C o n t o u r e n n o t i t i e
i n k o o p
Ap e l d o o r n
W m o
2 0 1 5 / 2 0 1 6
2
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
1.1
Verkenning regionale samenwerking Wmo en Jeugd
1.2
Korte schets van de benodigde inkoop van AWBZ naar Wmo
2
Politieke en strategische keuzes voor de inkoop Wmo 2015/2016
2.1
Onderscheid maken in algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen
2.2
Bijzondere doelgroepen, Beschermd Wonen GGZ en Regionaal Kompas gebundeld
2.3
Vrouwenopvang/huiselijk geweld op een later tijdstip aanhaken
2.4
Primair kiezen voor samenwerking, wijkgericht en-of in ketenzorg
2.5
Wijkgerichte subsidiëring van algemene voorzieningen aan samenwerkingsverbanden
2.5.1 2.5.2 2.5.3
Partnership in de wijk is ook gezamenlijk financieren Subsidieverlening aan nieuwe partners Subsidieverlening aan één samenwerkingsverband per wijk
2.6
Bestuurlijke aanbesteding maatwerkvoorzieningen met persoonlijke financiering
2.6.1 2.6.2 2.6.3 2.6.4 2.6.5 2.6.6
Optimaal benutten lokale zorgstruktuur Raamovereenkomsten zonder afnameverplichting Ondersteuningsplannen of producten Ondersteuningsplannen inkopen bij hoofdaannemers Bouwstenen voor het samenstellen van ondersteuningsplannen Zorgpaden
2.7
Inkoop Huishoudelijke hulp meenemen als bouwsteen bij maatwerkvoorzieningen
2.8
Inkoop vervoer 2015-2016 meenemen als bouwstenen bij maatwerkvoorzieningen
2.9
Persoonsvolgend regiemodel
2.10
Gevolgen voor de eigen bijdrage van inwoners
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
2/25
3
3
Wet en Regelgeving
3.1
Subsidiering
3.2
Aanbesteding
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5
Europees aanbesteden Openbaar aanbesteden ‘Bestuurlijk’ aanbesteden Meervoudig onderhands (tot maximaal 100.000 Euro) Enkelvoudig onderhands (tot maximaal 30.000 Euro)
3.3
Het MKB en de lokale economie
3.4
Sociaal aanbesteden
3.5
Concurrentie
3.6
Omzetbelasting (BTW)
4
Tijdspad
Bijlage 1 Tijdspad voor inkoop Wmo moet vóór 1 november 2014 zijn afgerond Bijlage 2 Subsidietechnische en aanbestedingstechnische toelichting Bijlage 3 MKB en concurrentie
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
3/25
4
1. Inleiding Vanaf 1-1-2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor een aantal nieuwe taken in het kader van de Wmo. Deze taken gaat de gemeente niet (volledig) zelf uitvoeren, de gemeente komt in de rol van regisseur en opdrachtgever / financier. Dit betekent dat voor 2015 een vorm van subsidiering / inkoop plaats moet vinden ten behoeve van de ondersteuning van inwoners. De korting op het budget voor huishoudelijke hulp leidt ook daar tot nieuwe inkoop. In het voorjaar 2012 heeft het Regionaal Bestuurlijk Overleg Wmo Stedendriehoek de intentie uitgesproken om ook rond de decentralisatie van AWBZ naar Wmo te willen samenwerken op het gebied van de inkoop. Daarbij ging het vooral om samenwerking rond het opstellen van subsidie- en inkoopvoorwaarden met als doel de regeldruk voor aanbieders te beperken, en om het eventueel gezamenlijk vormgeven van de inkoop voor specialistische bovenlokale zorg voor kleine doelgroepen, bijvoorbeeld mensen met een visuele beperking. Er is op dat moment geen intentie uitgesproken voor een meer geformaliseerd regionaal samenwerkingsverband en/of het gezamenlijk doorlopen van een subsidie- en/of inkoopproces. 1.1. Verkenning regionale samenwerking Wmo en Jeugd In het voorjaar 2013 is met 15 gemeenten een onderzoek gestart om samenwerkingvormen te verkennen. Bij dit onderzoek zijn de volgende gemeenten betrokken: Apeldoorn, Brummen, Deventer, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Lochem, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Voorst en Zutphen. Voor wat betreft inkoop zijn de resultaten verwoord in bijlage 1 van de notitie ‘Krachtiger door Partnerschap’. Hierin staat het volgende: •
ABWZ/Wmo: als samenwerkingsmogelijkheid worden specifiek genoemd: regionaal: vervoer, inkoop en maatschappelijke opvang en verslavingszorg bovenregionaal: zeer specialistische begeleiding, inkoopexpertise en contractonderhandelingen met zorgaanbieders en verzekeraars/zorgkantoren
In een onderzoek naar de (financiële) risico’s van de drie decentralisaties stelt het CPB: ‘Met de Wmo 2015 gaan meer partijen begeleiding en persoonlijke verzorging inkopen dan nu het geval is, ruim 400 gemeenten in plaats van 32 zorgkantoren. De kans bestaat dat de aanbieders hierdoor in een sterkere onderhandelingspositie komen, die ze kunnen uitbuiten om ruimere marges te bedingen. De versnippering van contracten tussen zorgaanbieders en de veelheid aan gemeenten met elk hun eigen prioriteiten en productdefinities kan ook tot een intransparante en daarmee inefficiënte markt leiden. Samenwerking van gemeenten bij zorginkoop en standaard inkoopcontracten zijn noodzakelijk om dit tegen te gaan.’ (CPB 4-9-2013: decentralisaties in het sociaal domein) Op 13 december 2013 heeft een conferentie plaatsgevonden van 15 gemeenten in de regio OostVeluwe / Midden-IJssel / Noord-Veluwe. Tijdens de conferentie is afgesproken dat een agenda voor de (boven)regionale samenwerking wordt uitgewerkt. Deze agenda wordt in een vervolg-conferentie op 7 maart 2014 besproken. Het thema inkoop wordt daarin nadrukkelijk meegenomen. In de beleidsuitgangspunten voor de Begeleiding en de beleidsuitgangspunten voor Jeugd zien we veel overeenkomsten. Ook hebben we, gedeeltelijk, te maken met dezelfde zorgaanbieders. Groot verschil is er in het te volgen proces. Zowel bij de Wmo als bij Jeugd is de planning om 1 juni 2014 te starten met de totstandkoming van formele inkoopafspraken voor 2015 en 2016, het voornemen is om inhoudelijk zoveel mogelijk gezamenlijk op te pakken. De komende maanden wordt dit lokaal en regionaal nader uitgewerkt. 1.2. Korte schets van de benodigde inkoop van AWBZ naar Wmo Van de AWBZ worden Begeleiding en Beschermd Wonen GGZ overgeheveld naar de Wmo, de gemeenten. In termen van de AWBZ gaat het om de functies: - extramurale begeleiding individueel - extramurale begeleiding groep (dagbesteding / dagopvang) - kortdurend verblijf (logeeropvang in het kader van respijtzorg) - vervoer tbv extramurale begeleiding en kortdurend verblijf - Beschermd Wonen GGZ (intramurale zorgzwaartepakketten (ZZP’s) GGZ c 3 t/m 6) - een (klein) deel van de Persoonlijke Verzorging (5%) Voor een inschatting van het aantal cliënten dat per 1-1-2015 van de AWBZ overkomt naar de Wmo zie de Regionale Impactmonitor HHM 2013. Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
4/25
5
De aanspraak op een aantal lichtere zorgzwaartepakketten (ZZP’s) in alle drie de sectoren Gehandicaptenzorg (GZ), Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) en Verzorging en Verpleging (V&V) komt voor nieuwe cliënten te vervallen in de periode van 2013 t/m 2016. Deze cliënten zijn aangewezen op extramurale ondersteuning, tot 1-1-2015 in het kader van de AWBZ, daarna zijn deze cliënten aangewezen op ondersteuning door de gemeente. Daardoor zal het volume aan zorgvragers voor gemeenten toenemen. Voor nadere details over de ZZP’s en een inschatting van het aantal cliënten zie de Regionale Impactmonitor HHM 2013. Ten gevolge van de beddenafbouw in de V&V en in de GGZ, zal het aantal cliënten dat (langer) zelfstandig (blijft / gaat) wonen en een beroep doet op ondersteuning door de gemeente verder stijgen. In beide sectoren is een regionaal project gestart voor het in kaart brengen van de gevolgen van de beddenafbouw. Hierbij zal ook een inschatting worden gemaakt over het aantal cliënten dat een beroep blijft / gaat doen op gemeentelijke ondersteuning. Het gaat om de volgende twee projecten: - Regionaal project extramuralisering V&V: Apeldoorn, Brummen - Project GGz zorglandschap 2018: Apeldoorn, Brummen, Epe, Heerde, Lochem en Zutphen. Voor Beschermd Wonen GGZ krijgt Apeldoorn een taak als centrumgemeente, dat betekent dat Apeldoorn verantwoordelijk is voor de regionale beleidsvorming en voor de financiering van Beschermd Wonen GGZ voor de gemeenten: Apeldoorn, Brummen, Epe, Heerde en Voorst.
2. Politieke en strategische keuzes voor de inkoop Wmo 2015/2016 Inhoudelijk wordt voorgesteld om de volgende keuzes te maken: 2.1. Onderscheid maken in algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen De nieuwe Wmo maakt formeel onderscheid in algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Algemene voorzieningen kenmerken zich doordat zij in beginsel vrij toegankelijk zijn. Dat wil zeggen; zonder dat eerst een diepgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers heeft plaatsgevonden. Het is ook mogelijk dat iemand die een aanvraag voor een maatwerkvoorziening doet, nadat het college zijn behoefte aan ondersteuning heeft onderzocht, naar een algemene voorziening wordt verwezen. Een algemene voorziening kan bestaan uit diensten, activiteiten of zaken die toegankelijk zijn voor specifieke groepen of voor de gehele bevolking. Aan de toelating tot een algemene voorziening gaat géén beschikking van de gemeente vooraf, terwijl dat bij een maatwerkvoorziening nadrukkelijk wel het geval is. Een maatwerkvoorziening kenmerkt zich door een op maat van de persoon gesneden en afgestemd geheel van maatregelen. Daarbij kan het gaan om vormen van hulp die beschikbaar zijn ter ondersteuning van verschillende cliënten, maar ook om op maat voor iemand bedachte oplossingen. Anders gezegd: het kan gaan om het gebruik van activiteiten of zaken die in groepsverband worden aangeboden (een groepstraining / dagopvang / vervoer), het kan gaan om gestandaardiseerd aanbod maar ook bijvoorbeeld individuele jobcoaching, een-op-een begeleiding in de thuissituatie of een op maat gesneden begeleidingstraject naar betaald werk. Om gebruik te kunnen maken van een maatwerkvoorziening is altijd een beschikking van de gemeente nodig. Voor algemene voorzieningen kan een ander inkoopmodel worden gekozen dan voor maatwerkvoorzieningen. Zie hiervoor punt 2.5 en 2.6. 2.2. Bijzondere doelgroepen, Beschermd Wonen GGZ en Regionaal Kompas gebundeld Apeldoorn is voor de maatschappelijke opvang, oggz, verslavingszorg én beschermd wonen centrumgemeente voor de regio Apeldoorn, Brummen, Epe, Heerde en Voorst. Het gaat bij Beschermd Wonen GGZ om exact dezelfde aanbieders die deelnemen aan het Regionaal Kompas. Gemeenten zijn straks lokaal verantwoordelijk voor de begeleiding van alle inwoners die zelfstandig wonen en niet zelfredzaam zijn. Een klein deel daarvan vormt een bijzondere doelgroep. We denken dan aan multi-problem zorgvragers zoals woningvervuilers, zelfverwaarlozers, cliënten met ernstige psychiatrische stoornissen en/of gedragsstoornissen. Hieronder horen ook cliënten die overlast bezorgen ten gevolge van hun stoornis of ziektebeeld. Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
5/25
6
Voor deze bijzondere doelgroep ligt een dunne scheidslijn met de doelgroep voor begeleiding in het Regionaal Kompas. Het Regionaal Kompas is gericht op onder andere dak- en thuislozen, verslaafden, zwerfjongeren en jonge moeders met meervoudige problemen. Ook het Regionaal Kompas richt zich op multi-problem zorgvragers zoals hierboven genoemd. Er is dus sprake van overlap als het gaat om de bijzondere doelgroep voor de gemeenten en de doelgroepen van het regionaal kompas. Ditzelfde geldt voor Beschermd Wonen GGZ waar uitsluitend cliënten met een psychiatrische indicatie gebruik van maken. In de praktijk gaat het om dienstverlening die slechts door een beperkt aantal aanbieders wordt aangeboden, zoals het Leger des Heils, Iriszorg, GGNet, Tactus en Riwis. Daarnaast zijn er enkele kleinere, zelfstandige initiatieven zoals De Overbrugging, De Ontmoeting en Horeb. Al deze aanbieders zijn al partner in het Regionaal Kompas van Apeldoorn, Brummen, Epe, Heerde en Voorst. Voorstel is daarom om met de aanbieders van het regionaal kompas tot één integrale, regionale bundeling te komen. Binnen de gebundelde afspraken met aanbieders kunnen de vijf deelnemende gemeenten lokale diensten afnemen die lokaal worden gefinancierd en daarnaast gezamenlijk regionale diensten afnemen die worden gefinancierd vanuit het Regionaal Kompas en/of vanuit Beschermd Wonen GGZ. Vanuit de regionale samenwerking hebben de gemeenten een betere onderhandelingspositie. Er is veel overlap in de dienstverlening en een dunne scheidslijn in doelgroepen, door regionale samenwerking kan worden geborgd dat er geen dubbelingen of witte vlekken ontstaan. Door de begeleiding voor bijzondere doelgroepen, Beschermd Wonen GGZ en het Regionaal Kompas samen te voegen kan efficiency worden bereikt. Bovendien wordt met deze werkwijze geanticipeerd op het (op termijn) wegvallen van de door VWS voorgeschreven centrumgemeente-constructie. In de toekomst ligt de besluitvorming zowel beleidsinhoudelijk als financieel niet meer bij de gemeenteraad van centrumgemeente Apeldoorn, maar bij de individuele gemeenten. Voorstel is om dit gezamenlijk voor te bereiden. Dit is alleen mogelijk als de vijf gemeenten kiezen voor één gezamenlijke inkoop voor de begeleiding van bijzondere doelgroepen. Er moet één gemeente gemandateerd worden om de onderhandelingen te voeren met aanbieders en er moeten afspraken gemaakt worden over de financiële verdeling van kosten over de vijf gemeenten. Er moet een keuze gemaakt worden voor de wijze van financiering: via subsidiering, openbare aanbesteding, “bestuurlijke” aanbesteding of meervoudig- of enkelvoudig onderhandse aanbesteding. Die keuze wordt in de volgende paragraaf uitgewerkt. Voorgesteld wordt één regionale raamovereenkomst met aanbieders te sluiten voor de begeleiding van bijzondere doelgroepen, Beschermd Wonen GGZ en het Regionaal Kompas. 2.3. Vrouwenopvang / huiselijk geweld op een later tijdstip aanhaken Ook voor de vrouwenopvang en (een deel van) de aanpak huiselijk geweld is centrumgemeente Apeldoorn verantwoordelijjk. Ook hiervoor zal naar verwachting op termijn de centrumgemeenteconstructie verdwijnen. In de concept-Wmo wordt daarop al geanticipeerd door een algemene verantwoordelijkheidsformulering aan alle gemeenten. Het werkveld van de vrouwenopvang en aanpak huiselijk geweld is enorm in ontwikkeling. Op korte termijn komt er een nieuw verdeelmodel, dat leidt tot grote verschuivingen van de financiele middelen per regio. In onze regio heeft de instelling voor vrouwenopvang Moviera bezig met een omslag naar trajectfinanciering, snellere doorstreoom, meer ambulant werken én het realiseren van een substantiële bezuiniging. Het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) moeten fuseren tot een AMHK. Het lijkt Apeldoorn verstandig om deze ontwikkelingen af te ronden voordat het regionale budget voor vrouwenopvang en huiselijk geweld ook wordt meegenomen in de overall regionale inkoop in het sociale domein. In het lokale werkveld wordt veel hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk geweld uitgevoerd met lokale financiering door onder andere algemeen maatschappelijk werk of welzijnspartners. Ook de zorgcoördinatie bij een huisverbod wordt zoveel mogelijk lokaal ingevuld en gefinancierd. De desbetreffende lokale aanbieders zijn betrokken bij (de herinrichting van) de lokale sociale infrastruktuur, bijvoorbeeld door de vorming van welzijnsteams of sociale wijkteams. Deze vormen van hulpverlening kunnen worden meegenomen als algemene voorzieningen in het lokale beleid. Voorgesteld wordt om de regionale inkoop voor vrouwenopvang / huiselijk geweld op een later tijdstip aan te haken op het regionale beleid voor de inkoop in het sociale domein. De lokale inkoop maakt al onderdeel uit van de lokale algemene voorzieningen in het kader van de Wmo.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
6/25
7
2.4. Primair kiezen voor samenwerking, wijkgericht en-ofn in ketenzorg Optie a: Samenwerking Nastreven van samenwerking in de wijk, het aanbieden van activiteiten waarin een bundeling plaatsvindt van de expertise van verschillende partners, en waarin ook ketensamenwerking voorop staat. Inhoudelijke meerwaarde, door partnership en intensieve samenwerking ontstaat efficiencyvoordeel, geen dubbelingen, geen witte vlekken in de wijk. Door goede afspraken wordt een gunstige prijs/kwaliteitsverhouding bereikt. De cliënt en de kwaliteit van het inhoudelijke aanbod staan centraal. Teveel nadruk op concurrentie staat de samenwerking in de weg en kan efficiency en/of kwaliteit belemmeren. Anderzijds is de vraag hoe een gunstige / optimale prijs/kwaliteitsverhouding bereikt kan worden als er geen concurrentie is. Ook moet worden voldaan aan alle wettelijke vereisten rond concurrentie ? Bij deze opvatting horen als inkoopmodel: subsidiëren en bestuurlijk aanbesteden. Optie b: Concurrentie Gemeenten hebben een beperkt budget, door concurrentie ontstaat scherpe prijs/kwaliteitsverhoudingen. Dat komt ten goede aan de optimale inzet van de beschikbare middelen. De gemeente voert regie op het voorkomen van ongewenste dubbelingen en witte vlekken. Door concurrentie ontstaat marktwerking, dit leidt tot vraagsturing waardoor de cliënt kwaliteit krijgt aangeboden. Het risico bestaat dat aanbieders het voortbestaan van de eigen organisatie centraal stellen hetgeen een belemmering kan zijn om te komen tot vraagsturing en integrale ondersteuning aan inwoners. Bij deze opvatting hoort als inkoopmodel: openbaar aanbesteden Voorgesteld wordt te kiezen voor optie a. waarbij de nadruk ligt op samenwerking. Dit betekent dat er voor de (nieuwe) Wmo-taken sprake zal zijn van subsidiering en/of een bestuurlijke aanbesteding. Deze keuze past bij het concept van de nieuwe overheid die partnership sluit met aanbieders en samen vernieuwing tot stand brengt. 2.5. wijkgerichte subsidiering van algemene voorzieningen aan samenwerkingsverbanden Algemene voorzieningen zijn in de Wmo een breed begrip. Een indeling kan worden gemaakt in: •
zaken en diensten die op de markt worden gekocht en volledig zelf worden betaald (bijvoorbeeld een commerciële opvoedcursus of een internetcursus verslaving)
•
zaken die zelf worden gekocht en betaald waarbij de gemeente voor minima een regeling treft voor een financiële tegemoetkoming, met een vergelijkbare systematiek als de bijzondere bijstand of het sociaal vangnet (bijvoorbeeld een lotgenotenmiddag met professionele begeleiding voor ouders van autistische kinderen in het ontmoetingscentrum met een financiele tegemoetkoming voor minima)
•
zaken die worden gesubsidieerd of aanbesteed door de gemeente en waarvoor de gemeente zelf de eigen bijdrage heeft vastgesteld in de verordening Wmo. Ook in dat geval kan sprake zijn van regeling voor een financiële tegemoetkoming, met een vergelijkbare systematiek als de bijzondere bijstand of het sociaal vangnet
In deze notitie gaat het alleen over algemene voorzieningen in het kader van de Wmo die de gemeente wil inkopen door het verlenen van subsidie. Voorbeelden daarvan zijn kort/cyclische cliëntondersteuning, dagbesteding en activiteiten met het doel om ondersteuning te bieden bij de zelfredzaamheid of participatie. Bij algemene voorzieningen staat het wijkgericht werken centraal. 2.5.1. Partnership in de wijk is ook gezamenlijk financieren Bij de aanbesteding van producten of diensten wordt uitgegaan van de prijs/kwaliteit die wordt geboden. Dit resulteert er in dat minimaal de kostprijs volledig door de gemeente wordt betaald. Bij subsidie is het mogelijk om andere inkomsten als voorliggend te beschouwen. De gemeente hoeft dan niet de volledige kostprijs te betalen. Bijvoorbeeld: een verzorgingshuis heeft een ontmoetingsruimte. Die ontmoetingsruimte wordt op dit moment – kosteloos – gebruikt voor allerlei activiteiten voor buurtbewoners. Tengevolge van de extramuralisering kan de aanbieder de ontmoetingsruimte niet meer volledig financieren. Met subsidie is het mogelijk om het ‘tekort’ aanvullend te financieren door de gemeente, waardoor de buurtfunctie kan worden gecontinueerd of zelfs kan worden uitgebreid. Het inkopen van een ontmoetingslocatie tegen kostprijs zou beduidend kostbaarder zijn. Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
7/25
8
Bijvoorbeeld de sociale wijkteams. In de sociale wijkteams wordt bijvoorbeeld deelgenomen door algemeen maatschappelijk werk, jongerenwerkers en ouderenadviseurs. Deze worden volledig door de gemeente gefinancierd. Maar bijvoorbeeld ook de wijkverpleegkundige en de consulent van de woningbouwcorporatie nemen actief deel aan het sociale wijkteam. Zij worden niet door de gemeente gefinancierd. Met het instrument van subsidie kan de financiële bijdrage van de gemeente aanvullend zijn op andere financieringsbronnen. Met subsidiering ontvangen de algemene voorzieningen een lump-sum financiering. De toegang is vrij voor de deelnemers. Dat betekent ook dat de intensiteit van deelname per persoon in de tijd kan wisselen, zonder dat daarvoor steeds een nieuwe beschikking hoeft te worden afgegeven. Het is van groot belang dat deelnemers die uitsluitend deelnemen aan algemene voorzieningen wél gemonitord worden. Er moet gesignaleerd worden dat deelnemers wegblijven op hun wekelijkse ontmoetingsactiviteit. Op alle algemene voorzieningen moet deze monitoring worden gewaarborgd. Voorgesteld wordt om voor algemene voorzieningen te kiezen voor subsidie als instrument. Er wordt zorgvuldig afgewogen welke algemene voorzieningen (regionaal) worden gesubsidieerd. 2.5.2. Subsidieverlening aan nieuwe partners De subsidiering van algemene voorzieningen is aanvullend op datgene wat al in de samenleving gebeurt. De nieuwe manier van werken vraagt deels ook om vernieuwende aanbieders. Dat kunnen ook kleinere en nieuwe initiatieven zijn. Ook is het van belang om in de wijken een breed palet van algemene voorzieningen te realiseren. Alleen dan kan de instroom / toestroom van (duurdere) maatwerkvoorzieningen worden voorkomen. Daarom wordt voorgesteld om niet alleen de bestaande, huidige aanbieders uit het welzijnsveld te subsidiëren, maar om ook kansen te geven aan nieuwe lokale en regionale aanbieders en aanbieders die uit een andere sector komen. Zorgaanbieders kunnen bijvoorbeeld algemene voorzieningen op het gebied van welzijn aanbieden, een aanbieder in de gehandicaptensector kan dagopvang aanbieden voor dementerende ouderen, welzijnsorganisaties kunnen bijvoorbeeld algemene voorzieningen voor arbeidsmatige dagbesteding aanbieden, etc. Om een algemene oproep te kunnen doen moet B&W een subsidieregeling voor de Wmo vaststellen. (zie paragraaf 8.1. voor meer details). In de subsidieregeling wordt helder en duidelijk aangegeven wat de selectiecriteria (o.a. expertise en regionale binding) zijn om voor subsidie in aanmerking te komen. Aanbieders hoeven niet alleen producten of diensten uit hun eigen sector aan te bieden. In de subsidieregeling wordt aangegeven welke producten en diensten de gemeente als algemene voorzieningen wil subsidiëren en aan welke voorwaarden die moeten voldoen. Er komt een algemene oproep op basis van een subsidieregeling voor de subsidiering van (nieuwe) algemene voorzieningen in het kader van de Wmo; alle geïnteresseerde lokale en regionale aanbieders kunnen producten of diensten aanbieden. Nader onderzoek vraagt de mate waarin bestaande subsidieverplichtingen hiervoor een belemmering kunnen zijn. In de beschikking tot subsidieverlening voor het kalenderjaar 2014 moet in ieder geval al een aankondiging worden gedaan aan de huidige welzijnsaanbieders dat we vanaf 2015 mogelijk de subsidiëring (deels) stopzetten of gaan afbouwen. 2.5.3. Subsidieverlening aan één samenwerkingsverband per wijk De gemeente zorgt voor een sociale infrastructuur met welzijnsteams, sociale wijkteams, algemeen maatschappelijk werk en ontmoetingsplekken. Dat doet de gemeente wijkgericht. Daarom wordt ingezet op het verlenen van subsidie aan samenwerkingsverbanden van aanbieders. In de subsidieregeling wordt een voorwaarde opgenomen dat alleen samenwerkingsverbanden subsidie kunnen ontvangen voor het realiseren van algemene voorzieningen in het kader van de Wmo. Een solistisch opererende aanbieder kan geen subsidie ontvangen Per wijk / dorp / stadsdeel of kleinere gemeente worden voorwaarden afgesproken, bijvoorbeeld: - minimaal 1 ontmoetingsplek per …km2 - minimaal in elke wijk 1 ontmoetingsplek met expertise GGZ - minimaal in elke wijk 1 ontmoetingsplek met expertise GZ / NAH - minimaal in elke wijk 4 ontmoetingsplekken voor ouderen met expertise op dementie etc.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
8/25
9
In de subsidieregeling voor algemene voorzieningen in het kader van de Wmo wordt als voorwaarde gesteld dat alleen wijkgerichte samenwerkingsverbanden met een breed aanbod en meerdere aanbieders subsidie kunnen ontvangen. 2.6. Bestuurlijke aanbesteding maatwerkvoorzieningen met persoonsvolgende financiering De gemeente contracteert bij voorkeur concurrerende aanbieders op basis van een goede prijs / kwaliteitsverhouding. Dat is ook noodzakelijk om de door het Rijk opgelegde budgetkorting te kunnen realiseren. Bij maatwerkvoorzieningen staat cliëntregie centraal. 2.6.1. Optimaal benutten lokale zorgstruktuur Voorstel is te starten met de huidige, lokale en regionale partners van de gemeenten. Het doel is om optimaal gebruik te maken / in te spelen op de bestaande lokale en regionale zorgstructuur en het partnership met de huidige aanbieders te versterken. Dat is ook van groot belang voor het waarborgen van de gewenste zorgcontinuïteit voor de huidige cliënten. Daarom wordt voorgesteld te kiezen voor het instrument van een bestuurlijke aanbesteding. Pas nadat met de lokale en regionale partners een contract is gesloten, kunnen andere aanbieders aansluiten. Het is wenselijk dat deze nieuwe aanbieders op ieder willekeurig moment kunnen aanhaken. In combinatie met de eigen keuze van cliënten geeft dit een prikkel voor innovatie door aanbieders. Men heeft de mogelijkheid om zich met kwaliteit en de wijze waarop de begeleiding vormgegeven wordt te onderscheiden. Kortom, er vindt in de dagelijkse praktijk, op basis van de eigen keuze van cliënten, concurrentie plaats op kwaliteit en samenwerking. Het continue aanhaken van nieuwe aanbieders na afloop van de aanbestedingsprocedure is alleen mogelijk bij het instrument bestuurlijk aanbesteden. Bij een onderhandse aanbesteding of een europese aanbesteding is dat niet mogelijk. Voorgesteld wordt om voor maatwerkvoorzieningen te kiezen voor een bestuurlijke aanbesteding als instrument. 2.6.2. Raamovereenkomsten zonder afnameverplichting In een procedure voor bestuurlijk aanbesteden is het mogelijk om met aanbieders een raamovereenkomst te sluiten zonder verplichte afname. Dat betekent dat bindende afspraken worden gemaakt over kwaliteit en prijs, zonder dat er sprake is van een omzetgarantie. Dit versterkt verder de mogelijkheden voor cliënten om zelf te kunnen kiezen voor de door hen gewenste aanbieder. Voorgesteld wordt te komen tot een raamovereenkomst waarin de voorwaarden en kwaliteitseisen worden vastgelegd, zonder dat sprake is van een garantie voor de omzet. Het gaat dus om een raamovereenkomst zonder afnameverplichting. De gemeente maakt met de cliënt (in samenspraak met of gemandateerd aan een regisseur) een ondersteuningsplan en neemt een beslissing over dit ondersteuningsplan en het prijskaartje dat daar aan hangt. De cliënt heeft in principe vrije keuze voor een aanbieder, mits deze aanbieder deelneemt aan de afgesloten raamovereenkomst. Uiteraard kunnen algemene voorzieningen ook worden ingezet bij de vormgeving van een concreet ondersteuningsplan. Zij zijn dan ook een van de bouwstenen van het ondersteuningsplan, maar hoeven niet doorberekend te worden omdat zij al apart zijn gefinancierd. Voorstel: een raamovereenkomst zonder afnameverplichting voor maatwerkvoorzieningen te sluiten met lokale/regionale partners dmv een procedure voor bestuurlijk aanbesteden. 2.6.3. Ondersteuningsplannen of producten Voor de inkoop van algemene voorzieningen ligt het voor de hand om de inkoop in te regelen aan de hand van producten. Bijvoorbeeld het product ‘opvoedingsondersteuning’ of ‘kortcyclische cliëntenondersteuning’ of het product ‘ontmoetingsactiviteit’. Ook het ‘welzijnsteam’ of het ‘sociale wijkteam’ kan als een product worden gedefinieerd en gefinancierd. Uiteraard horen bij deze producten volume-afspraken, prestatie-afspraken en/of resultaat-afspraken. De producten kunnen per gemeente verschillend zijn. Bij maatwerkvoorzieningen kan een keuze worden gemaakt in de inkoop van producten of de inkoop van ondersteuningsplannen op cliëntniveau.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
9/25
10
Optie a: Producten De inkoop betreft bijvoorbeeld ‘hulp bij de administratie thuis’, ‘hulp bij het bezoeken van artsen’, ‘dagopvang voor dementerenden’, ‘arbeidsmatige dagbesteding voor mensen die perspectief hebben op een (gedeeltelijk) betaalde baan’. De gemeente of de cliëntregisseur maakt voor elke cliënt een ondersteuningsplan, dat bestaat uit meerdere bouwstenen. Die bouwstenen zijn als producten los van elkaar ingekocht. Met de aanbieders worden afspraken gemaakt over het verwachtte volume en over de prestaties en resultaten per product of dienst. Optie b: Ondersteuningsplannen De inkoop betreft concrete ondersteuningsplannen. De gemeente streeft voor elke cliënt naar een ondersteuningsplan, dat bestaat uit meerdere bouwstenen. Het ondersteuningsplan wordt als één integrale dienst ingekocht. De zorgcoördinatie / casemanagement op het ondersteuningsplannen wordt door de gemeente zelf uitgevoerd of wordt als onderdeel van het individuele ondersteuningsplan ingekocht. De gemeente sluit een raamovereenkomst die ‘gevuld’ wordt met ondersteuningsplannen. Er worden geen afspraken gemaakt over interventies, diensten en producten, maar afspraken over integrale ondersteuningsplannen. Deze ondersteuningsplannen kunnen zich over meerdere levensdomeinen uitstrekken en meerdere aanbieders kunnen producten en diensten leveren. Een ondersteuningsplan heeft ‘een kop en een staart’, in het ondersteuningsplan zijn evaluatiemomenten opgenomen en een verwachtte einddatum voor de ondersteuning en/of daarna nog monitoring gewenst zal zijn. Met de aanbieder worden afspraken gemaakt over de verwachtte prestaties en resultaten op cliëntniveau. Voorgesteld wordt om bij maatwerkvoorzieningen te kiezen voor optie b: de inkoop van persoonsgebonden ondersteuningsplannen. Dit geeft helder en duidelijk invulling aan het principe dat ‘de cliënt centraal’ staat en geeft vrijheid aan aanbieders voor de invulling van het ondersteuningsplan. Tegelijkertijd dwingt deze aanpak aanbieders tot onderlinge samenwerking voor de realisatie van integrale, levensbrede ondersteuningsplannen. In het kader van de inrichting van het werkproces en de toegang moet iedere gemeente een keuze maken of de gemeente de ondersteuningsplannen zélf maakt, of dat ook deze dienstverlening wordt ingekocht. bijvoorbeeld in de vorm van een product ‘zorgcoördinatie’ of ‘casemanagement’ of ‘cliëntregie’. Deze dienstverlening kan worden ingekocht bij de aanbieders, maar bijvoorbeeld ook bij het CIZ worden ingekocht of belegd worden bij de sociale wijkteams. Binnen dit inkoopmodel kunnen meerdere keuzes door gemeenten worden gemaakt. Zie hoofdstuk 9. 2.6.4. Ondersteuningsplannen inkopen bij hoofdaannemers Niet iedere aanbieder zal alle bouwstenen kunnen leveren op alle leefgebieden. Als gekozen wordt voor optie b bij de vorige paragraaf, het inkopen van ondersteuningsplannen, dan is het noodzakelijk om per ondersteuningsplan, dus per cliënt, casemanagement of zorgcoördinatie te regelen. Daarin kunnen gemeenten uiteenlopende keuzes maken in samenhang met de wijze waarop de toegang wordt geregeld. Maar ook als de gemeente er voor kiest om zelf het ondersteuningsplan met de cliënt op te stellen, en om zelf het casemanagement / de zorgcoördinatie uit te voeren, of om dit bij het sociale wijkteam te beleggen, kan het zinvol zijn om voor de uitvoering van het ondersteuningsplan één hoofdaannemer te contracteren. De gemeente heeft dan één aanspreekpunt voor de kwaliteit en de voortgang / de prestaties en resultaten die met het ondersteuningsplan worden gemaakt. Optie a. Uitsluitend contracteren van hoofdaannemers op cliëntniveau voor maatwerkvoorzieningen in de vorm van ondersteuningsplannen. Per cliënt / per ondersteuningsplan is er één hoofdaannemer die regelt dat het ondersteuningsplan wordt gerealiseerd en die eindverantwoordelijk is voor alle ingezette ondersteuningsvormen. Waar nodig regelt de hoofdaannemer in overleg met de cliënt zelf onderaannemers die een of meerdere bouwstenen leveren voor de totstandkoming van het integrale ondersteuningsplan. Het gaat om hoofdaannemerschap pér cliënt. Deze hoofdaannemers kunnen grote én kleine aanbieders zijn, ook vrij gevestigenden en bijvoorbeeld zorgboerderijen kunnen een aanbod doen om op cliëntniveau het hoofdaannemerschap op zich te nemen.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
10/25
11
Optie b. Uitsluitend contracteren van regisserende hoofdaannemers. In deze optie ligt een veel bredere taak bij de hoofdaannemers, namelijk het realiseren van een infrastructuur waarin de begeleiding van cliënten geregeld wordt. Slechts enkele grotere aanbieders worden gecontracteert, alle kleinere aanbieders, vrijgevestigden en bijvoorbeeld zorgboerderijen kunnen uitsluitend meedoen op basis van onderaannemerschap. Voor beide opties geldt dat voor de verschillende onderdelen in het ondersteuningsplan gebruik gemaakt wordt van onderaannemers. Juridisch is en blijft de hoofdaannemer verantwoordelijk voor de kwaliteit en het daadwerkelijk leveren van de afgesproken activiteiten voor de desbetreffende cliënt. Een belangrijk aandachtspunt is dat in de praktijk de gemeente (vanuit haar zorgplicht voor haar inwoners) toch politiek aangesproken wordt op de kwaliteit, ook als het gaat om activiteiten van onderaannemers. In de raamovereenkomst met hoofdaannemers moeten de kwaliteitseisen bij het ‘doorcontracteren’ naar onderaannemers goed worden geborgd. Aandachtspunt is ook de administratieve taak die verbonden is aan het hoofdaannemerschap. De hoofdaannemer van een ondersteuningsplan heeft een prijsafspraak met de gemeente en regelt alle facturering. Onderaannemers kunnen niet rechtstreeks bij de gemeente factureren. Ook is de hoofdaannemer verantwoordelijk voor de feitelijke levering en de resultaten van de ondersteuning op cliëntniveau. Dus ook voor de ondersteuning die door andere aanbieders heeft plaatsgevonden of de resultaten die zijn bereikt door deelname aan een algemene voorziening voorzover dat onderdeel uitmaakt van het ondersteuningsplan. Voor kleine aanbieders en vrijgevestigden kan dit een knelpunt zijn. De samenwerkende zorgboerderijen in onze regio (Boer & Zorg) hebben al aangegeven dit te kunnen en willen doen via de coöperatie van zorgboerderijen als gekozen wordt voor optie a, het hoofdaannemerschap op klantniveau. De voorkeur is om te komen tot 1 ondersteuningsplan met 1 hoofdaannemer voor 1 (gezins) systeem. Het voorstel is om vanaf 1-1-2015 verplicht te starten met 1 ondersteuningsplan met 1 hoofdaannemer per cliënt voor alle maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo en om in de komende jaren desgewenst door te groeien naar 1 plan voor 1 (gezins)systeem met 1 hoofdaannemer. Voorgesteld wordt om uitsluitend een raamovereenkomst te sluiten met aanbieders die op klantniveau het hoofdaannemerschap kunnen en willen invullen. Voor de nadere invulling van het ondersteuningsplan op klantniveau, regelt de hoofdaannemer zelf onderaannemers. 2.6.5. Bouwstenen voor het samenstellen van ondersteuningsplannen Het uitgangspunt is resultaatgerichte ondersteuning. Het gaat dus uiteindelijk om de bereikte resultaten. In de praktijk laat zich dit moeilijk vertalen in een prijsstelling. Daarom wodt voorgesteld om de ondersteuningsplannen samen te stellen uit bouwstenen. Verder wordt voorgesteld om voor deze bouwstenen in de raamovereenkomst, gezamenlijk met de aanbieders, een bodemtarief vast te stellen. Deze bodemtarieven zijn gebaseerd op de verwachtte dienstverlening die noodzakelijk is voor het leveren van de bouwsteen en de daarmee beoogde resultaten. Bij de berekening van het bodemtarief van de bouwstenen wordt onder andere rekening gehouden met de kosten voor personeel, op basis van de CAO waar de desbetreffende aanbieders bij zijn aangesloten. Dit kan voor de drie sectoren (V&V, Gehandicaptensector en GGZ/MO) verschillend zijn. De concept-Wmo geeft hiervoor ook enkele richtlijnen. De bodemtarieven moeten in de raamovereenkomst worden opgenomen en door de gemeenteraad worden vastgesteld. Vervolgens worden in de bilaterale onderhandelingen met de aanbieders per bouwsteen de prijzen nader onderhandelt. Voorgesteld wordt om in de regionale raamovereenkomst ook de bouwsteen ‘’zorgcoordinatie of casemanagement’’ te benoemen en om daarvoor een bodemtarief vast te stellen. Per gemeente wordt vervolgens de keuze gemaakt of de ‘’zorgcoordinatie / het casemanagement’’ een bouwsteen is die bij de hoofdaannemers wordt ingekocht als standaard-onderdeel van ieder ondersteuningsplan, of dat de gemeente deze taak zelf uitvoert danwel delegeert aan bijvoorbeeld het sociale wijkteam en/of in een combinatie hiervan. De gemeente kan er ook voor kiezen dat uitsluitend aanbieders die de bouwsteen zorgcoördinatie aanbieden, kunnen deelnemen aan de contractering. Deze specifieke bouwsteen zal daarom bij de feitelijke bilaterale contractering per gemeente verschillend worden ingevuld en moet passen bij de gekozen inrichting van de toegang tot maatwerkvoorzieningen.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
11/25
12
Voorgesteld wordt om in de raamovereenkomst voor maatwerkvoorzieningen bouwstenen te benoemen en daar een standaardtarief aan te koppelen. Voorgesteld word om ook de bouwsteen ‘’zorgcoordinatie’’ te benoemen. Per gemeente wordt een keuze gemaakt om deze bouwsteen wel of niet daadwerkelijk af te nemen bij de aanbieders. Met de Nota ´De kracht van Apeldoorners´ is besloten dat Het Gesprek in de periode tot en met 2015 gevoerd wordt door de gemeente zelf of in opdracht van de gemeente. 2.6.6. Zorgpaden Voor enkele specifieke doelgroepen is het denkbaar dat we sterk op elkaar lijkende ondersteuningsplannen ontwikkelen. Anders gezegd: standaard ondersteuningsplannen of zorgpaden. Het gaat om een vaker voorkomende combinatie van bouwstenen. Daarnaast zijn er ondersteuningsplannen die geheel individueel op maat worden samengesteld met de in de raamovereenkomst benoemde bouwstenen, soms aanvullend ook nog met voor de cliënt unieke vormen van ondersteuning. Voorgesteld wordt om in de raamovereenkomst ook zorgpaden te benoemen met een basistarief op basis van veel voorkomende combinaties van bouwstenen die leiden tot ‘standaard ondersteuningsplannen’ voor specifieke cliëntgroepen. 2.7. Inkoop Huishoudelijke hulp meenemen als bouwsteen bij maatwerkvoorzieningen Huishoudelijke hulp kan worden beschouwd als algemene voorziening én tegelijkertijd deels worden ingekocht als maatwerkvoorziening voor specifieke cliëntgroepen. De gemeente kan er ook voor kiezen om huishoudelijke hulp te beschouwen als een algemene voorziening die inwoners op de markt kunnen kopen. Gemeente Apeldoorn kiest voor huishoudelijke hulp als algemene voorziening die op de markt te koop is. Alleen voor specifieke cliëntgroepen wordt een maatwerkvoorziening ingekocht via de procedure van bestuurlijk aanbesteden. Deze maatwerkvoorziening zal vooral bestemd zijn voor cliënten waarbij er meer gevraagd wordt dan ‘het huis schoonhouden’. Het gaat om cliënten die geen of onvoldoende regie hebben op het huishouden, anders gezegd: zij hebben ondersteuning nodig om te komen tot een gestructureerd huishouden. De hulp bij het huishouden maakt in dat geval onderdeel uit van de bouwstenen van het integrale ondersteuningsplan. Voorgesteld wordt om ook voor Huishoudelijke Hulp een tweedeling te maken in algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Tevens wordt voorgesteld om Huishoudelijke Hulp voor zover het een maatwerkvoorziening betreft, te beschouwen als een van de bouwstenen van ondersteuningsplannen en mee te nemen in de regionale aanbesteding Wmo 2015-2016. 2.8. Inkoop vervoer 2015-2016 meenemen als bouwsteen bij maatwerkvoorzieningen Op 18 oktober 2013 is in een regionaal bestuurlijk overleg afgesproken dat we regionale samenwerking op het brede vervoerdomein willen vormgeven en dat we regionale bundeling van vervoersstromen zullen nastreven. Concreet betekent dit: 1. Het in regionaal verband streven naar bundeling van verschillende vormen van routegebonden deur-tot-deur deur-tot-deur vervoer in principe per augustus 2016 of zoveel eerder danwel later als mogelijk. 2. Apeldoorn verlengt het lopende contract leerlingenvervoer tot augustus 2016. 3. Te starten met de voorbereidingen voor het inkopen/ organiseren van het deur-tot-deur vervoer, dat per 1 januari 2015 gedecentraliseerd wordt naar gemeenten in het kader van de decentralisatie AWBZ. 4. De provinciale visie op basismobiliteit uitwerken in een regionale nota basismobiliteit. 5. Een implementatieplan opstellen voor het realiseren van een zo optimaal mogelijke regionale bundeling van verschillende vormen van deur-tot-deur vervoer. Het bundelen van vervoerstromen betreft het bestaand en toekomstig Wmo-vervoer (Regiotaxi), leerlingenvervoer, vervoer van en naar de participatieplek en op termijn mogelijk ook het blijvend AWBZ-vervoer van intramurale cliënten, het haarvatenvervoer (OV-deel dat de Provincie mogelijk wil decentraliseren) en bovenregionaal vervoer (rijksvoornemen om ook de Valys naar gemeenten te decentraliseren). Juist deze inhoudelijke verbinding op thema biedt kansen voor effectieve en efficiënte samenwerking. Bij vervoer is het vooral doelmatig om voor de inkoop samen te werken met die gemeenten waarmee een druk vervoersverkeer is.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
12/25
13
Om te kunnen komen tot gelijkschakeling van de looptijd van diverse inkoopcontracten is het voorstel om in Apeldoorn voor de periode van 1-1-2015 tot 1-9-2016 het vervoer voor de begeleiding in te kopen als onderdeel van de begeleiding. Dit betekent dat het vervoer in ieder geval tot augustus 2016 wordt geregeld door de zorgaanbieders. 2.9. Persoonsvolgend regiemodel Bovenstaande keuzes leiden tot een inkoopmodel dat er in grote hoofdlijnen zo uit ziet Persoonsvolgend regiemodel
maatwerkvoorzieningen
algemene voorzieningen
raamovereenkomst
subsidieregeling gemeente
contract aanbieder 1
samenwerkende aanbieders wijk 1
ondersteuningsplan a ondersteuningsplan b ondersteuningsplan c
dagbesteding
cliënten
opvoedcursus
samenwerkende aanbieders wijk 2
contract aanbieder 2
Ondersteunings/ plannen
ontmoetingsplek
ondersteuningsplan d ondersteuningsplan e
regisseurs
cliëntregisseur casemanager ambulant begeleider job-coach wmo-consulent sociaal team MDT Dit model vertoont grote gelijkenis met het regisseursmodel van de regio Twente. De gemeenteraad van Apeldoorn heeft in de bespreking van de Nota Begeleiding op 10 en 17 oktober 2013 aangegeven te willen kiezen voor een persoonsvolgend model, waarin de cliënt, de eigen regie en zoveel mogelijk eigen keuze van de cliënt centraal staan. Het model van regio Twente is hierop ook aangepast, waardoor het Persoonsvolgend Regiemodel ontstaat. Voorgesteld wordt het persoonsvolgend regiemodel vast te stellen als regionaal inkoopmodel voor de Wmo 2015/2016 in Apeldoorn.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
13/25
14
2.10. Gevolgen voor de eigen bijdrage van inwoners De nieuwe concept-Wmo 2015 maakt onderscheid tussen een eigen bijdrage door inwoners in de kosten voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen. De hoogte van de eigen bijdrage kan de gemeente per soort voorziening verschillend vaststellen in de Verordening Wmo. De eigen bijdrage bedraagt maximaal de kostprijs. Bij een maatwerkvoorziening is sprake van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. De inning en berekening loopt via het CAK (wettelijk verplicht). Op deze wijze wordt cumulatie van eigen bijdragen bij meerdere maatwerkvoorzieningen (Wmo, AWBZ, Jeugd) binnen een gezin voorkomen. Wat betreft de algemene voorzieningen die de gemeente subsidieert kan de gemeente de hoogte van de eigen bijdrage in de verordening bepalen. Ook kan de gemeente een omschreven groep korting geven op bepaalde algemene voorzieningen. Is een cliënt/gezin aangewezen op veel algemene voorzieningen dan cumuleren deze eigen bijdragen. De gemeente kan kiezen voor het verlenen van een inkomensafhankelijke korting, zodat een te hoge draaglast bij de lagere inkomens kan worden voorkomen. Voor de inkoop maken we onderscheid in algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Bij het maken van deze indeling is het van groot belang om de effecten op de totale eigen bijdrage die cliënten/gezinnen moeten betalen mee te wegen. Het college geeft daarom opdracht om de gevolgen voor de eigen bijdrage van inwoners nader te onderzoeken. Net als bij de Huishoudelijke Hulp als algemene voorziening, kan ook voor andere algemene voorzieningen voor minima een regeling worden getroffen voor een financiële tegemoetkoming, met een vergelijkbare systematiek als de bijzondere bijstand of het sociaal vangnet. Voorstellen hieromtrent zullen nader worden uitgewerkt op basis van het nadere onderzoek naar de verwachtte effecten. Voorgesteld wordt om de effecten op de eigen bijdrage voor inwoners nader te onderzoeken.
3. Wet en regelgeving Voor het opdrachtgeverschap van de nieuwe taken kunnen gemeenten verschillende keuzes maken. Dit zijn deels politieke en strategische keuzes over de inrichting van het sociale domein. In deze notitie gaan we in op de keuze voor de inkoop Wmo 2015-2016 voor de gemeente Apeldoorn. Na een toelichting op de diverse mogelijkheden, en een verkenning van de mogelijkheden in wet- en regelgeving worden enkele keuzes voorgelegd aan de bestuurders. Gemeenten kunnen voor de inkoop Wmo een keuze maken voor subsidiering of aanbesteding. Bij subsidie is er in beginsel sprake van financiering op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij financiering door middel van aanbesteding zijn onder meer het Burgerlijk Wetboek (BW) en het (Europese) aanbestedingsrecht van toepassing. Omdat het in de Wmo gaat om zogenaamde ‘2b diensten’, is een verlicht aanbestedingsregime van toepassing. Dit geeft gemeenten een ruime keuze voor de wijze waarop het aanbestedingsprogramma wordt ingericht. 3.1. Subsidiering De gemeentelijke Algemene subsidieverordening (Asv), bevat procedurele en inhoudelijke voorschriften en een omschrijving van de beleidsterreinen waarop subsidies kunnen worden verstrekt. Aanbieders kunnen op basis van de Asv een subsidieaanvraag indienen, de gemeente moet deze subsidie-aanvraag dan beoordelen op basis van de Asv. Er kan voor worden gekozen om specifiek voor de (nieuwe) taken in de Wmo een subsidieregeling op basis van de Asv vast te stellen. Een subsidieregeling kan door het college van B&W worden vastgesteld. Na vaststelling wordt de subsidieregeling gepubliceerd en kunnen aanbieders voor een bepaalde datum een subsidie-aanvraag in dienen. In de subsidieregeling wordt bepaald welke concrete activiteiten kunnen worden gesubsidieerd, wat het subsidieplafond is, wat de beleidsprioriteiten zijn, om welke doelgroepen (cliëntgroepen) het gaat en op welke wijze ingediende subsidie-aanvragen een ranking krijgen. Dit betekent dat in de subsidieregeling verdeel-criteria van het beschikbare subsidiebedrag zijn opgenomen. In de subsidieregeling wordt ook aangegeven welke verplichtingen er aanvullend op de Asv van toepassing zijn en wordt de wijze van uitbetaling en verantwoording geregeld. Uit de subsidie-aanvragen die voor de sluitingsdatum zijn ontvangen maakt de gemeente een keuze welke aanvragen geheel of gedeeltelijk worden gehonoreerd. Dit resulteert in een beschikking tot subsidieverlening aan de desbetreffende aanbieders. Voorgesteld wordt om voor de (nieuwe) taken in de Wmo een regionale subsidieregeling te maken. Alle deelnemende gemeenten stellen deze subsidieregeling vast als aanvullend op hun eigen Asv. Voor aanbieders heeft dit het voordeel dat bij alle deelnemende gemeenten voor dit specifieke beleidsterrein dan gelijkluidende subsidieregels worden toegepast. Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
14/25
15
Subsidie heeft als nadeel dat de nakoming van afgesproken activiteiten niet kan worden verplicht. Desgewenst kan, in aanvulling op een beschikking tot subsidieverlening, met de aanbieder een ‘’uitvoeringsovereenkomst ‘’ worden afgesloten. Waar de subsidieverlening onder het bestuursrecht valt, valt de uitvoeringsovereenkomst onder het privaatrecht. In de uitvoeringsovereenkomst kunnen gemeente en aanbieder overeenkomen dat er een verplichting is om de activiteit te verrichten. Als de aanbieder dit nalaat, kan nakoming alsnog worden afgedwongen via de burgerlijk rechter. Dit schept een zekere garantie dat activiteiten die van groot belang zijn, ook daadwerkelijk zullen plaatsvinden. Voorgesteld wordt om regionaal vast te stellen welke activiteiten, die worden gesubsidieerd, van dermate groot belang zijn dat het wenselijk is om een uitvoeringsovereenkomst te sluiten waarin de verplichting is opgenomen voor de aanbieder om deze activiteiten ook daadwerkelijk uit te voeren. De uitvoeringsovereenkomst wordt per gemeente / per aanbieder afgesloten in aanvulling op de beschikking tot subsidie-verlening. 3.2. Aanbesteding 3.2.1.Europees aanbesteden (opdrachten met een totale waarde boven 200.000 Euro) Opdrachten met een totale waarde boven € 200.000,- moeten in beginsel Europees worden aanbesteed. Dat betekent dat de aanbesteding Europees wordt gepubliceerd. Dit geldt niet voor gezondheidszorg - en maatschappelijke dienstverlening. Dat zijn bijlage 2B-diensten waarvoor een verlicht regime geldt. Bij 2B-diensten boven € 200.000 heeft de gemeente de volgende twee mogelijkheden (indien er geen grensoverschrijdend belang is en daar gaan we bij de betreffende opdrachten vanuit) die genoemd worden in paragraaf 4.2.2 en 4.2.3. 3.2.2. Openbaar aanbesteden De formele naam zoals ook genoemd in het aanbestedingsbeleid is: Nationaal (openbaar) aanbesteden: In dit document spreken we kortweg van ‘openbaar aanbesteden’. Bij een openbare aanbesteding moet de aanbesteding én de gunning gepubliceerd worden voor de gehele landelijke markt. Alle partijen die in aanmerking willen komen voor de opdracht kunnen een inschrijving doen en worden beoordeeld op basis van vooraf gestelde selectie- en gunningscriteria. De start van een openbare aanbesteding bestaat uit het publiceren van een bestek met een programma van eisen. Vervolgens kunnen geïnteresseerde aanbieders hierover vragen stellen. De gemeente beantwoord deze vragen in een Nota van Inlichtingen die eveneens wordt gepubliceerd. Vervolgens kunnen de aanbieders een offerte indienen. De offertes worden door de gemeente beoordeeld op de vooraf gepubliceerde criteria. Op basis van de eerste beoordeling van de offertes kunnen een of meerdere aanbieders worden uitgenodigd om hun offerte te presenteren / nader toe te lichten aan de gemeente. Hierna volgt de definitieve beoordeling die leidt tot een voornemen tot gunning (desgewenst aan meer partijen, als die mogelijkheid in de aanbestedingsdocumenten kenbaar is gemaakt) en de afwijzingen. Na een ‘standstill’ periode van 20 dagen waarin afgewezen partijen toelichting kunnen vragen en protest kunnen aantekenen, volgt de definitieve gunning en het afsluiten van een contract. 3.2.3. ‘Bestuurlijk’ aanbesteden Bestuurlijk aanbesteden is een populaire term die bedacht is door Tim Robbe en die een eigen leven is gaan leiden. Het is geen naam van een officiële aanbestedingsprocedure. Deze procedure is een bijzondere vorm van nationaal openbaar aanbesteden, waarbij de ruime mogelijkheden van het verlichte 2B-regime optimaal benut worden. Er is veel mogelijk als het maar transparant gebeurt en vooraf kenbaar wordt gemaakt. Bij de start van het bestuurlijk aanbesteden worden selectiecriteria geformuleerd welke aanbieders in eerste instantie worden uitgenodigd. Dat kunnen bijvoorbeeld alle aanbieders zijn die op een bepaald terrein actief zijn in de eigen gemeente / de eigen regio. Door de gemeente wordt een conceptraamovereenkomst opgesteld. De gemeente verwerkt daarin haar eigen programma van eisen / programma van wensen. Op basis daarvan wordt het gesprek aangegaan met de aanbieders. Dit kan leiden tot een aanpassing van de raamovereenkomst. Nadat overeenstemming is bereikt wordt de raamovereenkomst gezamenlijk ondertekend.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
15/25
16
In deze raamovereenkomst worden alle randvoorwaarden en kwaliteitsvoorwaarden vastgelegd waarover overeenstemming is bereikt. Ook worden in de raamovereenkomst initiële afspraken gemaakt over de prijs. De initiële prijsafspraken kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een standaardprijs voor bepaalde activiteiten, of een bodemprijs / bodemtarief voor bepaalde diensten en producten. Vervolgens worden per aanbieder nadere, meer gedetailleerde prijsafspraken gemaakt en vastgelegd in een contract. De raamovereenkomst en gunning aan alle deelnemende aanbieders wordt gepubliceerd. Tijdens de contractduur kunnen nieuwe aanbieders zich melden en worden toegelaten mits ze aan dezelfde voorwaarden voldoen en de raamovereenkomst mede ondertekenen. Deze wijze van aanbesteden biedt ook kansen voor nieuwe (kleine) aanbieders. Openbaar aanbesteden en/of bestuurlijk aanbesteden zijn verplicht voor 2B-diensten vanaf € 200.000,- Deze aanbestedingsprocedures zijn op basis van de Aanbestedingswet ook ’proportioneel’ bij opdrachten met een totale opdrachtwaarde tussen €100.000,- en € 200.000,- . Bij lagere opdrachten komt onderhands aanbesteden in beeld, zie paragraaf 5.2.4 en 5.2.5 3.2.4. Meervoudig onderhands (tot maximaal 100.000 Euro) Bij deze vorm van aanbesteden wordt een beperkt aantal aanbieders (tenminste drie en ten hoogste vijf aanbieders, anders motiveren) gevraagd om een offerte in te dienen. Als deze procedure wordt toegepast bij opdrachten met een totale waarde hoger dan € 100.000,- moet goed worden gemotiveerd waarom deze procedure wordt toegepast. 3.2.5. Enkelvoudig onderhands (tot maximaal 30.000 Euro) In deze procedure wordt één partij gevraagd om een offerte in te dienen. Na een eventuele onderhandeling wordt de opdracht bij deze partij geplaatst. Als deze procedure wordt toegepast bij opdrachten met een totale waarde hoger dan € 30.000,- moet goed worden gemotiveerd waarom deze procedure wordt toegepast. Bij het bepalen van de totale opdrachtwaarden van een onderhandse aanbesteding mag geen sprake zijn van ongeoorloofde splitsing. Dat wil zeggen: het is niet toegestaan om een opdracht ’in stukken te knippen’ terwijl het om één pakket van samenhangende diensten of producten gaat. Voorgesteld wordt om voor de (nieuwe) Wmo-taken te kiezen voor een procedure met bestuurlijk aanbesteden. Dit betekent dat in eerste instantie alleen regionale aanbieders worden uitgenodigd om te komen tot een raamovereenkomst. Nieuwe en kleine aanbieders kunnen later aansluiten. 3.3. Het MKB en de lokale economie In de Gids Proportionaliteit (verplichte richtsnoer bij Aanbestedingswet) zijn diverse passages opgenomen die er toe bijdragen dat het MKB meer kans heeft om bij aanbestedingen mee te doen en te winnen. Dat komt tot uiting in voorschriften om niet te hoge geschiktheidseisen te stellen of teveel informatie op te vragen. Ook wordt in de gids gestimuleerd om opdrachten in percelen te verdelen of opdrachten niet onnodig te clusteren. Het gaat daar bij niet om het lokale MKB, maar om het MKB in het algemeen. In het aanbestedingsbeleid van gemeente Apeldoorn is vastgelegd dat de gemeente bij een onderhandse aanbesteding rekening kan houden met de lokale economie of lokale ondernemers. Het benutten van lokaal ondernemerschap kan ook bijdrage aan de doelmatigheid van de inkoop. Ook bij een openbare of bestuurlijke aanbesteding houdt de gemeente de mogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf in het oog. Dit kan de gemeente doen door gebruik te maken van percelen in aanbestedingen, het toestaan van het aangaan van combinaties en onderaanneming, het verminderen van de lasten en het voorkomen van het hanteren van onnodig zware selectie- en gunningscriteria. 3.4. Sociaal aanbesteden Sinds 2011 maakt sociaal aanbesteden onderdeel uit van ons inkoopbeleid. Dit houdt in dat in beginsel bij alle aanbestedingen van diensten en werken 5% van de aanneemsom of 10% van de loonsom besteedt moet worden aan de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Echter is ook bepaald dat Sociaal Aanbesteden maatwerk is. Er wordt bij elke aanbesteding afgewogen of het opgenomen kan worden en in welke vorm.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
16/25
17
In deze afweging wordt meegenomen of het werk geschikt is voor de inzet van doelgroepen, of er geen verdringing optreedt ( vaste medewerkers die afscheid moeten nemen van hun werkgever om doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt te laten instromen) en of er mensen beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt die het werk zouden kunnen doen. Voor de aanbesteding WMO moet rekening worden gehouden met het feit dat er mensen zijn die enerzijds behoren tot de doelgroep mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en anderzijds tot de doelgroep die zorg of begeleiding ontvangt via de WMO of AWBZ. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat de zorgaanbieders in dit geheel een dubbelrol kunnen hebben. Als werkgever wordt van hen gevraagd werkgelegenheid te bieden aan de doelgroepen, als zorgaanbieder wordt van hen gevraagd om hun clienten (zoveel mogelijk) toe te leiden tot (betaald) werk, vrijwilligerswerk, participatie- en meedoeplekken, etc. Het zou ook kunnen voorkomen dat de organisatie waarvan de persoon begeleiding ontvangt, tegelijkertijd de nieuwe werkgever wordt. De doelgroep die valt onder sociaal aanbesteden is echter heel breed dus er zal ook een groep zijn voor wie dit niet het geval is. Er is sinds 2011 ervaring opgedaan met verschillende vormen van sociaal aanbesteden. Er zal bepaald moeten worden welke vorm het beste past bij de aanbesteding WMO. In overleg met de aanbieders wordt hier begin 2014 nadere uitwerking aan gegeven. 3.5. Concurrentie Een van de onderwerpen waarover door gemeenten en aanbieders wordt gediscussieerd is het inkopen bij een groep van onderling samenwerkende aanbieders. Er zijn op hoofdlijnen twee modellen te onderscheiden: 1. ‘Wijkgericht inkopen’ bij een ‘samenwerkingsverband’ van aanbieders die op één thema de gehele dienstverlening verzorgen in een wijk of een stadsdeel. Deze vorm van inkoop sluit aan op de beleidsuitgangspunten van wijkgericht werken, de zorg dichtbij de burger en het besparen op vervoerskosten bij dagbesteding. 2. ‘Ketenzorg inkopen’ bij een ‘coöperatie’ van aanbieders voor een specifieke cliëntgroep. Dit sluit aan op het beleidsuitgangspunt om te komen tot één doorlopend inhoudelijk plan met één regisseur / zorgcoördinator voor het hele gezin. Bij de gedachte van een coöperatie gaat het vooral om de ketenzorg, het complementair aan elkaar kunnen werken. Voordeel is dat men elkaars expertise kan inschakelen bij de realisatie van het zorgplan, zonder de bureaucratie van hoofdaannemerschap / onderaannemerschap. Knelpunt is wel dat veel aanbieders ook overlappende / vergelijkbare dienstverlening hebben. Op dat onderdeel van de bedrijfsvoering dreigt dan de concurrentie weg te vallen hetgeen niet is toegestaan. Hetzelfde geldt voor het wijkgericht werken. Juist omdat we de cliënt zoveel mogelijk keuzevrijheid willen bieden, zullen in de wijk meerdere aanbieders dezelfde diensten leveren. Zij hebben met elkaar een samenwerkingsverband gevormd waarmee de gemeente één contract heeft gesloten. Daardoor valt de concurrentie weg. Dat is niet toegestaan. Een “samenwerkingsverband” mag juridisch gezien slechts bestaan uit aanbieders van verschillende producten en diensten, die niet met elkaar kunnen concurreren op hetzelfde product of dienst. Een mogelijke oplossing is om de diensten van een samenwerkingsverband te subsidiëren in plaats van aan te besteden, ook als het gaat om maatwerkvoorzieningen. In dat geval kan de financiering worden aangemerkt als ‘staatssteun’. Indien aan alle voorschriften is voldaan kan er sprake zijn van ‘verenigbare steun’ voor de financiering van een DAEB (Dienst van algemeen economisch belang). Het onderwerp dienst van algemeen economisch belang is niet eenvoudig te schetsen en moet van geval tot geval worden bekeken. Op dit moment is niet duidelijk welke Wmo-taken (en de uitvoering daarvan) daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen. Dit vraagt nader onderzoek. 3.6. Omzetbelasting (BTW) Bij algemene voorzieningen is het voorstel om te kiezen voor subsidiering. Daarbij kan overwogen worden om te gaan werken met een ‘uitvoeringsovereenkomst’ waardoor – indien nodig – nakoming kan worden afgedwongen. Bij subsidiëring (met of zonder uitvoeringsovereenkomsten) is geen sprake van verschuldigde BTW als er geen tegenprestaties worden geleverd. Worden allerlei afspraken gemaakt over leveringen en diensten is er wel sprake van verschuldigde BTW. Veel hangt af van de formulering van de subsidievoorwaarden in de subsidieregeling, de beschikking tot subsidieverlening en de formulering in de eventuele, aanvullende ‘uitvoeringsovereenkomst’.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
17/25
18
Het is daarom belangrijk om bij het formuleren van deze documenten altijd een check door financiën te laten plaatsvinden op de vraag of dit tot een BTW-verplichting kan leiden. Het financieren van ‘ondersteuningsplannen’ of ‘trajectplannen’ met subsidie kan leiden tot juridischfinanciële problemen. Vanuit financiën wordt daarom de keuze voor een aanbestedingsprocedure bij maatwerkvoorzieningen onderstreept. Maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo worden namelijk wettelijk uitgesloten van BTW. in de concept-tekst Wet Maatschappelijke Ondersteuning staat: Artikel 6.30: artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt ‘alsmede huishoudelijke verzorging, bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning, verleend aan personen ten behoeve van wie ingevolge die wet vaststaat dat ze op die verzorging zijn aangewezen’ vervangen door: alsmede maatwerkvoorzieningen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, verstrekt door het college van burgemeester en wethouders of betaald ten laste van een persoonsgebonden budget in de zin van die wet. Wel moeten de leveranciers van de diensten kritisch gevolgd worden in de exacte formulering die zij kiezen bij de facturering om ervoor te zorgen dat er niet alsnog een BTW-verplichting kan ontstaan. Ook voor het inregelen van de facturering moet dus overleg plaatsvinden met financiën. Verder geldt natuurlijk een uitzondering voor hulpmiddelen die altijd BTW-plichting zijn.
4. Tijdspad In het kader van de Wmo moet de subsidiering / aanbesteding vóór 1-11-2014 zijn afgerond, de dienstverlening moet van start gaan per 1-1-2015. (zie toelichting bijlage 1.) Voor de inkoop Wmo 2015/2016 geldt het volgende tijdspad: -
collegebesluit inkoopbeleidsbepaling Wmo 2015/2016
28 januari 2014
-
marktconsultatie met aanbieders
medio februari 2014
-
advisering Wmo-raad concept-inkoopdocumenten
1 april – 9 mei 2014
-
collegebesluit concept-inkoopdocumenten
27 mei 2014
-
collegebesluit concept-raamovereenkomst met aanbieders
2 september 2014
-
raadsbesluit raamovereenkomst met aanbieders
2 oktober 2014
-
bilaterale contracten ondertekend met aanbieders
1 november 2014
Conform de nieuwe Wmo moet de gemeente de contractering uiterlijk op 1 november 2014 hebben afgerond.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
18/25
19
Bijlage 1:
Tijdspad voor inkoop Wmo moet vóór 1 november 2014 zijn afgerond
In de concept-Wmo staat hierover: Artikel 7.1.: Het (CIZ) draagt een aanvraag (…) die is ingediend na 31 oktober van het kalenderjaar waarin enig artikel van deze wet inwerking is getreden, zo spoedig mogelijk ter behandeling over aan het college van de gemeente waarin de verzekerde ingezetene is (…) Artikel 7.7. lid 3: Het college draagt er zorg voor dat onderzoeken (…o.a. het gesprek) kunnen worden uitgevoerd met ingang van 1 november van het kalenderjaar waarin enig artikel van deze wet in werking is getreden en dat op aanvragen voor een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget die worden gedaan voor de eerste dag van het kalenderjaar na dat waarin enig artikel van deze wet in werking is getreden, tijdig een besluit wordt genomen Toelichting: Aanvragen die worden ingediend na 31 oktober 2014, kunnen in de praktijk slechts in uitzonderlijke gevallen nog leiden tot de verlening van AWBZ-zorg. De overdracht van een aanvraag door het CIZ (of van een cliënt die zich vanaf 1 november 2014 direct tot de gemeente wendt) vormt het signaal voor de gemeente om te beginnen met het onderzoek. Na dat onderzoek kan betrokkene dan een aanvraag om ondersteuning bij de gemeente indienen. Anders gezegd: de overdracht door het CIZ staat gelijk aan een melding door of namens een cliënt, na een melding moet de gemeente binnen 6 weken onderzoek uitvoeren en daarvan schriftelijk verslag doen aan betrokkene. Vervolgens kan een aanvraag worden ingediend voor een maatwerkvoorziening, daarop moet de gemeente binnen 2 weken beslissen. Dit leidt tot het volgende tijdspad: Overdracht door CIZ / melding aan gemeente / melding door cliënt: 3 november 2014 Onderzoek afgesloten met een schriftelijk verslag: 15 december 2014 (binnen 6 weken) Aanvraag voor maatwerkvoorziening ontvangen van betrokkene: 16 december 2014 Beschikking / besluit voor maatwerkvoorziening: 30 december 2014 (binnen 2 weken) Gevolgen voor inkoop: Afhankelijk van hoe de gemeente de toegang wil regelen: als de gemeente het onderzoek / keukentafelgesprek wil mandateren aan een andere bestuursvorm moet de organisatie én financiering daarvan vóór 1 november 2014 geregeld zijn. Om burgers na de inwerkingtreding van de wet tijdig van maatwerkvoorzieningen te kunnen voorzien, zal de gemeente vanaf 1 november 2014 een functionerend stelsel van onderzoek naar de noodzaak van maatwerkvoorzieningen moeten hebben. Om een besluit te kunnen nemen over maatwerkvoorzieningen waar de cliënt vanaf 1-1-2015 gebruik van kan maken, moeten de contracten met aanbieders vóór 1-1-2015 daadwerkelijk zijn afgesloten. Om te kunnen beslissen voor toekenning van een maatwerkvoorziening, moeten die maatwerkvoorziening namelijk ook daadwerkelijk kunnen worden aangeboden. Artikel 7.3.: Belanghebbenden behouden de rechten en verplichtingen mbt de aanspraak op zorg op basis van de CIZ-indicatie ten hoogste tot - de eerste dag van het tweede kalenderjaar (dus tot 1-1-2016) mbt zorg in natura - de eerste dag van het tweede kalenderjaar (dus tot 1-1-2016) mbt een pgb - de eerste dag van het zesde kalenderjaar (dus tot 1-1-2021) mbt Beschermd Wonen GGZ Het college is bevoegd vast te stellen dat betrokkene met ingang van een eerder tijdstip niet langer recht heeft op de zorg zoals bepaald in de CIZ-indicatie. Dan moet een onderzoek zijn afgerond, er moet een vaststelling (beschikking) zijn voor wel/niet een maatwerkvoorziening en/of een pgb en moet ook een eventuele bezwaar en beroepsprocedure zijn afgerond. Het nieuwe besluit kan betekenen dat de aard en omvang van de maatwerkvoorziening verschilt van de eerdere AWBZ-zorg. Het nieuwe besluit kan ook met zich meebrengen dat betrokkene de ondersteuning moet betrekken bij een andere aanbieder. Toelichting: Bestaande cliënten behouden het recht op de zorg conform hun CIZ-indicatie tot 1-1-2016, onder de condities die daarvoor onder de AWBZ van toepassing waren. Dit betekent onder andere dat de eigen bijdrage ongewijzigd blijft. ‘Dat betekent ook dat zij er recht op hebben dat die zorg geleverd wordt Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
19/25
20
door de zorgaanbieder van wie zij die zorg dan ontvangen, zelfs indien deze niet door de gemeente is gecontracteerd.’ Iemand die volgens de CIZ-indicatie aanspraak heeft op meer zorg dan dat hij op 11-2015 ontvangt, kan het nog niet gebruikte deel van de aanspraak desgewenst ook nog tot gelding brengen. In het geval van Beschermd Wonen GGZ betekent dit dat de cliënt minimaal vijf volle kalenderjaren recht houden op de intramurale aanspraak zoals vastgelegd in de CIZ-indicatie. Cliënten die op 1-12015 verblijven in een instelling voor Beschermd Wonen GGZ, kunnen in die instelling blijven wonen zolang hun indicatie daarvoor geldt, in elk geval tot 1-1-2021 en mogelijk zelfs ook daarna nog. Bij koninklijk besluit zal nader worden vastgesteld vanaf welke datum gemeenten geheel verantwoordelijk worden voor de wijze waarop de betrokken cliënten worden ondersteund en de overgangsregeling kan vervallen. Gevolgen voor inkoop: cliënten en zorgaanbieders krijgen met deze bepaling de mogelijkheid om in het gehele kalenderjaar 2015 de AWBZ-zorg te continueren, en eventueel zelfs op te hogen als de CIZ-indicatie op 1-1-2015 niet ten volle wordt besteed. Bij Beschermd Wonen GGZ gaat dit om een periode van minimaal vijf volle kalenderjaren. De gemeente moet de zorg financieren, ook als het gaat om een aanbieder die niet door de gemeente is gecontracteerd. Met die aanbieder heeft de gemeente dus géén kwaliteitsafspraken, géén prijsafspraken en géén afspraken over een gekantelde werkwijze en/of de uitstroom naar zelfstandig wonen. Dit impliceert voor gemeenten zeer grote financiële risico’s. Het is daarom zaak om met alle potentiële aanbieders vóór 1-1-2015 gedegen afspraken te maken over de inkoop vanaf 2015, inclusief afspraken hoe om te gaan met cliënten wiens CIZ-indicatie nog in 2015 (of langer) bij die aanbieder wordt ingevuld. Artikel 7.7. lid 2: Het college treft de algemene voorzieningen (…) voor 1 november van het kalenderjaar waarin enig artikel van deze wet in werking is getreden. Toelichting: De algemene voorzieningen die de gemeente in haar beleidsplan opneemt en de algemene voorzieningen waartoe het wetsvoorstel verplicht, zoals het SHG en maatregelen voor mantelzorgers, zullen vóór 1 november 2014 moeten worden getroffen. Gevolgen voor de inkoop: Vóór 1 november 2014 moeten zijn gecontracteerd: Verplichte algemene voorzieningen: - algemene ondersteuning waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is o cliëntondersteuning, informatie en advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie (incl informatiepunten) o cliëntondersteuning voor het verkrijgen van integrale dienstverlening, het maken van keuzes en het verkrijgen van een maatwerkvoorziening (regieversterking) - anonieme hulp op afstand (24/7 telefonisch spreekuur), (waarschijnlijk landelijk geregeld) - de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers - steunpunt huiselijk geweld (SHG) Niet verplichte algemene voorzieningen: - huishoudelijke hulp; deze vorm van ondersteuning kan in de vorm van een maatwerkvoorziening worden verstrekt, maar kan ook als algemene (schoonmaak) voorziening worden aangeboden, dan moet contractering vóór 1-11-2014 plaatsvinden. - een actieve benadering (van zorgmijders en zorgmissers) zodat signalen van gewenste ondersteuning tijdig worden opgevangen en zo nodig actief hulp wordt aangeboden - diensten en activiteiten tbv de ondersteuning van de zelfredzaamheid, participatie, Beschermd Wonen GGZ of Opvang, bijv aantrekkelijke, toegankelijke plekken waar burgers elkaar kunnen ontmoeten, activiteiten met een sociaal-recreatief of sportief karakter voor specifieke doelgroepen, een inloopspreekuur, inloopactiviteiten voor mensen die zich eenzaam voelen, crisisopvang voor daklozen, voorzieningen die een zinvolle dan wel gestructureerde invulling aan de dag geven, algemene vervoersvoorzieningen, etc. zoals benoemd in het beleidsplan Wmo van de gemeente. Dit beleidsplan dient eveneens vóór 1 november 2014 te zijn vastgesteld.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
20/25
21
Bijlage 2:
subsidietechnische en aanbestedingstechnische toelichting
Subsidie of aanbesteden (overheidsopdracht) Een belangrijke vraag die gemeentelijke opdrachtgevers zullen hebben is of de beoogde dienstverlening in de vorm van subsidie in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan of moet worden gefinancierd of dat bekostiging plaatsvindt op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst (overheidsopdracht) op basis van een aanbesteding. 1. Subsidie De gemeente kan subsidies verstrekken of overeenkomsten (overheidsopdrachten) sluiten om bepaalde beleidsdoelstellingen te halen. Het verstrekken van subsidies vindt plaats op basis van Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en bij het sluiten van overeenkomsten zijn onder meer de regels van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het (Europese) aanbestedingsrecht van toepassing. Voor het kunnen aanmerken van een betaling als subsidie of opdracht (overeenkomst) zijn in de Memorie van toelichting op titel 4.2 Awb een aantal criteria opgenomen, waaronder: - de betrokkenheid van derden; - de hoogte van het bedrag en; - van welke partij het initiatief is uitgegaan. Onderscheid tussen subsidies en (overheids)opdrachten is niet alleen juridisch relevant voor het van toepassing zijnde rechtskader, maar ook inkooptechnisch belangrijk. Wanneer moeten subsidies worden aanbesteed? Op het moment dat een subsidie zich kwalificeert als een overheidsopdracht, is in principe de aanbestedingsrichtlijn (2004/18/EG) van toepassing en dient de opdracht (Europees) aanbesteed te worden. Indien een concrete rechtsverhouding geen overheidsopdracht maar louter een zuivere subsidie met zich meebrengt zijn met name de Europese staatssteunregels en (de subsidietitel van) de Awb relevant (voor de nadere aanduiding van staatssteun wordt verwezen naar de bijlage juridische/inkooptechnische aandachtspunten startnotitie regionale inkoop 3D). Omdat overheidssubsidies op vele verschillende beleidsterreinen dienen te worden vormgegeven en/of verleend is het moeilijk een algemene uitspraak te doen over het feit of een - in principe bestuursrechtelijke subsidie zodanig is ingericht dat deze meer richting een opdracht (inclusief het privaatrechtelijke karakter daarvan) neigt. De uiteindelijke beslissing of een (financiële) transactie/handeling door de gemeente zich kwalificeert als een opdracht of subsidie ligt dan ook altijd bij (het bevoegde bestuursorgaan van) de gemeente. 1.1. De subsidie-uitvoeringsregeling Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Naast het voldoen aan deze begripsomschrijving is in de Awb bepaald dat subsidie op een wettelijk voorschrift gebaseerd moet zijn, waarin is geregeld voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Het wettelijk voorschrift, te weten de Algemene subsidieverordening (Asv), bevat procedurele en inhoudelijke voorschriften en een omschrijving van de beleidsterreinen waarop subsidies kunnen worden verstrekt. In de op de Asv gebaseerde uitvoeringsregeling wordt bepaald welke concrete activiteiten per beleidsterrein in aanmerking komen voor subsidie. Daarnaast worden in deze uitvoeringsregelingen bepalingen opgenomen met betrekking tot de doelgroep (bijvoorbeeld cliëntgroepen), aanvullende verplichtingen, het subsidieplafond, de verdeelcriteria en de wijze van uitbetaling. (In de notitie Contouren regionale inkoop 3D wordt gesproken over een ‘subsidieregeling’, in deze bijlage wordt de juridische benaming ’uitvoeringsregeling’ gebruikt). 1.2. Wijze van verdeling opnemen in de subsidie-uitvoeringsregeling Subsidies kunnen worden verdeeld volgens de systematiek van “wie eerst komt wie eerst maalt” of de tendersystematiek. Deze bestuursrechtelijke vorm van aanbesteden maakt het mogelijk om verschillende partijen te laten deelnemen aan een subsidietender waarbij op grond van kwalitatieve criteria een rangorde (verdeling) kan worden bepaald. Deze systematiek wordt thans toegepast op grond van de Regeling Regionaal Kompas Oost-Veluwe 2013. De kwalitatieve criteria moeten worden opgenomen in een wettelijk voorschrift (uitvoeringsregeling) en dienen samen met het bijbehorende subsidieplafond bekend te worden gemaakt.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
21/25
22
Het bevoegde bestuursorgaan is in het bestuursrechtelijke subsidietendersysteem gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (a.b.b.b.) om zodoende zonder vooringenomenheid te handelen. 1.3. De subsidie-uitvoeringsovereenkomst Het subsidieproces kent beschikkingen in de vorm van subsidievaststellingen die meestal vooraf worden gegaan door subsidieverleningen. Subsidieverlening creëert een voorwaardelijke aanspraak op de subsidie, mits de voorwaarden en verplichtingen worden nagekomen. Er ontstaat een recht op (gedeeltelijke) uitbetaling van de subsidie zodra de activiteiten (deels) hebben plaatsgevonden. Ter uitvoering van de verleningsbeschikking kan een subsidie-uitvoeringsovereenkomst worden gesloten. Het verlenen van een subsidie met behulp van uitsluitend een subsidie-uitvoeringsovereenkomst is niet mogelijk. De subsidie-uitvoeringsovereenkomst is een overeenkomst naar burgerlijk recht tussen de subsidiegever en subsidieontvanger, waarin de aanvullende verplichting kan worden opgelegd dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten. Laat de ontvanger dit na, dan kan het bestuursorgaan naleving van de overeenkomst zonodig afdwingen bij de burgerlijke rechter. Deze mogelijkheid schept een zekere garantie dat de activiteiten die van groot belang zijn, ook daadwerkelijk zullen plaatsvinden. 2. Aanbesteden 2.1. Europees aanbesteden (opdrachten met een totale waarde boven 200.000 Euro) Opdrachten met een totale waarde boven € 200.000,- moeten in beginsel Europees worden aanbesteed. Dat betekent dat de opdrachten gepubliceerd moeten worden op Tenderned en dat alle belangstellende opdrachtnemers uit de Europese Unie kunnen inschrijven op deze opdrachten. Bijlage 2B-diensten. De opdrachten in het kader van de decentralisaties zijn naar verwachting (vrijwel) allemaal bijlage 2Bdiensten. Dit wil zeggen dat voor deze opdrachten een verlicht regime van toepassing is, waardoor de opdrachten zelf niet Europees gepubliceerd hoeven te worden. Enkel de gunning van de opdrachten hoeft Europees gepubliceerd te worden op Tenderned. Nieuwe Europese richtlijn. Ook in de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijn die naar verwachting de komende jaren (2014 en 2015) ingevoerd zal worden, zullen sociale en maatschappelijke diensten naar verwachting onder een verlicht regime blijven vallen. Ook zal onder de nieuwe richtlijn het gebruik van een onderhandelingsprocedure voor producten die niet standaard in de markt te krijgen zijn waarschijnlijk mogelijk worden. 2.2. Nationaal (openbaar) aanbesteden (100.000-200.000 Euro) Bij grotere opdrachten (€ 100.000,- tot 200.000) onder de Europese drempelwaarden (of 2B-diensten vanaf € 100.000,- zonder grensoverschrijdend belang) moeten we tenminste de hele nationale markt benaderen door de opdracht vooraf nationaal op Tenderned aan te kondigen. Bij 2B-diensten boven € 200.000,- moet de gunning van de opdracht(en) gepubliceerd worden op Tenderned De Nationaal Openbare Aanbesteding wordt gepubliceerd op Tenderned (met de vermelding dat het geen Europese aanbesteding is, zodat hij niet door Tenderned wordt doorgestuurd naar de Europese publicatiesite). Een vorm van openbaar aanbesteden die bij 2B-diensten regelmatig wordt toegepast is ‘bestuurlijk’ aanbesteden. 2.3. ‘Bestuurlijk’ aanbesteden Bestuurlijk aanbesteden is een populaire term. Het is geen naam van een officiële aanbestedingsprocedure, maar een term die bedacht is door Tim Robbe en die een eigen leven is gaan leiden. Hierbij worden de ruimere mogelijkheden van het verlichte regime benut. Er is veel mogelijk als het maar transparant gebeurt en vooraf kenbaar wordt gemaakt.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
22/25
23
Bij deze wijze van aanbesteden is het gebruikelijk dat een overeenkomst wordt gesloten door de gemeente (opdrachtgever/financier) met alle deelnemende aanbieders (opdrachtnemers) die voldoen aan de selectiecriteria, en het PVE, akkoord gaan met de opgestelde overeenkomst en waarmee een prijs overeengekomen wordt die voor opdrachtgever acceptabel is. In deze overeenkomst worden alle randvoorwaarden en kwaliteitsvoorwaarden vastgelegd waarover overeenstemming is bereikt. De overeengekomen prijs kan bijvoorbeeld bestaan uit een standaardprijs voor bepaalde activiteiten, of een prijsplafond voor bepaalde diensten en producten. De gunning aan alle opdrachtnemers wordt gepubliceerd op Tenderned. Tijdens de contractduur kunnen nieuwe aanbieders zich melden en worden toegelaten mits ze aan dezelfde voorwaarden voldoen. Deze wijze van aanbesteden biedt ook kansen voor nieuwe (kleine) aanbieders. 2.4. Onderhands aanbesteden (meervoudig of enkelvoudig) 2.4.1. Meervoudig onderhands (30.000 – 100.000 Euro): Hierbij vraag je een aantal inschrijvers (tenminste drie en ten hoogste vijf, anders motiveren) om een offerte in te dienen. We moeten deze inschrijvers op objectieve gronden uitkiezen. Daarna gunnen we de opdracht aan de aanbieder die de economisch meest voordelige inschrijving doet (of eventueel aan de aanbieder met de laagste prijs). Er bestaat ruimte tot onderhandelen, maar je moet wel transparant zijn over de manier waarop je dat gaat doen. Deze procedure is toegestaan voor opdrachten onder de EU-drempel en voor 2B-diensten zonder grensoverschrijdend belang. Hoogstwaarschijnlijk is er bij de opdrachten waar we hier over praten geen sprake van grensoverschrijdend belang . Ook hierbij dienen we rekening te houden met de Aanbestedingswet en de Gids Proportionaliteit. Bij opdrachten met een totale waarde hoger dan € 100.000,- moet je goed kunnen motiveren, waarom je niet openbaar aanbesteedt. Hierbij moeten de aspecten die genoemd worden in voorschrift 3.4 van de Gids Proportionaliteit in acht worden genomen. 2.4.2. Enkelvoudig onderhands (0-30.000 Euro): Je kiest één partij uit en vraagt hun om een offerte in te dienen. Na een eventuele onderhandeling plaats je de opdracht bij deze partij. Deze vorm heeft meerdere nadelen en is ook niet overal toepasbaar maar in tijdspad de snelste manier. Deze procedure komt voor bij opdrachten onder de EU-drempel en bij 2B-diensten zonder grensoverschrijdend belang (Waarschijnlijk zijn de meeste opdrachten m.b.t. Jeugdzorg 2B-diensten zonder grensoverschrijdend belang). We moeten in deze aanbestedingen wel rekening houden met hetgeen over de keuze bepaald is in de Aanbestedingswet 2012 en de Gids Proportionaliteit. In grote lijnen komt het er op neer dat je deze procedure vooral kunt toepassen bij aanbestedingen voor opdrachten waarvan de totale waarde (over 4 jaar) lager is dan € 30.000,- Bij toepassing van deze procedure voor grotere opdrachten moet je goed kunnen motiveren waarom je deze procedure toepast. Hierbij moeten de aspecten die genoemd worden in voorschrift 3.4 van de Gids Proportionaliteit in acht worden genomen.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
23/25
24
Bijlage 3:
MKB en concurrentie
1. Aanbestedingsbeleid gemeente Apeldoorn Lokale economie en MkB a. De Gemeente heeft oog voor de lokale economie, zonder dat dit tot enigerlei vorm van discriminatie van Ondernemers leidt. In gevallen waar een enkelvoudig onderhandse Offerteaanvraag en/of een meervoudig onderhandse Offerteaanvraag volgens de geldende wet- en regelgeving is toegestaan, kan rekening worden gehouden met de lokale economie en lokale Ondernemers. Discriminatie moet daarbij worden voorkomen en de Gemeente moet niet onnodig regionale, nationale, Europese of mondiale kansen laten liggen. ‘Local sourcing’ kan bijdragen aan de doelmatigheid van de Inkoop. b. De Gemeente heeft oog voor het midden- en kleinbedrijf (MkB). Uitgangspunt is dat alle Ondernemers gelijke kansen moeten krijgen. De Gemeente houdt echter bij haar Inkoop de mogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf in het oog. Dit kan de Gemeente doen door gebruik te maken van percelen in aanbestedingen, het toestaan van het aangaan van combinaties en onderaanneming, het verminderen van de lasten en het voorkomen van het hanteren van onnodig zware selectie- en gunningscriteria. En: Meervoudig onderhandse Offerteaanvraag De Gemeente vraagt ten minste aan drie Ondernemers en ten hoogste aan vijf Ondernemers een Offerte1. De gemeente vraagt bij voorkeur bij minimaal één lokale leverancier een Offerte aan. 2. Concurrentie Professionele zorgverleners worden aangemerkt als ondernemingen. Deze moeten met elkaar concurreren. Het maakt niet uit in welke rechtsvorm de zorgaanbieder zijn diensten verleent, stichting, vereniging, vennootschap, coöperatie etc. Dit vloeit voort uit Europees en Nederlands recht (het Europees Verdrag (VWEU) respectievelijk de Nederlandse Mededingingswet). Eén van de problemen is dat het Europees recht en de Nederlandse Mededingingswet niet parallel lopen. Het voert te ver om hier op de verschillen in te gaan. Het is complexe materie en dient per geval te worden bekeken. Op dit moment is niet duidelijk over welke Wmo-taken (en de uitvoering daarvan door zorgaanbieders) we het hebben en dat maakt een concrete beoordeling nu niet mogelijk. Een kernpunt in deze materie is dat prijsvorming vrij (op een markt) moet plaatsvinden en niet op ongeoorloofde wijze mag worden beïnvloed. Evenmin mogen concurrenten met elkaar uitdrukkelijk of stilzwijgend afspreken wie een bepaalde “markt” bedient en wie niet (verboden marktverdeling). Dat heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat als gemeenten onderhandelen over de prijzen van de te leveren producten of diensten, zij niet met twee of meer aanbieders van hetzelfde product/dienst tegelijkertijd “aan één tafel” mogen zitten. Die aanbieders mogen absoluut niet weten wat hun concurrenten voor ogen hebben. Evenmin mogen gemeenten aan aanbieder A laten weten wat aanbieder B wil gaan bieden of heeft geboden. Een ander gevolg is dat een “samenwerkingsverband” juridisch gezien slechts mag bestaan uit aanbieders van verschillende producten en diensten, die niet met elkaar kunnen concurreren op hetzelfde product of dienst. En (stilzwijgend) afspreken dat aanbieder A een bepaalde dienst/product niet zal leveren, terwijl hij dat wel zou kunnen, is evenmin toegestaan. Dit zou wel veel lijken op de “bouwfraude”, waar indertijd hoge boetes zijn opgelegd en waarnaar een parlementaire enquête is ingesteld. Het mededingings- en staatssteunrecht maakt eveneens subsidiëring lastig. Voor subsidiëring van ondernemingen gelden vaak voorwaarden, waaraan niet of nauwelijks kan worden voldaan. Beter is het om overeenkomsten te sluiten met zorgaanbieders, waarbij zij vergoedingen krijgen voor de overeengekomen en verleende diensten/producten. Dat is aan de orde bij inkoop door middel van bestuurlijk aanbesteden.
1
Deze aantallen komen uit de Gids Proportionaliteit
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
24/25
25
Het onderwerp dienst van algemeen economisch belang is niet eenvoudig te schetsen en moet van geval tot geval worden bekeken. Op dit moment is niet duidelijk welke Wmo-taken (en de uitvoering daarvan) daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen. Kort kan als voorbeeld worden verwezen naar de mogelijkheid van steun aan kleinschalige zorginstellingen als besproken in de bijlage van Europa decentraal d.d. oktober 2013 (bijlage bij de notitie juridische/inkooptechnische aspecten regionale inkoop). Zie onderstaand tekstvoorstel. Gemeenten kunnen er voor kiezen om de Begeleiding en Beschermd Wonen GGZ (zowel algemene voorzieningen als maatwerkvoorzieningen) financieel te ondersteunen (subsidiëren). Daarbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat de gemeentelijke steun als staatssteun kan worden aangemerkt. Indien de steun aan alle voorwaarden van artikel 107 lid 1 VWEU voldoet, is het mogelijk dat deze verenigbaar is met de interne markt op grond van artikel 106 lid 2 VWEU en kan worden aangemerkt als verenigbare steun voor de financiering van een DAEB (Dienst van algemeen economisch belang). Zie bijvoorbeeld het artikel in Europa decentraal van oktober 2013 dat is opgenomen in de bijlage juridische/inkooptechnische aandachtspunten startnotitie regionale inkoop 3D. Aandachtspunt daarbij is echter wel dat andere (grotere) zorginstellingen (mededingingsrechtelijk) kunnen klagen dat zij niet in aanmerking komen voor subsidie en door subsidieverlening aan kleinschalige zorgverleners worden benadeeld. Er lijkt een reële kans te zijn dat zij met dit punt succes zullen hebben bij de Nederlandse rechter (bijvoorbeeld op basis van handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel en/of vanuit het oogpunt van concurrentievervalsing). Voorgesteld wordt om na te gaan in hoeverre financiële steun (subsidie) aan (kleinschalige) zorginstellingen voor de uitvoering van nader te benoemen (nieuwe) Wmo-taken kan worden aangemerkt als verenigbare steun voor de financiering van een dienst van algemeen economisch belang.
Contourennotitie inkoop Wmo 2015/2016 Apeldoorn, vastgesteld 28-01-2014 college B&W
25/25