! "#
$
%
&
INHOUDSOPGAVE 1: Inleiding ................................................................................................ 3 2: Gelezen & Gemeten ................................................................................. 4 2.1
Kenschets van de school en visie van de school ..................................... 4
2.2
Conclusie ‘Zelfevaluatiescan’ ............................................................... 7
2.3
Zorgzwaarte & Schoolprofiel ................................................................ 9
3: Gezien & Gehoord ................................................................................. 14 3.1
Impressies uit interview met directie en intern begeleider(s) ................. 14
3.2
Impressies uit het interview met ouders ............................................. 15
3.3
Impressies uit het interview met leerlingen ......................................... 16
3.4
Impressie groepsobservaties ............................................................. 16
3.5
Reflectie/feedback ............................................................................ 18
4: Ambitie van het team ............................................................................ 20 4.1
Gewenst schoolprofiel ....................................................................... 20
4.2
Scenario A: Alles blijft zoals het is ...................................................... 20
4.3
Scenario B: SBO als ‘part-time’ onderwijsvoorziening ........................... 20
4.4
Scenario B: SBO als centrum voor observatie, onderzoek & diagnostiek .. 21
5: Conclusies, aanbevelingen en discussie .................................................... 21
Bijlagen
Bijlage 1: Doelgroepen bepaling. Bijlage 2: Resultaten ‘Zelfevaluatiescan’
Inleiding Een schoolondersteuningsprofiel geeft aan welk aanbod aan onderwijs, zorg en ondersteuning een school haar leerlingen met (zeer) speciale onderwijsbehoeften kan bieden. Ten aanzien van de school voor speciaal basisonderwijs wordt binnen het gehanteerde instrumentarium gekeken naar enerzijds de onderwijsfunctie en anderzijds de ondersteuningsfunctie. Laatste is sterk gerelateerd aan de functie die ten uitvoer wordt gebracht, ten dienste van de andere (basis-)scholen van het samenwerkingsverband. Tevens wordt beschreven waar de school intern grenzen ervaart en met welke externe ondersteuning de school deze grenzen verlegt. Hiernaast schetst men het professionaliserings- en ontwikkelperspectief voor de medewerkers en de schoolorganisatie. Het totaal van de schoolondersteuningsprofielen in een samenwerkingsverband geeft inzicht in het regionale onderwijs-ondersteuningsaanbod dat wordt beschreven in het zorgplan. Deze rapportage is opgesteld met behulp van de Seminarium Profiel Scan (SPS) van de Hogeschool Utrecht. De SPS is gericht op het benoemen van positieve kenmerken in plaats van tekorten. De uitgangspunten van handelingsgericht werken zitten verweven in dit instrument. Bij de samenstelling van dit schoolondersteuningsprofiel: • is vooraf gedegen documentenanalyse gepleegd; • is vooraf een opgave verstrekt door de school van het aantal clustergeïndiceerde leerlingen die door de school zelf van onderwijs worden voorzien over meerdere jaren; • is vooraf een opgave verstrekt door de school t.a.v. haar ondersteuningsfunctie binnen het samenwerkingsverband; • is vooraf door alle medewerkers van de school de webbased Zelfevaluatiescan ingevuld, die betrekking heeft op de 7 velden, waardoor men tegemoet kan komen aan speciale onderwijsbehoeften: 1. Aandacht en tijd 2. Handelingsbekwaamheid van de leraar 3. Samenwerking met leerlingen en ouders 4. Expertise 5. Samenwerking met anderen 6. Onderwijsmaterialen 7. Ruimtelijke omgeving • zijn directie, intern begeleiders, leerkrachten, ouders en leerlingen actief betrokken; • zijn klassenobservaties verricht naar de interactie tussen leraar en leerlingen, afstemming en wisselwerking, de handelingsbekwaamheid en expertise van de leraar. Tevens is gevraagd naar handelingsplannen en/of groepsplannen; • is een teambespreking georganiseerd om de eerste resultaten te bespreken en om de ambitie te verkennen.
Op 16 januari 2013 is op verzoek van de school een verdiept herhalingsbezoek gepleegd aan SBO de Driehoek. Dit in aanvulling op het reguliere bezoek van 18 juni 2012. Beide bezoeken zijn verricht in het kader van het vast stellen van het schoolondersteuningsprofiel. 1: Gelezen & Gemeten 2.1
Kenschets van de school en visie van de school
SBO de Driehoek valt onder het bestuur van "Stichting Gewoon Speciaal". Een schoolbestuur op algemeen-bijzondere grondslag. Naast SBO de Driehoek vallen er ook vier SBO-scholen onder deze stichting. De stichting beschikt over een ‘eigen’ expertisecentrum met de naam "Kans". De stichting stelt een drietal uitgangspunten centraal, te weten: de persoonsvorming, de levensbeschouwelijke vorming en een ononderbroken ontwikkeling. SBO de Driehoek telt op het moment van het laatste bezoek 67 leerlingen. Deze zijn verdeeld over 5 groepen. De school beschikt over een Jorik-groep. De samenstelling van de groepen komt o.a. tot stand op basis van de pedagogische basisbehoeften en de didactische leeftijd van de individuele leerling. Dit is afwijkend van indeling op basis van enkel en alleen het zogenaamde jaarklassensysteem. Er kan niet ‘echt’ gesproken worden van een gemiddelde klassendeler. De jongste groep telt 8 leerlingen. De overige groepen variëren in aantallen van zo’n 12 tot 17 leerlingen. Het leerlingenaantal over de afgelopen 4 jaar, kent een dalende trend. Volgens de aangeleverde cijfers van de school: vanaf 2008 tot nu een terugloop van zo’n kleine 30%. SBO de Driehoek stelt zich tot doel, dat de leerlingen zich vanuit een veilige, gestructureerde situatie pedagogisch, sociaal-emotioneel en didactisch kunnen ontwikkelen. Het team heeft hier in de loop der jaren veel kennis en ervaring in opgedaan. De school heeft geregeld en structureel contact met andere hulpverleningsinstanties. Genoemd worden o.a. Eduniek, Maatschappelijk Werk, Pedagogisch Bureau van de Berg, Bureau Jeugdzorg, MEE, Kans, Centrum voor Jeugd en Gezin, etc. Een centrale regierol hierin is weggelegd voor de interne begeleider en het expertisecentrum. SBO de Driehoek biedt ouders, binnen haar mogelijkheden, indien nodig, ondersteuning en samenwerking bij de opvoeding van hun kind(eren) aan. De samenwerking met ouders wordt als zeer belangrijk gezien. SBO de Driehoek kent een (voornamelijk) regionale functie. Dit is nadrukkelijk terug gekomen in het teamgesprek met een delegatie uit het team. In de opbouw van de school qua leeftijdscategorieën, zien we m.n. de hogere leeftijdscategorie terug (boven de leeftijdscategorie, 9 en 10 jarigen meer dan 50%). We zien voor wat betreft de populatieopbouw in de afgelopen 4 jaar wel een redelijk evenwichtig beeld. Waarbij het lijkt dat het aantal jongere leerlingen licht aan het toenemen is.
Tabel 1: Overzicht SBO de Driehoek 01-10-2011 naar geboortejaar:
Tabel 2: Overzicht SBO de Driehoek 01-10-2012 naar geboortejaar
Voor elke SBO school geldt dat zij te maken hebben met leerlingen die (zeer) speciale onderwijsbehoeften hebben. In deze kan gesteld worden dat veelal de onderwijspopulatie gezien kan worden als heterogeen. Nadere analyse van de onderwijspopulatie, geeft vaak wel een indicatie of er binnen de totale groep leerlingen te spreken is over een algemene (grote) groep leerlingen met vrijwel dezelfde speciale onderwijsbehoeften. Te denken hierbij aan de meest grote groep leerlingen die speciale behoeften kent op of leren, of gedrag, of beiden.
Voor SBO de Driehoek is te stellen dat binnen de huidige populatie er een relatief evenredige vertegenwoordiging is van leerlingen met speciale behoeften op leren en leerlingen met speciale behoeften op gedrag. In deze is er dan ook daadwerkelijk te spreken van een relatief heterogene populatie. Voor een meer gedetailleerd overzicht verwijzen we naar bijlage 1. Figuur 1: Indicatie voor de doelgroepbepaling1
Daarnaast dient gesteld te worden dat het onderwijs aan leerlingen met een clusterindicatie, beperkt is (2 tot 3 procent). Mede o.i.v. het beleid van het samenwerkingsverband, kunnen deze leerlingen bij gebleken noodzakelijkheid een beschikking krijgen vanuit de PCL. De spreiding in het niveau van leren en de onderwijsbehoeften hierin, is voor de school adequaat hanteerbaar. SBO de Driehoek werkt met moderne methodes, die voldoende garanties bieden voor het behalen van kerndoelen (t/m. het niveau van groep 8). Daarnaast dienen de methoden de school te ondersteunen in de Bron: HGPD, Edux Onderwijsadvies.
toepassing van moderne didactieken en differentiatievormen. Dit wordt bevestigd door de opgedane indrukken vanuit de klassenobservaties. De methodische aanpak van het zorgbegeleidingssysteem, biedt garanties voor een gecontinueerde ontwikkeling van leerlingen met (zeer) speciale behoeften. de school geeft aan te werken van signalering en alarmering, naar hulpverlening en afstemming. De verschillen in de speciale behoeften op gedrag binnen de leerlingenpopulatie kent vanuit de school de nodige aandacht binnen de dagelijkse onderwijspraktijk. SBO de Driehoek werkt met OPP’s. Deze worden gekoppeld aan een uitstroomperspectief. Op basis van de resultaten van het onderwijs in directe relatie tot het OPP, wordt het specifiek onderwijsaanbod aan de leerling bijgesteld of gecontinueerd. In de school- en teamontwikkeling kennen deze aspecten bijzondere aandacht. De school heeft zicht in de uitstroom. In hoeverre de uitstroom ook overeenkomt met hetgeen men kan verwachten (OPP’s) op basis van de mogelijkheden van de leerlingen, is geen uitspraak over te doen.
Tabel 3: Uitstroom naar het vervolgonderwijs.
Over de afgelopen 5 jaar stromen zo’n 48% leerlingen uit naar Praktijkonderwijs, of lager. Het resultaat en rendement van het onderwijs is een centraal ontwikkelingspunt van de school. De school richt zich volgens de directie en het MT o.a. op opbrengstgericht werken en data gestuurd onderwijs Dit verdient een adequate vertaling te krijgen in de ‘arrangementen’, waarbij aantoonbaar wordt gesteld dat er goed inzicht is in het gewenste onderwijsaanbod. Het team van De Driehoek bestaat uit gecertificeerde leerkrachten en onderwijsassistentes, die hun scholing vaak aangevuld hebben met specifieke opleidingen, die voor leerlingen in het speciaal basisonderwijs van belang zijn. Dit is niet alleen terug te vinden in de opgave van de gecertificeerde expertise. In de klassenobservaties straalt het team uit in haar dagelijkse praktijk, het specifieke onderwijs adequaat te kunnen managen. Naast leerkrachten beschikt de school ook over specialisten, te weten een orthopedagoge, een schoolmaatschappelijk werkster, een ceasar therapeute en een logopediste.
De interne zorg van SBO de Driehoek wordt gecoördineerd door een interne begeleider. Daarnaast onderhoudt de interne begeleider de contacten met externe instanties (regierol).
2.2
Conclusie ‘Zelfevaluatiescan’
De Zelfevaluatiescan is een online vragenlijst die gaat over de 7 velden van de schoolprofielen (zie bijlage 2). 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Aandacht en tijd Handelingsbekwaamheid van de leraar Samenwerking met leerlingen en ouders Expertise Samenwerking met anderen Onderwijsmaterialen Ruimtelijke omgeving
Hiermee wordt de volgende opbrengst verkregen: - Overzicht van de kwaliteit van de velden binnen het schoolprofiel - Helderheid over de ontwikkelingsuitdaging voor de school - Bouwstenen voor het zorgplan van het samenwerkingsverband. Figuur 2.: Het totaal aan leraren t.o.v. het totaal van de school op de 7 velden.
Figuur 3.: Het totaal scoreoverzicht van alle functiegroepen op de 7 velden.
Legenda bij figuur 3.
De uitkomsten van de vragenlijst laten een relatief consistent beeld zien qua vorm over de zeven velden, tussen enerzijds de totale school en anderzijds het totaal van de leraren. (zie figuur 2). De gemiddelde score voor de gehele school is 3.2 op een schaal van 0 t/m. 4, waarbij de score 3.0 staat voor voldoende. Dit betekent dat de school over het geheel van de zeven velden zichzelf een voldoende verstrekt. De uitkomsten op de vragenlijst laten verschillen zien als we kijken naar de zeven te onderscheiden velden en als we kijken naar de verschillende functiegroepen (zie figuur 3). Voor wat betreft de verschillen tussen de verschillende functiegroepen (zie figuur 3) constateren we de volgende opmerkzaamheden (we meten dat af aan het totaal gemiddelde van de functiegroep Totaal Leraren per veld). In de schoolscore wordt de score over alle zeven velden gemist van de functiegroep ‘directie’. De functiegroep leraarondersteuner en leraar bovenbouw scoren op vrijwel elk veld lager, waarbij m.n. Veld 3 en 6 opvallend zijn te noemen (< 3,0). De functiegroep leraar onderbouw scoort op Veld 2, 3, 4 en 6 hoger. Opvallend is de afwijkende score naar boven van de I.B.’er op Veld 2. Ook de I.B.’er scoort op alle velden m.u.v. Veld 7, elk veld hoger in vergelijking tot zowel het totaal van de school als het totaal aan leerkrachten. Ook opvallend is de score van de functiegroep leraar onderbouw en leraar middenbouw op Veld 7. Overigens trekken beide functiegroepen het algemeen gemiddelde over alle zeven velden heen ‘wat’ omhoog. Het verschil in de hoogte van score per veld van bepaalde functiegroepen in vergelijking tot het gemiddelde van de functiegroep totaal leerkrachten, verdient vanuit de school een nader gesprek. De gemiddelde score van het leerkrachtencorps over alle zeven velden is 3.3. Ondanks de verschillende scores per veld in onderlinge vergelijking van de functiegroepen, wijken de functiegroepen individueel niet sterk af van het gemiddelde van 3.3. Afwijkend naar boven zijn de velden 2 en 4. Het werken vanuit het gemiddelde biedt te weinig mogelijkheden voor een nadere analyse. Het verdient de aanbeveling om meer op detailniveau te kijken, daar dan de onderscheidende verschillen in score per functie en per veld wel zichtbaar wordt. Een verklaring voor gesignaleerde verschillen in de score kan zijn dat er binnen de verschillende functiegroepen een andere kijk bestaat op de operationalisering van een aantal velden. Het verdient wel de nodige aandacht bij een nadere profileringbepaling. Voor wat betreft de verschillen op de score voor de totale school, constateren we dat met name Veld 7 (2.9) beneden het eigen schoolgemiddelde van 3.3 scoren. Opvallend is de score op Veld 2 (3.5). Klaarblijkelijk waarderen de teamleden hun
eigen handelingsbekwaamheid voldoende tot zelfs ruim voldoende. We vinden hier voldoende onderbouwing voor door de score op Veld 1 (3.4), daar tussen beide velden een zeker verband staat. Er lijkt een logische samenhang te bestaan tussen veld 2 (3.5) en veld 4 (3.7). In deze is de score op elk veld afzonderlijk, opmerkelijk daar zij ondersteunend zijn aan elkaar. Beide bovenstaande signaleringen vanuit de scan, worden bevestigd vanuit de klassenobservaties, het gesprek met de directie en het MT en het teamgesprek. Het team straalt een zekere mate van professionaliteit uit, naar elkaar en naar de leerlingen.
2.3
Zorgzwaarte & Schoolprofiel
In deze paragraaf gaan we nader in op zowel de onderwijsfunctie als de ondersteuningsfunctie van de speciale school voor basisonderwijs. Zorgzwaartescan in het kader van clustergeïndiceerde leerlingen voor wat betreft de onderwijsfunctie Om een juiste inschatting te maken van de zorgzwaarte van SBO de Driehoek, is er ook expliciet gekeken naar de totale groep geïndiceerde leerlingen van de clusters. Dit is namelijk mede bepalend voor het aanbod van (de zeer specifieke) zorgarrangementen voor leerlingen met zeer speciale onderwijsbehoeften. Daarnaast verschaft het een indicatie voor de ‘breedte en diepte van de zorg’ op SBO de Driehoek. We brengen de cijfermatige benadering tot een kwalitatieve uitspraak in termen van breedte- en dieptezorg. Ter verduidelijking: Leerlingen met zeer speciale onderwijsbehoeften zijn leerlingen met a. speciale onderwijsbehoeften bij het leren b. speciale onderwijsbehoeften bij de sociaal-emotionele ontwikkeling en de zelfredzaamheid c. speciale onderwijsbehoeften bij gezondheidsproblemen en lichamelijke handicap d. speciale onderwijsbehoeften als gevolg van op elkaar ingrijpende belemmeringen Het betreft alleen en exclusief leerlingen met een toelaatbaarheidbeschikking SBO, inclusief een indicatiestelling vanuit cluster 1, 2, 3 of 4. De bevindingen zijn geformuleerd op basis van de gegevens van de laatste vier schooljaren, die het aantal geïndiceerde leerlingen per schooljaar in kaart brengen.
De zorgzwaartescan laat zien dat SBO de Driehoek binnen haar totale populatie een kleine 3% aan leerlingen met een indicatiestelling van de clusters, van onderwijs voorziet (zie tabel 4). Het gemiddelde percentage aan geïndiceerde leerlingen over de afgelopen 4 jaar ligt tevens rond de 3%. We zien een stabiel beeld over de afgelopen 4 jaar, ondanks een dalende leerlingenaantal op het totale SBO de Driehoek. (zie figuur 4 en 5). De geïndiceerde (cluster-)leerlingen zijn met name te vinden binnen cluster 2 en cluster 3 (zie tabel 5).
Op basis van de aangeleverde gegevens zien we terug dat de school zelf geen leerlingen heeft verwezen naar één van de vier clusterscholen. Dit betekent dat de school bij aanname van clustergeïndiceerde leerlingen of tussentijdse aanvraag voor clusterindicaties, zelf voorziet in het onderwijs aan deze leerlingen tot en met de eindgroep. De daadwerkelijke uitvoering kan plaats vinden in samenwerking en inbreng van de expertise inzet van de betreffende REC’s.
Tabel 4: Zorgzwaartescan voor wat betreft cluster geïndiceerde leerlingen.
Figuur 4: Overzicht deelname percentage cluster geïndiceerde leerling
Legenda bij figuur 4: naar rechts)
1= 2008, 2 = 2009, 3 = 2010 en 4 = 2011 (van links
Tabel 5: Verdeling over de verschillende clusters.
Figuur 5: Grafische weergave cluster deelname
Legenda bij figuur 5:
2 = 2008, 4 = 2009, 6 = 2010 en 8 = 2011
Breedtezorg betreft de zorg om de school heen. De school wil in dit geval zelf de verantwoordelijkheid blijven dragen voor het onderwijs, de zorg en de ontwikkeling van de leerlingen, maar zet daarbij de hulp van buitenaf in. Het kan daarbij gaan om ambulante begeleiders uit het speciaal onderwijs, deskundigen uit het (school)maatschappelijk werk, jeugdzorg of jeugdgezondheidszorg, etc.
Breedtezorg binnen de school verloopt voornamelijk via de I.B.’er en de leerkrachten. In een aantal incidentele zaken wordt er ook inzet gepleegd door bepaalde functionarissen binnen de school met specifiek specialismen (bijvoorbeeld Maatschappelijk Werk en PAB). daarnaast zijn de zogenaamde besprekingen van leerlingen met de Commissie van Begeleiding. Hierin heeft de schoolarts zitting, de maatschappelijk werker, orthopedagoge, intern begeleider en directie. Hier worden de leerlingen besproken waarbij de problematiek ‘schooloverstijgend’ is.
De school onderhoudt structureel en regelmatig contact met schoolmaatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg, GGZ (o.a. RIAGG), MEE, Kinderziekenhuis of UMC, Gemeente i.v.m. onderwijszorg. Er is frequent contact met GGD en jeugdgezondheidszorg Sporadisch zijn er contacten met Kindpsychiatrische kliniek, Kinderhuis (jeugdzorg) en MKD’s. De school geeft aan ook gebruik te maken van de diensten van de REC’s. Uit de betreffende opgave blijkt dat SBO de Driehoek, een dermate scala van contacten kent met externe instantie en instellingen, ter ondersteuning van het eigen onderwijsaanbod, die overeenkomstig is met haar populatie.
Dieptezorg: beschrijft de zorg in gespecialiseerde voorzieningen, settings of groepen. De verantwoordelijkheid voor de leerling wordt overgedragen aan deze voorziening.
Dieptezorg: de school heeft de afgelopen 4 jaar geen enkele leerling verwezen naar een (nog) meer gespecialiseerde voorziening (zie Tabel 4). Dit betekent dat de school zelf voorziet in het realiseren van de noodzakelijke dieptezorg, daar waar de school zich gesteld ziet voor het onderwijs aan cluster geïndiceerde leerlingen.
Het Schoolprofiel: Het zorgprofiel van SBO de Driehoek kan getypeerd worden als een speciale onderwijssetting, waarin er passende ondersteuningsarrangementen gerealiseerd worden voor leerlingen met (zeer) speciale onderwijsbehoeften. We kunnen stellen dat zorgbreedte van SBO de Driehoek voor de zogenaamde risicovolle leerlingen, groot is. Dit laat zich bevestigen door enerzijds de specifieke onderwijsinrichting en –vormgeving, anderzijds door de indicaties op vooral de breedte zorg. Voor wat betreft de dieptezorg zien we terug dat SBO de Driehoek hierin een bescheiden rol speelt. Dit kan niet ‘los’ gezien worden het daadwerkelijk aantal aanmeldingen van de cluster geïndiceerde leerlingen vanuit de Regio voor de dieptezorg op het SBO de Driehoek, het beleid van het samenwerkingsverband m.b.t. deze populatie en de eigen ambitie van de school. Voor wat betreft de teamambitie is dit aspect in het afsluitende teamgesprek expliciet naar voren gekomen. SBO de Driehoek stelt wel degelijk haar schooldeuren open voor deze doelgroep, echter wel met een zeker realisme en haalbaarheid. Het team ziet wel degelijk vanuit eigen handelingsvaardigheid mogelijkheden voor een ‘verbrede’ toelating. Dit zou dan plaats dienen te vinden vanuit pilots en incidentele initiatieven om van daaruit helder te krijgen wat haar mogelijkheden zijn en waar haar grenzen liggen. Er dient dan wel een substantieel deel van de totale populatie, aan cluster geïndiceerde leerlingen aanwezig te zijn binnen de schoolmuren. Dit om ook teambreed ervaring op te doen en te komen tot expertise ontwikkeling. Van belang hierbij is dat de huidige onderwijskundige kwaliteit en de doorontwikkeling hiervan, geen extra risico’s lopen door een verbrede toelating van cluster geïndiceerde leerlingen. Het gaat hierbij dan om: ‘en-en’ i.p.v. ‘en-of’.
De ondersteuningsfunctie binnen het samenwerkingsverband De ondersteuningsfunctie van de SBO-school binnen het Samenwerkingsverband wordt beschreven aan de hand van categorieën plaatsingen op het SBO. Naast leerlingen die op het SBO geplaatst zijn met een toelaatbaarheids beschikking SBO en/of Jong Risico Kinderen (JRK) zijn ook de volgende categorieën te onderscheiden: Observatie: leerlingen die voor een bepaalde tijd geplaatst zijn op het SBO, zonder vooralsnog een definitieve toelaatbaarheidbeschikking SBO te hebben ontvangen. Crisisinterventie: leerlingen die acuut en tijdelijk geplaatst worden op het SBO, in afwachting van verdere procedures, zonder vooralsnog een definitieve toelaatbaarheidbeschikking SBO te hebben ontvangen. Partiële plaatsing: leerlingen die gedeeltelijk onderwijs volgen op het SBO en gedeeltelijk onderwijs volgen op een andere school (bijv. een basisschool van het Samenwerkingsverband). Zij kunnen beschikken over een toelaatbaarheidbeschikking en/of handhavingsbeschikking SBO. Begeleidingstraject terugplaatsing: leerlingen die vanuit het SBO teruggeplaatst zijn in het reguliere basisonderwijs en niet langer meer onderwijs ontvangen op het SBO, maar waarbij de basisschool nog wel begeleid wordt vanuit het SBO. Deze leerlingen hebben geen toelaatbaarheidbeschikking SBO. Tabel 6: De verschillende ondersteuningsfunctie op het gebied van het onderwijs.
Binnen de (onderwijs-)ondersteuningsfunctie naar het samenwerkingsverband zien we slechts een beperkte inzet terug. We zien over 4 achtereenvolgende jaren, slechts één keer een terugplaatsingtraject naar het basisonderwijs terug. Voor wat betreft de ondersteuning vanuit de onderwijsfunctie naar de aangesloten scholen van het samenwerkingsverband, zien we geen inzet op crisisinterventie plaatsing en/of partiële plaatsingen. Binnen de Jorik-afdeling hanteert de school altijd een observatieplaatsing, die verlengd kan worden of uiteindelijk kan leiden naar een doorplaatsing. De school werkt met observatieplaatsingen (een tijdelijke beschikking voor één
jaar). Na één jaar wordt gemotiveerd of een plaatsing binnen het SBO kan worden gehandhaafd of dat een leerling wordt doorverwezen (zwaardere zorg nodig) of kan worden teruggeplaatst. De observatieplaatsing gelden ook voor leerlingen in de hogere leeftijdscategorie. De opgave vanuit de school gericht op bredere inzet van specialisten vanuit de eigen school in het samenwerkingsverband, blijkt (uren omvang en diversiteit aan functionarissen) beperkt te zijn. Voor meer dan 70% wordt het specialisme en de betrokkenen actoren ten dienste gesteld van de eigen organisatie. Dit ten behoeve van en ter ondersteuning van de eigen onderwijspraktijk op SBO de Driehoek. In de beleidsvoornemens wordt wel aan gegeven dat de school haar grenzen t.a.v. de dienstverlening wenst op te rekken. Dit mede in het perspectief van de ontwikkelingen van de Brede school in Wijk bij Duurstede. De ondersteuningsfunctie: SBO de Driehoek richt zich dus bij voorrang op haar eigen onderwijstaak en -uitvoering. In deze is te stellen dat haar kerntaak en de positie binnen het samenwerkingsverband, voornamelijk bepaald wordt de onderwijsfunctie aan leerlingen met (zeer) speciale onderwijsbehoeften, die niet in staat zijn het onderwijs te volgen in een reguliere setting van het basisonderwijs. De ondersteuningsfunctie vanuit SBO de Driehoek is in ontwikkeling, en kent vanuit de school diverse initiatieven. De school werkt hierin samen met Kans, het expertisecentrum van de Stichting Gewoon Speciaal. Daarmee overstijgen we hetgeen we via het samenwerkingsverband aanbieden. Via Kans biedt de school dyslexiebehandelingen aan, IQ onderzoeken en SOVA trainingen. Door de kleinschaligheid van de school is het samenwerken met andere scholen uit de Stichting noodzakelijk. Er is dus duidelijk een ambitie om het dienstenpakket te verruimen, waarbij de schoolgrootte mogelijk een beperking kan vormen. Het schoolprofiel: het schoolprofiel zoals bij de bepaling van de zorgzwaarte is vastgesteld, blijft gehandhaafd en kent geen verbreding in een taakstelling buiten de reeds gesignaleerde onderwijsfunctie aan leerlingen met (zeer) speciale onderwijsbehoeften.
3: Gezien & Gehoord 3.1
Impressies uit interview met directie en interne begeleider
Doel van het interview is het inwinnen van aanvullende informatie over o.a. de samenstelling van de schoolpopulatie in relatie tot SPS-scan. Hierbij werd aangegeven dat het om een sterk heterogene leerlingpopulatie gaat. Het is van belang om vast te stellen hoe de school haar leerlingpopulatie ervaart ten aanzien van het niveau van leren, de spreiding hierin en hoe de verschillen op gedrag . Dit heeft niet alleen consequenties voor de inrichting, vormgeving en organisatie van het onderwijs, maar o.a. ook voor de wijze waarop de school in meer of mindere mate zichzelf in staat acht om te beantwoorden aan de diversiteit aan onderwijsbehoeften, die voortkomen uit de ervaren en gesignaleerde verschillen. Daarnaast worden er tal van andere punten aangehaald, specifiek gericht op zowel de onderwijsfunctie als de ondersteuningsfunctie. Voor wat betreft de doelgroepen, signaleert de leiding uiteenlopende verschillen in het niveau van leren en de uiteenlopende behoeften op gedrag. Voor wat betreft het gedrag kan niet gesteld worden volgens het MT, dat deze voornamelijk gerelateerd kunnen worden aan de gediagnosticeerde
leerproblematieken. De verschillende behoeften op gedrag, kennen ook in het gedrag zelf een primaire oriëntatie. De indruk wordt gewekt dat de school ‘goed’ inzicht heeft in de karakteristieken van de eigen onderwijspopulatie en hierdoor adequate aanpassingen weet te plegen in het gewenste onderwijsaanbod. SBO de Driehoek is een kleine school, die te maken heeft met een terugloop van leerlingen. Dit heeft volgens de leiding van de school, directe consequenties voor de mate van inzetbaarheid. Dit voor wat betreft intern als extern. Als voorbeeld van de extern gerichte oriëntatie, wordt vanuit de directie en het expertisecentrum, actief de scholen bezocht. Dit om te onderzoeken welke behoeften er bestaan, en waar het SBO een rol in kan spelen. In dit kader heeft de school samen met de gemeente (CJG) het initiatief genomen om schoolmaatschappelijk werk te realiseren. Wat meer en meer aan belangrijkheid wint, is de rol van het expertisecentrum in het kader van vroegtijdige signalering en de bekendheid van SBO de Driehoek bij de omliggende peuterspeelzalen. De school signaleert dat de aanmelding van leerlingen voor het SBO, nog steeds voornamelijk leerlingen betreffen van de hogere leeftijdscategorie. School zet liever preventief in, door bijvoorbeeld vroegtijdig te interveniëren. De leiding van de school ziet hier wel degelijk (in relatie tot de basisscholen) mogelijkheden toe. Daarnaast kan eer mogelijk meer gewerkt worden met observatieplaatsingen voor leerlingen in de bovenbouw. De leiding ziet vooralsnog geen verbreding van haar (onderwijs-)ondersteuningsfunctie in zogenaamde crisisinterventie plaatsingen. Voor wat betreft de een verbrede toelating van cluster geïndiceerde leerlingen, stelt de leiding dat er wel een bepaald aantal van deze doelgroep aanwezig zal moeten zijn, wenst de school en het team de nodige expertise (verder door) te ontwikkelen. Er zijn twijfels in hoeverre, die gewenste aantallen binnen de regionale functie van SBO de Driehoek, ook tot de mogelijkheden behoort. Het team wordt als hecht en professioneel beschreven. Een belangrijk kenmerk van het team is het reflectief vermogen. Er is sprake van een ‘onderzoekende’ houding bij het team en de behoefte om van daaruit ook te experimenteren in hun (toekomstige) onderwijskundige aanpak. Aandacht vanuit het beleid m.b.t. de professionalisering ligt op het gebied van het werken met leerlijnen en onderwijsarrangementen. SBO de Driehoek ziet het pedagogisch klimaat en de aandacht hierin voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, wel degelijk als voorwaarde voor de verdere ontwikkeling. Zij richt zich daar echter niet enkel en alleen op in haar onderwijskundige aanpak. Er is duidelijk aandacht voor het opbrengstgericht werken en data gestuurd onderwijs. Intern kent de school korte lijnen. De leerkrachten zijn breed inzetbaar. De school geeft aan over meerdere collega’s te beschikken met gecertificeerde expertise. Het team heeft in kader van Handelingsgericht Werken een tweejarige cursus bij Bureau Spring gevolgd. Heeft geresulteerd in het meer kijken naar de individuele onderwijsbehoefte van leerlingen. In de percepties van de leiding zijn de leerkrachten adequaat toegerust voor hun taak met deze complexe doelgroep. Hetgeen zich laat bevestigen door de indrukken die betreffende projectuitvoerder SPS heeft opgedaan in zijn klassenbezoeken. Ook in het afrondende teamgesprek zijn de verschillende opmerkingen vanuit de betrokken leerkrachten, hier bevestigend in.
3.2
Impressies uit het interview met ouders
Als leidraad voor het oudergesprek dienden de ‘Indicatoren Inspectie Basiszorg 2010’. Er is gesproken over de wensen, verwachtingen en effecten van de gesprekken die de school voert met ouders over het onderwijs en de begeleiding aan hun kind(eren). Tevens is gevraagd naar de sterke en eventuele verbeterpunten.
(Bron: verslaglegging 18 juni 2012 door dhr. T. Dorrestein) Met drie ouders is een gesprek geweest. Rond het toeleidingstraject naar de Driehoek toe gaven zij het volgende aan: • •
Een aantal ouders moest zelf het initiatief nemen rond plaatsing SBO Soms te maken met twee PCL’s
Als Tops gaven zij aan: •
Het uitgaan van de mogelijkheden van de leerlingen
• • • • • • •
De kleinschaligheid Het plezier dat kinderen op school beleven Ouders zijn partner De veiligheid op school De huidige organisatie van de school De verslaglegging De doelen
Zij verwoordden onderstaande Tips: •
•
Vaker 10 minuten gesprekken Externe profilering van de school
3.3
Impressies uit het interview met leerlingen
In het gesprek met leerlingen is gevraagd naar hun mening als expertkenners van de school. Er is gevraagd naar de werkwijze in de klas, naar sterke punten en eventuele verbeterpunten van de school en naar de visie op diversiteit (kunnen alle leerlingen bij jullie op school les krijgen). (Bron: verslaglegging 18 juni 2012 door dhr. T. Dorrestein) Vijf leerlingen hebben deelgenomen aan het groepsinterview. Hierin kwamen onderstaande Tops en Tips naar voren: Tops: • • • • •
Er wordt op school rekening gehouden met jouw mogelijkheden De hulp en de aandacht Het respect en aandacht voor het gedrag De activiteiten De inzet van speciale hulpmiddelen
Tips: • •
Meer aandacht voor zingen, drama en handenarbeid Meer speeltoestellen
3.4
Impressie groepsobservaties
De groepsobservaties dienen als validering van de Zelfevaluatiescan. Bij observaties in groepen waar sprake is van diversiteit in leerlingenzorg wordt
navraag gedaan naar het gebruik van individuele handelingsplannen en het groepsplan.
Veld 1: Aandacht en tijd binnen de groepen: de leerlingen krijgen les in een voorspelbare leeromgeving, waarin de leerkracht duidelijk aanwezig is: het onderwijsproces wordt op aangename maar consequente wijze aangestuurd en begeleid. Ondanks dat de regierol duidelijk bij de leerkracht ligt, is er zondermeer ruimte voor eigen inbreng van de leerling. De leerlingen hebben zichtbaar baat bij de gehanteerde groepsregels, structuur en voorspelbaarheid. Als het ware bewegen de leerlingen als vanzelfsprekend mee in het ‘groepsritme’ en het ‘groepsklimaat’. Vanuit de observaties wordt duidelijk kenbaar dat dit een positief, voorwaardelijke conditie is voor de mate van taakgerichtheid (hoog). De mate van geconcentreerdheid bij leeractiviteiten van de leerlingen (daar waar de leerkracht initiatief en regie heeft), laat een wisselend beeld zien over de groepsobservaties heen. Het zelfstandig werken is nadrukkelijk terug te vinden in de uitvoering van het onderwijsproces. Dit kent een duidelijk, herkenbare lijn binnen alle observaties (niet alleen door een structurele toepassing van regels/afspraken, picto’s, visualisaties en handelingswijzers, maar ook in het leerkrachtengedrag). Er wordt actief ingezet door de leerkrachten op het vergroten van de effectieve leertijd per leerling. Er zijn tijdens de observaties geen tijdverspillers gesignaleerd. Dit wekt de indruk dat leerkrachten gericht zijn op het vergroten van het leerrendement (dient wel gesteld te worden dat dit vanuit de korte observaties niet ‘echt’ feitelijk vast te stellen is). Er vindt zowel afstemming plaats op de groep als totaal, de subgroepen en op de individuele leerling. In het leerkrachtengedrag zien we voorspelbaarheid en rolmodel terug. In de algehele attitude van de leerkrachten zien we de toepassing van positieve reinforcement. In een aantal observatie zagen we het fenomeen van ‘meer handen in de klas’ terug. De school beschikt volgens eigen opgave over zo’n 48u. per week aan extra inzet bovenop de inzet van de groepsleerkracht (voornamelijk door de aanwezigheid van stagiaires, onderwijsassistent, r.t.’er en/of leerkracht). Veld 2: Handelingsbekwaamheid van leerkrachten: Alle leerkrachten bij de observaties, gaven systematisch uitvoering aan de principes van zelfstandig werken. Binnen het gesignaleerde klassenmanagement werd (weinig tot) geen tijdverlies terug gevonden in organisatorische maatregelen van de leerkrachten. Leerkrachten zijn bij voorrang actief in de (gedifferentieerde) instructie, begeleiding en ondersteuning van het leerproces van de leerlingen. Dit kan zowel groepsgericht zijn (totale groep), als gericht op subgroepen of individuele leerlingen. Het werken met de instructietafel, met gedifferentieerde instructie binnen de subgroep, is gesignaleerd. Er is afstemming op tempo, leerstof en hoeveelheid. Afstemming op leerstrategieën is niet gesignaleerd, m.u.v. daar waar het aangereikt werd door een methode. Voor wat betreft de differentiatie op aard en hoeveelheid van de leerstof in combinatie met de variatie aan (ver-)werkingsvormen, zien we in onvoldoende mate het doorbreken van simultane acties, terug. Uit de observaties valt de conclusie te trekken dat de leerkrachten over ruim voldoende handelingsbekwaamheid en –handelingsvaardigheid beschikken om op adequate wijze inhoud en vorm te geven aan het onderwijs voor deze specifieke doelgroep. Zij ‘stralen’ dit ook uit!
Veld 3: Samenwerking met ouders en leerlingen: samenwerking met ouders is op deze ochtend tijdens de observaties niet waargenomen. Samenwerking met leerlingen wel. Enerzijds georiënteerd vanuit de werkopdracht en de uitvoering hiervan op individueel of groepsniveau. En anderzijds vanuit leerkracht en/of leerling geïnitieerd. Er zijn niet ‘echte’ vormen van coöperatief leren gesignaleerd. Het samenwerkingsaspect tussen leerlingen onderling is wel degelijk terug te vinden in de regels en routines op het fenomeen zelfstandig werken. Veld 4: Expertise: De expertise afgestemd op de onderwijspopulatie is in voldoende mate zichtbaar geworden tijdens de observaties van de groepen. Leerkrachten werken zoals gezegd met speciale zorgleerlingen, waarin zichtbaar werd te kunnen beschikken over een zeker niveau van klassenmanagement, ortho-didactisch en –pedagogische kennis, en ook de nodige kennis op het gebied van bepaalde specialismen. Dit vond een doorvertaling naar het concreet en adequaat handelen. Daarnaast valt vast te stellen dat het team beschikt over een behoorlijke dosis aan ervaringskennis. De opgave van de school voor wat betreft het fenomeen teamexpertise, bevestigt dit beeld. Ook dit is terug te vinden in de wijze waarop de leerkrachten hun performance (uitstraling) realiseren. Veld 5: Samenwerking met collega’s en externen van buiten de school: dit aspect is niet waargenomen tijdens de klasobservaties. Wel blijkt dit plaats te vinden (gelezen en gehoord). Veld 6 & 7: Onderwijsmaterialen & ruimtelijke omgeving: Onderwijsleermiddelen zijn toegankelijk en geordend opgeborgen. Het meubilair en de inrichting van de ruimtes helpt mee om verschillende leeractiviteiten te laten plaatsvinden binnen (en beperkt buiten) het klaslokaal. Het geheel maakt zondermeer een geordende en verzorgde indruk, wat effecten sorteert op de beleving door leerlingen omtrent het leefwerkklimaat; tevens is het bevorderlijk voor de leerlingen die vanuit bepaalde probleemgebieden behoefte hebben aan ordening. Bij de huidige groepsdeler, blijkt de ruimte afdoende voor de gesignaleerde onderwijspraktijk. De school geeft aan te beschikken over een ‘passend’ arsenaal aan specifieke onderwijsmaterialen. Het betreft hier dan zowel materialen met specifieke didactische kenmerken als materialen met specifieke psychologische/pedagogische kenmerken. De school geeft zelf aan niet over materialen ter aanpassing van kindspecifieke (fysieke) belemmeringen), te beschikken.
3.5
Reflectie/feedback
Het geheel overziend is SBO de Driehoek een onderwijsvoorziening die een relatief brede onderwijspopulatie aan kan met zeer speciale onderwijsbehoeften. M.n. binnen haar populatie zien we 2 ‘grote’ doelgroepen. De school werkt met een organisatiemodel van de groepssamenstelling, waarin de (ortho-) pedagogische en didactische behoeften van leerlingen leidend lijken te zijn. We zien terug dat de school het pedagogisch (leer-)klimaat als één van haar verworvenheden expliciet in zet, t.b.v. de onderwijsinrichting, zonder dit ten koste te laten gaan van de meer cognitieve aspecten! De onderwijsinrichting, vormgeving en organisatie is overwegend afgestemd op de onderwijsbehoeften van de twee doelgroepen. Hierin zien we niet
nadrukkelijk één, enkele categorie leerling terug bepaald door: of de grote verschillen in het niveau van leren of de uiteenlopende behoeften op gedrag. Alle twee de doelgroepen komen dus terug binnen de huidige onderwijspopulatie van SBO de Driehoek, en maakt dat de schoolpopulatie (voor een SBO) heterogeen te bepalen is. In het totaal voorziet SBO de Driehoek voor zo’n 3% van haar leerlingenpopulatie, onderwijs aan geïndiceerde clusterleerlingen. Dit is een stabiel gegeven. Zowel de inhouden van het interview met het MT als de groepsobservaties, verstrekken het beeld dat de school in het onderwijs aan haar doelpopulatie zich hierin niet voor een handelingsverlegenheid geplaatst ziet. De zorg is gestructureerd en gedocumenteerd. De taken van leerkrachten, specialisten en onderwijsondersteuners in het uitvoeren van de afstemming en de zorg aan leerlingen met (zeer) speciale onderwijsbehoeften zijn duidelijk. De inhouden zijn geformuleerd in OPP’s en/of groepsplannen. Individuele handelingsplannen zijn uitzondering. Er zijn binnen de school mogelijkheden voor het inzetten van extra ondersteuning. Daarnaast beschikt de school over opgeleide specialisten met specifieke expertise op de eigen doelgroep en die van so-leerlingen. Wie zien hierin een ‘passend’ scala aan specialismen in terug, gerelateerd aan de eigen doelgroepen. Er is teamexpertise geïntegreerd in de teamaanpak. Te denken hierbij aan kennis over opvattingen en aanpakken in de onderwijszorg, kennis over onderwijsvoorzieningen rond de school, teamaanpak op gedrag en competenties om ouders actief te betrekken bij de onderwijszorg van hun kind. In de Zelfevaluatiescan bestempelen teamleden hun eigen handelingsbekwaamheid, expertise en samenwerking met andere(n) als ruim voldoende. Op basis van de huidige onderwijspopulatie vinden we hier vanuit de observaties en gesprekken ook bevestiging voor. Voor wat betreft de ondersteuningsfunctie vanuit SBO de Driehoek voor het samenwerkingsverband, zien we slechts beperkte activiteiten terug. In principe valt op te merken dat de activiteiten t.b.v. het samenwerkingsverband, zich beperken tot een basispakket. Vergelijkbaar met dat wat men landelijk als minimaal aanvaardbaar acht voor een SBO. Daarnaast maakt het SBO wel deel uit van bovenschoolse netwerkverbanden, maar is dat in vergelijking tot hetgeen landelijk waarneembaar is niet uitzonderlijk. Haar rol binnen deze bovenschoolse netwerkverbanden lijkt zich inhoudelijk meer voor te doen dan slechts enkel en alleen ‘n participant. Mogelijk met de actueel gestarte initiatieven, zal deze rolneming nog meer naar voren komen. Uit de combinatie van bovenstaande zaken komt de vraag op of het team, ook op termijn, een veranderende leerlingpopulatie zou kunnen op vangen, die een nog grotere diversiteit aan onderwijsbehoeften kent. Tevens is de vraag gelegitimeerd in hoeverre in de ambitie van de school een mogelijk forse uitbreiding van haar ondersteuningsfunctie, ligt. Beide aspecten kunnen natuurlijk niet los van elkaar gezien worden. De keuze voor het één, heeft consequenties voor het andere. In wezen zijn dit de twee peilers van een SBO, en vormen twee communicerende vaten. Daarnaast dient er ook goed gekeken te worden naar het (strategisch) beleid van het samenwerkingsverband.
Echter gezien de mogelijk andere constructie van het samenwerkingsverband en de veranderende ondersteuningsprofielen van basisscholen, is SBO de Driehoek wel tot een heroriëntatie gedwongen. In wezen betreft het hier het bestaansrecht van SBO de Driehoek op de langere termijn. Dit enerzijds vanuit de onderwijsfunctie voor (zeer) speciale leerlingen. En anderzijds vanuit de positie en rol binnen het samenwerkingsverband, gerelateerd aan de ondersteuningsfunctie. Uit het afsluitende teamgesprek, komt naar voren dat de betreffende leerkrachten en directie ‘openstaan’ voor zo’n oriënterend gesprek.
4: Ambitie van het team, conclusies en aanbevelingen Tijdens de teambijeenkomst stonden twee onderwerpen centraal: 1. presentatie van de bevindingen van de ochtend, aangevuld met de resultaten uit de Seminarium Profiel Scan die vooraf door alle medewerkers van de school was ingevuld. Tijdens dit deel werd gesproken over de huidige stand van zaken in relatie tot het onderwijszorgprofiel. 2. vooruitblikken naar de ambities van de school: voor welke leerlingen willen wij de school zijn? Welk schoolprofiel past bij ons? Welke zaken zijn van belang voor het schoolontwikkelingsplan? In het formuleren van de ambitie is gewerkt met subgroepen. In de eerste opdrachtstelling voor het team t.a.v. hun ambitie, wordt een onderscheid gemaakt tussen de onderwijsfunctie en de ondersteuningsfunctie. Op basis van de invulling door de teamleden op beide peilers, kan de verbijzondering plaats vinden naar de verschillende velden van de Zelfevaluatiescan. (Bron: verslaglegging 18 juni 2012 door dhr. T. Dorrestein) 4.1
Gewenst schoolprofiel
In de teambespreking komt naar voren dat men op dit moment het huidig onderwijsaanbod wil houden en wil uitbreiden. Daarnaast pleit om dit op termijn vorm en inhoud te geven binnen parttime voorziening. Daarnaast kunnen de scenario’s rond SBO als centrum voor observatie, onderzoek en diagnostiek en als SBO als expertise- of kenniscentrum: advies, begeleiding en coaching verder uitgewerkt worden. Bij deze uitwerking zal afstemming plaats moeten vinden met KANS en andere partners binnen de regio
Bij de verschillende profielen werden door de teamleden ook ontwikkelpunten geformuleerd.
(Bron: verslaglegging 18 juni 2012 door dhr. T. Dorrestein) 4.2
Scenario A: Alles blijft zoals het is
4.2.1 Handelingsbekwaamheid leraren Als verbeterpunt wordt gezien: meer verantwoordelijkheid en autonomie bij de leerlingen zelf leggen. Samenwerkend leren bevorderen. Scholing/training is hiervoor nodig
4.2.6 Voorwaarden etc. Meer mogelijkheden om praktische vaardigheden te trainen
(Bron: verslaglegging 18 juni 2012 door dhr. T. Dorrestein) 4.3
Scenario B: SBO als “part-time” onderwijsvoorziening
4.3.1 Handelingsbekwaamheid leraren Flexibiliteit van de leerkrachten Het ontwikkelen van didactiek/specialisme op het gebied van leerlingen met een hogere intelligentie. 4.3.4 Expertise en kennis Voor de plusklassen is extra expertise nodig Pilots uitwerken op het vlak van rekenen en schrijven. Rond dyslexie is kennis aanwezig. 4.3.5 Samenwerking met externe instanties In samenwerking met externen, wordt gedacht aan het realiseren van plusklassen Samenwerking met basisscholen moet verstevigd worden. De vraag wordt gesteld op welke wijze dit kan gebeuren.
(Bron: verslaglegging 18 juni 2012 door dhr. T. Dorrestein) 4.4
Scenario B: SBO als centrum voor observatie, onderzoek & diagnostiek
4.4.1 Handelingsbekwaamheid leraren Coachingsvaardigheden en gesprektechnieken vergroten 4.4.4 Expertise en kennis Het overtuigd zijn van het eigen kunnen Kennis hebben over het basisonderwijs Detachering naar het basisonderwijs 4.4.5 Samenwerking met externe instanties In samenwerking met externen, wordt gedacht aan het realiseren van plusklassen Samenwerking met basisscholen moet verstevigd worden. De vraag wordt gesteld op welke wijze dit kan gebeuren.
Aanvulling op de onderdelen 4.1. t/m. 4.5.: Op basis van de inhouden van de gesprekken en de nabespreking, dienen de volgende kernpunten opgenomen te worden. Het betreft dan de meerwaarde van het opereren in een brede school: •
De basisschool heeft plusklassen, waarbij onze school kan ondersteunen op de pedagogisch/inhoudelijke kant. Ook IQ testen kunnen door onze pedagoge worden gedaan.
•
Er kunnen veilige terugplaatsingen gerealiseerd worden, in het zicht van het speciaal basisonderwijs, maar onder verantwoordelijkheid van het basisonderwijs.
•
Leerkrachten kunnen over en weer gedetacheerd worden, met als doel het verbreden en vergroten van kennis van leerkrachten.
•
Leerlingen kunnen deeltijd geplaatst worden in het speciaal basisonderwijs terwijl zij binnen hetzelfde gebouw regulier onderwijs kunnen volgen.
•
Leerkrachten van SBAO kunnen ingezet worden om te ‘modelen’.
5: Conclusies, aanbevelingen en discussie
Het team is zich bewust van haar positie: krimpende school in de veranderende context van het samenwerkingsverband. Op basis van de bovengenoemde bevindingen en de ambitie die het team heeft uitgesproken in twee gesprekken, is de conclusie dat de leerkrachten van SBO de Driehoek draagvlak hebben voor een profilering die voor wat betreft de onderwijsfunctie, gericht kan zijn op een verbreding van haar onderwijspopulatie. Er is niet duidelijk welke doelgroepen hiervoor vanuit het cluster eventueel in aanmerking kunnen komen. Het team heeft dan ook de voorkeur van een ‘meer’ generalistische verbreding van zorg, waarbij leerlingen met specifieke zorgen toch door worden verwezen naar meer gespecialiseerd onderwijs. Daar waar het gaat om leerlingen met zeer speciale onderwijsbehoeften (cluster geïndiceerde leerlingen), kan de school zich voornamelijk via pilots oriënteren op haar mogelijkheden en haar grenzen: het experimenteel verbreden en ‘lerend’ uitvoeren van deze speciale onderwijsfunctie. Daarbij dient de relatie en de ontwikkeling van het samenwerkingsverband, systematisch betrokken te worden: een mogelijk, verbrede toelating van de doelpopulatie is natuurlijk mede afhankelijk van de ontwikkeling en profilering van de basisscholen en de wensen van het samenwerkingsverband. Daarnaast is het belangrijk dat deze doelgroepverbreding aansluit bij de reeds aanwezige kennis, expertise en opgebouwde ervaring van SBO de Driehoek. Een dermate ontwikkeling kan ingezet worden, echter wel met behoud en de doorontwikkeling van de reeds bestaande onderwijskundige praktijk en haar kwaliteit. Samenvattend: in haar ambitie op de onderwijsfunctie spreekt het team naast de wens tot beperkte verbreding van haar doelpopulatie uit, georiënteerd te willen blijven op haar regionale functie als onderwijsvoorziening voor de zogenaamde ‘SBO-populatie’. Het team ziet enerzijds het behoud van deze regionale onderwijsfunctie en anderzijds een verbrede toelating, als mogelijkheden voor de toekomst.
Verder verdient het wel de aanbeveling om bij een nadere bepaling van de doelgroepverbreding, kritisch te werk te gaan. SBO de Driehoek zal antwoord moeten kunnen geven op de vraag in welke mate de nieuwe doelgroep ook procentueel, een substantieel deel zal zijn van haar totale populatie in de toekomst. Indien het blijft bij incidentele en beperkte opname van deze leerlingen, kan de school op adequate wijze de reeds ingezette en specifieke onderwijsarrangementen blijven toepassen, zonder daarbij grote aanpassingen te plegen in de overall onderwijsinrichting. SBO de Driehoek kan de verbreding van haar doelpopulatie mede in het licht zien van de ontwikkelingen van de Brede School in Wijk bij Duurstede. Deze ontwikkeling biedt echter ook nog andere mogelijkheden voor haar herijkte positie en functie. Dit sluit niet zozeer aan bij het zelf ten uitvoer brengen van de (onderwijskundige) expertise en het specialisme exclusief binnen de eigen schoolmuren, maar veeleer in de verspreiding hiervan binnen de basisscholen van het samenwerkingsverband. Waarbij in eerste instantie de aandacht uit kan gaan naar de direct fysiek betrokken partners van het basisonderwijs, binnen de constructie van de Brede School. Hier betreft het dan een oriëntatie op de ondersteuningsfunctie. Daarin kan de school bij zichzelf en bij het samenwerkingsverband te rade gaan welke functies er nog meer door haar uitgevoerd kunnen worden (zie de verschillende ondersteuningsfuncties van Tabel 6). Voor wat betreft de ondersteuningsfunctie heeft SBO de Driehoek wel degelijk ambities. Deze ambities laten zich nu reeds vertalen naar de eerste initiatieven. Deze initiatieven zijn exploratief, om juist meer zicht te krijgen op de vragen vanuit het veld t.a.v. het dienstverleningspakket van het SBO in de toekomst. Het is dus zaak voor SBO de Driehoek, om naast het uitkristalliseren van onderwijsfunctie, parallel haar toekomstige ondersteuningsfunctie mee te nemen. Voor een nadere positionering in die ondersteuningsfunctie, zal de school nadrukkelijk haar focus dienen te richten op haar kwaliteiten en krachten. Mogelijk dat daar de kapitalisering zit voor haar toekomstige positie en rol in het samenwerkingsverband, naast een mogelijk verbrede onderwijsfunctie.
SBO de Driehoek toont zich in de beleving en ervaring van de projectuitvoerder een open, gastvrije school die de discussie rond ondersteuningsprofielen naar aanleiding van de ontwikkelingen rond Passend Onderwijs, graag aangaat. Hopenlijk ondersteunt dit rapport het team bij deze discussie en het gewenste perspectief.
Met dank voor de prettige ontvangst en medewerking, Rob Meijer
Bijlage 1: Overzicht van de verschillende doelgroepen van SBO de Driehoek.
Typering volgens de verklarende diagnostiek
Procentueel van het totaal aantal leerlingen
Aandachtsgebied Gedrag, Sociaal-Emotioneel en/of Zelfredzaamheid Met problemen in het gedrag, internaliserend of externaliserend die (groot) effect hebben op de groep als geheel (verstorend gedrag) zoals bijvoorbeeld ADHD, PDD-NOS, selectief mutisme. En ook bijvoorbeeld: met lichtere sociaal-emotionele problematiek zoals kinderen met (faal)angst, pestproblemen, interactieproblemen. Llng. met ASS, of kenmerken ASS 6% Llng. met ADHD, of met kenmerken 22,5% ADHD Llng. met ADD, of met kenmerken ADD 1,5% Llng. met ODD en CD 1,5% Llng. met angsten, en/of depressies 1,5% en/of hechtingsproblematiek Llng, Tourette syndroom 1,5% Llng. met interactie problemen en/of 16,5% lichtere sociaal - emotionele problemen Llng. met MCDD 1,5% Leren en ontwikkeling, werkhoudingproblemen Met ernstige leerproblemen zoals bijvoorbeeld bij lezen (dyslexie), rekenen (dyscalculie), taal (ESM), spelontwikkeling, ZML-kinderen. Ook met een disharmonisch intelligentieprofiel, zoals bijvoorbeeld bij nonlearning disorder (NLD). Forse problemen in de taakgerichtheid, concentratie en motivatie (sterk belemmerend voor het lrene en de ontwikkeling). Llng. met NLD 3% Llng. met Taal-spraakstoornissen 9% Llng. met dyslexie 3% Llng. met forse kenmerken van dyslexie 4,5% Llng. met dysfasie, etc. Llng. met forse problemen in de 16,5% taakgerichtheid Llng. met disharmonisch IQ profiel 10,5% Fysiek en medisch Met fysieke problemen zoals bijvoorbeeld bij de motoriek, het gehoor, het zien, (zichtbare) handicap. Ook met medische problemen zoals bijvoorbeeld epilepsie, niet aangeboren hersenafwijking, Duchenne. Epilepsie 1,5% DCD 3% Groeistoornis 1,5% Afwijking chromosoom 12 1,5% Zeer trage motorische ontwikkeling 3% Gehoorproblemen 3%
Typering volgens de verklarende diagnostiek
Procentueel van het totaal aantal leerlingen
Problematische thuis-/opvoedingssituatie Problemen in de thuissituatie zoals bijvoorbeeld bij uithuisplaatsing, pleegzorg, adoptie, huiselijk geweld. Pleegzorg 1,5% Huiselijke geweld 1,5%
Bijlage 2: Uitslagen Zelfevaluatiescan.