Knelpunten en oplossingsrichtingen bij omschakeling
Quick Scan Omschakeling naar Biologische Landbouw in Noord-Holland anno 2007
bioKennis
Quick Scan Omschakeling naar Biologische Landbouw in Noord-Holland anno 2007 Knelpunten en oplossingsrichtingen bij omschakeling
Wijnand Sukkel & Bartold van der Waal
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Projectnummer: 3250088300 november 2007
© 2007 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave.
Projectnummer: 3250088300
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Adres Tel. Fax E-mail Internet
: : : : : :
Edelhertweg 1, lelystad Postbus 430, 8300 AK Lelystad 0320 - 291111 0320 - 230479
[email protected] www.ppo.wur.nl
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
2
Inhoudsopgave pagina 1
CONCLUSIES EN SAMENVATTING............................................................................................................ 5 1.1 Belangrijkste conclusies en aanbevelingen ........................................................................................ 5
2
AANLEIDING EN AANPAK QUICK SCAN ..................................................................................................... 7 2.1 Aanleiding en onderzoeksvraag........................................................................................................ 7 2.2 Werkwijze....................................................................................................................................... 8
3
ONTWIKKELINGEN IN DE BIOLOGISCHE LANDBOUW: LANDELIJK EN IN NOORD-HOLLAND ........................... 9 3.1 Gangbare en biologische landbouw in Noord-Holland ......................................................................... 9 3.2 Beleid voor ondersteuning omschakeling ........................................................................................ 10 3.3 Ontwikkeling vraag en aanbod 1999 - 2007.................................................................................... 10
4
KNELPUNTEN ROND OMSCHAKELING.................................................................................................... 13
5
OMSCHAKELEN NAAR BIOLOGISCHE LANDBOUW: ACHTERGRONDEN ...................................................... 15
6
STIMULEREN VAN OMSCHAKELING........................................................................................................ 17 6.1 Wel of niet stimuleren.................................................................................................................... 17 6.2 Hoe te stimuleren? ........................................................................................................................ 17
7
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ........................................................................................................ 23
LITERATUUR................................................................................................................................................ 29 BIJLAGE 1 LIJST MET GEÏNTERVIEWDE PERSONEN UIT NOORD-HOLLAND ....................................................... 33
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
3
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
4
1
Conclusies en samenvatting
1.1
Belangrijkste conclusies en aanbevelingen
Conclusies ten aanzien van aanbodskrapte en noodzaak tot omschakeling x Door een grote vraag in de markt is er voor de meeste productgroepen momenteel ruimte voor uitbreiding van het aanbod van biologische producten. x De grootste tekorten in het aanbod komen voor bij de productgroepen zuivel (inclusief schapen en geiten), varkensvlees, industriegroenten, verse markt groenten en glasgroenten. x Uitbreiding van bestaande biologische bedrijven en extra import van biologische producten is in de meeste gevallen onvoldoende om aan de huidige grote marktvraag te kunnen voldoen. x Er is een behoefte aan uitbreiding van het aantal biologische bedrijven om de huidige tekorten in het aanbod te kunnen oplossen. Er wordt momenteel maar mondjesmaat omgeschakeld naar biologische landbouw. x Door de verplichte omschakelperiode van twee (één- en tweejarige teelten en blijvend grasland) of drie jaar (overblijvende gewassen) is het voor een aantal sectoren erg moeilijk om tot een goede en tijdige afstemming te komen van het geproduceerde volume op het gevraagde volume. x Noord-Holland heeft ten opzichte van gangbaar, relatief weinig biologische akkerbouw en groenteteelt. x Voor de bollen en snijbloemen is er geen sprake van structurele tekorten in de productie.
Conclusies ten aanzien van de belemmeringen voor omschakeling x Als belangrijke belemmeringen voor omschakeling worden genoemd: -
Onbekendheid met en negatief beeld van de biologische bedrijfsvoering.
-
Onvoldoende vertrouwen in de biologische markt.
-
Economische drempels als hoge investeringen en daling van het inkomen in de omschakelperiode.
-
Geen economische voordeel ten opzichte van gangbare productie.
-
Vergrijzing en gebrek aan ondernemerschap in de agrarische sector.
-
De vaak hoge specialisatiegraad in de groenteteelt.
x Voor de sectoren zuivel, rundvlees en sierteelt spelen de ketenpartijen een belangrijke sturende rol in de omschakeling. In deze sectoren is men vrij positief over de mogelijkheden voor een goede afstemming van vraag en aanbod. x Een algemeen voorkomend gevoel is een huiver voor verstoring van de nog vaak fragiele markt door een te snelle of niet marktgestuurde groei van het aanbod.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
5
Belangrijkste aanbevelingen voor stimulering van omschakeling (relevant voor de provincie NoordHolland) x
Leg de verantwoordelijkheid voor het stimuleren van omschakeling naar biologische landbouw vooral neer bij de biologische sector zelf.
x
Stem de activiteiten en plannen op verschillende bestuurlijke niveaus goed op elkaar af.
x
Stimuleer de groei van biologische landbouw niet alleen door afzetbevordering maar besteedt ook blijvend aandacht aan bevordering van omschakeling.
x
Verbeter de communicatie tussen de gangbare en de biologische sector, zowel bij ondernemers en hun erfgangers als bij de ketenpartijen en instituties.
x
Stimuleer omschakeling alleen als er sprake is van goede vooruitzichten voor afzet van het biologische product.
x
Zet omschakelsubsidies en gunstige investeringregelingen alleen in als deze gekoppeld zijn aan afzetzekerheid.
x
Bereid omschakelaars optimaal voor door omschakelcursussen, goede omschakelplannen en begeleiding bij omschakeling.
Aanbevelingen voor nadere verkenning van instrumenten en stimulansen (relevant voor de provincie Noord-Holland) x
Verken de potentie van het organiseren en benutten van een grotere buffercapaciteit in de productie.
x
Inventariseer de mogelijkheden voor specialisatie en de bevordering van ‘deelbouw’ in de biologische landbouw.
x
Verken hoe de negatieve gevolgen van vergrijzing in de (biologische) landbouw beperkt kunnen worden en hoe er gebruik gemaakt kan worden van de kansen die dit biedt voor groei van de biologische landbouw.
x
Breng belemmeringen in de regelgeving in kaart, zowel op landelijk, provinciaal als gemeentelijk niveau en bekijk waar aanpassingen mogelijk of zinvol zijn.
x
Verken de mogelijkheden van nieuwe biologische productietakken zoals aquacultuur en ondersteun initiatieven op dit gebied.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
6
2
Aanleiding en aanpak Quick Scan
2.1
Aanleiding en onderzoeksvraag
In het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer op 11 april 2007 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) toegezegd te onderzoeken of er knelpunten zijn rond omschakeling naar de biologische landbouw. Om dit inzicht te genereren heeft LNV opdracht gegeven tot een Quick Scan over de stand van zaken anno 2007.
Op hetzelfde moment leefden er vragen over beleid ter bevordering van biologische landbouw in Noord-Holland. In de vergadering van de provinciale staten van 25 juni 2007 werd hierover een motie aangenomen. Op basis van deze motie werd besloten te inventariseren hoe de biologische sector haar aanbod en areaal kan uitbreiden, hoe de provincie dit kan stimuleren en vast te stellen welke financiële middelen daarvoor nodig zijn.
Om de vraag voor Noord-Holland te beantwoorden is dankbaar gebruik gemaakt van de Quick Scan die de landelijke situatie in kaart moest brengen. Op basis van deze landelijke inventarisatie is er verder ingezoomd op de situatie in Noord-Holland daar waar deze afwijkend is van het landelijke beeld.
In dit rapport wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen: 1. Is er anno 2007 sprake van knelpunten rond omschakeling van primaire producenten van gangbare naar biologische landbouw? 2. Wat maakt het dat ondernemers juist wel of juist niet gaan omschakelen? 3. Wat zijn mogelijke oplossingsrichtingen ter bevordering van meer duurzame economische omschakeling van gangbare ondernemers naar biologisch?
Bij de genoemde vragen wordt uitgegaan van de landelijke situatie en nagegaan of de situatie voor Noord-Holland afwijkend is. Als achterliggende vraag is meegenomen of er vanuit de markt geredeneerd een noodzaak is voor groei van het aanbod van biologische producten en of deze groei door omschakeling gerealiseerd moet worden.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
7
2.2
Werkwijze
Om een beeld te krijgen van de stand van zaken rond omschakeling is gekozen voor het houden van semigestructureerde telefonische interviews bij sleutelspelers in de sector en bij een aantal omschakelaars of geïnteresseerden in omschakeling. Voor Noord-Holland zijn er een twintigtal interviews uitgevoerd. De te interviewen personen in Noord-Holland zijn zodanig gekozen dat ze aanvullend zijn aan het vijftigtal interviews dat voor de landelijke quick scan is gehouden. Daarnaast is er gebruik gemaakt van bestaande wetenschappelijke en vakliteratuur op dit gebied, beleidsevaluaties en van materiaal dat rond deze problematiek onlangs verzameld is door diverse instellingen. De geïnterviewde sleutelpersonen in Noord-Holland zijn vertegenwoordigd uit verschillende groepen uit de keten en uit de belangenbehartiging of ondersteuning. Daarnaast is er nadrukkelijk gekeken naar de verschillende sectoren in Noord-Holland. Bevraagd zijn onder meer gangbare en biologische primaire producenten, handelspartijen, retailers, adviseurs en belangenbehartigers. Voor de lijst van geïnterviewde personen zie bijlage 1.
Leidraad voor de interviews in Noord-Holland waren de volgende vragen: A. Is er noodzaak tot nieuwe omschakeling? B. Wat zijn de belangrijkste belemmeringen om te kunnen omschakelen? C. Als men twijfelt, welke belemmering moet worden weggenomen om toch te gaan omschakelen? D. Als men wel gaat omschakelen: Wat is de reden om wel om te schakelen? E. Wat zijn mogelijke oplossingsrichtingen ter bevordering van meer duurzame economische omschakeling van gangbare ondernemers naar biologisch?
In de verslaglegging van de resultaten is zoveel mogelijk eerst een samenvatting van de landelijke resultaten weergegeven. Vervolgens wordt ingegaan op de specifieke situatie in Noord-Holland.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
8
3
Ontwikkelingen in de biologische landbouw: landelijk en in Noord-Holland
3.1
Gangbare en biologische landbouw in Noord-Holland
De relatieve omvang van de verschillende land- en tuinbouwsectoren in Noord-Holland wijken duidelijk af van het gemiddelde van Nederland. Vooral bedrijven met vollegrondsgroenten, bloembollen, sierteeltproducten en bedrijven met schapen komen meer voor dan in de rest van Nederland. De akkerbouw en de melkveehouderij als grote sectoren komen iets minder voor dan gemiddeld in Nederland. (Smit en Venema, 2004). De helft van het oppervlakte cultuurgrond in Noord-Holland bestaat uit grasland. Andere qua oppervlak belangrijke sectoren zijn de akkerbouw, bloembollen en vollegrondsgroenten met respectievelijk 27%, 10% en 4% van het oppervlakte cultuurgrond (Smit en Venema, 2004). De productie van snijbloemen en potplanten is in Noord-Holland economisch een belangrijke activiteit. Qua oppervlakte grondgebruik is de omvang echter relatief beperkt. Verbrede landbouw komt relatief veel voor in Noord-Holland. Op 26% van de bedrijven in Noord-Holland vinden verbredingsactiviteiten plaats tegenover 20% als landelijk gemiddelde.
De biologische landbouw in Noord-Holland is niet representatief verdeeld over de landbouwsectoren zoals die in de provincie voorkomen. Het biologische areaal bestaat voor 87% uit grasland en voor 10% uit akkerbouw en groenteteelt. De overige 3% van het biologische areaal wordt voornamelijk ingenomen door voedergewassen. (Eko- en Bio-monitor 2001 tot 2007). De ontwikkeling van de biologische akkerbouw en groenteteelt blijft ver achter bij het landelijke beeld. Verder is specifiek bij de bloembollen en de sierteelt slechts een zeer gering percentage van de bedrijven biologisch.
Een belangrijke oorzaak voor het achterblijven van omschakeling in de groenteteelt is de verregaande specialisatie op vooral kool, dat typerend is voor Noord-Holland. Voor gespecialiseerde is het moeilijker om te schakelen naar biologische landbouw vanwege de hiervoor gewenste ruime vruchtwisseling. De relatief grote omvang van de biologische melkveehouderij heeft vooral te maken met de beperkingen in de productieomstandigheden in de gebieden waterland en de droogmakerijen.
Een belangrijke externe invloed voor de landbouw in Noord-Holland is de verstedelijking in de zuidelijke helft van Noord-Holland. Deze situatie biedt kansen voor biologische en verbrede landbouw en voor directe afzet van producten in deze regio.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
9
3.2
Beleid voor ondersteuning omschakeling
Van 1994 tot en met 2002 en in 2004 het landelijk beleid vooral vorm gegeven door stimulering van omschakeling via de Regeling Stimulering Biologische Productie (RSBP). Deze regeling voorzag in subsidie per hectare voor omschakeling en een voortzetting. Naast de RSBP kon er gebruik gemaakt worden van groenfinanciering voor investeringen en van een investeringspremieregeling voor omschakeling naar de biologische varkenshouderij (eind 2001 – begin 2002). Na 2004 is er geen sprake meer van omschakelsubsidies. Biologische bedrijven ontvangen sinds 2006 een zogenaamde voortzettingsubsidie welke gelijk is aan de kosten van de certificering voor de biologische productiemethode op het bedrijf. Sinds 2001 richt het landelijk beleid rond de stimulering van biologische landbouw zich sterk op de ontwikkeling van vooral de vraagkant van de markt. Dit beleid is ingezet met de beleidsnota ‘Een biologische markt te winnen’ (periode 2001-2004). Dit beleid van vraagstimulering zet zich tot op heden voort. Een ander belangrijk landelijk instrument is de steun voor kennisontwikkeling via onderzoek en voor kennisoverdracht. De provincie Noord-Holland ziet biologische landbouw als een belangrijk middel om de landbouw verder te verduurzamen. De provincie besteedt relatief veel aandacht aan ondersteuning van de ontwikkeling van biologische landbouw. Het beleid van de provincie sluit aan bij het landelijke beleid en richt zich vooral op stimulering van markt en afzet en stimuleren van innovaties. Dit beleid heeft er naar verwachting mede aan bijgedragen dat de biologische landbouw in Noord-Holland de laatste jaren relatief sneller gegroeid is dan de landelijke gemiddelde groei. Noord-Holland neemt momenteel de tweede plaats in als het gaat over het percentage biologische cultuurgrond per provincie.
3.3
Ontwikkeling vraag en aanbod 1999 - 2007
Groei van de consumentenbestedingen tot 2007 De consumentenbestedingen aan biologische producten laten zowel wereldwijd als in Nederland sinds 1999 een regelmatig stijgende lijn zien. Deze lijn zet zich tot op heden voort. De laatste jaren is de vraag weer wat sneller gaan groeien. De aanbodkant heeft zich niet op dezelfde manier ontwikkeld. Het aantal bedrijven en het areaal is in de periode 1999-2002 sterk gegroeid. Deze groei werd veroorzaakt door de positieve marktvooruitzichten en de financiële ondersteuning van de overheid voor omschakeling en investeringen. Door diverse oorzaken was de afzet en prijsvorming in de periode 2002-2005 minder gunstig dan verwacht. De snelle groei van het areaal en aantal bedrijven en de tegenvallende markt hebben geleid tot een aantal beeldbepalende incidenten waaronder faillissementen en bedrijfsbeëindigingen. Deze gebeurtenissen hebben bij gangbare ondernemers sterk bijgedragen aan het huidige negatieve imago van de biologische afzetmarkt en bedrijfsvoering.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
10
Mede door de tegenvallende marktontwikkeling is het aantal biologische bedrijven in Nederland sinds 2002 licht gedaald en het biologische areaal is sinds 2004 niet verder gegroeid. De markt lijkt hierdoor weer in evenwicht te zijn gekomen. De laatste jaren buigt het aanbodsoverschot langzaam om naar een aanbodskrapte.
500
consumentenbestedingen
miljoenen Euro's
450 400 350 300 250 200 1999
Figuur 1.
2000
2001
2002 2003 jaar
2004
2005
2006
Ontwikkeling Nederlandse consumentenbestedingen aan biologische producten van 1999 tot en met 2006 in miljoenen Euro’s (bron: Eko-monitor 2001 tot en met 2005; Bio-monitor 2006).
Over de ontwikkeling van de consumentenbestedingen voor biologische producten in Noord-Holland, zijn geen concrete data beschikbaar. Landelijk gezien is bij productgroep aardappels, groenten en fruit het marktaandeel van biologische producten met 4,4% van de consumentenbestedingen het grootst. Noord-Holland levert in deze productgroep relatief veel gangbaar en relatief weinig biologisch product. Verder zijn de distributiekanalen voor directe afzet zoals boerderijwinkels, boerenmarkten en internetverkoop, landelijk sterk groeiende. De verkopen op boerderijwinkels groeiden in 2006 met ruim 15% en de internetverkoop groeide met 13% ten opzichte van 2005. Juist in de meer verstedelijkte omgeving in het zuidelijke deel van Noord-Holland bieden de directe verkoopkanalen kansen voor groei.
Aanbodskrapte anno 2007 Het algemene landelijke beeld over vrijwel alle producten is dat het aanbod anno 2007 licht tot zeer sterk achter blijft bij de vraag. Voor de productgroepen zuivel, varkensvlees, industriegroenten, verse markt groenten, glasgroenten en fruit blijkt de aanbodskrapte het meest urgent. Een ander algemeen beeld is echter een huiver voor verstoring van de nog vaak fragiele markt door een te snelle groei van het aanbod. Er is een duidelijk onderscheid te zien tussen sterk ketengestuurde sectoren met een beperkt aantal producten en
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
11
marktspelers en sectoren met een grote diversiteit aan producten als de akkerbouw en de teelt van vollegrondsgroenten. Voor de sectoren zuivel en vlees zijn er weliswaar tekorten, maar de keten heeft zelf meestal een goed beeld van de situatie in de markt en hoe de tekorten opgelost moeten worden. Voor de sectoren akkerbouw en vollegrondsgroenten zijn er vele ketenpartijen (granen, industriegroenten, aardappelen, versmarkt groenten), ieder met hun eigen belangen, dynamiek en organisatiestructuur. Van een structureel inzicht in de aanbodskrapte en een gezamenlijke visie over de aanpak hiervan is bij deze sectoren nauwelijks sprake.
Vooral voor de productgroepen groenten en zuivel biedt de landelijke aanbodskrapte kansen voor omschakeling van bedrijven in Noord-Holland. Specifiek bij de aanbodskrapte van zuivel is de zeer grote schaarste in biologische geiten- en schapen zuivel. Vooral de biologische schapenhouderij lijkt hierbij goed te passen in Noord-Holland.
Voor rundveevlees is er momenteel geen grote krapte op de markt. De vraag blijft echter groeien en er lijkt op de korte en middenlange termijn ruimte voor uitbreiding. Noord/Holland heeft hierbij het voordeel van korte aanvoerlijnen naar de slachterij bij Amsterdam.
Voor de sierteelt (bollen en snijbloemen) is er geen sprake van structurele aanbodskrapte. Mocht voor de bollen de vraag gaan groeien waardoor er meer productiecapaciteit nodig is, dan kan daar snel op ingespeeld worden. Bollentelers hebben geen omschakeljaren doordat ze biologische grond huren van biologische akkerbouwers. Voor biologische snijbloemen is er behoefte aan nieuwe omschakelende kastelers om een voldoende breed assortiment te kunnen bieden. Ook voor de snijbloemen lijken de huidige producenten voldoende in het aanbod te kunnen voorzien.
Voor een aantal sectoren is er nog weinig vraag naar biologisch product maar lijkt er landelijk wel potentie te zijn in de markt. Dit geldt ondermeer voor biologische wijnbouw, kleinfruit en voor aquacultuur. Vooral voor aquacultuur lijken er voor Noord-Hollandse bedrijven kansen te zijn voor groei.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
12
4
Knelpunten rond Omschakeling
Vrijwel alle partijen zijn het er over eens dat er ruimte is voor nieuwe omschakelaars, dat er momenteel onvoldoende bedrijven omschakelen en dat er een noodzaak is om nieuwe omschakeling te bevorderen en te sturen. Skal geeft aan dat er in de eerste helft van 2007 voor het eerst sinds jaren weer een lichte stijging van het aantal bedrijven is waar te nemen. Deze stijging is echter onvoldoende om voor alle sectoren in de vraag te kunnen voorzien. Landelijk gezien lijkt er op korte termijn en bij het huidige groeitempo van de vraag, ruimte voor voor ongeveer 10% groei. Voor Noord-Holland wordt ingeschat dat voor de korte termijn er een groeipotentie is van 20 tot 30 bedrijven.
Het tekort aan omschakelaars wordt in de veehouderij als een minder groot knelpunt ervaren dan in de plantaardige sector. Men ziet het als een tijdelijk en oplosbaar probleem. Dit heeft vooral te maken met het sterk ketengestuurde karakter van de veehouderij. De afnemers treden sterk sturend op in de omvang van de primaire productie. Zowel producenten als afnemers zijn van mening dat zonder afzetcontract of afzetgarantie er niet moet worden omgeschakeld.
In vrijwel alle sectoren wordt zowel landelijk als in Noord-Holland een aantal oorzaken voor de trage omschakeling vaak genoemd. Deze zijn:
A. Onbekendheid met en negatief beeld van de biologische bedrijfsvoering De biologische bedrijfsvoering is weinig bekend bij gangbare boeren en er bestaat een beeld van veel arbeid, onvoorspelbaarheid en regelmatige calamiteiten in de bedrijfsvoering. B. Geen vertrouwen in de markt Onvoldoende vertrouwen in de stabiliteit en duurzaamheid van de markt voor biologische producten. C. Economische belemmeringen Omvang van (des)investeringen, inkomensdip tijdens omschakeling. D. Geen economisch voordeel De gangbare productprijzen zijn evenals de biologische productprijzen goed en dus is er geen noodzaak tot omschakeling. E. Vergrijzing en gebrek aan ondernemerschap De gemiddelde leeftijd van de huidige agrarische ondernemer is hoog. Men is vaak teveel traditioneel boer en te weinig ondernemer. F. Biologisch is geen geschikte bedrijfsoptie De omschakeling naar biologisch is niet haalbaar omdat het bedrijf te gespecialiseerd is, niet in een goed gebied ligt, er (nog) onvoldoende markt is voor specifiek product.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
13
G. Onvoldoende vakmanschap Men heeft nog onvoldoende vertrouwen in eigen vakmanschap om biologisch te kunnen telen. H. Onvoldoende beschikbare kennis Vooral voor enkele van de kleinere sectoren vindt men vaak dat er te weinig technische kennis beschikbaar is om te kunnen omschakelen. I. Moeilijke zij-instroom Ondernemers die niet uit de sector zelf afkomstig zijn kunnen nauwelijks een bedrijf starten.
Het beeld voor Noord-Holland sluit nauw aan bij het landelijk beeld. Er zijn enige kleine verschillen. De belemmeringen ´geen vertrouwen in de markt´ , ´geen economisch voordeel´ en ´biologische is geen geschikte bedrijfsoptie´ lijken bij de ondernemers in Noord-Holland wat sterker te spelen als landelijk. De Noord-Hollandse agrarische ondernemer lijkt hierbij een wat pragmatischer insteek te hebben dan de landelijke agrarisch ondernemer. Het feit dat biologische landbouw regelmatig als ongeschikte bedrijfsoptie wordt ervaren, heeft vooral te maken met de specialisatie op een of enkele gewassen in de plantaardige productie.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
14
5
Omschakelen naar biologische landbouw: Achtergronden
Een aantal omstandigheden zijn sterk bepalend voor de huidig beleefde belemmeringen bij omschakeling en voor de keuze van potentiële maatregelen om omschakeling te bevorderen. Dit zijn de relatieve inflexibiliteit van de markt voor biologische producten (door de lengte van de omschakelperiode), de communicatiekloof tussen de biologische en gangbare sector, de vergrijzing en de ervaringen uit het verleden bij stimulering van omschakeling.
De Nederlandse biologische sector is voor een belangrijk deel afhankelijk van export. Het exportvolume per land kan vrij sterk fluctueren en is moeilijk voorspelbaar. Samen met de inflexibiliteit in het productievolume door de lange omschakelperiode is het vrijwel onontkoombaar dat er tijdelijke tekorten of overschotten optreden. Een goed marktinzicht en buffercapaciteit in de productie zou dit probleem het hoofd kunnen bieden.
Een onjuiste of onvolledige beeldvorming bij gangbare ondernemers over biologische landbouw en de kloof tussen gangbaar en biologisch, worden genoemd als belangrijke belemmeringen voor gangbare ondernemers om biologische landbouw als een serieuze bedrijfsoptie te overwegen. De onjuiste beelden die door de respondenten genoemd en in de literatuur bevestigd worden, liggen zowel in de (teelt)techniek, de markt en economie als in de (sociale) omgeving. Er zijn weinig contacten tussen biologische en gangbare landbouw en de contrasten en vooroordelen zijn verder aangescherpt door incidenten. Dit vraagt om een specifieke aandacht voor communicatie en samenwerking tussen de biologische en gangbare sector.
Er is vaak sprake van een tijdelijke terugslag in de omzet en het inkomen in de omschakeljaren maar soms ook in enkele jaren daarna. De omzetderving kan per bedrijf sterk verschillen. De snelheid waarmee men de terugslag te bovenkomt eveneens. Zeker tijdens mindere jaren in de biologische landbouw komen omschakelende of net omgeschakelde bedrijven in (financiële) problemen. Veel gemaakte fouten zijn dat omschakelaars niet meteen de juiste investeringen doen en bij gebrek aan ervaring beginnersfouten maken. Hierdoor zijn opbrengsten en kwaliteit vaak niet voldoende en profiteert men niet van de meerprijs van biologische producten. Omschakeling kan verder gepaard gaan met een hoge investeringsbehoefte, zoals mechanisatie, stalsystemen en nieuwe aanplant (fruit).
De hoge mate van specialisatie in vooral de plantaardige sectoren, maakt omschakeling naar biologische landbouw moeilijk. Voor biologische landbouw is een voldoende ruime vruchtwisseling noodzakelijk. Omschakelen naar biologische landbouw betekent dat er meer gewassen geteeld moeten worden op het bedrijf. De overstap betekent hierdoor dat een stuk specialisatie opgegeven moet worden. Dit heeft als consequentie dat in het verleden gedane investeringen in specialisatie teniet gedaan worden. Het probleem is mogelijk op te lossen door onder andere grondruil en samenwerking. In Noord-Holland is een relatief groot aandeel van de bedrijven
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
15
gespecialiseerd, Dit geldt bijvoorbeeld voor de glastuinbouw en voor de teelt van vollegrondsgroenten.
De vergrijzing en het gebrek aan bedrijfsopvolging leidt in de meeste sectoren tot een lager potentieel aan omschakelaars. Dit beeld geld zowel landelijk als in Noord-Holland. In Noord-Holland is vooral in de akkerbouw, de vollegrondsgroententeelt,de potplantenteelt en in de groep afbouwende melkveehouders, de gemiddelde leeftijd hoog. De oudere ondernemers zullen minder bereid zijn om nog drastische veranderingen in de bedrijfsvoering door te voeren. Vergrijzing biedt ook kansen omdat er grond vrijkomt of omdat de voor biologische landbouw noodzakelijke extensivering juist past bij het afbouwen van een bedrijf. De gevolgen van de vergrijzing en de kansen en bedreigingen die dit biedt voor biologische landbouw moeten nog goed in kaart worden gebracht.
De situatie van aanbodskrapte is niet nieuw. Deze deed zich in tussen 1998 en 2002 ook voor. In deze jaren is er te snel omgeschakeld met als gevolg een te groot aanbod en een laag prijsniveau van de producten. Een belangrijke les uit deze periode is dat omschakeling vooral marktgericht moet zijn. Geen omschakeling en ook geen (financiële) ondersteuning zonder afzetzekerheid. De laatste jaren was bij omschakelaars de biologische landbouw één van de opties naast schaalvergroting, specialisatie of andere vormen van toegevoegde waarde aan het product. Bij financiële doorrekening van bedrijven wordt vaak het verschil in financieel resultaat tussen gangbaar en biologische bedrijfsvoering als te klein ervaren voor het risico dat men neemt. Bovendien zijn de prijzen van gangbare producten ook behoorlijk gestegen, dus de meerprijs van biologisch is ook weer niet zó spectaculair. Dit gecombineerd met de relatief hogere leeftijd van veel gangbare boeren: met de betere prijzen voor gangbare producten ‘zingt hij het nog wel een paar jaar uit’.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
16
6
6.1
Stimuleren van omschakeling
Wel of niet stimuleren
Er is anno 2007 een aanbodskrapte van biologisch product. Deze aanbodskrapte kan niet afdoende worden opgelost worden door meer import of door het vergroten van de huidige biologische bedrijven. Omschakeling leidt bij de grondgebonden sectoren pas na enkele jaren tot groei van het aanbod. Om deze redenen moet er voor een evenwichtige groei van de biologische landbouw tijdig opgetreden worden als de groei van het aanbod achterblijft bij de groei van de vraag. Een te snelle groei van het aanbod kan de markt weer snel verstoren en prijzen weer doen dalen tot onder kostprijsniveau. Daarom moet omschakeling en het stimuleren hiervan op basis van een helder inzicht in de marktontwikkelingen plaatsvinden. Ketenpartijen dienen hier een belangrijke rol te spelen door een goede kennis van markt op korte en middellange termijn en met het bieden van afzetzekerheden.
Uit de interviews, de bestudeerde literatuur en de analyse van de huidige situatie wordt de conclusie getrokken dat naast bevordering van de afzet er (voorwaardelijke) stimulering van omschakeling noodzakelijk is. Afzetbevordering blijft hierbij een belangrijk onderdeel van de bevordering van de groei van biologische landbouw.
Een distributiekanaal waar weinig zicht is op de omvang van de vraag en de tekorten is de directe afzet via onder andere boerenmarkten en huisverkoop. De verwachting is echter dat door de korte lijnen tussen consument en producent hier snel een evenwicht wordt bereikt tussen vraag en aanbod.
6.2
Hoe te stimuleren?
Voor de beantwoording van de vraag ´hoe omschakeling te stimuleren?´ wordt allereerst uitgegaan van de in hoofdstuk 4 gesignaleerde belemmeringen bij omschakeling. Verder wordt een aantal kansen genoemd voor ontwikkeling van de biologische landbouw in Noord-Holland waarop het beleid kan inspelen. De verantwoordelijkheid voor een evenwichtige groei ligt vooral bij de sector zelf. De overheid zorgt hierbij voor de juiste randvoorwaarden en stimuleert en ondersteunt op onderdelen. De belangenorganisaties spelen een belangrijke rol in de communicatie en de coördinatie van de stimulering van omschakeling. De Taskfroce-MBL en ketenmanagers spelen een spilfunctie in de afstemming tussen ketenpartijen en de ketenpartijen dienen vanuit een uitstekend marktinzicht bij te dragen aan duidelijkheid over de afzetmogelijkheden en het bieden van afzetzekerheden.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
17
Communicatie en kennis Als eerste moet de groep potentiële omschakelaars worden vergroot. Er zijn momenteel weinig gangbare boeren die biologische landbouw als serieuze optie voor hun bedrijf zien. Hiervoor moet de communicatie naar de gangbare sector over de biologische bedrijfsvoering en de biologische sector op alle niveaus sterk verbeterd worden. De provincie zowel als de overheid kunnen deze communicatie ondersteunen. De biologische sector zal hier echter zelf een hoofdrol in moeten spelen.
Een goede voorbereiding voor omschakeling en begeleiding tijdens omschakeling en in de omschakelperiode zijn verder belangrijk voor het vertrouwen in het omschakelproces en het voorkomen van mislukkingen. Ondernemers kunnen voorbereid worden door een goed omschakelplan, door omschakelcursussen en door begeleiding tijdens de omschakelperiode. Nieuwe omschakelaars kunnen daarbij veel van bestaande biologische boeren leren. Een ´buddy´ systeem waarbij een biologische boer een nieuwe omschakelaar begeleid zou hierbij bijvoorbeeld erg waardevol kunnen zijn.
Markt en afzet Vertrouwen in de marktperspectieven van het biologische product is belangrijk voor de bereidheid tot omschakeling. Daarom is voortzetting van de afzetbevordering, zowel landelijk als regionaal, de basis van de groei van de biologische landbouw. Landelijke activiteiten dienen nauw afgestemd te worden op regionale activiteiten.
De ketenpartijen kunnen meer doen om afzetzekerheid (bij een acceptabel prijsniveau) te bevorderen door met afnemers en leveranciers van biologisch product langer lopende verplichtingen aan te gaan. Ook kunnen ketenpartijen een rol spelen in het tot meerwaarde brengen van het omschakelproduct. Hiermee wordt de inkomensachteruitgang in de omschakelperiode beperkt. Bij een hoge afzetzekerheid bij een acceptabel prijs kunnen financiële instellingen of overheden financiële instrumenten inzetten om de inkomsten achteruitgang in de omschakelperiode te compenseren of de investeringsbehoefte te dekken.
Het bieden van afzetzekerheid en het verkrijgen van een goed marktinzicht is bij de sectoren akkerbouw en vollegrondsgroenten lastig. Dit omdat de afzet erg versnipperd is over verschillende afnemers. Voor deze sectoren is een betere samenwerking en afstemming tussen afnemers belangrijk voor een evenwichtige groei van de productie. Het gaat hierbij vooral om nationale en internationale afzet en om landelijke partijen. Stimulansen voor samenwerking zullen dan ook vooral op nationaal niveau moeten worden opgepakt.
Bedrijfseconomische stimulansen Ver doorgevoerde specialisatie op het productiebedrijf is voor een grote groep gangbare ondernemers een belemmering voor omschakeling. Een belangrijke reden hierbij is dat bedrijfsinvesteringen in specialisatie
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
18
onvoldoende te gelde kunnen worden gemaakt. Ondersteuning of bevordering van de mogelijkheden voor deelbouw en samenwerking tussen biologische ondernemers kunnen de mogelijkheden voor omschakeling van specialisten verruimen. Een belangrijke drempel voor omschakeling van gangbare naar biologische landbouw is de dip in het inkomen van de ondernemer tijdens de omschakelperiode. Tijdens de omschakeling heeft de ondernemer extra kosten en investeringen vanwege de biologische productiewijze. Ook in de opbrengsten treedt vaak een extra dip op door aanloopverliezen, onervarenheid maar ook omdat de grond of het grasland tijd nodig heeft om weer volledig productief te zijn. De producten die in de omschakelperiode geproduceerd worden, moeten meestal tegen de gangbare opbrengstprijs afgezet worden. De omschakelsubsidie die er in de jaren 1998 tot en met 2004 was, wil niemand terug. Toch wordt door een groot aantal geïnterviewden financiële ondersteuning bij omschakeling wenselijk geacht. Dit vooral in de sectoren met een relatief lange omschakelperiode en die te maken krijgen met een sterke inkomensachteruitgang tijdens deze periode. In Noord-Holland is men sterker voorstander van het verstrekken van omschakelsubsidies dan landelijk. Om te voorkomen dat het aanbod door subsidies weer te snel groeit en overschotten gaan ontstaan, is men voorstander van een beperkte subsidie die sterk gekoppeld is aan afzetgaranties. Dus alleen omschakelsubsidie bij een bepaald volume aan gegarandeerde afzet van biologisch product tegen een meerprijs ten opzichte van gangbaar. Ook de eerdergenoemde afzet van omschakelproducten kan sterk bijdragen aan het voorkomen van een sterke achteruitgang in inkomen tijdens de omschakelperiode.
De benodigde investeringen voor omschakeling kunnen in een aantal sectoren zoals de akkerbouw en groenteteelt (mechanisatie), kasteelt (kassystemen) een belemmering betekenen voor omschakeling. Door een aantal magere jaren hebben veel bedrijven weinig reserves. Vooral de combinatie van een investeringsondersteuning en toepassing van een lage rente door financiers kan voor een aantal sectoren de drempel voor omschakeling verlagen. De investeringen die bij omschakeling gedaan moeten worden, bevorderen een meer duurzame landbouw. Tegemoetkoming in de rentekosten of ruime mogelijkheden voor fiscale aftrekbaarheid voor deze investeringen is daarmee verdedigbaar. Er zijn vanuit de landelijke overheid een aantal mogelijkheden voor steun bij investeringen zoals de regeling groenprojecten de regelingen willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil), de Milieu InvesteringsAftrek (MIA) en eventueel de investeringen in energiebesparing en duurzame energie (Energie InvesteringsAftrek, EIA). Het is onduidelijk of deze instrumenten voldoende zijn om de investeringsdrempel bij bedrijven voldoende te verlagen om tot omschakeling over te gaan.
Vergrijzing Gezien de vergrijzing in de landbouw neemt het aantal beschikbare ondernemers af. Dit geldt zowel voor de biologische als de gangbare landbouw. Vergrijzing biedt zowel bedreigingen als kansen. Oudere ondernemers willen vaak wel verder boeren, maar dan wat minder intensief. Melkveehouders stoppen bijvoorbeeld met het houden van melkvee maar blijven extensief
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
19
vleesvee houden. Deze groep kan relatief eenvoudig omschakelen naar biologische landbouw. Gerichte informatie over biologische landbouw voor deze ondernemers kan mogelijk een aantal over de streep helpen om om te schakelen. Daarnaast wordt door bedrijfsbeëindiging van biologische bedrijven in een aantal gevallen biologische grond weer terug naar gangbaar gebruik. Vrij veel (biologische) ondernemers hebben geen bedrijfsopvolger. Aan de andere kant is er een groep van potentiële biologische ondernemers die wel wil, maar niet kan omdat ze niet vanuit bedrijfsopvolging aan een landbouwbedrijf kunnen komen. Deze starters in de biologische landbouw vormen een speciale groep in relatie tot investeringen. Vanuit het niets een landbouwbedrijf beginnen is momenteel vrijwel onmogelijk. De investeringen zijn erg hoog, zelfs voor een relatief klein bedrijf dat gericht is op directe afzet. Er liggen hier dus kansen voor de biologische landbouw om deze groep potentiële biologische ondernemers te laten instromen en om te voorkomen dat biologische grond weer gangbaar in gebruikt genomen gaat worden. Hoe deze groep ondersteund kan worden valt buiten de kaders van deze studie. Maar het zou goed zijn om aan dit onderdeel eens een aparte verkenning te wijden.
Regelgeving Regelgeving is soms een belemmering voor omschakeling. Voor de fruitsector wordt het middelenbeleid voor biologische bestrijdingsmiddelen als belemmerend ervaren. Voor de glassector is dit de Nederlandse interpretatie van de Europese regelgeving voor biologische glastuinbouw. Belangrijke overwegingen bij aanpak van regelgeving zijn de voldoende onderscheidendheid van de biologische sector en een ‘level playing field’ in vergelijking met andere Europese landen. Daar waar regelgeving duidelijk belemmerend is voor omschakeling, moet bekeken worden of aanpassingen mogelijk of zinvol zijn. Dit altijd in nauw overleg tussen beleid en praktijk. Maatwerk en sectorspecifieke oplossingen zijn nodig. Middelenbeleid en regelgeving voor de biologische productiewijze dienen op nationaal en EU-niveau te worden opgepakt. Ook provinciale en gemeentelijke regelgeving wordt soms als belemmerend ervaren. Het gaat hier vooral om de mogelijkheid tot uitvoeren van neventakken op het bedrijf die de verbondenheid tussen consument en producent versterken zoals bijvoorbeeld huisverkoop. Ook hier is maatwerk gewenst.
Publieke gronden Landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden hebben vaak (landbouw)grond in bezit dat gebuikt wordt voor landbouw. Ook organisaties als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en provinciale natuurorganisaties hebben landbouwgrond in bezit. Deze gronden kunnen een belangrijke rol spelen in productiecapaciteit voor biologische landbouw. Overheden en andere organisaties kunnen, door de eisen die zij aan het gebruik stellen, een actieve rol spelen in het beheer van deze gronden. Door gebruik van pesticiden en kunstmest achterwege te laten kan deze grond vaak snel omgeschakeld worden voor biologische productie. Hierdoor een buffercapaciteit van grond die geschikt is voor biologische teelt of die ingezet kan worden om beginnende biologische ondernemers meer kansen te bieden.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
20
Overige kansen Vanwege de stedelijke omgeving in de zuidelijke helft van Noord-Holland lijken er specifieke kansen te liggen voor directe afzet naar consumenten eventueel in combinatie met andere verbredingsactiviteiten op het bedrijf. Hier kan in het regionaal beleid op ingespeeld worden. Er zijn verder enkele nieuwe sectoren in de biologische landbouw in ontwikkeling die perspectieven bieden voor Noord-Hollandse bedrijven. Vooral aquacultuur lijkt hier mogelijkheden te bieden zowel als primaire productie als in combinatie met verbredingsactiviteiten. Provinciale ondersteuning van initiatieven op dit gebied kan de ontwikkeling van aquacultuur in Noord-Holland bevorderen.
Sectorspecifiek stimuleren Een belangrijke motivatie voor de bevordering van biologische landbouw zowel bij de landelijke overheid als bij de provincie Noord-Holland is de ontwikkeling naar een meer duurzame landbouw en een vermindering van de milieubelasting door de landbouw. Vanuit deze motivatie geredeneerd kunnen er keuzen gemaakt worden over welke ondersteuning het meest bijdraagt aan deze doelen. Er kan hiervoor gekeken worden naar onder meer areaal, de mate van milieubelasting en het perspectief voor groei van bepaalde sectoren. Wat areaal betreft zijn de grootste effecten te bereiken bij de sectoren melkveehouderij, akkerbouw, bollen en vollegrondsgroententeelt. Vooral de biologische akkerbouw en vollegrondsgroententeelt zijn in Noord-Holland onderontwikkeld. Kijkend naar de perspectieven, dan lijken melkveehouderij (inclusief schapen en geiten), de akkerbouw, de groenteteelt (zowel kas als vollegrond) en de aquacultuur kansen te bieden. Voor non-food producten is het de vraag of investeringen in biologische productie voldoende rendement opleveren. Een belangrijke motivatie van de consument voor de biologische aankoop is immers gezond en lekker. Deze eigenschappen spelen bij non-food producten nauwelijks een rol. Voor de productie van non-food producten in Noord-Holland kan mogelijk beter geïnvesteerd worden in een meer duurzame gangbare teelt.
Kosten voor stimulansen Voor de financiering van een aantal stimulansen is de provincie Noord-Holland een potentiële financier. Voor een aantal activiteiten is een ruwe inschatting van de kosten gemaakt. Deze is bedoeld als indicatie voor de afweging van in te zetten instrumenten. In vrijwel alle gevallen is het zaak om nauw aan te sluiten bij het landelijke beleid. Ook landelijk zullen er zeer waarschijnlijk activiteiten ter bevordering van omschakeling gefinancierd gaan worden. Daarnaast is het aan te bevelen om ook het bedrijfsleven te betrekken. Voor bijvoorbeeld een premie op de prijs van het omschakelproduct kan een fonds gevormd worden door private en publieke partijen samen. Sommige subsidies hoeven niet in combinatie te worden toegepast omdat ze op een verschillende manier hetzelfde probleem aanpakken. Zoals financiële steun bij omschakeling en bijdrage in een premiefonds voor omschakelproduct. Voor de volgende maatregelen wordt een indicatief budget aangegeven. Uitgangspunt is dertig nieuwe biologische bedrijven binnen twee jaar. De genoemde kosten geven een totaal over meerdere jaren weer.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
21
Maatregel
Indicatie Kosten totaal, in k€ uit te spreiden over 2 tot 4 jaar
Gangbare ondernemers algemeen informeren over biologische landbouw
40
Omschakelplannen/omschakelcursussen/begeleiding bij omschakeling
80
Financiële steun in omschakelperiode
300
Investeringssubsidies
90
Premie omschakelproduct (50% privaat, 50% publiek)
200
Divers onderzoek en verkenning
60
Toelichting op kostenindicatie: Gangbare ondernemers informeren: Voorlichtingscampagne gedurende twee jaren. Bedrijfsbezoeken, documentatie etc. eventueel aanvullend aan landelijke acties Omschakelplannen/omschakelcursussen/begeleiding bij omschakeling Sterk afhankelijk van belangstelling. Voorzien is twee jaar met elk jaar twee omschakelgroepen, één voor plantaardig en één voor dierlijk. Ook inbegrepen is een subsidie voor het maken van een omschakelplan en subsidie van de begeleiding na omschakeling door biologische collega’s en adviseurs gedurende twee jaren. Financiële steun in omschakelperiode Gebaseerd op de omschakelperiode van twee jaren. Ingeschat een sectorafhankelijke hectaresubsidie voor grondgebonden landbouw van gemiddeld 150 euro per hectare. Investeringssubsidies Gebaseerd op een investeringsbehoefte van gemiddeld 30 k€ per bedrijf, hiervan is 10% subsidiabel. Premie omschakelproduct Gebaseerd op 10% premie op de gangbare prijs waarvan de helft door het bedrijfsleven en de helft door de provincie wordt ingezet. Divers onderzoek en verkenning Gebaseerd op studies vergrijzing, deelbouw en aquacultuur. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de studies ook landelijk worden opgepakt en dat Noord-Holland hierbij kan aansluiten voor onderdelen die specifiek op NoordHolland zijn gericht
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
22
7
Conclusies en aanbevelingen
De vraag naar biologische producten overtreft voor de meeste sectoren ruim het aanbod. De productiecapaciteit uitgedrukt in het aantal bedrijven en in het areaal biologische landbouw is de laatste jaren niet meer gegroeid. De vraag naar biologisch product in binnen en buitenland is zowel in Nederland als mondiaal, gestaag gestegen. Het productieoverschot in Nederland van de periode 2002 tot en met 2005 is veranderd in een aanbodskrapte. Er is anno 2007 voor de meeste productgroepen ruimte voor uitbreiding van het aanbod van biologische producten. De grootste kansen in Noord-Holland voor groei van de productie liggen vooral bij de productgroepen zuivel (inclusief schapen en geiten) en groenten (verse markt groenten en glasgroenten). Nieuwe kansen liggen er in Noord-Holland voor de biologische aquacultuur. Uitbreiding en schaalvergroting van bestaande biologische bedrijven vindt deels plaats maar is onvoldoende om aan de huidige grote marktvraag te kunnen voldoen. Er is dus behoefte aan nieuwe bedrijven die omschakelen naar de biologische landbouw. Deze nieuwe omschakeling vindt tot op heden nog onvoldoende plaats. In 2007 was er voor het eerst sinds jaren weer een lichte groei van het aantal biologische bedrijven, maar deze groei lijkt nog onvoldoende om de huidige tekorten op te lossen.
Om de groei en ontwikkeling van de biologische landbouw te stimuleren worden onderstaand een aantal aanbevelingen gedaan en gemotiveerd. Deze aanbevelingen hebben betrekking op verschillende belangenpartijen. Noord-Holland kan voor haar beleid ter ondersteuning van de biologische landbouw vooral rekening houden met de aanbevelingen met de nummers 1,2,3, 4, 5, 6, 9, 10, 14, 15, 16, 17, 18.
Welk budget voor het beleid ter bevordering van biologische landbouw in Noord-Holland noodzakelijk is, is vanuit deze quick scan moeilijk te beantwoorden. Dit is vooral een politieke keuze. Wel kunnen indicaties gegeven worden over welke kosten de verschillende maatregelen met zich meebrengen. (zie paragraaf 6.2.) Het beleid van de afgelopen jaren heeft zeer waarschijnlijk bijgedragen aan de ten opzichte van het landelijke gemiddelde relatief sterke groei van de biologische landbouw in Noord-Holland. Voortzetting van het beleid van afzetbevordering lijkt gewenst. Daarnaast lijkt het verstandig om budget te reserveren voor de stimulering van omschakeling, in eerste instantie door een betere kennisdoorstroom naar gangbare ondernemers. Voor het wegnemen van toekomstige belemmeringen en om ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen lijkt het verder goed om ruimte te reserveren voor enkele verkenningen of het stimuleren van kansrijke ontwikkelingen. Hierbij kunnen onder andere genoemd worden de aanpak van de vergrijzing, belemmeringen in provinciale en gemeentelijke regelgeving en stimulering aquacultuur. Deze onderwerpen zijn zowel voor de gangbare als de biologische landbouw van belang.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
23
De in dit hoofdstuk genoemde aanbevelingen kunnen door verschillende partijen worden opgepakt. Niet alleen de overheid is verantwoordelijk voor het opvolgen van aanbevelingen. In veel gevallen ligt het initiatief vooral bij de sector. Zoals bij het verstrekken van afzetzekerheid of het afnemen van omschakelproduct. Een belangrijke rol is weggelegd voor de TaskForce-MBL en de ketenmanagers als het gaat om partijen bij elkaar te brengen. De dialoog tussen gangbaar en biologisch is een uitdaging die vrijwel alle stakeholders in de sector betreft. Wel kan de overheid zowel op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau een rol vervullen in het stimuleren, faciliteren en in discussie brengen. Daar waar overheden actief de biologische landbouw stimuleren is het zaak om de activiteiten en plannen op nationaal, provinciaal en eventueel gemeentelijk niveau op elkaar te laten aansluiten.
Aanbevelingen 1. Leg de verantwoordelijkheid voor het stimuleren van omschakeling naar biologische landbouw vooral neer bij de biologische sector zelf. 2. Stem de activiteiten en plannen op verschillende bestuurlijke niveaus goed op elkaar af
Stimuleren van de afzet als enige instrument lijkt niet voldoende om uiteindelijk de biologische productie in Nederland te laten groeien. Daarnaast leidt omschakeling bij de grondgebonden sectoren pas over enkele jaren tot groei van het aanbod. Om deze laatste reden moet er voor een evenwichtige groei van de biologische landbouw tijdig ingegrepen worden als de groei van het aanbod achterblijft bij de groei van de vraag.
Aanbeveling 3. Stimuleer de groei van biologische landbouw niet alleen door afzetbevordering maar besteedt ook blijvend aandacht aan het bevorderen van omschakeling.
Door de omschakelperiode kan de productie capaciteit bij de grondgeboden sectoren niet snel worden uitgebreid. De lengte van de omschakelperiode is een gegeven maar er kan hier mogelijk wel beter dan in het verleden rekening mee worden gehouden. Er kan (tijdelijk) meer of minder intensief geteeld worden. In perioden van een lage vraag kan er een verschuiving plaatsvinden naar meer extensieve gewassen. Een andere optie kan zijn om publieke gronden te gebruiken om een rol te spelen in deze buffercapaciteit.
Aanbeveling 4. Verken de mogelijkheden voor het creëren van en sturen op een grotere buffercapaciteit in de productie door ondermeer gebruik van publieke gronden.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
24
Vanuit de interviews en de literatuur komen een aantal belemmeringen voor omschakeling naar voren. Een deel van deze belemmeringen heeft te maken met de negatieve beeldvorming over biologische landbouw bij gangbare ondernemers. Hierdoor beschouwen veel gangbare ondernemers biologische landbouw niet als een serieuze optie voor toekomstige bedrijfsontwikkeling. Er is op alle niveaus weinig communicatie tussen de biologische en de gangbare sector waardoor deze beelden niet worden bijgesteld of waardoor negatieve beeldvorming verder wordt aangescherpt. Een goede communicatie over biologische landbouw naar huidige en toekomstige (gangbare) ondernemers en hun erfgangers kan voor een reëler beeld over biologische landbouw zorgen en hierdoor de groep van potentiële omschakelaars vergroten.
Aanbeveling 5. Verbeter de communicatie tussen de gangbare en de biologische sector, zowel op het niveau van ondernemers en hun erfgangers als bij de ketenpartijen en instituties.
Bij stimulering van omschakeling moet een verstoring van de nog vaak fragiele markt door een te snelle of niet marktgestuurde groei van het aanbod voorkomen worden. Een te snelle groei van het areaal tot 2002 en een tegenvallende afzet en prijsvorming heeft in de periode 2002 tot en met 2005 de inkomens van biologische boeren en ketenpartijen zeer sterk onder druk gezet. Daarom moet omschakeling en het stimuleren hiervan op basis van een helder inzicht in de huidige en toekomstige marktontwikkelingen plaatsvinden. Ketenpartijen spelen hierbij een belangrijke rol in het verkrijgen van een zo goed mogelijk inzicht in de marktontwikkelingen.
Aanbeveling 6. Stimuleer omschakeling alleen als er sprake is van goede vooruitzichten voor afzet van het biologische product. 7. Draag per productgroep zorg voor een zo goed mogelijk inzicht in de huidige en toekomstige markt.
Een belangrijke belemmering voor omschakeling blijkt het tekort aan vertrouwen in de markt voor biologische producten te zijn. Dit vertrouwen kan al deels versterkt worden door een voortzetting van het beleid van afzetbevordering en door een goede communicatie over de marktvooruitzichten voor biologische producten. Het vertrouwen in de afzet van biologische producten kan anderzijds versterkt worden door te zorgen voor afzetgaranties en/of lange termijn afspraken tussen afnemers, handel en producenten. De huidige ketenmanagers kunnen hier een belangrijke stimulerende of bemiddelende rol in spelen. Voor deze ketenafspraken in een goed marktinzicht cruciaal. Vooral bij productgroepen waarbij sprake is van een beperkt aantal ketenpartijen zoals (varkens)vlees en zuivel, kunnen ketenafspraken en ketensturing een belangrijk instrument zijn.
Aanbeveling 8. Bevorder de afzetzekerheid voor de producent en leveringszekerheid voor de afnemer door het maken van lange termijn ketenafspraken over afzet en levering. In de akkerbouw en de vollegrondsgroententeelt werk dit systeem van ketenafspraken en afzetgaranties slecht
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
25
omdat er per productiebedrijf verschillende productgroepen geproduceerd worden waarbij voor een aantal productgroepen weer een vrij groot aantal afnemers bestaat. Door deze versnippering is er weinig inzicht in de markt, en is er weinig samenwerking tussen verschillende afnemers. Een ondernemer die overweegt om te schakelen wordt geconfronteerd met een gevarieerde groep afnemers die voor het grootste deel verschilt van de afnemers in het gangbare circuit. Om verschillende redenen is samenwerking en afstemming tussen de verschillende afnemers in de akkerbouw en groenteteeltsector van belang. Er kunnen beter ketenafspraken worden gemaakt, er kan een beter beeld worden verkregen van de marktontwikkelingen en vooruitzichten en de omschakelende ondernemer kan gemakkelijker zijn weg vinden in het grote aantal afnemers. De huidige ketenmanagers kunnen een belangrijke rol spelen in het bevorderen van samenwerking tussen de verschillende ketenpartijen
Aanbeveling 9. Bevorder de samenwerking tussen de ketenpartijen in de sectoren akkerbouw en vollegrondsgroenten.
Wanneer er bereidheid is tot omschakeling dan kunnen er een aantal financiële belemmeringen een rol spelen. Dit zijn de financiering van de benodigde investeringen en de soms sterke inkomensdip in de omschakelperiode. De meningen over omschakelsubsidies en investeringssteun zijn sterk verdeeld. Men is unaniem van mening dat subsidies niet mogen lijden tot omschakeling zonder dat er voldoende afzet is voor het product. Als financiële steun bij omschakeling gekoppeld wordt aan afzetzekerheid (rol handel en afnemers) dan zijn de meeste respondenten positief over dit instrument. Ook de financiële steun die de Nederlandse overheid geeft voor biologische bedrijfsvoering wordt over het algemeen als mager ervaren. Regelmatig wordt de mogelijkheid genoemd van een vergoeding voor geleverde maatschappelijke diensten. Men heeft de indruk dat in de meeste landen van Europa de overheden de biologische ondernemers ruimhartiger ondersteunen dan in Nederland waardoor er een ongelijke concurrentiepositie ontstaat.
Aanbevelingen 10. Zet omschakelsubsidies en gunstige investeringregelingen alleen in als deze gekoppeld zijn aan afzetzekerheid. 11. Breng de financiële ondersteuning voor biologische landbouw in verschillende EU-landen in vergelijking met de Nederlandse situatie in kaart.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
26
Een andere mogelijkheid om de inkomensachteruitgang tijdens de omschakelperiode te beperken is de mogelijkheid van afzet van het product dat geproduceerd wordt in de omschakelperiode voor een meerprijs ten opzichte van het gangbare product. Afnemers kunnen hier een rol spelen maar ook de regelgeving kan mogelijk meer ruimte bieden voor bijmengen van omschakelproduct in biologische grondstoffen.
Aanbevelingen 12. Stimuleer de afzet van omschakelproduct voor een meerprijs door afspraken met afnemers 13. Verken de mogelijkheden voor verruiming van de afzet van omschakelproduct.
De specialisatie in sommige gangbare sectoren, vooral bij akkerbouw en vollegrondsgroenten, maakt omschakeling voor een aantal ondernemers moeilijk. Er zijn enkele voorbeelden waarbij door zogenaamde deelbouw specialisatie bij biologische ondernemers behouden kon blijven. Voorbeelden zijn er in de biologische bollenteelt en de biologische teelt van sluitkool. Verruiming van de mogelijkheden voor deelbouw zou een aantal gespecialiseerde ondernemers over de streep kunnen trekken. Een bijkomend voordeel van specialisatie is dat grote afnemers met grotere volumes en een meer regelmatige aanvoer bediend kunnen worden. Specialisatie op een of enkel gewassen zal wel discussie oproepen binnen de sector.
Aanbeveling 14. Verken de mogelijkheden van specialisatie en de bevordering van ‘deelbouw’ in de biologische landbouw.
Een goede planning en kennis en ervaring zijn belangrijk voor een goede omschakeling. Een goed omschakelplan kan de inkomensachteruitgang in de omschakelperiode beperken en kennis en ervaring voorkomt grote beginnersfouten. Kennis kan opgedaan worden via omschakelcursussen, ervaringen kunnen gedeeld worden met ervaren biologische ondernemers. Bedrijvennetwerken kunnen als instrument gebruikt worden om kennis uitwisseling naar potentiële omschakelaars te faciliteren
Aanbeveling 15. Bereid omschakelaars optimaal voor door omschakelcursussen, goede omschakelplannen en begeleiding bij omschakeling.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
27
Zowel in de gangbare als de biologische landbouw is de vergrijzing een bedreiging voor de continuering van landbouwbedrijven. Veel ondernemers zijn boven de vijftig en hebben geen opvolger. Door bedrijfsbeëindigingen komt grond vrij, ook biologische grond die soms weer gangbaar gebruikt gaat worden. De vergrijzing biedt ook kansen voor de groei van de biologische sector. Bij de rundveehouderij willen ondernemers op hogere leeftijd vaak meer extensief gaan boeren met alleen vleesvee. Dit kan vrij gemakkelijk biologisch gehouden worden. Biologische boeren zonder opvolger zouden gekoppeld kunnen worden aan zij-instromers die de biologische bedrijfsvoering zouden willen voortzetten.
Aanbeveling 16. Verken de mogelijkheden om de negatieve gevolgen van vergrijzing in de (biologische) landbouw te beperken en gebruik te maken van de kansen die het biedt voor groei van de biologische landbouw.
Ook regelgeving kan in een aantal gevallen belemmerend zijn voor omschakeling. Men is terughoudend in het versoepelen van de biologische regelgeving omdat diezelfde regelgeving juist ook zorgt voor voldoende onderscheid en meerwaarde van het biologische product. In de kasteelt speelt momenteel sterk de discussie over de Nederlandse interpretatie van de EU regelgeving. Ook gemeentelijke of provinciale regelgeving kan belemmerend werken voor de biologische landbouw. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan grotere geluids- en geuroverlast door uitloop van vee of belemmeringen voor verbredingsactiviteiten. Onduidelijkheid in regelgeving kan ook belemmerend zijn omdat men niet weet waar men aan toe is. Aanpassingen in de biologische regelgeving dient in zeer nauw overleg met de sector plaatsvinden
Aanbeveling 17. Breng de mogelijke belemmeringen voor omschakeling in de regelgeving in kaart, zowel op landelijk, provinciaal als gemeentelijk niveau en bekijk waar aanpassingen mogelijk of zinvol zijn.
Een aantal nieuwe productietakken bieden kansen voor de biologische landbouw. Dit zijn in Nederland onder andere de teelt van kleinfruit, wijnbouw en de aquacultuur. Vooral de laatstgenoemde lijkt voor Noord-Holland een passende bedrijfstak
Aanbeveling 18. Verken de mogelijkheden van nieuwe biologische productietakken zoals aquacultuur in NoordHolland en ondersteun initiatieven op dit gebied.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
28
Literatuur Ács, S., 2006. Bio-economic modelling of conversion form conventional to organic arable farming. Wageningen University, The Netherlands, 152 pp
Almaši, A., L. Lekkerkerk en I. van Vliet, 2000. Kansen en knelpunten biologische productiewijze. Informatieen Kenniscentrum Landbouw, Ede, rapport 204
Anonymus, 2002. EKO Monitor 2001 Jaarrapport: cijfers en trends. Platform Biologica
Anonymus 2003. EKO-Monitor 2002 Jaarrapport: cijfers en trends. Biologica
Anonymus, 2004. EKO-Monitor 2003 Jaarrapport: cijfers en trends. Biologica
Anonymus, 2005. EKO-Monitor Jaarrapport 2004. Biologica
Anonymus, 2006. EKO-Monitor Jaarrapport 2005. Biologica
Anonymus, 2007. BIO-Monitor Jaarrapport 2006 2007, Biologica
Anonymus, 2007. Discussienota voor Task Force vergadering. Aanpak aanbodskrapte.
Arendse, W., J. Leferink en E. Regouin, 2002. Trekken of duwen aan het biologisch product. Antwoorden op evaluatievragen omtrent de Regeling Stimulering Biologische Productiemethode en de ‘ketenaanpak’ zoals geformuleerd in de LNV-beleidsnota ‘Een biologische markt te winnen’. Expertisecentrum LNV, Ede/Wageningen, rapport 2002/168
Balen, D. van, F. van Koesveld en F.G. Wijnands. 2002. Omschakeling, moeizaam traag en mondjesmaat. In: Wijnands, F.G., J.J. Schröder, W. Sukkel en R. Booij, 2002. Biologisch bedrijf onder de loep. Biologische akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt in perspectief. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Lelystad, PPO 303. pp 43-53.
Buck, A. de, 2001. The role of production risks in the conversion to more sustainable arable farming. Proefschrift Wageningen University, The Netherlands, 157 pp
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
29
Brummelen, C. van, E. Regouin en J. Leferink, 1999. Inventarisatie Kennisvragen Biologische Landbouw. Informatie- en Kenniscentrum Landbouw, Ede, rapport 165
Faber, B. 2007. Warme belangstelling voor biologische kasgroenten. Biofood Magazine, 2007, no. 2, p. 8-9
Faber, B. 2007. Een nieuwe regering een ander beleid, leidende vertegenwoordigers over het beleid van nu en morgen. Biofood Magazine, 2007, no. 3, p. 4-7
Lauwere, C.C. de, A.J. de Buck, A.B. Smit, J.S. Buurma, H. Drost, H. Prins en L.W. Theuws, 2003. Omschakelen naar geïntegreerde of biologische teelt. Motieven, voorwaarden, risico’s, mogelijke oplossingen en de rol van de ondernemer. IMAG, Wageningen, rapport 2003-02
Langner, B., 2006. Biogrondstoffen komende jaren een vraagmarkt. Biofood Magazine, 2006, no. 6, p. 12-15
LEI - DLO 2006. Land- en tuinbouwcijfers 2006. www.lei.wag-ur.nl
Leferink, J. en M. Adriaanse, 1998. Omschakelen: beren en bergen. Onderzoek naar de redenen van akkerbouwers en vollegrondsgroentetelers om niet om te schakelen naar biologische landbouw. Informatie- en Kenniscentrum Landbouw, Ede, rapport 106
Moore, G.A., 1999. Crossing the Chasm. Harper business. Pp. 227
Schoorlemmer, H.B., M.J.G. Meeusen, R. Stokkers, F.G. Wijnands, W.K. van Leeuwen-Haagsma en D. van Balen, 2003. Omschakeling een moeizaam proces. In: Wijnands, F.G. et al 2003. Op weg naar goede biologische praktijk. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Lelystad, PPO 317. pp 55-61
Smit, A.B. en G.S. Venema, 2004. Lange termijn perspectieven voor de landbouw in de provincie Noord/Holland. LEI rapport 6.04.11. 122 pp.
Stokkers, R., J. Smid en H.B. Schoorlemmer, 2001. Arbeid biologische landbouw. Verslag fase 1: Arbeidsknelpunten en bedrijfsniveau. Praktijkonderzoek voor de akkerbouw en de vollegrondsgroenteteelt, Lelystad
Sukkel W., B. De Waal en D. Van Balen, 2007. Quick Scan Omschakeling naar Biologische Landbouw anno 2007. PPO Lelystad, publicatie nr. 363, 38 pp.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
30
Wieringa H. en M. van Boxtel, 2004. Ruimte voor biologische landbouw. Onderzoek naar stimulerende beleidsinstrumenten. Land & Co, Wageningen
Willer, Helga and Minou Yussefi (red.) 2007: The world of Organic Agriculture – Statistics and Emerging Trends 2007, volledig herziene uitgave, Februari 2007, IFOAM, Bonn, Germany en FiBL, Frick, Switzerland.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
31
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
32
Bijlage 1 Lijst met geïnterviewde personen uit Noord-Holland sector/gewas
naam
organisatie/beroep
divers
Cor Smit
Dekamarkt
divers groenten bollen/groenten groenten groenten groenten melkschapen melkvee vleesvee melkvee melkvee vleesvee melkvee bollen bollen sierteelt sierteelt/glasgroenten Akkerbouw Akkerbouw Akkerbouw
Van Kessel Frank Hessing Jorick van Leeuwen Peter Appelman Robert Kos Wim Keesom Mark van Alderwegen Jaap Balder Hans Commandeur Nico Kenter Jan Spaans Gertjan van Tunen Jan Zomerdijk Jan Timmerman Theo van Gulik Arend Zeelenberg/Jolanda Kuilboer Leen Janmaat Derk van Balen Harry Donker Jan de Veer
Natuurwinkel Alkmaar Groente snijderij Onderzoeker proeftuin Zwaagdijk Broccoli teler gangbaar Koolteler biologisch Witlofteler gangbaar schapenhouder biologisch Melkveehouder biologisch Commandeur Ekovlees Melkveehouder biologisch melkveehouder biologisch vleesveehouderij biologisch Ecomel bollenteler DLV adviseur Ketenmanager/projectleider bio-Flora adviseur DLV adviseur akkerbouwer/verwerker Akkerbouwer biologisch
Verder zijn voor de landelijke verkenning alle grote landelijke partijen geinterviewd Biologica, Bioconnect, Taskforce MBL, LTO, WUR, LBI, Bioselect, Agrifirm, De Groene Weg, Skal, Agro Eco, etc.
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
33
© Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.
34