Ça commence aujourd’hui FILMPEDAGOGISCH DOSSIER WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE
[email protected]
NATIONAAL SECRETARIAAT Huidevettersstraat 65 000 Brussel T 02 502 55 75 F 02 502 58 09 E
[email protected]
ANTWERPEN Pastorijstraat 37 2060 Antwerpen T 03 27 24 90 F 03 27 24 99 E
[email protected] BRUSSEL Huidevettersstraat 65 000 Brussel T 02 23 04 73 F 02 502 8 0 E
[email protected] LIMBURG Tulpinstraat 75 3500 Hasselt T 0 24 90 20 F 0 23 6 54 E
[email protected] OOST-VLAANDEREN Sint Salvatorstraat 30 9000 Gent T 09 269 23 40 F 09 269 23 49 E
[email protected] VLAAMS-BRABANT Varkensstraat 6 2800 Mechelen T 05 29 84 58 F 05 29 84 80 E
[email protected] WEST-VLAANDEREN Oostnieuwkerksesteenweg 5 8800 Roeselare T 05 26 56 25 F 05 26 56 48
[email protected]
2
Inhoud 1. De film en de filmmaker Filmbespreking Interview met Bertrand Tavernier Technische fiche 2. Werkvormen voor (toekomstige) leerkrachten Armoede op school Invalshoeken in verband met armoede en basisonderwijs Houding van de leerkracht Armoede in het basisonderwijs, een groeiend probleem? Concentratieschool of mozaïekschool? 3. Werkvormen voor ouderverenigingen
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Bijlagen De kringloop van armoede Armoede op verschillende terreinen
3
1. De film en de filmmaker FILMBESPREKING “Je crois que la fiction est plus efficace que la réalité banalisée par les médias. Un film comme celui-ci oblige à penser”.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Aan het woord is mevrouw Michèle Niewrzeda, de directrice van de kleuterschool “Derrière les haies“ van Anzin, gelegen nabij de Noord-Franse stad Valenciennes. Het wijkschooltje vormde de filmset voor de film van Bernard Tavernier, Ça commence aujourd’hui, bekroond met o.m. de Prijs van de Internationale Filmkritiek Fipresci en met de Oecumenische Prijs tijdens het Festival van Berlijn 1999. Zelf speelt kleuterleidster en directrice Niewrzeda een kleine rol in de film. Deze mevrouw is trouwens een van de velen die voor het eerst voor de camera hebben gestaan. Anderen zijn de kinderen. Ze spelen zichzelf. In het schooltje van Michèle Niewrzeda zitten ze samen in de kleuterklas bij meneer Renaud. Tavernier heeft hen uitgekozen om samen ter plaatse de film te draaien. De vrouwen die in de film kleuterleidster of moeders van de kinderen spelen, wonen allen in de streek en kennen de sociale problemen uit eigen ervaring. Velen van hen zijn trouwens zelf werkloos. Al deze plaatselijke bewoners die in beeld komen, maar ook de anderen die buiten beeld blijven, vormden samen met enkele beroepsacteurs de crew. Poëtisch patchwork van beelden en klanken Met haar visie verwoordt mevrouw Niewrzeda goed het karakter van de film van Tavernier. Het is een fictiefilm, maar met zeer diepe wortels in de hedendaagse sociale realiteit én dat in tegenstelling tot de media die bol staan van programma’s die het uitschreeuwen welke nauwe band ze met de realiteit hebben. Tavernier breekt met Ça commence aujourd’hui de kunstmatige schotten tussen de fictiefilm en de realiteitsfilm af. Hij gebruikt immers een zeer losse structuur. Hij vertelt geen eenduidig, rechtlijnig verhaal. Hij evoceert meer dan dat hij vertelt. Er komen verhalende sequenties in voor, maar deze maken deel uit van een audiovisueel patchwork, bestaande uit audiovisuele collages, dramatische momenten, intieme ogenblikken. Ça commence aujourd’hui heeft meer een muzikale dan een narratieve structuur. Begeleid door de originele muziek van Sclavis, oogt Taveniers film als een jazzcompositie: verscheidene motieflijnen ontwikkelen zich vrij, kruisen en versterken elkaar, contrasteren soms, maar bewegen toch samen naar een climax toe. Hoe Tavenier dat concreet realiseert en waar dat patchwork hem en de toeschouwer naartoe leidt, trachten we hier in de spiegel van de film zelf te begrijpen. Impact Ça commence aujourd’hui heeft het Franse publiek niet onberoerd gelaten. In minder dan 14 dagen zagen meer dan 400.000 toeschouwers de film. De mondelinge reclame deed zijn werk. Maar er gebeurde meer. Tavernier: “Na de eerste vertoningen zijn er inspectrices uit de scholen verjaagd en sociaal assistenten op het matje geroepen. De minister van Onderwijs heeft gezegd dat ze alle conclusies van de film overneemt en duizend medische posten zal bijcreëren. Ze heeft al verklaard dat ze verdere veranderingen nog in beraad zou houden. Andere politici belden me om inlichtingen in te winnen; van leerkrachten kreeg ik brieven die zeggen dat ze door de film moed vatten. Als de mensen binnen de instellingen daadwerkelijk de moed krijgen om verder te strijden, kan deze film op een lange nawerking rekenen” (De Morgen, 2 april 1999). Deze sociale en zelfs politieke impact van de film wekt onze verwondering want in se behoort hij niet tot het genre van de politieke film. In de traditie van dat genre willen regisseurs vooral een politieke boodschap brengen. Dat geldt niet voor Ça commence aujourd’hui. Het scenario is niet geschreven tussen de regels van een of ander partijprogramma. 4
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Heeft de film van Tavernier toch een zekere politieke dimensie, dan zeker niet in de gebruikelijke, ideologische zin. Misschien maakt de film deel uit van de brede politieke beweging waarvan we her en der tekens zien verschijnen. Geen gestructureerde beweging, gedragen door partijpolitieke strategieën en functionarissen, maar wel een beweging van mannen en vrouwen die zowel vanuit als in hun dagelijkse leefsituatie hun politieke stem laten horen. Het zijn mensen zoals Daniel, Valeria, en Samia en de vele anderen die in de film verschijnen. Zij houden geen politiek betoog. Zij engageren zich daar waar hun leven zich afspeelt, in hun huis, straat, wijk. Dat zijn ook de locaties waar Tavenier zijn camera laat bewegen. De regisseur toont hoe Daniel aan het werk is in de school, in zijn klas, op de speelplaats, in de gangen, in zijn bureel, maar hij volgt ook Daniel wanneer hij gaat vissen. Op dezelfde manier brengt Tavernier ook de andere personages in beeld. Zo krijgen we bijvoorbeeld in een scène de jonge sociaal assistente Samia te zien in een technotent. Daar gaat ze af en toe haar zinnen verzetten. Het beeld van de politiek, dat Tavernier aldus laat zien, beperkt zich niet tot de wereld van de verkozen politici. Hij focust het leven van mensen die hun verantwoordelijkheid opnemen in hun werk- en leefsituatie. Wanneer zij daarbij botsen op voorschriften en wetten, door politici gemaakt en beheerd, laten ze dat ook horen. Op die manier doen ze aan politiek. De personages in Ça commence aujourd’hui maken deel uit van een hedendaagse politieke beweging die groeit over de grenzen van partijen heen. Ze concentreren zich niet op een te veroveren machtspositie, zoals de burgemeester met wie Daniel in botsing komt. Hun strijdpunt richt zich op van wat men vandaag ‘de kwaliteit van het leven’ noemt. Die levenskwaliteit zoeken ze in hun werksituatie, niet alleen voor zichzelf, maar vooral voor die mensen met wie ze in contact komen en die in de huidige samenleving bijzonder kwetsbaar zijn: de kinderen en hun sociaal zwakke ouders. Deze politieke beweging bevindt zich in hetzelfde themagebied als de wittemarsbeweging die België in 1996 heeft gekend en die geleid heeft tot het ontstaan van een nieuw politiek bewustzijn zowel bij politici en ambtenaren als in brede lagen van de bevolking. Onderwijsstem Een voorbeeld hoe Tavernier in Ça commence aujourd’hui aan politiek doet, is de vreemde scène waarin hij zich als journalist opstelt die iemand interviewt en hem/haar in de lens laat kijken en spreken. Het personage in kwestie is mevrouw Delacourt. Deze ervaren en bekwame kleuterleidster krijgt van Tavernier de tijd om te schetsen hoe haar werksituatie de voorbije twintig jaar grondig is gewijzigd. En vertelt wat zich heden binnen de vier muren van haar klasje afspeelt. Bij het begin van haar carrière had ze 45 kinderen. Dat was geen enkel probleem. Ook al bevonden zich er arme kinderen onder, iedereen was altijd stipt op tijd, verzorgd en aandachtig. Nu heeft ze slecht 30 kinderen; ze komen echter te laat en onverzorgd naar school. Hun ouders leven in vaak uitzichtloze omstandigheden. Slechts enkele ouders hebben werk. De kinderen weten zelfs niet wat ‘gaan werken’ betekent. De ouders kunnen de situatie niet meer aan. De moeders hebben de kracht niet om hun kroost te verzorgen en op te voeden. Zelfs met veertig graden koorts zetten ze hun kleuters nog aan de schoolpoort af. De ouders spreken ook niet meer met hun kinderen die de hele dag tv kijken. Het gevolg: “Ik moet ze alles leren, voor velen ben ik de enige met wie ze kunnen spreken, die hun genegenheid schenkt, hen opvoedt. Er zijn kinderen die zelfs niet weten dat mensen met elkaar kunnen spreken. Voor hen dienen woorden alleen om te zeggen: Ik heb honger, ik heb kou, ik heb dorst. Dat is overleven”. Mevrouw Delacourt krijgt van Tavernier een politieke stem. Daardoor confronteert hij de officiële, politieke wereld met de concrete realiteit van het onderwijs, nu soms de enige hoeksteen. De film van Tavernier oogt dan ook als een krachtig, want geloofwaardig statement over het onderwijs vandaag. Dat verklaart ook de impact van de film. In de media duiken af en toe sensationele berichten over het onderwijs op; ze signaleren de toenemende agressie van leerlingen tegenover hun leerkrachten. In een korte scène – die met Daniel en de jonge kleuterleidster juffrouw Tiévaux – wordt daar trouwens allusie op gemaakt. Het onderliggende, maatschappelijke en pedagogische probleem van wat er zich nu binnen de
5
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
schoolmuren afspeelt, blijft voor de media en de politiek een groot taboe. De dagelijkse realiteit in de klas waarover madame Delacourt vertelt, blijft buiten de grote agenda’s. De film van Tavernier is de grote uitzondering en bewijst tevens de grote ‘politieke’ kracht van het medium film in de huidige maatschappij. Niet alleen door middel van, maar ook naar aanleiding van zijn film kreeg Tavernier de kans om in de media in naam van mensen zoals mevrouw Delacourt te spreken: ”In Frankrijk hebben de leraren van de basisschool hun voeling met de realiteit nog niet verloren. Het middelbaar onderwijs is er wel helemaal van afgesneden. Met alle rampzalige gevolgen vandien: het onderwijs in Frankrijk is een catastrofe, niet door de schuld van de leerkrachten, maar van het systeem dat niet deugt” (Knack, 24 maart 1999). Wat Tavernier in de spiegel van het kleine, Franse schooltje laat zien, is ook herkenbaar in andere Europese landen, ook in België. Vanuit het microperspectief van een kleuterschooltje belicht Tavernier het macroprobleem van de onderwijs politiek die het democratische Europa sinds twee decennia aan het voeren is: een politiek van economische bezuiniging door rationalisering, van didactisch efficiëntie, van administratieve bureaucratisering – zie de scène met inspecteur Zietek – en van pedagogische devaluatie. Wat dat vooral voor gevolgen heeft op de werkvloer van het basisonderwijs, leert Ça commence aujourd’hui. Hoop De onderwijsmensen – Daniel en zijn vrouwelijke collega’s – die Tavernier laat zien, beantwoorden niet aan het cliché van de uitgebluste, ontmoedigde, gedemotiveerde leerkrachten. Tavernier wil duidelijk het onderwijs uit de sociale schaduw halen en even in het zonnetje zetten. Taverniers film straalt een grote sereniteit uit en vervult de toeschouwer met moed en hoop. Dat lukt hem door de schoolequipe positief te portretteren: een groep van enthousiaste, geëngageerde, bekwame onderwijsmensen die samenwerken onder leiding van een zowel idealistische als realistische directeur. De regisseur laat de onderwijswereld zien als het milieu waar in de huidige maatschappij nog een echt idealisme voorkomt, ook al stelt diezelfde maatschappij - “het systeem” – dat idealisme systematisch zwaar op de proef, met vermoeide en gedemotiveerde oud-idealisten als resultaat. Tavernier formuleert het zelf als volgt: “Ik denk dat zij onze enige hoop vertegenwoordigen. Geplaatst tegenover bepaalde wanhopige en vreselijke situaties, houden ze de wanhoop tegen, zelfs wanneer ze zich soms vergissen en mislukkingen kennen. Dankzij hen blijven er bepaalde stukken van de samenleving overeind. Zij brengen de stukken bijeen. De kinderen Behalve door te kiezen voor de positieve belichting van het basisonderwijs vanuit de kleine, maar moedige groep van kleuterleidsters, draagt nog een tweede systematische keuze bij tot de impact van de film. De eerste keuze – het positieve portret van de schoolequipe – staat in dienst van de tweede: de keuze voor de kinderen. De film opent en eindigt met beelden van kinderen. Tijdens de eerste generiekbeelden – zwarte achtergrond, witte letters – start de film al met in voice off Daniel en de kinderen die in de klas samen het kleuterliedje ‘Il était un petit homme, pirouette, cachuète’ zingen. Na het ‘één, twee, drie’ waarmee Daniel de inzet van het liedje aangeeft, volgt de beginsequentie met mediumshots van de zingende kinderen. En Tavernier vermengt de eindgeneriek met beelden van het schooltje en zijn bewoners om de film te besluiten met een verstilde close-up van een van de kinderen, een meisje dat recht in de camera kijkt. Onderwijsmensen zoals Daniel, mevrouw Delacourt en hun collega’s gaan systematisch aan de kant staan van de meest kwetsbare mensen die een moderne, complexe samenleving kent: de kleine kinderen. Nog volkomen psychisch en fysisch weerloos bevinden ze zich midden in een gesofisticeerde familiale, sociale en politieke wereld, waarvan ze nog geen jota kunnen begrijpen. Tavernier toont Daniel en de zijnen als de bezielde advocaten pro Deo voor de kinderen bij de ouders, de sociaal assistenten, de burgemeester. Soms winnen ze het pleit zoals
6
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
in het geval van de kleine Jimmy Gosset die van zijn vader slaag krijgt; soms draait het anders uit zoals in het geval van de kleine Laetitia Henry. Ook Daniel en zijn mensen delen soms in de (rake) klappen; agressie kruist hun wegen. Op zekere dag wordt hun schooltje door vandalen helemaal onderste boven gehaald. Een andere keer wacht de woeste vader Gosset Daniel op na de school, daagt hem uit, scheldt hem de huid vol en beschadigt diens auto. En dan is er nog het andere geweld, het bureaucratische geweld onder leiding van de piekfijn uitgedoste, zelfzekere en zelfbewuste inspecteur Zietek met zijn zwart lederen aktentas. Hij komt orde op zaken stellen, want hij neemt het niet dat een van zijn directeurs bij de overheid ‘agiteert’ in plaats van ‘medieert’ (bemiddelt). Letterlijk klinkt het zo: “On ne vous demande pas d’être un agiteur, on vous demande d’être un médiateur”. Inspecteur Zietek gebruikt zijn positie om Daniel te intimideren, hopende dat hij diens inzet kan fnuiken om zelf op het hogere echelon over te komen als iemand die de basis goed onder controle heeft. Daarvan hangt misschien wel zijn bevordering af. Tavernier legt in de film echter sterk de nadruk op nog een andere vorm van geweld: het sociaal geweld. Daarvan zijn de kinderen het grootste slachtoffer. In hun klassen krijgen Daniel, mevrouw Delacourt en de anderen de onverbloemde sporen van dat geweld te zien. Hun engagement bestaat erin hun ogen niet te willen sluiten voor wat de sociale spiegel toont. Dat gegeven – kijken in de spiegel van de kinderen – onderbouwt de diepe wortels die Ça commence aujourd’hui heeft in de realiteit van de onderwijswereld vandaag. Scenario Het ontstaan van deze bijzondere film komt voort uit een directe ervaring met de onderwijswereld zelf. Het is begonnen met een gesprek onder vrienden. Op een avond wisselden Bernard Tavernier, Jean-Claude Brisseau en Dominique Sampiero allerlei gedachten uit over de politiek in Frankrijk. Tavernier en Brisseau komen uit het Parijse filmmilieu, terwijl Sampiero iemand uit de provincie en het onderwijs is. Hij is directeur en kleuterleider van de school te Denaissis. Hij is in Frankrijk tevens een gewaardeerde auteur van essays, verhalen, gedichten en novellen. Hij inspireerde het verhaal van Ça commence aujourd’hui. Tijdens het gesprek gaven de twee Parijse cineasten, Tavernier en Brisseau, hun mening te kennen over alle mogelijke onderwerpen, ook over het onderwijs. Ze deden dat met een nogal grote, typische Parijse afstandelijkheid. Sampiero vond toch de moed om de dingen van onderuit te bekijken. Hij wees hen erop dat men vanuit de basis een verschil merkt tussen een meer links-sociale dan een veeleer conservatief-rechtse onderwijspolitiek. Hij stipte bijvoorbeeld aan dat tijdens de periode dat de socialist Jospin Frans minister van Onderwijs is geweest, kunstenaars in scholen mochten komen werken. Dat eerste gesprek onder vrienden kreeg een vervolg. Sampiero vertelde Tavernier dan wat meer over zijn ervaring in het onderwijs, iets wat hij nog niet eerder had gedaan. Zelf had hij over zijn onderwijservaring nog geen woord gepubliceerd. Tavernier luisterde aandachtig naar Sampiero, kwam niet tussen en zweeg. Dat stimuleerde hem om in details te treden. Hij vertelde bijvoorbeeld een anekdote over de geschiedenis van de 30 Franse frank, ongeveer € 4,50. Op een dag informeerde Dominique discreet bij een moeder over het uitblijven van haar bijdrage van € 4,50 aan de schoolkas: “Elk trimester een dergelijk klein bedrag voor de aankoop van kerstgeschenkjes en paaseieren voor de kinderen”. Daarop antwoordde de moeder dat ze vier kinderen heeft. Die moeten eten en op de 23ste van de maand, de dag waarop ze de vraag kreeg, kan ze dat bedrag niet missen. Het gezin kan er een week mee overleven: grote biscuitkoeken in melk gedrenkt. Dit verhaal raakte Tavernier en enkele dagen nadien, vroeg hij aan Dominique Sampiero om op basis van wat hij had verteld; een scenario te schrijven. Laetitia In de film komt de scène voor die het verhaal vertelt waaruit het idee voor de film is ontstaan. Het is een van de scènes met de ouders die op het einde van de schooldag, hun kinderen in de gang komen afhalen. De mama’s helpen dan hun kinderen bij het aantrekken van hun jassen.
7
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Daniel maakt van een dergelijk moment gebruik om mevrouw Bry aan te spreken over de niet betaalde bijdrage. Ze staat al twee betalingen achter. Daniel verduidelijkt de moeder hoe de school het geld besteedt: kleine attenties voor de kinderen met Kerstmis en Pasen. “4,50 euro, dat is toch het einde van de wereld niet?”. Na de vraag van Daniel kijkt ze hem aan en legt ze hem uit hoe ze met dat bedrag de rest van de maand overleeft. Daniel zwijgt even. Hij twijfelt niet aan wat mevrouw Bry hem toevertrouwt. Hij stelt haar geurst: “Oké, we zoeken wel een andere oplossing”. Andere taferelen zijn over de hele film verspreid. Een ervan vormt zelfs een rode draad door de vele sequenties heen. Het betreft Laetitia Henry, de enige leerlinge die we leren kennen uit de klas van mevrouw Delacourt. Met het verhaal van het meisje gaat de film narratief en dramatisch van start. Eerst komen de generiekbeelden en enkele korte sequenties die het hoofdpersonage Daniel, Samia, de omgeving en het schooltje introduceren. Vloeiend loopt deze introductie over in het tafereel waarbij het vijfjarige meisje Laetitia Henry op de voorgrond komt. Mevrouw Delacourt vraagt Daniel op het kind te passen, haar moeder is te laat en zelf heeft ze een afspraak met de dokter. Dan komt de moeder met een kinderwagen de speelplaats opgestapt. Daniel stuurt Laetitia naar haar moeder. Deze kan zich echter moeilijk recht houden, valt neer. Cathy die in het klasje van Daniel assisteert en tevens voor het onderhoud van het schooltje instaat, heeft het gezien. Ze gaat mevrouw Henry helpen; ondertussen snelt ook Daniel te hulp. Wanneer ze terug op de been is, vlucht mevrouw Henry angstig weg. Ze laat haar beide kinderen op de speelplaats achter. Van dat moment af ontwikkelt er zich een verhaallijn vanuit het gezin Henry. Daniel trekt zich het lot van Laetitia en haar moeder aan. Hij mobiliseert de sociale dienst van de stad om te horen wat de gezinssituatie is, maar krijgt een administratief ‘nee’ te horen. De wet op de privacy verbiedt informatie te verstrekken, men mag zelfs geen telefoonnummer van een familielid meedelen. Zo begint een passieverhaal met verschillende stadia. In het midden krijgt het verhaal zelfs een positieve wending. De sociale diensten komen in actie en Daniel slaagt erin om de vader van Laetitia, een vrachtwagenchauffeur, voor de kinderen een indrukwekkende demonstratie te komen geven met de hefkraan op de vrachtwagen. Maar even later gaat het goed fout. Mevrouw Henry heeft een vordering tot betaling gekregen, maar ze begrijpt niet waarvoor. Ze vraagt Daniel of hij haar kan uitleggen waar het bericht op slaat: € 1.000 aan deurwaarderskosten, van het loon af te houden. Daarbij zit het gezin wegens onbetaalde facturen al zes maanden zonder elektriciteit. De dienst eist eerst voorafbetaling. “Mais comment je vais faire?” Enige tijd later komt mevrouw Henry opnieuw aan de deur van Daniel kloppen. Ze vertrouwt hem en rekent op hem. Maar ze heeft een slecht moment gekozen; inspecteur Zietek in nog maar net de deur uit, mevrouw Baudoin wil dat hij haar een bepaald formulier geeft, waar ze vroeger al naar gevraagd heeft. Daniel weet niet waar zijn hoofd staat en mevrouw Henry is er op dat moment gewoon teveel aan. Hij spoort haar aan contact te zoeken met Samia. De dag daarop verneemt Daniel het vreselijke nieuws dat mevrouw Henry zichzelf en haar twee kinderen om het leven heeft gebracht… Daarna volgen nog enkele sterke Henry-sequenties: de afwezigheid van mevrouw Delacourt, overmand door het gebeuren, Daniel die les geeft (tijdens de begrafenis van het gezin Henry) tegen de wil in van het stadsbestuur dat de aanwezigheid van het voltallige personeel op de begrafenis eist, en Daniel op de begraafplaats waar hij de rouwende vader Henry ziet. En tijdens de slotscènes met het schoolfeest wordt Laetitia niet vergeten. Met haar kinderen heeft mevrouw Delacourt voor iedereen een danskostuum gemaakt. Daniel ziet nog één kostuum hangen, het draagt de naam van Laetitia: “Je l’ai fait exprès. C’est pour qu’elle soit de la fête aussi”, aldus mevrouw Delacourt. Het meisje dat het personage van Laetitia speelt, draagt, zoals alle kinderen in de film, haar eigen naam. Haar naam is het Latijnse woord voor ‘blijdschap’. Het meisje zegt in de film nauwelijks iets. Ze is er alleen maar. Haar aanwezigheid staat voor alle kinderen die alleen al omdat ze kinderen zijn, recht hebben op een zonnige dosis vreugde en blijdschap. Kinderen hoeven nog geen zorgen te dragen. Maar Laetitia vertegenwoordigt ook alle kinderen de geen
8
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
reden hebben om blij te zijn. Thuis schijnt de zon niet. ’s Avonds is er zelfs geen licht, haar moeder kan zonder stroom niet koken. Haar vader tracht werk te vinden als chauffeur en is daardoor zelden thuis, haar moeder kan de situatie niet aan en bedrinkt zich. Waar vindt Laetitia blijdschap? Alleen op het schooltje bij Leo Lagrange, bij Daniel en mevrouw Delacourt. Maar zij zijn niet van staal en kunnen niet alle lasten van Hernaing dragen. De moeder van Laetitia daalt af in de kuil van wanhoop en neemt haar kinderen mee. Een berichtje ergens in de krant, misschien enkele seconden in het avondjournaal op tv. De film van Tavernier volgt het spoor van het gezin Henry, maar isoleert het niet. De veerkracht van Daniels schooltje bestaat erin dat ze hun verdriet om de dood van Laetitia verwerken. Mevrouw Delacourt verliest even haar kracht, Daniel en haar collega’s steunen haar, maar samen keren ze de wending van de wanhoop om tijdens het schoolfeest. Laetitia – de blijdschap – hoort erbij; alle kinderen hebben recht op een eiland waarop ze kunnen ervaren dat het leven dat ze hebben gekregen, een feest kan zijn. Het schooltje van Hernaing is een dergelijk eiland.
9
INTERVIEW MET BERTRAND TAVERNIER ‘Cinéaste en colère’ over de kleinkinderen van de Borinage
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Een van de nevenverhalen uit Ça commence aujourd’hui vertelt van een moeder die met haar beide kinderen zelfmoord pleegt. Bertrand Tavernier zelf vraagt me niet het accent te willen leggen op die plotline. Hij vreest dat teveel nadruk op dit verhaal het publiek zou afschrikken. Ik vertel hem over verscheidene recente kindermoorden door ouders in Vlaanderen vermoedelijk veroorzaakt door sociale nood. Bertrand Tavernier zucht: ‘Le système est meurtrier, maar we mogen het hoofd niet laten hangen. We moeten blijven hopen en vechten tegen een samenleving die - meer dan ooit te voren - valse waarden zoals het materialisme vooral via de (commerciële) televisie de hemel inprijst. Vroeger was er minder welstand, maar waren de mensen daarom ongelukkiger? Nu wil iedereen hebben wat hij op televisie ziet. Wanneer mensen daarin niet slagen, nemen ze hun toevlucht tot radicale oplossingen: diefstal, moord, zelfmoord. Dat was vroeger niet het geval’. Een boeiend gesprek met Bertrand Tavernier dat vooral gaat over idealisme, solidariteit en liefde. En uiteindelijk zelfs over Daens! ‘Ça commence aujourd’hui’ sluit opnieuw aan bij sterke persoonlijke cinema, een pad dat je sinds Daddy Nostalgie (1990) niet meer had bewandeld … Na diepdonkere en gewelddadige films zoals ‘L’appât’ (1994) en ‘Conan’ (1996) wilde ik me engageren voor een thema waar ik me opnieuw kon mee identificeren. Ik distantieer me niet van die films. Ik maakte bv. ‘L’appât’ als aanklacht tegen de gemakzucht waarmee jongeren vandaag in de valkuil van het materialisme tuimelen. Wie doodt nu iemand voor een gsm? Compleet idioot, maar jongeren zien een gsm vaak als een machtssymbool. Bovendien, worden ze beïnvloed door een publiciteitsmachine buiten alle proportie. Ik trachtte deze jongeren beter te begrijpen, hun schrijnend gebrek aan echte waarden in kaart te brengen. Maar eigenlijk is dat niet het soort cinema waar ik mezelf in terugvind. Ik had een drietal projecten op het oog, waar ik aan werkte. En zoals dat meestal gaat, werd ik plotseling getroffen door een detail uit een ervan: het verhaal van de moeder die het einde van de maand moest halen met € 4,50. Hoe overleeft een gezin van vier de laatste week van de maand met € 4,50!? Dan begint het echte werk: maak ik een documentaire of een fictiefilm? Ik ging praten met mensen uit de regio van Valenciennes die in een vierdewereldsituatie waren verzeild, maar stelde al snel vast dat zij te trots waren om hun zorgen voor de camera te vertellen. Ook wilde ik geen melig nagespeeld docudrama maken. De oplossing was hun verhaal te laten vertellen via een eenvoudige, enthousiaste maar bezorgde schoolmeester. De eerste helft streef ik ook geen spannende dramatische opbouw na; ik zet alledaagse, bijna banale feiten uit het schoolleven op een rijtje. Een lerares die een meisje bij de haren trekt, een kind dat zich moeilijk uitdrukt, luizen op school, kinderen die verrukt zijn een zware vrachtwagen te zien. Kortom een schoolwereld die er nog niet zo slecht uitziet. Maar dan is er wel die dramatische kentering in de tweede helft van de film met de moeder die in een vlaag van moedeloosheid haar kinderen vermoordt … Ik kon de harde werkelijkheid niet negeren. De morele ontreddering bij sommige personages herinnert aan ‘La vie de Jésus’, terwijl de sociale uitzichtloosheid doet terugdenken aan het revolutionaire Borinage van Storck en Ivens, bijna zeventig jaar geleden. De tijden veranderen blijkbaar nooit… U heeft helaas gelijk. ‘La vie de Jésus’ laat niet veel ruimte voor hoop. Een heel klein beetje, aan het einde. Ik wilde mijn film niet in wanhoop laten eindigen. Borinage is de goede referentie; mijn film toont de kinderen en vooral de kleinkinderen van Storck. Toen was er werk én uitbuiting. Nu is er werkloosheid én uitbuiting. Op café, tijdens het kaarten, spreken de ouderen nu al met nostalgie over de jaren dertig want hun lot is alleen maar verbeterd. De mijnondernemingen bouwden toen huizen voor de arbeiders, onderhielden zelfs de tuintjes,
0
beheerden ook de winkels en dat heeft eigenlijk tot de jaren zestig meer dan behoorlijk gefunctioneerd. Maar van de ene dag op de andere werd de steenkoolontginning opgedoekt, verliet het kapitaal de streek, was er geen sprake van reconversie en stond een nieuwe generatie arbeiders die de lotsverbetering van hun ouders als kind hadden ervaren in de kou. Op het einde van de eeuw krijg je dus in alle betekenissen van het woord een ‘verwoeste streek’.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Toch blijf je rotsvast in die mensen en hun toekomst geloven. De schoolmeester blijft overeind en gemotiveerd aan de solidariteit werken. Je film eindigt met een prachtig schoolfeest vol hoop. Tijdens mijn talloze gesprekken met werklozen, leerkrachten en sociale werkers werd ik telkens getroffen door hun hoop. Hen met een pessimistische film opzadelen, dat zou pas onrechtvaardig en leugenachtig zijn geweest. Ik, als Parijzenaar, die hen nog dieper in de modder komt drukken. Maar mijn optimisme mag je ook niet overdrijven. Na het feest komt misschien de ontnuchtering en zullen er opnieuw problemen rijzen. De strijd is niet voorbij. ‘Ça commence aujourd’hui’ wil vooral het idealisme van de kleine mensen in de verf zetten. Idealisme dat noodzakelijk is om zich telkens opnieuw op school of gewoon sociaal te engageren bv. via de plaatselijke fanfare. Heel belangrijk… Opvallend is dat je geen politiek manifest vooropzet. Je wuift niet met rode vlaggen. Dat maakt je film verschillend van een specifiek soort politieke cinema uit de jaren zestig en zeventig. De inhoud is niet ‘rood’ en de stijl niet ‘agit-prop’, hoewel dat had gekund. De Franse socialisten zetten het soort mensen uit mijn film zonder water en elektriciteit. Of hebben in het beste geval tellers met muntstukken geplaatst! Hoe cynisch. We hebben momenteel een minister van Financiën die met de allerrijksten meeheult. Het socialisme in Frankrijk stelt momenteel niks voor. Daarmee beweer ik niet dat mijn film de sociale en werkloosheidsproblemen gaat oplossen. Neen. Maar ik leg de vinger op de vele bureaucratische wonden. Ik geef weerbare individuen zoals schoolmeester Daniel een forum waarin ze (vaak kleine) wantoestanden kunnen aanklagen en wegwerken. Je ziet hoe domme functionarissen door misbruik te maken van hun hiërarchische macht juiste oplossingen blokkeren. Ik wil dus een beroep doen op het gezond verstand van onze beleidsmensen. Maar ik stel vast dat sommigen onder hen doen zoals de generaals tijdens een oorlog: hun beste krachten slachtofferen in een strijd waar zij zelf ver vandaan blijven. Daarin munten Parijse pennenlikkers van ‘Nationale opvoeding’ verschrikkelijk uit. De visuele flair van ‘Ça commence aujourd’hui’ mocht dus in geen geval herinneren aan een bepaald soort propagandistische cinema. Ik koos voor een ‘style d’urgence’ waarin de mensen, of het nu beroepsacteurs of onervaren figuranten waren, nooit door de kijker konden worden ervaren als ‘acteur/actrice’. Dus geen bekende namen, geen nummertjes. Tegelijk geen improvisatie of documentaire. Hoewel je misschien her en der zou kunnen zeggen, die blik van dat kind of die flard landschap, dat is puur toeval. Maar dat is niet zo: 99% is echt gespeeld, zelfs de schaarse landschappen zijn gekozen in functie van de zielenschoonheid van het hoofdpersonage. Die lyrische momenten, nog versterkt door de muziek van Louis Sclavis, verklaren waarom die man zich zo inzet. Ik breek die poëtische landschapsopnamen en muziek trouwens brutaal af. Je krijgt schoolmeester Daniel in beeld die bv. een rapport leest dat hem opnieuw weerbaar en strijdvaardig maakt. Misschien zal je dat verrassen maar de hardnekkige en terechte inzet van jouw hoofdfiguur Daniel herinnert aan priester Daens in de gelijknamige film van Stijn Coninx, je al dan niet bekend? Mij zeer goed bekend, dankzij mijn dochter. Je hebt gelijk. Daens is een formidabele film en de priesterfiguur, trouwens schitterend vertolkt, mag gerust worden vergeleken met schoolmeester Daniel. Zij voeren eenzelfde strijd voor rechtvaardigheid. En, wat heel belangrijk
is, dit soort Christusfiguren zijn niet geïsoleerd. Ze worden door een brede basis gesteund. Op de school waar we filmden, waren er tenminste vijf leerkrachten actief die zich voor kansarme gezinnen inzetten. Buitenstaanders zeggen: ‘Waarom doen jullie dat, de situatie is toch hopeloos.’Welnee,’ repliceren die leerkrachten, ‘wij stellen daar liefde tegenover. Niet meer, niet minder.’ En het zijn gelukkig geen uitzonderingen. Je vindt ze ook in mijn film terug, misschien het best gesymboliseerd in de figuur van de Algerijnse, Samia, een savoir-vivre, echt uit het leven gegrepen. Samen met Valeria (de vriendin van Daniel) stelt zij de gedrevenheid van de schoolmeester voortdurend in (positieve) vraag. Zo hebben we die drie figuren getekend, niet als Zorro’s die het opnemen tegen de slechteriken maar als kwetsbare mensen die deze wereld door hun liefde menswaardiger willen maken.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
TECHNISCHE FICHE Speelfilm, 117 min. Frans/Ned. Frankrijk, 1999 Regie: Bertrand Tavernier Scenario: Dominique Sampiero, Tiffany Tavernier, Bertrand Tavernier Productie: Les Films Alain Sarde, Little Bear, TF1 Films Production Camera: Alain Choquart Montage: Sophie Brunet Acteurs: Phillippe Torreton (Daniel) Maria Pitarresi (Valeria) Nadia Kaci (Samia) Veronique Ataly (mevrouw Lienard) Nathalie Bécue (Cathy) Emmanuelle Bercot (mevrouw Tiévaux) Françoise Bette (mevrouw Delacourt) Didier Bezace (inspecteur Zietek) en de kinderen van de kleuterschool ‘Derrière les haies’ te Anzin
2
2. Werkvormen voor (toekomstige) leerkrachten ARMOEDE OP SCHOOL Doelgroep: Studenten lerarenopleiding kleuter- en lager onderwijs Werkwijze: Voor de film getoond wordt, schrijven de studenten een antwoord neer op volgende vraag: ‘Hoe denk je dat armoede, waarin kinderen opgroeien, zich op school kan manifesteren?’ De studenten bekijken de film.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Na de film: - Zijn er elementen die je vooraf had opgeschreven in de film teruggekomen? - Wat valt je in de film op bij de benadering van de leerlingen door de leerkrachten: - in positieve zin? - in negatieve zin? - Zou je graag in een school werken waar zogenaamde kansarme kinderen zitten? Waarom wel/ niet?
INVALSHOEKEN IN VERBAND MET ARMOEDE EN BASISONDERWIJS Doelgroep: Studenten lerarenopleiding kleuter- en lager onderwijs Leerkrachten basisonderwijs Werkwijze: 1. Elke student benoemt één fragment dat hem/haar het sterkste bijgebleven is. 2. In de film komen verschillende aspecten van armoede en onderwijs aan bod. Onder welke noemer valt het fragment dat jou het sterkste trof? - tekenen van armoede - relatie leerkracht/school - ouders - relatie leerkracht - kinderen - relatie school - sociale diensten - opdracht/taak van leerkrachten - tekenen van onmacht - tekenen van hoop - … (zelf in te vullen, indien men het niet onder een andere noemer kan plaatsen) 3. De studenten vormen groepjes per categorie of met enkele categorieën samen (max. 6 personen per groepje). Waarom koos je voor dit fragment? Verduidelijk jouw standpunt. 4. Elk groepje formuleert drie aandachtspunten of leerpunten voor scholen die aandacht willen besteden aan armoedebestrijding.
3
HOUDING VAN DE LEERKRACHT Doelgroep: Studenten lerarenopleiding kleuter- en lager onderwijs Leerkrachten basisonderwijs Werkwijze: De studenten krijgen een rol, die de vertreksituatie beschrijft. Ze spelen de scène. Daarna bespreken de studenten de situaties. Eerst komen de spelers aan de beurt, dan de studenten die toekeken.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Rollenspel 1 • Moeder: je zet je kind af op de speelplaats. Je zoekt geen contact met de leerkracht. Je maakt je liefst zo snel mogelijk uit de voeten, je zit met veel zorgen want er zat een brief van de deurwaarder bij de post vanmorgen. Je had zelfs geen tijd om je kind aan te kleden en zet hem in zijn pyjama af. • Kind: je bent nog doodmoe. Je wordt door je moeder afgezet op de speelplaats. Onder je vest heb je nog je pyjama aan. • Leerkracht: je doet ’s morgens toezicht op de speelplaats. Je begroet het kind dat door zijn moeder wordt afgezet. Je bemerkt dat het onder zijn vest nog zijn pyjama aanheeft. Rollenspel 2 • Vader van Joëlle: je bent op het oudercontact en na de bespreking van je dochter (alles OK, goede leerling) vind je dat je dit nog wel moet zeggen (op aandringen van je vrouw). Of je dochter in de klas niet meer naast Tommy moet zitten, want die heeft geregeld luizen en ’t is daar nogal een eigenaardig huishouden. Het is toch niet goed voor de opvoeding van je dochter als haar schoolresultaten naar beneden zouden gaan. • Leerkracht: het is oudercontact. Je hebt net met de vader van Joëlle de prestaties van zijn dochter besproken (alles in orde). Blijkbaar wil de vader nog een andere vraag stellen. Rollenspel 3 • Drie kinderen spelen op de speelplaats zonder naar nummer vier om te zien. Daar spelen ze liever niet mee. Hij hoort niet bij het vriendenclubje. Het spelletje dat ze willen spelen, speel je best met vier, dus toch maar aan het kind dat langs de kant zit vragen? • Kind dat op de speelplaats langs de kant zit: je hebt geen zin om te spelen, want je voelt je ziek en je hebt geen flauw idee wie je straks van de school komt halen, mama of haar nieuwe vriend of oma of je oudere broer of… en eigenlijk wil je liever niet naar huis. Ze kunnen je nu beter met rust laten. Als iemand je aanspreekt reageer je niet onmiddellijk. Rollenspel 4 • Leerkracht: net afgestudeerd. Je allereerste les voor de klas, de eerste schooldag van het nieuwe jaar. Om het ijs te breken informeer je naar de vakantie bij de kinderen. • Kind 1: de kersverse leerkracht informeert op de eerste schooldag naar je vakantie. Je bent met je ouders op vakantie geweest naar Disneyland. • Kind 2: de kersverse leerkracht informeert op de eerste schooldag naar je vakantie. De eerste heft van de vakantie was je bij je mama, de tweede bij je papa. Je bent met beiden op reis mogen gaan. • Kind 3: de kersverse leerkracht informeert op de eerste schooldag naar je vakantie. Je bent niet op reis geweest maar wel op bivak met de jeugdbeweging en er is iemand uit Tsjechië voor één week bij jullie thuis komen logeren. • Kind 4: de kersverse leerkracht informeert op de eerste schooldag naar je vakantie. Je bent niet op reis geweest omdat daar thuis geen geld voor is. Je hebt eigenlijk heel de vakantie verlangd dat het weer school werd, maar nu zou je liefst weer thuis zijn. Zeg je dat je niet op reis bent geweest en dat je liever wou dat het weer school was… of verzin je wat?
4
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Rollenspel 5 Op de teamvergadering, voor de vergadering begint… • Leerkracht 1: je begint te vertellen over Garry. De schoolrekening is niet betaald. Naar het schijnt doet de moeder overdag helemaal niets terwijl vaderlief op internationaal transport is. De oudere zus was ook een probleemleerling en Garry zal dezelfde weg opgaan. Het heeft geen zin daar veel energie in te steken, hij is gedoemd om later in de criminaliteit te belanden. • Leerkracht 2: je stoort je aan de uitspraken van leerkracht 1 en neemt het op voor de leerling Garry. • Directeur: je moet beginnen met de personeelsvergadering, maar blijkbaar zijn een aantal leerkrachten in gesprek… • Leerkracht 3: je wil de discussie liefst van de tafel schuiven, want de vergadering moet nog beginnen en je wil zeker op tijd naar huis kunnen. • Leerkracht 4: je ondersteunt leerkracht 1. • Leerkracht 5: je ondersteunt leerkracht 2. Rollenspel 6 • Directeur: je spreekt mevrouw Vandenhoek aan die al meer dan € 110 schuld heeft. • Mevrouw Vandenhoek: je wordt aangesproken door de directeur van de school omdat je de laatste schoolrekeningen nog niet betaald hebt. Je hebt net een aantal onverwachte uitgaven gehad waardoor die rekeningen bleven liggen. Je moeder was ziek en is in geldnood en je ex-man weigert zijn alimentatie te betalen. Geld om een advocaat onder de arm te nemen is er niet. Je bent al blij dat je de kinderen eten kan geven.
ARMOEDE IN HET BASISONDERWIJS, EEN GROEIEND PROBLEEM? Doelgroep: Leerkrachten met meerdere jaren ervaring en directies Werkwijze: Fragment waarin mevrouw Delacourt haar verhaal voor de camera brengt, tonen of voorlezen. Mevrouw Delacourt vertelt: “Twintig jaar geleden had ik 45 leerlingen. Er werd niet geklaagd, met 45 leerlingen. De discipline hield alles recht. De kinderen kwamen steeds op tijd op school. Ze waren proper en verzorgd. En toch bestond er toen ook armoede. Nu is het anders. Ik heb er nu dertig en het lukt me niet meer. Ze komen niet alleen te laat op school, maar ze zijn vuil… De ouders, moet u weten, bevinden zich ook vaak in uitzichtloze situaties. Er zijn er maar zo weinig die werk hebben. De kleintjes weten niet eens meer wat het is om een job te hebben. En bovenal heb ik de indruk dat ze alleen mij nog hebben om tegen te praten. Hoop? Voor mij betekent dat niet dat ze de middelbare school afmaken en hogere studies doen, daar geloof ik niet meer in. Het gaat erom hen genegenheid te geven, want ik hou van hen. Dat is de enige hoop die overblijft. Als ik u de kinderen liet zien, nu zijn ze er niet. Hoe ze eruit zien! Zo klein, zo breekbaar… De moeders houden zich niet meer bezig met hun kinderen zoals vroeger. Ze zijn op. Het lijkt wel alsof ze hun kinderen kwijt willen. Met veertig graden koorts sturen ze de kinderen toch naar school. Ze zitten de hele dag voor de tv. En ‘s avonds worden de kinderen ervoor gezet, zodat ze gerust gelaten worden, zelfs tijdens het eten. Resultaat? Je moet ze alles leren, zelfs goedendag zeggen. En dat is niet alles! Er zijn er zelfs die niet weten dat je met iemand kunt praten, voor hen dienen woorden enkel om te zeggen dat ze honger, dorst of het koud hebben. Het is een overlevingsstrategie.” Groepsgesprek op basis van volgende vragen: - Herkennen wij ook een evolutie in de aanwezigheid van armoede op school?
5
- Zijn er in onze school ook kinderen die meer overleven dan leven? - Volgens mevrouw Delacourt is ‘warmte en genegenheid geven’ de enige hoop die overblijft? Deel je die mening?
CONCENTRATIESCHOOL OF MOZAÏEKSCHOOL? Doelgroep: Leerkrachten
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Werkwijze: Gesprek rond de stelling: “Een concentratieschool is een betere oplossing dan een school met grote diversiteit. Daar dreigen de betere leerlingen slachtoffer te worden van de zwakkeren, die hebben bovendien een heel andere leefwereld.” 1. Spontane reactie: akkoord of niet akkoord. 2. De leerkrachten die akkoord gaan zetten zich samen en zoeken argumenten om de stelling te verdedigen. De leerkrachten die niet akkoord gaan doen hetzelfde. De leerkrachten die niet onmiddellijk een mening hebben, mogen kiezen bij welke groep ze gaan zitten. 3. Elke groep brengt zijn argumenten. 4. Mogelijkheid tot discussie en weerleggen van elkaars argumenten. 5. Welke positie kiest men na het gesprek?
6
3. Werkmodel voor ouderverenigingen We onderscheiden drie stappen. Het is zinvol om de drie stappen te doorlopen, maar je kan het ook beperken tot één of twee. Armoede is geen probleem van jouw school alleen. Overweeg daarom om deze stappen te zetten samen met de ouderverenigingen in de gemeente.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
In bijlage vind je achtergrondinformatie bij de verschillende thema’s die aan bod komen in de eerste stap. Het is aangewezen dat de begeleider dit vooraf doorneemt. Eerste stap: enkele filmfragmenten in de kijker Je kan zelf bepalen of je deze stap met de schoolraad of de oudervereniging doorloopt. Met behulp van een aantal fragmenten gaan we dieper in op deelaspecten van armoede. Een overzicht: - armoede is een breed begrip - kleding en uiterlijk en uitsluiting op school - voeding, gezondheid, scholing en uitsluiting - taal en sociale uitsluiting - uitsluiting op de woningmarkt - negatief zelfbeeld contra respect, welbevinden en betrokkenheid - bevorderen van zelfstandigheid en zelfstandige keuze. Al naar gelang de intensiteit van de interactie die er ontstaat bij de bespreking van een fragment, zal je het aantal te vertonen fragmenten moeten verminderen. Naargelang de grootte van de groep kan je verschillende gespreksmethodieken hanteren. Een kleine groep werkt gemakkelijk in een kring voor een gesprek. Met een grote groep daarentegen werk je best met zoemsessies waarbij je de deelnemers spreidt over de ganse groep. Zo vang je verschillende reacties op en kunnen de deelnemers reageren en mee discussiëren. 1. Inleiding van de film ‘Ça commence aujourd’hui’ van Bertrand Tavernier, gevolgd door het eerste fragment dat een sfeerbeeld weergeeft van de school en de omgeving. Inhoud: Het verhaal situeert zich in een oude mijnstreek in de buurt van Valenciennes in het noorden van Frankrijk. Daar is Daniel Lefebvre directeur met klas in een kleuterschool. Daniel wordt dagelijks geconfronteerd met de sociale ellende die er in het stadje leeft en levert strijd tegen de trage papiermolen van de administratie. Er spelen zich drama’s af, die niemand onberoerd laten. Daniel en zijn levenspartner Valeria (een artieste) laten het hoofd niet hangen en willen iets doen om de situatie draaglijker te maken voor de kinderen en via de kinderen voor de ouders. Vertoning van fragment 1 In het klaslokaal zitten kinderen tussen drie en vijf jaar in een kring. Ze zingen een kinderliedje onder leiding van Daniel. De meeste kinderen doen enthousiast mee. Drie of vier zijn er duidelijk niet bij en hebben een afwezige blik in hun oogjes. In de kring zit ook Cathy, de hulpkleuterleidster van Daniel. 2. Vertoning van fragment 2 Een sociale verpleegster (Samia) stapt uit een auto en gaat een armoedig rijtjeshuis binnen. Daar staat een uitgemergelde vrouw (mevrouw Féron) in een keuken vol rommel en vuiligheid. De baby ligt op de grond tussen een stoel en de vochtige muur. Samia wrijft de baby warm met haar handen. Samia is woedend en ontredderd. Mevrouw Féron begint een tirade: “Waarom komt u me nu weer lastig vallen? Hebt u niets 7
anders te doen? En de baby, ik heb er sowieso genoeg van. Steeds verschonen, steeds eten geven. Ik heb geen rooie duit meer. Ze kunnen hem komen halen, de baby. Ik zal de 100 bellen.” “U doet maar!” antwoordt Samia. Methode: discussie Eerst krijgen de ouders de mogelijkheid om te reageren op het fragment. - Armoede is meer dan geen geld hebben. Welke andere aspecten hebben jullie opgemerkt in het fragment? De begeleider schrijft de antwoorden op een bord of flap. 3. Vertoning van fragment 3 Cathy, de hulpkleuterleidster in de klas van directeur Daniel, vangt de kleuters op in de gang van de school. Cathy ziet dat één van de kinderen onder zijn trui nog een pyjama aanheeft. Cathy roept verbaasd: “Hoe ben jij nou gekleed! Je gaat het vast koud hebben. Wat is dat...? Maar dan kan toch niet! Juffrouw Tiévaux, kijk eens, hij heeft zijn pyjama nog onder zijn kleren aan.”
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Methode: discussie Eerst krijgen de ouders de mogelijkheid om te reageren op het fragment. - Hoe belangrijk is uiterlijk op school? - Wat zijn gevolgen van een onverzorgd uiterlijk? 4. Vertoning van fragment 4 De school is uit. Directeur Daniel groet enkele mensen en ziet dan mevrouw Bry. Hij vraagt of ze vijf minuutjes heeft voor hem. Ze gaan naar de lege klas en mevrouw lijkt niet op haar gemak. Daniel vertelt haar dat ze nog € 4,50 moet betalen. Mevrouw Bry heft het hoofd op en zegt bijna woedend: “Ik kan het einde van de maand halen met € 4,50!” Daniel gelooft haar niet onmiddellijk. Mevrouw Bry: “En toch is het zo! Ik koop melk, droge koeken en ik laat die weken in de melk en zo hebben wij te eten en kunnen we het een week uithouden.” Daniel ziet dat mevrouw Bry de waarheid vertelt en heeft wat tijd nodig om zijn woorden te vinden. “Goed, ik zal wel proberen een andere oplossing te vinden!” zegt hij. Methode: discussie Eerst krijgen de ouders de mogelijkheid om te reageren op het fragment. - Als je het financieel moeilijk hebt waarop wordt dan het eerst bespaard? - Wat zijn de gevolgen van die beslissingen? - Welke gevolgen heeft een eenzijdige voeding? - Is de stelling ‘Arm maakt ziek’ juist? 5. Vertoning van fragment 5 Mevrouw Delacourt vertelt over haar onderwijsloopbaan. Methode: discussie Eerst krijgen de ouders de mogelijkheid om te reageren op het fragment. - Hebben jullie contact met kansarme ouders? Waarom wel/niet? - Waarom reageren ze volgens jou niet op folders, uitnodigingen en dergelijke? 6. Vertoning van fragment 6 Mevrouw Henry komt haar dochtertje Laetitia afhalen op school. Terwijl ze zich bukt om haar dochtertje Laetitia te kussen, valt ze omver. Ze komt overeind en rent weg, de baby en Laetitia achterlatend.
8
Daniel besluit de kinderen zelf naar huis te brengen in de hoop dat er iemand thuis is. Hij gaat naar binnen. Het is er donker. Laetitia neemt een zaklamp. Dan ontdekt hij in welke omgeving de familie leeft. Daniel ziet een man in het portaal en roept hem. Hij vertelt dat hij schooldirecteur is en de kinderen komt terugbrengen en informeert waar de echtgenoot van mevrouw Henry is. Daniel verneemt dan dat de man vrachtwagenchauffeur is. De buurman vertelt dat de elektriciteit al sinds maanden is afgesneden. Als het te koud is, neemt de buurman de kinderen mee naar zijn appartement. Daniel dankt hem. Methode: discussie Eerst krijgen de ouders de mogelijkheid om te reageren op het fragment. - Heeft een woning invloed op het gedrag en de schoolresultaten van kinderen? Welke?
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
7. Vertoning van fragment 7 Op de school is ingebroken. Een inspecteur slaat een ruit kapot, zo kan de verzekering tenminste uitkeren. ‘s Avonds staat er een combi van de rijkswacht in de buurt van de school. In de combi zitten twee kinderen van elf en twaalf jaar. Ze zien er verwaarloosd en vuil uit. Inspecteur Bigard begint tegen hen te schreeuwen. Methode: discussie Eerst krijgen de ouders de mogelijkheid om te reageren op het fragment. - Wat vind je van de stelling: ‘Arme mensen mogen stelen om te overleven?’ 8. Bindtekst De begeleider leest volgende tekst voor om fragment 8 beter te kunnen situeren: ‘Daniel is erg onder de indruk van wat hij gezien heeft bij het gezin Henry. Met Valeria wil hij mevrouw Henry een bezoek brengen. Hij parkeert zijn auto voor het huis en klopt aan de deur. Geen reactie. Hij klopt nog eens. Uiteindelijk komt Laetitia opendoen. Die kijkt erg verbaasd. ‘Dag, Laetitia, hoe gaat het met je mama? Is ze daar?’ Laetitia antwoordt dat mama slaapt. Dan geeft Valeria een fles campinggas en een mooi ingepakte taart af. Daniel zet op aanraden van Laetitia de geschenken in de gang neer.’ Vertoning van fragment 8 Daniel ziet mevrouw Henry die hand in hand loopt met Laetitia. Mevrouw Henry geeft hem de gebaksdoos terug met de woorden: ‘We hebben een stukje voor u bewaard!’ Hij weet niet wat te antwoorden en richt zich tot haar man. Ze spreken af dat hij naar school komt om de vrachtwagen te tonen aan de kinderen. Methode: discussie Eerst krijgen de ouders de mogelijkheid om te reageren op het fragment. - Hoe reageert de man op de belangstelling die Daniel en de kinderen hebben voor zijn vrachtwagen? Waarom? 9. Vertoning van filmfragment 9 Daniel zit in zijn bureau op school. Meneer en mevrouw Bacheux komen aarzelend binnen. Joël, hun zoon, is vaak afwezig en Daniel vraagt hen hoe het komt. Meneer en mevrouw Bacheux vertellen over hun pessimistische kijk op werk vinden en elke dag moed vinden om op te staan voor niets. Daniel tracht hen moed in te spreken. Daniel antwoordt: ‘Uw Joël is een formidabele jongen…’ De ouders kijken op, verbaasd. Erg ontroerd, dan gaan ze weg.
9
Methode: discussie Eerst krijgen de ouders de mogelijkheid om te reageren op het fragment. - Hoe voel je je zelf als je eens een dag echt niets te doen hebt? - Gezinnen die een drukbezet leven hebben, zullen dit een heerlijk moment vinden. Maar als je elke dag niets te doen hebt… Probeer je daar eens in te leven.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
10. Vertoning van filmfragment 10 Feest op school. De speelplaats is opgefleurd met kleuren. Valeria, de levensgezellin van Daniel, heeft het middel gevonden om met resten van verf en viltstiften van de speelplaats een fleurig geheel te maken. De fanfare speelt en de kleuters dansen voor een grote menigte ouders en vrienden en kennissen. Er staan kraampjes waar lekkere zelfgemaakte dingen aan een spotprijs te koop staan. Valeria grimeert kinderen en Daniel danst met de kleuters, die gekleed zijn in juten zakken. Alle ouders zijn er. Na de dans komen ze Daniel dag zeggen of bedanken voor het een of ander. De gymzaal is omgetoverd in een woestijn van zand. Er staan enkele tentjes waar Marokkaanse en Turkse moeders zoetigheid aanbieden aan de voorbijgangers. De allerkleinsten rollebollen in het zand tot groot plezier van hun leerkrachten en ouders. Sommige ouders doen hun schoenen uit en volgen de kleintjes door de zandwoestijn. Het is feest op school en alle kinderen en ouders zijn erbij. Afsluiting van de avond De begeleider zegt dat dit laatste fragment bewijst dat je met deze kinderen en hun ouders op een eenvoudige, goedkope manier prachtig momenten kan beleven. Het vraagt uiteraard veel werk en energie. De begeleider geeft de volgende vraag mee: ‘Wat kunnen wij (kerncomité of oudervereniging) doen om de situatie te verbeteren van kinderen die in armoede opgroeien of sociale uitsluiting dagelijks ervaren?’
Tweede stap: visie van de volledige film met aansluitend een gesprek met de ouders. Je kan op deze avond een spreker uitnodigen die in maximum 30 minuten reacties geeft op de film en de koppeling maakt naar armoede in de eigen gemeente/buurt. We denken hier bijvoorbeeld aan het hoofd van de sociale dienst van het OCMW, iemand uit een armoedeproject, een vrijwilliger uit een Welzijnsschakel… Derde stap: wat doen we hier nu mee als oudervereniging? Welke uitdaging stelt de film ons? Hierop kunnen wij geen passend antwoord geven. Voor begeleiding en ondersteuning rond deze laatste stap kan je contact opnemen met de koepel van jouw oudervereniging. Zij hebben meegewerkt aan deze brochure.
20
ROGO Raad voor Ouders van het GemeenschapsOnderwijs Adres ROGO Schoonmeersstraat 26 9000 Gent T 09 242 01 95 F 09 242 01 98 e-mail:
[email protected] www.rogovzw.be
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
KOOGO Koepel van Ouderverenigingen van het Gemeentelijk Onderwijs Adres KOOGO Ravensteingalerij 27 bus 8 1000 Brussel T 02 506 41 50 F 02 502 12 64 e-mail:
[email protected] www.ovsg.be
VCOV Vlaams centrum van Ouders en Ouderverenigingen Adres VCOV Interleuvenlaan 15A 3001 Leuven T 016 38 81 00 F 016 40 86 70 e-mail:
[email protected] www.vcov.be
2
BIJLAGEN DE KRINGLOOP VAN ARMOEDE
kringloop van armoede Onvoldoende INKOMEN
Ongezonde en eentonige VOEDING
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Geen, gevaarlijk of minderwaardig WERK
Weinig en/of onaangepast ONDERWIJS
Slechte en ongezonde HUISVESTING
GEZINNEN met problemen
Vaak ZIEK
© Welzijnszorg vzw 2006 www.welzijnszorg.be
Armoede kan niet herleid worden tot louter een inkomensprobleem. Armoede in onze samenleving is een samenhang van vele elementen, die vaak tegelijk aanwezig zijn bij arme gezinnen: moeilijkheden in het onderwijs, slechte tewerkstellingskansen, een te klein inkomen, ongezonde huisvesting, moeilijke thuissituaties, ... Dit alles vormt een kluwen dat we omschrijven als de kringloop van armoede. Een kringloop waar arme gezinnen niet zomaar uitgeraken. Want het zijn vele samenhangende problemen, die elkaar versterken. Bovendien kunnen die zowel oorzaak als gevolg zijn. Armoede is dan ook nooit een eenvoudige zaak. De kringloop van armoede kan ook gebruikt worden om duidelijk te maken dat sommige bevolkingsgroepen van de eerste tot de laatste dag van hun leven, van in de wieg tot in het graf, in een parallel circuit zitten, omdat ze van de samenleving zijn uitgesloten. Armoede wordt als het ware doorgegeven van vader op zoon, van de ene generatie op de andere. Daarom spreekt men ook van generatie-armoede. Het is een groep van mensen die doorheen de geschiedenis geen aansluiting heeft kunnen maken met de algemene welvaartsstijging en nooit volwaardig heeft kunnen participeren. Zij slagen er niet in om te ontsnappen aan levenslange uitsluiting. Zij zitten in een uitzichtloze kringloop opgesloten.
22
DE KRINGLOOP IN WOORDEN De meeste armen zijn laag of niet geschoold. Ze hebben slechts lager of middelbaar onderwijs genoten. Sommigen verlaten de school zonder voldoende te kunnen lezen of schrijven. Het schoolmilieu is weinig afgestemd op de leefwereld van kinderen die opgroeien in armoede. Bij de kinderen thuis is er niet veel mogelijkheid om te leren: de ouders zijn niet in staat om te helpen met het huiswerk en begrijpen de schoolwereld niet. Er is geen geld voor schoolgerief, er is geen ruimte of een rustige plaats om huiswerk te maken... Kinderen worden vaak uitgelachen op school om hun kleding of hun leefomstandigheden. De armsten verlaten vroeg de school om te gaan werken. Door hun lage scholing kunnen zij slechts zwaar en slecht betaald werk vinden. Vroeger werkten velen voor interimbureaus, nu vinden zij daar zelfs geen werk meer. Doordat zij geen werk vinden of slechts af en toe werken, hebben zij een laag en onstabiel inkomen. Hun inkomen is vaak samengesteld uit flarden arbeidsinkomen, sociale zekerheidsgelden (o.a. kindergeld) en vervangingsuitkeringen (o.a. leefloon of invaliditeit).
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Doordat zij weinig geld hebben, gaan ze op zoek naar een goedkopere woning. De armste gezinnen leven dan ook heel vaak in vochtige, kleine, onveilige huizen of kamers met onvoldoende sanitaire voorzieningen. Een ongezonde woonsituatie, gevaarlijke werkomstandigheden en een onevenwichtige voeding zal in vele gevallen gezondheidsproblemen met zich meebrengen. Uit angst en omwille van hun financiële situatie zullen zij pas in uiterste nood naar de dokter gaan. De gezondheid van de meeste armen is dan ook slecht en zij zien er op 40-jarige leeftijd al oud uit. Dat wordt ook doorgegeven aan de kinderen. De levensomstandigheden en de uitsluiting maken dat mensen constant onder stress leven, dat er voor hen en voor hun kinderen geen ontspanning of vakantie is, dat de spanningen in het huishouden vaak hoog oplopen. Onder deze miserabele omstandigheden ligt een levenservaring van voortdurende uitsluiting en marginaliteit. Leven in miserie is leven in onmacht, angst, in onwaardigheid. Men is niemand. De kringloop van armoede zien we het duidelijkst bij de harde kern van mensen die van generatie op generatie arm zijn. Maar we merken dat meer en meer mensen in de kringloop terecht komen: langdurig werklozen, alleenstaande ouders met kinderen, oudere mensen met een te klein pensioen, gehandicapten, vluchtelingen... Deze mensen noemen we bestaansonzeker omdat hun inkomen te klein is om te kunnen leven in welzijn. Als die bestaansonzekerheid blijft duren hebben ze geen middelen meer om voor zichzelf en hun kinderen een toekomst uit te bouwen. Daardoor krijgen hun kinderen minder kansen en is de kans zeer groot dat ook zij later bestaansonzeker worden. Zo komen ook zij in de kringloop terecht. Op eigen kracht uit deze cirkel geraken is erg moeilijk. De klassieke hulpverlening is vaak ook nog gespecialiseerd in één of andere sector en heeft veel moeite om zich aan te passen aan de complexe probleemsituaties in arme gezinnen. Zelfs indien er veel goede wil en respect is voor de betrokkenen, ontbreken vaak de broodnodige structuren en omkadering om op een aangepaste manier de problemen aan te pakken samen met de gezinnen. Toch zijn er in verschillende welzijnssectoren goede pogingen om hulpverlening, opbouwwerk en welzijnswerk te vernieuwen en aan te passen.
23
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
“Zij wonen in huizen, die de immo’s schalks “op te knappen woning” of “ideaal voor de doe-het-zelver” noemen. Zij zijn mensen die van mensen houden, al ‘kiezen’ ze om financiële redenen nogal eens voor een ‘living apart together’-relatie, tot een buur hen verklikt bij de RVA of het OCMW. Zij willen aan hun kinderen een goede opvoeding geven en begrijpen niet waarom de jeugdrechter hun kinderen ‘afpakt’. Zij willen werken maar geloven niettemin dat er voor hen geen werk is. Zij geloven graag dat ze een miljoen gewonnen hebben bij Concordia mail en dat hun kinderen een encyclopedie of een computer nodig hebben voor op school. Alleen wordt bij hen meer gebruik gemaakt van hun ondertekende verklaring tot loonsafstand, en komen zij terecht op de Budgetteringsdienst van het OCMW, Teledienst, hun mutualiteit, ... Zij denken ingeschreven te zijn voor een sociale woning, maar hebben vergeten zich na twee jaar her in te schrijven, zoals reglementair verplicht is. Zij zijn met zoveel niet in orde, zodat een welzijnsdienst niet anders kan dan beginnen schrijven naar de belastingen, de kas voor het kindergeld en het stempelgeld, de mutualiteit, enz. Zij putten hun rechten niet uit, al vinden ze van zichzelf dat ze wel erg vindingrijk zijn. Zij hebben verdriet als hun man of vrouw sterft en horen het terminale kermen nog van diens laatste dagen. Geen menselijk gevoel is hen vreemd : het knagen van de eenzaamheid; de radeloosheid als alle problemen bijeenkomen; het geluk als het de kinderen goed gaat; het delen van de ene belegde pistolet met een goede vriend, die het nog slechter heeft; dankbaarheid om een teken van medeleven (ergens mogen mee-eten, onderdak krijgen,...).” Uit ‘100 jaar na Daens’
24
ARMOEDE OP VERSCHILLENDE TERREINEN De kringloop van armoede heeft geen begin en geen eindpunt. Er zijn verschillende deelterreinen waar armoede kan beginnen en waarop armoedebestrijding zou moeten inspelen: onderwijs, arbeid, huisvesting, cultuur, gezin, gezondheid, rechtsbedeling. We kozen er een vijftal uit waar we bij willen stilstaan.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
A.
Huisvesting Een slechte woonsituatie is niet de oorzaak, maar veeleer een gevolg van armoede. Een behoorlijke en betaalbare woning is nog altijd geen recht voor iedereen. Bijna 15 % van de woningen in Vlaanderen is van slechte kwaliteit. Dit betekent dat een groot deel van onze bevolking in slecht verlichte of verluchte, vochtige en/of oncomfortabele huizen woont. Een slechte woning en woonomgeving zijn zichtbare kenmerken van kansarmoede. Want deze woningen worden betrokken door diegenen die zich niets beter kunnen veroorloven. Meestal wonen sociaal kwetsbare groepen in dezelfde wijken. Concreet betekent dit dat diegenen, voor wie het bijna onmogelijk is om werk te vinden, een behoorlijk inkomen te verwerven, een opleiding te volgen en gezond te blijven, het meeste risico lopen om in mensonwaardige woonomstandigheden te leven. Men kan opwerpen dat de overheid corrigerend optreedt onder de vorm van een sociaal woonbeleid. Maar het probleem is dat kansarmen in dit woonbeleid nauwelijks aan hun trekken komen en dat er onvoldoende sociale huurwoningen zijn. Noodgedwongen zijn kansarmen aangewezen op de private woningmarkt. Hier is er van overheidscontrole totaal geen sprake en geldt de wet van de jungle. De huren zijn de laatste jaren onrustwekkend gestegen: + 40 % sneller dan de consumptieprijzen. De huur betalen slokt een flinke hap van het inkomen op, veel meer dan leefbaar is. Kansarmen krijgen enkel toegang tot de minst aantrekkelijke huurwoningen. Deze zijn meestal geconcentreerd in de achtergestelde stadsbuurten. Hierdoor wordt hun minderwaardige positie nog extra beklemtoond. “Vader Coppieters heeft een gezin met vier opgroeiende kinderen. Zijn miserie begon met zijn echtscheiding en het plan van zijn ex-vrouw om hun huis openbaar te verkopen. Een geschikt huis vinden - met vier slaapkamers en een beetje comfort - in een aangename buurt was voor het gezin geen lachertje. Ze slaagden er dan ook niet in. Vader Coppieters ging eerst naar enkele officiële huisvestingsmaatschappijen. Maar hij werd van het kastje naar de muur gestuurd. “Er zijn honderden wachtende voor u”, was het antwoord dat hij steeds kreeg. Eén keer kreeg hij een voorstel waarover hij binnen de 12 uren moest beslissen. “Maar het huis zag er verschrikkelijk uit”, zegt vader Coppieters. Een andere woonmaatschappij maakte problemen over zijn loon: het zou te hoog zijn om in aanmerking te komen. Maar ze baseerden zich wel op zijn inkomen van een aantal jaren geleden, toen hij nog niet in de problemen zat en een goede baan had. Nu moest hij het met de helft stellen. Vader Coppieters kon een akkoord sluiten met zijn ex-vrouw om de verkoop van het huis nog wat uit te stellen. Maar hij heeft angst voor de toekomst : hij weet dat hij de verkoop niet kan blijven tegenhouden. Hij kan de afbetalingen immers niet langer volhouden. Doordat zijn kinderen studeren en hij nog mee moet afbetalen aan het huis kan hij maximum 450 euro geven voor een huurwoning met bij voorkeur vier slaapkamers. “Als je dat vraagt op een verhuurkantoor, lachen ze je in je gezicht uit”, zegt hij. Vader Coppieters zoekt reeds meer dan twee jaar...” (Uit: ‘Sleutelen aan wonen’, campagne Welzijnszorg)
25
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
B.
Arbeid Arbeid is belangrijk om te kunnen participeren aan de samenleving, maar de hoge eisen op de huidige arbeidsmarkt bieden geen kansen aan wie zwak staat. Een betaalde job is meer dan een inkomen en meer dan een toegangsbewijs tot de sociale zekerheid. Het betekent voor velen een zinvolle invulling van hun leven. Een job levert sociale contacten op en is belangrijk voor de identiteit en de maatschappelijke erkenning. De druk om een job te hebben is dus groot. Alleen zijn er vandaag niet genoeg jobs voor iedereen. Nog altijd wil men ons doen geloven dat economische groei, een betere concurrentiepositie, het opdrijven van het Bruto Binnenlands Product de wondermiddelen zijn om het werkloosheidsprobleem de wereld uit te helpen. Deze visie ziet werkloosheid als een probleem van voorbijgaande aard, terwijl het om een structureel probleem gaat. Er bestaat een tendens om de oorzaak bij de werkloze zelf te situeren. Werklozen worden meer en meer met de vinger gewezen. Voor heel wat mensen betekent werkloosheid ook bestaansonzekerheid. Zeker omdat bij langdurige afhankelijkheid van een vervangingsinkomen bepaalde uitgaven wel een tijdje kunnen uitgesteld worden, maar nooit jarenlang. Mensen zoeken naar oplossingen om te kunnen overleven via tijdelijke klusjes, interimarbeid en soms zwartwerk. Binnen de welzijnssector wordt werk gemaakt van kleinschalige initiatieven om deze kansarme werklozen toch toekomstperspectieven te bieden. Maar op de gewone arbeidsmarkt maken ze hoe langer hoe minder kans. Een oplossing bestaat slechts in een combinatie van verschillende maatregelen: meer werk, betere arbeidsverdeling en specifieke initiatieven voor de zwakste groepen. “R. leeft al twee jaar van het OCMW. Het viel hem bijzonder zwaar om naar het OCMW te gaan en er op zijn 48ste te vragen of hij recht had op financiële steun. Maar omdat hij helemaal blut was, kon hij niet anders. In zijn hele leven is hij nog nooit arm geweest. Hij was 14 jaar toen hij begon te werken en de schoolbanken verliet voor de hitte van de hoogovens in een staalfabriek. Hij is er 24 jaar gebleven. Het werk was er lastig en zwaar. Hij trouwde en kreeg twee kinderen. Zijn vrouw werkte onregelmatig, vooral als hulp in het huishouden. De fabriek kende verschillende herstructureringen, maar doordat hij nog niet te oud was, werd hij gespaard. Tijdens de herstructureringsperiodes volgde hij bijscholingen. Ook in die periode bleef hij vechten voor zijn baan. Toch werd hij ontslagen. Hij schreef zich in op de dop. De hele streek was getroffen en het was al werkloosheid wat de klok sloeg. Met zijn vervangingsinkomen kon hij niet meer leven zoals vroeger en zijn vrouw werkte niet meer. Door zijn statuut van samenwonende verminderde de werkloosheidsuitkering. Niemand kon hem aan werk helpen. Na een paar jaar zegt men hem dat hij werk moet vinden of dat hij anders ‘geschorst’ zal worden. De werkgevers vinden hem te oud en te slecht gekwalificeerd. Op een dag heeft men de werkloosheidsuitkering ingetrokken wegens abnormaal lange werkloosheid. Hij viel toen zonder inkomen en na een paar weken en heel veel aarzeling is hij naar het OCMW gegaan...” (Uit: het Algemeen Verslag over de Armoede, 1995)
C.
Onderwijs De school en de onderwijsmethodes zijn niet aangepast aan het werken met sociaal kwetsbare kinderen. Van meet af aan moeten ze afhaken omdat de leefwereld van dat kind en die van de school te ver uiteen liggen. Het onderwijs mag dan al veel democratischer zijn dan vroeger, toch slaagt het er nog niet in alle jongeren de nodige basiskennis en vaardigheden aan te leren. Men merkt dat de schoolachterstand bij kinderen uit kansarme gezinnen en bij migrantenkinderen reeds vroeg begint en in de loop van de schoolcarrière alsmaar groter wordt. Tussen de wereld van het gezin en de onbekende wereld van de school gaapt een culturele kloof.
26
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
De kinderen hebben vaak moeite met de gehanteerde normen, gebruiken en verbale denkpatronen. De leerstof, die te weinig aan hun leefwereld en ritme is aangepast, slaat ook wonden in hun zelfvertrouwen. Op 12-jarige leeftijd zijn er al heel wat schiftingen gebeurd. Studie toont duidelijk aan dat jongeren uit de lage sociale klassen terug te vinden zijn in minder gewaardeerde richtingen, terwijl jongeren uit de hogere sociale middens terecht komen in de meest gewaardeerde richtingen. Zo bevestigt het onderwijssysteem de uitsluiting die het zou moeten bestrijden. Alhoewel ons onderwijs wettelijk gezien gratis is, zolang het kind leerplichtig is, hebben arme ouders het in de praktijk financieel niet gemakkelijk om hun kinderen naar school te sturen. De lat inzake kledij en schoolmateriaal ligt vrij hoog. Ook de verwachtingen rond ondersteuning vanuit het thuismilieu worden alsmaar hoger. Als ouders niet kunnen helpen, moeten kinderen zeer sterk staan om er zich doorheen te werken. “Ik wou leren lezen en schrijven. Ik heb het geprobeerd. Het ging niet omdat ik te weinig aandacht kreeg. Nochtans is het belangrijk te kunnen lezen en schrijven. Als je het niet kunt, dan word je bedrogen, dan ben je ongelukkig in je gezin. Nu ben ik beginnen lezen en schrijven bij een vriend. Mijn ouders waren gelukkig en hebben me aangemoedigd. Vroeger was ik beschaamd wanneer ik iets niet wist. Ik dacht dat ik dom was. Ik had geen middelen om verder naar school te gaan: we hadden niets te eten, niets om te slapen... Je hebt plaats nodig om te studeren en iemand die je volgt. Op een bepaald ogenblik werd ik van de school weggestuurd. Ik kon in geen enkele school meer binnen. Toch wil ik een diploma halen, zodat men zou zien wat ik waard ben. Ik wilde een vorming volgen bij de VDAB om een beroep te leren. Maar ik mislukte altijd op de bekwaamheidstest. Zo ging dat enkele jaren. Maar ik heb op mijn tanden gebeten, ondanks het feit dat ik mislukte op de test. Ik heb zelf veel bijgeleerd en zo heb ik mijn achterstand voor rekenen kunnen inhalen...” (Uit ‘Beeldspraak’) D.
Gezondheidszorg Wie arm is, loopt een groter risico om ziek te worden. Arme mensen leven vaak in ongezonde omstandigheden: een vochtige en koude woning, slechte werkomstandigheden, onregelmatig en ongezond eten... De weinig beschikbare cijfers laten zien dat arme mensen meer gezondheidsproblemen hebben en eerder sterven dan anderen. De bestaande gezondheidszorg schiet tekort tegenover de armen. De obstakels zijn zowel financieel, administratief als cultureel. Vele arme mensen moeten bezuinigen op doktersbezoek of geneesmiddelen. Dat heeft onder meer te maken met recente besparingen in de sociale zekerheid met verhoging van de remgelden. Arme mensen krijgen ook te maken met administratieve obstakels: vaak zijn niet al hun papieren met het ziekenfonds ‘in orde’, zodat ze niet langer zeker zijn van het recht op medische bijstand. Bepaalde groepen zijn ook moeilijker verzekerbaar. Tenslotte zijn er ook obstakels van culturele aard: arme mensen hebben niet altijd geleerd wat gezond leven zoal kan inhouden of wantrouwen de medische sector. Al die factoren bemoeilijken de toegang tot de gezondheidszorg. Op het eerste gezicht lijkt dit een besparing, maar eigenlijk kost het de samenleving juist meer. Niet alleen is het goedkoper om een ziekte op tijd te behandelen. Bovendien heeft uitstel van de behandeling ook onrechtstreekse en vaak dure sociale gevolgen. Het komt er op aan de ongelijkheden in de toegang tot de gezondheidszorg te verkleinen en erover te waken dat de sociale zekerheid niet wordt uitgehold ten nadele van de zwaksten. Daarenboven zouden instellingen meer inspanningen kunnen doen bij de opvang van deze mensen. “Een gezin uit Asse: een alleenstaande moeder met twee kinderen. Na het faillissement van de onderneming waar haar echtgenoot werkte, ontdekt zij dat zij niet in orde is met haar ziekenfonds, dat
27
zij 625 euro zou moeten betalen om zich terug in regel te stellen. Nu heeft zij als enig bestaansmiddel werkloosheidsuitkeringen waarmee zij net kan overleven. Zij doet een beroep op het OCMW, maar dit weigert tussen te komen. Het jongste kind heeft frequent ademhalingsproblemen. De moeder wacht zo lang mogelijk voor zij er de arts bijhaalt, want het is niet gemakkelijk hem te zeggen dat zij geen geld hebben. Gevolg: heel vaak wordt het kind in allerijl naar de spoedopname gebracht. Naarmate de ziekenhuisopnames elkaar opvolgen, en ook de commentaren ‘Bent u er weer!’, verliest de vrouw haar zelfvertrouwen, lijdt het kind niet alleen lichamelijk, maar ook psychologisch. Hij wordt ‘karakterieel gestoord’, zeggen ze. Aangezien de moeder het niet meer aankan, wordt het oudste kind in een internaat geplaatst en voelt het zich verworpen. De facturen stapelen zich op. Het OCMW schiet het geld voor, maar met de verplichting om het terug te betalen. De moeder voelt zich alsmaar schuldiger, wat de betrekkingen met het OCMW steeds moeilijker maakt. Dan verhuist het gezin naar Molenbeek waar de grootmoeder woont en waar ze het team van een geneeskundig huis ontmoeten. Die schrijven een brief naar de maatschappelijk werker van het OCMW van Molenbeek. Het gezin krijgt dan een medische kaart, die recht geeft op verzorging en geneesmiddelen. Het OCMW stelt het gezin in regel met het ziekenfonds. Alles gaat dan zeer snel in de goede richting terwijl vroeger alles onmogelijk leek. Het kind wordt regelmatig thuis onderzocht en moet niet meer in het ziekenhuis worden opgenomen. De moeder herwint haar vertrouwen. De oudste kan naar huis terugkeren, bij zijn familie.” (Uit: het Algemeen Verslag over de Armoede, 1995)
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
E.
Sociale en politieke participatie Armoede is een gevaar voor de democratie. Het is belangrijk dat de stem van uitgesloten groepen overal en tot in het stemhokje gehoord wordt. Wie echt arm is, heeft het gevoel dat hij nergens goed voor is, dat zijn leven niet zo belangrijk is. Naast alle ellende is de kwetsuur van gebrek aan ‘waardigheid’ misschien het zwaarst om dragen. Zelfs bij tal van sociale en culturele evenementen en organisaties komen arme mensen niet aan de bak. Een gevoel van schaamte en minderwaardigheid belet hen zelf de stap te zetten, maar evenzeer is de kloof zo groot dat men er zich zelden thuis kan voelen. Het taalgebruik, de programmering, de kosten, de spelregels zijn veelal zo ‘burgerlijk’ dat sociaal kwetsbare groepen er al lang afgehaakt hebben. Hetzelfde doet zich nog sterker voor op politiek vlak. Men spreekt er over de kloof met de burger, hoe groot is de kloof dan niet met de ‘arme’ burger. Een politieke apathie, een totaal ongeloof in wat de politiek hen te bieden heeft is ook een rechtstreeks gevolg van het weinige dat de gemeenschap hen te bieden heeft. Deze antipolitiek uit zich vandaag in wat men ‘proteststemmen’ is gaan noemen. Vele uitgesloten groepen stemmen blanco of extreem (rechts). Dit gebrek aan toekomstperspectief doet brede lagen van de bevolking afhaken en vormt in die zin een bedreiging van de democratie. Er is, naast de andere basisrechten, dringend nood aan nieuwe wegen om sociale en politieke aansluiting te vinden bij de groep uitgeslotenen van vandaag. Het belang van organisaties die hen groeperen, projecten die hun levensweg meegaan (o.a. in de thuislozenzorg), en organisaties die het voor hen opnemen tot op het politieke vlak (o.a. Welzijnszorg) wordt alsmaar groter. “Oud-Molenbeek vertoont grote leemten wat vrije tijds- en sportinfrastructuur betreft. Het is daardoor dat vele Molenbeekse jongeren hun vrije tijd inactief en gedesoriënteerd doorbrengen. Dan maar de braakliggende terreinen, achtergelaten door de metrowerken, gebruiken als ‘speelplein’. Maar deze worden tegelijkertijd gebruikt als stort en parking. Dus van een speelplein voor onze buurtkinderen blijft niet veel over! ‘Het zijn toch maar kinderen van vreemdelingen’, zeggen sommigen, maar hebben zij ook geen recht op een betere vrijetijdsbesteding zoals andere kinderen van dit land? Hoe wil je dat een kind zich correct kan ontwikkelen in een omgeving die stilaan uitgroeit tot een ‘getto’ en binnenkort tot een ‘krot’ als de overheid niets doet om de situatie te verbeteren? In werkelijkheid, voor de verantwoordelijken van deze situatie, is het niet de leeftijd die het kind maakt
28
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
maar zijn gezicht die hem tot vreemdeling maakt, wiens enige recht erin bestaat belastingen te betalen en te gehoorzamen aan de verkozenen van diegenen die alle rechten hebben.” (Uit ‘Beeldspraak’)
29