Bijlage III Knelpunten en oplossingsrichtingen nalevingskosten Samenvatting resultaten werksessies Knelpunten en oplossingsrichtingen voor 24 belangrijkste veroorzakers van nalevingskosten.
Versie 1.0
Knelpunten en oplossingsrichtingen nalevingskosten Samenvatting resultaten werksessies Knelpunten en oplossingsrichtingen voor 24 belangrijkste veroorzakers van nalevingskosten.
Versie 1.0 – april 2010
Voorzitter werksessies: drs. K.M.H. Peijs Commissaris van de Koningin in de Provincie Zeeland
Rapportage: SIRA Consulting Edisonbaan 14 G-1 3439 MN Nieuwegein Tournooiveld 2 2511 CX Den Haag Telefoon 030 602 4900 Email
[email protected] Internet www.siraconsulting.nl SIRA Consulting is inhoudelijk verantwoordelijk voor deze rapportage. De in deze rapportage opgenomen teksten en onderzoeksresultaten mogen uitsluitend worden gebruikt als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van SIRA Consulting. SIRA Consulting aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
SIRA Consulting –10066442 bijlage3
Voorwoord Voor u ligt het rapport ‘Knelpunten en oplossingsrichtingen nalevingskosten.’ In dit rapport worden oplossingsrichtingen aangedragen voor de – in de ogen van het bedrijfsleven – 24 meest belastende knelpunten voor het bedrijfsleven. Wanneer deze oplossingsrichtingen zijn gerealiseerd, kan hiermee een potentiële reductie van de nalevingskosten van minimaal 600 miljoen Euro voor het bedrijfsleven worden gerealiseerd. Ik heb met veel interesse de werksessies voorgezeten en ben met de inzet van alle deskundigen van zowel de overheid, de toezichthouders als het bedrijfsleven gekomen tot concrete oplossingsrichtingen voor de aangedragen knelpunten. Dit resultaat is vooral te danken aan de constructieve houding van alle partijen. In het rapport zijn de oplossingsrichtingen per knelpunt samengevat en is een activiteitenplanning opgenomen. In dit voorwoord doe ik u, op basis van mijn ervaringen met de werksessies, enkele concrete suggesties toekomen om de regeldruk - en daaruit voortkomende lasten voor het bedrijfsleven - structureel te verminderen. 1. Structureel overleg over de implementatie en uitvoering van regelgeving Overheid en bedrijfsleven zijn het vaak eens over het doel en de intenties van de regelgeving. Uit de werksessies blijkt dat de meeste knelpunten worden veroorzaakt door discussie over de uitvoering van regelgeving. Het gaat hierbij dan om verschillen van inzicht over de implementatie van de regelgeving en de invulling hiervan in de praktijk. De meeste ministeries, uitvoeringsorganisaties en toezichthouders geven aan wel in overleg te gaan met het bedrijfsleven. Het is echter opvallend dat deze overlegstructuren zeer verschillend zijn vormgegeven. Dit loopt uiteen van incidenteel overleg tot regelmatige vaste overlegstructuren. Daarnaast is het niet altijd voor alle relevante partijen duidelijk dat dergelijke overleggen bestaan en wie daaraan kan deelnemen. Ik adviseer u daarom om de betrokken autoriteiten te verzoeken na te gaan op welke wijze overleg tussen overheid en bedrijfsleven structureel en toegankelijk kan worden vormgegeven. Aandachtspunt daarbij is dat knelpunten goed kunnen worden geagendeerd door een onafhankelijke voorzitter die in verschillen van inzicht tussen overheid en bedrijfsleven kan adviseren, juist om langer lopende discussies te slechten.
2. Terugkoppeling van uitvoering en toezicht naar beleid De in de werksessies besproken knelpunten zijn gesignaleerd in de uitvoering of tijdens het toezicht. Ondanks dat deze knelpunten soms al lange tijd bij de autoriteiten en zelfs binnen een ministerie bekend zijn, worden deze niet opgelost. Door de ervaringen van uitvoeringsorganisaties en toezicht terug te koppelen naar het betreffende ministerie, kan de beleidscyclus sneller worden gesloten. In dit proces is het belangrijk dat de overheid kritisch beziet of zorgvuldig is omgegaan met doel- en middelvoorschriften in de regelgeving. Dit kan voorkomen dat (1) privatisering van de regelgeving (oftewel certificering) naar de sector leidt tot hogere kosten voor het bedrijfsleven. En (2) doelregelgeving onbedoeld de discussie over de interpretatie van de regelgeving doorschuift naar de uitvoeringsorganisaties en/of de toezichthouders.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
2
Ik adviseer u daarom na te gaan op welke wijze de terugkoppeling van uitvoering en toezicht naar beleid kan worden gerealiseerd (door in evaluatiebepalingen expliciet de uitvoeringslasten te betrekken). Deze informatie vormt een belangrijke basis voor het structureel overleg tussen overheid en bedrijfsleven. Ik wil hierbij benadrukken dat voor decentrale regelgeving ook de betrokkenheid van de medeoverheden belangrijk is.
3. Decentralisatie vergroot discussie over regelgeving en uitvoering Provincies, gemeenten en waterschappen hebben de autonome bevoegdheid om aanvullende regelgeving of maatwerkvoorschriften op te stellen. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden om in te spelen op specifieke lokale omstandigheden, dat geeft de nodige flexibiliteit voor zowel de overheid als het bedrijfsleven. Deze decentralisatie van regelgeving is echter ook vaak aanleiding voor discussie en nalevingskosten, dit blijkt bijvoorbeeld wanneer gemeenten regelgeving onderling verschillend interpreteren, aanvullen en uitvoeren. Het reduceren van de nalevingskosten zal daarom vooral door de decentrale overheden (zoals gemeenten) en in de uitvoering moeten worden gerealiseerd. Ik adviseer u daarom om de kennisuitwisseling tussen decentrale overheden te vergroten en bijvoorbeeld via de uitwisseling van ‘Best Practices’ de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. Hierbij is de betrokkenheid van organisaties als de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen belangrijk. Door bij het selecteren van ‘Best Practices’ het bedrijfsleven – VNONCW en MKB Nederland – te betrekken, kan worden gewaarborgd dat voor het bedrijfsleven de minst belastende alternatieven worden gekozen.
4. Werk aan ‘level playing field’ voor bedrijven In de werksessies is vaak aangegeven dat de hoge kosten voor de naleving van regelgeving een ongelijk ‘level playing field’ voor bedrijven tot gevolg hebben. Dit geldt vooral binnen Europa en meer specifiek ten opzichte van de onze directe buurlanden. Enkele voorbeelden die in dit kader mijns inziens aandacht verdienen:
De kosten voor het toezicht op het kwaliteitssysteem van slachterijen en vleesverwerkende industrie worden direct doorberekend. De tarieven voor deze inspecties zijn anders opgebouwd dan in de omringende landen. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft hierdoor direct hogere nalevingskosten dan de bedrijven in de omringende landen. Ik adviseer u daarom de huidige interpretatie van het rapport ‘Maat houden’ te heroverwegen.
De Nederlandse arbeidsomstandigheden regelgeving is in overleg met de sector tot stand gekomen en heeft geleid tot een evenwichtig arbo-beleid. Hierover zijn bedrijfsleven, overheid en de vakbonden het eens. Een deel van de maatregelen is echter strenger dan in de ons omringende landen. Het is belangrijk dat een vergelijkbaar ‘level playing field’ ontstaat en daarom adviseer ik u in Brussel te pleiten voor gelijke implementatie van de Europese regels.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
3
5. Onafhankelijk advies bij conflicten met de overheid Een deel van de knelpunten komt voort uit verschillen van inzicht over de interpretatie van regelgeving door overheid en bedrijfsleven. In een dergelijke situatie neemt de overheid het uiteindelijke besluit en is het alleen via de Algemene wet Bestuursrecht (Awb) mogelijk om via bezwaar en beroepsprocedures tegen beslissingen van de overheid in te gaan. In veel gevallen wegen de kosten voor het doorlopen van deze procedures niet op tegen de baten. Hierdoor zijn bedrijven vaak geneigd – ook vanwege het belang van een goede relatie met de overheid – om in dergelijke situaties toch te voldoen aan de gestelde eisen. Het bedrijfsleven blijft hierbij achter met hoge kosten en een gevoel van onrechtvaardigheid. Ik adviseer u daarom om na te gaan op welke wijze bedrijven, die een verschil van mening hebben met de overheid over de interpretatie van regelgeving, dit kunnen voorleggen aan een onafhankelijke deskundige instantie. Ik denk hierbij aan een kennisinstituut als de Nationale ombudsman, een regionale mediator of een meer inhoudelijk adviesorgaan zoals InfoMil dat overheden adviseert over de implementatie van Milieuregelgeving.
6. Brancheorganisaties moeten kwaliteit leveren Bij de voorbereidingen van de werksessies is veel aandacht besteed aan een fundamentele probleemanalyse, een goede formulering van de knelpunten en onderbouwing hiervan met concrete voorbeelden uit de praktijk. Hierdoor is een aantal knelpunten nog voor de werksessie opgelost door het geven van een duidelijke toelichting over de regelgeving en de interpretatie daarvan. Ondanks de voorbereidingen bleek in de werksessies dat de omvang en relevantie van sommige knelpunten beperkt kon worden onderbouwd door het bedrijfsleven. Hierdoor ontstaat de indruk dat knelpunten, die voortkomen uit zeer bijzondere of specifieke bedrijfsomstandigheden, worden geformuleerd als generieke knelpunten voor een gehele sector. Ik adviseer brancheorganisaties om knelpunten beter te onderzoeken en te onderbouwen voordat in overleg wordt gegaan met de overheid. Iedere uitzondering hoeft immers niet te leiden tot een nieuwe regel.
Tenslotte, wil ik mijn waardering uitspreken over de bijdrage die zowel de deelnemers van de overheid als de deelnemers vanuit het bedrijfsleven hebben geleverd aan het formuleren van de oplossingsrichtingen. Ik heb er vertrouwen in dat de gedefinieerde acties zowel door de overheid als het bedrijfsleven voortvarend worden opgepakt en ben gaarne bereid om in september de voortgang hiervan gezamenlijk te bespreken. Hoogachtend, Karla Peijs
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
4
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
1
1
Inleiding
2
2 2.1 2.2
Knelpuntinventarisatie Selectie van de knelpunten De werkwijze
3 3 4
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Aandachtspunten per werksessie Werksessie 1. Warenwet en Hygiënecodes Werksessies 2. – 5. Milieu Werksessie 6. Gemeentelijke regelgeving Werksessie 7. Arbeidsomstandigheden Werksessie 8. Afstemming overige knelpunten
6 7 7 10 10 11
4 4.1 4.2 4.3
Uitkomsten van de werksessies Overzicht van de oplossingsrichting per knelpunt Tijdspad van de gemaakte afspraken Effecten van de gemaakte afspraken
12 12 14 15
5
Conclusies
18
Bijlage I: Planning Bijlage II: Kwantificering van de gemaakte afspraken
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
1
1
Inleiding In het kader van vermindering van regeldruk voor bedrijven is begin 2009 het rijksbrede project “Meting en Advisering Inhoudelijke Nalevingskosten” uitgevoerd. In dit project zijn in gesprekken met ondernemers 130 knelpunten over regelgeving aangegeven. Het gaat hierbij om knelpunten die hoge nalevingskosten1 veroorzaken. Het bedrijfsleven heeft, via VNONCW en MKB Nederland aangedrongen op het oplossen hiervan. De Regiegroep Regeldruk coördineert de rijksbrede aanpak voor het terugdringen van de regeldruk voor bedrijven. In overleg met VNO-NCW en MKB Nederland heeft de Regiegroep Regeldruk een project “Knelpunten en oplossingsrichtingen nalevingskosten”geïnitieerd. De doelstellingen van dit project kunnen als volgt worden samengevat:
Het selecteren van de 24 knelpunten die volgens het bedrijfsleven (1) de hoogste prioriteit hebben om te worden opgelost en (2) hoge nalevingskosten veroorzaken.
Het in gezamenlijk overleg met overheid en het bedrijfsleven identificeren van oplossingsrichtingen voor deze 24 knelpunten.
In het project is veel aandacht besteed aan een fundamentele probleemanalyse, een goede formulering van de knelpunten en onderbouwing hiervan met concrete voorbeelden uit de praktijk. Dit is vooraf met deskundigen van overheid en bedrijfsleven afgestemd en hierbij is tevens nagegaan welke oplossingsrichtingen mogelijk zijn. De resultaten zijn vastgelegd in factsheets. Het gezamenlijk overleg heeft plaatsgevonden in werksessies die zijn samengesteld met relevante vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven. De werksessies zijn voorgezeten door mevrouw K. Peijs, Commissaris van de Koningin in Zeeland. In het voorliggende rapport zijn de resultaten van de werksessies samengevat2. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de geselecteerde knelpunten en een samenvatting van de werkwijze. In hoofdstuk 3 zijn de aandachtspunten samengevat voor overheid en bedrijfsleven die in de werksessies naar voren zijn gekomen. Hoofdstuk 4 behandelt de uitkomsten van de werksessies met achtereenvolgens aandacht voor de oplossingsrichtingen, het tijdspad waarbinnen de gemaakte afspraken zullen worden nagekomen en de effecten van de afspraken op de nalevingskosten of administratieve lasten. Het rapport wordt afgesloten met enkele conclusies en aanbevelingen.
1
Nalevingskosten zijn de kosten voor het bedrijfsleven om te voldoen aan verplichtingen uit de wet- en regelgeving. De nalevingskosten kunnen worden berekend volgens de methodiek beschreven in ‘Meten is Weten II’ van de Regiegroep Regeldruk. 2 In deelrapport “Plan van Aanpak knelpunten en oplossingsrichtingen nalevingskosten” is een volledige beschrijving opgenomen van de knelpunten, de oplossingsrichtingen en de daarbij overeengekomen planning.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
2
2
Knelpuntinventarisatie
2.1
Selectie van de knelpunten Het platform Regeldruk van VNO-NCW en MKB Nederland heeft knelpunten geselecteerd die (1) de hoogste prioriteit hebben om te worden opgelost en (2) hoge nalevingskosten veroorzaken. Deze – eerste tranche – selectie heeft uiteindelijke geresulteerd in 24 knelpunten verdeeld over vier thema’s. Onderstaande figuur geeft hiervan een overzicht. De selectie is afgestemd met de relevante ministeries en teruggekoppeld aan de Coördinatoren Regeldruk. Thema 1: Warenwet en Hygiënecodes 1. Strenge eisen borging voedselveiligheid – Infoblad 65 2. Strenge eisen bij voormalige levensmiddelen – Infoblad 84 3. Kosten inspecties EG-erkenning 4. Strenge normen VWA bij opstellen Hygiënecodes 5. Registratie bij ongekoelde presentatie 6. Registratie bij temperatuurmetingen Thema 2: Milieu 7. Onduidelijkheid door tegensprekende zwembadcontroles 8. Hoge kosten voor maatregelen legionellabestrijding 9. Proportionaliteit opslag gevaarlijke stoffen 10. ADR veiligheidsadviseur voor ziekenhuizen 11. Hoge kosten Wvo-vergunning voor ziekenhuizen 12. Erkenningsplicht individuele producten Regeling Bodemkwaliteit 13. Vloeistofdichte vloeren voor autowasbedrijven Thema 3: Gemeentelijke regelgeving en (decentrale) uitvoering 14. Brandveiligheid: Vuurlastberekening rubber en kunststof 15. Brandveiligheid: Ondeskundige invulling interpretatieruimte Gebruiksbesluit 16. Oprukkende woningen in een omgeving met bedrijven 17. Lange doorlooptijden bouwvergunningen 18. Oneerlijke concurrentie door maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit 19. Kosten door Milieuzones voor vrachtauto’s Thema 4: Arbeidsomstandigheden 20. Onevenredige veiligheidsvoorschriften arbeidsomstandigheden 21. Stand der Techniek / Stand der Wetenschap arbeidsmiddelen 22. Discussie over de CE-markering bij machines 23. Geluidsmetingen arbeidsomstandigheden 24. Aanvullende Risico-inventarisatie & evaluatie (ARIE) Figuur 1. Overzicht van geselecteerde knelpunten.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
3
2.2
De werkwijze De Regiegroep Regeldruk heeft, in overleg met VNO-NCW en MKB Nederland, het project “Knelpunten en oplossingsrichtingen nalevingskosten” geïnitieerd. Op aanraden van de brancheorganisaties is daarbij gekozen voor de oplossingsgerichte aanpak die eerder is gevolgd voor de totstandkoming van de kabinetsreactie op het advies van de Commissie Fundamentele Verkenningen Transport (Commissie Noordzij). In die aanpak is via een intensief proces van interviews en werksessies met de belanghebbenden toegewerkt naar afspraken over oplossingen van de knelpunten. Voor dit project is daarom voor een vergelijkbare aanpak gekozen, waarbij procesmatig de volgende werkwijze is gehanteerd: Stap 1. Formuleren knelpunt en inventariseren oplossingsrichtingen De voorwaarden voor succes voor dit project zijn heldere en eenduidige knelpunten die herkenbaar zijn voor zowel de overheid, het bedrijfsleven of andere belanghebbenden. Daarom is bij de voorbereiding van de werksessies veel aandacht besteed aan een fundamentele probleemanalyse, een goede formulering van de knelpunten en onderbouwing hiervan met concrete voorbeelden uit de praktijk. In gesprekken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven – soms aangevuld met gesprekken met ondernemers – zijn de knelpunten uitgewerkt en eventuele oplossingsrichtingen hiervoor aangedragen. De resultaten van deze gesprekken zijn samengevat in factsheets en ter aanvulling voorgelegd aan deskundigen van de overheid. In een factsheet staat een beschrijving van het knelpunt, waarbij het perspectief van het bedrijfsleven leidend is geweest. Ook is de beleidsmatige en juridische context aangegeven. Om recht te doen aan soms sterk verschillende meningen over een knelpunt, zijn deze verschillen per belanghebbende partij opgenomen in de factsheets. Stap 2. Werksessies onder leiding van een onafhankelijke voorzitter Om voor alle knelpunten te komen tot concrete oplossingsrichtingen en hierover afspraken te maken, zijn werksessies georganiseerd. Aan iedere werksessie hebben vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven en de overheid deelgenomen. De overheid is in alle werksessies vertegenwoordigd geweest door afgevaardigden van het verantwoordelijke ministerie, de toezichthouder en waar relevant de betreffende uitvoeringsorganisatie of medeoverheid. Voor enkele knelpunten zijn daarnaast ook andere belanghebbenden uitgenodigd zoals de vakbond. Tijdens de werksessies is inhoudelijk gediscussieerd over zowel het knelpunt als de (mogelijke) oplossingen. Daarbij zijn concrete afspraken gemaakt over het (gedeeltelijk) oplossen van de knelpunten, zodat duidelijk is wie wanneer welke activiteit gaat uitvoeren. Deze afspraken zijn per knelpunt vastgelegd in een actieplan en zijn toegevoegd aan de factsheets. De werksessies zijn voorgezeten door mevrouw K. Peijs, Commissaris van de Koningin in Zeeland.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
4
Stap 3. Afstemmen en vastleggen van de afspraken De factsheets met de gemaakte afspraken en het actieplan zijn ter afstemming en reactie toegestuurd aan de relevante partijen. De reacties zijn beoordeeld en verwerkt in de factsheets. De factsheets met uitgebreide beschrijving van het knelpunt, de oplossingsrichtingen en de afgesproken acties zijn opgenomen in een afzonderlijke deelrapportage “Plan van Aanpak knelpunten en oplossingsrichtingen nalevingskosten.” In dit rapport is hiervan een samenvatting opgenomen.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
5
3
Aandachtspunten per werksessie In totaal zijn 16 van de 24 knelpunten geagendeerd voor een werksessie. Deze werksessies hebben plaatsgevonden op 22 januari, 4 februari en 18 februari jl. Omwille van de efficiëntie en effectiviteit van een werksessie zijn knelpunten geclusterd behandeld. In totaal zijn 8 werksessies georganiseerd (zie onderstaande tabel voor een overzicht). Thema’s en knelpunten
Werksessies 1
2
3
4
5
6
7
8
Thema 1. Warenwet en Hygiënecodes 1.
Strenge eisen borging voedselveiligheid – Infoblad 65
2.
Strenge eisen bij voormalige levensmiddelen – Infoblad 84
3.
Kosten inspecties EG-erkenning
4.
Strenge normen VWA bij opstellen Hygiënecodes
5.
Registratie bij ongekoelde presentatie
6.
Registratie bij temperatuurmetingen
x x x x x x
Thema 2. Milieu 7.
Onduidelijkheid door tegensprekende zwembadcontroles
8.
Hoge kosten voor maatregelen legionellabestrijding
9.
Proportionaliteit opslag gevaarlijke stoffen
10.
ADR veiligheidsadviseur voor ziekenhuizen
11.
Hoge kosten Wvo-vergunning voor ziekenhuizen
12.
Erkenningsplicht individuele producten Regeling Bodemkwaliteit
13.
Vloeistofdichte vloeren voor autowasbedrijven
x x x x x x x
Thema 3. Gemeentelijke regelgeving en (decentrale) uitvoering 14.
Brandv.: Vuurlastberekening rubber en kunststof
15.
Brandv.: Ondeskundige invulling interpretatieruimte Gebruiksbesluit
16.
Oprukkende woningen in een omgeving met bedrijven
17.
Lange doorlooptijden bouwvergunningen
18.
Oneerlijke concurrentie door maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit
19.
Kosten door Milieuzones voor vrachtauto’s
x x x x x x
Thema 4. Arbeidsomstandigheden 20.
Onevenredige veiligheidsvoorschriften arbeidsomstandigheden
21.
Stand der Techniek / Stand der Wetenschap arbeidsmiddelen
22.
Discussie over de CE-markering bij machines
23.
Geluidsmetingen arbeidsomstandigheden
24.
Aanvullende Risico-inventarisatie & evaluatie (ARIE)
x x x x x
Tijdens de werksessies is een aantal aandachtspunten naar voren gekomen die kenmerkend zijn voor het ontstaan of oplossen van de aangedragen knelpunten. In de nu volgende paragrafen worden deze per werksessie kort toegelicht.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
6
3.1
Werksessie 1. Warenwet en Hygiënecodes In deze werksessie zijn knelpunten behandeld die te maken hebben met Warenwet en Hygiënecodes. De meeste van deze knelpunten zijn of kunnen binnen afzienbare termijn worden opgelost door het maken van afspraken over de uitvoeringspraktijk. Samenvattend zijn de volgende aandachtspunten in deze werksessie naar voren gekomen:
3.2
Discussies tussen overheid en bedrijfsleven blijven soms meer dan 5 jaar bestaan. Ook in de reguliere overleggen wordt dan geen overeenstemming bereikt. Deze discussies blijven bestaan doordat het bedrijfsleven en overheid bij de eigen standpunten blijven. Het is opvallend dat dergelijke discussies gaan over de uitvoering van de regelgeving, terwijl er wel overeenstemming is over het achterliggende beleidsdoel (voedselveiligheid voor de consument).
De scheidslijn tussen beleidsmaker en toezichthouder is soms erg dun. Bij discussies tussen toezichthouder en het bedrijfsleven, laat in dit geval het ministerie van VWS zich inhoudelijk adviseren door de VWA alvorens een beslissing te nemen. Dit advies wordt nagenoeg altijd overgenomen. Het bedrijfsleven heeft hierdoor het gevoel dat onvoldoende wordt geluisterd naar haar argumenten.
De overheid heeft structureel overleg met het bedrijfsleven over de uitvoering van de Warenwet en Hygiënecodes. Hierin kunnen discussiepunten over de regelgeving worden geagendeerd. Toch blijkt uit de praktijk dat – vaak vanwege de vele verschillende belangen en agendapunten – knelpunten onvoldoende kunnen worden opgelost. Aandacht voor dit proces bij de voorzitter van deze overleggen is daarom belangrijk.
De kosten voor het toezicht op het kwaliteitssysteem van slachterijen en vleesverwerkende industrie worden direct doorberekend aan het bedrijfsleven. De tarieven voor deze inspecties zijn anders opgebouwd dan in de omringende landen. Het Nederlandse bedrijfsleven ervaart hierdoor direct hogere nalevingskosten dan de bedrijven in de omringende landen (en daarmee is geen sprake van een gelijk level playing field).
Werksessies 2. – 5. Milieu De werksessies met het thema milieu zijn in te delen in een aantal categorieën. Deze werksessies zijn bijgewoond door de relevante vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven. Werksessie 2. Legionella en zwembaden Tijdens de werksessie over legionella en zwembaden is vooral ingegaan op de norm voor legionella in leidingwater en zwembadwater en de wijze waarop het toezicht hierop is vormgegeven door de provincies. Een belangrijk deel van de knelpunten wordt opgelost in de nieuwe wetgeving die hiervoor in voorbereiding is. Daarnaast kan coördinatie van de wijze van toezicht nalevingskosten voorkomen.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
7
Samenvattend zijn de volgende aandachtspunten in deze werksessie naar voren gekomen:
Voor bepaalde knelpunten wordt door het ministerie naar een oplossing gezocht zonder dat het bedrijfsleven hiervan op de hoogte is. Zo is de norm voor legionella in de huidige situatie reeds lange tijd een discussiepunt. Dit wordt nu op korte termijn opgelost door aanpassing van de regelgeving. Het bedrijfsleven was beperkt van deze ontwikkelingen op de hoogte.
In de wet- en regelgeving kunnen middelvoorschriften voorkomen die op onderdelen achterhaald zijn. Door meer gebruik te maken van doelregelgeving kan het bedrijfsleven – in dit geval zwembaden – aan de doelen voldoen die met de regelgeving worden nagestreefd.
Een ministerie kan – vanwege de keuze voor decentralisatie van het toezicht – zeer beperkt invloed uitoefenen op de wijze waarop dit toezicht wordt vormgegeven door de decentrale overheden. In dit geval gaat het om het Ministerie van VROM als regelgever en de provincies als toezichthouders. De verschillen tussen provincies zijn de aanleiding dat decentralisatie de discussie over regelgeving en uitvoering vergroot. Daarnaast is terugkoppeling over de uitvoering en het toezicht naar het beleidsverantwoordelijke ministerie belangrijk om hierop te kunnen anticiperen.
Het georganiseerde bedrijfsleven speelt een belangrijke rol in de communicatie tussen overheid en bedrijfsleven.
Werksessie 3. Proportionaliteit opslag gevaarlijke stoffen In de regelgeving voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen zijn maatregelen opgenomen voor de opslag tot 10 ton en maatregelen wanneer meer dan 10 ton in een ruimte wordt opgeslagen. Deze regelgeving – de zogenaamde PGS15 – is recentelijk in overleg met het bedrijfsleven tot stand gekomen. Het verschil in maatregelen onder en boven de 10 ton is tijdens de werksessie ter discussie gesteld. Samenvattend zijn de volgende aandachtspunten in deze werksessie naar voren gekomen:
De overheid heeft structureel overleg gevoerd met het bedrijfsleven over het tot stand komen van de nieuwe regelgeving. Dit is een uitvoerig en langlopend traject geweest. Desondanks heeft het bedrijfsleven niet alle aandachtpunten – vaak vanwege de vele verschillende belangen en agendapunten – onder de aandacht kunnen brengen.
Het in kaart brengen en aangeven voor hoeveel bedrijven de regelgeving in de praktijk tot hoge nalevingskosten leidt is niet altijd direct mogelijk. Zowel de overheid als het georganiseerde bedrijfsleven hebben hierin slechts beperkt inzicht (het gaat dan vooral om het aantal bedrijven dat net over de grens van 10 ton opslag in een ruimte heen gaat en als gevolg daarvan onevenredig hoge nalevingskosten ervaart).
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
8
Werksessie 4. Ziekenhuizen In de werksessie zijn twee knelpunten van ziekenhuizen besproken. Het knelpunt over de eis tot het hebben van een ADR veiligheidsadviseur kan redelijk eenvoudig worden opgelost. Het knelpunt over het meten van afvalwater wordt vooral veroorzaakt door decentralisatie van de regelgeving aan de waterschappen. Inmiddels is in de huidige regelgeving deze verantwoordelijkheid overgedragen aan gemeenten maar is dit knelpunt nog niet opgelost. Samenvattend zijn de volgende aandachtspunten in deze werksessie naar voren gekomen:
Regelgeving – in dit geval het ADR – is soms breed van toepassing waardoor bepaalde branches onevenredige nalevingskosten ervaren. In de uitvoering van de regelgeving kan dit voor ziekenhuizen redelijk eenvoudig worden opgelost. De betreffende brancheorganisaties moeten deze knelpunten wel signaleren en bespreekbaar maken met het ministerie.
Een ministerie, maar ook een brancheorganisatie van decentrale overheden (in dit geval de Unie van Waterschappen), kan – vanwege de keuze voor decentralisatie van de regelgeving – zeer beperkt invloed uitoefenen op de wijze waarop de regelgeving en het toezicht wordt vormgegeven door de decentrale overheden. Uit de praktijk van de ziekenhuizen blijken (meet)verplichtingen zeer verschillend te worden vormgegeven. Hieruit blijkt dat decentralisatie de discussie vergroot over regelgeving en uitvoering.
Het georganiseerde bedrijfsleven speelt een belangrijke rol om knelpunten over de uitvoering van regelgeving te agenderen bij het verantwoordelijke ministerie. Structureel overleg over de implementatie en uitvoering van de regelgeving had ervoor kunnen zorgen dat de problemen van ziekenhuizen eerder zouden zijn opgelost.
Werksessie 5. Erkenningsplicht individuele producent regeling Bodemkwaliteit Tijdens de werksessie over de erkenningsplicht individuele producent regeling Bodemkwaliteit is gesproken over de verplichting voor producenten van bouwstoffen, grond en baggerspecie om een individuele erkenning aan te vragen op basis van een milieucertificaat. Het gaat hierbij om een ingewikkeld complex van regelgeving en uitvoering. Samenvattend zijn de volgende aandachtspunten in deze werksessie naar voren gekomen:
Structureel overleg over de implementatie en uitvoering van de regelgeving is nog geen garantie dat alle knelpunten worden opgelost. Deze regelgeving is immers in nauw overleg met het bedrijfsleven opgesteld en akkoord bevonden.
De indruk bestaat dat bepaalde marktpartijen de uitvoering van de regelgeving beïnvloeden. Voor het oplossen van bepaalde knelpunten is het belangrijk dat hiermee zorgvuldig wordt omgegaan.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
9
3.3
Werksessie 6. Gemeentelijke regelgeving In deze werksessie zijn knelpunten behandeld over regelgeving die in medebewind door gemeenten wordt uitgevoerd. Het gaat om regelgeving die gemeenten de autonome bevoegdheid geeft om (nieuw) bouwactiviteiten te beïnvloeden. Uit de praktijk blijkt dat gemeenten zeer verschillend gebruik maken van deze bevoegdheid. Soms met hoge nalevingskosten voor het bedrijfsleven tot gevolg. Om te komen tot concrete oplossingen voor deze knelpunten zal vaak in overleg moeten worden getreden met de betreffende gemeente. Samenvattend zijn de volgende aandachtspunten in deze werksessie naar voren gekomen:
3.4
In bepaalde situaties overzien gemeenten de consequenties van nieuwe ruimtelijke plannen (zoals inbreiding) onvoldoende. Het gevolg is dat of de overheid of het bedrijfsleven maatregelen moet nemen om ontstane knelpunten – zoals klachten over geluidsoverlast – op te lossen.
De communicatie over ruimtelijke plannen via lokale kranten is ontoereikend om het bedrijfsleven hierover te informeren. Bedrijven ervaren dit als bewust onvolledig informeren, zeker wanneer niet alle belanghebbenden actief zijn geïnformeerd.
Bedrijven ervaren dat deze knelpunten worden doorgeschoven naar het bedrijfsleven via milieuvergunningprocedures, aanvullende eisen in het kader van het activiteitenbesluit of beperking van bedrijfsuitbreiding. De kosten voor de te nemen maatregelen wegen bovendien niet op tegen de juridische kosten om hiertegen in het verweer te gaan. Het bedrijfsleven ervaart hierdoor direct hogere nalevingskosten en een sterk gevoel van onrechtvaardigheid.
Een ministerie, maar ook een brancheorganisatie van decentrale overheden (in dit geval de VNG die niet bij de werksessie aanwezig was), kan – vanwege de keuze voor decentralisatie van de regelgeving – zeer beperkt invloed uitoefenen op de wijze waarop deze regelgeving wordt vormgegeven door gemeenten. Het oplossen van deze knelpunten zal daarom vooral door gemeenten moeten worden gerealiseerd.
Werksessie 7. Arbeidsomstandigheden In deze werksessie zijn knelpunten behandeld die te maken hebben met arbeidsomstandigheden. Eventuele knelpunten over de uitvoering kunnen vaak in overleg met de Arbeidsinspectie worden opgelost. Samenvattend zijn de volgende aandachtspunten in deze werksessie naar voren gekomen:
De overheid (en ook de vakbonden) schatten risico’s hoger in dan het bedrijfsleven. Voor bepaalde arbeidsrisico’s staan deze risico’s volgens de werkgevers niet in verhouding tot de te nemen maatregelen. Het onderbouwen van dergelijke risico’s is een voorwaarde voor het verkrijgen van draagvlak voor het gevoerde beleid of de te nemen maatregelen.
De in Nederland gehanteerde normen blijken strenger te zijn dan Europese normen. Ondanks dat de meeste normen in overleg tussen het Nederlandse bedrijfsleven, overheid en vakbonden tot stand komen, ervaren Nederlandse bedrijven negatieve gevolgen van dit ongelijke ‘level playing field’.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
10
3.5
Werksessie 8. Afstemming overige knelpunten In voorbereidingen naar de werksessies (stap 1. Formuleren knelpunt en inventariseren oplossingsrichtingen) is er met alle relevante stakeholders afstemming geweest over het knelpunt en de mogelijke oplossingrichting hiervoor. Gedurende dit overleg is een aantal knelpunten opgelost of geagendeerd in reeds lopende overlegstructuren tussen overheid en bedrijfsleven. Het bedrijfsleven heeft – via VNO-NCW en MKB-Nederland – over deze knelpunten het vertrouwen uitgesproken dat hiervoor een oplossing is of op termijn zal worden gevonden. Deze acht knelpunten zijn in een aparte werksessie besproken zodat deze opgenomen kunnen worden in de activiteitenplanning. Samenvattend zijn de volgende aandachtspunten in de voorbereiding naar deze werksessie naar voren gekomen:
Binnen de overheid – en vooral bij het ministerie van VROM – bestaan diverse overlegstructuren om knelpunten over de regelgeving, de uitvoering en het toezicht te agenderen. Bepaalde overleggen worden door het bedrijfsleven als zeer constructief ervaren en dragen bij aan betere kwaliteit van de regelgeving, de uitvoering en de naleving.
Voor bepaalde knelpunten is een uitspraak van een onafhankelijke partij belangrijk, deze processen kosten soms meer tijd dan wenselijk.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
11
4
Uitkomsten van de werksessies
4.1
Overzicht van de oplossingsrichting per knelpunt Tijdens de werksessies zijn per knelpunt afspraken gemaakt over het (gedeeltelijk) oplossen van de knelpunten. Daarbij kunnen – op hoofdlijnen – vijf oplossingsrichtingen worden onderscheiden: 1. Het knelpunt is (deels) opgelost. Voorafgaand aan de werksessie dan wel tijdens de werksessie zijn afspraken gemaakt die (vrijwel) direct leiden tot oplossing of vermindering van het knelpunt. 2. Aanpassing van de uitvoering (of overleg daarover). Voor het oplossen of verminderen van het knelpunt is aanpassing van de uitvoering nodig. Het gaat hier bijvoorbeeld om de handhaving, de vergunningverlening en de communicatie. Deze aanpassingen zijn besproken dan wel zullen in onderling overleg verder worden vormgegeven. Gemaakte afspraken kunnen meestal op relatief korte termijn (binnen 6 maanden) in werking treden. 3. Aanpassing van de regelgeving (of overleg daarover). Voor het oplossen of verminderen van het knelpunt is aanpassing van bijvoorbeeld Europese of nationale regelgeving nodig. Deze aanpassingen zijn besproken dan wel zullen in onderling overleg verder worden vormgegeven. Ook het opstellen van een gezamenlijke lobbyagenda richting de Europese commissie valt binnen dit type. De doorlooptijd waarbinnen de aanpassing kan worden geëffectueerd is afhankelijk van het niveau van de regelgeving dat aangepast dient te worden. Gemiddeld moet rekening worden gehouden met doorlooptijden langer dan 6 maanden. Bij Europese of internationale regelgeving is de doorlooptijd langer dan 1 jaar. 4. Nader onderzoek is noodzakelijk. Het knelpunt of de oplossingsmogelijkheden zijn onvoldoende duidelijk om tot afspraken te kunnen komen, waardoor nader onderzoek nodig is. Aangezien er eerst nog nader onderzoek nodig is, kan een oplossing niet op korte termijn worden verwacht. 5. Afspraken via reguliere overlegstructuren De belanghebbenden zijn op verschillende beleidsterreinen al uitvoerig met elkaar in overleg. Die overlegstructuren bieden ook de mogelijkheid om afspraken te maken over het (gedeeltelijk) oplossen van knelpunten. Voor dit type oplossingsrichting is het niet goed mogelijk om een indicatie van de doorlooptijd te geven. In de onderstaande figuur is per knelpunt weergegeven welk type oplossingsrichting van toepassing is. Van ieder type oplossingsrichting kan een indicatie van de termijn voor het realiseren van een oplossing worden afgegeven. Tijdens de werksessie is hieraan in overleg met de stakeholders een planning gekoppeld (zie verder hiervoor paragraaf 4.2).
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
12
Oplossing via regulier overleg
Nader onderzoek noodzakelijk
Aanpassing van regelgeving
Aanpassing van de uitvoering
Knelpunt is (deels) opgelost.
Type oplossingsrichting
Thema 1: Warenwet en hygiencodes 1
Strenge eisen Borging Voedselveiligheid - Infoblad 65
X
2
Strenge eisen bij Voormalige Levensmiddelen – infoblad 84
X
3
Kosten inspecties EG-Erkenning
X
4
Strenge normen VWA bij opstellen Hygiënecodes
X
5
Registratie bij Ongekoelde Presentatie in kantines
6
Registratie bij temperatuurmetingen
X
X X
Thema 2: Milieu 7
Onduidelijkheid door tegensprekende zwembadcontroles
X
X
8
Hoge kosten voor maatregelen legionellabestrijding
X
X
9
Proportionaliteit opslag gevaarlijke stoffen
X
10 ADR veiligheidsadviseur voor ziekenhuizen
X
11 Hoge kosten door Wvo-vergunning ziekenhuizen
X
12 Erkenningsplicht individuele producent Regeling bodemkwaliteit
X
13 Vloeistofdichte vloeren voor autowasbedrijven
X
X
Thema 3: Gemeentelijke regelgeving en (decentrale) uitvoering 14 Brandveiligheid: Vuurlastberekening rubber en kunststof
X
15 Brandveiligheid: Ondeskundige invulling interpretatieruimte Gebruiksbesluit
X
16 Oprukkende woningen in een omgeving met bedrijven
X
17 Lange doorlooptijden bouwvergunningen
X
X
18 Oneerlijke concurrentie door maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit
X
19 Kosten door milieuzones voor vrachtauto’s
X
Thema 4: Arbeidsomstandigheden 20 Onevenredige veiligheidsvoorschriften arbeidsomstandigheden
X
21 Stand der Techniek/Stand der Wetenschap arbeidsmiddelen
X
22 Discussie over de CE-markering bij machines
X
23 Geluidsmetingen arbeidsomstandigheden
X
24 Aanvullende Risico-inventarisatie & Evaluatie (ARIE)
X
X
Figuur 2. Type oplossingsrichting per knelpunt.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
13
4.2
Tijdspad van de gemaakte afspraken Per knelpunt zijn de gemaakte afspraken vastgelegd in een actieplan met een tijdspad. Vanzelfsprekend kan een oplossing van een knelpunt eerder worden bereikt wanneer aanpassing in de uitvoering gewenst is dan wanneer regelgeving dient te worden aangepast of nader overleg noodzakelijk is (zie ook paragraaf 4.1 voor een nadere toelichting). In de onderstaande figuur is de planning van de gemaakte afspraken weergegeven, waarbij de planning voor de als eerste af te ronden afspraak is opgenomen en de planning van de als laatste af te ronden afspraak. Hiermee wordt de doorlooptijd van de gemaakte afspraken in beeld gebracht. Een uitgebreider overzicht van de doorlooptijd, met de planning per gemaakte afspraak per knelpunt is opgenomen in bijlage I.
Activiteitenplanning "Oplossen knelpunten Nalevingkosten"
Planning afronden gemaakte afspraken
Knelpunt
2010 1
1.
Strenge eisen Borging Voedselveiligheid - Infoblad 65
2.
Strenge eisen bij Voormalige Levensmiddelen – infoblad 84
3.
Kosten inspecties EG-Erkenning
4.
Strenge normen VWA bij opstellen Hygiënecodes
5.
Registratie bij Ongekoelde Presentatie in kantines
6.
Registratie bij temperatuurmetingen
7.
Onduidelijkeheid door tegensprekende zwembadcontroles
8.
Hoge kosten voor maatregelen legionellabestrijding
9.
Proportionaliteit opslag gevaarlijke stoffen
10.
ADR veiligheidsadviseur voor ziekenhuizen
11.
Hoge kosten door Wvo-vergunning ziekenhuizen
12.
Erkenningsplicht individuele producent Regeling bodemkwaliteit
13.
Vloeistofdichte vloeren voor autowasbedrijven
14.
Brandveiligheid: Vuurlastberekening rubber en kunststof
15.
Brandveiligheid: Ondeskundige invulling interpretatieruimte Gebruiksbesluit
16.
Oprukkende woningen in een omgeving met bedrijven
17.
Lange doorlooptijden bouwvergunningen
18.
Oneerlijke concurrentie door maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit
19.
Kosten door milieuzones voor vrachtauto's
20.
Onevenredige veiligheidsvoorschriften arbeidsomstandigheden
21.
Stand der Techniek/Stand der Wetenschap arbeidsmiddelen
22.
Discussie over de CE-markering bij machines
23.
Geluidsmetingen arbeidsomstandigheden
24.
Aanvullende Risico-inventarisatie & Evaluatie (ARIE)
2011 2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
4
5
Tijd waarbinnen de eerste afspraak wordt afgerond (of alle afspraken) . Tijd waarbinnen de laatste afspraak wordt afgerond.
Figuur 3. Activiteitenplanning van de gemaakte afspraken
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
14
6
4.3
Effecten van de gemaakte afspraken Van de gemaakte afspraken zijn de mogelijke effecten op de nalevingskosten, administratieve lasten en toezichtlasten berekend. Deze effecten geven de potentiële besparing weer. Bij de kwantificering is dus uitgegaan van de lastenbesparing wanneer een knelpunt wordt opgelost of wordt voorkomen. Het gaat om een besparing van bedrijfsvreemde kosten. Dit zijn kosten die bedrijven moeten maken om aan wet- en regelgeving te voldoen en niet behoren tot de reguliere bedrijfskosten. In de berekening van de nalevingskosten wordt alleen de potentiële besparing berekend en geen inzicht gegeven in de totale kosten om aan de wet- en regelgeving te voldoen. De berekende potentiële besparing kent in dit rapport twee varianten.
Een daadwerkelijke vermindering van lasten. De oplossingsrichtingen leveren een direct bijdrage aan het terugdringen van lasten. Een voorbeeld hiervan is de invoering van een deelcertificaat voor de ADR veiligheidsadviseur in ziekenhuizen.
Het voorkomen van lasten. De oplossingsrichtingen voorkomen dat het bedrijfsleven extra tijd en kosten kwijt is aan de strikte naleving van of toezicht op de wet- en regelgeving. Een voorbeeld is de afspraak dat, tot de nieuwe Europese regelgeving in werking is, het toezicht op het wegen van stromen voormalige levensmiddelen binnen één supermarktorganisatie versoepelt als op een andere manier is geborgd dat voormalige levensmiddelen niet terug in de voedselketen of diervoederketen terechtkomen.
Het is niet voor alle knelpunten mogelijk om de oplossingsrichting(en) te kwantificeren. De knelpunten die niet kwantificeerbaar zijn en de knelpunten die via een ander overleg worden behandeld, zijn in de tabel weergegeven met een potentiële besparing van € 0. Dit betekent overigens niet dat er in ander overleggen geen besparingen worden gerealiseerd. Voor twee knelpunten geldt dat het knelpunt nader gespecificeerd moet worden voor een mogelijke kwantificering (aangegeven met n.n.b. in de onderstaande tabel). Voor “Kosten inspecties EG-erkenning” geldt dat de potentiële besparing pas valt te bepalen nadat er verdere afspraken zijn gemaakt tussen overheid en bedrijfsleven. Alle gemaakte aannames en veronderstellingen zijn vastgelegd en teruggekoppeld met deskundigen van het bedrijfsleven en waar mogelijk de overheid. Een toelichting op de gepresenteerde getallen is opgenomen in bijlage II. De formules, bronvermeldingen en onderbouwing voor de gebruikte variabelen zijn beschikbaar gesteld aan de opdrachtgever. In onderstaande tabel geeft een overzicht van de kwantificering van de knelpunten.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
15
Kwantificering effecten op de administratieve lasten, nalevingskosten en toezichtslasten Nummer Titel knelpunt Potentiële besparing 1 Strenge eisen Borging Voedselveiligheid - Infoblad 65 € 79.870.000* 2 Strenge eisen bij Voormalige Levensmiddelen – infoblad 84 tot € 62.150.800* 3 Kosten inspecties EG-Erkenning nader te bepalen 4 Strenge normen VWA bij opstellen Hygiënecodes tot € 1.161.700* 5 Registratie bij Ongekoelde Presentatie in kantines tot € 5.772.000 6 Registratie bij temperatuurmetingen €0 7 Onduidelijkheid door tegensprekende zwembadcontroles tot € 39.027.200 8 Hoge kosten voor maatregelen legionellabestrijding €0 9 Proportionaliteit opslag gevaarlijke stoffen n.n.b. 10 ADR veiligheidsadviseur voor ziekenhuizen € 150.900 11 Hoge kosten door Wvo-vergunning ziekenhuizen tot € 1.530.000 12 Erkenningsplicht individuele producent Regeling bodemkwaliteit € 75.000 13 Vloeistofdichte vloeren voor autowasbedrijven €0 14 Brandveiligheid: Vuurlastberekening rubber en kunststof n.n.b. 15 Brandveiligheid: Ondeskundige invulling interpretatieruimte Gebruiksbesluit €0 16 Oprukkende woningen in een omgeving met bedrijven € 337.500.000 17 Lange doorlooptijden bouwvergunningen € 58.900.000 18 Oneerlijke concurrentie door maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit €0 19 Kosten door milieuzones voor vrachtauto’s €0 20 Onevenredige veiligheidsvoorschriften arbeidsomstandigheden €0 21 Stand der Techniek/Stand der Wetenschap arbeidsmiddelen €0 22 Discussie over de CE-markering bij machines €0 23 Geluidsmetingen arbeidsomstandigheden €0 24 Aanvullende Risico-inventarisatie & Evaluatie (ARIE) €0 Totaal: tot € 586.187.600 *Voorkomen toekomstige lasten
Figuur 4. Kwantificering van de knelpunten.
Een deel van de bedragen is gebaseerd op schattingen. Dat betekent dat de daadwerkelijke besparing die behaald kan worden hoger of lager kan uit vallen. De getallen geven een indicatie van de omvang van de mogelijke besparing voor het knelpunt. Bij een aantal bedragen is in de tabel aangegeven dat de potentiële besparing tot een bepaalde hoogte kan oplopen. Het gaat hier om knelpunten waarbij de oplossing voor besparingen binnen een bepaalde bandbreedte zorgt. Deze bandbreedte wordt onder andere bepaald doordat de problemen waar bedrijven mee te maken hebben verschillend zijn. Waar het ene bedrijf een beperkte aanpassing moet doen, moet een ander bedrijf ingrijpender maatregelen nemen. De grootste potentiële besparingen komen voort uit de afspraken die zijn gemaakt voor de knelpunten: 1.
Oprukkende woningbouw in een omgeving met bedrijven. Het gaat hierom een werkelijke kostenbesparing voor het bedrijfsleven wanneer zorgvuldiger wordt omgegaan met de consequenties van oprukkende woningbouw. Dit kan door betere onderbouwing en communicatie over bouwplannen door gemeenten en het verbeteren van de toegang tot onpartijdig en deskundig advies. Het reduceren van deze nalevingskosten zal daarom vooral door gemeenten moeten worden gerealiseerd. De omvang van deze besparing wordt veroorzaakt door de relatief hoge kosten per bedrijf. Brancheorganisaties hebben aangegeven aan dat de opgenomen berekening waarschijnlijk een onderschatting is. Bovendien zijn de kosten voor winstderving niet meegenomen. De werkelijke kosten zullen volgens de brancheorganisaties dan ook hoger liggen.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
16
2.
Strenge eisen Borging Voedselveiligheid – Infoblad 65. Het oplossen van dit knelpunt kan toekomstige lasten voorkomen, als bedrijven de gedetailleerde werkwijze van het voorbeeld in het infoblad niet strikt hoeven te volgen. De omvang van deze potentiële besparing wordt veroorzaakt door de omvang van de doelgroep en de gemiddelde tijdsbesteding.
3.
Strenge eisen bij Voormalige Levensmiddelen – Infoblad 84. Het oplossen van dit knelpunt kan toekomstige lasten voorkomen, omdat bedrijven op dit moment de weten regelgeving als onwerkbaar beoordelen. De naleving is derhalve laag. De oplossing is tweeledig. Op de korte termijn accepteert de VWA dat fysieke stromen van voormalige voedingsmiddelen niet worden gewogen. Supermarkten en distributiecentra zien daarom voorlopig af van het aanschaffen van weegapparatuur en personeel hoeft niet vrij te worden gemaakt om de ladingen voormalige levensmiddelen te wegen. Op de langere termijn, dat wil zeggen tot de inwerkingtreding van de nieuwe Europese verordening, zetten het ministerie van LNV, de VWA en het CBL zich in voor doelvoorschriften in de nieuwe herziene EG verordening. Uitgangspunt daarbij is de borging van retourstromen, zowel fysiek als op papier. Bij het ontbreken van alternatieven kan dit betekenen dat er alsnog gewogen moet worden.
Een onderbouwing van de bovenstaande en andere potentiële besparingen zoals opgenomen in figuur 4 is opgenomen in bijlage II van deze rapportage.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
17
5
Conclusies 1.
Van de 24 door het bedrijfsleven als prioritair aangemerkte knelpunten met hoge nalevingskosten, kunnen 18 knelpunten worden opgelost. In dit project zijn 24 van de 130 additionele knelpunten uit het project “Meting en Advisering Inhoudelijke Nalevingskosten” door deskundigen van overheid en het bedrijfsleven uitgewerkt. Daarvan zijn 18 knelpunten in publiek-private werksessies geagendeerd om te komen tot afspraken tussen overheid en bedrijfsleven die leiden tot een oplossing van het probleem. De overige 6 knelpunten kunnen in de bestaande overlegstructuren worden opgelost of hiervoor is nader onderzoek noodzakelijk.
2.
Voor de gesignaleerde oplossingsrichtingen is een concrete activiteitenplanning opgesteld.. Discussie over de uitvoering van regelgeving veroorzaakt een belangrijk deel van de geselecteerde knelpunten. Het gaat hierbij dan om discussies over de implementatie van de regelgeving en hoe deze in de praktijk moet worden ingevuld. De meest gekozen oplossingsrichting is dan ook het aanpassen van de uitvoering (of overleg daarover). Op hoofdlijnen zijn vijf oplossingsrichtingen te onderscheiden. Van ieder type oplossingsrichting kan een indicatie worden afgegeven van de termijn waarbinnen een oplossing is te realiseren. Op volgorde van ‘snelheid’ zijn de vijf typen oplossingsrichtingen: 1. Het knelpunt is (deels) opgelost – 2 knelpunten. 2. Aanpassing van de uitvoering (of overleg daarover) – 15 knelpunten. 3. Aanpassing van de regelgeving (of overleg daarover) – 1 knelpunt3. 4. Nader onderzoek is noodzakelijk – 2 knelpunten. 5. Afspraken via SER of reguliere overlegstructuur – 4 knelpunten.
3.
Wanneer de gesignaleerde knelpunten worden opgelost kan een potentiële besparing worden gerealiseerd van minimaal € 600 miljoen. Voor 10 van de 16 knelpunten is het effect van de oplossingsrichtingen op de nalevingskosten gekwantificeerd. In totaal wordt de potentiële besparing geschat op € 586.187.600. Dit bedrag bestaat uit een potentiële besparing op de lasten en het voorkomen van toekomstige lasten. Het is belangrijk op te merken dat deze kwantificering een schatting betreft die tot stand is gekomen op basis van beschikbare gegevens en (onderbouwde) aannames. Enkele brancheorganisaties geven aan dat de opgenomen berekening waarschijnlijk een onderschatting is. Bovendien is winstderving niet meegenomen in deze kosten. De werkelijke kosten zullen volgens de brancheorganisaties dan ook hoger liggen.
3 Bij 7 knelpunten zal naast de uitvoering – toegerekend onder type oplossingsrichting 2 – ook een aanpassing van de regelgeving nodig zijn. Om dubbeltelling te voorkomen zijn deze niet als zodanig hier genoemd.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
18
4.
Het oplossen van de knelpunten draagt direct bij aan het verbeteren van de kwaliteit, de uitvoering en het draagvlak van regelgeving Naast de kwantitatieve effecten van de oplossingen, heeft het bedrijfsleven aangegeven dat de winst van de gemaakte afspraken vooral ook kwalitatief van aard is. Veel ondernemers ervaren regelgeving nog als belastend. Kostenreducties zijn immers niet altijd direct merkbaar voor ondernemers. Een aantal oplossingsrichtingen verbetert de toegankelijkheid van de overheid en geeft andere mogelijkheden om (verschillen in) de uitvoering van regelgeving ter discussie te stellen bij de overheid. Wanneer dit concreet leidt tot regelgeving die met behoud van het beleidsdoel, eenvoudiger en met minder moeite en kosten uitvoerbaar is, dan is sprake van directe winst voor zowel de ondernemer als de overheid.
5.
Uit de ervaringen met de werksessies komen enkele concrete suggesties om de regeldruk en daaruit voortkomende lasten voor het bedrijfsleven structureel te verminderen. Ondanks de verscheidenheid aan onderwerpen kan een deel van de knelpunten worden opgelost of zelfs worden voorkomen als overheid en bedrijfsleven met deze aandachtspunten aan de slag gaan:
Structureel overleg over de implementatie en uitvoering van regelgeving. Het gaat vooral om het inzichtelijker en toegankelijker vormgeven van overlegstructuren.
Terugkoppeling van uitvoering en toezicht naar beleid. Een belangrijk deel van de knelpunten is bij uitvoeringsorganisaties of toezichthouders bekend. Door deze informatie terug te koppelen aan het beleidsverantwoordelijke ministerie kan sneller op deze knelpunten worden ingespeeld.
Decentralisatie vergroot discussie over regelgeving en uitvoering. Decentralisatie zorgt voor flexibiliteit, maar ook voor verschillende interpretatie van regelgeving. Door kennisuitwisseling van Best Practices tussen decentrale overheden – al dan niet onder regie van de Rijksoverheid – kan dit grotendeels worden voorkomen.
Werk aan ‘level playing field’ voor bedrijven. Door gelijke spelregels wordt voorkomen dat Nederlandse bedrijven op achterstand komen ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten.
Onafhankelijk advies bij conflicten met de overheid. Als bedrijfsleven en overheid er niet meer uitkomen zoek dan naar mogelijkheden om met een onafhankelijke partij – zoals een kennisinstituut als de Nationale ombudsman, een regionale mediator of een meer inhoudelijk adviesorgaan zoals InfoMil dat overheden adviseert over de implementatie van Milieuregelgeving – te komen tot een oplossing.
Brancheorganisaties moeten kwaliteit leveren. Soms zijn knelpunten het gevolg van incidentele situaties en is er geen noodzaak om regelgeving of de uitvoering aan te passen. Voordat brancheorganisaties in overleg gaan met de overheid moet de problematiek duidelijk in kaart zijn gebracht.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
19
Bijlage bij: Knelpunten en oplossingsrichtingen nalevingskosten Samenvatting resultaten werksessies Knelpunten en oplossingsrichtingen voor 24 belangrijkste veroorzakers van nalevingskosten.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
20
Bijlage I: Planning Activiteitenplanning "Oplossen knelpunten Nalevingkosten" Knelpunt
Oplossing in Actieplan
2010 1
1.
Strenge eisen Borging Voedselveiligheid 1.1. - Infoblad 65 1.2.
2.
Strenge eisen bij Voormalige Levensmiddelen – infoblad 84
3.
Kosten inspecties EG-Erkenning
4.
5.
Strenge normen VWA bij opstellen Hygiënecodes
Bespreken van nieuwe infoblad in ROW.
1.4.
Toezichtvoorschriften voor inspecteurs koppelen aan nieuw infoblad.
2.1.
Werkwijze ten behoeve van de nieuwe verordening gezamenlijk bepalen.
2.2.
Handhaven door de VWA tot de nieuwe verordening van kracht wordt.
3.1.
Opzetten van gestructureerd overleg over de lastendruk en efficiëntie van inspecties van VWA met sectoren.
3.2.
Voortgangsrapportage aan Regiegroep Regeldruk over efficiëntie bij inspecties.
3.3.
Opzetten van branchegerichte aanpak t.b.v. inzicht in regelgeving, uitvoering en toezicht.
4.1.
Bepalen rol van voorzitter ROW in langdurige discussies.
4.2.
Opstellen module ongekoelde verkoop met bewaar- en consumptieadvies aan consument.
4.3.
Toetsen module ‘ongekoelde verkoop’ door VWA.
4.4.
Bespreken module ‘ongekoelde verkoop’ in ROW.
4.5.
Accorderen nieuwe hygiënecode slagers.
5.2. 6.
Registratie bij temperatuurmetingen
7.
Onduidelijkheid door tegensprekende zwembadcontroles
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Hoge kosten voor maatregelen legionellabestrijding
Proportionaliteit opslag gevaarlijke stoffen
ADR veiligheidsadviseur voor ziekenhuizen
Hoge kosten door Wvo-vergunning ziekenhuizen
Erkenningsplicht individuele producent Regeling bodemkwaliteit
Vloeistofdichte vloeren voor autowasbedrijven
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
4
5
6
Onderbouwde reactie op het alternatieve voorstel en overleg over het infoblad.
1.3.
Registratie bij Ongekoelde Presentatie in 5.1. kantines
2011 2
Overleg infoblad 65 ten behoeve van risicobeheersing in de levensmiddelenketen.
Aanpassen ‘Warenwetregeling Vrijstelling gekoeld bewaren in kantines en restaurants’. Terugkoppeling uitkomst overleg nieuwe Warenwetregeling. Geen acties benodigd.
7.1.
Opstellen van een code voor zelfregulering.
7.2.
Code voor zelfregulering voor advies voorleggen aan Ministerie van VROM.
7.3.
Uitwerken aanpak voor integraal toezicht bij zwembaden.
7.4.
Oprichten kennisplatform voor toezichthouders van zwembaden.
7.5.
Oprichten samenwerkingsclusters.
7.6.
Betrekken van belanghebbenden in het coördinatie overleg.
7.7.
Ontwerpen nieuwe Zwemwaterwet.
8.1.
Onderzoeken hoe het Drinkwaterbesluit zo snel mogelijk kan worden toegepast.
8.2.
Inzichten Drinkwaterbesluit meenemen bij het opstellen Zwemwaterwet.
8.3.
Eenduidig handhaven op legionella in zwemwater.
9.1.
Aangeven welke categorieën bedrijven te identificeren zijn.
9.2.
Indien mogelijk het aanleveren profielgegevens van bedrijven met een opslag van gevaarlijke stoffen boven de 10 ton.
9.3.
Bekijken profielen bedrijfsleven met bijbehorende voorstellen voor aanpassing PGS 15.
9.4.
Bijeenkomst om de bevindingen van het bedrijfsleven te bespreken met het Ministerie van VROM.
10.1.
Deelcertificaat ontwikkelen voor ziekenhuizen.
10.2.
Interne opleiding toetsen aan deelcertificaat i.v.m. vrijstelling.
11.1.
Opstellen en vaststellen van een handreiking met betrekking tot eenduidige eisen.
11.2.
Communiceren van eenduidige eisen met ‘best practices’.
12.1.
Onderzoeken hoe de werking van de regeling Bodemkwaliteit kan worden gewijzigd.
12.2.
Doorvoeren van de wijziging t.a.v. de erkenning op bedrijfsniveau. Geen acties benodigd.
Afgesproken actie wordt uitgevoerd. Afgesproken actie waarvan onbekend is of / wanneer deze plaatsvindt.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
1
Activiteitenplanning "Oplossen knelpunten Nalevingkosten" Knelpunt
Oplossing in Actieplan
2010 1
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
Brandveiligheid: Vuurlastberekening rubber en kunststof
14.1.
Overleg over oplossingsrichtingen
14.2.
Terugkoppeling van gemaakte afspraken.
14.3.
Bespreken in werksessie (eventueel).
Brandveiligheid: Ondeskundige invulling 15.1. interpretatieruimte Gebruiksbesluit 15.2.
Bespreken knelpunt in regulier overleg.
Oprukkende woningen in een omgeving met bedrijven
16.1.
Oproep: betere onderbouwing en verantwoording.
16.2.
Oproep: betere communicatie bevoegd gezag.
16.3.
Verbeteren (toegang tot) deskundigheid.
17.1.
Transparantie van de doorlooptijd.
17.2.
Gemeenten stimuleren tot maken globalere bestemmingsplannen.
17.3.
Onderzoek vermindering aantal procedures.
17.4.
Communiceren werkwijze Wabo.
Oneerlijke concurrentie door maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit
18.1.
Bespreken knelpunt in het reguliere overleg.
18.2.
Terugkoppeling van gemaakte afspraken.
Kosten door milieuzones voor vrachtauto's
19.1.
Inbrengen probleemgevallen in regulier overleg.
19.2.
Vereenvoudigen en harmoniseren procedures.
19.3.
Terugkoppeling van gemaakte afspraken.
20.1.
Opstellen van een gezamenlijke lobbyagenda.
20.2.
Bespreken van gegaste containers in SER-verband.
20.3.
Delen van informatie arbeidsrisico’s met boren.
20.4.
Aanpak van wijze van communiceren.
Lange doorlooptijden bouwvergunningen
Onevenredige veiligheidsvoorschriften arbeidsomstandigheden
Stand der Techniek/Stand der Wetenschap arbeidsmiddelen
21.1.
Aanpak wijze van communiceren.
22.
Discussie over de CE-markering bij machines
22.1.
Overleg over concrete voorbeelden.
23.
Geluidsmetingen arbeidsomstandigheden
23.1.
Overleg tussen SZW en brancheorganisaties.
23.2.
Terugkoppeling van gemaakte afspraken aan de Regiegroep Regeldruk.
24.1.
Bespreken knelpunt en oplossingen via SER.
24.2.
Terugkoppeling gemaakte afspraken aan Regiegroep Regeldruk.
Aanvullende Risico-inventarisatie & Evaluatie (ARIE)
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
Terugkoppeling van gemaakte afspraken.
21.
24.
2011 2
Afgesproken actie wordt uitgevoerd. Afgesproken actie waarvan onbekend is of / wanneer deze plaatsvindt.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
2
3
Bijlage II: Kwantificering van de gemaakte afspraken Per kwantificeerbaar knelpunt is aangegeven met welke formule de effecten van de oplossing(en) is bepaald. Daarna is de formule ingevuld en de potentiële besparing weergegeven in euro’s. Daarbij is aangegeven of het gaat om een besparing van administratieve lasten (AL), nalevingskosten (NK), toezichtlasten (TL) of een combinatie hiervan. Voor een aantal knelpunten geldt dat deze wel kwantificeerbaar zijn, maar dat de potentiële besparing geen AL, NK of TL is. In die gevallen is duidelijk aangegeven om wat voor potentiële besparing het gaat. In de gebruikte formules voor de kwantificering van de knelpunten komen steeds dezelfde variabelen terug. Hieronder volgt een beknopte toelichting op de gehanteerde variabelen: Q: Dit is de doelgroep die te maken heeft met het knelpunt, bijvoorbeeld het aantal bedrijven uit een sector. P: De kosten die de doelgroep maakt (‘prijs’). De kosten kunnen bestaan uit verschillende componenten, zoals de tijd die moet worden besteed uitgedrukt in geld of de kosten voor het doorvoeren van aanpassingen. F: De frequentie heeft betrekking op hoe vaak iets zich voordoet per jaar. Als een bedrijf bijvoorbeeld twee maal per jaar een vergunning moet aanvragen dan is de frequentie twee. In deze bijlage is een samenvatting gegeven van de berekeningen van de nalevingskosten. Alle berekeningen zijn afgestemd met deskundigen van het bedrijfsleven en waar mogelijk met de overheid. Enkele brancheorganisaties geven aan dat de opgenomen berekeningen waarschijnlijk een onderschatting zijn. Bovendien is winstderving niet meegenomen in deze kosten. De werkelijke kosten zullen volgens de brancheorganisaties dan ook hoger liggen. De overheid – en in het bijzonder het ministerie van VROM – geeft aan dat ook sprake kan zijn van overschatting. Een uitgebreide beschrijving van de berekeningen met bronvermelding en onderbouwing van de variabelen is beschikbaar gesteld aan de Regiegroep Regeldruk. .
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
1
Thema 1: Warenwet en hygiënecodes 1. Strenge eisen Borging Voedselveiligheid – Infoblad 65 Infoblad 65 beschrijft richtlijnen voor distributeurs, (groot)handelaren en retailers om gevaren die verbonden zijn aan (grondstoffen van) producten te beheersen. De VWA geeft in dit infoblad voorbeelden hoe bedrijven producten die ze inkopen kunnen controleren op risico’s voor de voedselveiligheid. Vooral bij supermarkten bestaat de indruk dat de VWA de detailhandel verantwoordelijk stelt voor de beheersing van deze risico’s in de gehele keten. Deze verantwoordelijkheid kan de detailhandel nemen voor huismerken, niet voor alle merken. In overleg met de VWA doet CBL een voorstel voor een pragmatisch alternatief voor het infoblad 65. Hierin wordt meegenomen: Dat onderscheid wordt gemaakt tussen huismerken en leveranciersmerken. Waar retailers verantwoordelijk voor kunnen zijn met betrekking tot (beheersing van) risico’s voor de voedselveiligheid (verschil tussen huismerk en leveranciersmerk). Wanneer voor VWA voldoende is aangetoond dat een leverancier betrouwbaar is. Bij onderstaande berekening gaat het niet zozeer om een potentiële besparing van lasten voor het bedrijfsleven als wel om het deels voorkomen van toekomstige lasten. Op dit moment wordt de voedselveiligheid op een andere manier geborgd dan de regelgeving wenst. Bedrijven zullen kosten moeten maken om aan de huidige regelgeving te kunnen voldoen. De gemaakte afspraken leiden er wel toe dat de toekomstige kosten binnen de perken blijven. Door de gemaakte afspraken hoeven 815 bedrijven namelijk slechts voor een klein deel (20%) van de leveranciers (vooral nieuwe, onbekende leveranciers) gedetailleerde afspraken te maken. Het maken van gedetailleerde afspraken kost het bedrijfsleven €1.225 per leverancier. Voor alle leveranciers wordt de betrouwbaarheid bepaald aan de hand van een leveranciersbeoordeling. Deze beoordeling is in onderstaande berekening niet meegenomen. Voorkomen toekomstige lasten (AL) = 80 * (€ 1.225 * 815) = € 79.870.000. 2. Strenge eisen bij Voormalige Levensmiddelen – Infoblad 84 Voormalige levensmiddelen zijn levensmiddelen die (geringe hoeveelheden) producten met/van dierlijke oorsprong bevatten en die niet (meer) voor menselijke consumptie worden bestemd. Deze voormalige levensmiddelen moeten op een bepaalde manier worden behandeld. Een van de eisen is dat zowel het levensmiddelenbedrijf als de vervoerder van de voormalige levensmiddelen de hoeveelheid weegt. Volgens de sector brengt wegen hoge kosten met zich mee voor de detailhandel, en supermarkten geven aan dat zij andere adequate systemen hebben die borgen dat voormalige levensmiddelen niet terugkomen in de levensmiddelenketen of diervoederketen. De volgende afspraken zijn tijdens de werksessie gemaakt: Tot de nieuwe Europese verordening in werking is (4 maart 2011), scherpt de VWA de handhaving met betrekking tot de borging van stromen voormalige levensmiddelen niet aan. Binnen één supermarktorganisatie accepteert de VWA het dat tot die tijd de fysieke stromen voormalige voedingsmiddelen niet worden gewogen. Controles worden wel gedaan, maar deze zijn signalerend van karakter.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
2
Totdat met de inwerkingtreding van de nieuwe Europese verordening duidelijk is of de weegplicht voorgeschreven blijft, betekent dit dat in 2.940 (Q1) supermarkten en 430 (Q2) distributiecentra geen weegapparatuur hoeven aan te schaffen van € 500 - € 1000 (P1) en € 11.232 aan lasten voorkomen (P2) of € 59.904 aan lasten voorkomen (P3) omdat bedrijven geen personeelsleden hoeven in te zetten voor het wegen. Voorkomen toekomstige lasten (NK) door het niet aanschaffen van weegschalen:= P1 * (Q1 + Q2) = €500/€1000 * 3.370 = €1.685.000 / €3.370.000 Voorkomen toekomstige lasten (AL) door tijdsbesparing van personeel = (P2 *Q1) + (P3 * Q2) = (€ 11.232 * 2.940) + (€ 59.904 * 430) = € 58.780.800 3. Kosten inspecties EG-Erkenning Zowel kleine ondernemingen, zoals ambachtelijke slagerijen en vleesproducenten, als grote ondernemingen, zoals slachthuizen, hebben problemen met de erkenninginspecties en onderhoudinspecties van de VWA. Dit heeft onder andere te maken met: De kosten (afhankelijk van duur van de inspectie en aantal controleurs). De duur en efficiëntie van een inspectie. Het politieke besluit van de Ministeries van LNV en VWS om de kosten van bepaalde keuringen al dan niet door te berekenen aan de ondernemer is gebaseerd op het rapport ‘Maat houden’ uit 1996. Het bedrijfsleven is bereid te betalen voor de erkenning/toelating. Daar hebben zij ten opzichte van concurrentie profijt van. Waar ondernemers wel problemen mee hebben, is dat moet worden betaald voor systeeminspecties en toezicht, waarbij gecontroleerd wordt of het kwaliteitssysteem in orde is. Dat gebeurt op dit moment wel. De volgende afspraken zijn tijdens de werksessie gemaakt: Overleg over vermindering lastendruk en efficiëntie inspecties met de vleessector. Advies herziening interpretatie rapport ‘Maat houden’ (met als mogelijke uitkomst dat VWA de kosten van minder inspecties doorberekent aan de ondernemer) en herziening van de opbouw van tarieven. Op het moment dat deze rapportage werd geschreven, was niet in te schatten wat de uitkomsten van het overleg tussen de toezichthouders en de sectoren zouden kunnen zijn. Ook was niet duidelijk wat de mogelijke herziening van het rapport ‘Maat houden’ tot gevolg heeft. Het is daardoor niet mogelijk om de effecten van deze afspraken op de AL van toezicht en nalevingskosten te berekenen. De verwachting is wel dat het overleg tussen de toezichthouder en de vleessector leidt tot meer efficiëntie van inspecties en daarmee een lastenverlichting tot gevolg kan hebben. 4. Strenge normen VWA bij opstellen Hygiënecodes De soms moeizame samenwerking met de VWA heeft volgens een aantal brancheorganisaties onder andere te maken met de soms strikte interpretatie van de VWA van wet- en regelgeving waar het voedselveiligheid betreft. De verschillen in interpretatie veroorzaken discussies over risico’s en haalbaarheid van eisen die de VWA stelt en dit leidt soms tot patstellingen en langdurig overleg tussen bedrijfsleven en toezichthouder. De interpretatieverschillen en discussies tussen toezichthouder en bedrijfsleven spelen ook bij een aantal infobladen. De
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
3
genoemde oplossing is daarom ook van toepassing bij langdurige discussie rondom infobladen. De volgende afspraken zijn tijdens de werksessie gemaakt: Bij patstellingen en langdurige discussies tussen de VWA en het bedrijfsleven zou een onafhankelijke partij VWS moeten adviseren over een beslissing. Het ministerie van VWS bespreekt met de voorzitter tijdens het Regulier Overleg Warenwet (ROW), op welke manier invulling kan worden gegeven aan de volgende onderwerpen: Het zichtbaar en bespreekbaar maken van langdurige discussies. Het consulteren van beide partijen bij patstellingen tussen VWA en het bedrijfsleven. Het onafhankelijk adviseren van VWS ten aanzien van een beslissing in de discussie (waarmee een compromis is bereikt). Het ministerie van VWS neemt de uiteindelijke beslissing. De winst bij dit knelpunt is dat een toekomstige discussie over interpretatie van regelgeving bij het opstellen en herzien van hygiënecodes (en de interpretatie in infobladen) eerder dan nu het geval is (soms duren discussie 5 jaar of langer) worden geslecht. Het is voor de sector niet specifiek aan te geven welke tijdswinst dit oplevert. De winst is vooral kwalitatief van aard. Specifiek voor de module Ongekoelde verkoop in de hygiënecode van slagers. De toezichthouder en de sector waren het niet eens over de eisen die moeten worden gesteld aan het ongekoeld presenteren en verkopen van bederfelijke producten. De toezichthouder was niet akkoord met de risicoanalyse die de sector heeft laten uitvoeren voor de meest kritische producten en wenste nader onderzoek gespecificeerd naar meerdere productgroepen. De volgende afspraken zijn tijdens de werksessie gemaakt: Er is geen nader onderzoek nodig om te onderbouwen welke producten een slager wel/niet ongekoeld kan verkopen. KNS baseert de module op bestaande onderzoeken. In de module wordt opgenomen dat de slager de consument adviseert bederfelijke producten die de slager buiten de koeling presenteert, op de dag van aankoop te consumeren. Dit advies geldt voor alle producten. Bij de onderstaande berekening gaat het niet zozeer om een potentiële besparing van lasten voor het bedrijfsleven als wel om het (deels) voorkomen van toekomstige lasten. Door de gemaakte afspraak hoeft geen nader onderzoek gedaan te worden door externe onderzoeksbureaus. De kosten voor een dergelijk onderzoek zijn € 2.500 (P2). De toezichthouder wilde 4 tot 8 extra onderzoeken (Q2). De oplossingsrichting betekent ook dat er één richtlijn is voor de ongekoelde verkoop van alle bederfelijke producten, in plaats van meerdere richtlijnen voor verschillende productsoorten. Dit betekent dat € 490 (P1) aan lasten wordt voorkomen voor 2.330 slagers en poeliers (Q1). Voorkomen toekomstige lasten (AL) = (P1 * Q1) + (P2 * Q2) = (490 * 2.330) + (2.500 * 4 á 8) = € 1.151.700 en € 1.161.700, afhankelijk van het aantal uit te voeren onderzoeken.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
4
5. Registratie bij Ongekoelde Presentatie in kantines Als gevolg van ‘oude’ wetgeving van de ‘Warenwetregeling Vrijstelling gekoeld bewaren in kantines en restaurants’ worden strenge registratieverplichtingen opgelegd aan de sectoren die bederfelijke producten voor directe consumptie ongekoeld presenteren. Voor andere vormen van ongekoelde presentatie van bederfelijke producten (niet bedoeld voor directe consumptie) gelden minder strenge registratieverplichtingen. De volgende afspraken zijn tijdens de werksessie gemaakt: De VWA en de cateringbranche gaan een gesprek aan met het ministerie van VWS over aanpassing van de huidige Warenwetregeling Vrijstelling gekoeld bewaren in kantines en restaurants met het doel de registratieverplichtingen te verminderen. Idealiter wordt in de nieuwe ‘Warenwetregeling Vrijstelling gekoeld bewaren in kantines en restaurants’ geen registratieverplichting opgenomen. Dit betekent voor 3.600 restaurants en kantines (Q) een maximale besparing van € 1.603 per jaar. Potentiële besparing (AL) = P * Q = € 1.603 * 3.600 = € 5.772.000
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
5
Thema 2: Milieu 7. Onduidelijkheid door tegensprekende zwembadcontroles Zwembaden worden door verschillende toezichthouders gecontroleerd, die letten op andere aspecten, maar elkaar soms ook tegenspreken. Zwembadhouders constateren dat er ook verschillen in toezicht zijn tussen provincies. In het Interprovinciaal Overleg (IPO) worden weliswaar richtlijnen afgesproken over toezicht, maar in de praktijk opereren provincies autonoom en kunnen verschillen in zienswijze ontstaan. Zwembadhouders ervaren dat inspecteurs elkaar soms tegenspreken in hun constateringen. Ondernemers kunnen lastig bepalen of de betreffende inspecteur voldoende kundig is. De volgende afspraken zijn tijdens de werksessie gemaakt: Het Ministerie van VROM kan de provincies actief stimuleren om samen te werken om zo te komen tot een aanpak voor integraal toezicht bij zwembaden. Het is echter aan het IPO om deze actie op te pakken en uit te voeren. Het IPO kan dit doen in samenspraak met het Ministerie van VROM. Het IPO kan een platform oprichten om kennis te borgen en uit te wisselen. Toezichthouders kunnen dan op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen en ook ervaringen en kennis uitwisselen. Het Ministerie van VROM kan een signaal afgeven dat zij het oprichten van een kennisplatform wenselijk vindt. Door samenwerkingsclusters op te richten krijgen zwembaden nog maar één inspecteur op bezoek. Dit zou gedaan kunnen worden naar voorbeeld van samenwerking op het gebied van de BRZO zoals in de zuidelijke provincies (Zeeland/Noord-Brabant/Limburg). Door samenwerkingsclusters kan de beschikbare kennis beter worden geborgd en kunnen ervaringen worden uitgewisseld. Het Ministerie van VROM vindt het belangrijk dat er goed toezicht wordt gehouden. Het is wenselijk dat het IPO hierover in overleg treedt met de VROM-Inspectie om te bepalen of en op welke manier samenwerkingsclusters vorm kunnen krijgen. Het IPO kan dit doen in samenspraak met het Ministerie van VROM. Als de gemaakte afspraken ertoe leiden dat zwembadhouders niet meer te maken hebben met verschillende inzichten van toezichthouders dan betekent het dat 3.200 (Q) zwembaden € 196 (P3) besparen, omdat zij geen tijd kwijt zijn aan verschillen van inzicht. Het bedrijfsleven en de overheid zijn niet in staat gebleken om goed onderbouwde voorbeelden aan te leveren met hoeveel kosten een zwembadhouder wordt geconfronteerd door tegensprekende controles. Het is om die reden niet in te schatten hoeveel nalevingskosten zwembadhouders besparen als ze niet meer te maken hebben met tegensprekende controles. Het bedrijfsleven heeft wel voorbeelden aangedragen die voortkomen uit verschillen van inzicht bij toezichthouders. Als het toezicht overal gelijk wordt getrokken dan besparen zwembadhouders tussen € 1.000 (P1) en € 60.000 (P2) doordat ze geen maatregelen meer hoeven te nemen naar aanleiding van verschillen van inzicht. Na afstemming is in de berekening uitgegaan van het gegeven dat een zwembadhouder ongeveer eens per vijf (F) jaar daadwerkelijk kosten moet maken door aanpassingen in het zwembad te doen die toe te schrijven zijn aan verschillen van inzicht. Potentiële besparing (AL) = P3 * Q = € 196 * 3.200 = € 627.200. Potentiële besparing (NK) ligt tussen (P2 * Q) * F en (P3 * Q) * F = ligt tussen (€ 1.000 * 3.200) * 0,2 = € 640.000 en (€ 60.000 * 3.200) *0,2 = € 38.400.000.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
6
8. Hoge kosten voor maatregelen legionellabestrijding In de huidige wet- en regelgeving is vastgelegd dat wanneer een overschrijding van de norm van 100 kve aan legionella wordt geconstateerd, bedrijven dit moeten melden. De toezichthouder kan het bedrijf verplichten om de overschrijding van de norm aan het publiek kenbaar te maken. Dit gaat altijd in overleg met de GGD, omdat de GGD het gezondheidsrisico kan bepalen. Daarnaast moet het bedrijf maatregelen nemen. De GGD adviseert bedrijven altijd om aan de gasten te communiceren wanneer er merkbare maatregelen worden genomen. Dit om onnodige onrust door onbekendheid over legionella te voorkomen. Het is volgens de GGD meestal niet nodig om de pers/media in te lichten in verband met de onrust die daarmee wordt veroorzaakt. Vooral het publiek kenbaar maken van de overschrijding leidt tot onnodig hoge kosten, voornamelijk vanwege gederfde inkomsten. In het concept-Drinkwaterbesluit blijft de norm voor legionella waarbij bedrijven maatregelen moeten nemen 100 kve, maar geldt de meldingsplicht voor een overschrijding van de norm pas bij 1.000 kve. Door deze aanpassing krijgen ondernemers gelegenheid om passende maatregelen te nemen en is het knelpunt van ondernemers voor het drinkwater opgelost. Tijdens de werksessie heeft het bedrijfsleven aangegeven tevreden te zijn met de verhoging van de drempel voor de meldingsplicht, maar zou heel graag zo snel mogelijk alvast volgens de nieuwe regels willen handelen. Het Ministerie van VROM gaat onderzoeken of het mogelijk is dat de nieuwe wetgeving al voor daadwerkelijke invoering kan worden toegepast. Zowel UNETO-VNI, AquaBasiC als RECRON geven aan dat de verhoging van de drempel van de meldingsplicht geen invloed heeft op administratieve lasten of nalevingskosten. De beheersmaatregelen zullen hetzelfde blijven kosten en als blijkt dat het leidingsysteem niet geschikt is om de legionella aangroei te beheersen dan zal het systeem moeten worden aangepast. Het bedrijfsleven heeft door de hogere drempel voor de meldingsplicht meer tijd om in te grijpen, maar de kosten blijven hetzelfde. Doordat het bedrijfsleven pas bij overschrijding van de norm van 1.000 kve hoeven te melden, bespaart het bedrijfsleven de imagoschade. De gemaakte afspraken leiden niet tot een afname van administratieve lasten of nalevingskosten. In totaal zijn er ongeveer 17.850 (Q) bedrijven die over een risicovolle collectieve waterleidinginstallatie beschikken. Deze bedrijven zouden met imagoschade te maken krijgen wanneer bezoekers moeten worden geïnformeerd over een legionella besmetting. Deze bedrijven besparen tot € 350.000 (P) aan imagoschade4. Na afstemming met bedrijfsleven en de overheid is er in de berekening van uitgegaan dat in de huidige situatie jaarlijks ongeveer een achtste (F) van de bedrijven bezoekers moet informeren over een normoverschrijding. Bij de hogere drempel voor de meldingsplicht wordt ervan uitgegaan dat jaarlijks ongeveer een zestiende (F) van alle bedrijven bezoekers moet informeren over een normoverschrijding. Door het verhogen van de drempel voor de meldingsplicht kan de potentiële imagoschade afnemen met maximaal (P * Q) * F = (€ 350.000 * 17.850) * 1/16 = € 390.468.750.
4
Dit bedrag is gebaseerd op voorbeelden van sauna’s, het is daarom mogelijk geen representatief bedrag voor andere soorten bedrijven.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
7
10. ADR veiligheidsadviseur voor ziekenhuizen Ziekenhuizen werken en vervoeren gevaarlijke (afval)stoffen. In de huidige regelgeving zijn ziekenhuizen daarom verplicht om een ADR veiligheidsadviseur in dienst te hebben. Hiervoor moet een cursus worden gevolgd die beperkt relevant is en onvoldoende aansluit bij de behoefte voor ziekenhuizen. De volgende afspraken zijn tijdens de werksessie gemaakt: Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat stelt in overleg met de ziekenhuizen vast hoe de cursus voor het deelcertificaat eruit komt te zien. Als ziekenhuizen een interne opleiding hebben dan kunnen ze deze toetsen aan de cursus voor het deelcertificaat en vrijstelling verkrijgen, waardoor de medewerker alleen nog het examen extern hoeft af te leggen.
Een deelcertificaat voor ziekenhuizen voor de opleiding ADR veiligheidsadviseur, betekent dat medewerkers van ziekenhuizen minder tijd en kosten kwijt zijn. Na afstemming met het bedrijfsleven en de overheid is er in de berekening van uitgegaan dat bij een deelcertificaat steeds jaarlijks 30 (Q1) ziekenhuizen een medewerker de opleiding ADR veiligheidsadviseur laten volgen. Hiermee besparen ziekenhuizen € 1.000 (P1) aan cursuskosten en € 2.220 (P3) voor de tijd die de medewerker aan de cursus besteedt. Na afstemming met het bedrijfsleven en de overheid is er in de berekening van uitgegaan dat bij een deelcertificaat steeds jaarlijks 30 (Q2) ziekenhuizen een medewerker de herhalingsopleiding ADR veiligheidsadviseur laten volgen. Hiermee besparen € 700 (P2) euro aan cursuskosten en € 1.110 (P4) aan tarief voor de medewerker. Potentiële besparing (NK) = ((€ 1.000 + € 2.220) * 30) + ((€ 700 + € 1.110) * 30) = € 150.900. 11. Hoge kosten door Wvo-vergunning ziekenhuizen Ziekenhuizen hebben begrip voor metingen bij het eindpunt, waar lozingen vanuit het ziekenhuis op het riool plaatsvinden. Ziekenhuizen geven aan niet te begrijpen waarom meetverplichtingen niet uniform zijn. De eisen zijn ongelijk qua meetpunten en meetverplichtingen. Wat ziekenhuizen betreft zou de lozingsnorm overal hetzelfde moeten zijn, immers alle ziekenhuizen werken met vergelijkbare stoffen (met eventueel onderscheid naar universitaire centra en reguliere ziekenhuizen). De waterschappen en het Ministerie van VROM geven aan dat lokale omstandigheden (zoals de totale belasting van de rioolwaterzuivering) een rol kunnen spelen bij het vaststellen van de lozingsvoorschriften voor individuele lozers.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
8
De volgende afspraken zijn tijdens de werksessie gemaakt: De eenduidige eisen voor meetpunten en meetverplichtingen worden in overleg tussen het Ministerie van VROM, de VNG en IPO, de Unie van Waterschappen en de ziekenhuizen opgesteld en vastgesteld in het Nationaal Wateroverleg (NWO). Als de eenduidige eisen qua meetpunten en meetverplichtingen zijn vastgesteld, worden deze eisen naar alle ziekenhuizen gecommuniceerd. Om ziekenhuizen daarbij praktische handvatten te geven worden ‘best practices’ verzameld hoe ziekenhuizen omgaan met meetpunten en meetverplichtingen. De Unie van Waterschappen communiceert de ‘best practices’ via een nieuwsbrief. Als de gemaakte afspraken ertoe leiden dat ziekenhuizen niet meer te maken hebben wisselende eisen waardoor zij extra meetpunten moeten aanleggen en te maken hebben met extra meetverplichtingen dan besparen 153 (Q) ziekenhuizen tot € 10.000 (P) per jaar. Potentiële besparing (NK) = P * Q = tot € 10.000 * 153 = tot € 1.530.000. 12. Erkenningsplicht individuele producent Regeling bodemkwaliteit Ongeveer 900 producenten (uit binnen- en buitenland) zijn individueel erkend door Bodem+ voor het produceren ten behoeve van de Nederlandse markt. Producenten moeten bij een wijziging van de rechtspersoon of het toevoegen van een nieuw product middels een geheel nieuw certificaat een nieuwe aanvraag indienen. Tijdens de werksessie is afgesproken dat de erkenningsaanvraag in stand wordt gehouden, maar het Ministerie van VROM onderzoekt of de wijzigingsaanvraag omgezet kan worden naar een melding. Als het omzetten van de wijzigingsaanvraag naar een melding betekent dat producenten geen gegevens meer hoeven te verzamelen en mee te sturen dan bespaart een producent per wijzigingsaanvraag ongeveer € 250. Op dit moment zijn ongeveer 900 (Q) producenten (uit binnen- en buitenland) individueel erkend door Bodem+ voor het produceren ten behoeve van de Nederlandse markt. Producenten moeten bij een wijziging van de rechtspersoon of het toevoegen van een nieuw product middels een geheel nieuw certificaat een nieuwe aanvraag indienen. Het doen van een aanvraag kost een producent € 250 (P). Deze situatie zal niet zo vaak voorkomen. Het Ministerie van VROM schat in dat een producent eens in de drie jaar een aanvraag moet indienen (F). Als de gemaakte afspraken ertoe leiden dat producenten van bouwstoffen, grond en baggerspecie geen aanvraag meer hoeven te doen, maar in plaats daarvan een melding kunnen doen waarbij geen gegevens meegestuurd hoeven te worden dan besparen 900 (Q) producenten € 250 (P) per aanvraag. Potentiële besparing (AL) = (P * Q) * F = (€ 250 * 900) * 1/3 = € 75.000.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
9
Thema 3: Gemeentelijke regelgeving en (decentrale) uitvoering 16. Oprukkende woningen in een omgeving met bedrijven In dit knelpunt speelt (de samenloop van) regelgeving op gebied van ruimtelijke ordening, milieu en externe veiligheid. Daarbij is door verdergaande decentralisatie steeds meer bevoegdheid en verantwoordelijkheid belegd bij het lokaal bevoegde gezag. Dit leidt tot verschillende probleemsituaties voor bedrijven. Bedrijven hebben het gevoel dat door het bevoegd gezag met verschillende maten wordt gemeten en weinig rekening wordt gehouden met bestaande en geplande (milieubelastende) bedrijfsactiviteiten. Vanwege de relatie met het lokaal bevoegde gezag beperken bedrijven hun verzet en weerstand tegen onwenselijk geachte ontwikkelingen. Als de gemaakte afspraken ertoe leiden dat bedrijven door betere onderbouwing en verantwoording van de plannen van de gemeente geen maatregelen hoeven te nemen of bedrijfsactiviteiten hoeven te verplaatsen door oprukkende woningen dan levert dit een besparing op voor bedrijven. De besparing bestaat uit een aantal onderdelen, namelijk: Besparing op verplaatsing van activiteiten. Besparing op te nemen maatregelen. Besparing op verweer (o.a. juridische kosten). Naast deze besparingen hebben bedrijven ook veel minder te maken met omzetderving, omdat ze niet in hun activiteiten worden belemmerd. Daarnaast zorgt oprukkende woningbouw er ook voor dat bedrijven niet meer kunnen of mogen uitbreiden. Als dat wordt verholpen dan hebben bedrijven ook minder te maken met omzetderving. In dit onderzoek wordt gekeken naar de besparing van lasten. Dat bedrijven te maken kunnen hebben met omzetderving door dit knelpunt wordt dus zeker onderkend, maar niet in dit onderzoek gekwantificeerd. Als bedrijven onderzoek moeten laten uitvoeren en in verweer gaan kost dat een bedrijf minstens € 25.000 (P1) per jaar. De problematiek van oprukkende woningen speelt voor alle bedrijfsvestigingen. Er wordt vanuit gegaan dat bedrijven voor 1% van alle vestigingen hier jaarlijks tegen in verweer komt, dat zijn ongeveer 9.300 (Q1) vestigingen. Indien een bedrijf maatregelen moet nemen, bijvoorbeeld voor geluidsoverlast of geuroverlast kan dat € 200.000 (P2) of meer kosten. Er wordt vanuit gegaan dat 5% van de bedrijven die zich verweren maatregelen nemen, dat betekent ongeveer 450 (Q2) bedrijven. Indien een bedrijf ervoor kiest om door alle belemmeringen de activiteiten te verplaatsen of zich gedwongen voelt om te verplaatsen kunnen de kosten oplopen tot meer dan € 1.000.000. Dit komt mede omdat een bedrijf wanneer het toch moet verplaatsen van de gelegenheid gebruik maakt om investeringen te doen en te anticiperen op toekomstige groei. Er wordt vanuit gegaan dat 25% van deze kosten toe te schrijven valt aan investeringen en anticiperen op toekomstige groei. Dat betekent dat een bedrijf te maken heeft met € 750.000 of meer aan werkelijke kosten van verplaatsing. Er wordt vanuit gegaan dat gemeenten in geval van gedwongen verplaatsing een bijdrage doen in de kosten van verplaatsing. Er wordt vanuit gegaan dat er een tegemoetkoming wordt gedaan voor 75% van de kosten. Dit betekent dat een bedrijf bij gedwongen verplaatsing € 187.500 (P3) of meer aan kosten heeft. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)5 verplaatsen jaarlijks 18.000 bedrijven. Uit onderzoek van professor Pellenbarg6 blijkt dat in 4,6% van de gevallen milieu-eisen en/of gemeentebeleid de hoofdre5
Verhuizing van bedrijven en groei van werkgelegenheid, Ruimtelijk Planbureau (tegenwoordig PBL), 2007. Bedrijfsverplaatsingen door P.H. Pellenbarg in: Ruimtelijke aspecten van de bedrijvendynamiek in Nederland, P.H. Pellenbarg, P.J. M. van Steen en L.J.G. Wissen, 2005.
6
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
10
den zijn van bedrijfsverplaatsing. Er wordt vanuit gegaan dat het in 10% van deze gevallen gaat om gedwongen verplaatsing, dat komt neer op ongeveer 80 (Q3) bedrijven. Potentiële besparing (NK) = (P1 * Q1) + (P2 * Q2) + (P3 * Q3) = € 25.000 * 9.300 + (€ 200.000 * 450) + (€ 187.500 * 80) = € 337.500.000. 17. Lange doorlooptijden bouwvergunningen In de procedure voor bouwvergunningen kan onderscheid worden gemaakt naar het vooroverleg (vrijwillig) en het formele vergunningstraject, met wettelijk bepaalde beslistermijnen. Naast de bouwvergunning hebben bedrijven vaak ook andere vergunningen nodig voor de beoogde activiteiten kunnen worden gestart. Bedrijven vinden de totale doorlooptijd te lang. Daarvoor zijn vier ‘oorzaken’ aan te wijzen: De (inhoudelijke) complexiteit van de regelgeving. De duur van benodigde onderzoeken. De deskundigheid, assertiviteit en risicohouding van bevoegd gezag en aanvragers. Duur en complexiteit van de procedure. De volgende afspraken zijn tijdens de werksessie gemaakt: Het Ministerie van VROM bekijkt of de doorlooptijd van (de verschillende fasen in) het vergunningsproces transparant kan worden gemaakt. Het verminderen van het aantal bevoegdheden en daarmee het aantal verschillende procedures. Dit zou een besparing voor bedrijven kunnen opleveren. Brancheorganisaties communiceren de werkwijze van de Wabo naar hun achterban. Als de gemaakte afspraken ertoe leiden dat bedrijven te maken hebben met een vermindering van het aantal procedures dan besparen 13.800 (Q1) bedrijven die gemiddeld jaarlijks een bouwvergunning aanvragen € 3.000 (P1) per jaar. Daarnaast kan een lange doorlooptijd ervoor zorgen dat bedrijven niet tijdig kunnen anticiperen op de markt en daarmee omzet mislopen. Het komt ook voor dat de vergunningaanvrager extra onderzoek moet laten uitvoeren om de aanvraag nader te onderbouwen. Er wordt vanuit gegaan dat dit voor 5% van de aanvragen geldt. Dat komt neer op ongeveer 700 (Q2) aanvragen waarbij extra onderzoek moet worden gedaan. Er wordt vanuit gegaan dat een onderzoek een bedrijf minstens € 25.000 (P2) kost. De mogelijke omzetderving wordt in dit onderzoek niet gekwantificeerd, omdat dit onderzoek gericht is op lasten besparing. Potentiële besparing (AL) = (P1 * Q1) + (P2 * Q2) = (€ 3.000 * 13.800) + (€ 25.000 * 700) = € 58.900.000.
SIRA Consulting - 10066442 bijlage3
11