de opzet van de pilots moet hiermee rekening worden gehouden.
7.3 Gefaseerd starten met werken conform de wet 157
Om grip te houden op de gevolgen van de wet op de werklast, is het raadzaam gefaseerd te
starten met werken conform de wet. Hiermee kan het aantal zaken en de tijdsbesteding voor de ketenpartners onder controle worden gehouden. Daarbij is het raadzaam om de fasering geleidelijk te laten verlopen en daarbij de volgende stelregels te hanteren: 1.
Implementatie bij een of enkele korpsen tegelijk, waarbij steeds voor voldoende capaciteit bij het NFI wordt gezorgd;
2.
Pas doorgaan met de volgende stap van de implementatie als de korpsen die al gestart zijn met werken conform de nieuwe wet het proces goed op de rit hebben en het NFI voldoende capaciteit heeft om meer korpsen te bedienen.
158
Door op hierboven beschreven of vergelijkbare wijze gecontroleerd te implementeren kan
ervoor gezorgd worden dat er weinig tot geen voorraadvorming ontstaat bij de verschillende ketenpartners (buiten een gezonde werkvoorraad) en kunnen de doorlooptijden onder controle worden gehouden.
7. Aanbevelingen
Pagina
63 van 74
7.4 Monitoren en indien nodig bijstellen 159
Het is belangrijk de cruciale en/of onzekere parameters, zowel in pilots als in implementatie, te
monitoren en op basis van de nieuwe gegevens de werklastramingen aan te passen. Op deze wijze kan een steeds betere raming van de werklast per ketenpartner worden gemaakt. Mogelijk leidt het scherpere inzicht in de impact van het wetsvoorstel tot (de noodzaak om) keuzes (te maken).
160
Het simulatiemodel zoals ontwikkeld voor deze impactanalyse geeft essentie van de keten
weer en kan als kapstok dienen voor de monitor. In bijlage D is een voorzet voor de lijst met monitorvariabelen opgenomen. Hierin staan de meest cruciale parameters opgenomen. Uiteraard kan de lijst met monitorvariabelen worden uitgebreid, zodat de hele keten in beeld wordt gebracht.
7. Aanbevelingen
Pagina
64 van 74
A. Expertgroep De onderstaande personen maakten deel uit van de expertgroep: a.
A. Expertgroep
Dhr. P.B. Bellaart (OM - CVOM)
b.
Dhr. K.P. Berkenbosch (ministerie van Veiligheid en Justitie)
c.
Mevr. K. van Deudekom (ministerie van Veiligheid en Justitie)
d.
Dhr. W. Kok (OM - CVOM)
e.
Dhr. C. Kuijten (politie)
f.
Dhr. E.F. Mienis (OM - LP Team Verkeer)
g.
Dhr. J. Petri (ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties)
h.
Mevr. K. Springer (CJIB)
i.
Dhr E. Tamminga (NFI)
j.
Dhr A.J. Timmerman (ministerie van Veiligheid en Justitie)
k.
Dhr. A. Tuijp (OM- CVOM)
l.
Dhr. Th.A.M.J. Volk (politie).
Pagina
65 van 74
A. Expertgroep
Pagina
66 van 74
B. Views van het simulatiemodel
initieel % vermoeden van drugsgebruik (waarneming)
<effect recidive op vermoeden van drugsgebruik>
<% geen medewerking speekseltest wel psychomotorische test (waarneming)>
verzoek tot medewerking speekseltest (waarneming)
Afgenomen psychomotorische testen (waarneming)
% medewerking psychomotorische test (waarneming)
<% positieve uitslag speekseltest naar bloedafname (waarneming)>
<weigeraars psychomotorische test en verder (waarneming)>
% verdenking na weigeren speekseltest en/of psychomotorische test (waarneming)
geen medewerking aan speekseltest en verder (waarneming)
negatieve uitslagen psyschomotorische test (waarneming)
<weigeren bloedafname na positieve speekseltest (waarneming)>
% geen medewerking speekseltest wel bloedafname (waarneming)
% positieve uitslag speekseltest naar bloedafname (waarneming)
bloedafnames (waarneming)
% positieve psychomotorische test naar bloedafname (waarneming)
weigeraars bloedafname na psychomotorische test (waarneming)
% weigeraars psychomotorische test wel meewerken bloedafname (waarneming)
<weigeraars bloedafname na psychomotorische test (waarneming)>
weigeraars psychomotorische test en verder (waarneming)
positieve uitslagen psychomotorische test (waarneming)
% positieve uitslag psychomotorische test (waarneming)
definitief weigerende bestuurders (waarneming)
weigeren bloedafname na positieve speekseltest (waarneming)
positieve speekseltesten (waarneming)
<% positieve uitslag speekseltest <% verdenking na (waarneming)> negatieve speekseltest (waarneming)>
negatieve speekseltesten (waarneming)
<excelnaam>
% verdenking na negatieve speekseltest (waarneming)
Geen medewerking aan speekseltesten (waarneming)
% medewerking (waarneming)
afgenomen speekseltesten (waarneming)
heenzendingen na speekseltest (waarneming)
Mulderboetes na weigeren speekseltest en verder (waarneming)
<% geen medewerking speekseltest wel bloedafname (waarneming)>
waarnemingen onverantwoord rijgedrag (waarneming)
% vermoeden van drugsgebruik (waarneming)
Waarnemingen
% geen medewerking speekseltest wel psychomotorische test (waarneming)
B. Views van het simulatiemodel
Van verzoek tot medewerking aan een vooronderzoek tot en met bloedafname
Hieronder is het proces voor afname van vooronderzoek na waarneming van afwijkend weggedrag
opgenomen. De ander processen (naar aanleiding van verkeersongeval of locatiegebonden
controle) zijn nagenoeg identiek.
Pagina
67 van 74
B. Views van het simulatiemodel
Instroom afgenomen bloedmonsters bij politie
Voorraad te versturen bloedmonsters politie
Ontvangst en registratie van bloedmonsters bij het NFI
dlt politie versturen bloedmonsters
Opwerken van bloedmonsters ten behoeve van analyse
c apaciteit voor opwerken bloedmonsters NFI (drugs)
Voorraad op te werken bloedmonsters NFI (drugs)
minimum dlt opwerken NFI
dlt opwerken NFI
<exc elnaam>
% positieve uitslagen
uitslag bloedanalyse negatief c apac iteit voor analyseren bloedmonsters NFI (drugs)
Voorraad te analyseren bloedmonsters NFI (drugs)
minumum dlt analyseren NFI
uitslag bloedanalyse positief
Negatieve uitslagen bloedanalyse
Positieve uitslagen bloedanalyse
Voorraad politie
dlt meldingen
Meldingen aan betrokkenen door politie
Direc t na politie af te doen door CJIB
dlt politie
PV's naar OM
Van bloedafname tot en met melding van de uitslag van de bloedanalyse aan
betrokkene en het insturen van het proces-verbaal
Pagina
68 van 74
Van insturen van het proces-verbaal tot en met verwerking van de zaak door OM, ZM en CJIB
geldboete strafbeschikking
OBM strafbeschikking
overig
% OLA niet betaald
dlt niet betaald
Afdoening door OM
Niet betaalde boetes
Vrijspraken % veroordelingen
% dagvaarden
dlt ZM
dlt OM
PV's weigerende bestuurders naar OM
ZM
OM Dagvaardingen
Veroordelingen boetevonnis ZM
PV's naar OM % verzet dlt politie
Maatwerk
<exc elnaam> Verzet
OBM ZM
% OLA's
dlt CJIB
Direc t na politie af te doen door CJIB
CJIB strafbesc hikking
overig ZM
uitstroom naar inningstraject strafbesc hikking CJIB
instroom geldboete strafbesc hikking Meldingen aan betrokkenen door politie
dlt meldingen
CJIB Strabis
uitstroom naar Strabistraject CJIB
instroom boetevonnis ZM
CJIB Mulderboetes uitstroom naar Muldertrajec t CJIB instroom Mulderboetes weigeren
B. Views van het simulatiemodel
Pagina
69 van 74
B. Views van het simulatiemodel
Pagina
70 van 74
C. Invoer simulatiemodel Politie
Waarnemingen waarnemingen onverantwoord rijgedrag
250 zaken/week Scenario
% vermoeden van drugsgebruik (waarneming)
25% dmnl
Scenario
% medewerking (waarneming)
99% dmnl
aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010)
% positieve uitslag speekseltest (waarneming)
75% dmnl
% positieve uitslag speekseltest naar bloedafname (waarneming) % medewerking psychomotorische test (waarneming)
90% dmnl
% positieve uitslag psyc homotorische test (waarneming) % positieve psychomotorisc he test naar bloedafname (waarneming) % geen medewerking speekseltest maar wel bloedafname (waarneming) % weigering speekseltest maar wel medewerking aan psychomotorisc he test % weigeraars psychomotische test wel meewerken aan bloedafname (waarneming)
% verdenking na negatieve speekseltest (waarneming) % verdenking na weigeren speekseltest en/of psyc homotorisch test (waarneming)
Ongelukken ongelukken met letsel - politie aanwezig (ongeluk)
100% dmnl
50% dmnl 90% dmnl 0% dmnl 0% dmnl
0% dmnl
aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010)
90% dmnl
-
95% dmnl
-
140 zaken/week RIVM: nationaal kompas volksgezondheid
% vermoeden van drugsgebruik (ongeluk)
40% dmnl
% waarbij bestuurder in staat is tot speekseltest en verder (ongeluk) % medewerking (ongeluk)
70% dmnl
berekende aanname
99% dmnl
% positieve uitslag speekseltest (ongeluk)
50% dmnl
% positieve uitslag speekseltest naar bloedafname (ongeluk) % medewerking psyc homotorische test (ongeluk)
90% dmnl
aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010)
% positieve uitslag psychomotorische test (ongeluk) % positieve psyc homotorische test naar bloedafname (ongeluk) % geen medewerking speekseltest maar wel bloedafname (ongeluk) % weigering speekseltest maar wel medewerking aan psychomotorische test % weigeraars psyc homotische test wel meewerken aan bloedafname (ongeluk)
% verdenking na negatieve speekseltest (ongeluk) % verdenking na weigeren speekseltest en/of psychomotorisch test (ongeluk)
100% dmnl
50% dmnl 90% dmnl 0% dmnl 0% dmnl
0% dmnl
berekende aanname
aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010)
90% dmnl
-
95% dmnl
-
waarnemingen onverantwoord rijgedrag met vermoeden dat bestuurder onder invloed is deel van de staandehoudingen waarbij wordt verzocht mee te werken aan speekseltest deel van de bestuurders dat mee wil werken aan speekseltest deel van de speekseltests dat leidt tot een positieve uitslag deel van de speekseltests met positieve uitslag dat leidt tot bloedafname deel van de bestuurders met een negatieve uitslag van de speekseltests dat mee werkt aan psyc homotorisch onderzoek deel van psychomotorisc he tests dat leidt tot een positieve uitslag deel van de psychomotorisc he tests met positieve uitslag dat leidt tot bloedafname deel van bestuurders dat speekseltest weigert maar wel meewerkt aan bloedafname deel van de bestuurders dat weigert deel te nemen aan een speekseltest maar wel medewerking aan psyc homotorische test wil verlenen deel van de bestuurders met een negatieve uitslag van de speekseltest dat niet mee wil werken aan een psychomotorische test maar wel medewerking verleent aan bloedafname deel van de negatieve speekseltests waar geen verdenking is van gebruik van drugs deel van de bestuurders dat verdacht wordt van drugsgebruik en weigert mee te werken aan een speekseltest en/of pschyomotorische test
ongelukken waarbij politie aanwezig is met vermoeden dat bestuurder onder invloed is
deel van ongelukken met letsel waarbij de politie drugsgebruik vermoedt deel van de staandehoudingen waarbij wordt verzocht mee te werken aan speekseltest deel van de bestuurders dat mee wil werken aan speekseltest deel van de speekseltests dat leidt tot een positieve uitslag deel van positieve speekseltests dat leidt tot bloedafname deel van de bestuurders met een negatieve uitslag van de speekseltests dat mee werkt aan psyc homotorisch onderzoek deel van psyc homotorische tests dat leidt tot een positieve uitslag deel van de positieve psychomotorisc he tests dat leidt tot bloedafname deel van bestuurders dat speekseltest weigert maar wel meewerkt aan bloedafname deel van de bestuurders dat weigert deel te nemen aan een speekseltest maar wel medewerking aan psyc homotorische test wil verlenen deel van de bestuurders met een negatieve uitslag van de speekseltest dat niet mee wil werken aan een psyc homotorische test maar wel medewerking verleent aan bloedafname deel van de negatieve speekseltests waar geen verdenking is van gebruik van drugs deel van de bestuurders dat verdac ht wordt van drugsgebruik en weigert mee te werken aan een speekseltest en/of pschyomotorische test
Pagina
71 van 74
Locatiegebonden staandegehouden bestuurders (loc atie) % alcoholcontrole, andere controle waarnemingsmoment (locatie) % vermoeden van drugsgebruik (locatie) % medewerking (locatie)
1731 zaken/week Scenario 35% dmnl
Scenario
2,00% dmnl
Scenario
99% dmnl
% positieve uitslag speekseltest (locatie)
75% dmnl
% positieve uitslag speekseltest naar bloedafname (locatie) % medewerking psychomotorische test (locatie)
90% dmnl
% positieve uitslag psychomotorisc he test (locatie) % positieve psychomotorische test naar bloedafname (locatie) % weigering speekseltest maar wel medewerking aan psychomotorische test % geen medewerking speekseltest maar wel bloedafname (locatie) % weigeraars psyc homotische test wel meewerken aan bloedafname (loc atie)
% verdenking na negatieve speekseltest (locatie) % verdenking na weigeren speekseltest en/of psychomotorisch test (locatie)
100% dmnl
50% dmnl 90% dmnl 0% dmnl
0% dmnl 0% dmnl
aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010) aanname expertgroep (25-10-2010)
aantal bestuurders die op loc atie staandegehouden worden voor drugsonderzoek
deel van de staandehoudingen waarbij wordt verzocht mee te werken aan speekseltest deel van de bestuurders dat mee wil werken aan speekseltest deel van de speekseltests dat leidt tot een positieve uitslag deel van positieve speekseltests dat leidt tot bloedafname deel van de bestuurders met een negatieve uitslag van de speekseltests dat mee werkt aan psychomotorisc h onderzoek deel van psychomotorisc he tests dat leidt tot een positieve uitslag deel van de positieve psychomotorische tests dat leidt tot bloedafname deel van de bestuurders dat weigert deel te nemen aan een speekseltest maar wel medewerking aan psychomotorisc he test wil verlenen deel van bestuurders dat speekseltest weigert maar wel meewerkt aan bloedafname deel van de bestuurders met een negatieve uitslag van de speekseltest dat niet mee wil werken aan een psychomotorisc he test maar wel medewerking verleent aan bloedafname deel van de negatieve speekseltests waar geen verdenking is van gebruik van drugs deel van de bestuurders dat verdac ht wordt van drugsgebruik en weigert mee te werken aan een speekseltest en/of pschyomotorisc he test
90% dmnl
-
95% dmnl
-
Keten % naar OM gewenst aantal deskundigen verblijftijd deskundigen
25% dmnl 110 personen 156 weken
Variant Scenario -
capaciteit NFI voor opwerken monsters capaciteit NFI voor analyse monsters % positieve uitslagen
100 zaken/week Scenario 100 zaken/week Scenario 85% dmnl NFI
OM
% dagvaarden % geldboete strafbeschikking % OBM strafbeschikking
70% dmnl 80% 10%
Variant Variant Variant
deel van de pv's dat tot een dagvaarding leidt
ZM
% schuldigverklaringen % boetevonnis ZM % OBM ZM
95% dmnl 70% dmnl 20% dmnl
OM-data 2008 -
deel van de vonnissen met veroordeling
CJIB
% verzet
Politie
NFI
% OLA's % OLA niet betaald dlt niet betaald dlt CJIB
3% dmnl 67% dmnl 7,0% dmnl 104 weken 1,4 weken
deel van de pv's dat naar OM gaat Gemiddelde duur dat agent drugsonderzoeken doet
deel van de bloedonderzoeken met positieve uitslag
CJIB: huidig verzet-% deel van de strafbeschikkingen waarop verzet wordt art 8 WVW aangetekend CJIB deel van de strafbeschikkingen/boetevonnissen waarvoor OLA wordt uitgestuurd CJIB deel van de OLA's dat na inningstraject niet betaald is CJIB doorlooptijd inningstraject OLA's CJIB doorlooptijd CJIB tot aan uitsturen OLA
Pagina
72 van 74
D. Lijst met monitorvariabelen Hieronder is een voorzet voor de te monitoren variabelen opgenomen. De lijst met te monitoren variabelen bestaat uit cruciale en/of onzekere parameters, die zowel in pilots als gedurende de implementatie bijgehouden kunnen worden. Op basis van de monitorgegevens kunnen nieuwe werklastramingen gemaakt worden. De set van monitorvariabelen is afgeleid van het simulatiemodel. Politie 1.
Aantal en tijdsbesteding afgenomen speekseltesten
2.
Aantal negatieve speekseltesten (verschil tussen ‘aantal afgenomen speekseltesten’ en ‘aantal negatieve speekseltesten’ is ‘aantal positieve speekseltesten’)
3.
Aantal en tijdsbesteding afgenomen psychomotorische testen
4.
Aantal negatieve psychomotorische testen (verschil tussen ‘aantal afgenomen psychomotorische testen’ en ‘aantal negatieve psychomotorische testen’ is ‘aantal positieve psychomotorische testen’)
5.
Aantal en tijdsbesteding weigeringen medewerkingen aan vooronderzoek (1 t/m 5: onderverdeeld naar ‘waarneming afwijkend rijgedrag’, ‘locatiegebonden controle’ en ‘ongeval’)
6.
Aantal en tijdsbesteding bloedafnames
7.
Aantal en tijdsbesteding weigeringen medewerkingen aan bloedafname
8.
Aantal en tijdsbesteding zaken dat politie naar het OM stuurt i.v.m. positieve uitslag van het bloedonderzoek door het NFI
9.
Aantal en tijdsbesteding zaken dat politie naar het CJIB stuurt i.v.m. positieve uitslag van het bloedonderzoek door het NFI
10. Aantal en tijdsbesteding zaken dat politie naar het OM stuurt i.v.m. weigeren medewerking aan het vooronderzoek / bloedafname NFI 1.
Aantal bloedmonsters dat het NFI ontvangt van politie
2.
Aantal en tijdsbesteding positieve uitslagen bloedonderzoek (eventueel onderverdeeld naar art 8 lid 1 WVW en art 8 lid 5 WVW onderzoeken)
3.
Aantal en tijdsbesteding negatieve uitslagen bloedonderzoek (eventueel onderverdeeld naar art 8 lid 1 WVW en art 8 lid 5 WVW onderzoeken)
4.
Doorlooptijd NFI (van ontvangst tot aan verzenden rapportage aan politie)
OM 1.
Aantal en tijdsbesteding strafbeschikkingen a.
Aantal en tijdsbesteding geldboete strafbeschikkingen
b.
Aantal en tijdsbesteding OBM strafbeschikkingen
c.
Aantal en tijdsbesteding strafbeschikkingen met combinatie OBM en geldboete
2.
Aantal en tijdsbesteding dagvaardingen
3.
Aantal en tijdsbesteding hoorzittingen
D. Lijst met monitorvariabelen
Pagina
73 van 74
ZM 1.
Aantal veroordelingen a.
Aantal boetevonnissen
b.
Aantal OBM-vonnissen
c.
Aantal combinatievonnissen OBM en boete
CJIB 1.
Aantal ontvangen zaken geldboete bij strafbeschikking a.
Aantal ontvangen zaken geldboete bij strafbeschikking van politie
b.
Aantal ontvangen zaken geldboete bij strafbeschikking van het OM
2.
Aantal maal verzet aangetekend tegen geldboete bij strafbeschikking
3.
Aantal maal maatwerk bij geldboete bij strafbeschikking
4.
Aantal maal inning van geldboete bij strafbeschikking gestart
5.
Aantal maal inning van geldboete bij strafbeschikking geslaagd
6.
Aantal ontvangen zaken boetevonnis door rechter (Strabis)
7.
Aantal maal inning boetevonnis geslaagd (Strabis)
8.
Aantal ontvangen WAHV-zaken (Mulder)
9.
Aantal maal inning WAHV-zaken geslaagd (Mulder)
D. Lijst met monitorvariabelen
Pagina
74 van 74