SJABBAT SJALOM Jaargang XI, Nr. 443
Parasjat Haäzinoe
13 Tisjri 5773 28/29 september 2012
Overzicht Haäzinoe Bijna geheel Haäzinoe is een lied, in Tora geschreven in twee parallele kolommen. Mosjé roept de hemel en de aarde op als eeuwige getuigen voor wat er zal gebeuren als het Joodse volk zal zondigen en niet Tora zal gehoorzamen. Hij maant het volk aan om de geschiedenis van de wereld te gedenken en op te merken hoe het Joodse volk in iedere generatie gered werd van volledige uitroeiing – dat Hasjem „aan de touwtjes trekt” vanhet wereldgebeuren, zodat Bnei Jisraël hun bestemming als Zijn boodschapper in de wereld kan vervullen. Hasjems liefde is zodanig, dat Israël eeuwig dankbaar zou moeten zijn, niet alleen omdat Hij hen heeft onderhouden in de woestijn, maar ook omdat Hij hen in het land van overvloed gebracht heeft, en omdat Hij hun vijanden verslagen heeft. Maar deze fysieke overvloed leidt ertoe dat het volk zelfvoldaan wordt en zich overmatig te goed doet aan wereldse geneugten. Fysiek plezier corrumpeert het moraal van het volk. Zij gaan machteloze afgoden en hun beelden aanbidden en gaan zich te buiten aan allerlei soorten verdorvenheden. Hasjem zal de volken, die geen enkele moraal hebben, over Israël laten heersen en zal Israël over de wereld verstrooien. Maar het enige nut van die volken is om te dienen als roe, om het Joodse volk te kastijden. Wanneer deze volken denken dat het aan hun eigen kracht te danken is dat zij de macht over Israël kunnen uitoefenen, dan zal Hasjem hen eraan herinneren dat zij niets meer zijn dat een stuk gereedschap in Zijn handen. Het doel van het Joodse volk is fundamenteel – dat de mens zijn Schepper zal erkennen. Noch ballingschap noch lijden kan de band tussen Hasjem en Zijn volk verbreken, en in de uiteindelijke verlossing zal deze band worden hersteld. Hasjem zal dan Zijn woede op de vijanden van Israël loslaten, alsof zij Zijn vijanden zijn, en dan zal Hij geen medelijden tonen met de kwellers van Zijn volk. Hasjem geeft vervolgens Zijn laatste opdracht aan Mosjé: dat hij de berg Nevo moet opklimmen, waar hij tot zijn volk zal worden ingezameld.
Inzicht in Parasjat Haäzinoe HOE GEEFT MEN EEN LES IN ZEDENLEER De Tora noemt de sedra van Haäzinoe een sjiera – „een lied” (31:19): „En nu, schrijven jullie dit lied op voor jullie zelf.” In dit schitterende gedicht, door Mosjé uitgesproken op de laatste dag van zijn leven, spreekt hij over het verleden, het heden en de toekomst van het volk Israël. Er is gezegd dat het doel van dit lied is om de erkenning uit te drukken van de totale harmonie van G-ds Schepping, zowel als het optekenen van de geschiedenis van G-ds volk, dat de manifestatie van G-ds Hasjgacha – voorzienigheid – representeert. Het lied moet ook worden opgevat als een morele boodschap, door Mosjé overgebracht vóór zijn heengaan. Gebaseerd op deze interpretatie van het lied, biedt de Chatam Sofeer een briljante verklaring van het tweede vers van onze parasja: ב שׂ ֶ ע ֵי ל ֵ םע ֲ י ב ִ י ב ִ ר ְ כ ִ ו ְא שׁ ֶ ד ֶי ל ֵ םע ֲ ר ִ י ע ִ שׂ ְ כּ ִי ת ִ ר ָ מ ְ א ִל טּ ַ כּ ַל זּ ַ תּ ִי ח ִ ק ְ ל ִר ט ָ מּ ָ כּ ַף ר ֹ ע ֲ י ַ – „Moge mijn lering druppelen als de regen, mijn woorden vloeien als de dauw, als stormwinden op het gewas, als regendroppels op het gras” (32:2). Het verschil tussen dauw en regen is dat de eerste aangenaam is en door iedereen als een zegen wordt beschouwd. Als zodanig is het woord ל ט ַ– TaL – in het Hebreeuws een afkorting voor ל כּ ֹ ל ַב וֹ –טgoed voor iedereen. Regen daarentegen, wordt ר ט ָ מ ָ– MaTaR – genoemd en is soms zwaar en hard en kan dan tamelijk oncomfortabel zijn. Vandaar dat het woord ר ט ָ מ ָ– MaTaR – als כ ֶ ב ְ י ר ִ, ם כ ֶ ח ֲ ר ְ ט ָ,כם ֶ א ֲ מ ַ– Masaächem, Tarchachem, Rivechem – „jullie een afkorting kan worden opgevat van ם שּׂ ַ twistziekheid, jullie lasten en jullie geruzie.” Evenzo wijst de Chatam Sofer erop dat er twee soorten vermaning en instructie zijn De één is aangenaam en vriendelijk, de ander is zwaar en hard. De eerste is een Tal-benadering, terwijl de tweede een Matar-benadering is. De vraag is: wanneer moet een leraar kiezen voor de vriendelijke benadering en waarnneer voor de harde? Het antwoord is dat wanneer men een morele les geeft voor een gemeenschap, men vrijuit en zelfs hard kan zijn en men de matarbenadering kan kiezen. Maar wanneer men een enkeling moreel onderwijst, dan moet men dat vriendelijk en ד ֶ– dèsjè – heeft betrekking op gras en vegetatie in het algemeen, terwijl met het woord zachtaardig doen. Het woord א שׁ ֶ ב שׂ ֶ ע ֵ– esef – ieder grashalmpje bedoeld wordt. Het advies van Tora hoe men moet vermanen en aansporen, wordt getoond in het hierboven aangehaalde vers: ם ר ִ י ע ִ שׂ ְ כּ ִ– keseïriem – „als stormwinden,” op „vegetatie,” wanneer je tegen י ב ִ י ב ִ ר ְ כ ִ– kireviviem – „als zachte regendruppels,” wanneer je spreekt tegen een groot publiek spreekt; maar ם „grashalmpjes.” Op deze manier verklaart hij de woorden van Mosjé. De les van de leider moet als matar zijn wanneer hij tegen de tsibboer – het publiek – spreekt, tegen de hele gemeenschap, maar het moet zijn als de tal wanneer men een individu toespreekt. Dat is de bedoeling van Tora als het de uitdrukking א שׁ ֶ ד ֶ– dèsjè – „vegetatie” – gebruikt, een metafoor voor de klal in samenhang met de stormwind en de zware regen. Het woord ב שׂ ֶ ע ֵ– esef – (de enkele grashalmpjes) zijn een symbool voor de enkeling – de jachied – in samenhang met de zachte, vriendelijke regen of de dauw. Iedere goede leraar begrijpt dat het niet alleen maar gaat om wat hij zegt, maar vooral ook hoe hij het zegt.
Uitgave: Zwi Goldberg – P.O.Box 3220 – Netanya 42132 – Israël –
[email protected] – www.joodsleven.nl
1
Jaargang IX, Nr. 443
SJABBAT SJALOM — PARASJAT HAÄZINOE
13 Tisjri 5773
Het eeuwig durende Testament Door Mordechai Wollenberg
In de Tara-afdeling van deze week roept Mosjé hemel en aarde aan als getuigen voor het eeuwige verbond tussen G-d en het Joodse volk. Waarom niet gewone mensen als getuigen erbij halen – toch een enigszins normalere methode dan zulke schijbaar abstracte getuigen? Zoals Rasji verklaart, blijven hemel en aarde generatie na generatie bestaan. In plaats van gebruik te maken van menselijke getuigen, die uiteindelijk heengaan, waarna de testimony verloren raakt, is het idee om een eeuwig durend testament te hebben, dat niet vernieuwd hoeft te worden. We kunnen dit in de werkelijkheid waarnemen. Zelfs tientalle generaties verwijderd van Sinai is er niet veel veranderd. We volgen nog steeds dezelfde Tora, dezelfde wetten, tradities en gewoonten, die dit eeuwige verbond handhaven en het ongeschonden doorgeven aan de volgende generatie. Dit is destemeer indrukwekkend daar, zoals iemand onlangs opmerkte, G-d tot het Joodse volk duizenden jaren geleden op de Berg Sinai gesproken heeft en Hij sedertdien niet meer collectief tegen hen gesproken heeft, en desondanks doen we nog steeds wat Hij hen toen vertelde!
Garantie voor een Goed Jaar De Sjabbat tussen Rosj Hasjana en Jom Kippoer wordt genoemd is Shabbat Sjoeva (de Sjabbat van de Terugkeer). De Amida van de Hoge Feestdagen bevat het gebed: „U koos ons uit al de volken, U hield van ons en U wilde ons goedgezind zijn.” Hoewel dit gebed is geformuleerd in de verleden tijd, impliceert het ook dat G-d voortdurend het Joodse volk uitkiest, van hen houdt, en hen goedgezind wil zijn. De commentator Dover Shalom legt uit dat de drie uitdrukkingen die in dit gebed voorkomen, overeenkomen met drie niveaus van liefde. Het laagste niveau is als we geliefd zijn, omdat we beter zijn dan de andere beschikbare opties. Hoewel we fouten kunnen hebben, we zijn superieur ten opzichte van de alternatieven. Het middelste niveau is wanneer we geliefd zijn omdat we van nature goed zijn. Het hoogste niveau is als we onvoorwaardelijk geliefd zijn, om geen enkele reden. Als er al een reden zou zijn, zou het de reden zijn die geliefd was, niet ons! De zinsnede „U verkoos ons uit alle volken” komt overeen met het laagste niveau van de liefde, als we alleen geliefd zijn in vergelijking met de andere mogelijkheden. De Talmoed (Avoda Zara 2b, op Deut. 33:2) leert dat G-d in eerste instantie de Tora aangeboden had aan de naties van de wereld, die het allen weigerden te accepteren. Alleen het Joodse volk antwoordde gretig: „Wij zullen doen en we zullen horen!” (Exodus 24:7). Op basis van deze positieve reactie, gaf G-d de Tora aan ons. [De Joden zouden dus nauwkeuriger het Kiezende Volk genoemd kunnen worden, niet het uitverkoren volk. Wij kozen voor G-d als eerste, en Hij beantwoordde dat. Vanuit het Joods perspectief zal God iedereen kiezen die voor Hem kiest.] De zinsnede „U hield van ons” komt overeen met het tweede niveau van liefde, als we geliefd zijn als gevolg van onze intrinsieke goedheid. Niet alleen zijn we de voorkeur boven andere opties, we zijn eigenlijk inherent lief! Ten slotte de uitdrukking „U wilde ons goed gezind zijn” komt overeen met het hoogste niveau van de liefde: onverklaarbare, absolute liefde die niet afhankelijk is van de rede. De liefde tussen G-d en het Joodse volk wordt vergeleken met de liefde tussen een man en een vrouw. De Misjna (Kiddoesjien 1:1) leert dat er drie manieren zijn waarop een huwelijk wettelijk van kracht wordt: door middel van een financiële transactie, door middel van een contract of door voltrekking van de huwelijksgemeenschap. G-d huwde het Joodse volk op alle drie manieren. De Egyptische rijkdommen die aanspoelden nadat het Joodse volk de zee over was gestoken, vormen een monetaire transactie (zie Sefer HaMakneh op Kiddoesjien, Pischa Zeira). Het Joodse volk ontving haar huwelijkscontract bij de berg Sinaï, toen G-d ons de Tora gaf, en ons huwelijk werd voltrokken in de tijd dat het Joodse volk leefde in de beslotenheid van de G-ddelijke Wolken van Glorie.
*** DRIE NIVEAUS VAN LIEFDE We kunnen deze drie methoden van huwelijksvoltrekking opvatten als uiting van de drie niveaus van de liefde. G-d voldoet niet slechts aan een of twee van deze voorwaarden; Hij zendt ons een uitstorting van liefde, waaruit blijkt dat Hij zich met ons wil verbinden op alle mogelijke manieren. De mitswa van tefillien, waarin een band drie keer rond de middelvinger wordt gelegd, drukt dit idee ook uit. Bij elke lus, zeggen we een vers dat begint met de woorden: „Ik verbind je aan Mij" [zegt G-d] (Hosea 2:21-22). De drie lussen die gevormd worden lijken op drie ringen, die het huwelijk en de drie niveaus van de liefde symboliseren. Elke dag, op een continue basis, kiest G-d ons, houdt Hij van ons en begeert Hij ons. Het voorwoord van de Otzer Tefillot zegt dat de hoofdlijnen van de gebeden voor de Hoge Feestdagen is dat G-d Zichzelf openbaart aan alle naties en volkeren, zodat er geen ontheiliging van Zijn naam zal zijn en de heiliging daarvan vergroot zal worden. Misschien dat onze Geleerden ervoor gekozen hebben om de gebeden op deze manier te verwoorden, zodat we konden proberen om G-ds liefde en toewijding voor ons te beantwoorden. Op Rosj Hasjana en Jom Kippoer, wanneer ons leven in de balans ligt, is de grootste demonstratie van liefde ons vermogen om uit te stijgen boven onze persoonlijke zorgen en ons uitsluitend te wijden aan de openbaring van G-ds heerlijkheid . Als G-d ziet dat
2
Jaargang IX, Nr. 443
SJABBAT SJALOM — PARASJAT HAÄZINOE
13 Tisjri 5773
we volwassen genoeg zijn om onze eigen behoeften te negeren en Zijn wil boven al het andere te stellen, zal Hij alles voor ons doen. Dit is de beste manier om voor onszelf een zoet nieuwe jaar te verzekeren. Niettemin moeten onze intenties oprecht zijn. De Talmoed (Bava Kama 92a) leert dat een persoon die bidt voor een ander, wanneer hij zelf hetzelfde nodig heeft, die zal eerst worden beantwoord. Dit betekent niet te zeggen dat twee arme mensen een plan kunnen maken om voor elkaar te bidden, en er dus voor zorgen dat ze beiden snel beantwoord worden! In een dergelijk scenario, bidt geen van beide personen daadwerkelijk voor de ander: ieder bidt voor zichzelf en gebruikt de andere persoo n als een voorwendsel. Hetzelfde geldt voor onze intenties in de gebeden van de Hoge Feestdagen. We moeten onszelf niet voor de gek houden door te denken dat we bidden voor de manifestatie van G-ds heerlijkheid, wanneer we eigenlijk alleen maar een goed jaar voor onszelf willen garanderen. Ons vermogen om boven onze persoonlijke problemen uit te stijgen is precies wat ervoor zorgt dat God onze wensen zal vervullen. Als we de Dag van de Rechtspraak naderen, kunnen we leren hoe we onszelf uit het centrum nemen en ons concentreren op G-d, en door middel van deze ultieme demonstratie van liefde, kunnen we worden ingeschreven in het Boek van een Goed Leven.
Maandag 1 oktober begint het Soekot-[Loofhutten-] feest
Soekot: De universele feestdag Door Rabbijn Ari Kahn (Vertaling: Zwi Goldberg)
De essentie van Soekoet is te leven met G-d, niet vragen, maar accepteren, vertrouwen. De Talmoed vertelt dat als in de toekomst de heidenen tegen G-d zullen klagen over Zijn voorkeursbehandeling van de Joden, Hij hen zal antwoorden dat dit is omdat de Joden de Tora hebben geaccepteerd en gevolg. Zij waren niet zozeer het „uitgekozen volk”, maar meer het “volk dat koos”: zei verkozen G-ds wetten te volgen. De heidenen zullen dan smeken: „Biedt ons nog eens de Tora aan, dan zullen wij hem volgen.” „Jullie dwazen,” zal G-d antwoorden, „wie zich op de Sjabbat voorbereidt, kan op Sjabbat eten, maar wie niets voorbereidt, wat kan hij eten? Niettemin, Ik heb een eenvoudig gebod voor jullie, het heet Soekot, ga dat maar uitvoeren…” Waarom wordt het een eenvoudig gebod genoemd? Omdat er geen uitgaven mee gemoeid zijn. Onmiddellijk zal ieder zijn hutje bouwen, een Soeka, op zijn dak, maar G-d zal de zon laten schijnen, alsof het hoog zomer is. Ieder zal dan zijn soeka omverschoppen en naar huis gaan… Daarop zal G-d lachen, zoals er geschreven staat: „Hij zit in de hemel en lacht.” (Talmoed Avoda Zara 3a) Hoewel deze passage moeilijk is om verschillende redenen, wil ik mij concentreren op het hoofdthema ervan: dat de heidenen niet in staat zullen zijn om het gebod van Soekot te volvoeren. De reden dat dit zo vreemd is, is dat van alle feestdagen, Soekot beschouwd wordt als de meest universele feestdag voor alle volken op de wereld. De Talmoed leert: Rabbi Eliëzer heeft gezegd: „Waarom worden er 70 offers gebracht op Soekot? Wegens de (verdiensten van) de 70 volken van de wereld.” (Soeka 55b) Rasji geeft hierop als commentaar: Om vergiffenis voor hen te doen (voor de 70 volken die de hele wereldbevolking voorstellen), zodat over de hele aarde regen zal vallen. De geleerden benadrukken dat Soekot een universeel element bevat, dat duidelijk afwezig is bij andere feesten: Pesach vertegenwoordigt de exodus uit Egypte en het ontstaan van het Joodse volk; Sjawoe’ot gedenkt de gift van Tora aan de Joden. Het lijkt paradoxaal dat de heidenen niet in staat zijn zich met G.-d in verbinding te stellen speciaal in verband met Soekot. OPKOMST NAAR JERUZALEM We zouden kunnen theoretiseren dat speciaal op Soekot, wanneer de Joden zich bezighouden met het welzijn van nietJoden, heidenen kunnen verwacht worden daarop te antwoorden door zich rechtstreeks tot G-d te wenden. Er bestaat echter een andere passage die deze gedachte onthoudbaar maakt: En het zal gebeuren dat ieder die is overgebleven van de volken die tegen Jeruzalem in opstand kwamen, ieder
3
Jaargang IX, Nr. 443
SJABBAT SJALOM — PARASJAT HAÄZINOE
13 Tisjri 5773
jaar zal optrekken om de Koning, de G-d van de legers, te dienen en het feest Soekot te houden. En ieder die niet naar Jeruzalem komt… op hem zal geen regen vallen. (Zecharja 14:16). Deze passage uit de profetie van Zecharja beschrijft de nasleep van de apocalyptische veldslagen, wanneer de verslagen volken Soekot zullen vieren. Dit maakt de moeilijkheid van het verhaal van de Talmoed nog groter. Hoewel de Talmoed vele verklaringen bevat op leringen van de Bijbel, heeft het niet de autoriteit om met de profeten te argumenteren. Onze vraag is dus vrij simpel: Hoe kan de Talmoed zeggen dat de heidenen in de toekomst geen Soekotfeest kunnen houden, terwijl de Profeet duidelijk zegt dat zij dat wel zullen doen? Ik geloof dat in de oplossing van deze schijnbare tegenstelling de essentie van Soekot ligt opgesloten. Er zitten twee onderscheiden aspecten aan het Soekot-feest, verbonden aan twee verschillende Tora-geboden: de
Maar op de 15 dag van de zevende maand, wanneer jullie de producten van het land binnenhalen, dan zullen jullie zeven dagen het feest van de Eeuwige vieren; op de eerste dag zal het een rustdag zijn en op de achtste dag zal het een rustdag zijn. En op de eerste dag zullen jullie de vrucht van een Hadar-boom [een schone boom] nemen, een palmtak en takken van een mirteboom en beekwilgen en jullie zullen je verheugen voor de Eeuwige jullie G-d gedurende zeven dagen. En jullie zullen het als een feestdag houden voor de Eeuwige, zeven dagen per jaar. Het zal voor jullie voor altijd een wet zijn voor al jullie geslachten; jullie zullen het in de zevende maand vieren. Jullie zullen zeven dagen in hutten wonen, iedere burger van Israël zal in hutten wonen. Opdat jullie toekomstige generaties zullen weten dat Ik het volk Israël in hutten heb doen wonen, toen Ik hen uit het land Egypte heb gevoerd; Ik ben de Eeuwige jullie G-d (Wajjikra 23: 39-43). De Tora spreekt aan de ene kant over het in de hand nemen van vier soorten vruchten in de oogsttijd, en aan de andere kant over het zitten in de Soeka, toen het volk Egypte verliet. We zien dus dat er twee geboden zijn: 1) het nemen van de vier soorten [arba’a miniem], en 2) het wonen in hutten. Het ene gebod heeft een agrarische grondslag, de andere een historische. Het agrarische aspect van de feestdag is duidelijk universeel, maar het historische aspect is iets typisch voor de Joden. DE TWEE GEBODEN VAN SOEKOT Laat ons deze twee geboden eens nader analyseren. Het verband tussen het inzamelen van de oogst en de vier soorten lijkt duidelijk: nadat de nieuwe vruchten zijn geplukt, drukken wij onze dank uit aan Hasjem door deze vier soorten te nemen. De soorten die wij hiervoor nemen zijn een instrument voor het gebed, om G-d te danken voor de productie die wij zojuist geoogst hebben en wij spreken het verzoek uit dat wij volgend jaar een overvloedige oogst zullen hebben. Onze geleerden leren ons dat de toewijzing van water voor dit jaar eveneens plaats vindt op Soekot: Op [het] Soekot [-feest] worden wij berecht met betrekking tot water (Talmoed – Rosj Hasjana 16a). In feite was een groot deel van de Soekot-feestviering in Jeruzalem verbonden met water, met inbegrip van gebeden voor regenen de Simchat Beit Hasjoëva ceremonie. Ook dit was een ritueel, verbonden met water, waarvan de Misjna verhaalt: Ieder die Simchat Beit HaSjoëva nog nooit gezien heeft, heeft nog nooit echt plezier in zijn leven gezien (Misjna Soekot 5:1). Het vers spreekt over „jullie zullen je verheugen voor de Eeuwige”, dat slaat op de Tempel in Jeruzalem. Soekot was een uniek feest in Jeruzalem. Met de vier soorten kwamen de Joden naar de Tempel en baden daar voor meer regen en oogst. [De vier soorten werden in de Tempel alle zeven dagen van het Feest gebruikt. In de rest van het land werden zij alleen de eerste dag gebruikt. Na de verwoesting van de Tempel hebben de geleerden vastgesteld dat de vier soorten gedurende de hele zeven dagen van het feest overal, ook buiten Jeruzalem gebruikt zouden moeten worden]. Maar wat is de betekenis van het andere aspect van het Soekot-feest, het wonen in loofhutten? Wij worden geboden om in loofhutten te wonen, omdat G-d ons tijdens de uittocht uit Egypte in hutten liet wonen. Maar wat is de symboliek van die hutten? DE SYMBOLIEK VAN DE LOOFHUTTEN Op Soekot bidden wij om regen. Op Rosj Hasjana en Jom Kippoer hebben wij gebeden voor ons bestaan, op Soekot zijn wij bezorg om de „kwaliteit van het bestaan”. Wij bidden voor het fysieke; wij bidden om regen. Met dialiectische elegantie wordt een synthese geschapen. Ons wordt geboden onze huizen te verlaten, het fysieke houvast in ons leven, en een hutje onder de blote hemel binnen te gaan, alleen beschermd door ons vertrouwen in G-d. Onze fysieke existentie wordt in scherpe tegenstelling gebracht tot ons geestelijk leven, en zo coëxisteren de twee aspecten van Soekot. Nu keren wij terug naar onze oorspronkelijke vraag: Zullen de heidenen in staat zijn om het Soekotfeest te vieren? Het antwoord hierop moet natuurlijk ieder aspect van de feestdag apart in overweging nemen. Het vers in Zecharja, dat sprak over de heidenen die Soekot vierden, benadrukt dat het in Jeruzalem, „voor G-d” gebeurde. Dit aspect van Jeruzalem vind op unieke wijze uitdrukking in Jeruzalem; dit is het aspect van het danken voor en bidden om regen. In
4
Jaargang IX, Nr. 443
SJABBAT SJALOM — PARASJAT HAÄZINOE
13 Tisjri 5773
feite zegt het vers expliciet: En ieder die niet…naar Jeruzalem komt… op hem zal er geen regen komen. De reden dat men naar Jeruzalem kwam was om de zegen voor regen te krijgen. Dit aspect van Soekot kunnen heiden natuurlijk ook uitvoeren. Het is in feite de erkenning van oorzaak en gevolg; het is pragmatisch. De heidenen kunnen dit soort dienst uitvoeren, hoewel Zecharja verderop zegt (14:18-19) dat niet alle mensen op de wereld Soekot willen houden in Jeruzalem. Echter, het andere aspect van Soekot, de bouw van de Soeka, wat de Talmoed een „eenvoudige mitswa” noemt, dat is wat de heidense godsdienstig zo vreemd vindt. Hier is geen pragmatisme, alleen puur vertrouwen – vertrouwen en liefde. Ga heen en schreeuw in de oren van Jeruzalem en zeg: „Aldus zegt G-d: ‘Ik zal jullie ten goede herinneren, de toewijding van jullie jeugd, jullie liefde als een bruid, toen jullie Mij volgden in de woestijn, naar een land dat nog niet ingezaaid was.’” (Jeremiahoe 2:2) De Soeka is een getuigenis voor die liefde, uitgedrukt door eenvoudigweg „met G-d” te zijn, boven het fysieke uitsteigend. Misschien is het minimaliseren van het fysieke datgene wat vreemd is aan de heidense manier van denken. De heidenen waren gewend aan moeilijke geboden die geschenken vereisten, door soms dierbare dingen te offeren, ten einde de gunst van hun goden te winnen. Daarentegen vermeldt de Talmoed dat G-d gezegd heeft: Ik heb een eenvoudig gebod voor jullie, een makkelijke mitsa, die geen moeite kost. Dit vond de heiden bizar: Wat is dat voor een G-d die „niets” vraagt? De Talmoed gaat verder: Maar heeft Rabba niet gezegd dat ieder die in verwarring gebracht wordt [door de Soeka] bevrijd is van de verplichting van Soeka? Volgens de Joodse wet is iemand die zich enorm ongemakkelijk voelt door de Soeka, ervan vrijgesteld. Daarom waren de heidenen, die zichzelf terug vonden in een hete Soeka, technisch vrijgesteld van het verbklijf in de Soeka. Dit is nog vreemder voor heidense ideeën – wanneer een G-d iets moeilijks vraagt, ben je dan daarvan vrijgesteld? Het antwoord van de heidenen was om de Soeka om te schoppen, alsof zij daarmee wilden zeggen: „Genoeg is genoeg. Hoe kan men nu met zo’n godheid omgaan?” Dit nu is het aspect van Soekot dat een unieke Joodse ervaring is: leven met G-d, ons de dagen van onze jeugd herinneren, toen wij G-d volgden, blind van liefde als een bruid, zonder vragen, maar accepterend, vol vertrouwen. Rabbijn Ari Kahn, een leerling van Rav Yosef Dov Soloveitchik, heeft gestudeerd aan de Yeshiva University. Hij verdeelt zijn tijd nu tussen het doceren aan Jesjiva Aish HaTorah en de Bar Illan Universiteit.
Sjemini Atseret en Simchat Tora (Slotfeest en Vreugde der Wet) G-d heeft een speciale dag toegevoegd aan het einde van het Soekot-feest, een dag van grote intimiteit met onze Schepper, waarop hij Zijn Joodse kinderen vraagt nog wat na te blijven. Stel je voor dat je een groot feest hebt gegeven, met enkele honderden gasten. Jullie hebben veel eten en drinken gehad en veel plezier gemaakt en nu is het feest voorbij en gaat iedereen naar huis. Zou het niet leuk zijn als je naaste familie en beste vrienden nog wat nablijven, om gezellig „onder ons” nog wat „na te feesten”, in een klein en intiem gezelschap, waarbij je dan nog wat extra lekkere hapjes, die je speciaal hiervoor bewaard hebt, uit de koelkast haalt, om dat met een extra fijne fles drank uit de bar samen te vieren. Zo heeft G-d ieder jaar een week lang een groot feest, Soekot geheten. In vroeger tijden, in Jeruzalem, toen de Tempel nog stond, werden in die week 70 stieren geofferd, voor de 70 volken van de wereld, want het Soekotfeest is niet een feest alleen voor de Joden maar voor heel de mensheid. De Tempel was er niet alleen voor de Joden. Toen Koning Salomo de Tempel bouwde, vroeg hij expliciet aan Hasjem om ook aandacht te besteden aan de gebeden van de niet-Joden die naar de Tempel kwamen om er te bidden en om er hun offers te brengen (Koningen I, 8:41-43). Ook de Profeet (Jesajahoe 56:7) noemt de Tempel een „Huis voor alle volken”. De Tempel was het universele, spirituele centrum van de wereld, een punt, waar de G-ddelijke aanwezigheid gevoeld werd en zich concentreerde in de aardse wereld. De Talmoed zegt zelfs dat als de Romeinen zich gerealiseerd zouden
5
Jaargang IX, Nr. 443
SJABBAT SJALOM — PARASJAT HAÄZINOE
13 Tisjri 5773
hebben hoeveel profijt zijzelf hadden van het bestaan van de Tempel, dan zouden zij hem nimmer hebben verwoest! En dan, aan het eind van het Soekot-feest, voegde G-d daar een extra dag aantoe. Die wordt Sjemini Atseret genoemd, hetgeen letterlijk „Achtste dag van Verzameling” betekent. Op die dag werd slechts één stier geofferd, die het Joodse volk vertegenwoordigde. Het is een dag van grote intimiteit met onze Schepper, als Hij Zijn Joodse kinderen vraagt nog wat extra na te blijven voor een klein intiem feestje „onder ons” (Talmoed Soekot 55b). Sjemini Atseret is een volledige feestdag, zoals beschreven in Wajjikra 23:36. Hoewel het onmiddellijk volgt op het zeven dagen durende Soekot-feest en het daardoor vaak beschouwd wordt als een onderdeel van Soekot, is het in feite een aparte feestdag. Dat betekent dat men de beracha Sjehechianoe zegt, en men zit niet meer in de Soeka.
HET GETAL ZEVEN Ramban verklaart een mooi kabbalistisch idee: Zeven is het getal van de natuur in de wereld. Er zijn zeven dagen in een week, zeven noten in een toonladder en zeven richtingen (links, rechts, omhoog, omlaag, naar voren, naar achteren en centrum). De „zeven” van de zeven dagen Soekot is de wereld van de natuur. „Acht” is Sjemini Atseret, wat boven de natuur staat. Het vormt de verbinding met Hasjem, zoals op de achtste dag een jongetje wordt besneden en wordt opgenomen in het verbond met Hasjem. Het Joodse volk, zegt de Talmoed, staat boven de natuur. Wij hebben iedere denkbare vervolging, ballingschap, onderdrukking en uitdrijving overleefd. En wij hebben dingen nagestreeft en bereikt die ver uitstaken boven onze beperkte aantallen. Zoals de schrijver Mark Twain schreef: „Alle dingen zijn sterfelijk, behalve de Jood; alle machten gaan voorbij, maar hij blijft. Wat is het geheim van die onsterfelijkheid?” Het „geheim” is, voor zover wij dat kennen, is de speciale gift die G-d aan het Joodse volk geschonken heeft: de Tora. Zoals Rabbijn Emanuel Feldman schreef: „Tora is de mysterieuze brug die de Jood met G-d verbindt, doormiddel waarvan zij met elkaar communiceren en wederkerig op elkaar inwerken, en door middel waarvan G-d Zijn verbond met Zijn volk vervult, om hen te steunen, te onderhouden en te beschermen.” Het is daarom geen toeval dat wij op Sjemini Atseret ook de voltooiing vieren van de jaarlijkse cyclus van het lezen van Tora – waarvan iedere Sjabbat een gedeelte in de synagoge gelezen wordt – en wij meteen weer een nieuwe cyclus beginnen. Deze gebeurtenis wordt „Simchat Tora”, – „Vreugde der Wet” – genoemd (buiten Israël wordt Simchat Tora op de tweede dag van Sjemini Atseret gevierd). Waarom eindigen wij Tora en beginnen meteen weer opnieuw te lezen van voren af aan, op dezelfde dag? Onze geleerden verklaren: „Om aan te tonen dat wij de Tora liefhebben als een nieuw voorwerp en niet als iets ouds, waar iemand niet meer naar verlangt. Omdat het steeds weer ‘spiksplinter’ nieuw voor ons is, rennen wij er iedere keer weer naar toe om haar te begroeten.” En om aan te tonen, dat wij het Tora leren niet als een last ervaren, waarvan wij blij zijn dat het achter de rug is, maar waarnaar wij iedere keer opnieuw met verlangen naar uitzien. Wij zingen en dansen uren lang rond de bima (het platvorm waarop de Tora gelezen wordt), met de Tora-rollen in onze armen, om onze vreugde uit te drukken dat wij de gelegenheid hebben gekregen dankzij Tora zo dicht bij G-d te kunnen komen. Op Sjemini Atseret, wanneer wij het najaars-feestseizoen afsluiten, richten wij ons in een speciaal gebed tot G-d, waarin wij Hem om regen vragen. Regen is de bron van zegen en groei en overvloed. Na al het harde werk van Eloel, Rosj Hasjana, Jom Kippoer en Soekot, zijn wij een lange weg gegaan. Onze taak is die energie verder te dragen, door het hele jaar heen. (Gebaseerd op een derasja van rabbijn Shraga Simmons van Aish HaTora)
6