47
Partners in de zorg Nicolien van Halem
Samenvatting De eerste drie paragrafen van het hoofdstuk gaan over het netwerk van de cliënt: professionals, vrijwilligers en mantelzorgers. We beschrijven hoe je de samenwerking met hen kunt versterken. Vervolgens wordt in twee paragrafen je rol als EVV of GVP ten opzichte van andere professionals beschreven en hoe je samenwerkt in een multidisciplinair team. ‘Ethisch handelen’ wordt in het bijzonder belicht. Je hebt vaardigheden nodig om te kunnen omgaan met groepsprocessen bij cliënten die samenwonen in kleinschalig woonvormen. In 7 par. 2.6 komen deze vaardigheden aan de orde. Hoe je samenwerkt met anderen om zinvolle en passende activiteiten te vinden voor de cliënt (zowel groepsactiviteiten als individuele activiteiten), daarover gaat het laatste deel van dit hoofdstuk.
2.1 Het netwerk van de cliënt – 49 2.1.1 Coördinatie van zorg – 50 2.1.2 Geriatrisch netwerk – 50 2.1.3 Thuiszorg – 53 2.1.4 Welzijn – 55 2.1.5 Intramuraal wonen – 55 2.1.6 Zorg dichtbij – 57 2.1.7 Zorgcentrum – 58 2.1.8 Ketenzorg – 59
2.2 Samenwerken met de informele zorg – 60 2.2.1 Mantelzorg – 61 2.2.2 Respijtzorg – 63 2.2.3 Opname – 63 2.2.4 Familieparticipatie – 64 2.2.5 Lotgenotencontact – 66 2.2.6 Begeleiden van mantelzorgers – 67 2.2.7 Samenwerken met vrijwilligers – 69
N. van Halem et al., Handboek EVV en GVP, DOI 10.1007/978-90-368-0927-6_2, © 2016 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
2
2.3 Multidisciplinaire samenwerking – 71 2.3.1 Professioneel handelen – 73 2.3.2 Het multidisciplinair overleg – 74
2.4 Ethisch handelen – 75 2.4.1 Ethisch dilemma – 76 2.4.2 Stappenplan – 76
2.5 Samenwonen in kleinschalige woonvormen – 77 2.5.1 Werken in een kleinschalige woonvorm – 78 2.5.2 Locaties – 78 2.5.3 Kleinschalig wonen voor mensen met een psychogeriatrische aandoening – 80 2.5.4 Medewerkers – 80
2.6 Groepsdynamica – 84 2.6.1 De mens is een groepsdier – 84 2.6.2 Groepsgrootte – 85 2.6.3 Groepssamenstelling – 86 2.6.4 Groepsgedrag van ouderen met dementie – 86 2.6.5 Sfeer – 87 2.6.6 Interactie – 87 2.6.7 Nieuwkomers – 88 2.6.8 Observatie van de groep – 88 2.6.9 Persoonlijke ruimte – 92
2.7 Participatie en dagbesteding van betekenis – 93 2.7.1 Wie doet wat? – 93 2.7.2 Doelstellingen van een gestructureerde dagbesteding – 95 2.7.3 Uitgangspunten dagbesteding – 95
Literatuur – 97
2.1 • Het netwerk van de cliënt
49
Het accent van dit hoofdstuk ligt op de volgende beroepscompetenties: zz EVV-beroepscompetentie 2
De EVV is in staat om inzicht te krijgen in relevante wettelijke en organisatorische bepalingen om een duidelijk beeld te hebben van de randvoorwaarden waarbinnen de zorg wordt verleend. zz EVV-beroepscompetentie 5
De EVV is in staat om de (multi)disciplinaire zorg te coördineren ten behoeve van een efficiënt zorgproces en daarbij rekening te houden met protocollen. zz EVV-beroepscompetentie 6
De EVV is in staat om vanuit een op samenwerking gerichte houding de door de cliënt gevraagde zorg in het multidisciplinaire overleg (MDO) voor te bereiden en te participeren in het MDO. zz GVP-beroepscompetentie 5
De GVP is in staat de beschikbare informatie over psychogeriatrische cliënten in het MDO aan de orde te stellen en met collega’s en vertegenwoordigers van relevante andere disciplines te evalueren en af te stemmen over de verleende en benodigde zorg. zz GVP-beroepscompetentie 6
De GVP is in staat op basis van informatie over en observatie van psychogeriatrische cliënten problemen te signaleren, oplossingen te bedenken en uit te voeren of te laten uitvoeren. Zij kan daar waar de problemen de eigen ruimte en mogelijkheden te boven gaan doortastend relevante derden inschakelen. zz GVP-beroepscompetentie 10
De GVP is in staat om, gebruikmakend van ontwikkelingen, ervaring, kennis en inzichten, collega’s en vrijwilligers te begeleiden in hun dagelijks werk en te helpen zich te ontwikkelen in de zorg voor psychogeriatrische cliënten. zz GVP-beroepscompetentie 11
De GVP is in staat met mantelzorgers van psychogeriatrische cliënten in het algemeen en wettelijk vertegenwoordigers in het bijzonder af te stemmen over de leef- en woonomstandigheden en de zorg van psychogeriatrische cliënten. De GVP kan de mantelzorgers adviseren en mentale ondersteuning bieden. 2.1 Het netwerk van de cliënt
Dit hoofdstuk heeft niet voor niets de titel ‘Partners in zorg’. Je werkt immers samen met veel anderen: mantelzorgers, vrijwilligers en andere professionals (verzorgenden, huisarts, specialist (bijvoorbeeld internist), specialist ouderengeneeskunde, activiteitenbegeleider,
2
50
2
Hoofdstuk 2 • Partners in de zorg
fysiotherapeut, maatschappelijk werker, psycholoog, geestelijk verzorger, enzovoort), kortom het netwerk van de cliënt. Iedere discipline behartigt vanuit zijn eigen rol de kwaliteit van leven van de cliënt. 2.1.1 Coördinatie van zorg
De coördinatie van de zorg aan de cliënt komt steeds meer in handen van de eerstverantwoordelijke verzorgende (EVV, ook wel contactverzorgende genoemd) of van de gespecialiseerd verzorgende psychogeriatrie (GVP), bij de psychogeriatrische cliënt. In die functie ben je verantwoordelijk voor de coördinatie van de multidisciplinaire zorg, zoals de verpleging, verzorging en (para)medische zorg. Ook draag je zorg voor de continuïteit van die zorg. Je hebt die verantwoordelijkheid voor een bepaald aantal cliënten en je bent aanspreekpunt voor de cliënt en zijn naasten, voor collega’s, andere disciplines en vrijwilligers. Kortom, je bent de spil in het zorgproces. De ouder wordende mens met gezondheidsproblemen en de chronisch zieke cliënt krijgen steeds meer aandacht van hulpverleners en instanties. Dat is ook nodig, want er is sprake van een groeiend aantal ouderen, vergrijzing genoemd, en een groeiend aantal ouderen van 80 jaar en ouder met een vraag naar begeleiding en/of overname van de dagelijkse zorg, dubbele vergrijzing genoemd. De financiële middelen zijn echter beperkt. De overheid heeft de afgelopen jaren ingezet op beheersing van de financiële middelen. Een van de oplossingen om de zorgkosten te beheersen is een efficiëntere zorg door betere samenwerking binnen het netwerk van de cliënt en een grotere rol voor mantelzorgers en vrijwilligers. 2.1.2 Geriatrisch netwerk
Een voorbeeld van samenwerking is een geriatrisch netwerk waarin de geriatrisch werkzame artsen, zoals de klinisch geriater, de sociaal geriater en de specialist ouderengeneeskunde samenwerken met andere geriatrische disciplines, de instellingen en organisaties voor ouderenzorg. Hoe werkt een geriatrisch netwerk in de praktijk en waar kunnen ouderen terecht? zz De huisarts
Het overgrote deel van de chronisch zieken en ouderen woont thuis. De thuiswonende cliënt heeft meestal een eigen huisarts en heeft deze vaak voor de duur van een lange periode in zijn leven. De huisarts heeft daarom een goed beeld van de gezondheidstoestand en het welbevinden van zijn patiënten. De huisarts (m/v) is breed opgeleid en heeft de kennis en vaardigheden om de juiste diagnose te stellen of de juiste inschatting te maken van de aard en ernst van de klachten. Dat betekent dat hij een inschatting kan maken of hij in staat is de patiënt zelf te behandelen of dat hij de patiënt moet doorverwijzen naar een specialist of een andere hulpverlenende instantie. Het gaat er dus om dat de huisarts de signalen op juiste wijze interpreteert.
2.1 • Het netwerk van de cliënt
51
Oudere cliënten vormen een grote belasting voor het spreekuur van de huisarts. Ze hebben letterlijk een lang verhaal. In het algemeen leent een spreekuur met een vaste tijd per patiënt zich daar niet voor. Een oudere heeft vaak wat meer tijd nodig om op gang te komen en kan praktische belemmeringen hebben in de communicatie, zoals slechthorendheid. Veel ouderen hebben chronische pijnklachten, zijn moe, duizelig of wankel ter been. Bij hoogbejaarden is er vaak sprake van een sterke verwevenheid van lichamelijke en psychische problemen. De klachten worden desondanks lichamelijk beleefd en benoemd. Veel ouderen leven met angstgevoelens die samenhangen met verlies van vaardigheden en zekerheden. De huisarts kan ondersteuning bieden door regelmatig een bezoek af te leggen bij kwetsbare oudere patiënten. Bloeddrukcontrole of bloedsuikermeting is dan een goede aanleiding voor een consult aan huis. Door deze huisbezoeken kan de huisarts zich periodiek een beeld vormen van het functioneren van de oudere en zijn mantelzorgers. Dit zogenoemde ‘friendly visiting’ wordt door de ouderen als steunend ervaren en kan de huisarts realistische informatie opleveren. Oudere mensen hebben in het algemeen een sterke band met hun huisarts en stellen vertrouwen in zijn oordeel. Preventieve huisbezoeken worden ook wel door (wijk)verpleegkundigen uitgevoerd. Huisartsen werken volgens het ‘reason for encounter’-model. Dit wil zeggen dat het medisch handelen voortvloeit uit de contactreden van de patiënt. De huisarts begint zijn consult met probleemverduidelijking. Het onderzoek en de adviezen zijn gericht op de vraag van de patiënt en de huisarts overweegt of hij zal verwijzen naar een specialist. De huisarts zal proberen problemen op te lossen met behulp van het netwerk van de cliënt. Zo nodig kan professionele ondersteuning (thuiszorg, maatschappelijk werk) ingezet worden om de zelfredzaamheid te ondersteunen of te bevorderen. Bij twijfel over de mogelijkheden kan de huisarts een specialist ouderengeneeskunde in consult vragen. Deze is gespecialiseerd in een probleemgerichte analyse en kent de mogelijkheden van de paramedische disciplines, ook voor thuis. zz De praktijkondersteuner
Steeds vaker wordt de huisarts ondersteund door praktijkondersteuners die door regelmatige contactmomenten met de ouderen een beeld krijgen van de problematiek. De praktijkondersteuner is een ervaren verpleegkundige die een gespecialiseerde opleiding aan een hogeschool gevolgd heeft. Zij kan zich specialiseren in verschillende onderdelen van de zorg, bijvoorbeeld diabetes mellitus, chronic obstructive pulmonary disease (COPD), astma of geriatrie. Zij werkt zelfstandig vanuit de praktijkruimte van de huisarts bij wie zij in dienst is. Samen kunnen zij de afweging maken op welk moment ondersteuning door bijvoorbeeld thuiszorg gewenst is. zz Ergotherapie
Als een cliënt een gerichte, ergotherapeutische vraag heeft, kan de huisarts doorverwijzen naar ‘ergotherapie eerste lijn’. De advies- en behandelmogelijkheden zijn kortdurend. Een ergotherapeut kan adviseren over de veiligheid in huis. Ergotherapeutische aanpassingen, zoals beugels, een verhoogd toilet en het verwijderen van drempels of andere obstakels,
2
52
2
Hoofdstuk 2 • Partners in de zorg
kunnen de veiligheid in huis vergroten. Iets simpels als aangepast bestek kan reumapatiënten en mensen met krachtsvermindering in de handen meer zelfstandigheid geven. Een goede stoel kan het leven aanmerkelijk veraangenamen. Maatregelen die de communicatieve mogelijkheden vergroten kunnen cliënten ondersteunen in hun contacten. Ouderen vragen lang niet altijd om dergelijke interventies, maar kunnen er wel bij gebaat zijn. zz Medisch specialisten voor ouderen
Door de vergrijzing van de bevolking en het feit dat mensen steeds ouder worden, krijgt de zorg voor ouderen meer en meer aandacht. Zo zal in de komende veertig jaar het aantal mensen met dementie behoorlijk stijgen. Rond 2050 zullen meer dan 115 miljoen mensen in de wereld aan serieuze geheugenproblemen lijden, waaronder de ziekte van Alzheimer (waaraan 70 % van de dementiepatiënten lijdt). Dat is driemaal zoveel als nu. De toename van het aantal hoogbejaarden in de samenleving heeft grote gevolgen voor de geneeskunde en stelt hoge eisen aan de medische deskundigheid van de behandelaars. De gemiddelde levensverwachting is sterk gestegen en daarmee het aantal lijders aan ziekten die horen bij de hoge ouderdom, de chronische ziekten. Het toekomstige, grotere aantal ouderen zal dus gemiddeld meer hulpbehoevend zijn dan de huidige groep, tenzij het lukt door een gezonde leefwijze en effectieve preventie ziekte en invaliditeit uit te stellen tot kort voor het overlijden. Drie ouderenspecialisten werken in de gezondheidszorg voor ouderen: de ziekenhuisgeriater, oftewel klinisch geriater, de sociaal geriater en de specilaist ouderengeneeskunde. Er zijn inmiddels veel samenwerkingsverbanden ontstaan op regionaal gebied. Dat zorgt ervoor dat er steeds meer kennis en ervaring uitgewisseld worden op het gebied van de ouderenzorg. Drie ouderenspecilaisten De klinisch geriater richt zich binnen het ziekenhuis op specialistische diagnostiek en kortdurende behandeling bij ouderen. Via de polikliniek ziet de klinisch geriater veel thuiswonende ouderen. De sociaal geriatericht zich bij de ouderen thuis op diagnostiek en advisering van ouderen met psychische en sociale problemen. De specialist ouderengeneeskunde houdt zich bezig met diagnostiek en langdurige behandeling van zorgbehoeftige ouderen. Het is een zelfstandig specialisme. In 2009 is de term verpleeghuisarts gewijzigd in specialist ouderengeneeskunde.
Vroegtijdige opsporing en herkenning van chronische ziekten en dementie in de medische praktijk is steeds beter mogelijk. Dat komt voor een groot deel doordat er meer instrumenten beschikbaar zijn om te screenen en er een grote onderzoeksgroep beschikbaar is. De kennis en ervaring die in de loop der jaren is opgedaan, het onderzoek dat is verricht en de samenwerking tussen de verschillende specialismen zorgen ervoor dat de kwaliteit binnen de ouderenzorg verbetert. Ook op preventief gebied is daardoor veel mogelijk.
2.1 • Het netwerk van de cliënt
53
2.1.3 Thuiszorg
Voor de thuiszorg zijn de functies persoonlijke verzorging en verpleging opgenomen in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Ze maken sinds januari 2015 deel uit van de basisverzekering in de zorgverzekering. Dat betekent dat iedere verzekerde recht heeft op deze zorg thuis, onder de voorwaarden zoals deze nu in de wet zijn opgenomen en zonder betaling van een eigen bijdrage in de basisverzekering. Met thuiszorg wordt bedoeld: verpleging en verzorging van mensen thuis, tijdelijk of blijvend, die niet of niet volledig voor zichzelf kunnen zorgen. De toekenning (indicatie) om van deze functies gebruik te kunnen maken ligt bij de zorgverzekering. De indicatiestelling voor thuiszorg is sinds 2015 overgedragen van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) naar de wijkverpleegkundige. Wijkverpleegkundigen (hboV, niveau 5) van thuiszorgorganisaties worden opgeleid om met behulp van de landelijk vastgestelde methodieken zoals Nanda (North American Nursing Diagnosis Association) of het OMAHA System indicaties te stellen voor de toegang tot deze Zvw. De indicatiestelling vindt plaats tijdens een huisbezoek. In principe is de indicatie voor onbepaalde tijd. Doelen van de wijkverpleegkundige zijn het bevorderen van de zelfredzaamheid en de gezondheid van de cliënt. Door een goede verzorging en begeleiding in de thuissituatie kan een opname in het ziekenhuis of verpleeghuis mogelijk worden voorkomen. De cliënt wordt daarbij gestimuleerd zoveel mogelijk zelf te doen of via zijn familie en kennissen (mantelzorg) te regelen. De wijkverpleegkundige, verpleegkundige in de wijk of de contactverzorgende (al naar gelang de werkwijze in het team) neemt de coördinatie van de zorg op zich en gaat vanuit die coördinerende functie de samenwerking aan met de sociale wijkteams (zie kader). Sociale wijkteams In Nederland is in een kort tijdsbestek het fenomeen ‘sociale wijkteams’ opgekomen. De variëteit van deze teams is groot. Enkele kenmerken zijn dat ze interdisciplinair en integraal zijn. Zo werken in een sociaal wijkteam bijvoorbeeld uitvoerende professionals op het terrein van (geestelijke) gezondheid, welzijn, jeugdzorg en verwante beleidsterreinen samen in één team. Alternatieve benamingen zijn sociale teams, frontlijnteams, wijkzorgteams, multidisciplinaire samenwerkingsteams of kortweg ‘wijkteams’ […] […] Verschillende gemeenten hebben besloten de professionele krachten te bundelen. Het gaat dan onder meer om een betere uitwisseling tussen eerste- en tweedelijns professionals, een betere doorverwijzing, en vormen van ‘coproductie’ met buurtbewoners. De manier waarop een sociaal wijkteam invulling krijgt, kan verschillen per gemeente. Maar de aanleidingen zijn hetzelfde: de komende transities in het sociale domein, de naderende bezuinigingen in de zorg en de behoefte aan een beter op elkaar afgestemde dienstverlening aan burgers die het alleen niet redden. Bron: Beleidsonderzoekonline 2014
2
54
2
Hoofdstuk 2 • Partners in de zorg
Taken van de verpleegkundige en verzorgende zijn het uitvoeren van verpleegkundige en verzorgende handelingen, ADL-zorg, coördineren, signaleren, coachen en/of instrueren van bijvoorbeeld mantelzorgers, preventie en casemanagement (de ‘zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden’ (concept Besluit zorgverzekering in verband met de wijziging van het zorgpakket Zvw 2015, artikel 2.10). Veel zorginstellingen organiseren de zorgsoorten verpleging en verzorging (vanuit de Zvw) en huishoudelijke verzorging vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in afzonderlijke teams. Steeds vaker ook zijn het afzonderlijke organisaties. De zorg is in twee vormen mogelijk: zorg in natura (ZIN, cliënt neemt diensten af van een zorgorganisatie zonder tussenkomst van geld) en een persoonsgebonden budget (pgb). zz Alternatieve vormen van thuiszorg
Als een cliënt met een indicatie voor zorg met verblijf toch thuis wil blijven wonen, kan dit met een Volledig Pakket Thuis (VPT). Voorwaarden zijn dat dit verantwoord gebeurt en dat de kosten niet hoger zijn dan bij verblijf in een instelling. Medisch specialistische verpleging thuis (MSVT) is een medische behandeling die thuis uitgevoerd wordt, op indicatie van een medisch specialist, bijvoorbeeld een infuusbehandeling of thuisdialyse. Deze zorg wordt uitgevoerd door verpleegkundigen die zich gespecialiseerd hebben in verpleegtechnisch handelen in de thuiszorg. zz Zorgleefplan
Elke cliënt heeft een zorgleefplan. Dit zorgleefplan bevat actuele informatie over de benodigde zorg. Wanneer de zorgvraag verandert, wordt het zorgleefplan aangepast, worden eventueel andere disciplines ingeschakeld en verandert de indicatie. Thuiszorgmedewerkers zijn in dit proces een direct aanspreekpunt voor de cliënt. Door de ontwikkelingen binnen de thuiszorg verandert ook de functie van EVV in deze zorgverlening. Hoe die zich ontwikkelt en zich gaat verhouden tot die van de verpleegkundige in de wijk (niveau 4) en die van de wijkverpleegkundige (niveau 5) zal de komende jaren blijken. De EVV in de thuiszorg dient op de hoogte te zijn van voorzieningen, het indicatiesysteem en de wetgeving. zz Overleg
Vanuit het thuiszorgteam kan de EVV deelnemen aan het huisartsenoverleg. Binnen het team van de thuiszorg vindt de cliëntbespreking plaats. Dit kan bijvoorbeeld op basis van intervisie. Bovendien kan er overleg plaatsvinden binnen een samenwerkingsverband met de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD), politie, huisarts, organisatie voor ouderenzorg, maatschappelijk werk of sociaal wijkteam. Binnen deze overlegmogelijkheden kunnen de problematiek en de veranderende zorgvraag en/of indicatie besproken worden. zz Preventie
Om cliënten of aankomend cliënten nog meer van dienst te kunnen zijn, wordt er vanuit thuiszorgorganisaties een scala aan cursussen en voorlichting gegeven. Denk hierbij aan een cursus die preventief bedoeld is voor mensen die moeite hebben met lopen of bang zijn om te vallen, of een cursus voor het omgaan met digitale hulpmiddelen, zoals de computer en de mobiele telefoon en domotica. Het woord domotica is een samentrekking
2.1 • Het netwerk van de cliënt
55
van domus (woning) en telematica en staat voor elektronische communicatie tussen allerlei elektrische toepassingen in de woning en woonomgeving ten behoeve van bewoners en dienstverleners. In een domotica-woning worden zorgtaken, communicatie, ontspanning en andere huiselijke bezigheden door talrijke elektrische apparaten en netwerken, gemakkelijker gemaakt. Hierdoor kunnen mensen langer thuis blijven wonen. Voorbeelden zijn het regelen van de verlichting met één knop, een afstandsbediening voor het openen en sluiten van ramen, deuren en zonwering. Ook mobiliteitsbewaking met behulp van bewegingssensoren en/of camera’s is een voorbeeld van domotica. Hiermee kan automatisch bepaald worden of een bewoner hulp nodig heeft, bijvoorbeeld na een ongeval in huis. Dit vindt vooral toepassing in woningen voor ouderen. E-health neemt ook een enorme vlucht. Met behulp van een computer, smartphone en/of een tablet, die door de cliënt zelf bediend wordt, kan er op afstand meegekeken en gecommuniceerd worden met de cliënt. Deze vorm van zorgverlenen is sterk in ontwikkeling. Ouderen blijken gemakkelijker met bijvoorbeeld een iPad te kunnen omgaan dan aanvankelijk werd gedacht. De zorg wordt ‘blended’ gegeven: een mix van echt contact en digitaal contact. Voorbeelden zijn meekijken hoe de insuline wordt opgetrokken en gespoten, of een dagelijks contact om de voortgang van een behandeling te checken. Het maakt dat mensen zelfstandiger worden en de eigen regie meer terugkrijgen. Een mooi neveneffect is dat cliënten daadwerkelijk de eigen regie terugnemen, doordat ze zelf beslissen wanneer ze contact opnemen met een zorgverlener. Natuurlijk in de wetenschap dat ze altijd ‘aan de bel kunnen trekken’. 2.1.4 Welzijn
Activiteiten in huiskamerprojecten en ontmoetingscentra voor ouderen zijn bedoeld voor zelfstandig wonende ouderen. Deze voorziening wordt geïndiceerd en bekostigd via de Wmo, dus de gemeente. De voorzieningen verschillen per gemeente. Het doel van deze voorziening is het aanbieden van een zinvolle dagbesteding in groepsverband en mogelijkheden om contact te maken met leeftijdsgenoten in de woonbuurt van de ouderen. Activiteiten die aangeboden worden bij de huiskamerprojecten, kunnen per project verschillen. Ze variëren van knutselen, koffiedrinken, kranten lezen, spelletjes doen, kaarten, wandelen, tot boodschappen doen en maaltijden voorbereiden. De voorziening is bedoeld voor ouderen die niet meer zo gemakkelijk kunnen deelnemen aan andere activiteiten die bijvoorbeeld door ouderenbonden of verenigingen georganiseerd worden, omdat ze slecht ter been zijn of omdat deze activiteiten bijvoorbeeld te druk zijn. Huiskamerprojecten worden door diverse organisaties en op verschillende locaties georganiseerd. 2.1.5 Intramuraal wonen
De Wet langdurige zorg (Wlz) vervangt vanaf 2015 de AWBZ voor mensen die wonen in een intramurale voorziening voor verzorgen en verplegen (V&V), voor de gehandicaptenzorg (GHZ) en psychiatrische zorg (GGZ). Allen die langdurig worden opgenomen
2
56
Hoofdstuk 2 • Partners in de zorg
2
. Figuur 2.1 Creatieve activiteiten in verpleeghuis het Zonnehuis Amstelveen.
in een instelling kunnen gebruikmaken van deze voorziening. Toegang voor de V&Vvoorziening blijft verlopen via het CIZ. Dit indiceert de zorgzwaarte in de vorm van een zorgzwaartepakket (ZZP). Zie voor de inhoud van deze ZZP’s de gebruikersgidsen op de site van het Ministerie van Volksgezondheid (7 www.rijksoverheid.nl). Als er gebruik wordt gemaakt van de Wlz, geldt er een inkomensafhankelijke eigen bijdrage, berekend en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) van de overheid. Er zijn vanaf 2015 minder plaatsen beschikbaar om mensen toe te laten tot een instelling voor langdurig verblijf. Thuis blijven wonen wordt gestimuleerd met ondersteuning van de zelfzorg vanuit de Wmo en Zvw. Doel is dat mensen langer zelfstandig blijven, minder afhankelijk zijn van zorgverleners, langer participeren aan de maatschappij en dat daarmee ook de kosten beheersbaar blijven (. fig. 2.1). zz Dagverzorging en -behandeling voor ouderen
Dagverzorging is de verzorging, begeleiding en opvang van ouderen in groepen op een centrale locatie, dus niet thuis. Het is een vorm van dagopvang voor ouderen die nog zelfstandig wonen, maar die door fysieke of verstandelijke beperkingen niet meer kunnen deelnemen aan het algemeen maatschappelijk verkeer. Bijvoorbeeld mensen met sterke eenzaamheidsproblematiek of lichte vormen van dementie, mensen die niet meer zo goed voor zichzelf kunnen zorgen of op een wachtlijst staan voor een verzorgingshuis. Dagverzorging is gericht op tijdsbesteding waarbij er geen behandelprogramma’s of -plannen opgesteld worden. Indien nodig kan tijdens de dagverzorging de noodzakelijke persoonlijke of verpleegkundige zorg verleend worden.
http://www.springer.com/978-90-368-0926-9