1. Stel globaal je interesse vast: 'iets met ... en met ...' Heb je geen of een vaag idee? Verdiep je in je eigen interesses en ambities door bijvoorbeeld de oefening succesverhalen te maken of je eigen biografie te schrijven. 2. Verschaf jezelf een globale indruk van het studieaanbod Bekijk het informatiemateriaal voor aspirant-studenten dat opleidingen zelf aanbieden via internet. Bekijk ook het algemene informatiemateriaal dat in folders of in de dikke voorlichtingsgidsen wordt beschreven. 3. Maak een top vijf van de opleidingen die je het meeste aanspreken 4. Maak een lijstje met tien criteria die jij belangrijk vindt aan een opleiding Ontwikkel op basis van deze criteria een vragenlijstje dat je mee kunt nemen naar voorlichtingsdagen. Laat je daarbij ook inspireren door de oefening 'Wat is voor jou belangrijk bij het kiezen van een studie?' 5. Verschaf jezelf een indruk van de vijf opleidingen van je keuze Bezoek de open dagen van de instellingen van je voorkeur en stel je vragen aan de studieadviseur, voorlichters en aan de studenten van de opleidingen. 6. Schrap minstens twee opleidingen van je lijstje Of je moet er eentje toevoegen omdat deze toch ook wel interessant leek? Dat kan gebeuren. Kan je er een andere voor wegstrepen? 7. Bekijk schriftelijke/digitale informatie van de opleidingen Bestuur de studiegidsen. Dat zijn de gidsen waarin het onderwijsprogramma nauwkeurig wordt beschreven. Deze zijn op het internet te vinden. Probeer de vakken van je propedeuse te ontdekken en stel vast of ze iets voor je zijn. Als deze vakken je niets lijken, kijk dan nog eens kritisch naar je top drie. Hoort deze opleiding daar wel in thuis? 8. Probeer te ervaren hoe het is om de opleiding te volgen Bezoek de voorlichtingsevenementen die wat meer verdiepend van karakter zijn (zoals 'een dag student', 'open dag op locatie') of bezoek een college (na overleg met studieadviseur). Bekijk inleidende vakliteratuur. 9. Beoordeel de opleidingen aan de hand van jouw tien criteria 1›7
Het is makkelijk om dat in een soort matrix te doen. Je criteria zet je onder elkaar in een kolom en de opleidingen in de volgende kolommen. Je kunt plussen en minnen of scores geven. 10. Neem de beslissing Stel jezelf de vraag: Bij welke opleiding pas ik nu het beste? En als dat niet lukt, probeer dan terug te gaan naar de stap waarin je twijfels weer ernstig de kop op steken ...
2›7
Je krijgt inzicht in je vaardigheden, persoonlijke eigenschappen, instelling en manier van leren door de onderstaande oefening. Stap 1 Beschrijf drie activiteiten waarbij jij tevreden was over je eigen bijdrage. Je kunt gebruik maken van de volgende vragen: * Wat gebeurde er? * Wie waren er bij betrokken? * Wat deed je precies? * Welk resultaat had dat? Het gaat er niet alleen om of je megaparty's organiseerde of de schoolkrant volschreef. Misschien was je een verzamelaar, een fantast, had je een bepaalde rol in de klas of voor je vrienden, was je op een bepaalde manier goed in handwerken,kleien, zwemmen, cartoons, dansen, natuur, dieren, muziek, hardlopen, etc. Stap 2 Beschrijf per activeit wat je moest kunnen om succesvol te zijn en stel voor jezelf vast: * over welke vaardigheden je beschikt; * welke persoonlijke eigenschappen of instelling bij jou hoort; * op wat voor manier je dingen graag leert, namelijk door: kijken, luisteren, lezen, tekenen, rekenen, experimenteren, onderzoeken, construeren, uitproberen, herhalen, samenwerken, solistisch werken, ontwerpen, logisch denken, analyseren, overzichten maken, aanvoelen, intuïties volgen, creativiteit ... Stap 3 Laat de resultaten van deze oefening lezen door iemand die je goed kent en vraag of deze persoon nog aanvullingen, opmerkingen of interessante vragen voor je heeft. Stap 4 Ga na wat deze oefening je vertelt over een geschikte opleiding.
3›7
Het is belangrijk om je zelfkennis te vergroten als je een gefundeerde studiekeuze wilt maken. Je ouders, verzorgers of andere goede bekenden kunnen je hierbij helpen. Daarnaast kunnen zij iets vertellen over hun ervaringen en de keuzes die zij hebben gemaakt. De onderstaande vragenlijst kan je helpen bij het interview met je ouders, verzorgers of goede bekenden. Vragenlijst In het eerste deel van de vragenlijst wordt vooral ingegaan op de loopbaan van je gesprekspartner. * Wat wilde je worden toen je een jaar of tien was? * Wat wilde je worden toen je een jaar of twintig was? * Wat doe je nu voor werk? - Kun je me drie dingen noemen die je leuk vindt in het werk dat je nu doet? - Kun je me drie dingen noemen die je minder leuk vindt in het werk dat je nu doet? * Kun je me uitleggen hoe je bij je huidige baan terecht bent gekomen? - Wat waren daarbij belangrijke keuzemomenten? - Wat was de rol van je ouders bij het nemen van beslissingen over je opleiding/loopbaan? - Hebben ze je goed geholpen? Kun je dat toelichten? * Als je nu terugkijkt op de periode toen je je eerste beslissingen moest nemen over je loopbaan: - Wat zou je weer zo doen? - Wat zou je absoluut anders aanpakken? In het tweede deel van de vragenlijst sta jij centraal. * Kun je twee dingen noemen waar ik als kind al in uit blonk? * Kun je drie persoonlijkheidseigenschappen van mij noemen die volgens jou heel handig zijn op de arbeidsmarkt? * Hoe kij kje aan tegen de manier waarop ik de keuze voor mijn profiel heb gemaakt? * Welke drie opleidingen zouden wel eens bij mij kunnnen passen? Waarom? * Welke drie beroepen vind je bij mij passen en waarom? * Wat vind jij belangrijk dat ik bereik met mijn opleiding? Kun je drie verschillende 'doelen' noemen? Kun je dat toelichten? * Stel: je was mijn persoonlijke raadgever en ik vroeg je om me twee tips en twee waarschuwingen te geven bij het kiezen van een geschikte studie. Welke waarschuwingen en welke tips zou je dan noemen?
4›7
Het is zinvol om bij je verleden stil te staan als je je zelfkennis wilt vergroten. Door deze oefening krijg je een beeld van je interesses tijdens je basis- en middelbare schoolperiode en eventueel de periode daarna. Richt je vooral op de positieve dingen die je hebt meegemaakt. Stap 1 Beantwoord de onderstaande vragen zo uitgebreid mogelijk en maak er een verhaal van. Houd er rekening mee dat de tekst door iemand anders, die de vragen niet heeft, gelezen moet kunnen worden. Vragen die je niet kunt beantwoorden, kun je overslaan. Vragen over je lagere schoolperiode * Waar woonde je? * Wat vond je leuk om te doen? Wat waren je hobby's? Wat vond je er leuk aan? Was je ergens goed in en waarin dan? Met welke kinderen had je buiten school veel contact? Heb je toen al bewust voor een hobby/bezigheid gekozen en zo ja, waarom dan? * Kun je een typering geven van het contact dat je had met je vriendjes en vriendinnetjes? Vond je het leuk om veel met andere kinderen te spelen? Was je graag alleen? Wat deed je als je alleen was? * Op welke school/scholen zat je? Hoe heetten je leraren? Welke leraar/leraren vond je leuk? Wat maakte dat je deze leuk vond? Welke vakken vond je fijn om te doen? Waarom was dat? Met welke kinderen in de klas had je een goed contact? Wat voor dingen deed je met die kinderen? * Met welke kinderen in de buurt speelde je veel? Wat deden jullie voor spelletjes/activiteiten? Welke spelletjes/activiteiten spraken je aan? Waarom was dat? Wat vond je belangrijk aan de vriendschappen met andere kinderen bij jou in de beurt? * Hoe gingen jullie op vakantie? Welke dierbare herinneringen heb je aan vakantieperiodes? * Hoe zag je kamer er uit? Veranderde dat in de loop van je lagere school tijd? Hoe dan? Wat was het mooiste dat je in je kamer had staan? * Waarom vond je dat zo mooi? Wat deed je graag als je alleen op je kamer was? Waarom vond je dat leuk om te doen? * Hoe zag je gezinssituatie er uit? Welke positieve herinneringen heb je aan je gezin in je lagere schooltijd? Waren er ook dingen die je leuk vond om te doen met je familieleden? Waarom was dat? Wat vond je leuk aan gezinsvakanties? * Op welk blad was je geabonneerd (als je op een blad was geabonneerd)? Las je dat ook echt door? Waarom wel/niet? Welk soort verhalen las je het liefst? Herinner je je nog verhalen of boeken die je graag las? Wat leende je uit de bibliotheek of interesseerde je dat niet? In hoeverre heb je bewust gekozen voor een middelbare school? Als je er bewust voor koos, kun je dan uitleggen welke redenen je had om voor jouw middelbare school te kiezen? * Heb je positieve herinneringen aan je lagere schooltijd die je nog niet hebt genoemd? Vragen over je middelbare schooltijd * Op welke middelbare school of scholen (en opleidingen) zat je? Wat vond je fijn aan je eigen middelbare school/scholen? Welke vakken vond je leuk en kun je uitleggen waarom? In welke vakken was je goed? Hoe zag voor jou het contact met docenten er uit? Deed je op school ook mee aan activiteiten buiten de lessen? Waarom? Wat vond je daar bijzonder aan? * Geef een korte beschrijving van je gezinssituatie gedurende je middelbare schooltijd.
5›7
* Wat deed je zoal in je vrije tijd? Wat vond je daar prettig aan? Had je ook speciale hobby's? Zo ja, hoe intensief was je met deze hobby's bezig en wat brachten deze hobby's je? * Van welke boeken en welke muziek hield je? Waarom waren/zijn deze je dierbaar? * Wie waren je vrienden en wat deed je zoal met hen? Wat heb je van hen geleerd? * Hoe zag je eigen kamer er uit? Had je er veel aandacht voor? Wat betekende je kamer voor je? * Heb je bijbaantjes gehad? Welke en wanneer? Wat vond je aantrekkelijk aan deze baantjes? Vond je dat je ook goed was in het werk dat je afleverde? Geef daar een toelichting op. Leverde het je naar verhouding veel geld op? Vond je dat belangrijk? Wat deed je met het geld? * Wat is gedurende je middelbare schooltijd je favoriete vakantie geweest? Leg uit waarom. * Was je tijdens je middelbare schooltijd al bezig het met kiezen van een vervolgopleiding? Hoe deed je dat? Had je er gesprekken ove rmet anderen? Welke elementen speelden een belangrijke rol bij het nemen van een beslissing? * Je zult ongetwijfeld als middelbare scholier hebben nagedacht over het leven na de middelbare school. Welke zorgen had je er over en welke mooie vooruitzichten had je voor ogen? Stap 2 Lees je tekst door en arceer begrippen die iets belangrijks over jou zeggen: * karaktereigenschappen (spontaan, gedreven, intelligent); * inhoudelijke begrippen (kinderen, wiskunde, koken en tekenen); * negatieve formuleringen (houdt niet van bureaucratie, vindt geld niet belangrijk). Vraag iemand anders om hetzelfde te doen: begrippen arceren die iets belangrijks over jou zeggen. Leg beide teksten naast elkaar en kom op basis van de gearceerde woorden tot een lijst met 20 tot 30 woorden of begrippen die jou omschrijven. Kies zoveel mogelijk verschillende begrippen, dus niet gedreven én gepassioneerd. Probeer nu te bedenken welke beroepen en/of opleidingen bij deze omschrijving zouden passen.
6›7
Door de onderstaande oefening krijg je inzicht in de criteria waaraan een opleiding, volgens jou, moet voldoen. * Neem tien briefjes en schrijf op ieder briefje een waarde die bij jou meespeelt bij het kiezen van een studie. Denk er niet te lang over na. Voor startende studenten kan het bijvoorbeeld gaan over: het aantal contacturen, de grootte van de studentenstad, de hoeveelheid practica, het aanbod van studentenverenigingen, veel statistiek, sportfaciliteiten, leuke studenten, prettig gebouw. * Leg de briefjes gesloten voor je neer. * Pak twee briefjes en stel jezelf de vraag: Als ik moest kiezen uit een opleiding met heel veel waarde X, en heel weinig waarde Y of een opleiding met heel weinig waarde X, maar heel veel waarde Y, voor welke opleiding zou ik dan kiezen? Uitleg: Stel het gaat om de waarden 'kleine tentamenvakken' en 'veel contacturen'. De vraag wordt dan: Als ik moest kiezen tussen een opleiding met kleine tentamenvakken en weinig contacturen, of een opleiding met grote tentamenvakken en veel contacturen, welke opleiding zou ik dan kiezen? * Leg het briefje met de waarde die het belangrijkste voor jou is boven het andere briefje. * Neem de derde waarde en leg deze naast de onderste waarde in je rijtje en stel jezelf weer de bovenstaande vraag. * Als de nieuwe waarde belangrijker is dan de onderste waarde, dan leg je het briefje naast de bovenste waarde. Beantwoord weer de vraag. Als de nieuwe waarde het belangrijkste blijkt te zijn, dan komt deze bovenaan te liggen. Als deze minder belangrijk is, dan leg je deze tussen de twee waarden in de bestaande rij. * Neem nu het volgende briefje en leg dit naast de onderste in de rij en beantwoord de vraag. Ga net zo lang door totdat alle briefjes netjes op volgorde liggen. * Bekijk je 'waardenladder' en verschuif eventueel briefjes als ze nog niet op de juiste plek liggen.
7›7