33011/34/1/A/4 Besluit van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad, houdende gedeeltelijk vergunning aan N.V. / B.V.B.A. VERFAILLIE - LEROY voor het verder exploiteren en veranderen van een inrichting gelegen te IEPER. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, van 12 december 1990, van 21 december 1990, van 22 december 1993, van 21 december 1994, van 8 juli 1996, van 21 oktober 1997, van 11 mei 1999, van 18 mei 1999, van 9 maart 2001, van 21 december 2001, van 18 december 2002, van 16 januari 2004, van 6 februari 2004 en van 26 maart 2004; Gelet op het besluit d.d. 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Executieve van 27 februari 1992, bij besluit van 28 oktober 1992, bij besluit van 27 april 1994, bij besluit van 1 juni 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 22 oktober 1996, bij besluit van 12 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 29 september 2000, bij besluiten van 20 april 2001, besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 7 september 2001, bij besluit van 5 oktober 2001 en bij besluit van 31 mei 2002, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004 en het besluit van 5 december 2003 en het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad d.d. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000, bij besluit 17 juli 2000, bij besluit 13 oktober 2000, bij besluit 19 januari 2001, bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 5 december 2003, het besluit van 2 april 2004, bij besluit van 26 maart 2004 en bij besluit van 23 april 2004 Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren; Gelet op de besluiten d.d. 25/04/1974, 07/04/1977, 08/11/1979, 27/05/1982, 29/05/1986, 18/04/1991 van de Bestendige Deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het exploiteren en veranderen van een fabriek voor signalisatieplaten voor een termijn tot 25/04/2004; Gelet op het besluit d.d. 10/09/1992 van de Bestendige Deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het uitbreiden van een fabriek voor signalisatieplaten voor een termijn tot 25/04/2004 en waarbij de vergunning geweigerd wordt voor het lozen van BA in oppervlaktewater; Gelet op het MB. d.d. 12/03/1993 waarbij in beroep het besluit d.d. 10/09/1992 van de Bestendige Deputatie wordt bevestigd; Gelet op de besluiten d.d. 05/08/1993 en 29/10/1998 van de Bestendige Deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het uitbreiden van een fabriek voor signalisatieplaten voor een termijn tot 25/04/2004;
1
Gelet op het besluit d.d. 01/04/1999 van de Bestendige Deputatie waarbij de bijzondere voorwaarden van het besluit d.d. 29/10/1998 gewijzigd worden; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 9/04/2004, ingediend door N.V. / B.V.B.A. VERFAILLIE - LEROY, gevestigd te Werviksestraat 94 8902 Zillebeke, strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een inrichting gelegen te Werviksestraat 94 te Zillebeke (Ieper),
kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
IEPER 16 AFD (ZILLEBEKE)
C
0403/v
IEPER 16 AFD (ZILLEBEKE)
C
0403/w
IEPER 16 AFD (ZILLEBEKE)
C
0456/m/2
IEPER 16 AFD (ZILLEBEKE)
C
405/l
met als voorwerp : een fabriek voor signalisatieplaten verder te exploiteren en te veranderen door wijziging, uitbreiding en toevoeging Rubriek
Omschrijving
Kl. Advies
Tijd.
2.2.1.d.1
Opslag en sortering van: andere niet gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van : maximaal 100 ton (Totale eenheden: 40 Ton)
2
1
2.3.4.2.c
Afvalstoffen: opslag en 1 verbranding of meeverbranding: opslag en meeverbranding van: afgewerkte olie (Totale eenheden: 407 kilo watt)
3.3
Afvalwater en koelwater: 3 het lozen van niet in rubriek 3.6 begrepen huishoudelijk afvalwater in de openbare riolen: (Totale eenheden: 570 kubieke meter per jaar)
3.6.3.1
Afval-/koelwater: vr de 2 behand. van bedrijfsafv. dat 1 of > vd in bijl. 2C bij tit. I vh Vlarem bed. gev. stoffen bevat in concentr. > de geld. milieukwalit.normen vr uit. ontvangende oppervl.water, met uitz. vd in 3.6.5 inged. inr., effluent tem 50m3/u (Totale eenheden: 3 kubieke meter per uur )
O
AGMO R
Coörd
Audit
Jv. X
B
P
J
X
0
AM
1
2
Rubriek
Omschrijving
Kl. Advies
Tijd.
4.3.b.2
Bedekkingsmidd.: Inr. vr het mech., pneum. of elektrost. aanbrengen van bedekkingsmidd.andere dan sub a) bedoelde inrichtingen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: meer dan 10 kW tot en met 200 kW (Totale eenheden: 45,8 kilo watt)
2
1
12.2.1
Elektriciteit: 3 tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 600 kilo Volt-Ampere)
0
15.1.2
Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen.: al of niet overdekte ruimte waarin gestald worden: meer dan 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens (Totale eenheden: 40 Stuks (aantal))
2
0
15.2
Garages, parkeerplaatsen 3 en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: werkplaatsen voor het herstellen van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden ) andere dan bedoeld in rubriek 15.3 (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
0
Coörd
Audit
Jv. X
3
16.3.1.2
Gassen: inrichtingen voor 2 het fysisch behandelen van gassen (samenpersen ontspannen): koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioning installaties, met een tot. geïnst. drijfkr.: meer dan 200 kW (Totale eenheden: 280 kilo watt)
1
16.7.2
Gassen: opslagplaatsen 2 voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in verplaatsbare recipiënten met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van: meer dan 1.000 l tem 10.000 l (Totale eenheden: 2500 liter)
1
16.8.3
Gassen: opslagplaatsen 1 voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs, uitgezonderd deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgezonderd buffervaten meer dan 10.000 l (Totale eenheden: 22840 liter)
17.3.2.2
Gevaarlijke stoffen: niet onder 17.2 en 17.4 vallende inricht. of opslagplaatsen: inricht. voor de opslag voor zeer giftige, giftige en ontplofbare stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een opslagcap. van > 100 kg tem 1 ton (Totale eenheden: 775 kilogram)
2
AR
1
B
0
4
17.3.3.2
Gevaarl. stoffen: niet 2 onder 17.2 en 17.4 vallende inricht. of opslagplaatsen: opslagplaatsen voor oxyderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, met uitz. van deze onder rubriek 48, met een tot. inhoudsvermogen van > 1.000 kg tem 50.000 kg (Totale eenheden: 11513,3 kilogram)
0
17.3.4.2
Gevaarlijke stoffen: niet onder 17.2 en 17.4 vallende inricht. of opslagplaatsen: opslagplaatsen voor zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen, met uitz. van deze onder rubriek 48, met een tot. inhoudsvermogen van: > 500 l tem 30.000 l (Totale eenheden: 5300 liter)
2
0
17.3.6.2
Gevaarl. stoffen: 2 opslagplaatsen vr vloeistoffen met ontvlammingspunt > 55°C en < 100°C, (uitz. deze onder rubriek 48), met tot. inhoudsverm.: meer dan 20.000 l tot en met 500.000 l (Totale eenheden: 40000 liter)
0
17.3.7.1
Gevaarlijke stoffen: 3 opslagplaatsen voor vloeistoffen met ontvlammingspunt > 100° C (uitgez. deze bedoeld onder rubriek 48), met een tot. inhoudsvermogen van: 200 l tot en met 50.000 l (Totale eenheden: 11500 liter)
0
5
17.3.9.3
Gevaarl. stoffen: brandstofverdeelinstall. vr motorvoertuigen (install. voor vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare KWS): overige inrichtingen gekoppeld aan een opslag ingedeeld in 1ste klasse (Totale eenheden: 4 Stuks (aantal))
1
AR
0
17.4
Gevaarl. stoffen: opslagpl. 3 (uitgez. deze in rubr.48, en/of verkoopspunten van in bijl. 7 bij tit. I vh Vlarem bed. gevaarl. stoffen) in verpakk. met een inhoudsverm. van max. 25 l of 25 kg, voor zover de max. opslag is ts 50kg of 50l en 5.000kg of 5000l (Totale eenheden: 4000 kilogram)
0
29.5.2.2
Metalen of voorwerpen uit 2 metaal (bewerking of behandeling van): smederijen, andere dan in 29.5.1., en inricht. voor mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnst. tot. drijfkr. van > 10 kW tem 200 kW (Totale eenheden: 155 kilo watt)
1
29.5.4.2
Metalen of voorwerpen uit 2 metaal: Inricht. voor fysisch behandelen van metalen of stralen met zand of andere producten (uitgez. het stralen ve gebouw of enige andere vaste constructie) met een geïnst. tot. drijfkr. van: > 10 kW tem 200 kW (Totale eenheden: 73 kilo watt)
1
B
N
6
29.5.5.3
Metalen of voorwerpen uit 1 metaal: install. voor opp.behandeling van metalen dmv een elektrolytisch of chem. procédé, wanneer de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden bedraagt > 5.000 tem 30.000 l (Totale eenheden: 336000 liter)
Rubriek
Product
Hoeveelheid
2.2.1.d.1
onbehandeld houtafval
40 Ton
2.3.4.2.c
verbranding van olie
407 kilo watt
3.3
huishoudelijk afvalwater
570 kubieke meter per jaar
3.6.3.1
afvalwaterzuiveringsinstallaties
3 kubieke meter per uur
4.3.b.2
aanbrenginstallaties voor bedekkingsmiddelen
45,8 kilo watt
12.2.1
transformatoren
600 kilo Volt-Ampere
15.1.2
voertuigen
40 Stuks (aantal)
15.2
schouwput
1 Stuks (aantal)
16.3.1.2
compressoren
280 kilo watt
16.7.2
zuurstof
1000 liter
16.7.2
propaan
1500 liter
16.8.3
propaan
17.3.2.2
giftige grondstoffen
775 kilogram
17.3.3.2
corrosieve, irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen
11513,3 kilogram
17.3.4.2
benzine
5300 liter
17.3.6.2
mazout
40000 liter
17.3.7.1
oliën
11500 liter
17.3.9.3
verdeelslangen
4 Stuks (aantal)
17.4
diverse produkten
4000 kilogram
29.5.2.2
machines
155 kilo watt
29.5.4.2
staalstraalinrichtingen
73 kilo watt
29.5.5.3
baden
336000 liter
Opslag:
AMR
0 bovengronds
0
B
P
J
22840 liter
7
een fabriek voor signalisatieplaten verder exploiteren, uitbreiden, wijzigen en toevoegen om te komen tot: - Opslag van onbehandeld houtafval 40 ton - Verbrandingsinstallatie voor afvalolie 407 kW - lozing van max. 570 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de riolering - lozing van 3 m³/uur, 24 m³/dag en 1.000 m³/jaar bedrijfsafvalwater in de riolering - 2 poederspuitinstallaties resp. 8,6 kW en 37,2 kW - een transfo 600 kVA - stalplaats voor 40 voertuigen - onderhoudswerkplaats met 1 schouwput - 5 compressoren resp. 121 kW, 55 kW, 2 x 37 kW en 30 kW - opslagplaats gassen in flessen 2.500 l (1.500 l propaan en 1.000 l zuurstof) - 2 bovengrondse opslagtanks propaan resp. 18.000 l en 4.840 l - opslag giftige stoffen (Alodine 6105 en Novox Act 12B) 775 kg - opslag diverse schadelijke, corrosieve of irriterende stoffen 11.113 kg (1.000 l natriumbisulfiet, 1.000 l zoutzuur, 1.000 l zwavelzuur, 1.200 l ridoline, 1.000 l ijzerchloride, 1.152 l granoline, 2.000 l verven, e.a.) - opslag 400 l trichloorethyleen - ondergrondse opslagtank benzine 5.300 l - 3 ondergrondse opslagtanks mazout resp. 20.000 l en 2 x 10.000 l - opslag diverse oliën 11.500 l waarvan 5.000 l afvalolie in een bovengrondse tank, 2.500 l motorolie in een bovengrondse tank en 4.000 l diverse oliën in vaten - 3 verdeelslangen voor mazout, 1 verdeelslang voor benzine - opslag diverse gevaarlijke stoffen in kleine recipiënten 4.000 l - diverse metaalbewerkingmachines 155 kW - straalmachine 52 kW en staalstraalketel 6 kW met afzuiginstallatie 15 kW - oppervlaktebehandeling van metalen in baden, totaal 336.000 l - opslag epoxy-polyesterpoeders 17.000 kg
Gelet op het feit dat op datum van 23/04/2004 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen dd. 5/06/2004 waaruit blijkt dat geen schriftelijke en mondelingen bezwaren en opmerkingen werden ingediend; Gelet op het niet binnen de gestelde termijn uitbrengen van het advies door het College van Burgemeester en Schepenen; Gelet op het horen van de aanvrager door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Gelet op het gedeeltelijk gunstig (deels op proef) advies dd. 28/06/2004 van de afdeling Milieuvergunningen van de administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de afdeling ROHM van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het departement Leefmilieu en infrastruktuur; Gelet op het ongunstig advies dd. 14/06/2004 van de afdeling Preventieve en Ambulante Gezondheidszorg van de administratie Gezondheidszorg van het departement van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;
8
Gelet op het gunstig advies dd. 7/06/2004 van de Vlaamse Milieumaatschappij; Gelet op het gedeeltelijk gunstig advies dd. 22/06/2004 van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij; Gelet op het gedeeltelijk gunstig (deels op proef) advies dd. 2/07/2004 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie
Gelet op de ligging van de inrichting in een gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s van het gewestplan Ieper-Poperinge (d.d. 14/08/1979) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : 2. De industriegebieden : 2.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. 2.1. Voor de industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzigingen worden gegeven : 2.1.3. de gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot met uitzondering van afvalprodukten van schadelijke aard. Overwegende dat de inrichting gelegen is op ca. 530 m van een Habitatrichtlijngebied; dat de vraag om advies aan de afdeling Natuur onbeantwoord is gebleven; dat evenwel kan worden gesteld, gelet op het feit dat het hier een verder exploitatie van een bestaand bedrijf betreft, dat de hinder op de natuur, fauna en flora niet zal toenemen;
Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de verandering/verdere exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat de inrichting gelegen is op ca. 530 m van een Habitatrichtlijngebied; dat de vraag om advies aan de afdeling Natuur onbeantwoord is gebleven; dat evenwel kan worden gesteld, gelet op het feit dat het hier een verdere exploitatie van een bestaand bedrijf betreft, dat de hinder op de natuur, fauna en flora niet zal toenemen; Overwegende dat het bedrijf signalisatieborden fabriceert; dat er in de oppervlaktebehandelinginstallatie en de spuitinstallatie ook andere metalen voorwerpen behandeld worden die afkomstig zijn van derden;
9
Overwegende dat het individueel geïnstalleerd vermogen van de metaalbewerkingsmachines relatief gering is; dat alle activiteiten binnen de gebouwen gebeuren; dat er nooit klachten zijn geweest van abnormale geluidshinder; dat derhalve kan gesteld worden dat bij eenzelfde bedrijfsvoering ook in de toekomst geen abnormale geurhinder te verwachten is voor de omgeving; Overwegende dat sommige gevaarlijke stoffen momenteel niet zijn opgeslagen conform de voorwaarden van het Vlarem II; dat de exploitant verklaart onverwijld de nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan alle voorwaarden terzake; dat de opslagplaats voor de gassen in flessen zich buiten de bedrijfsgebouwen bevindt; dat kan worden voldaan aan de afstandsregels van Vlarem II; dat de bestaande mazouttanks en benzinetank worden verwijderd en vervangen door een ondergrondse dubbelwandige tanks; dat het regenwater dat op de tankpiste terechtkomt afzonderlijk dient opgevangen en geloosd via een bezinkput en een KWS-afscheider in de riolering; dat hiervoor de rubriek 3.1. van toepassing is; dat deze rubriek niet werd aangevraagd; dat deze nog dient aangevraagd te worden; dat de oliën worden opgeslagen op lekbakken; Overwegende dat de lijn voor de oppervlaktebehandeling van de metalen bestaat uit een reeks van 14 baden voor ontvetten, beitsen, activeren, fosfateren, passiveren chromeren en spoelen; dat het demi-spoelen in een gesloten systeem gebeurt; dat de installatie voor oppervlaktebehandeling van metalen is ingericht in een kelderverdieping en volledig ingekuipt is; dat de zure baden afzonderlijk ingekuipt zijn van de alkalische baden; dat de installatie geplaatst is conform de voorwaarden van het Vlarem II; Overwegende dat uit de procesbeschrijving blijkt dat de baden verwarmd worden met gasgestookte branders; dat deze branders niet aangevraagd werden; dat de rubriek 43 nog dient aangevraagd te worden; dat de exploitant dit heeft bevestigd tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie; dat een nieuwe aanvraag zal ingediend worden voor de ontbrekende rubrieken; Overwegende dat het spoelwater van de installatie via een cascade-systeem naar de waterzuiveringsinstallatie afgevoerd wordt; dat het debiet geraamd wordt op 3 m3/uur; dat de installatie niet voortdurend in gebruik is zodat het te zuiveren debiet beduidend minder is; dat het afvalwater wordt verzameld in buffertanks en daarna in batch gezuiverd wordt d.m.v. een fysico-chemische zuiveringsinstallatie; Overwegende dat de chroomhoudende concentraten in een afzonderlijke buffertank worden opgevangen en ongiftigd vooraleer het samengevoegd wordt met het andere afvalwater; dat het afvalwater geloosd wordt in een openbare riolering die gelegen is achteraan het bedrijf en aangesloten is op de collector naar de RWZI van Ieper; dat het bedrijf dus gelegen is in een zuiveringszone A; dat het afvalwater dient te voldoen aan de sectorale lozingsnormen voor lozing op riolering, sector werktuigbouw, koudbewerking en oppervlaktebehandeling van metalen, bijlage 5.3.2. 55° b) en c) van vlarem II ; Overwegende dat tot nu toe geen analyseresultaten van het effluent werden voorgelegd; dat dit nochtans werd gevraagd bij het verlenen van de vergunning voor de waterzuiveringsinstallatie; dat het noodzakelijk is dat de exploitant, aan de hand van een analyseverslag, aantoont welke stoffen juist worden geloosd en met welke concentraties; dat tevens dient onderzocht te worden of nog andere gevaarlijke stoffen geloosd worden in concentraties hoger dan de milieukwaliteitsnormen; dat het daarom aangewezen is de lozing slechts voor een termijn op proef te vergunnen;
10
Overwegende dat het hemelwater dat op de vulzone en tankzone nabij de verdeelpompen terechtkomt wordt verontreinigd door koolwaterstoffen; dat het derhalve noodzakelijk is dat dit hemelwater afzonderlijk wordt opgevangen en geloosd via een bezinkput en KWS-afscheider; Overwegende dat het hout afkomstig van verpakkingsmateriaal dat vrijkomt bij het ontpakken van te behandelen stukken van de klanten of leveranciers; dat dit vooral bestaat uit kapotte europaletten, houten blokken e.d.; dat de opslag van hout gedeeltelijk onder een afdak gebeurt, de rest is in open lucht; dat er geen vloeistofdichte vloer voorzien is; dat 40 ton de maximale hoeveelheid onbehandeld hout is die op elk moment aanwezig zou kunnen zijn op het bedrijfsterrein; dat het hout wordt verbrand op dit adres in een stookinstallatie met een maximale capaciteit van 84 300 kcal en valt daarmee onder de uitzonderingsbepaling voor 2.3.4 opslag en verbranding of meeverbranding en is bijgevolg niet vergunningsplichtig; dat de verbrandingsgassen worden naverbrand in een gasbrander alvorens te lozen via de schouw; Er is geen bijkomende filter aanwezig; dat de warmte wordt gerecupereerd voor het verwarmen van het sanitair water en de verwarming van de ateliers; dat de houtverbranding een vermogen heeft van 217 kW; Overwegende dat de rubriek 2.2.1.c)1° betrekking heeft op de opslag van gemengde stromen en in deze aanvraag wordt enkel de opslag van maximaal 40 ton onbehandeld hout gevraagd; dat het niet over rubriek 2.2.1.c) 1° maar over rubriek 2.2.1.d)1° opslag en sortering van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton gaat; Overwegende dat gelet op de mededeling dat de blokken hout en gebroken paletten afkomstig zijn van activiteiten op de terreinen van de exploitant; dat het over een beperkte hoeveelheid gaat; dat deze nuttig aangewend worden (namelijk de verwarming van de ateliers en verwarmen van sanitair water); dat de verbranding gebeurt met behulp van een kleine installatie (niet vergunningsplichtig); dat er wel speciale aandacht dient te gaan naar het voorzien van een vloeistofdichte vloer vermits houtafval geen inert materiaal is en er bijgevolg risico op uitloging mogelijk is; dat de exploitant tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie verklaard heeft dat het hout zal opgeslagen worden op een vloeistofdichte ondergrond; Overwegende dat het plaatsen van een groenscherm, een omheining en een weegbrug niet noodzakelijk is gelet op de aard en het gebruik van de opgeslagen afvalstoffen; Overwegende dat de rubriek 2.3.4.1.c) werd aangevraagd; dat het hier concreet gaat over het meeverbranden van afgewerkte olie in een verbrandingsoven; dat het hier bijgevolg niet gaat over rubriek 2.3.4.1 c) maar over 2.3.4.2c) opslag en meeverbranding van afgewerkte olie; Overwegende dat met betrekking tot de meeverbranding van afgewerkte olie werd meegedeeld dat de afgewerkte olie afkomstig is van de voertuigen; dat de afgewerkte olie wordt meeverbrand in een verhouding van 4/5 stookolie, 1/5 afgewerkte olie; dat de installatie enkel gebruikt wordt tijdens de koudste wintermaanden; dat deze installatie niet uitgerust is met een rookgasreiniging; dat er werd meegedeeld dat op basis van de opgelegde voorwaarden in het vergunningsbesluit door de directie bekeken zal worden of het ten eerste mogelijk is om de aanwezige installatie aan te passen en ten tweede of het financieel haalbaar is aangezien toch maar een minimale hoeveelheid afgewerkte olie (maximaal 1000 liter) wordt verbrand op jaarbasis; dat indien de VLAREM-voorwaarden niet haalbaar zouden zijn, de installatie buiten gebruik zal gesteld worden;
11
Overwegende dat de waterzuivering van het bedrijf enkel operationeel is voor het zuiveren van water afkomstig van de metaalactiviteiten, niet voor de rookgaszuivering; Overwegende dat met betrekking tot het meeverbranden van afgewerkte olie de situatie anders ligt; dat op 12.12.2003 (B.S. 13.02.2004) de Europese Richtlijn 2000/76/EG betreffende afvalverbranding via het besluit van de Vlaamse regering in onze wetgeving werd geïmplementeerd; dat bijgevolg het verbranden en meeverbranden van afgewerkte olie onder de voorwaarden van subafdeling 2.5.3bis1 verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties voor afvalstoffen van VLAREM II valt en deze zijn strenger dan onder subafdeling 5.2.3.5 verbrandingsinrichtingen voor als brandstof te gebruiken afgewerkte olie; dat de emissiegrenswaarden die nu als maximaal toelaatbare gelden strenger zijn; dat naar meetfrequenties continue metingen voor een uitgebreide set luchtparameters en bovendien dure dioxinemetingen verplicht zijn; dat om aan deze normen te kunnen voldoen zal een rookgasreiniging geplaatst moeten worden; dat aangezien de aangevraagde installatie geen rookgasreiniging heeft het onmogelijk kan voldoen aan de gestelde normen en het vereiste meetprogramma economisch niet haalbaar is gelet op de beperkte hoeveelheid te verbranden afgewerkte olie; Overwegende dat de afvalgassen van de verbrandingsinstallatie voor de afgewerkte olie nagenoeg niet worden gezuiverd; dat een rookgasreiniging moet geplaatst worden om te kunnen voldoen aan de geldende normen; dat de exploitant niet bereid is een zuiveringsinstallatie te voorzien; dat zonder een zuiveringsinstallatie de emissies niet kunnen voldoen aan de vlaremvoorwaarden terzake; dat de verbrandingsinstallatie derhalve dient te worden geweigerd; dat de exploitant tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie verklaard heeft dat deze activiteit niet meer zal uitgevoerd worden; dat de afgewerkte olie zal opgehaald worden en verwerkt worden door een erkend verwerker; Overwegende dat de spuitinstallaties poederspuitinstallatie zijn; dat er gebruik gemaakt worden van niet gevaarlijke epoxypolyesterpoeders; dat er een afzuiginstallatie aanwezig is die het teveel aan poeders afzuigt; dat de poeders van de afgezogen lucht gescheiden worden door middel van een cycloon; dat de lucht naar buiten wordt geëmitteerd; dat het een bestaande installatie betreft; dat er kan gesteld worden dat de emissies kunnen voldoen aan de emissievoorwaarden van afdeling 5.4.3. van het Vlarem II; dat vermits volgens het ‘in lijn” principe wordt gewerkt, is de plaatsing in een afzonderlijk lokaal niet noodzakelijk; Overwegende dat de staalstraalinstallatie in een afzonderlijk lokaal zijn ingericht; dat het gritstaal en stof via een cycloon van de afgezogen lucht wordt afgescheiden; dat bij de straalmachine de lucht vervolgens op een waterbak wordt afgeblazen en daarna in de open lucht terechtkomt; dat het bestaande evenwel oude installatie betreft; dat er kan gesteld worden dat de installatie, inzonderheid wat betreft stof, kan voldoen aan emissiegrensvoorwaarden van het vlarem II; dat het toch aangewezen is dat er een controlemeting worden uitgevoerd waaruit blijkt dat er voldaan aan de emissiegrenswaarden; Overwegende dat na onderzoek van het dossier blijkt dat meerdere inrichtingen werden aangevraagd met onjuiste hoeveelheden en enkele inrichtingen niet in de juiste rubriek werden ondergebracht; dat de desbetreffende hoeveelheden van deze rubrieken ambtshalve werden aangepast; Overwegende dat gelet op de totale inhoud van de baden (336.000l) het bedrijf een Xbedrijf is; dat bij het dossier overeenkomst de richtlijnen van het vlarem I een nota werd gevoegd betreffende de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging;
12
Overwegende dat een IPPC-checklist nog niet is opgemaakt vermits er nog geen BREF beschikbaar is; dat er wel een studie is van het Vito “Electrolytisch behandelen, chemisch behandelen en ontvetten met oplosmiddelen van metalen oppervlakten”; Dat volgende vragen wel dienen beantwoord te worden: 1. Worden alle passende preventieve maatregelen getroffen tegen verontreiniging ? Werden de eventuele nodige bijzondere voorwaarden opgelegd ? Zijn er emissiegrenswaarden voor de verontreinigende stoffen? Kunnen met de exploitatievoorwaarden de milieukwaliteitsnormen gehaald worden ? De emissies naar lucht worden voornamelijk veroorzaakt door de staalstraalinstallaties, verwarmingsbranders en de procesbaden. De branders worden gevoed met gas. Het warmtevermogen is beperkt. Er zijn geen problemen te verwachten, noch bijzondere maatregelen op te leggen. Alle procesbaden werken op waterbasis; er is geen gebruik van solventen. De luchtemissies der baden worden door middel van procesbeheersing onder controle gehouden. Dit gebeurt door een nauwkeurige sturing van de concentratie chemicaliën en de badtemperatuur. Het ontvetten gebeurt op een temperatuur van 65°C; beitsen van staal, ijzer- en zinkfosfatie gebeurt op een temperatuur van 50°C. Er is een beperkte randafzuiging rechtstreeks naar buiten. De emissies bevatten hoofdzakelijk waterdamp. De luchtemissievoorwaarden van het Vlarem II zullen volstaan. De nodige maatregelen worden genomen om abnormale stofhinder afkomstig van de straalcabines te vermijden. De lozing van bedrijfsafvalwater is minimaal. Alle geloosde gevaarlijke stoffen zijn nog niet gekend. Hiervoor werd een bijzondere voorwaarde opgelegd. Er is geen geluidshinder te vrezen. De vlaremvoorwaarden zullen volstaan. 2. Kunnen de emissies significant verminderd worden met het gebruik van andere beste beschikbare technieken zonder buitensporige kosten te maken ? Wat betreft oppervlaktebehandeling van metalen is nog geen BREF en dus geen checklist beschikbaar. De richtlijnen van de BBT-studie worden in grote mate gevolgd: Het ontvetten gebeurt in waterig milieu (zie 4.1 van de VITO-studie). Het beitsen is dompelbeitsen. Het fosfateren bestaat uit zinkfosfateren en ijzerfosfateren (punt 4.8 van de VITOstudie). De voorgestelde BBT-maatregelen (punt 6.2 van de VITO-studie) worden gevolgd in zoverre ze van toepassing zijn. De emissies zijn derhalve zeer beperkt. 3. Zijn er passende maatregelen voor andere dan normale bedrijfsomstandigheden ? Alle baden en de gehele waterzuiveringsinstallatie zijn ingekuipt en geïnstalleerd in de kelderverdieping. Calamiteiten kunnen geen nadelige gevolgen veroorzaken buiten het bedrijfsgebouw. Er zijn geen andere abnormale omstandigheden die bijzondere maatregelen vereisen.
13
4. Wordt overeenkomstig de EG-richtlijn 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen het ontstaan van afvalstoffen voorkomen ? Wordt waar dat niet gebeurt die stoffen ten nutte gemaakt of wanneer dat technisch en economisch onmogelijk is, zodanig verwijderd dat milieueffecten worden voorkomen of beperkt ? Afvalstoffen van de waterzuivering worden naar erkende verwerkers afgevoerd. Verpakkingsafval (hout) zal in een verbrandingsinstallatie worden verwerkt. Schroot wordt naar erkende verwerkers afgevoerd. 5. Wordt de energie op doelmatige wijze gebruikt ? De baden worden verwarmd via warmtewisselaars. (gasbranders-warmwaterbadvloeistof). Lagere temperaturen van de baden zouden een hogere concentratie van de chemicaliën noodzakelijk maken, hetgeen niet aangewezen is. 6. Worden de nodige maatregelen getroffen om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken ? Vergt de bedrijfsveiligheid van het proces of de activiteit de toepassing van een andere techniek ? Zoals hoger vermeld werken alle baden op waterbasis en is de gehele installatie ingekuipt. Bovendien is de installatie PLC gestuurd zodat menselijke vergissingen minimaal worden gehouden. Schriftelijke instructies zijn aanwezig om de gevolgen van ongevallen te beperken. 7. Worden bij de definitieve stopzetting van de activiteiten de nodige maatregelen getroffen om het gevaar van verontreiniging te voorkomen en het exploitatieterrein weer in een bevredigende toestand te brengen? Bij definitieve stopzetting volstaan de algemene maatregelen om de kritische stoffen zoals baden en afvalstoffen te verwijderen en af te voeren naar erkende inrichtingen, zoals opgelegd in de Vlarem reglementering (afdeling 4.1.6). 8. Werd voldaan aan de nieuwe wettelijke bepalingen van de Gemeenschap die nog niet werden omgezet ? Er zijn ons geen nieuwe EU-richtlijnen bekend die op de sector van toepassing zijn en nog niet omgezet zijn.
Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden: we hebben de adviezen doorgenomen; het meeverbranden van afval zullen we niet uitvoeren; we zullen dit laten ophalen en laten verwerken door een erkend verwerker; er zullen analyses uitgevoerd worden van het bedrijfsafvalwater; kan dit nog voor de beslissing van de Bestendige Deputatie uitgevoerd worden zodat er een definitieve vergunning kan verleend worden; de baden worden verwarmd met gasgestookte branders; we hebben deze rubriek vergeten ;we zullen hiervoor een nieuwe aanvraag indienen; we doen enkel aan poederspuiten; op de staalstraalinstallatie werden nog geen emissiemetingen uitgevoerd; de houtverbranding heeft een vermogen van 217 kW; het hout zal opgeslagen worden op een vloeistofdichte ondergrond; Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen;
14
Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico’s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering/verdere exploitatie, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt, behalve voor wat betreft de verbrandingsinstallatie voor afvalolie 407 kW; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning gedeeltelijk toe te staan (deels op proef); Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Jan Durnez, gegeven in zitting van heden; BESLUIT Artikel 1 § 1. Aan N.V. / B.V.B.A. VERFAILLIE - LEROY, gevestigd te Werviksestraat 94 8902 Zillebeke wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend, om een inrichting gelegen te Werviksestraat 94 te Zillebeke (Ieper), kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
IEPER 16 AFD (ZILLEBEKE)
C
0403/v
IEPER 16 AFD (ZILLEBEKE)
C
0403/w
IEPER 16 AFD (ZILLEBEKE)
C
0456/m/2
IEPER 16 AFD (ZILLEBEKE)
C
405/l
met als voorwerp : een fabriek voor signalisatieplaten verder te exploiteren en te veranderen door wijziging, uitbreiding en toevoeging Rubriek
Omschrijving
Kl. Advies
Tijd.
2.2.1.d.1
Opslag en sortering van: andere niet gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van : maximaal 100 ton (Totale eenheden: 40 Ton)
2
1
O
Coörd
Audit
Jv. X
15
3.3
Afvalwater en koelwater: 3 het lozen van niet in rubriek 3.6 begrepen huishoudelijk afvalwater in de openbare riolen: (Totale eenheden: 570 kubieke meter per jaar)
3.6.3.1
Afval-/koelwater: vr de 2 behand. van bedrijfsafv. dat 1 of > vd in bijl. 2C bij tit. I vh Vlarem bed. gev. stoffen bevat in concentr. > de geld. milieukwalit.normen vr uit. ontvangende oppervl.water, met uitz. vd in 3.6.5 inged. inr., effluent tem 50m3/u (Totale eenheden: 3 kubieke meter per uur )
4.3.b.2
Bedekkingsmidd.: Inr. vr het mech., pneum. of elektrost. aanbrengen van bedekkingsmidd.andere dan sub a) bedoelde inrichtingen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: meer dan 10 kW tot en met 200 kW (Totale eenheden: 45,8 kilo watt)
2
1
12.2.1
Elektriciteit: 3 tranformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 600 kilo Volt-Ampere)
0
15.1.2
Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen.: al of niet overdekte ruimte waarin gestald worden: meer dan 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens (Totale eenheden: 40 Stuks (aantal))
0
2
0
AM
1
16
15.2
Garages, parkeerplaatsen 3 en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: werkplaatsen voor het herstellen van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden ) andere dan bedoeld in rubriek 15.3 (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
0
16.3.1.2
Gassen: inrichtingen voor 2 het fysisch behandelen van gassen (samenpersen ontspannen): koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioning installaties, met een tot. geïnst. drijfkr.: meer dan 200 kW (Totale eenheden: 280 kilo watt)
1
16.7.2
Gassen: opslagplaatsen 2 voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in verplaatsbare recipiënten met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van: meer dan 1.000 l tem 10.000 l (Totale eenheden: 2500 liter)
1
16.8.3
Gassen: opslagplaatsen 1 voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs, uitgezonderd deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgezonderd buffervaten meer dan 10.000 l (Totale eenheden: 22840 liter)
AR
1
B
17
17.3.2.2
Gevaarlijke stoffen: niet onder 17.2 en 17.4 vallende inricht. of opslagplaatsen: inricht. voor de opslag voor zeer giftige, giftige en ontplofbare stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een opslagcap. van > 100 kg tem 1 ton (Totale eenheden: 775 kilogram)
2
0
17.3.3.2
Gevaarl. stoffen: niet 2 onder 17.2 en 17.4 vallende inricht. of opslagplaatsen: opslagplaatsen voor oxyderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, met uitz. van deze onder rubriek 48, met een tot. inhoudsvermogen van > 1.000 kg tem 50.000 kg (Totale eenheden: 11513,3 kilogram)
0
17.3.4.2
Gevaarlijke stoffen: niet onder 17.2 en 17.4 vallende inricht. of opslagplaatsen: opslagplaatsen voor zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen, met uitz. van deze onder rubriek 48, met een tot. inhoudsvermogen van: > 500 l tem 30.000 l (Totale eenheden: 5300 liter)
2
0
17.3.6.2
Gevaarl. stoffen: 2 opslagplaatsen vr vloeistoffen met ontvlammingspunt > 55°C en < 100°C, (uitz. deze onder rubriek 48), met tot. inhoudsverm.: meer dan 20.000 l tot en met 500.000 l (Totale eenheden: 40000 liter)
0
18
17.3.7.1
Gevaarlijke stoffen: 3 opslagplaatsen voor vloeistoffen met ontvlammingspunt > 100° C (uitgez. deze bedoeld onder rubriek 48), met een tot. inhoudsvermogen van: 200 l tot en met 50.000 l (Totale eenheden: 11500 liter)
17.3.9.3
Gevaarl. stoffen: brandstofverdeelinstall. vr motorvoertuigen (install. voor vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare KWS): overige inrichtingen gekoppeld aan een opslag ingedeeld in 1ste klasse (Totale eenheden: 4 Stuks (aantal))
17.4
Gevaarl. stoffen: opslagpl. 3 (uitgez. deze in rubr.48, en/of verkoopspunten van in bijl. 7 bij tit. I vh Vlarem bed. gevaarl. stoffen) in verpakk. met een inhoudsverm. van max. 25 l of 25 kg, voor zover de max. opslag is ts 50kg of 50l en 5.000kg of 5000l (Totale eenheden: 4000 kilogram)
0
29.5.2.2
Metalen of voorwerpen uit 2 metaal (bewerking of behandeling van): smederijen, andere dan in 29.5.1., en inricht. voor mechanisch behandelen van metalen en vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnst. tot. drijfkr. van > 10 kW tem 200 kW (Totale eenheden: 155 kilo watt)
1
1
0
AR
0
B
N
19
29.5.4.2
Metalen of voorwerpen uit 2 metaal: Inricht. voor fysisch behandelen van metalen of stralen met zand of andere producten (uitgez. het stralen ve gebouw of enige andere vaste constructie) met een geïnst. tot. drijfkr. van: > 10 kW tem 200 kW (Totale eenheden: 73 kilo watt)
29.5.5.3
Metalen of voorwerpen uit 1 metaal: install. voor opp.behandeling van metalen dmv een elektrolytisch of chem. procédé, wanneer de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden bedraagt > 5.000 tem 30.000 l (Totale eenheden: 336000 liter)
Rubriek
Product
Hoeveelheid
2.2.1.d.1
onbehandeld houtafval
40 Ton
3.3
huishoudelijk afvalwater
570 kubieke meter per jaar
3.6.3.1
afvalwaterzuiveringsinstallaties
3 kubieke meter per uur
4.3.b.2
aanbrenginstallaties voor bedekkingsmiddelen
45,8 kilo watt
12.2.1
transformatoren
600 kilo Volt-Ampere
15.1.2
voertuigen
40 Stuks (aantal)
15.2
schouwput
1 Stuks (aantal)
16.3.1.2
compressoren
280 kilo watt
16.7.2
zuurstof
1000 liter
16.7.2
propaan
1500 liter
16.8.3
propaan
17.3.2.2
giftige grondstoffen
775 kilogram
17.3.3.2
corrosieve, irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen
11513,3 kilogram
17.3.4.2
benzine
5300 liter
17.3.6.2
mazout
40000 liter
17.3.7.1
oliën
11500 liter
17.3.9.3
verdeelslangen
4 Stuks (aantal)
17.4
diverse produkten
4000 kilogram
Opslag:
1
AMR
0 bovengronds
0
B
P
J
22840 liter
20
29.5.2.2
machines
155 kilo watt
29.5.4.2
staalstraalinrichtingen
73 kilo watt
29.5.5.3
baden
336000 liter
een fabriek voor signalisatieplaten verder exploiteren, uitbreiden, wijzigen en toevoegen om te komen tot: - Opslag van onbehandeld houtafval 40 ton - lozing van max. 570 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de riolering - lozing van 3 m³/uur, 24 m³/dag en 1.000 m³/jaar bedrijfsafvalwater in de riolering - 2 poederspuitinstallaties resp. 8,6 kW en 37,2 kW - een transfo 600 kVA - stalplaats voor 40 voertuigen - onderhoudswerkplaats met 1 schouwput - 5 compressoren resp. 121 kW, 55 kW, 2 x 37 kW en 30 kW - opslagplaats gassen in flessen 2.500 l (1.500 l propaan en 1.000 l zuurstof) - 2 bovengrondse opslagtanks propaan resp. 18.000 l en 4.840 l - opslag giftige stoffen (Alodine 6105 en Novox Act 12B) 775 kg - opslag diverse schadelijke, corrosieve of irriterende stoffen 11.113 kg (1.000 l natriumbisulfiet, 1.000 l zoutzuur, 1.000 l zwavelzuur, 1.200 l ridoline, 1.000 l ijzerchloride, 1.152 l granoline, 2.000 l verven, e.a.) - opslag 400 l trichloorethyleen - ondergrondse opslagtank benzine 5.300 l - 3 ondergrondse opslagtanks mazout resp. 20.000 l en 2 x 10.000 l - opslag diverse oliën 11.500 l waarvan 5.000 l afvalolie in een bovengrondse tank, 2.500 l motorolie in een bovengrondse tank en 4.000 l diverse oliën in vaten - 3 verdeelslangen voor mazout, 1 verdeelslang voor benzine - opslag diverse gevaarlijke stoffen in kleine recipiënten 4.000 l - diverse metaalbewerkingmachines 155 kW - straalmachine 52 kW en staalstraalketel 6 kW met afzuiginstallatie 15 kW - oppervlaktebehandeling van metalen in baden, totaal 336.000 l - opslag epoxy-polyesterpoeders 17.000 kg
§ 2. De vergunning wordt geweigerd wat betreft het volgende onderdeel : de verbrandingsinstallatie voor afvalolie 407 kW
Artikel 2 § 1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting dient in gebruik genomen binnen een termijn van 200 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum bepaald in artikel 3,1. § 2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, een bouwvergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de bouwvergunning niet is verleend. In afwijking van het bepaalde § 1 wordt de aanvangsdatum van de milieuvergunning in dat geval verdaagd tot de dag dat deze bouwvergunning definitief is verworven. § 3. Wordt de in § 2 bedoelde bouwvergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de bouwvergunning in laatste aanleg.
21
Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn van - 1 jaar op proef voor de lozing van BA - 20 jaar voor de overige inrichtingen 1. die aanvangt op
behoudens wanneer :
a) onderhavige milieuvergunning is geschorst omdat de bouwvergunning, vereist krachtens artikel 42 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, op datum van onderhavige milieuvergunning niet definitief is verleend; de exploitant dient de datum waarop de bouwvergunning werd verleend bij ter post aangetekend schrijven mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend; b) onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, § 3 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan; 2. die eindigt op behoudens wanneer : -
voor de lozing van BA voor de overige inrichtingen
de inrichting overeenkomstig het bepaalde in sub 1. a), later werd in gebruik genomen; in dat geval wordt de einddatum van onderhavige vergunning met een termijn overeenstemmend met deze latere in gebruikname naar later verschoven, behalve wanneer de einddatum samenvalt met de eerder verleende lopende vergunning(en).
Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden : De algemene en sectorale voorwaarden voor nieuwe/bestaande inrichtingen van titel II van het Vlarem. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectorale bepalingen uit titel II van het Vlarem (waarvan, in voorkomend geval, enkel de aangeduide artikelen van toepassing zijn) : V01: V02: V03: V04: V05: V07: V13: V26:
V27:
Algemene milieuvoorwaarden - algemeen: Hoofdstuk 4.1 en bijlage 4.1.8 Algemene milieuvoorwaarden - geluid: Hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater: Hoofdstuk 4.2 en bijlagen 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4 Algemene milieuvoorwaarden - grond- en bodemwater: Hoofdstuk 4.3 en bijlage 4.2.5.1 algemene milieuvoorwaarden - lucht: Hoofdstuk 4.4. en bijlagen 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4 en 4.4.5 Verwerking van afvalstoffen - algemeen: Afdeling 5.2.1 en subafdeling 5.2.3.1 Opslag en behandeling van bepaalde ongevaarlijke vaste afvalstoffen: subafdeling 5.2.2.4 Lozing van bedrijfsafvalwaters: Afdeling 5.3.2 en bijlagen 5.3.2.52° en 55°b) en c) (sector vloeibare koolwaterstoffen en sector werktuigbouw, koudbewerking en oppervlaktebehandeling van metalen – lozing in de riolering) Bedekkingsmiddelen, kleurstoffen en pigmenten: Hoofdstuk 5.4
22
V35: V37: V38: V40: V44: V45: V46:
V47: V57: V67:
Elektriciteit: Hoofdstuk 5.12 Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: Hoofdstuk 5.15 Gassen - algemeen: Afdeling 5.16.1 Gassen - koelinrichtingen - compressoren: Afdeling 5.16.3 Gassen - opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: Afdeling 5.16.5 en bijlage 5.16.1, bijlage 5.16.2 Gassen - opslag in vaste reservoirs voor samengeperste vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen: Afdeling 5.16.6 en bijlagen 5.16.3, 5.16.4 Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3 en bijlagen 5.17.1, 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4, 5.17.5, 5.17.6 en 5.17.7 Beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) bij de opslag en verlading van benzine: Afdeling 5.17.4 en bijlage 5.17.9 Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: Afdeling 5.17.5 Metalen:Hoofdstuk 5.29
bijzondere voorwaarden: a) Het plaatsen van een groenscherm en een omheining rond de inrichting alsmede de installatie van een weegbrug is niet noodzakelijk. b) Het hemelwater dat terechtkomt op de vulzone en tankzone nabij de verdeelpompen dient afzonderlijk opgevangen te worden en geloosd in de riolering via een bezinkput en KWS-afscheider. c) Binnen een termijn van 6 maanden na het verlenen van de vergunning dient de exploitant een representatieve analyse van het effluent van het bedrijfsafvalwater te bezorgen aan de VMM en de afdeling Milieuvergunningen. Tevens dient te worden onderzocht welke andere gevaarlijke stoffen worden geloosd in concentraties hoger dan de milieukwaliteitsnormen. Voor deze stoffen dient een haalbare norm te worden voorgesteld. d) Op de staalstraalinstallatie dienen controlemetingen uitgevoerd te worden binnen een termijn van 6 maanden waaruit blijkt dat er voldaan wordt aan de emissiegrenswaarden bepaald in Vlarem II .
Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad dd. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000 , bij besluit van 17 juli 2000, bij besluit van 13 oktober 2000, bij besluit van 19 januari 2001 bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 5 december 2003, het besluit van 2 april 2004, bij besluit van 26 maart 2004 en bij besluit van 23 april 2004; In het geval van verandering (uitbreiding) van een lopende vergunning gelden voor de tot op heden nog niet vergunde inrichtingen in principe steeds de voorwaarden voor nieuwe inrichtingen van titel II van het Vlarem (met uitzondering van de inplantingsregels indien vergroting minder dan 100 % bedraagt), en dit voor zover de sectorale voorwaarden geen afwijkende regeling bevatten. De in de vroegere vergunningen reeds opgelegde voorwaarden blijven eveneens van kracht.
23
Artikel 5 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden.
Artikel 6 § 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. § 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Brugge, de 15/07/2004 Waren aanwezig: de HH. Paul BREYNE, Gouverneur-voorzitter; de Heer Jan DURNEZ, de heer Patrick VAN GHELUWE, de heer Gabriël KINDT, de heer Dirk DE FAUW, de heer Gunter PERTRY, mevrouw Marleen TITECA-DECRAENE, leden; de Heer Hilaire OST, Provinciegriffier
De provinciegriffier,
De gouverneur-voorzitter,
Hilaire Ost
Paul Breyne
24
AANDACHT ! Ingevolge de koppeling van de bouw- aan de milieuvergunning vervalt de krachtens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, verleende bouwvergunning in geval onderhavige milieuvergunning in beroep zou worden geweigerd, op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending (voor de exploitant en de betrokken adviesinstanties en besturen) of aanplakking (derden) bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van AMINAL (Afdeling Milieuvergunningen, Graaf de Ferrarisgebouw (4de + 6de verdieping), Koning Albert IIlaan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden.
25