Energiereductie U-bouw Knelpunten, kansen en versnelling
Delft, juni 2008
Martin van de Lindt, Bert Elkhuizen m.m.v. Christiaan Nijboer, Lars Coenen
Inhoudsopgave 1.
Inleiding: Achtergrond
2.
Waarom U-bouw? Energiebesparing halen en vernieuwing versnellen
3.
Onderzoek Doel, raamwerk en opzet
4.
Synthese Knelpunten, kansen en uitdagingen
5.
Strategische lijnen Ambities en oplossingsrichtingen: wat, hoe, waarom en wie?
6.
Conclusies Bijlage Respondenten interviews
2
Delft, juni 2008
Achtergrond
3
Delft, juni 2008
Achtergrond (1) In Nederland wordt 40% van het totale energiegebruik gespendeerd in de gebouwde omgeving. Onder invloed van ontwikkelingen zoals vergrijzing, toename van het aantal kleine huishoudens, een stijgende vraag naar comfort en kwaliteit etc. is een verdere groei van het energiegebruik te verwachten. Klimaatverandering, maar ook het afnemen van de eigen Nederlandse energievoorraad en, daarmee, een toenemende afhankelijkheid van toelevering uit het buitenland, maken het noodzakelijk om energiebesparing in de gebouwde omgeving structureel aan te pakken. In het coalitie akkoord van maart 2007 geeft de Nederlandse regering aan dat zij in de komende kabinetsperiode grote stappen wil nemen in de transitie naar één van de meest duurzame en energie-efficiënte energievoorzieningen in Europa. Men mikt op een energiebesparing van 2% per jaar, een verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020 en een reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Het Platform Energiebesparing Gebouwde Omgeving (PeGO) is opgericht om een substantiële bijdrage te leveren aan bovenstaande ambities. PeGO streeft naar beperking van gebruik van fossiele brandstoffen van 50 % in 2030 en 80% in 2050 met een doorkijk naar een energieneutrale omgeving aan het eind van deze eeuw (PeGO, 2007). In het Energietransitieplan van PeGO zijn de ambities binnen PeGO U-bouw vastgesteld. De besparingspotenties (met bijbehorende technieken) tot 2020 zijn voor een aantal sectoren ingeschat. Voor de overige sectoren zal deze inschatting op korte termijn definitief worden gemaakt. De eerste berekeningen laten echter zien dat de beoogde ambities op korte termijn voor U-bouw in theorie haalbaar zijn (Korbee, Jenniskens, 2007; Elkhuizen, Nijboer, 2007). Voor de lange termijn (> 20 jaar) bestaat het risico dat deze in de U-bouw niet kunnen worden gerealiseerd, tenzij er substantiële veranderingen plaatsvinden in onze manier van denken en handelen ten aanzien van energie en de gebouwde omgeving (transitie). De voorliggende studie gaat dan ook nader in op de noodzakelijke veranderingen. 4
Delft, juni 2008
Achtergrond (2) In het Energietransitieplan van de werkgroep Innovatie van PeGO zijn de ambities binnen PeGO U-bouw vastgesteld. De besparingspotenties (met bijbehorende technieken) tot 2020 zijn voor een aantal sectoren ingeschat. Voor de overige sectoren zal deze inschatting op korte termijn definitief worden gemaakt. De eerste berekeningen laten echter zien dat de beoogde ambities op korte termijn voor U-bouw in theorie haalbaar zijn (Korbee, Jenniskens, 2007; Elkhuizen, Nijboer, 2007). Voor de lange termijn (> 20 jaar) bestaat het risico dat deze in de U-bouw niet kunnen worden gerealiseerd, tenzij er substantiële veranderingen plaatsvinden in onze manier van denken en handelen ten aanzien van energie en de gebouwde omgeving (transitie). De voorliggende studie, uitgevoerd in opdracht van PeGO – Creatieve Energie (www.creatieve-energie.nl) gaat dan ook nader in op de noodzakelijke veranderingen.
5
Delft, juni 2008
Waarom U-bouw? Energiebesparing halen
6
Delft, juni 2008
Energiegebruik U-bouw in totale gebouwde omgeving w oningbouw
22%
kantoren
3%
onderw ijs, verpleging en verzorging
2% 63%
7
10%
verpleging & verzorging, ziekenhuizen
Onderdeel Gebouwde Omgeving
Energie-gebruik [PJ/jaar] 2006
Onz. Marge [PJ/jr]
overig Utiliteit
Woningbouw
600
+/- 30
Kantoren
90
+/- 30
Onderwijs
15
+/- 5
Verpleging, verzorging, ziekenhuizen
30
+/- 10
Utiliteit overig
210
+/- 40
Totaal
945
Delft, juni 2008
Potentie energiebesparing
Verdeling besparing U bouw overig [PJ]
Huidig gebruik E+G PJ/jaar, 2006
Additionele besparing bovenop bestaand beleid in 2020 PJ/jaar
kleine winkels 1,0
% van gebruik
supermarkten
2,5
Particuliere woningbezitters
310
Woningcorporaties
200
Woning verhuur door part. &inst. beleggers
60
Utiliteiten • Onderwijs en zorgsector
49
• Kantoren
68
• Overige
264
Totaal
950
1,4
14
42
grote winkels (DHZ, woonwinkels) sporthallen
12
24
15
9
cafe/rest
0,5 1,8
1,0 0,8
11
bedrijfshallen
22 14
100
hotels
21
13
5
113
11-12
Deze resultaten zijn bovendien exclusief gedragsmaatregelen (zoals de thermostaat een graad lager zetten)
Bron: McKinsey, 2007 en TNO, 2007
8
Delft, juni 2008
Waarom U-bouw? Vernieuwing versnellen
9
Delft, juni 2008
U-bouw en (e-)innovaties De U-bouw speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling en diffusie van (e-)innovaties. Dit heeft te maken met het investeringspotentieel en het feit dat een innovatief imago in deze sector in het algemeen en in sommige sub-sectoren in het bijzonder een belangrijke rol speelt. Dit maakt de Ubouw bovendien aantrekkelijk voor grote spelers die zich naast de U-bouw ook in andere sectoren dan de bouw bewegen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Phillips, Siemens, Glaverbel etc. Vaak zien we ook een wisselwerking in de ontwikkeling en toepassing van innovaties tussen U-bouw en woningbouw. In sommige gevallen heeft de U-bouw als drijvende kracht gefungeerd. Voorbeelden hiervan zijn: • Warmte Koude Opslag • Warmtepomp • Warmte Kracht Koppeling (WKK) • Klimaatgevels
Verwarmingsradiatoren gaan huizen koelen. GasTerra in Groningen doet samen met Essent een proef waarbij radiatoren van de centrale verwarming gebruikt worden om het huis te koelen. Dit zou energiezuiniger zijn dan de airconditioningsystemen die nu op de markt zijn. Dat maakte de handelsonderneming in aardgas zaterdag bekend De proef is dit najaar begonnen en wordt gehouden in twee verzorgingstehuizen, een in Groningen en een in Enschede (Bron: www.energyvalley.nl)
10
Delft, juni 2008
Onderzoek
11
Delft, juni 2008
Doel onderzoek Willen we de ambities realiseren dan betekent dit dat we onze behoefte aan energie in de U-bouw op een andere manier in moeten vullen. Dit is bepaald geen sinecure omdat het impliceert dat we dan een aantal barrières moeten overwinnen die diep geworteld zijn in onze manier van denken (paradigma’s), in de wijze waarop we zaken hebben georganiseerd en in onze dagelijkse routines. Anders gezegd: een samenhangende verandering van cultuur, structuur en werkwijzen (transitie) is noodzakelijk om het geheel van gebouwen, technologieën, installaties, wet- en regelgeving, gedrag en werkwijzen van projectontwikkelaars, adviseurs, installateurs, energieleveranciers, huurders, beleggers, eigenaars / gebruikers, beheerders, architecten en bouwers in de geambieerde richting om te buigen. Een dergelijke ombuiging vereist een sturingsvorm die gebaseerd is op onder meer een lange-termijn visie en hiervan afgeleide oplossingsrichtingen (transitiepaden), uitgaat van onzekerheden en zoek- en leerprocessen (al doende leren en al lerende doen) centraal stelt. Transitiemanagement is een sturingsvorm die gestoeld is op deze principes. Het doel van het onderzoek is derhalve: • het detecteren van de belemmeringen en kansen om de gewenste ombuiging te realiseren; • het aanreiken van oplossingsrichtingen teneinde de gewenste ombuiging te realiseren; • het trekken van conclusies op basis van het voorgaande.
12
Delft, juni 2008
Andere invulling energiebehoefte Illustratie uit de recente historie Van kolen naar gas: een ombuiging met een sprint Gedurende de eerste helft van de 20e eeuw ontstond langzamerhand een nieuwe energievoorziening. Tot die tijd werd energie vooral geproduceerd op basis van hout en kolen. De groeiende welvaart en de ermee gepaard gaande consumptie als gevolg van de industriële revolutie vereisten grootschaliger productie van energie en nieuwe vormen van distributie. In Nederland werd vooral ingezet op kolenproductie en werden in 1902 De Staatsmijnen (DSM) opgezet. Tussen de twee Wereldoorlogen werden de eerste kleine netwerken voor elektriciteit en gas aangelegd, waarmee men kon inspelen op technologische ontwikkelingen, bijvoorbeeld licht, radio etc. Het gebruik van aardolie, dat aanvankelijk kleinschalig werd toegepast voor de verwarming kreeg na WO II een grote impuls door de snelle groei van het autobezit. Gedurende de vijftiger en zestiger jaren werd in rap tempo een infrastructuur aangelegd (raffinage, benzinepompen, wegen). In diezelfde periode werd ook een gas-infrastructuur aangelegd door de vondst van de aardgasvoorraden bij Slochteren in 1959. Dit leidde tot een omwenteling (transitie) waarbij aardgas de belangrijkste energiebron werd en een grote bron van inkomsten vormde voor de overheid. Aardgas bleek goedkoper en schoner dan steenkool, zodat er over het algemeen (met uitzondering van Limburg) weinig weerstand tegen deze transitie was. De overheid kreeg stap voor stap greep op de gasvoorziening. Vooral door de oprichting van de Gasunie, een publiek-private samenwerking waarvan de aandelen in handen waren van de Staat en de oliemaatschappijen. Daarnaast diende zich na de WO II een markt aan voor aardgas, namelijk de woningmarkt. De slechte toestand van de woningen na WO II, het woningtekort en de snel stijgende welvaart gepaarde gaande met de vraag woningverbetering, nieuwe woningen en comfort creëerden een markt voor de afzet aardgas. De overheid speelde hier slim op in met uitgekiende campagnes over de voordelen van aardgas: veilig, schoon, comfortabel en goedkoop. Het gevolg was dat in minder dan 10 jaar de aardgas infrastructuur werd aangelegd en een groot deel van de huizen werd aangesloten op gas voor ruimteverwarming en koken (Verbong 2000; Rotmans, 20007).
13
Delft, juni 2008
Onderzoeksraamwerk Cultuur Paradigma’s
Samenhang tussen cultuur, structuur en werkwijzen.
Werkwijze
Structuur:
Bouwproces Kennis en techniek
Markt Regelgeving
Actoren Skill-will matrix
Ombuiging=actor-werk
+ Tegenstanders
Kampioenen
Elke categorie heeft zijn koplopers!!
Macht Gedwongen volgers
_
Supporters
_ Wil tot veranderen
14
+ Delft, juni 2008
Onderzoeksopzet
15
1.
Deskresearch • Knelpunten en kansen conform raamwerk • Ontwikkelingen conform raamwerk
2.
Veertien gestructureerde interviews (zie bijlage voor een overzicht van de respondenten) • Organisatie en Strategie • Knelpunten en kansen • Oplossingsrichtingen
3.
Synthese 1 en 2
Delft, juni 2008
Synthese
16
Delft, juni 2008
Het verhaal van de gebouwde omgeving en energie De hoofdlijn van belemmeringen (1) De belemmeringen om de ambities op het terrein van energie en gebouwde omgeving te realiseren zijn diep geworteld en samenhangend. Wellicht de belangrijkste barrière is het gebrek aan bewustzijn en een weinig gedeelde ‘sense of urgency’, in de hand gewerkt door het feit dat de kosten voor energie over het algemeen relatief gering zijn. Een andere belangrijke belemmering vormt het feit dat de bouw in zijn algemeenheid gericht is op kosten- en risicoreductie. De kostenreductie zien we terug in de versnippering van het bouwproces waarin in elke schakel bij de vorige een zo laag mogelijke prijs probeert te bedingen. Hiertoe gedwongen door het aanbestedingsbeleid, waarin een zo laag mogelijke prijs de boventoon voert. Het minimaliseren van risico’s heeft vooral te maken met te verwachten claims bij bouwfouten, slecht functionerende installaties etc. De claim-cultuur is dan ook tamelijk dominant aanwezig. Het gevolg hiervan is dat men vooral gaat voor ‘proven technologies’ en gangbare processen. We zien dit terug in de veelal prescriptieve vorm van aanbesteden (alles zo veel mogelijk ‘dicht timmeren’), hetgeen ook nog eens wordt versterkt door een gebrek aan vertrouwen tussen de betrokken partijen. Bovendien werkt de versnippering van het bouwproces en de verschillende belangen van betrokken partijen ook de zogenoemde ‘circle of blame’ (zie figuur) in de hand. Daarbij komt dat extra investeringen in energiebesparende maatregelen doorgaans niet ten goede komen aan de investeerder, maar doorgaans aan de gebruiker (split incentives). Overigens is het wel de vraag of dit altijd zo zwaar weegt: de verhuurder zal doorgaans (een deel van) de investeringen in de huur doorberekenen.
17
Delft, juni 2008
Het verhaal van de gebouwde omgeving en energie De hoofdlijn van belemmeringen (2) Al deze belemmeringen dragen niet bij aan het ontstaan van een substantiële marktvraag naar energiereductie en aan een omgeving waarin ruimte voor gerichte innovatie, mede noodzakelijk om de ambities te realiseren, de gewoonste zaak van de wereld is. Deze situatie wordt nog eens versterkt door het feit dat de overheid energiereductie met de mond belijdt, maar in de praktijk geen duidelijke keuzes maakt (bijvoorbeeld subsidiebeleid zonnepanelen). Er wordt dan ook wel gesproken van een onbetrouwbare overheid. Daarnaast voert de overheid geen helder flankerend beleid. Sterker nog, de regelgeving wordt als versnipperd en niet op elkaar aansluitend ervaren. Tot slot wordt als belemmering het gebrek aan kennis (zowel aan aanbodkant als aan vraagkant), eenduidigheid van methodieken en standaarden ervaren. Anders gezegd: het ontbreekt aan een ‘common language’ met miscommunicatie in alle processtadia (en dus de kansen op fouten en claims) als gevolg.
Bron: Sustainable Construction Group (2000) 18
Delft, juni 2008
De belemmeringen geordend Claim-cultuur Kosten- & risico reductie Weinig uitgewerkte visie
Energiekosten relatief laag
Geen sense of urgency Cultuur
Structuur
Gebrek aan vertrouwen
Werkwijze
Versnipperd bouwproces
Energie geen issue Split incentives Onbetrouwbare overheid
Beperkte en versnipperde regelgeving Geen dynamisch innovatiesysteem
19
Prescriptief aanbesteden
Ad hoc innovatie
Eigen belang schakels
Proven technology Wie betaalt, bepaalt Terugverdientijd Gebrek aan standaarden
Zekerheid voor alles Gebrek aan kennis en informatie
Delft, juni 2008
Belemmeringen: enkele uitspraken van respondenten (1) Energie is uiteindelijk een te klein onderdeeltje. Je moet het koppelen. Het is te eng om je alleen daarop te focussen De allergrootste belemmering is de verschotting van het bouwproces Een ander probleem is dat de huurder vaak niet de eigenaar is. Je krijgt dan te maken met split incentives
Kosten en terugverdientijd vormen grote belemmeringen Energie maakt misschien wel een klein deel uit van de totale bedrijfskosten, maar nog altijd 40-50% van de servicekosten De cultuur vormt de grootste belemmering. Vooral door ‘energie is waardeloos’ is er geen ‘sense of urgency’, maar dat is aan het veranderen In de bouw- en ontwerpfase zitten hele andere partijen aan tafel dan in de gebruiks- en beheerfase. Die werelden zijn onvoldoende op elkaar betrokken. Er is weinig of geen betrokkenheid van de eindgebruiker bij het ontwerp en daar zit de mogelijkheid om energiezuinig te bouwen. Dat je samen keuzes maakt
20
Delft, juni 2008
Belemmeringen: enkele uitspraken van respondenten (2) Dus de marktwerking in de bouw heeft naar beneden toe de neiging de laagste prijs te zoeken en naar boven toe de hoogste verwachtingen op te roepen. Met als vervolg miscommunicatie, faalkostenvergroting, allerlei gezeur en gedoe en dat is niet een sfeer waarin je plezierig samenwerkt in innovaties ‘Oudere’ technologie heeft vaak de voorkeur omdat het zich heeft bewezen. Aanbieder en gebruiker lopen dus minder risico Voor innovatie is geen ‘circulatiesysteem’. Het moet zo maar een beetje groeien. Er is geen centrale regie
21
Delft, juni 2008
Het verhaal van de gebouwde omgeving en energie De hoofdlijn van kansen (1) Het is echter bepaald niet zo dat het een verhaal van alleen maar kommer en kwel is. Sterker nog, er zijn genoeg kansen om de vicieuze ‘circle of blame’ te doorbreken richting een ‘circle of engagement’ (zie figuur). De meest belangrijke is waarschijnlijk wel de opkomst van maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) en als onderdeel hiervan het duurzaamheidsdenken, waarvan energiereductie weer een afgeleide is. Aan de ene kant heeft dit, mede als gevolg van de stijgende energieprijzen, een positieve uitwerking op de vraagkant en we zien dan ook een groeiende vraag naar duurzame gebouwen. Voorbeelden hiervan zijn bedrijven als TNT, H&M, C&A en Dell. Anderzijds zien we ook positieve ontwikkelingen aan de aanbod kant. Aanbieders als ING Real Estate, ABN AMRO, TCN Properties, Redevco, Triodos Bank, RGD, Heijmans etc zijn allemaal op de een of andere manier met energiereductie bezig. Hierbij moet worden opgemerkt dat energie steeds onderdeel vormt van het grotere geheel van duurzaamheid. Energie staat niet op zichzelf. Dit spoort met de suggestie van SenterNovem (Korbee, 2007) om energie te koppelen aan aspecten als binnenklimaat, gezondheid, arbeidsproductiviteit, leerprestaties etc. Een voorbeeld van dit laatste is de campagne ‘Frisse Scholen’.
M.C. van de Lindt, B. Elkhuizen (TNO), gebaseerd op ING Real Estate
22
Delft, juni 2008
Het verhaal van de gebouwde omgeving en energie De hoofdlijn van kansen (2) Veelbelovend is ook het feit dat er een groeiende aandacht is voor innovatie, zowel voor wat betreft techniek als proces. In de bouwsector zien we dan ook fenomenen als open innovatie en outside-in-denken / insideout-denken (in bijvoorbeeld de auto-industrie al lang gemeengoed) langzaam hun intrede doen. Bedrijven halen dan ook nieuw kennis van andere bedrijven en/of (kennis)organisaties binnen, maar delen hun eigen kennis ook met andere bedrijven en/of kennisorganisaties. Een recent voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen BAM en de TU. Dat wil zeggen dat innovaties en kennis niet meer ontwikkeld worden binnen één organisatie, maar binnen nieuwe of bestaande netwerken. Daarnaast valt een toenemende aandacht voor life-cycle-costing en integratie van de bouwkolom te constateren. Voor wat betreft processen valt vooral de aandacht voor gebiedsontwikkeling op, zowel greenfields (nieuwe gebieden) als brownfields (herontwikkeling). Hierbij wordt in duurzaamheidstermen vooral gedacht in ‘concepten’ in plaats van ‘gebouwen’, waarbij we ook specifieke coalities, allianties en contractvormen zien ontstaan. Een ander gevolg van het ‘duurzaamheidsdenken’ is dat er (nu nog) incidenteel aanbestedingsprocedures worden ontwikkeld waarbij de kosten niet langer de meest dominante factor in het proces zijn. Er wordt dan veel meer gekeken naar aspecten als kwaliteit, prestatie en functionaliteit. Bovenstaande ontwikkelingen zien we met name bij de grote spelers. Je zou dit een top-down beweging kunnen noemen. Niet vergeten mag worden dat er ook talloze initiatieven zijn die je zou kunnen omschrijven als bottom-up. Voorbeelden hiervan zijn het Centrum voor Innovatie van de Bouwkolom (CIB) en Energy Valley. Deze initiatieven zijn er vooral opgericht om innovatieve spelers (doorgaans de kleinere) op het terrein van respectievelijk bouw en energie samen te brengen.
23
Delft, juni 2008
De kansen geordend Maatschappelijk verantwoord ondernemen Behoefte aan transparantie Cultuur
Natuurlijke momenten
Structuur
Effecten regelgeving Aandacht voor innovatie Ontstaan markt Europese regelgeving
24
Ontwikkeling energieprijs Initiatieven standaardisering
Belang andere aspecten dan kosten binnen aanbestedingsproc edures
Aandacht voor kennis en leren
Koppeling energie met andere aspecten
Werkwijze
Gebiedsontwikkeling / PPS
Initiatieven open innovatie
Integratie bouwketen
Nieuwe coalities Nieuwe concepten en technieken
Delft, juni 2008
Kansen: enkele uitspraken van respondenten (1) De vraag naar duurzame gebouwen is groter dan wij kunnen bieden Steeds meer partijen nemen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid Het op elkaar laten aansluiten van regelgeving is belangrijk. Ook ten aanzien van Europese regelgeving Je hebt iedere keer de kans, gemiddeld om de zeven jaar, om een gebouw te vernieuwen. Bestaande bouw verdient meer aandacht Steeds vaker wordt er in bouwteamverband gebouwd. Hierin wordt uitgegaan van een gezamenlijke verantwoordelijkheid en het gezamenlijk oplossen van problemen die men tegenkomt. En die komen er altijd De energiereductie moet integraal worden aangepakt en de wensen en belevingen van de gebruikers / eigenaren moeten centraal staan Fiscale vergroening zou de markt stimuleren. Kijk eens naar de korting op BPM bij auto’s Het is ook een kwestie van bewustwording
25
Delft, juni 2008
Kansen: enkele uitspraken van respondenten (2) Maatschappelijk ondernemen komt steeds hoger in het vaandel te staan. Dus huurders die dat nastreven, zullen zich in een energiezuinig gebouw, liefst met een A-label, willen vestigen De EPC-methodiek doet al lang niet meer wat het zou moeten doen. Dus regelgeving leidt niet altijd tot het gewenste doel. Veel beter is het om marktpartijen te motiveren om inhoudelijk stappen te zetten en gewenst gedrag te vertonen Ik weet zeker dat wanneer je gebouwen ontwikkelt vanuit de gebruiker, dus een gebouw dat past bij mensen, je een betere arbeidsproductiviteit krijgt en een lager absentiepercentage
26
Delft, juni 2008
Belemmeringen en kansen op een rijtje Belemmeringen
27
Kansen
Cultuur • Kosten- en risico reductie • Claim-cultuur • Sigarendoos-cultuur • Energie is ‘waardeloos’ / geen ‘sense of urgency’ • Gebrek aan vertrouwen • Een weinig uitgewerkte visie / enthousiasmerend eindbeeld
Cultuur • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen • Behoefte aan transparantie en duidelijkheid • Koppelen aan andere aspecten, bijvoorbeeld effecten binnenklimaat (gezondheid, arbeidsproductiviteit, leerprestaties etc) • Aandacht voor leren en kennisontwikkeling
Structuur • Energie kosten gering ivm andere bedrijfskosten • Energie geen issue / markt • Split incentives • Regelgeving beperkt en versnipperd • Prescriptief aanbesteden • Onbetrouwbare overheid • Geen dynamiek in innovatiesysteem energie-bouw
Structuur • Natuurlijke momenten in proces • Effect regelgeving / subsidiering • Aansluiting bij Europese regelgeving • Aandacht voor innovatie • Initiatieven standaardisering • Ontstaan markt (vragers en aanbieders) • Ontwikkeling energieprijs
Werkwijze • Bouwproces is versnipperd • Geen concept, maar eigen feest • Wie betaalt, bepaalt • Innovatie is ‘ad hoc’ • Proven technology / zekerheid voor alles • Terugverdientijd • Gebrek aan kennis en informatie • Gebrek aan standaarden
Werkwijze • Gebieds (her) ontwikkeling / PPS • Nieuwe coalities / cross-sectorale coalities • Integratie bouwketen • Ontwikkeling nieuwe concepten /technieken • Toepassing nieuwe concepten / technieken • Initiatieven open innovatie • Weging duurzaamheidsaspecten in aanbestedingsprocedures Delft, juni 2008
Wat is onze uitdaging voor de lange termijn? Van een energie consumerende omgeving naar een energie producerende omgeving Van
28
Naar
Cultuur • Van de ‘circle of blame’
Cultuur • Naar de ‘circle of engagement’
Structuur • Van versnippering
Structuur • Naar samenhang
Werkwijze • Van assemblage
Werkwijze • Naar integraal concept
Delft, juni 2008
De uitdaging verwoord
Bron: Volkskrant, 6 mei 2008
29
Delft, juni 2008
Strategische lijnen
30
Delft, juni 2008
Achtergrond strategische lijnen Feit is dat een aantal spelers energiereductie, al of niet in combinatie met andere duurzaamheidsaspecten, nadrukkelijk op hun agenda hebben geplaatst en daarmee in hun bedrijfsvoering hebben opgenomen. Deze partijen zouden tezamen kunnen worden aangeduid als de kopgroep. Voor veel spelers speelt energiereductie echter (nog) niet of nauwelijks een rol, en zullen hooguit in staat of bereid zijn de kopgroep te volgen. Tezamen vormen zij het peloton. Het is echter de bedoeling dat de kopgroep en het peloton voor het verstrijken van de tijdslimiet, in casu de ambitie op langere termijn, de meet passeren. Anders gezegd: teneinde de tijdslimiet niet te overschrijden is niet alleen de kopgroep nodig, maar ook het peloton. Dit kan alleen worden gerealiseerd als de afstand tussen de kopgroep en het peloton niet te groot wordt. Het peloton moet de versnelling van de kopgroep dan ook, zij het wellicht op enige afstand, kunnen volgen. Met dit in het achterhoofd worden dan ook vier strategische lijnen voorgesteld. De eerste twee richten zich op de kopgroep en dragen in hoge mate bij aan een systeemdoorbraak (transitie), de laatste twee zijn meer gefocusseerd op de voorhoede en de rest van peloton. Zij zijn meer gericht op respectievelijk het ‘oprekken’ van het systeem en het benutten het huidige systeem: • Lijn 1: Innovatie is standaard • Lijn 2: De campus als vertrekpunt • Lijn 3: Duurzaamheid als kruiwagen • Lijn 4: Business as usual
31
Delft, juni 2008
Overzicht strategische lijnen Kenmerken
32
Lijn 1
Lijn 2
Lijn 3
Lijn 4
Naam
Innovatie is standaard
De campus als vertrekpunt
Duurzaamheid als kruiwagen
Business as usual
Achtergrond
Bevordering samenwerking en innovatie in de keten
Bevordering samenwerking en integrale aanpak (Concept)
Koppelen energie reductie aan andere aspecten van duurzaamheid
Optimalisatie levert al een grote besparing op
Accent
Kennis delen en open innovatie
Gebiedsontwikkeling Nadruk op bestaande locaties (Brownfields)
Oprekken huidig systeem
Benutting huidige en bewezen mogelijkheden
Strategie
Niches en showcases
Aanpassing RO, aansluiting bij lopende initiatieven en showcases
Standaardisering via labeling, bijvoorbeeld BREEAM
Aansluiten bij bestaande werkwijzen
Gericht op
Koplopers, overheid als facilitator
Koplopers als conceptuele denkers en doeners, overheid als facilitator
Leading Firms in regime (voorhoede peloton)
Bestaande regime (peloton)
Delft, juni 2008
Ingrediënten strategische lijnen
33
Delft, juni 2008
Lijn 1: Innovatie (proces en techniek) is standaard Open innovation
Bron: H. Chesbrough
Bron: CIB, P. Versnel, Versnel & Partners Holding Micro WKK Stirling Bron: www.epbdhub.nl
Bron: WNF, Zeist DBFM, Bron: Provincie Noord-Brabant Smart Power System, Bron: www.smartpowersystem.nl Slimme energiemeter Bron: Oxxio Aardwarmte Bron: www.mbuwater.nl
34
Delft, juni 2008
Lijn 1: Enkele uitspraken van respondenten (1) Innovaties heb je nodig. Niet alleen de techniek, maar ook alles er omheen. Daar moeten we veel meer aan denken en werken De vraag wordt steeds complexer. Dat kun je niet alleen en dat betekent: samenwerken Nieuwe materialen komen vaak uit andere sectoren De overheid zou nieuwe ontwikkelingen moeten subsidiëren De effecten van ‘ontzorging’ als strategie tegen de split incentives zouden nader verkend moeten worden Wat wij heel duidelijk zien, is dat de verschillende ondersteuningsregelingen veel beter in lijn met elkaar moeten worden gebracht. Als dat niet op elkaar aansluit, val je tussen wal en schip. En er moet een langjarig perspectief zijn Je werkplek als cockpit. In de auto vind je het heel normaal dat je de temperatuur zelf kunt regelen. Dat zijn wel ervaringen die je toe zou kunnen passen. We hebben ook belang in een zonnecellenfabriek
35
Delft, juni 2008
Lijn 1: Enkele uitspraken van respondenten (2) Wij vinden dat vernieuwing een groot belang heeft bij meer samenwerking en afstemming Er is een gebrek aan innovatief vermogen van de enkele speler. Je hebt elkaar nodig Er is weinig dat er uitspringt. In andere sectoren heb je veel meer herkenbare groepen, franchise formules, labels etc De auto-industrie laat zie hoe je een klant moet verwennen. We kunnen de auto-industrie niet kopiëren, maar er wel van leren Je moet veel meer in termen van een eindprestatie denken Je moet niet oversubsidiëren. We hebben in Nederland ooit de grote fout gemaakt met de windenergie. In Nederland liepen we voorop op het gebied van windtechnologie. Er zijn misschien wel honderden miljoenen besteed aan onderzoek. Toen de technologie op de markt kwam, is er nagelaten een situatie te creëren dat die markt kon gaan vliegen. Dat hebben ze in Duitsland en Denemarken wel gedaan. Daar zijn grote industrieën ontstaan Er zou veel meer geëxperimenteerd moeten worden met en geleerd van flexibel bouwen Mijn idee is dat innovaties in de bouw alleen kunnen als je naar andere sectoren kijkt, bijvoorbeeld de ICT-sector, auto-industrie etc. 36
Delft, juni 2008
Lijn 1: Belemmeringen opheffen en kansen benutten Claim-cultuur Kosten- & risico Gebrek aan vertrouwen reductie
Aandacht voor kennis en leren
Cultuur
Structuur
Geen dynamisch innovatiesysteem
Cultuur
Werkwijze
Ad hoc innovatie Proven technology
Onbetrouwbare overheid Beperkte en versnipperde regelgeving
37
Structuur Aandacht voor innovatie Effecten regelgeving
Wie betaalt, bepaalt Ontstaan markt Zekerheid voor alles
Werkwijze Nieuwe concepten en technieken Nieuwe coalities Initiatieven open innovatie
Delft, juni 2008
Lijn 1: Hoe? • Vermijd prescriptieve regelgeving en technische specificaties: geef kwaliteitsverbetering en innovatie de ruimte, bijvoorbeeld functioneel aanbesteden (binnenklimaat of comfort, i.p.v. apart verwarming, airco etc) • Creëer broedplaatsen voor innovatie. Broedplaatsen (niches) moeten in eerste instantie worden beschermd, bijvoorbeeld door regelgeving, subsidies etc. Anders gezegd: zorg voor een samenhangend innovatiebeleid gericht op energie en de gebouwde omgeving. • Stimuleer de deelname van grote spelers in kleine innovatieve spelers of innovatieve kernen binnen de grote spelers (intra-preneurship). Wederzijds leren en marktontwikkeling staan dan centraal. Pas bijvoorbeeld de fiscale groenregeling hier ook op toe. • Laat innovaties zien aan de ‘buitenwereld’ (Iconen van innovatie) • Houd rekening met de gangbare innovatiestrategieën in de sector, d.w.z.: ‘complex product systems’ (geen high-tech of science-push) en project-gestuurde samenwerking (tijdelijke constellaties voor maatwerk) • Speel in op vernieuwingsimpulsen. Deze komen vaak van buiten de sector en niet van binnen de bouwketen (bv. energieleverancier, slimme materialen). Dit vereist een ‘open mind’ voor open innovatie (inside out en outside in) • Kies voor een integrale aanpak en continue afstemming tussen ontwerp, uitvoering en gebruik • Houd ook aandacht voor bouwprocesverbetering t.b.v. productiviteitsverhoging • Laat kennis uit projecten niet verloren gaan: kennismanagement • Werk met scherpe en duidelijke prestatie-eisen vanuit de opdrachtgever • Houd er rekening mee dat nieuwe technologieën vaak nieuwe processen en regelgeving vereisen
38
Delft, juni 2008
Lijn 1: Waarom? • Open innovatie in de bouwketen kan de circle of blame en het gebrek aan vertrouwen doorbreken: innoveren doe je samen • Wensen en behoeftes van de gebruiker worden steeds belangrijker (van aanbod naar vraagmarkt) en complexer: open innovatie is dan noodzakelijk • Bij grote spelers is er reeds een groeiende aandacht voor concurreren op basis van meerwaarde door middel van integrale dienstverlening en ‘turn-key’ oplossingen. • Cross-sectorale innovatie draagt bij aan de omslag van een traditionele bouwsector naar een hoogwaardige kennis- en dienstensector. Zo creëert de bouw meerwaarde • Een innovatieve sector trekt talent aan en het talent stimuleert op haar beurt weer de innovatiekracht van de sector • Consequente en samenhangende innovatie gedreven regelgeving leidt tot meer vertrouwen in de overheid en mitigeert risico’s ten aanzien van investeringen
39
Delft, juni 2008
Lijn 1: Wie? • Ontwikkelaars en investeerders als katalysator • Toeleveringsindustrie en energiebedrijven als innovator • Kennisinstellingen: mede-innovator • Overheid als facilitator
40
Delft, juni 2008
Lijn 2: De campus als vertrekpunt
Bron: J. Klapwijk, ING Real Estate Bron: TCN Groningen
Bron: Volkskrant, 1 april 2008
Bron: CIB, Architectenburo Roos en Ros BV (presentatie)
41
Delft, juni 2008
Lijn 2: Enkele uitspraken van respondenten (1) “Doen” vertegenwoordigt een stap vooruit. Dan sluiten mensen zich aan. Je moet met voorbeeldprojecten komen Je moet partijen vroegtijdig bij elkaar zetten Het gaat om creëren van ambitie Functieverandering is ook onderdeel van duurzaamheid Gebiedsontwikkeling geeft partijen de meeste ‘zuurstof’ voor wat betreft de mogelijkheden. Je moet naar een energieprestatie op gebiedsniveau We moeten af van de functiescheiding tussen wonen en werk, als je niet met zware industrie hebt te maken Welk concept past op een gebied? Daar kijken we eerst naar We hebben een kantorenkerkhof van zes miljoen m2. Misschien moet je wel een heffing gaan leggen op nieuwe uitleggebieden en die heffing gebruiken om oude op te knappen Cradle-to-cradle proberen we op gebouwniveau aan te pakken, maar het is beter het op gebiedsniveau te doen 42
Delft, juni 2008
Lijn 2: Enkele uitspraken van respondenten (2) Het zou zo moeten zijn dat je met elkaar bezig bent met een totaalconcept waarin energiezuinigheid integraal wordt meegenomen Op gebiedsniveau kunnen goede dingen worden gedaan. Zeker als het om autarkische energievoorziening gaat Ga niet altijd gelijk aan slopen denken. Dat is een veel te gemakkelijke beweging. Ga eens herontwerpen, we hebben dat re-building genoemd, vanuit nieuwe vragen uit de markt. Probeer waarde te vermeerderen. Past ook goed bij de cradle-to-cradle filosofie Het draait om enthousiasme. Ook van bestuurders. We zijn bezig voor zowel bestaande als nieuwe terreinen een nieuw concept te ontwikkelen. Naast andere dingen wordt er een totaal financieel energiemanagement systeem opgelegd en de kosten en opbrengsten worden inzichtelijk gemaakt We zouden bij de Ruimtelijke Ordening ook energie als een regulerend thema mee moeten nemen
43
Delft, juni 2008
Lijn 2: Belemmeringen opheffen en kansen benutten Claim-cultuur Kosten- & risico reductie
Geen sense of urgency Gebrek aan vertrouwen
Cultuur
Structuur
Onbetrouwbare overheid Beperkte en versnipperde regelgeving Energie geen issue
Werkwijze Prescriptief aanbesteden
Versnipperd bouwproces
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Behoefte aan transparantie
Cultuur
Structuur Aandacht voor innovatie
Eigen belang schakels Ad hoc innovatie
Koppeling energie met andere aspecten
Effecten regelgeving
Werkwijze Gebiedsontwikkeling / Initiatieven open PPS innovatie Integratie bouwketen Nieuwe coalities
Proven technology
Nieuwe concepten en technieken Belang andere aspecten dan kosten binnen aanbestedingsprocedures
44
Delft, juni 2008
Lijn 2: Hoe? • Maak onderscheid tussen green en brownfields, respectievelijk nieuwe en bestaande locaties • Nadruk op brownfields: waardecreatie bestaand gebied. • Stimuleer aanpak brownfields met bijvoorbeeld incentives, zoals investeringspremies bij investeringen in brownfields, verevening meerkosten brownfields met deel opbrengsten greenfields: andere manier van denken en calculeren!! • Denk in concepten, bijvoorbeeld sustainable urbanism (ING Real Estate, www.ingrealestate.com), concepten TCN Properties (www.tcnpp.com) • Ga uit van een mix van energie produceren en energie consumeren. Stem nieuwe producten hierop af, bijvoorbeeld Smart Power Systems • Denk in termen van functiemenging in plaats van functiescheiding • Laat de gebruikers leidend zijn, en niet de energie infrastructuur. Infrastructuur (ook energie!) afstemmen op gebruikers • Maak van energiebesparing een dienst en zet (mede) in op ontwikkelingen als Esco’s en parkmanagement • Pas regelgeving RO aan: creëer ruimte voor initiatieven. Zie ook het succesvolle experiment ‘Stad en Milieu’ (VROM). Is nu onderdeel van de regelgeving geworden. Sluit bijvoorbeeld aan bij Habiforum • Pas de aanbestedingsregels hierop aan: dialoog rijk, provincies, gemeenten en markt • Kijk in hoeverre de EPL aangescherpt en geupgrade kan worden • Sluit aan bij lopende initiatieven, en maak hier icoonprojecten van en/of zoek gemeenten die hiervoor openstaan. Voorbeelden Almere, Amersfoort, Rotterdam (RCI), Eindhoven
45
Delft, juni 2008
Lijn 2: Waarom? • Stimuleert samenwerking partijen: integratie van de keten. • Stimuleert nieuwe coalities / allianties en draagt zo bij aan vermindering van gebrek aan vertrouwen tussen partijen • Stimuleert het denken in ambities in plaats van denken in standaardoplossingen. Creëert zo meerwaarde en engagement • Creëert ‘ruimte’ voor partijen en stimuleert procesmatige en technologische innovatie • Benut de gebiedskansen, ook op het terrein van energie, bijvoorbeeld benutting restwarmte, ondergrondse CO2 opslag, aardwarmte etc • Nadruk op brownfields sluit aan op advies van VROMRaad, initiatieven in de markt en op nieuwe denkrichtingen op het gebied van RO, bijvoorbeeld Grounds for Change, activiteiten Habiforum • Draagt bij aan ontwikkeling van samenhangende regelgeving op verschillende niveaus • Kan via Esco’s aansluiten bij Europese regelgeving ten aanzien van Energy Services • Resultaten spreken via de icoonprojecten zeer tot de verbeelding
46
Delft, juni 2008
Lijn 2: Wie? • Ontwikkelaar: concept innovator • Energiebedrijf: energie infrastructuur innovator • Gemeente: facilitator initiatieven • Rijksoverheid: facilitator RO
47
Delft, juni 2008
Lijn 3: Duurzaamheid als kruiwagen Bron: E. Koremans, W. Jongeneel, Actys
Bron: www.breeam.org Bron: J. Klapwijk, ING Real Estate
Ventilatiesysteem voor hogere leerprestaties
Bron: TNO
Bron: www.senternovem.nl, www.minvrom.nl 48
Bron: Persbericht, gemeente Amsterdam, 16 januari 2008 Delft, juni 2008
Lijn 3: Enkele uitspraken van respondenten (1) Energie is uiteindelijk een te klein onderdeeltje. Je moet het koppelen. Het is te eng om je alleen daarop te focussen De levenscyclus van een gebouw is natuurlijk enorm belangrijk in het kader van duurzaamheid Iedereen is zijn weg aan het zoeken en het wiel opnieuw aan het uitvinden. De ontwikkeling van een toolkit is belangrijk Duurzaamheid willen we gaan inbedden bij het goedkeuren van projecten Het energielabel is een stok achter de deur, maar dan moet het wel worden gekoppeld aan een sanctie Wij moeten ons als ‘industrie’ organiseren. Anders wordt alles over je afgekondigd Het is belangrijk dat partijen een gedeeld perspectief hebben Het heeft allemaal een bepaalde omvang waardoor het bereik van dat soort ontwikkelingen voor wat middelgroot en klein in de bouw is, wat minder is. Maar de verschillende partijen moeten elkaar juist versterken
49
Delft, juni 2008
Lijn 3: Enkele uitspraken van respondenten (2) Een EPC alleen is te smal. Andere meetmethoden pakken juist ook andere elementen die duurzaamheid bepalen, bijvoorbeeld afval, water, transport, beheer, gezondheid etc. Wij kijken samen met onze relaties hoe we tot duurzamere producten kunnen komen. Met product bedoel ik dan het gebouw en zijn levenscyclus. Dan kijk je toch heel anders naar een gebouw
50
Delft, juni 2008
Lijn 3: Belemmeringen opheffen en kansen benutten Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Gebrek aan vertrouwen Geen sense of urgency
Behoefte aan transparantie
Cultuur
Structuur Energie geen issue Beperkte en versnipperde regelgeving
Cultuur
Werkwijze Prescriptief aanbesteden
Koppeling energie met andere aspecten
Gebrek aan standaarden
Gebrek aan kennis en informatie
Structuur Ontstaan markt Initiatieven standaardisering Effecten regelgeving
Werkwijze Nieuwe coalities Belang andere aspecten dan kosten binnen aanbestedingsprocedures
Europese regelgeving
51
Delft, juni 2008
Lijn 3: Hoe? • Energie waarde geven door mee liften met duurzaamheid en MVO: paard van Troje • Laten aansluiten op de initiatieven van de grote spelers (projectontwikkelaars, beleggers). Zij willen vanuit MVO met BREEAM de standaard zetten. Leading Firm Policy • Benutten van de activiteiten van de Dutch Green Building Council. Koppel het icoon-denken aan de referentiegebouwen • Regelgeving (energie / epc) verbreden en afstemmen met / laten aansluiten bij bijvoorbeeld BREEAM • Afstemmen aanbesteding af op BREEAM: vanuit BREEAM ambities van design borgen gedurende de lifecycle • Zorgen voor incentives ter opstart, bijvoorbeeld via de woz • Kwaliteitsverschil tussen koplopers en regelgeving (bezemwagen voor het peloton) klein houden • Er voor zorgen dat BREEAM ook aansluit bij de belevingswereld van de kleinere spelers • Verbreding Lenteakkoord 2008
52
Delft, juni 2008
Lijn 3: Toelichting BREEAM BREEAM: BRE Environmental Assessment Method. BREEAM is een beoordelingsmethode om de milieubelasting van gebouwen te bepalen. Het bevat een standaard voor een duurzaam gebouw en het geeft aan welk prestatieniveau een gebouw heeft. Het is ontwikkeld door het Centre for Sustainable Construction van het Britse BRE (Building Research Establishment) en wordt gebruikt om gebouwen te analyseren en te verbeteren, zowel voor het ontwerpen van nieuwe gebouwen als voor het beoordelen van bestaande gebouwen. BREEAM maakt gebruik van een kwalitatieve weging; als totaalscore krijgt een gebouw een waardering als pass, good, very good of excellent. Bron: www.senternovem.nl
53
Delft, juni 2008
Lijn 3: Toelichting Dutch Green Building Council De Dutch Green Building Council werkt via vier doelen aan een duurzamere gebouwde omgeving. • Duurzaam bouwen meetbaar maken. De duurzaamheidmeetlat waarlangs de council Nederlandse gebieden en gebouwen in de toekomst wil gaan leggen is BREEAM, vertaald naar de Nederlandse situatie voor gebouw- en gebiedstypen. De Dutch Green Building Council heel snel praktijkervaringen opdoen met behulp van pilotprojecten. • Duurzame gebouwen zichtbaar maken. In het najaar moeten de eerste resultaten zichtbaar zijn: er zijn dan praktische meetinstrumenten ontwikkeld op basis van de pilotprojecten. De Dutch Green Building Council start vervolgens met het opleiden van externe assessoren, beoordelaars die gebouwen en gebieden gaan certificeren. • Kennis vergroten door kennis te delen. Om de kennis over de duurzaam gebouwde omgeving en duurzaam bouwen te vergroten is kennisuitwisseling hard nodig. De Dutch Green Building Council gaat daarom diverse bijeenkomsten organiseren over duurzame gebouwen en gebiedsontwikkeling. Bovendien werken we samen met hogescholen aan een opleidingsprogramma. De partners willen met ingang van september een incompany workshop aanbieden over de aspecten van duurzame gebouwen. • Duurzaam bouwen is gemeengoed. De certificering van gebouwen moet ervoor gaan zorgen dat dit begrip niet meer weg te denken is binnen de bouw. Duurzaamheid moet zijn geïntegreerd in de planning, ontwikkeling, uitvoering en exploitatie van bouwprojecten. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is het gebruik van een gebouw. Om een duurzaam gebruik te garanderen, is het van belang dat gebruikers zich in de toekomst anders gaan gedragen. De Dutch Green Building Council wil het gebruik en verbruik van en in gebouwen nader bekijken en noodzakelijke acties ontwikkelen (Bron: www.dgbc.nl) 54
Delft, juni 2008
Waarom? • Speelt in op duurzaamheid en mvo en draagt bij aan engagement • Partijen hebben behoefte aan meetbaarheid en heldere communicatie ten aanzien van duurzaamheid • BREEAM maakt het begrip duurzaamheid meetbaar en appelleert aan de behoefte tot standaardisering. Zie ook auto-industrie met standaard veiligheidtest en ‘sterren’ • BREEAM vormt een ‘common language’ voor alle partijen • BREEAM rekt duurzaamheid op tot levenscyclus • BREEAM vormt basis voor internationale (europese) richtlijnen • Standaardisering draagt bij aan vermindering van gebrek aan vertrouwen in de keten • labeling in zijn algemeenheid maakt kwaliteit inzichtelijk en vormt basis voor ijkpunten en benchmarking • labeling is een stimulans voor marktontwikkeling
55
Delft, juni 2008
Lijn 3: Wie? • (Leden) Dutch Green Building Council als aanjager • Normalisatie-instituten (CEN / NEN) als volgers • Overheid als afstemmer van regelgeving • Overheid als Europees aanjager voor afstemming regelgeving (overheid als lobbyist)
56
Delft, juni 2008
Lijn 4: Business as Usual Mede gebaseerd op aanpak als voorgesteld door SenterNovem in het kader van Meer met Minder (Korbee, Jenniskens, 2007)
Inzicht in energiegebruik Bron: www.interimic.com (Business Trial)
Analyseren energiegebruik Bron: Electrabel
ectie p s n i 3140 NEN
57
Delft, juni 2008
Lijn 4: Enkele uitspraken van respondenten (1) Redelijk snel toepasbaar en gericht op de main-stream Het is belangrijk een label te koppelen aan maatregelen Je moet het energiegebruik zichtbaar maken en laten zien wat de maatregelen opbrengen Een EPC voor bestaande gebouwen kan een impuls geven Als je te lang een bepaalde basis hebt, bijvoorbeeld zo’n EPC die maar blijft hangen, dan worden ‘de achtervolgers’ niet opgedreven Maar ook in de U-bouw geldt dat je in de bestaande voorraad meer kunt reduceren Je moet een ondernemer verleiden maatregelen te combineren, maar dan moeten kosten en opbrengsten wel duidelijk zijn Een aangescherpte EPC werkt een beetje als een lat. Iedereen springt er overheen, maar je krijgt niets op gang
58
Delft, juni 2008
Lijn 4: Enkele uitspraken van respondenten (2) Bij elk nieuwbouwgebouw kunnen we, als we het opnieuw inregelen, 15-20% beter rendement halen Split incentives kunnen ook een trigger zijn om huurders over de streep te trekken Bij een heel groot deel van de retailers is het denken over energiezuinigheid nog helemaal niet ingedaald Partijen hoeven het niet allemaal zelf te ontdekken. Men kan de bestaande kennis benutten We zijn nu bezig met een bedrijf dat gaat monitoren bij andere bedrijven wat het energiegebruik is. En daar komt achteraan een efficiënt pakket op gebied van gedrag, apparaten aanpassen en wat maatregelen nemen. Geen totale nieuwe innovatieve ingewikkelde systemen. Een pakket waarbij je je investering gegarandeerd altijd binnen twee jaar terugziet. Simpelweg het laaghangend fruit. Als je daar een subsidieregeling op zet kun je heel veel besparen met weinig geld. Misschien moet je het gewoon fiscaal doen. Een basispakket moet in vijf jaar terugverdiend kunnen worden
59
Delft, juni 2008
Lijn 4: Belemmeringen vormen kansen
Aandacht voor kennis en leren
Kosten- & risico reductie
Cultuur
Structuur Split incentives
Cultuur
Werkwijze Prescriptief aanbesteden
Proven technology
Structuur
Werkwijze
Natuurlijke momenten Effecten regelgeving
Zekerheid voor alles
Ontstaan markt Ontwikkeling energieprijs
60
Delft, juni 2008
Lijn 4: Hoe? • Benut de natuurlijke momenten (bouwen, beheren, muteren) • Zet per situatie de optimale mix van instrumenten in (wortel, stok, preek) • Introduceer EnergiePrestatiePlicht (EPP): periodiek aanscherpen van de energieprestatie bestaande bouw • Eis verbetering van de Energie Index met x – procent: Eerst pilots en demonstratieprojecten waarin mogelijkheden, kosten, effecten, beperkingen e.d. in de praktijk verkend worden. Gevolgd door marktintroductie met ondersteunend financieel instrumentarium. Vanaf 2012 verplicht. Aanscherping eis in 2016 en 2020. • Zet sancties op het ontbreken van een Energielabel • Zorg voor financiële ondersteuning (groenregelingen) • Harmoniseer wet- en regelgeving (EI/EPC/Wet milieubeheer/ESD/EPBD etc) en laat dit indien mogelijk aansluiten op financiële ondersteuning, bijvoorbeeld MIA voor duurzaam renoveren, EIA enten op prestatie-eisen, groenregeling, revolving fund uitvoering verbeterplannen • Koppel EPP aan BREEAM voor bestaande gebouwen • Andere contractvormen, bijvoorbeeld Green Lease op basis van no cure no pay. • Zorg voor adequate handhaving is cruciaal • Ga uit van gebouwbeheer als drijvende kracht • Borg de energiekwaliteit over de hele levensfase en maak partijen verantwoordelijk voor energie (bijvoorbeeld door energieprestatiecontract) • Zorg voor minimum noodzakelijk kennisniveau bij aanbieders en vragers • Zorg voor eenvoudige instrumenten om energiegebruik te monitoren en te analyseren: maak (te hoog) energiegebruik zichtbaar • Besteed aandacht aan kennis ontwikkeling op het terrein van re-engineering van installatie en re-design van gebouwen. Maak het onderdeel van Business as Usual en integreer het in opleidingen • Laat behaalde successen zien 61
Delft, juni 2008
Lijn 4: Waarom? • Natuurlijke momenten bieden mooie kansen op snel succes en realisatie van korte termijn doelstellingen • Zonder hoogstandjes is er al een grote besparing te realiseren door proven technology op grote schaal te gaan toepassen. Sluit aan bij de huidige manier van werken • Het is meer een optimalisatie van het huidige systeem en geen substantiële verandering: schrikt dus niet af. De belemmeringen vormen eigenlijk de kansen. • Is toe te passen in alle sectoren van de U-bouw en niet alleen in ‘het hogere segment’. • Kan aansluiten bij Europese regelgeving (EPBD, Energy Services) • Aansluiting bij een groeiende aandacht voor leren en kennisontwikkeling: business as usual vormt basis voor technologie opleiding
62
Delft, juni 2008
Lijn 4: Wie? • Energiebedrijven als katalysator voor energiebesparing (Energy Services) • Installatiebedrijven e.a. als energiemanager (ESCO) • Bouwbedrijven en installatiebedrijven als aanbieder van Business as Usual-pakketten • Beheerders / Facilty Managers als spin in het web • Overheid als afstemmer van regelgeving (EnergiePrestatiePlicht)
63
Delft, juni 2008
Conclusies
64
Delft, juni 2008
1. Inzet op U-bouw loont en kan De U-bouw kan een belangrijke rol spelen bij het halen van de gestelde ambities. Niet alleen valt er relatief veel energiewinst te behalen, ook kan de U-bouw een rol spelen bij het aanjagen van (e-) innovaties. De kansen, zowel op het terrein van cultuur, structuur en werkwijze, hiervoor zijn in ruime mate aanwezig. De noodzaak tot energiereductie wordt meer en meer herkend en erkend. De markt, zowel de vraag- als aanbodkant is dan ook volop in beweging. Dit uit zich bijvoorbeeld in het feit dat alle respondenten hun verantwoordelijkheid op het gebied van energiereductie (veelal gekoppeld aan een bredere invulling van duurzaamheid) willen nemen. Kortom, het momentum is onmiskenbaar aanwezig
Het is van het grootste belang gerichte initiatieven te nemen om deze positieve boodschap breed uit te dragen
65
Delft, juni 2008
2. ‘Koppelen’ is de sleutel De sleutel voor de energiereductie ligt in het fenomeen ‘koppelen’. Hiermee wordt niet alleen het koppelen op gebouwniveau bedoeld (energie met andere aspecten, levenscyclus benadering, cross-selling maatregelen), maar ook op gebiedsniveau (energievraag- en – aanbod, U-bouw en woningbouw, energie en ruimtelijke ordening). Daarnaast is het ook van essentieel belang dat de regelgeving zodanig wordt gekoppeld dat er een congruent geheel ontstaat en dat de belangen van de verschillende spelers (groot, klein, innovatief, volgend) gekoppeld kunnen worden Dit houdt overigens in dat er andere partijen betrokken moeten worden dan nu zijn vertegenwoordigd in PeGO, bijvoorbeeld de toeleveringsindustrie, crosssectorale spelers. Om bovenstaande te realiseren is regie, op welke wijze dan ook, een absolute voorwaarde. Opgemerkt wordt dar regie in dit verband niet wil zeggen dat er een regisseur is. Met regie wordt hier bedoeld een slimme wijze van sturing van en schakeling tussen verschillende niveaus (cultuur, structuur en werkwijze) in een complexe omgeving. Een dergelijke vorm van sturing zou gebaseerd kunnen worden op de principes van transitiemanagement.
66
Delft, juni 2008
3. Vier strategische lijnen als versnelling Door gestructureerd, parallel en samenhangend langs de vier lijnen te werken kan een versnelde systeemdoorbraak worden gerealiseerd. Enerzijds doordat de lijnen ‘Innovatie is standaard’ en ‘De campus als vertrekpunt’ zich specifiek hierop richten, anderzijds doordat de lijnen ‘Duurzaamheid als kruiwagen’ en ‘Business as Usual’ zich meer richten op respectievelijk de voorste gelederen van het peloton en de rest ervan. De vier lijnen dienen nog thematisch uitgewerkt te worden naar realisatieagenda’s, waarbinnen accenten voor de verschillende U-bouw sectoren kunnen verschillen. Dit impliceert onder meer het definiëren van projecten, gerelateerd aan het opheffen van de belemmeringen en benutten van de kansen. Met name voor de lijnen, gericht op een systeemdoorbraak gelden de volgende uitgangspunten: • Koplopers nemen het voortouw. Hierbij moet men zich realiseren dat er koplopers zijn op verschillende niveaus. De koploper als persoon. Deze heeft een aantal competenties zoals lef, ambitie, naam en faam, kan en wil buiten zijn ‘domein’ kijken, is een visionair (zie ook Loorbach, 2007). Een bedrijf / organisatie als koploper. Hier heerst een afwijkende cultuur, structuur en werkwijze. Een project als koploper. Dit onderscheid zich duidelijk van de gangbare projecten qua techniek en /of proces, maar behoeft niet noodzakelijkerwijs door een of meerdere koploper-bedrijven / organisaties te zijn ontwikkeld • Het verdient aanbeveling bij de uitwerking koplopers uit andere bedrijfssectoren / branches te betrekken. Deze kunnen hun kennis en expertise van (beleids)processen, technieken, technologieën, materialen, producten inbrengen. Organiseer dus ‘neue combinationen’. Deze leiden immers vaak tot de echte vernieuwing. 67
Delft, juni 2008
4. Energie en U-bouw op de innovatie-agenda Het belang van energiereductie in de gebouwde omgeving in het algemeen en de U-bouw in het bijzonder is groot. Te meer omdat men de U-bouw, in combinatie met andere sectoren, als innovatiekatalysator kan dienen. Energie en de gebouwde omgeving dienen dan ook een plaats te krijgen op de innovatieagenda van de overheid. Het verdient dan wel aanbeveling de op een systeemdoorbraak gerichte strategische thematisch zodanig uit te werken dat er goed wordt aangesloten op andere thema’s / sub-programma’s / sectoren op de innovatieagenda. De innovatie-agenda zelf zou tevens een beschermde omgeving moeten creëren voor initiatieven van (combinaties van) individuele bedrijven. De bewaking van deze beschermde omgeving zou door een platform als PeGO kunnen worden uitgevoerd. De term ‘bewaking’ dient overigens breed te worden opgevat: stimuleren van creativiteit, samenhang en leren, monitoring etc. De initiatieven dienen op korte termijn te worden opgestart en moeten inspelen op lopende plannen. Voorbeelden hiervan zijn de Stadshavens in Rotterdam (een brownfield ontwikkeling met duurzaamheid en functiemenging als leitmotiv), het Stationsgebouw in Utrecht als voorbeeld van re-building en het complex van het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam als voorbeeld van cross-sectorale re-building tussen en integratie van bouwen, zorg en medische technologie.
68
Delft, juni 2008
5. PeGO-werkgroepen als uitgangspunt? Met de drie werkgroepen van PeGO als uitgangspunt kunnen er een aantal aandachtspunten voor de korte termijn worden geformuleerd. In het navolgende worden er een aantal, waarop direct actie kan worden ondernomen, genoemd op het terrein van: • Innovatie • Bestaande Bouw • Regelgeving
69
Delft, juni 2008
5.1. Aandachtspunten innovatie De innovatie moet zich niet alleen richten op productinnovatie of technologische innovatie, maar zeker ook op procesinnovatie, zoals bijvoorbeeld het betrekken van stakeholders bij gebouw- of gebiedsontwikkeling, nieuwe contractvormen, nieuwe aanbestedingsprocedures etc. Er is nog veel onduidelijkheid ten aanzien van methodieken om duurzaamheid te bepalen. Onderzoek is dan ook noodzakelijk, bijvoorbeeld naar de wijze waarop de BREEAM-methodiek in de Nederlandse situatie kan worden toegepast. Dit uiteraard in samenwerking met de Dutch Green Building Council. Onderzoek wijst uit dat vernieuwing vaak tot stand komt van buiten een sector. Crosssectorale innovatie is daarom van groot belang. Een kijkje over de schutting van energie en de gebouwde omgeving is derhalve geen overbodige luxe. Enerzijds om te leren over de wijze waarop succesvolle innovatie tot stand komt. Anderzijds om te zoeken naar windows of opportunities die benut kunnen worden voor de energiereductie in de U-bouw. Deze windows of opportunities kunnen zowel producten, processen, technologieën als ook crosssectorale spelers betreffen.
70
Delft, juni 2008
5.2. Aandachtspunten bestaande u-bouw De aanpak van de bestaande u-bouw richt zich tot nu toe vaak op individuele gebouwen. Een versnelling zou kunnen worden door bestaande bedrijventerreinen in zijn geheel te revitaliseren. De zogenoemde brownfield-aanpak. Met partijen die een dergelijke aanpak in hun pakket hebben, bijvoorbeeld TCN Properties, kan dit in samenwerking met rijk, provincies en vooral gemeenten, nader uitgewerkt worden Het borgen van energieprestaties over de gehele levenscyclus is een belangrijk aspect van energiereductie. ESCO’s en parkmanagement (overigens ook voor nieuwbouw) kunnen hiervoor belangrijke instrumenten zijn. Nagegaan zou moeten worden op welke wijze er een markt voor deze (of andere) instrumenten kan worden ontwikkeld. Zie ook ervaringen in andere EU-lidstaten en de VS
71
Delft, juni 2008
5.3. Aandachtspunten regelgeving Zoals het flankerende beleid nu is aangekleed, lijkt het vooral gericht op de achterblijvers van het peloton. Flankerend beleid dient zich echter niet alleen te richten op de achterblijvers, maar ook de koplopers. Wat dit betreft behoort innovatiebeleid ook tot flankerend beleid. De opgave is om de huidige regelgeving op elkaar af te stemmen en er geen gaten in te laten vallen. Anders gezegd: flankerend beleid bereikt zowel koploper als achterblijver. Overleg tussen bedrijfsleven en overheid (Economische Zaken, VROM, Financiën) is hiervoor noodzakelijk. Dit kan door PeGO geëntameerd worden. Gebiedsontwikkeling wordt gezien als een belangrijke motor voor de energiereductie in de gebouwde omgeving. De Ruimtelijke Ordening fungeert echter vaak als hinderpaal. Met name het uitgangspunt van functiescheiding. Bezien moet worden hoe de Ruimtelijke Ordening faciliterend aan gebiedsontwikkeling kan worden gemaakt. Energiereductie moet worden gekoppeld aan duurzaamheid en gebiedsniveau. Nagegaan moet worden in hoeverre regelgeving / methoden op het terrein van energiezuinigheid kan worden aangepast. Dit betekent een koppeling tussen EPN en de energie-infrastructuur van een gebied (EPL) en tussen EPN en BREEAM. Voor de bestaande bouw dient nagegaan te worden wat de mogelijkheden zijn van een EnergiePrestatiePlicht (EPP).
72
Delft, juni 2008
5.4. Of toch een meer thematische aanpak? Het is wellicht te overwegen, juist gezien ook de samenhang tussen innovatie, bestaande bouw en regelgeving, te kiezen voor een andere opzet rond U-bouw en energie. Deze zou dan gebaseerd kunnen worden op de uitwerking van de vier strategische naar thema’s en hiervan afgeleide projecten. Leidraad zou het opheffen van belemmeringen en benutten van kansen moeten zijn. Hierin zouden dan tevens de aspecten en activiteiten van de werkgroepen innovatie, regelgeving en bestaande bouw kunnen worden opgenomen. Een dergelijke aanpak vergroot bijvoorbeeld de mogelijkheden om te denken in termen van integrale gebiedsontwikkeling met een menging van verschillende functies
Ter illustratie de lijn ‘Campus als vertrekpunt’. Het thema zou ‘Transformatie van bestaand gebied’ kunnen zijn met als project de Stadshavens in Rotterdam. Hierin komen innovatie, bestaande bouw en regelgeving bij elkaar
73
Delft, juni 2008
Bijlage: respondenten interviews 1.
Anke Colijn, Directeur / adviseur (Feekes & Colijn Architecten)
2.
Huub Croes, Beleidscoördinator (VROM / Rijksgebouwendienst)
3.
Jo Daemen, Opdrachtmanager Utiliteitsbouw (SenterNovem)
4.
Jaap Gillis, Chief Operating Officer; Lisette van der Ham, Public Relations Manager (Redevco Europe)
5.
Jasper Klapwijk, General Manager Strategy and Marketing; Melinda Koopman, Senior Business Consultant Strategy and Marketing (ING Real Estate Development)
6.
Erik Koremans, Manager Inkoop en Facility (Actys Inkoopservices B.V.)
7.
Bert Krikke, Directeur (Triodos Real Estate Development)
8.
Harm van den Oever, Hoofd Beleidsontwikkeling (Uneto-VNI)
9.
Piet Oskam, Directeur, Centrum voor Innovatie van de Bouwkolom (CIB)
10. Jaco Poldervaart, Divisiedirecteur (Heijmans Bouw B.V);Ton Fleuren, Directeur (Burgers Ergon) 11. Niels Ruyter, Beleidsmedewerker Bouweconomie (Bouwend Nederland) 12. Gerrit van Werven, Directeur, Energy Valley 13. Pieter Witzenburg, Directeur; Bert Koopmans, Hoofd Ontwikkeling (TCN Groningen) 14. Wim Wolters, Directeur Strategie & Regulatory Affairs (Electrabel)
74
Delft, juni 2008