5
Kansen en knelpunten voor de houtsector en boseigenaren
In dit hoofdstuk wordt de vergelijking van vraag en aanbod samengevat en gekeken welke kansen en knelpunten er gesignaleerd kunnen worden voor de bos- en houtsector. Er zijn in principe twee vraag scenario’s: een gelijkblijvende vraag en een toename in de vraag van 2% per jaar. Aan de aanbodzijde is er gekeken naar een laag aanbodscenario, waarbij het oogstpercentage ca. 40 % bedraagt, en een hoog aanbodscenario, waarbij ca. 80 % van de bijgroei geoogst wordt (het lage en hoge scenario is berekend met 2 modellen). Tabel 5.1 vat de uitkomsten samen van de vergelijkingen tussen de vraag en aanbod scenario’s (voor Nederland + grensstreek is alleen het hoge aanbodscenario weergegeven). Voor de aanbodzijde is het meest gekeken naar de EFISCEN projecties. Tabel 5.1 Vergelijking van vraag en aanbod bij verschillende scenario’s Nederland
Totale hoeveelheid rondhout Naaldhout Loofhout Fijnspar Grove den Overig naaldhout Eik Beuk Populier Overig loofhout
Nederland+ grensstreek
bij gelijkblijvende vraag
bij groeiende vraag laag aanbod
laag aanbod
hoog aanbod
evenwicht
evenwicht tekort of overschot
evenwicht of tekort
evenwicht
tekort
tekort evenwicht tekort evenwicht of overschot evenwicht
evenwicht evenwicht tekort overschot
tekort tekort tekort evenwicht
tekort tekort tekort overschot
evenwicht evenwicht tekort tekort
tekort tekort tekort tekort
overschot
tekort
overschot
evenwicht
tekort
evenwicht of overschot evenwicht tekort evenwicht
overschot
evenwicht of overschot evenwicht tekort evenwicht
overschot
tekort
tekort
evenwicht tekort overschot
evenwicht tekort evenwicht
evenwicht tekort evenwicht
evenwicht tekort overschot
hoog aanbod
bij gelijkblijvende bij groeiende vraag vraag hoog aanbod hoog aanbod
De rondhoutverwerkende sector, die de laatste jaren al klaagt over tekort aan beschikbaar hout uit het Nederlandse bos, staat bij een gelijkblijvend vraagniveau en een laag aanbod de komende 20 jaar blijvende tekorten te verwachten van vooral fijnspar en populier. Voor grove den, eik, beuk en overig loofhout kan ook bij een laag aanbod nog wel aan de vraag worden voldaan. Bij een stijgende vraag en een laag aanbod zal er wel een tekort aan naaldhoutsoorten als douglas en lariks op kunnen treden. Bij deze vergelijking moet wel de kanttekening worden geplaatst dat dit gaat over de totale hoeveelheden per soort. Er is niet gekeken naar vraag en aanbod van afzonderlijke sortimenten. Per sortiment kunnen vraag en aanbod veel verder uiteenlopen.
Alterra-rapport 1510
77
Bij het meer voor de hand liggende scenario voor een groeiende vraag worden de tekorten aan fijnspar en populier nog duidelijker. Dit geldt niet alleen voor Nederland, maar ook als het aangrenzende gebied van Duitsland en België worden meegeteld. De vraag naar rondhout bestaat voor het grootste deel uit naaldhout. Bij een hoog oogstpercentage is aan de totale vraag naar naaldhout in Nederland de komende 10 jaar waarschijnlijk nog wel te voldoen. In het totale studiegebied is er echter een aanzienlijk tekort. Het grootste deel van de vraag naar naaldhout komt voor rekening van de fijnspar. Zowel in Nederland als in omliggende gebieden is een tekort aan fijnspar, en dit tekort lijkt alleen maar toe te nemen. Wellicht dat dit tekort op de kortere termijn opgelost kan worden door andere hout van andere soorten te gebruiken. Dit hangt echter sterk af van de toepassingsmogelijkheden. Bovendien lijken er voor de andere naaldhoutsoorten ook tekorten op te treden. Grove den is er momenteel in Nederland voldoende, ook bij een laag aanbod. Ook bij een groeiende vraag lijkt er voldoende hout te zijn. Het overschot neemt echter af door de stijgende vraag, waardoor er minder ruimte zal zijn voor export. In het totale gebied van Nederland, Niedersachsen, Norrhein-Westfalen en België is er meer vraag naar grove den dan dat er aangeboden wordt. Voor de Nederlandse boseigenaar betekent dit dat er voorlopig goede afzetmogelijkheden zijn voor grove den, zowel in ons eigen land als in de grensstreek. Voor de overige naaldhoutsoorten zoals lariks en douglas is er bij een laag aanbod en een gelijkblijvende vraag waarschijnlijk ongeveer genoeg hout beschikbaar in ons land. Bij een hoog oogstpercentage lijkt er in Nederland ook bij een stijgende vraag voldoende beschikbaar. Dit geldt ook voor de omliggende grenslanden, wanneer de vraag gelijk blijft, maar bij het stijgende vraagscenario zijn er ook voor de overige naaldhoutsoorten tekorten te verwachten. De vergelijking van vraag en aanbod kan helaas niet voor niet voor de individuele boomsoorten binnen deze categorie worden uitgevoerd. Met betrekking tot de lariks is het van belang te constateren dat deze weinig areaal in de jongste leeftijdsklassen heeft en daarom zal de beschikbare hoeveelheid larikshout bij ongewijzigd beheer op langere termijn (na 20 jaar) sterk afnemen. Het aandeel loofhout in de staande voorraad is zowel in Nederland als in België als in de Duitse deelstaten aan het groeien. Uit de scenario’s blijkt voor de komende 20 jaar echter geen of hooguit een lichte toename van het aanbod van loofhout, ook bij een hoog oogstpercentage. Voor Nederland en de grensstreek gezamenlijk kan dit te maken hebben met het feit dat EFISCEN geen bijmengingen registreert. Gezien het tekort aan aanbod zou de groeiende voorraad mogelijkheden kunnen bieden voor boseigenaren om meer te oogsten. Vooral in Noord-Duitsland zijn relatief veel loofhoutzagerijen. Ook kan loofhout worden toegepast in de productie van MDF en voor de opwekking van energie. Van de loofhoutsoorten wordt populier in ons land het meest gevraagd. Het verwachte aanbod voor de komende 20 jaar is dramatisch lager dan de vraag. In toenemende mate wordt daarom al populier van elders ingevoerd. Het toekomstige aanbod van
78
Alterra-rapport 1510
populierenhout kan zowel voor Nederland als België en de Duitse deelstaten lang niet voldoen aan de vraag. Hier zal dus de komende 20 jaar een enorm tekort voor optreden. Verplaatsen van de verwerkingseenheden naar gebieden met een beter aanbod binnen het bekeken gebied lijkt dus ook geen oplossing te bieden. Wellicht zijn er mogelijkheden populierenhout voor bepaalde toepassingen te vervangen door andere houtsoorten. Het grootste deel van het populierenhout wordt gebruikt voor de productie van papier, pulp en karton. Hiervoor zou ook fijnspar gebruikt kunnen worden, maar geconstateerd is dat ook hiervan tekorten zullen optreden. Populierenhout wordt ook in aanzienlijke hoeveelheden (zie bijlage 4) verzaagd en gebruikt voor o.a. pallets. Hier zouden ook andere soorten voor gebruikt kunnen worden. Fijnspar en grove den worden reeds gebruikt. Wellicht bieden loofhoutsoorten zoals de opkomende berk een oplossing. Van eikenhout is er zelfs bij het stijgende vraagscenario voldoende aanbod vanuit het Nederlandse bos; bij een laag oogstpercentage zijn vraag en aanbod ongeveer in evenwicht. Voor het totale gebied van Nederland, België en de twee aangrenzende Duitse deelstaten lijkt er bij een groeiende vraag de komende 20 jaar een tekort te komen. Voor de Nederlandse boseigenaren zou dit over de grens (met name NoordDuitsland) mogelijk extra afzetmogelijkheden betekenen. Hierbij moet ook gedacht worden aan mogelijkheden om te oogsten uit bossen zonder primaire productiefunctie. Veel van deze bossen bestaan uit eik, waarbij aangetekend moet worden dat niet bekend is wat de kwaliteit van deze eiken is. Vraag en aanbod van beukenhout en overig loofhout lijken de komende 20 jaar ook redelijk in evenwicht te zijn. Bij een groeiende vraag zijn op de langere termijn enige tekorten te verwachten in het totale studiegebied. Hierbij is echter geen rekening gehouden met een toename van de bijmenging van beuk in veel bostypes. Wat de diameters betreft is er de komende 20 jaar wel een toename van zwaarder hout te verwachten, maar het aandeel dat boven de 50 cm komt is in het algemeen nog klein. Voor grove den is de grootste groei te verwachten van de klasse 30-40 cm, voor fijnspar voor de klasse 20-40 cm, voor overig naaldhout (waaronder douglas en lariks) voor de klasse 30-40 en 40-50 cm. Bij de loofhoutsoorten gaat het bij de eik om een relatief grote toename van de diameterklasse 10-20 cm en bij de beuk om de klassen tussen 20 en 50 cm. Betekenis voor de bossector Voor de Nederlandse boseigenaren geven de verwachte ontwikkelingen in vraag en aanbod de komende 20 jaar goede kansen. Het is mogelijk een veel grotere hoeveelheid rondhout af te zetten dan momenteel gebeurt. De markt vraagt het en de afnemende partijen zeggen het Nederlandse hout goed te kunnen inzetten voor alle reguliere toepassingen (behalve zeer specifieke): zaaghout voor allerlei doeleinden, papier en karton, palen, platen, tuinmeubilair, klompen en energie. En krapte in het aanbod biedt wellicht zicht op goede prijzen! Een verhoging van de houtoogst lijkt op het huidige productieve areaal slechts beperkt
Alterra-rapport 1510
79
mogelijk. Verhoging van de oogst is waarschijnlijk wel mogelijk door te oogsten uit andere bossen en uit landschappelijke beplantingen en dergelijke. De goede afzetmogelijkheden gelden voor alle naaldhoutsoorten, maar ook voor het groeiende aandeel loofhout is het aanbod nauwelijks groter dan de vraag. Afzetmogelijkheden liggen er zeker voor energie, maar wellicht ook ter vervanging van soorten waaraan een groot tekort komt, zoals fijnspar en populier. Verder zijn er mogelijk ook wat regionale afzetmogelijkheden voor nieuwe (streek)producten. Betekenis voor de houtsector De tekorten aan naaldhout en populier, waar de houtverwerkende industrie nu reeds mee kampt, zullen de komende 20 jaar groter worden. Voor de meeste soorten, met name populier en fijnspar, is er een veel grotere vraag dan aanbod. De verwachte tekorten kunnen misschien deels opgevangen worden door andere soorten te gebruiken. De mogelijkheden hiervoor hangen echter sterk van de toepassingen af. Prijsstijgingen voor veel gevraagde soorten lijken logisch. Een krapte in aanbod zou gecompenseerd kunnen worden door verhoogde import, maar ook binnen het gebied van Nederland, België en de aangrenzende Duitse deelstaten Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen lijken de tekorten voor de veel gevraagde soorten als fijnspar en populier groter te worden. Mogelijk leidt dit er toe dat het hout van nog verder aangevoerd moet worden. Op de wat langere termijn is verplaatsing van de productiecapaciteit naar gebieden met voldoende aanbod een logische stap, vooral voor industrie waar veel hout omgezet wordt en de toegevoegde waarde laag is. Een onzekere factor in het geheel is de energiemarkt. Deze ontwikkelt zich op het moment sterk, maar het is onduidelijk wat de gevolgen zullen zijn. Als voor energiehout hoge prijzen betaald gaan worden, zal concurrentie optreden met de huidige afnemers van hout. In dat geval zal de krapte in het aanbod van hout nog verder toenemen.
1
80
Alterra-rapport 1510
Aanbevelingen
Tijdens het onderzoek zijn een aantal zaken opgevallen, die tot de volgende aanbevelingen hebben geleid: -
om beter inzicht te krijgen in de vraag per boomsoort, zou dit bij de bedrijfsenquêtes aan de rondhoutverwerkende bedrijven (zaaghout, papierhout, paalhout, platenhout e.d.) gevraagd kunnen worden.
-
aanbevolen wordt om in de bedrijfsenquêtes onder de rondhoutverwerkers ook de brandhoutsector mee te nemen.
-
voor een exactere schatting van de werkelijke oppervlakte bos in ons land (het wordt nu geschat op 315.000-360.000 ha) is een goede bosstatistiek nodig. Wellicht kan dit met een bijstelling van MFV.
-
het opnemen van oogst- en bijgroei data in MFV is van groot belang, niet alleen voor hout maar ook voor “biomassa” en voor “koolstofvastlegging”. Dit biedt wellicht ook mogelijkheden in het kader van actie 8 van het Forest Action Plan: werk maken van een Europees bosmonitoringsysteem.
-
voor toekomstige vergelijkingen van vraag en aanbod van rondhout, zou een database en een model opgebouwd moeten worden, waarmee nationaal en internationaal gewerkt kan worden.
-
voor het gebruik van groeicijfers op opstandsniveau is men nog steeds aangewezen op de “oude” opbrengsttabellen die voor een groot deel zijn gebaseerd op sectiemetingen en beheersregimes van jong, gelijkjarig bos grotendeels bestaande uit monoculturen. Voor een goede inschatting van volumes, bijgroei e.d. van het ouder, ongelijkjariger en gemengder wordende bos zijn aanvullende metingen nodig.
-
voor een betere marktverkenning is het aan te bevelen structurele uitwisseling van data te bewerkstelligen met Duitse, Belgische en Luxemburgse instellingen.
Alterra-rapport 1510
81