Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg
Vergunning Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998 Mts. Classens te Ysselsteyn Zaaknummer: 2012-0619
Kenmerk: 2013/59545 d.d. 31 oktober 2013 Verzonden:
1.
Aanvraag
Op 13 augustus 2012, ontvangen 21 augustus 2012 heeft Mts. Classens, Moostdijk 4 te Ysselsteyn, een vergunning ex artikel 16/19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) aangevraagd voor het draineren en beregenen van de percelen, kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie I, nummers 248, 299, 372, 432 en 433 (oude nummers 162 en 163), die gelegen zijn nabij het Natura 2000-gebied ‘Deurnesche Peel en Mariapeel’ (zie kaartje bijlage 1). De aanvraag is geregistreerd onder nummer 2012-0619. Op 26 september 2013 zijn aanvullende gegevens ontvangen. De aangevraagde drainage is gelegen binnen de hydrologische beschermingszone van het natuurgebied ‘Mariapeel’, onderdeel van het Natura 2000-gebied ‘Deurnsche Peel en Mariapeel’. Het draineren van gronden kan (negatieve) invloed uitoefenen op de natuurwaarden van het natuurgebied ‘Mariapeel’. Het beschermde natuurgebied ‘Mariapeel’ is door de minister van LNV definitief aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn (artikel 10a Nbwet 1998). De aanvraag om vergunning zal getoetst worden conform artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998. Bij besluit van 25 april 2005 is door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (kenmerk DRZZ 05-2343/GV/DvR) vergunning verleend ex artikel 12 van de Natuurbeschermingswet voor het onttrekken van grondwater middels drainage en beregening. Gedeputeerde Staten van Limburg hebben d.d. 5 juni 2008 (kenmerk 2007/52876) op grond van artikel 43, tweede lid, sub d en van de Nbw 1998 een wijzigingsbesluit genomen. Met dit wijzigingsbesluit is de looptijd van de hiervoor beschreven bestaande vergunning verlengd voor de periode totdat het beheerplan voor het gebied ‘Mariapeel’ is vastgesteld en onherroepelijk is geworden zoals bedoeld in artikel 19a Nbw 1998.
2.
Procedure en zienswijze
2.1. Procedure De aanvraag wordt afgehandeld met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het voorliggende ontwerp van het besluit op de aanvraag zal gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage liggen in het gouvernement te Maastricht (bibliotheek) en het gemeentehuis van de gemeente Venray. Gedurende deze termijn kan eenieder bij ons college schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen over dit ontwerp naar voren brengen.
Het ontwerpbesluit en de kennisgeving kunnen in genoemde periode tevens worden geraadpleegd via de internetsite van de provincie Limburg (www.limburg.nl). Vervolgens zullen wij, na afweging van de naar voren gebrachte zienswijzen, een definitief besluit op de aanvraag nemen. Tegen dit besluit staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het onderhavige ontwerpbesluit zal, op grond van artikel 2, vijfde lid, van de Nbwet 1998, aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord Brabant worden voorgelegd. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord Brabant wordt verzocht om in te stemmen met het voorliggende ontwerpbesluit. 2.2. Zienswijzen ten aanzien van de aanvraag Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 44, tweede en derde lid, van de Nbwet 1998 hebben wij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venray in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen over de aanvraag. Wij hebben hierop geen reactie ontvangen.
3.
Beoordelingskader en de beschermde gebieden
3.1. Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de Nbw 1998 in werking getreden. Op basis van deze wet wijst de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gebieden aan ter uitvoering van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, ook wel aangeduid als Natura 2000-gebieden. Artikel 19d van de Nbwet 1998 heeft betrekking op de vergunningplicht in verband met Natura 2000-gebieden (Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebieden). Op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Nbwet 1998 is een vergunning van Gedeputeerde Staten vereist voor de uitvoering van projecten of andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Het gaat dan in ieder geval om projecten en handelingen die de natuurlijke kenmerken van het gebied kunnen aantasten. Bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Nbwet 1998 moet rekening worden gehouden met de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied (artikel 19e Nbwet 1998). Tevens kan rekening worden gehouden met vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede met regionale en lokale bijzonderheden. Voor projecten waarover Gedeputeerde Staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, Nbw 1998 nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn vor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, maakt de initiatiefnemer alvorens Gedeputeerde Staten een besluit nemen, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied (artikel 19f Nbw 1998). Indien een passende beoordeling is voorgeschreven op grond van artikel 19f, eerste lid, kan een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, slechts worden verleend indien Gedeputeerde Staten zich op grond van de passende beoordeling ervan hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast ( artikel 19g, eerste lid, Nbw 1998). In afwijking van het gestelde in artikel 19g, eerste lid, Nbw 1998 kunnen bij ontstentenis van alternatieve oplossingen voor een project Gedeputeerde Staten ten aanzien van Natura 2000-gebieden waar geen prioritair type natuurlijke habitat of prioritaire soort voorkomt, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, voor het realiseren van het desbetreffende project, slechts verlenen om dwingende redenen van groot openbaar belang met begrip van redenen van sociale of economische aard (artikel 19g, tweede lid, Nbw 1998). Indien een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, om dwingende redenen van groot openbaar belang wordt verleend voor het realiseren van projecten, waarvan niet met zekerheid vaststaat dat die projecten de natuurlijke kenmerken van het Natrua 2000-gebied
niet aantasten, verbinden Gedeputeerde staten aan die vergunning in ieder geval het voorschrift inhoudende de verplichting compenserende maatregelen te treffen (artikel 19h Nbw 1998).
Ingevolge artikel 15a, tweede lid, van de Nbwet 1998 vervalt een besluit houdende de aanwijzing van een Beschermd Natuurmonument voor zover en met ingang van het tijdstip waarop dat Beschermd Natuurmonument deel uitmaakt van een aangewezen Natura 2000-gebied (Vogelrichtlijngebied of Habitatrichtlijngebied). Indien met toepassing van artikel 15a, tweede lid, van de Nbwet 1998 een besluit houdende de aanwijzing van een natuurmonument als Beschermd Natuurmonument geheel of gedeeltelijk is vervallen, heeft de instandhoudingsdoelstelling voor het op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen Natura 2000-gebied mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het vervallen besluit (zie artikel 15a, derde lid, van de Nbwet 1998). 3.2.
De kenmerken van het beschermd gebied
3.2.1. Deurnsche Peel en Mariapeel Ingevolge het definitieve aanwijzingsbesluit Deurnsche Peel en Mariapeel zijn de instandhoudingsdoelstellingen (prioritaire habitattypen aangeduid met een sterretje): H4030 Droge heiden Behoud oppervlakte en kwaliteit. (º) H7110 *Actieve hoogvenen Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit actieve hoogvenen, hoogveenlandschap (subtype A). H7120 Herstellende hoogvenen Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit. Enige achteruitgang in oppervlakte ten gunste van habitattype actieve hoogvenen, hoogveenlandschap (H7110A), is toegestaan. A004 Dodaars Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 35 paren. A224 Nachtzwaluw Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 3 paren. A272 Blauwborst Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 350 paren. A276 Roodborsttapuit
Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 120 paren. A039 Toendrarietgans Behoud omvang en kwaliteit leefgebied. A041 Kolgans Behoud omvang en kwaliteit leefgebied. A127 Kraanvogel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied. (º) Grauwveen Bij besluit van 26 maart 1984, kenmerk NLB/GS/GA-586, heeft minister van Landbouw en Visserij het gebied “Grauwveen” aangewezen als beschermd natuurmonument. In het besluit wordt het gebied -kort weergegeven- als volgt omschreven. Kenmerkend voor het gebied is het oligotroof hoogveen, dat in een volledig gestremde depressie is ontstaan. In de veenrestanten komen voor veenvegetaties kenmerkende soorten voor. Andere delen bestaan uit vochtige heide of vegetaties met houtachtige gewassen die kenmerken dragen van berkenbroekbos. Verder komt er een aantal minder algemene vogelsoorten voor. Het gebied is vanuit het oogpunt van natuurschoon van betekenis vanwege de variatie in begroeiingtypen. Deurnsche Peel Bij besluiten van 11 december 1980 (kenmerk NLB/N-43947) en 8 mei 1981 (kenmerk NLB/BB/GA-41654) heeft de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, het gebied de “Deurnsche Peel” aangewezen als respectievelijk beschermd natuurmonument en Staatsnatuurmonument. In deze besluiten worden -kort weergegeven- de volgende gebiedskenmerken beschreven. Het gebied bestaat uit een aantal deelgebieden, te weten de Bult, het Zinkske, de Heitraksepeel, de Liesselsepeel, en de Deurnschepeel. Het gebied is van grote betekenis door het voorkomen van restanten van hoogveenvegetaties en de daaraan gelieerde soorten. In de huidige situatie komen, meer dan vroeger, veel situaties voor die variëren in voedselrijkdom en vochtgehalte. Voor de fauna is het gebied van belang voor een aantal zeldzame zoogdieren en als leef-, broed- of pleistergebied voor een groot aantal vogelsoorten. Ook is het gebied van grote natuurwetenschappelijke betekenis voor diverse reptielen, amfibieën en insectensoorten. Door zijn uitgestrektheid is het gebied vanuit het oogpunt van natuurschoon van grote betekenis. Mariapeel Bij besluit van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 21 september 1976, kenmerk NLB/N-22663 is het natuurmonument “Mariapeel” aangewezen als staatsnatuurmonument. In dit besluit is het gebied als volgt omschreven: “Plantengeografisch gezien vormt het natuurmonument het meest zuidelijk gelegen hoogveengebied in de laagvlakte van Europa. Door verschillen in bodemgesteldheid, reliëf en waterhuishouding vertoont elk complex een eigen karakter. Allen
behoren echter tot de extreem voedselarme milieus. Plaatselijk is het milieu echter voedselrijker. De overgang van voedselrijk naar voedselarm verloopt geleidelijk, waardoor een veelheid aan biotopen is ontstaan. In verband daarmee is het natuurmonument niet alleen botanisch, maar ook zoölogisch, ornithologisch, entomologisch en hydrobiologisch van grote betekenis. Op sommige plaatsen is het oorspronkelijke karakter van het hoogveen met het daarvoor karakteristieke waterregime bewaard gebleven. Aan de instandhouding van bovenbedoelde natuurwetenschappelijke waarden draagt de grote mate van rust, die in het betrokken gebied heerst, in belangrijke mate bij. Het landschap in het natuurmonument kenmerkt zich eveneens door een rijke afwisseling van onder andere hogere, droge en lage, vochtige heideterreinen en moerasachtige gedeelten, open en gesloten bossen, veenputten, wijken en open water.” In het besluit tot aanwijzing van de Mariapeel als Speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogelrichtlijn, is aangegeven dat het beheer gericht is op behoud en waar nodig herstel van de natuurwaarden. Hoofddoelstelling is de regeneratie van het hoogveen in het gebied en daarmee de instandhouding, c.q. het herstel van de oorspronkelijk aanwezige vogelkundige waarden. De aanwijzing geschiedt vanwege het voorkomen van de kwalificerende soort Blauwborst en het voorkomen van overige relevante soorten zoals Nachtzwaluw en Toendrarietgans. 3.3. Beleidskader drainage nabij beschermde gebieden De beoordeling van toelaatbaarheid van plannen en projecten die geen verband houden met het beheer, dient plaats te vinden met betrekking tot het optreden van significant (negatieve) gevolgen voor het gebied, afgezet tegen de instandhoudingdoelstellingen. Voor de speciale beschermingszone (SBZ) is nog geen beheerplan vastgesteld. Wel is er voor deze SBZ een definitief aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied beschikbaar, inclusief concrete en actuele instandhoudingdoelstellingen. Voor de toetsing wordt daarnaast nog gebruik gemaakt van de onderlidggende documenten (o.a. kaarten, concept aanwijzingen, aanvullende informatiebronnen over actuele natuurwaarden en doeldocumenten), aangezien deze informatie inhoudelijk nog steeds van belang is. In dat kader wordt als kritische vegetatie voor de Mariapeel aangehouden habitattype H7110: ‘Actief Hoogveen’ en H7120: ‘Aangetast hoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is’. Tevens komt het vegetatietype ‘gewone dopheide’voor. Dit vegetatietype komt overeen met habitattype 4010: ‘Noord-Atlantische vochtige heide met Dophei (Erica tetralix)’en habitattype 2310: ‘Droge Europese heide’. Voor het gebied Mariapeel streeft de provincie Limburg naar een grondwaterregime, behorend bij het streefbeeld “natte heide”. De grondwaterkwaliteit zal daarbij dezelfde moeten zijn als die voor veenmosrijke dopheide. Daarbij behorende grondwaterstanden liggen tussen +5 cm en -20 cm ten opzichte van het maaiveld.
Het bestuur van waterschap Peel en Maasvallei heeft het GGOR-regime (Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime) vastgesteld. Hierbij is het bovenstaande uitgangspunt geweest en zijn verschillende in- en externe maatregelen voorgesteld om dichter bij het beoogde waterregime te komen. Eerder onderzoek heeft in 2001 geresulteerd in een kaart met hydrologische bufferzones van ongeveer 2 km op topografische grenzen. De onderhavige verandering van drainage is gelegen binnen deze hydrologische beschermingszone van de Mariapeel.
4.
Overwegingen
4.1. Aanvraag Beoogd is het aanleggen van een peilgestuurde drainage op de percelen kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie I, nummers 248, 299, 372, 432 en 433. Aangevraagd is het aanleggen van het drainagestelsel met drainagebuizen gelegen op circa 80 cm beneden maaiveld met een onderlinge afstand van circa 6 meter welke zijn aangesloten op een stuurbare peilput. Tevens is het gebruik van 2 beregeningsputten aangevraagd. De putten zijn gelegen op de percelen kadastraal bekend gemeente Venray, sectie I, nummer 432 en 433. Er wordt gebruik gemaakt van een pomp met een maximale capaciteit van 45 m3 /uur. Bij besluit van 25 april 2005 van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (kenmerk DRZZ 05-2343/GV/DvR) is het draineren van perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie I, nummer 162 (nieuwe nummer 432) en het in werking hebben van de twee putten, zoals nu aangevraagd, reeds vergund. De bestaande drainage is niet peilgestuurd en zal worden vervangen door een nieuwe peilgestuurde drainage. 4.2. Nieuw Limburgs Peil (NLP) Door het waterschap Peel en maasvallei (WPM) is het rapport Nieuw Limburgs Peil (NLP, oktober 2010) opgesteld. Dit rapport is een verdere uitwerking van het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR, 2007). Met het NLP wordt een win-win situatie gecreëerd tussen landbouw en natuur. In de rapporten zijn maatregelen onderzocht die voor zowel landbouw als natuur een positie effect hebben. Met name het opstuwen van (oppervlakte)water in de primaire en secundaire watergangen heeft een positief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van het naastgelegen Natura 2000-gebied ‘Deurnsche Peel en Mariapeel’. Deze maatregelen zijn eveneens getoetst in een habitattoets: ‘Habitattoetsen Natura 2000-gebieden, 15 juli 2009, WPM’. Eén van de maatregelen welke zijn opgenomen in de rapporten is de aanleg van peilgestuurde drainage in het gehele landbouwgebied binnen de hydrologische bufferzone van de Mariapeel. Daarbij is gebiedsbreed uitgegaan van : − instellen van de peilgestuurde drainage van akkerbouwniveau, zijnde 50 – 70 cm en; − instellen van de OWL (Optimaal Waterbeheer in Landbouw)-stuwen op een niveau van 50 – 80 cm Dit gebiedsbrede scenario is onderdeel van het totaalpakket van NLP. Dit levert in totaliteit een zekere winst op voor de natuur en de Mariapeel.
Op grond van artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is op 1 juli 2010 een meerjarenovereenkomst getekend tussen provinciale staten van Limburg en Staatsbosbeheer (eigenaar van de Mariapeel) voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma Staatsbosbeheer. Deze meerjarenovereenkomst geeft invulling aan de doelen die in het provinciaal Meerjarenprogramma Plattelandsontwikkeling 2007 – 2013 (pMJP) zijn uitgewerkt en vastgelegd. In deze meerjarenovereenkomst (met looptijd 2010-2015) zijn o.a. de NLP ‘Interne Maatregelen’ en de NLP ‘Randprojecten’ voor de Mariapeel opgenomen. Hiermee is gegarandeerd dat ook alle overige voor de Mariapeel duidelijke vernattende maatregelen uit het NLP, voor zover nog niet gerealiseerd, spoedig zullen worden opgepakt. Een bijkomend positief effect is dat in het kader van Koopmansmaatregelen “akker wordt omgezet in grasland” en dat “vernatting op akkerpercelen op graslandniveau plaatsvindt” (beiden voor de duur van 10 jaar). 4.3. (Stuw)Peilen Modelberekeningen die zijn uitgevoerd door WPM in het kader van de “Pilot GGOR Peelvenen Noord Limburg” hebben aangetoond dat de peilen (40 en 70 cm beneden maaiveld) geen negatieve invloed hebben op de Mariapeel. In de modelberekeningen is een aantal worst-case berekeningen uitgevoerd, om aan te tonen dat het instellen van de peilen zoals opgenomen in de Keur van WPM geen negatieve invloed hebben op de Mariapeel. Onderstaande tabel geeft inzicht in de peilen zoals deze zijn opgenomen in artikel 18a van de Keur (deze is d.d. 19 maart 2009 in werking getreden).
Grondgebruik Grasland Bouwland/akkerland Diepwortelende gewassen Tuinbouw
Overlooppeil/grondwaterstand in centimeters -mv Zomerstand Winterstand 30 60 40-50 70 60-70 70 60 70
Conclusie van de berekeningen is dat het draineren met peilgestuurde drainage binnen de hydrologische beschermingszone volgens artikel 18a van de Keur (WPM) geen verdroging veroorzaakt op de GLG en GHG. In de vigerende Natuurbeschermingswetvergunning ( DRZZ 05-2343/GV/DvR, d.d. 25 april 2005), is volgens het E2-scenario, het beheer van de stuwen 14.5, 14.11 en 14.29 aan de vergunninghouder toegekend. Volgens de meest recente gegevens van Waterschap Peel en Maasvallei zijn op dit moment nog 2 stuwen onderbeheer van Mts Classens, nummer 387-L en 386-L. Om enig (negatief) effect uit te sluiten zijn in de voorschriften van dit besluit stuwpeilen opgenomen.
4.4.
Conclusie
De aangehaalde onderzoeken, onder andere het Nieuw Limburgs Peil van WPM en de daarbij behorende habitattoets, beschouwen wij als een passende beoordeling in het kader van de Nbw 1998. Mede op basis van de conclusies van deze onderzoeken stellen wij vast dat de aangevraagde drainages niet leiden tot significant negatief effecten, afgezet tegen de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000gebied ‘Deurnsche Peel en Mariapeel’ mits de maatregelen uit de betreffende onderzoeken worden uigevoerd. Uitvoering van de Natuurbeschermingswet 1998 opleveren. De gevraagde vergunning kan derhalve, onder het stellen van voorschriften, worden verleend.
5.
Besluit
Belet op de bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 en voorgaande overwegingen verlenen Gedeputeerde Staten van Limburg hierbij vergunning, onder voorwaarden, ex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 aan Mts. Classens, Moostdijk 4, 5813 AV te Ysselsteyn voor:
Het peilgestuurd draineren van de percelen kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie I, nummers 162, 163, 248, 299 en 372 (zie bijlage 1). Het gebruik van twee beregeningsputten gelegen op de percelen kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie I, nummers 432 en 433, met een pomp met een maximale pompcapaciteit van 45 m3 /uur .
De vergunning is geldig totdat het beheerplan voor de ‘Deurnsche Peel en Mariapeel’ is vastgesteld en onherroepelijk is geworden zoals bedoeld in artikel 19a Natuurbeschermingswet 1998. Het besluit op grond van de Natuurbeschermingswet van LNV (DRZZ 05-2343/GV/DvR, d.d. 25 april 2005) en het besluit van Gedeputeerde Staten (2007/52876, d.d. 5 juni 2008) komen te vervallen op het moment dat onderhavig besluit definitief en onherroepelijk is vastgesteld. De aanvraag en bijbehorende stukken maken onderdeel uit van dit besluit.
Gedeputeerde Staten van Limburg namens dezen,
ing. E.A.P.H. Haesen, Clustermanager Vergunningen
6.
Voorschriften
Aan deze vergunning worden de volgende voorschriften verbonden:
De vergunning heeft betrekking op het draineren van de percelen kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie I, nummers 248, 299, 372, 432 en 433 en het gebruiken van 2 putten op de percelen kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie I, nummers 432 en 433 met een pomp met een maximale capaciteit van 45 m3 /uur en wordt verleend totdat het beheerplan voor de ‘Deurnsche Peel en Mariapeel’ is vastgesteld en onherroepelijk is geworden zoals bedoeld in artikel 19a Natuurbeschermingswet 1998; De drainage mag slechts bestaan uit drains met een onderlinge afstand van 6 meter, gelegen op gemiddeld 80 cm beneden maaiveld; Bij de instelling van het overlooppeil van de drains gelden de hieronder opgenomen normen. Het overlooppeil van de drains mag worden bijgesteld: o Zolang de werkelijk gemeten grondwaterstand in de direct te ontwateren grond hoger is dan de hieronder opgenomen grondwaterstand, o Zolang het aannemelijk is dat de grondwaterstand binnen een week hoger dreigt te worden, o Indien werkzaamheden binnen een week uitgevoerd worden die bij de werkelijk gemeten grondwaterstand tot gewas- of bodemstructuurschade leiden, steeds zodanig dat een zo hoog mogelijke grondwaterstand in het perceel blijft gerealiseerd. Bij bepaling van het overlooppeil van de drains of de grondwaterstand als hiervoor bedoeld, wordt gerekend in centimeters beneden het maaiveld van het 10% laagste deel van de direct te ontwateren grond. Overlooppeil/grondwaterstand in centimeters -mv Grondgebruik Zomerstand Winterstand Grasland 30 60 Bouwland/akkerland 40-50 70 Diepwortelende gewassen 60-70 70 Tuinbouw 60 70
De bij u in beheer zijnde stuwen met nummers 387-L en 386-L dienen op de volgende wijze beheerd te worden: o Vergunninghouder dient het volgende stuwbeheer te voeren: Stuwen worden ingesteld tussen het zomerpeil en het winterpeil (slootpeil);
Zomerpeilen/winterpeilen zijn voor grasland 40/70, bouwland 50-60/80, diepwortelende gewassen 70-80/80 en tuinbouw 70/80 cm beneden maaiveld of hoger; Voor de hiervoor genoemde vormen van grondgebruik wordt het zomerpeil ingesteld in het voorjaar tussen 1 april en 1 mei in stappen van 10 cm per keer, terwijl het afgesproken winterpeil wordt ingesteld in de periode half augustus tot 1 oktober, eveneens in stappen van 10 cm per keer. Ten behoeve van waterconservering is het aan te bevelen om na de oogst periode, half oktober, de stuwpeilen te verhogen. Ten behoeve van de grondbewerking kan vanaf eind januari het stuwpeil weer verlaagd worden; In zeer natte perioden kan van het hiervoor gestelde worden afgeweken conform het bepaalde in de Regelgeving stuwbediening (reeds in uw bezit).
De aanwezige drainage (85 cm beneden maaiveld 10 m uit elkaar gelegen) op kadastraal perceel gemeente Venray, sectie I, nummer 162 dient aantoonbaar en duurzaam onklaar gemaakt te worden. De maatregelen voortvloeiende uit de in het onderhavige besluit en bijbehorende overwegingen aangehaalde onderzoeken (o.a. het NLP en de daarbij behorende habitattoest) dienen te worden uitgevoerd.
Wij wijzen u er met nadruk op dat drainage zonder daartoe vereiste of verleende vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verboden is en kan leiden tot intrekking of wijziging van de vergunning.
7.
Afschriften
Een afschrift van dit besluit hebben wij verzonden aan:
Mts. Classens, Moostdijk 4, 5813 AV te Ysselsteyn, als ontwerpbesluit op de aanvraag;
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venray, Postbus 500, 5800 AM te Venray, ter kennisname;
Ministerie van Economische Zaken, DG Natuur en Regio, Directie PD Natura 2000, Postbus 20401, 2500 EK te Den Haag, ter kennisname;
Gedeputeerde Staten van de provincie Noord Brabant, Postbus 90151, 5200 MC te ’s-Hertogenbosch, met het verzoek in te stemmen met het voorliggende ontwerpbesluit;
Waterschap Peel en Maasvallei, Postbus 3390, 5902 RJ te Venlo, ter kennisname.