Notulen van: datum: locatie: aanwezig:
afwezig mkg: verslag: voorzitter:
bijeenkomst WMO-raden van de G 36 20 november 2009, 13.30 uur – 16.00 uur Stadhuis te Eindhoven vertegenwoordigers van WMO-raden uit Leiden, Sittard-Geleen, Emmen, Eindhoven,bHaarlemmermeer, Almere, Leeuwarden, Lelystad, Groningen. Verder bestuursleden en medewerkers van de landelijke koepel van WMO-raden WMO-raden uit Den Bosch, Rotterdam, Amsterdam, Zaandam, Zoetermeer, Westland Maarten de Gouw (koepel van WMO-raden) dhr. Walter Lennertz
1) Opening en welkom door de dagvoorzitter Walter Lennertz De voorzitter heet alle aanwezigen van harte welkom. Als eerste wordt aangegeven hoe de relatie tussen de WMO-raden van de G36 en de koepel van WMO-raden is. In de tijd zijn er twee initiatieven tegelijkertijd en naast elkaar ontstaan: de oprichting van de koepel en de organisatie van de WMO-koepels van de G36. Om te voorkomen dat er twee initiatieven naast elkaar blijven bestaan, is besloten dat de G36 onderdeel wordt van de landelijke koepel, in de vorm van een aparte sectie. In de ledenvergadering van de koepel in het voorjaar 2010 zal over dit voorstel formeel worden besloten. De voorzitter geeft Jan Ruyten, vice-voorzitter van de koepel van WMO-raden het woord over de stand van zaken mbt die koepel. Hans-Martin Don, nu wethouder te Eindhoven, zal per 1 maart 2010 voorzitter worden van de koepel van WMO-raden. Op die datum legt hij zijn functie als wethouder neer. Jan Ruyten wordt dan vice-voorzitter van de koepel. Met VWS is overeenstemming over een subsidie voor twee jaar om een landelijk bureau op te zetten, als een faciliterende organisatie naar de lokale WMO-raden toe. Maarten de Gouw en Nicole Tendijck, in de vergadering aanwezig, zijn twee van de beoogd medewerkers van dat bureau, als beleidsmedewerker, resp. hoofd bureau. Daarnaast wordt een tweede beleidsmedewerker, een secretaresse en een webmaster aangetrokken. Beiden laatsten krijgen ook taken op het vlak van PR en communicatie. Momenteel wordt een activiteitenbegroting geschreven die dient ter ondersteuning van de subsidieaanvraag. Als VWS akkoord gaat met die begroting dan zal de toezegging voor subsidie worden omgezet in daadwerkelijke subsidie. Pas dan zal het bureau daadwerkelijk van start gaan. Tot die tijd lopen vragen en contacten via het bestuur van de koepel. Het bureau wordt opgezet als netwerkorganisatie, zonder mensen in vaste dienst, maar gedetacheerd of als ZZP’er. Medewerkers worden geacht thuis te werken of op locatie en veel het land in te gaan, naar de leden, (en niet andersom). Aan leden wordt gevraagd om na te gaan of hun stadhuizen vergaderruimten beschikbaar willen stellen.
1
Om binnen het bureau te zorgen voor voldoende cohesie en afstemming zijn er maandelijks bureauoverleggen, verder is er geen vast bureau, alleen een postbus. Dat scheelt veel in de kosten van inrichting en huur. Ook de kosten van de voorzitter zijn ten opzichte van de eerste begroting zeer verlaagd. Verder is Frans Huizinga, deskundig op het vlak van verenigingen en verenigingsstructuren, door het bestuur gevraagd om mee te denken over een optimale structuur voor de vereniging, in al haar facetten. Frans zal daartoe begin volgend jaar een voorstel doen aan het bestuur. 2)
Inleiding door Ineke Smidt, arts, directeur Federatie Opvang Thema “Geen netwerk, geen begeleiding?” (samen met punt 4: reacties)
De problematiek rondom de prestatievelden 7,8,9 van de WMO wordt besproken, met name waar het betreft de AB (activerende begeleiding) en de OB (ondersteunende begeleiding). Per 1-1-2010 wordt de AB en OB overgeheveld van de AWBZ naar de WMO, waar het cliënten met een lichte beperking betreft. Met name gaat het dan om AB en OB op psychosociale grondslag, psychiatrische grondslag, licht verstandelijk gehandicapten en mensen die moeite hebben met de regie van hun leven (zonder expliciet ziektebeeld). Deze begeleiding betreft daarmee een gemêleerde doelgroep: dak –en thuislozen, mensen binnen de GGZ, ouderen, licht verstandelijk gehandicapten, chronisch zieken. En daarmee ook vele mantelzorgers. Aan deze maatregel zelf, die in feite een verkapte bezuiniging is, valt niets te doen. Wel is er grote zorg over de gevolgde procedures tot nu toe en het aantal cliënten dat dreigt om de begeleiding te verliezen. Hier zouden WMO-raden lokaal kritisch naar kunnen en moeten kijken. Het komt er op neer dat zich een aantal problemen voordoet: 1. herindicaties: non-respons. Eenieder die deze maatregel betreft moet worden geherindiceerd. Dat verloopt moeizaam. De verschillen in procedure tussen de gemeenten zijn groot, soms wordt door het CIZ alleen een brief gestuurd, wat bij deze doelgroep niet werkt. Soms gaat een CIZ er actief achteraan, wat beter werkt, het beperkt de nonrespons tot ongeveer 1,5 %. Waarschijnlijk is de non-respons meestal hoger. 2. herindicaties: afwijzingen. Bij de geherindiceerden zal naar verwachting een aanzienlijk deel (minimaal 50%) zijn recht op AB of OB verliezen. Landelijk gaat het om 120.000 herindicaties waarvan er 60.000 zullen komen te vervallen. 3. verstrekken van gegevens: om wie gaat het precies? CIZ moet alle gegevens van her-geindiceerden, afgewezen indicaties en van de non-respons overhandigen aan de gemeente, zodat zij daar actie op kunnen ondernemen. Punt van zorg is dat dit tot nu toe vaak niet gebeurt, de CIZ verschuilt zich achter privacywetgeving, hoewel bekend is dat dit ten onrechte is. De staatssecretaris is bekend met dit probleem. Hierdoor is het vaak nog volstrekt onduidelijk om hoeveel en welke mensen het gaat. 4. tijdelijke ondersteuning. MEE biedt overbrugging aan naar nieuwe voorzieningen, maar daar wordt nauwelijks gebruik van gemaakt. Landelijk is de opdracht om te zorgen voor overbrugging van mensen die tussen wal en schip vallen of die hun AB en OB kwijt raken en die door te begeleiden naar andere voorzieningen, door MEE aangenomen. Lokaal echter weet MEE vaak niet wat te doen met de doelgroep uit prestatieveld 7,8,9. MEE is daarin ook reactief en niet actief, wat maakt dat maar weinigen zich wenden tot MEE.
2
5. AB en OB de komende jaren. Voor het op dezelfde wijze aanbieden van AB en OB zoals door de zorgaanbieders in de AWBZ gebeurde, zijn binnen de WMO onvoldoende middelen, zo is de verwachting. Helemaal helder is het plaatje niet. Het zorgen voor voldoende en goede AB en OB voor diegenen die daarvoor geïndiceerd gaan worden, zal daarmee het nodige vragen van gemeenten en het maatschappelijk veld, met name vrijwilligersorganisaties, welzijnsorganisaties en mantelzorgorganisaties. Gemeenten vertrouwen vaak op het maatschappelijk veld en dat het wel goed komt met die begeleiding door een combinatie van mantelzorg, vrijwilligers en MEE. Dat is wel erg gemakkelijk en een ander plaatje dan een gemeente die zich inzet met de zorgkantoren samen om een goede (overgangs)regeling te maken, onder regie van die gemeente. Zo’n proactieve en actieve samenwerking van CIZ, zorgkantoor, gemeente, MEE en WMO-raad zou beter zijn. Vraag voor de WMO-raden is hoe te zorgen voor die probleemgroepen die op ons af komen. Vanuit de koepel wil men daar handvaten voor krijgen. Het antwoord is in feite lokaal: adviseer de gemeente om creatief te zijn, welzijnsorganisaties in te schakelen, te zoeken naar nieuwe vormen van opvang, vrijwilligershulp, en om alternatieve vormen van ondersteuning te bedenken. Bv. voorstellen om de intensieve thuiszorg te verbinden aan de gemeente door aanbesteding. 6. besteding van de middelen. Gelden die beschikbaar zijn gesteld aan de gemeenten voor AB en OB zijn niet geoormerkt en kunnen ook worden ingezet ter compensatie van andere dreigende algemene tekorten. WMO-raden zouden dit in de gaten moeten houden. 7. verdeling van de middelen. Relatief veel middelen gaan naar centrumgemeenten en de G4. Kortom, in feite zijn er twee problemen: we weten niet wie er in de problemen komt door de maatregelen en we weten niet of er voldoende budget en mogelijkheden zijn om deze mensen op te vangen. De lokale WMO-raad heeft beperkte controlemogelijkheden hierop maar kan wel druk uitoefenen op de gemeente en kan zich in deze wel degelijk beroepen op landelijke afspraken, zaken als privacy zijn hierin niet van belang. Snel moet duidelijk worden om hoeveel mensen het lokaal gaat die geherindiceerd moeten worden, hoeveel indicaties negatief zijn en hoeveel mensen er geen beroep meer doen op AB en OB door nonrespons. De koepel van WMO-raden kan die gegevens verzamelen, een strategie bedenken en vervolgens naar buiten treden met probleemsituaties. 3)
Reactie Hans Martin Don, voorzitter koepel van WMO-raden
Het individuele recht op OB en AB op psychosociale grondslag verdwijnt uit de AWBZ en gaat over naar de gemeenten, die daarvoor in 2008 en 2009 gecompenseerd werden. 2009 geldt als overgangsjaar, vanaf 2010 is er een budget van 127 miljoen beschikbaar dat verdeeld moet worden. Met twee kanttekeningen: van dit bedrag gaan nog de tekorten die her en der zijn ontstaan bij de invoering van de huishoudelijke hulp in de WMO af. Blijft over: 80 miljoen. En dit bedrag staat tegenover AB en OB in de AWBZ ter grootte van 800 miljoen. Gemeenten krijgen een deel van dit budget, dat nu wordt herverdeeld, ook in relatie tot de huisvesting van dak en thuislozen en verslaafden. Compensatie van tekorten is er niet, het moet vanuit het budget.
3
WMO-raden kunnen in dit geheel vragen aan de gemeente hoe het zit: met de tekorten in de huishoudelijke hulp, met de herverdeling en met het budget voor AB en OB. Daarbij is van belang: 1. zorg voor informatie 2. doe aan relatievorming 3. signaleer 4. als je patronen signaleert: meld het aan het landelijk bureau De koepel wil ook weten waar dit mis gaat en zal dit actief inventariseren. Zorg dat je precies weet wat er speelt, praat met sectorhoofd en ambtenaren, zorg dat helder wordt wat er op je afkomt met het beëindigen van de AWBZ. Hoe ga je dat lokaal opvangen, misschien wel zonder extra middelen? Zorg dat ook het veld wordt geactiveerd en nadenkt over bv. samenwerken, samenvoegen van verschillende vormen van opvang, vrijwilligerswerk. Raadpleeg ook de achterban, cliëntenraden, patiëntenorganisaties, etc . En richt je op de verkiezingen, leg je geformuleerde mening over de nieuwe en oude programma’s en praat met partijen over de invulling van die programma’s. Tot besluit. Vanuit dit overleg wordt besloten een brief te sturen aan de VNG, als probleemhouder. Afschrift naar de staatssecretaris en CIZ. De landelijke koepel zal dit verzorgen. Deze brief zal in eerste instantie gaan over de CIZ-problematiek mbt het verstrekken van gegevens. Hans-Martin zal nadenken over een vervolgstrategie van de koepel op deze brief, het lijkt wenselijk om ook breder deze problematiek onder de aandacht te brengen,bijvoorbeeld via de pers, met lokale voorbeelden. En dan ook bij verschillende regionale kranten tegelijkertijd. Lokale actie kan dan noodzakelijk zijn, de gemeente aansporend, niet op de vingers tikkend. De brief zal aan de aanwezigen in concept worden voorgelegd per mail. Een kopie wordt verstuurd aan alle WMO-raden, als basis voor lokale actie. De koepel zal vervolgens ook de Tweede Kamer informeren over de monitoring van de effecten van de maatregelen, de effecten lijken nu erger dan verwacht. Voorwaarde voor de maatregelen was immers die monitoring. Er is een rapport over een meldactie in het voorjaar door de landelijke patiënten vereniging, een tweede ronde volgt in oktober. Verder wil men graag de lokale acties mbt de geschetste problematiek uitwisselen. Dat kan via de e-mail van de landelijke koepel. Suggestie voor deze problematiek (en sowieso voor het werk van de WMO-raad): kijk naar de stedelijke of regionale kompassen. Hierin hebben gemeenten beleidsvoornemens en prestatieafspraken verwoord, waar de gemeenteraad op kan toetsen en waar de WMO-raad de gemeente op kan bevragen. Dat gebeurt op dit moment zelden. 5) Vaststellen volgende bijeenkomst en onderwerp Een volgende bijeenkomst van de G36 wordt gecombineerd met de Algemene Leden Vergadering van de koepel, ergens in maart 2010. Op 21 mei 2010 organiseert de koepel een volgende themabijeenkomst. Gedane suggesties op de presentielijst: de relatie tussen WWB en WMO: lokale initiatieven en samenhang. Hiervoor zal een specialist worden gezocht. 6) Rondvraag In het contact met haar leden zal de koepel een verschillend beleid hanteren. De vandaag aanwezige koepels zijn die van de grotere steden en zijn daarmee soms beter georganiseerd en gefaciliteerd dan die van kleinere gemeenten. Soms is er ook nauwelijks sprake van één of andere vorm van burgerparticipatie. Op verzoek wordt door het landelijk bureau een overzicht gemaakt van hoe in alle gemeenten de participatie binnen de WMO is geregeld. Dat zal enige tijd vragen, wel is op korte termijn informatie
4
beschikbaar over de leden. Van de 160 leden hebben er 25 niet de vorm van een WMOraad maar is de participatie op andere wijze vormgegeven. Van delen van het land zijn alle gegevens wel bekend, bv. van Limburg. Gewezen wordt op de naderende gemeenteraadverkiezingen, en verderweg, de landelijke verkiezingen. Ten aanzien van dat laatste is het een taak van de koepel om haar visie en punten van aandacht en zorg mee te geven aan de landelijke partijen, ter ondersteuning van hun partijprogramma’s. Lokaal geldt in feite eenzelfde exercitie voor de gemeenteraadsverkiezingen, al is het misschien wel al te laat. Het zou dan een taak kunnen zijn voor de WMO-raad om de burgers van de betreffende gemeente te wijzen op de inhoud van de verschillende partijprogramma’s voor wat betreft hun invulling van de WMO, en de mate waarin zij oog hebben en opkomen voor de belangen van de betrokkenen binnen de WMO. Nog een laatste melding wat betreft de geschetste doelgroepen: de hostels. Kleinschalige woonvormen voor daklozen en verslaafden. Zij zijn in opkomst maar dit gaat niet probleemloos, zeker niet in relatie tot de buurt waar zij gevestigd worden. WMO-raden worden doorgaan niet bij dit soort processen of bij de beleidsvorming rondom hostels betrokken. Vanuit de Drechtsteden zijn er drie boekjes verschenen over de WMO, vanuit de tijd als proeftuin voor die WMO, die kunnen helpen. Via internet te downloaden: www.invoeringwmo.nl onder “pilots”. 7) Sluiting en napraten De voorzitter sluit de vergadering en bedankt alle aanwezigen voor de komst. Tevens dank aan de gemeente Eindhoven voor de ontvangst en aan mw. Smidt voor haar inleiding.
5