ONDERSTEUNINGSPLAN
Ondersteuningsplan
Csg. Anna Maria van Schurman Inhoudsopgave. 1. De school Visie en missie van de school 2. Kenmerken van de school 2.1 Inrichting van het onderwijs 2.2 VMBO met leerwegondersteuning 2.3 Doelstellingen leerlingbegeleiding 3. Een team voor de zorg 3.1 Mentor 3.2 Remedial teachers 3.3 Decanen 3.4 Contactpersoon 4. Zorgteam 4.1 Zorgcoördinator en LWOO-coördinator 4.2 Counselor 4.3 LGF/Rugzakbegeleider 4.4 Teamleiders 4.5 Stagiaire pedagogiek 5. Zorgadviesteam (ZAT) 5.1 Leerplichtambtenaar, mw. R. Joustra 5.2 Orthopedagoog, mw. A. Hettinga 5.3 Schoolmaatschappelijk werker, dhr. A. Tilma 5.4 Sociaal verpleegkundige, mw. L. de Jong 5.5 Schoolarts, mw. A. Kreuwel 5.6 Outreachend werker Verslavingszorg Noord-Nederland, mw. T. Bos 5.7 Overige instanties 6. Trainingen 6.1 Faalangstreductietraining 6.2 Examenvreestraining 6.3 Sociale vaardigheidstraining 6.4 Bijlessen 7. Kwaliteitszorg 7.1 Leerlingvolgsysteem 7.2 Screenings- en dyslexieonderzoek 7.3 SAQI 7.4 Situatiespecifieke Angsttest 8. 8.1 8.2 8.3
Extern Sociaal Kind-Team Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) Stuurgroep en PCL
Ondersteuningsplan
8.4 PCL+ 8.5 Regionaal Expertisecentrum Noord-Nederland (RENN4) 8.6 Ambulante begeleiding 9. Rebound 9.1 Rebound; doelstelling en doelgroep 9.2 Kenmerken van de Rebound 10. Regionale Verwijzingscommissie (RVC) 10.1 Beschikking aanvragen 11. Leerplicht 12. Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie 12.1 Preventie schoolverzuim 13. Proces-verbaal 14. Halt
Bijlage: Procedures en protocollen Voor allerlei zaken in de school zijn procedures en protocollen opgesteld. Deze worden in de bijlage onder uw aandacht gebracht. 16.1 Contactpersonen 16.2 Zorgleerlingen 16.3 Procedure zorgaanvraag 16.4 Protocol aanmelden ZAT 16.5 Protocol pesten 16.6 Protocol digitaal pesten 16.7 Protocol te laat komen 16.8 Protocol schoolverzuim AMS
Ondersteuningsplan
Inleiding
Voor u ligt het vernieuwde ondersteuningsplan (voorheen zorgplan genoemd) van CSG Anna Maria van Schurman te Franeker. Dit ondersteuningsplan dient als informatiemiddel aan ouders van leerlingen en medewerkers van de school. Daarnaast is het ook een middel om de onderwijsinspectie te kunnen laten zien hoe de zorg binnen onze school is geregeld. Het Ondersteuningsplan is opgesteld door het zorgteam in samenwerking met de directie. Alle procedures en protocollen met betrekking tot leerlingen en zorg zijn hierin beschreven. Daarnaast wordt hierin ook beschreven hoe de zorg en begeleiding onder de verschillende disciplines binnen de school is verdeeld. Zorg is dynamisch, waarmee ik wil zeggen dat het altijd in beweging en ontwikkeling is. Ons gezamenlijke doel is om dit zorgplan dan ook in de komende jaren aan te passen aan de dan geldende en actuele ontwikkelingen. Op deze manier trachten wij op professionele en verantwoorde wijze zorg te bieden aan onze leerlingen. … Voor vragen of opmerkingen over hetgeen wordt beschreven in dit document, kunt u te allen tijde contact met mij opnemen. Dit kan telefonisch via de administratie van de school, telefoonnummer 0517-395900 of via de mail, mailadres:
[email protected].
Taede Haarsma Zorgcoördinator Franeker, februari 2012
Ondersteuningsplan
1. De school De Christelijke Scholengemeenschap Anna Maria van Schurman - vanaf hier afgekort als AMS - gaat uit van de vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in Noordwest-Friesland te Franeker. Op dit moment werken er bij AMS ruim 100 mensen en telt de school rond de 1.000 leerlingen. Onze scholengemeenschap is een christelijke scholengemeenschap. Voor ons is de Bijbel een belangrijke inspiratiebron, met name als het gaat over de manier waarop wij vinden dat je met elkaar en de omgeving moet omgaan. Verder beginnen we de schooldag met een bezinningsmoment en wordt er aandacht geschonken aan de christelijke feestdagen. Wij geloven dat ieder mens van God heel eigen speciale, unieke mogelijkheden heeft gekregen. Daarom proberen we op school met bovenstaande noties rekening te houden. Elke dag hopen we te bereiken dat we met elkaar, groot en klein, jong en oud, zó omgaan, dat gesproken kan worden van hulpvaardigheid, rechtvaardigheid, dienstbaarheid en solidariteit. Kortom: een humane school waar leerlingen zich thuis voelen. De huidige tijd kenmerkt zich door snel opeenvolgende veranderingen op sociaal, economisch en technologisch gebied. Hiervan zijn vele voorbeelden te geven; denk aan de invloed van computers op allerlei terreinen of de geheel andere samenstelling van de bevolking. Voor het onderwijs betekenen deze veranderingen dat er andere eisen gesteld worden aan wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Wij kiezen niet voor een onderwijsmethodiek waarbij leerlingen helemaal zelfstandig werken en waarbij de kennis en vaardigheden opdoen wanneer ze daar aan toe zijn, of wanneer ze daar zin in hebben. Tegelijkertijd realiseren wij ons, dat anno 2011 er ook niet alleen lesgegeven kan worden zoals het 10 à 15 jaar geleden normaal was. Sleutelwoord in ons onderwijs wordt het begrip variatie, omdat we denken dat vandaag de dag een leerling het meest uitgedaagd wordt, wanneer hij/zij met veel verschillende werkvormen wordt geconfronteerd. Daarbij is ook zeker de ‘traditionele’ les, maar daarnaast zullen we steeds meer werkvormen gebruiken waarbij vaardigheden als samenwerken, presenteren en zelfstandig werken centraal staan. Een mix tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ in het onderwijs is de koers die wij varen. 2. Kenmerken van de school In dit hoofdstuk zullen in het kort de kenmerken van AMS worden beschreven. Voor verdere informatie hierover, verwijzen wij u naar de schoolgids. 2.1 Inrichting van het onderwijs AMS biedt onderwijs aan in de volgende vormen: Onderbouw – leerjaar 1 en 2 o VMBO Theoretische Leerweg (TL) o VMBO met leerwegondersteuning op de niveaus TL, Kaderberoepsgerichte Leerweg (KL) en Basisberoepsgerichte Leerweg (BL) o Havo o Havo+ VMBO TL – leerjaar 3 en 4 o Techniek o Economie o Zorg en welzijn o Groen VMBO BL/KL – leerjaar 3 en 4 o Bouwtechniek o Metalektro
Ondersteuningsplan
o Groen o Communicatie en informatie (ICT) Havo – leerjaar 3, 4 en 5 o Cultuur en maatschappij o Economie en maatschappij o Natuur en gezondheid o Natuur en techniek 2.2 VMBO met leerwegondersteuning Leerwegondersteuning is geen aparte onderwijsrichting, maar een adaptieve vorm van onderwijs. Leerwegondersteuning wordt alleen aangeboden in VMBO-klassen in de onderbouw van de school. Voor Havo-klassen én in de bovenbouw is geen leerwegondersteuning beschikbaar, maar wordt dit op andere wijze verleend indien de individuele leerling dit nodig blijkt te hebben. De leerlingen met een Lwoo beschikking worden geplaatst in een Bl/Kl klas. De praktijk wijst uit de meeste LWOOleerlingen op basisberoepsgericht en (soms) op kaderberoepsgericht niveau les volgen. Op theoretisch niveau werken is mogelijk, maar in de praktijk niet tot zeer weinig voorkomend. De kenmerken van Bl/KL-klassen zijn: Maximaal 18 leerlingen in een groep Klein docententeam Iedere Lwoo leerling krijgt een leerling-specifiek handelingsplan Meer informatie over het aanvragen van een beschikking vindt u onder punt 7.6: LGF, aanmelding en indicatie. 2.3 Doelstellingen leerlingbegeleiding Doelstelling van de AMS is het geven van goed onderwijs, gericht op de totale ontplooiing van de leerling. Dus zowel hoofd, hart als handen. Er is niet één standaardwerkwijze die daartoe leidt. Kwaliteit zit in alles, van het lokaal waarin de leerling les heeft tot en met het functioneren van het personeel. Er zijn dan ook talloze manieren waarop AMS probeert haar kwaliteit te handhaven of verbeteren. Een belangrijke pijler bij dit alles is de leerlingbegeleiding waarbij de leerling centraal staat. Hieronder worden kort een aantal factoren genoemd die verder een rol spelen bij de kwaliteit van het onderwijs en de uiteindelijke resultaten die worden behaald. Schoolregels – in overleg met de medezeggenschapsraad vastgestelde schoolregels die gelden voor iedereen, om te streven naar een humane school waar leerlingen zich thuis voelen Leerlingenstatuut – in het leerlingenstatuut worden de rechten en plichten van leerlingen omschreven en geregeld, u vindt het statuut op onze website Scholing – scholing voor een goed onderwijsteam om op de hoogte te blijven van nieuwe kennis en ontwikkelingen in het algemeen en per vakgebied Preventie en schoolverzuim – hieronder valt de controle van al dan niet (on)geoorloofde afwezigheid van leerlingen. Klachtenregeling – deze regeling is op verzoek te verkrijgen bij de administratie van onze school Contact- en vertrouwenspersonen – de personen zijn op een vast moment beschikbaar voor leerlingen. In haar missie geeft AMS aan dat ze en veilig leef- en werkklimaat wil bieden. Dit met name door rekening te houden met verschillen. Toch kent het rekening houden met verschillen zijn grenzen. Die grenzen kunnen enerzijds bepaald worden door oorzaken die liggen bij de aangemelde leerling, anderzijds door de mogelijkheden van de school.
Ondersteuningsplan
Te denken valt hierbij aan: De leerling heeft te veel leerachterstanden en/of een te laag IQ waardoor aanmelding bij PrO of een schakelklas meer perspectief biedt. Hierbij wordt altijd advies ingewonnen van de Pcl. Er is sprake van zodanige sociaal-emotionele problematiek dat begeleiding van de leerling te veel aandacht vraagt van de docenten en ten koste gaat van begeleiding van andere leerlingen. Hierdoor kan de toelatingscommissie het advies geven de aangemelde leerling niet toe te laten. Tijdens hun verblijf op school kunnen sommige leerlingen in omstandigheden terecht komen die een verder verblijf moeilijk, dan wel onmogelijk maken. Hierbij kan gedacht worden aan: De leerling vertoont opstandig gedrag en laat zich onvoldoende beïnvloeden door de docenten/school. De leerling gedraagt zich regelmatig agressief, verbaal en/of fysiek. De leerling gaat z’n eigen gang en is onvoldoende bereid zich aan regels en afspraken te houden. Er is sprake van internaliserende of externaliserende problematiek, die het functioneren in groepsverband ernstig bemoeilijkt. Er is sprake van een ernstige vorm van concentratieproblematiek, dusdanig dat de leerling en de omgeving daardoor moeilijk kunnen functioneren. Er is sprake van een voortdurende aandachtsbehoefte naar de docent toe. De leerling legt een dermate groot beslag op de mogelijkheden voor individuele begeleiding, dat dit ten koste gaat van andere leerlingen met specifieke hulpvragen. De (sociale) weerbaarheid van de leerling is niet voldoende ontwikkeld om te kunnen functioneren binnen de school. De leerling is (tijdelijk) niet in staat om binnen de school voldoende te kunnen functioneren, als gevolg van een traumatische ervaring in de privé-situatie. Er is sprake van verzuimproblematiek. In bovengenoemde gevallen zal de school in overleg met de PCL van het samenwerkingsverband een ander traject voor de leerling zoeken. Meer informatie over de PCL vindt u onder punt 7.2: Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) Leerlingbegeleiding heeft binnen AMS altijd een centrale plaats ingenomen. We onderscheiden 1e lijnsbegeleiding (het mentoraat), 2e lijnsbegeleiding (alle begeleiding die vanuit de school wordt gegeven en die niet onder het mentoraat valt) en de 3e lijnsbegeleiding (het inzetten van begeleiding van buiten de school). Spil in de aanbieding van zorg is de mentor. De mentor is voor de leerlingen, ouders en docenten het eerste aanspreekpunt als het gaat om “uitval” van de leerling. Hij kan namens de leerling optreden in het zoeken naar oplossingen. Hij zoekt naar instanties binnen de school als er hulp moet worden gezocht. Hij overlegt met collegadocenten, stelt plannen op en ziet toe op de uitvoering. Komt hij samen met de collega’s van zijn mentorgroep niet tot een oplossing, dan overlegt hij met de afdelingscoördinator. De afdelingscoördinator kan het probleem bespreken in het zorgteam. Hij treedt in overleg met collegadocenten.
Ondersteuningsplan
Eerstelijnszorg Stap 1:
Signalering door mentor/docent. Het signaal wordt ingebracht tijdens een klassenbespreking of wordt tussentijds besproken met de teamleider
Stap 2:
De leerling krijgt extra ondersteuning in de vorm van bijvoorbeeld steunlessen/maatwerklessen.
Tweedelijnszorg Stap 3:
De mentor kan de zorgcoördinator/het zorgteam raadplegen tijdens een leerlingenbespreking, ouders worden geïnformeerd.
Stap 4:
Formuleren hulpvraag.
Stap 5:
Eventueel aanvullend onderzoek door een psycholoog, mogelijk inschakeling preventiewerker, remedial teacher, counselor.
Stap 6:
De leerling krijgt speciale begeleiding vastgelegd in een handelingsplan in of buiten de klas (planmatig handelen).
Stap 7:
Evaluatie en eventueel bijstelling handelingsplan.
Derdelijnszorg Stap 8:
Inschakelen zorgbreedtecommissie/externe hulpverleners: leerplicht, Bureau Jeugdzorg (BJZ) Jeugdgezondheidszorg (JGZ), e.d. Mogelijk terug naar stap 6.
Stap 9:
Indien gewenst ontbrekende informatie verzamelen voor onderwijskundig rapport.
Stap 10:
Aanmelding bij Permanente Commissie Leerlingenzorg en/of Regionale Verwijzingscommissie.
Ondersteuningsplan
3. Een team voor de zorg Wij zijn van mening dat zorg op de beste manier kan worden verleend, wanneer we dat samen doen. Er zijn dan ook twee soorten teams opgericht waarbinnen regelmatig overleg plaatsvindt over individuele leerlingen en zorg in het algemeen. De leerlingenzorg binnen de AMS wordt door – en in samenwerking met – verschillende disciplines vormgegeven. Tevens wordt er in dit hoofdstuk beschreven welke disciplines bij de interne leerlingenzorg behoren en wat tot hun persoonlijke taakomschrijving hoort. Leerlingzorg wordt bewaakt door een vierwekelijks zorgteamoverleg. In dit overleg komen zorgcoördinator, teamleiders en counselors bij elkaar samen om de huidige stand van zaken omtrent individuele leerlingen en zorg in het algemeen te bespreken. 3.1 Mentor De mentor heeft een centrale plaats in de leerlingbegeleiding; hij/zij is de schakel tussen de leerling en school, medeleerlingen en ouders. De mentor is uitvoerend in de eerste lijn. Binnen de AMS heeft iedere klas een persoonlijke mentor. Deze mentor is tevens een docent die de groep lesgeeft binnen de afdeling. In de eerste en tweede klas houden de leerlingen in principe dezelfde mentor. Uitzonderingen worden veroorzaakt door bijvoorbeeld langdurige ziekte of beëindiging van werkzaamheden binnen de school van/door de mentor. In klas drie krijgen leerlingen een nieuwe mentor. In klas 4-vmbo houden de leerlingen dezelfde mentor als in klas 3, echter in klas 4-havo krijgen leerlingen opnieuw een andere mentor die ze meenemen naar klas 5. In klas 1 en 2 wordt er tijdens de mentorlessen aandacht besteed aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. De methode die daarbij wordt gebruikt is Leefstijl. De mentor verzorgt mentorlessen aan zijn groep, waarin onder andere samenwerking en het omgaan met elkaar aan de orde komen. Tevens wordt aandacht besteed aan onderwerpen waarvoor in reguliere lessen geen tijd is, bijvoorbeeld het voorbereiden van een klassenavond. Mentoren zorgen ervoor dat nieuwe eersteklassers of leerlingen die in de loop van het schooljaar instromen, door middel van een korte kennismakingsperiode zich spoedig thuis zullen voelen op school. In de tweede klas helpt de mentor bij het maken van een keuze voor vervolgonderwijs. Alle klassen hebben wekelijks een mentoruur. De mentor onderhoudt in de eerste lijn contacten met ouders/verzorgers van de mentorleerlingen. De communicatie van mentor richting ouders/verzorgers van leerlingen verloopt op de volgende wijze: Via het rapport van de leerling dat drie keer per jaar wordt uitgegeven en waarop de mentor een rapportverhaaltje schrijft, mede namens de andere docenten van de leerlingen; De mentor organiseert ouderavonden waarop ouders van leerlingen kunnen kennismaken met elkaar en het onderwijs; De mentor legt huisbezoeken af. Er zijn richtlijnen voor het organiseren van deze huisbezoeken, maar er kan tevens worden besloten een huisbezoek te organiseren met een specifieke reden. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een problematische situatie op school of thuis of met de geestelijke/lichamelijke gezondheid van de leerling. Interne communicatie tussen mentor en docenten of andere collegae wordt via mail of door middel van een persoonlijke afspraak georganiseerd. 3.2 Remedial teachers De remedial teachers1 verlenen begeleiding en ondersteuning aan leerlingen die didactische hulp nodig hebben. 1
Vanaf hier afgekort als RT.
Ondersteuningsplan
Sommige leerlingen hebben door achterstanden of leermoeilijkheden extra hulp nodig. Deze hulp kan intern worden geboden in de vorm van RT. Met behulp van bestaande materialen, methodes en overige middelen wordt de ondersteuning vormgegeven in aansluiting op de reguliere lesstof van de leerling. Voor de hulp van RT’ers geldt dat deze wordt geregeld in overleg met de zorgcoördinator, mentor en de desbetreffende vakleerkracht. De hulp vindt veelal plaats onder schooltijd, tijdens tussenuren of aansluitend op de lessen. Binnen de AMS zijn twee RT’ers werkzaam. Mevrouw M.I. Siccama verzorgt de RT voor leerlingen die moeite hebben op het gebied van talen en de heer J. Siccama voor leerlingen die moeite hebben op het gebied van wiskunde en rekenen. 3.3 Decanen De decaan helpt leerlingen een beroep of vervolgstudie te kiezen, voor zover het keuzeproces betrekking heeft op de richting- en pakketkeuze en op het vervolgonderwijs is de coördinatie in handen van het schooldecanaat. Door de decanen worden o.a.: voorlichtingsavonden voor ouders/verzorgers van leerlingen verzorgd activiteiten ontplooid om projecten met betrekking tot het keuzeproces van informatiemateriaal te voorzien excursies georganiseerd naar scholen voor het vervolgonderwijs met de leerlingen en hun ouders/verzorgers gesprekken gevoerd over de school- en beroepskeuze Leerlingen en/of hun ouders/verzorgers die in gesprek willen met een decaan, wordt/worden verzocht vooraf (telefonisch of via e-mail) een afspraak te maken. Binnen de AMS zijn twee decanen werkzaam. De heer A. van Dalfsen is decaan van het vmbo en mevrouw E. ter Veen verzorgt het decanaat van de Tweede Fase. 3.4 Contactpersoon In onze scholengemeenschap is in het kader van de klachtenregeling een aantal contactpersonen aangesteld. Zij hebben slechts een doorverwijzende functie. Deze contactpersonen houden zich speciaal bezig met klachten die betrekking hebben op ongewenst gedrag. Onder de term ‘ongewenst gedrag’ wordt het volgende verstaan: ongewenste aandacht die tot uiting komt in verbaal, fysiek en/of non-verbaal gedrag, dat zowel opzettelijk als onopzettelijk kan zijn. Dit gedrag wordt door degene die het ondergaat, ongeacht sekse of seksuele voorkeur, als ongewenst en onplezierig ervaren. Voorbeelden hiervan zijn seksuele intimidatie, discriminatie, geweld en pesten. De contactpersonen zijn op een vast moment beschikbaar voor leerlingen, dit wordt per schooljaar bekend gemaakt. De e-mailadressen van de contactpersonen zijn te vinden in de bijlage bij punt 16.1.
Ondersteuningsplan
4. Zorgteam Het zorgteam is een intern team dat bestaat uit de volgende personen: - Zorgcoördinator, dhr. T. Haarsma - Teamleider leerjaren 1 en 2 onderbouw, dhr. H. Meijer - Teamleider leerjaren 3 en 4 VMBO, dhr. Y. Weistra - Teamleider leerjaren 3 h/v & 4 en 5 Havo (Tweede Fase), dhr. J. Muis - Leerlingbegeleider (LGF), dhr. J. Haanstra - Counselor, dhr. F. Visser - Counselor, mw. K. Landsmeer - Stagiaire pedagogiek Het zorgteam organiseert eens in de vier weken een overleg wat intern wordt georganiseerd. De zorgcoördinator is de voorzitter van het overleg, de stagiaire pedagogiek secretaris. In ieder overleg wordt er een zogenaamde leerling-agenda opgesteld waarop de namen van de leerlingen komen te staan, die om wat voor reden dan ook zorg behoeven. Het zorgteam hoeft voor deze leerlingbespreking geen toestemming aan ouders/verzorgers van de betreffende leerling te vragen. 4.1 Zorgcoördinator en LWOO-coördinator De zorgcoördinator coördineert het zorgbeleid, adviseert de schoolleiding en coacht collega’s bij het uitvoeren van taken op het gebied van leerlingenzorg. De heer T. Haarsma is sinds 2007/2008 zorgcoördinator en LWOO-coördinator binnen de AMS. De zorgcoördinator draagt bij aan adequate zorg van leerlingen die dat nodig hebben, en spreekt in dat kader betrokkenen bij de schoolinterne zorg daarop aan. In de contacten die de zorgcoördinator eventueel legt met de ouders, docenten, mentoren en externe instanties geeft zij/hij informatie en/of advies, verwijst door, en geeft eventueel korte begeleiding. De zorgcoördinator stelt zo nodig in samenwerking met de mentor en interne specialisten een handelingsplan op. Hij/zij heeft specifieke expertise bij leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen bij kinderen, gezins- en opvoedingsproblemen en handelingsverlegenheid bij leerkrachten. 4.2 Teamleiders Binnen AMS zijn drie teamleiders werkzaam, voor iedere afdeling binnen de school één. De indeling is als volgt: - Dhr. H. Meijer, leerjaren 1 en 2 onderbouw - Dhr. Y. Weistra, leerjaren 3 en 4 VBMO - Dhr. J. Muis, leerjaren 3 h/v & 4 en 5 Havo (Tweede Fase) De teamleiders maken deel uit van zowel het zorgteam als het managementteam. In de afdeling van de teamleider draagt hij/zij er zorg voor dat de leerlingenabsentie wordt geregistreerd en gecontroleerd. De absentieregistratie is een taak van het docententeam, de absentiecontrole valt onder de verantwoordelijkheid van de teamleider. Daarnaast is, na de mentor, de teamleider de persoon die contact opneemt met betrokken ouders/verzorgers van leerlingen. Indien nodig kan de zorgcoördinator hierbij worden betrokken. De teamleider van de onderbouw heeft de specifieke taak contact te onderhouden met basisscholen nadat leerlingen zijn ingestroomd op AMS. Hij/zij bezoekt de basisschool en bespreekt hoe de overdracht en ontwikkeling van leerlingen is verlopen.
Ondersteuningsplan
4.3 Counselor Counselors zijn beschikbaar voor leerlingen met sociaal-emotionele problemen als gevolg van faalangst, rouwverwerking, eetstoornissen, echtscheidingssituaties en aanpak van pestgedrag. De problemen kunnen zowel in de relationele als in de individuele sfeer liggen, hierbij moet het functioneren van de leerling op school in het geding zijn. De zorg kan zowel individueel, door middel van gesprekken, als groepsgewijs, bij faalangst of examenvrees, worden geboden. Als de problematiek van de leerling direct te maken heeft met de thuissituatie, kan de leerling worden doorverwezen naar de schoolmaatschappelijk werker. Als het om lichamelijke en/of psychosomatische klachten gaat kan de leerling worden doorverwezen naar de sociaalverpleegkundige of de schoolarts. Communicatie tussen counselor en ouders/verzorgers van leerlingen vindt in principe niet plaats zonder dat de desbetreffende leerling hiervan op de hoogte is. Afhankelijk van de noodzaak en het belang van de leerling, kan de counselor besluiten ouders/verzorgers of derden in te lichten zonder dat de leerling hiermee akkoord gaat. De communicatie van counselor richting ouders/verzorgers verloopt op de volgende wijze: Telefonisch of via e-mail; Door middel van een huisbezoek van de counselor aan het gezin; Door middel van een afspraak op school. Interne communicatie tussen counselor en mentoren of docenten wordt via mail, of door middel van een persoonlijke afspraak georganiseerd. Er dient ten allen tijde rekening te worden gehouden met privacy van leerlingen. Hiervoor draagt de counselor zorg. In het zorgteam communiceert de counselor met collegae over de zorg voor de counseling-leerlingen. De counselors binnen de AMS zijn: dhr. F. Visser en mw. K. Landsmeer. 4.4 LGF/rugzakbegeleider De LGF-begeleider begeleidt de leerlingen met een rugzak (cluster 2, 3 of 4) minimaal 1 uur per week. Deze begeleiding kan verschillende vormen hebben: SOVA-training, planning en huiswerk etc. Verder onderhoudt hij de contacten met de ambulant begeleider en de ouders van de desbetreffende leerlingen. De begeleider is maandag t/m woensdag en op vrijdag op school . 4.5 Stagiaire pedagogiek Bijna elk jaar beschikt de AMS over een stagiaire pedagogiek. Hij/zij ondersteunt de zorgcoördinator en geeft pedagogische adviezen tijdens de zorgteamvergaderingen en tijdens het Zorg Advies Team. Daarnaast voert de stagiair gesprekken met leerlingen en ouders. De stagiaire helpt leerlingen met plannen en voert gesprekken met leerlingen over verschillende onderwerpen. 5. Zorgadviesteam (ZAT) Het zorgadviesteam2 is een extern team dat bestaat uit de volgende personen: - Zorgcoördinator, dhr. T. Haarsma - Stagiaire pedagogiek. - Leerplichtambtenaar Franekeradeel, mw. R. Joustra - Orthopedagoog, mw. A. Hettinga - Schoolmaatschappelijk werker, dhr. A. Tilma - Sociaal-verpleegkundige, mw. L. de Jong - Schoolarts, mw. A. Kreuwel - Outreachend werker Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN), mw. T. Bos
2
Vanaf hier afgekort als ZAT.
Ondersteuningsplan
Het ZAT plant eens in de vier weken een overleg wat intern wordt georganiseerd. Ook tijdens dit overleg is de zorgcoördinator de voorzitter van het overleg en de stagiaire pedagogiek de secretaris. Het ZAT heeft voor deze leerlingbespreking toestemming van ouders/verzorgers van de betreffende leerling nodig. De teamleider van desbetreffende afdeling regelt deze toestemming. 5.1 Leerplichtambtenaar, mw. R. Joustra De leerplichtambtenaar is een gemeentelijk ambtenaar die zich bezighoudt met het toezicht en de controle op de naleving van de leerplicht. Elke gemeente moet tenminste één leerplichtambtenaar aangesteld hebben. De volledige leerplicht geldt vanaf 5 jaar en duurt tot en met het schooljaar waarin de jongere 16 jaar wordt. Daarna geldt de kwalificatieplicht voor jongeren die nog geen 18 jaar zijn en nog geen startkwalificatie hebben behaald. De leerplichtambtenaar van de gemeente houdt toezicht op het schoolverzuim. De scholen doen bij de gemeente melding van verzuimende leerlingen. De leerplichtambtenaar zoekt uit wat er aan de hand is en zoekt samen met de leerlingen, ouders en de school naar een oplossing. Indien nodig kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken (bij verzuim van jongeren van 12 jaar of ouder wordt PV tegen de jongeren zelf opgemaakt). De Raad voor de Kinderbescherming doet dan standaard een onderzoek. De leerplichtambtenaar in het ZAT heeft kennis ten aanzien van het toezicht houden op de naleving van de Leerplichtwet en de aanpak van schoolverzuim bij jeugdigen van 5-18 jaar; hij/zij weet hoe het meest effectief in samenhang met hulpverlening te opereren; hij/zij kan op basis van de ingebrachte informatie inschatten of inzet vanuit leerplicht wenselijk is, en of bij deze inzet het accent moet liggen op de maatschappelijke zorgtaak, of juist op de handhavingstaak van de leerplichtambtenaar. 5.2 Orthopedagoog, mw. A. Hettinga De orthopedagoog (drs. A.Hettinga) is werkzaam voor het Samenwerkingsverband. Op de AMS neemt zij deel in het ZAT. Zij heeft kennis van specifieke vragen over leer- en gedragsproblemen in relatie tot de onderwijsparticipatie van leerlingen. Daarnaast heeft zij expertise ten aanzien van orthodidactische problemen, (psycho)sociale en emotionele problemen, en ontwikkelings- en persoonlijkheidsstoornissen, leerproblemen en handelingsgericht werken. 5.3 Schoolmaatschappelijk werker, dhr. A. Tilma De schoolmaatschappelijk werker maakt deel uit van het zorgadviesteam en is één dag per week aanwezig op AMS. Op deze dagen woont hij/zij vergaderingen bij van het zorgadviesteam en houdt hij/zij een eigen spreekuur. Leerlingen kunnen na een doorverwijzing van het zorg(advies)team terecht bij de schoolmaatschappelijk werker. Voorbeelden van mogelijke problematieken zijn: echtscheidingssituaties, onstabiele thuissituatie en problemen als gevolg van een verhuizing. De schoolmaatschappelijk werker legt, indien nodig, contacten met ouders/verzorgers van leerlingen. 5.4 Schoolarts, mw. A. Kreuwel & Sociaal-verpleegkundige, mw. L. de Jong (GGD) Taken JGZ binnen het ZAT: Levert binnen het ZAT bijdragen aan de multidisciplinaire oordeelsvorming vanuit kennis van (psycho)somatische en psychosociale aspecten van de vraagstelling rond de leerling Brengt actief informatie in over risicoleerlingen vanuit de diverse contactmomenten van de JGZ, vanuit het JGZ-dossier in het ZAT, een en ander met inachtneming van de privacywetgeving Verricht onderzoek op indicatie van het ZAT (‘zorg-oproep’), een en ander naast het reguliere onderzoek op school van de JGZ Realiseert zo nodig verwijzingen op sociaal-medisch terrein
Ondersteuningsplan
Draagt bij aan gerichte handelingsadviezen aan de school met betrekking tot de besproken casussen Stemt in geval van (ziekte-) verzuim van een leerling de aanpak/het beleid af met school en aanpak van de leerplichtambtenaar. Vraagt eventueel medische gegevens op bij huisartsen en/of specialisten, een en ander na toestemming van de ouders en eventueel de leerling Levert, vanuit de specifieke expertise, bijdragen aan vroegtijdige signalering van risicofactoren en van problemen in de ontwikkeling van de leerling en in de thuissituatie van de leerling Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij de betreffende leerling en levert een bijdrage aan een oplossing van dit probleem Koppelt de relevante informatie vanuit het ZAT terug naar JGZ-team en legt die vast in het JGZ-dossier Geeft adviezen, op basis van het casusoverleg, voor collectieve preventietaken op de school Geeft zo nodig consultatie aan leerkrachten en andere hulpverleners in de school ten aanzien van psychosociale en medische zaken Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van de school Treedt, in overleg met de andere deelnemers, zo nodig op als casemanager. 5.6 Outreachend werker Verslavingszorg Noord-Nederland, mw. T. Bos Outreachend Jongerenwerker/Maatschappelijk werker. De outreachend jongerenwerker van Verslavingszorg Noord Nederland ( VNN) vormt een van de nieuwste disciplines binnen het zorgadviesteam. Als outreachend jongerenwerker maakt zij deel uit van het zorgadviesteam en is zij - indien nodig aanwezig op AMS. Leerlingen kunnen na een doorverwijzing van het zorg(advies)team terecht bij de outreachend jongerenwerker. Voorbeelden van mogelijke problemen zijn: Gedragsveranderingen, schoolverzuim, tegenvallende schoolprestaties in combinatie met alcohol en/of druggebruik of -misbruik. Veelvuldig internetgebruik, gamen en/of gokken vallen hier ook onder. Zij biedt de leerling minimaal 4 gesprekken (jongerenmodule) aan, waarbij het doel is het bespreken van het gebruik, het vergroten van de kennis, de effecten en de risico's. Het verhogen van de motivatie van de leerling om het gebruik te minderen of stoppen. De jongerenmodule is bedoeld voor leerlingen waarvan op een gegeven moment bekend is dat zij veel experimenteren of al in een fase zitten van gewoontegebruik of zelfs problematisch gebruik. De leerlingen zijn niet verslaafd of vinden zichzelf niet verslaafd. Zij lopen echter wel het risico om door het gebruik in de problemen te komen. Om de drempel naar leerlingen toe te verlagen is er een speciale jongerentelefoon waarop de leerlingen de outreachend jongerenwerker kunnen bellen en/of sms-en. 5.7 Overige instanties Incidenteel zijn er contacten met diverse instellingen op het gebied van leerlingbegeleiding en leerlingenzorg. Deze contacten lopen te allen tijde via de zorgcoördinator. Voorbeelden van deze externe instellingen zijn:
Stichting voor Jeugd en Gezin Friesland Bureau Jeugdzorg Gemeenschappelijke Gezondheidszorg (GGD) Fryslân Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Fryslân Fier Fryslân
Ondersteuningsplan
Jeugdhulp Friesland MEE Friesland Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)
6. Trainingen Naast individuele leerlingenzorg wordt er binnen AMS ook leerlingenzorg in groepen aangeboden. 6.1 Faalangstreductietraining A. Inhoud De faalangstreductietraining3 wordt reeds tientallen jaren gegeven binnen de AMS. De FART beschikt over verschillende (creatieve) werkvormen waarmee de deelnemende leerlingen zowel tijdens als buiten de trainingsbijeenkomsten mee aan de slag gaan. Zo worden er persoonlijke verhalen geschreven, energizers gedaan en is er vooral veel aandacht voor de individuele leerling in de groep. Er wordt aandacht besteed aan onderwerpen zoals: Waarom zitten we hier? Hoe is het om last te hebben van faalangst? Leerlingen die deelnemen aan de training worden geacht iedere bijeenkomst aanwezig te zijn, mits zij een geldige reden hebben voor afwezigheid. Voor het groepsproces en de opbouw van de FART is deze aanwezigheid belangrijk, niet alleen voor de leerling zelf maar ook voor de andere leerlingen in de groep. B. Selectie Leerlingen worden geselecteerd door middel van de SSAT: Situatiespecifieke Angsttest. Deze digitale test wordt vóór de herfstvakantie door een zorgteamlid of door de mentor afgenomen tijdens een reguliere les. Tussen de herfstvakantie en de kerstvakantie vindt er verdere selectie plaats. Leerlingen die met een hoge faalangstscore uit de test komen, worden door dhr. F. Visser uitgenodigd voor een gesprek. In dit gesprek wordt aan de hand van een aantal vragen dieper ingegaan op de faalangst en/of structurele angst in het dagelijks privé- en schoolleven. Leerlingen waarvan dhr. Visser acht dat zij geschikt zijn voor deelname aan de training, geeft hij een positief advies en een uitnodiging voor deelname. Het blijft uiteindelijk de keuze van de leerling zelf of hij/zij wil deelnemen aan de training. Wanneer een leerling besluit deel te nemen aan de FART, ontvangen de ouders/verzorgers hierover schriftelijk bericht van de trainers. Leerlingen uit klas 3 die ook behoefte hebben om deel te nemen aan de FART, kunnen via hun mentor opgegeven worden. Mentoren van leerlingen uit klas 3 krijgen voor de herfstvakantie bericht hun mentorleerlingen in te lichten over de mogelijkheid van deelname aan de FART. Leerlingen die in klas 2 al mee hebben gedaan aan de FART, kunnen in principe in klas 3 niet nog een keer meedoen. In overleg kan er wellicht andere begeleiding geboden worden m.b.t. faalangst. C. Doelgroep De FART is voor alle leerlingen uit klas 2 en (eventueel) klas 3 die last hebben van faalangst. Leerlingen met faalangst zijn bang dat ze, ondanks een goede voorbereiding, niet voldoende zullen presteren. De angst speelt al vooraf aan de taak en gaat gepaard met gedachtes als: ‘Het lukt vast niet’ of ‘Straks krijg ik een black-out’. Faalangst heb je alleen als het gaat op een bepaalde taak waarbij iets van je wordt verwacht. Dit kan gaan om een toets of schriftelijke overhoring, maar ook het houden van een spreekbeurt of het (klassikaal) beantwoorden van een vraag. Door angsten presteren leerlingen minder dan mogelijk, ze presteren dus onder hun niveau. De FART is niet/minder gericht op leerlingen met structurele angsten. Dit zijn angsten die niet alleen spelen bij het volbrengen van een taak, maar ook daarbuiten in het algemeen dagelijks leven. Tot slot; de FART is voor zowel leerlingen uit het VMBO, de HAVO of de HAVO+. 3
Vanaf hier afgekort als FART.
Ondersteuningsplan
D. Frequentie De training wordt wekelijks gegeven en start in de periode na de kerstvakantie. Het streven is om voor de Pasen de training weer afgerond te hebben. De training telt 9 bijeenkomsten van 60 minuten. Daarnaast worden ook de ouders/verzorgers van deelnemende leerlingen vooraf aan de training en na afloop van de training uitgenodigd voor respectievelijk een informatieavond en een evaluatieavond. De training vindt – zo mogelijk – plaats op maandag of dinsdag na schooltijd, afhankelijk van de lesroosters van de deelnemende leerlingen. Wanneer een leerling officieel les heeft en in die tijd ook aan de FART deelneemt, wordt een regeling getroffen met de betreffende docent(en) waarvan de leerling een of meerdere lesuren mist. E. Trainers De training wordt gegeven voor dhr. F. Visser, dhr. Haanstra en mw. C. Voogd. 6.2 Examenvreestraining A. Inhoud Voor examenkandidaten die veel spanning ervaren voor schoolexamens en het centrale examen, is het mogelijk extra begeleiding te krijgen d.m.v. een groepstraining en/of individuele coaching. B. Selectie Ruim voor de SE-weken worden de examenkandidaten op de hoogte gesteld van de mogelijkheden. De leerling geeft zich voor de training op bij de mentor. C. Doelgroep De examenvreestraining richt zich op leerlingen uit de examenklassen 4VMBO en 5HAVO. D. Frequentie De examenvreestraining wordt drie keer gegeven in de periode voorafgaand aan het examen. E. Trainers De training wordt geven door dhr. Y. Weistra en mw. C. Voogd. 6.3 Sociale vaardigheidstraining A. Inhoud In schooljaar 2009/2010 werd voor het eerst de sociale vaardigheidstraining4 gegeven binnen de AMS. De trainers zijn opgeleid door dhr. Ton Straver en hebben zich verder gespecialiseerd door meerdere scholingen op dit gebied te volgen. B. Selectie De sova-training is bedoeld voor leerlingen uit klas 1 en 2. C. Doelgroep De training is bedoeld voor leerlingen die sociaal onhandig gedrag laten zien binnen de schoolse situatie. Dit sociaal onhandige gedrag kan tijdens de lessen naar voren komen bij bijvoorbeeld samenwerking, omgang met elkaar, klassikale besprekingen of het werken met groepsopdrachten. D. Frequentie Bij een groot aantal deelnemers zijn er twee groepen. Per groep zijn er twee trainers. Elke week is er één bijeenkomst. In totaal zijn er 10 bijeenkomsten die buiten de lestijden zijn gepland. E. Trainers De training wordt gegeven door dhr. F. Visser, mw. C. Voogd, mw. M. Leffring-Plantinga en dhr. J. Haanstra. 6.4 Bijlessen Een aantal leerlingen uit Havo-5 verzorgt bijlessen aan leerlingen uit andere leerjaren. Deze Havo-5leerlingen zijn met zorg geselecteerd door mentor en vakleerkracht(en). Leerlingen (en hun 4
Vanaf hier afgekort als sova-training.
Ondersteuningsplan
ouders/verzorgers) kunnen bij de mentor aangeven dat ze behoefte hebben aan bijles in een bepaald vak. De bijlessen worden gegeven aan individuele leerlingen of aan kleine groepjes van maximaal 3 leerlingen. Van de ouders wordt een kleine vergoeding van € 2,00 per klokuur gevraagd. De bijlessen zijn in principe op dinsdagmiddag na 14.10 u. en kunnen eventueel ook op andere tijdstippen en dagen worden georganiseerd in overleg tussen leerling en bijlesgever. Bijles vindt te allen tijde plaats op een moment dat zowel de leerling als de bijlesgever geen reguliere les hoeft te volgen. 7. Kwaliteitszorg: Elk jaar wordt er verslag gedaan van alle werkzaamheden in de zorg. In het jaarverslag komt een samenvatting van alle verrichte activiteiten van het afgelopen jaar. In dit verslag wordt onder andere melding gedaan van: -het aantal begeleide leerlingen -het aantal gesprekken met ouders -het aantal verwijzingen en naar wie -het aantal leerlingen in de faalangstraining -het aantal leerlingen in de sovatraining De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor het maken van het jaarverslag. 7.1 Leerlingvolgsysteem Iedere leerling op AMS heeft een eigen, uniek leerlingendossier. Het schriftelijke leerlingendossier wordt opgeborgen bij de administratie op de school. In dit dossier worden alle documenten bewaard die alleen schriftelijk beschikbaar zijn, zoals schriftelijke correspondentie en aanmeldingsformulieren. Daarnaast beschikt iedere leerling over een digitaal leerlingendossier (Magister), dat gedeeltelijk inzichtelijk is gemaakt voor ouders/verzorgers. Het gedeelte dat voor ouders/verzorgers inzichtelijk is gemaakt, beslaat het thema cijfers en huiswerk. Docenten plaatsen huiswerk en behaalde cijfers van leerlingen in Magister, waarna het voor ouders/verzorgers mogelijk is om resultaten van hun kind(eren) te bekijken. 7.2 Screenings- en dyslexieonderzoek Bij iedere leerling in de eerste klas wordt een screeningsdictee afgenomen, met uitzondering van de leerlingen die een dyslexieverklaring hebben. Het screeningsdictee heeft als doel mogelijk dyslectische leerlingen te signaleren en hier eventueel RT of een dyslexieonderzoek aan te verbinden. 7.3SAQI Iedere leerling op de AMS doet twee keer de SAQI5, een keer in klas 1 en een keer in klas 3. De SAQI is een test, beschikbaar voor leerlingen van 9 tot 16 jaar. Op AMS wordt er gebruik gemaakt van de SAQI-secundair, die toepasbaar is in klas 1 t/m 3 voor alle onderwijsniveaus. De SAQI meet de volgende onderdelen: 1. Algehele aanpassing aan school 2. Controlemetingen a. Ontwijkende antwoorden b. Tegenstrijdige antwoorden c. Sociaal wenselijke antwoorden
5
School Attitude Questionnaire Internet (www.saqi.nl)
Ondersteuningsplan
3. Motivatie a. Leertaakgerichtheid b. Concentratie in de klas c. Huiswerkattitude 4. Welbevinden a. Plezier op school b. Sociaal aanvaard voelen c. Relatie met docenten 5. Zelfvertrouwen a. Sociale vaardigheid b. Uitdrukkingsvaardigheid c. Zelfvertrouwen bij proefwerken 6. Pesten a. Kansschatting op pesten en gepest worden Zoals genoemd wordt de SAQI twee keer per schoolloopbaan afgenomen. Dit gebeurt digitaal en vindt meestal plaats tijdens de mentorles. De leerlingen maken de test individueel, het is niet toegestaan met elkaar te praten of overleggen tijdens de test. De test wordt gebruikt als instrument voor het vroegtijdig signaleren van sociaal-emotionele problematiek. De testresultaten kunnen er als volgt uitzien:
Ondersteuningsplan
Uitslag School Attitude Questionnaire Internet (SAQI) ID: 00000 Leerlingnummer: 0000 Naam: XX Meisje, 12 jaar School: CSG Anna Maria van Schurman Klas: 1 Niveau: 1e klas VMBO-G/T Invulling Er zijn bijzonderheden opgemerkt over de invulling van de vragenlijst: Algemeen Heeft over het algemeen een zeer goede instelling voor school. Doet in vergelijking met anderen goed haar best voor het schoolwerk, is tevreden met het schoolleven en denkt het schoolwerk wel aan te kunnen. Bijzonderheden Zij probeert in vergelijking met anderen het schoolwerk goed te doen, kan haar gedachten normaal bij de les te houden en zegt het huiswerk min of meer goed te doen. Heeft in vergelijking met anderen veel plezier in het werk op school, vindt de omgang met haar klasgenoten min of meer plezierig en kan normaal opschieten met de juf/meester of leraren/leraressen. Zij kan zich in vergelijking met anderen niet zo goed mondeling en schriftelijk uitdrukken op school, kan bij beurten, overhoringen en proefwerken normaal optreden en kan normaal voor zichzelf opkomen in moeilijke situaties met anderen. Advies Het is belangrijk dat de uitslag op juistheid gecontroleerd wordt omdat de wijze van invulling daartoe aanleiding geeft.
Van iedere leerling – alle leerlingen in klas 1 en 3 – wordt de uitslag van de test teruggekoppeld naar de mentor. Ook wordt de uitslag opgeslagen in het digitale leerlingendossier. Het is de taak van de mentor om in een individueel gesprek met de leerling de uitslag van de test op juistheid te controleren. Ook wordt er een analyse gemaakt aan de hand van de volgende twee punten: 1. Leerlingen die negatief opvallen in de uitslag van de test 2. Leerlingen die opvallen met betrekking tot pesten of gepest worden Deze analyse wordt gedaan door een zorgteamlid. Hij/zij selecteert digitaal welke leerlingen op bovengenoemde twee punten opvallen. Vanuit deze selectie wordt opnieuw een analyse gemaakt van welke leerlingen specifiek opvallen door andere problematiek die er mogelijk in de les- of thuissituatie speelt. Voor deze analyse kan de hulp van de mentor worden ingeroepen of kan ervoor worden gekozen om bij een aantal leerlingen een lesobservatie te doen. Uiteindelijk blijven er minimaal 5 en maximaal 12 leerlingen over waarvan de uitslag en analyse, samen met een verslag van de mentor, wordt doorgegeven aan de orthopedagoog. Zij bekijkt de uitslagen en nodigt de betreffende leerlingen uit voor een gesprek over de kindspecifieke situatie en/of problemen. Doel is dat de orthopedagoog inzicht krijgt in de problematiek van de leerling en hier eventueel begeleiding, verwijzing of advies aan verbindt. Desgewenst kunnen ook de ouders/verzorgers van een leerling worden uitgenodigd om hierover in gesprek te gaan.
Ondersteuningsplan
7.4 Situatiespecifieke Angst Test SSAT is een signaleringsinstrument voor faalangst voor individuele of klassikale afname in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Tijdens een mentorles wordt deze test digitaal afgenomen. De resultaten worden geanalyseerd door een zorg-lid. Aansluitend worden de gegevens met de counselor besproken, die vervolgens gesprekken met de desbetreffende leerling voert. Wanneer de leerling zelf gemotiveerd is om aan de training mee te doen, kan hij/zij een faalangst training volgen. 8. Extern: Als school proberen we zoveel mogelijk de problemen intern op te lossen. Helaas lukt dat niet altijd en daarom kunnen we gebruik maken van de volgende commissies: 8.1 Sociaal Kind Team Binnen de gemeente Franekeradeel is een Sociaal Kind Team (SKT); dit team is een onderdeel van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Dit team bestaat uit de volgende instellingen: VO-scholen Franeker, basisscholen, GGD, schoolmaatschappelijk werk, politie, VNN, leerplicht gemeente Franeker, Jongerenwerk. Dit team overlegt 1x per 6 weken. Het inbrengen van jongeren gebeurt met toestemming van ouders. 8.2 Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) Binnen de regio Noordwest-Friesland werken vier scholengemeenschappen samen op het gebied van leerlingenzorg, te weten: CSG Comenius te Leeuwarden; een school voor praktijkonderwijs, VMBO, VMBO met LWOO, Havo en atheneum CSG Ulbe van Houte te Sint Annaparochie; een school voor VMBO, VMBO met LWOO en onderbouw Havo/VWO CSG Anna Maria van Schurman te Franeker; een school voor VMBO, VMBO met LWOO, Havo en Havoplus Beyers Naudé, Christelijk gymnasium te Leeuwarden. Deze scholen vormen een Samenwerkingsverband. 8.3 Stuurgroep en PCL In de Stuurgroep van de regio Noordwest-Friesland hebben directieleden van eerdergenoemde vier participerende scholengemeenschappen zitting. De Stuurgroep vergadert tenminste vijf maal per jaar. De vergaderingen worden voorbereid door de regiocoördinator, dhr. M. Giesing. In de Stuurgroep vindt evaluatie plaats van uitgevoerde activiteiten. Er worden actuele ontwikkelingen op het terrein van leerlingenzorg besproken en er wordt beleid voor de regio bepaald. De uitvoering van het in de Stuurgroep vastgestelde beleid is een van de kerntaken van de Permanente Commissie Leerlingenzorg6. In de PCL zijn wederom de vier eerdergenoemde scholen vertegenwoordigd. Van iedere school heeft een afgevaardigde zitting in de PCL, in de meeste gevallen betreft dit de zorgcoördinator. De PCL vergadert eens in de twee weken, met als voorzitter en secretaris de regiocoördinator. Als afgevaardigde van AMS, bezoekt zorgcoördinator de heer T. Haarsma de vergaderingen van de PCL.
6
Vanaf hier afgekort als PCL.
Ondersteuningsplan
Hieronder een korte beschrijving van de taken van de PCL: A. Sluis- en zeeffunctie De PCL is verantwoordelijk voor de aanvragen voor leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs. De PCL verzamelt gegevens, stelt een dossier samen en formuleert een zogenaamd préadvies. De Regionale Verwijzingscommissie – zie ook hoofdstuk 5 – beslist uiteindelijk over het afgeven van een positieve dan wel negatieve beschikking. De PCL adviseert de toelatingscommissie van de verschillende scholen bij de aanmelding van de leerlingen met een Cluster-4-indicatie. Ook geeft de PCL de toelatingscommissie advies bij tussentijdse verplaatsing van de ene school naar de andere school van zorgleerlingen binnen het Samenwerkingsverband. Tot slot bespreekt en toetst de PCL de aanmeldingen voor de Rebound en het RMC. De regiocoördinator heeft zitting in het RMC-consultatieteam regio Noord Friesland. B. Consultatie- en adviesfunctie Op verzoek van de school geeft de PCL aan hoe begeleiding, ondersteuning en hulpverlening van/aan leerlingen eruit zou kunnen zien, rekening houdend met de mogelijkheden van de betrokkenen. Zo kunnen er adviezen worden gegeven over de juiste vorm van interne en externe hulp, over handelingsplan of een andersoortig traject. Ook kan de PCL knelpunten in de zorgstructuur van het Samenwerkingsverband signaleren en registeren. Vervolgens kunnen er aanbevelingen ter verbetering van de zorgstructuur geformuleerd worden in de richting van het bevoegd gezag van het Samenwerkingsverband. Deze aanbevelingen kunnen een plek krijgen in het zorgplan. C. Monitorfunctie De PCL houdt zich bezig met de ontwikkeling van het Samenwerkingsverband als geheel. Hiermee worden de kwaliteit en effectiviteit van zorg en onderwijs in beeld gebracht, geëvalueerd en bewaakt. D. Toewijzingsfunctie De PCL heeft een taak bij de advisering van die zorgleerlingen, waar de RVC geen beschikking voor afgeeft. De PCL beoordeelt de begeleidingstrajecten, die met hulp van de hiervoor beschikbare gelden zijn uitgevoerd.
Ondersteuningsplan
8.4 PCL+ De PCL heeft veel tijd en energie gestoken in de ontwikkeling van PCL+. Deze PCL+ kan worden gezien als de PCL met een uitbreiding van externe disciplines. Het betreft disciplines waar de school via de zorgleerlingen mee te maken krijgen. Om de communicatie tussen de scholen van het Samenwerkingsverband en de externe instanties te optimaliseren en hierdoor effectieve samenwerking te organiseren, beoogt de PCL een professioneler zorgaanbod te creëren. Met verschillende instanties zijn afspraken gemaakt over hun vertegenwoordiging in dit overleg. De betrokken instanties zijn Bureau Jeugdzorg, GGZ-Jeugd, Jeugdgezondheidszorg en Ambulante begeleiding RENN4. 8.5 Regionaal Expertise Centrum Noord-Nederland (RENN4) RENN47 staat voor Regionaal Expertise Centrum Noord-Nederland, cluster 4 en is een onderwijsorganisatie voor leerlingen met psychiatrische problematiek en/of beperkingen in gedrag. RENN4 Er zijn vier verschillende clusters – ook wel categorieën – van scholen voor speciaal onderwijs, ingedeeld naar de specifieke handicap van het kind: Cluster 1 voor leerlingen met een visuele handicap Cluster 2 voor leerlingen met gehoor- en spraakproblemen Cluster 3 voor leerlingen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen Cluster 4 voor leerlingen met psychiatrische problematiek en/of beperkingen in gedrag Het uitgangspunt van RENN4 is dat ieder kind recht heeft op onderwijs en zich kan en wil ontwikkelen. Daarom wil RENN4 haar leerlingen gepaste onderwijszorg bieden, gericht op het realiseren van een toekomstperspectief en daarmee een optimale plaats in de samenleving. RENN4-scholen zijn scholen voor leerlingen met psychiatrische problematiek en/of beperkingen in gedrag. Onder RENN4 vallen de volgende scholen: VSO8 Th. Hart de Ruyterschool, Groningen VSO Van Heemskerckschool, Groningen VSO Erasmusschool, Groningen SO9 Prof. W.J. Bladergroenschool, Groningen SO Caleidoscoop, Leeuwarden VSO Leeuwarden, Leeuwarden SO/VSO De Zwaai, Drachten SO/VSO De Witakker, Rijs SO/VSO Van der Reeschool, Smilde SO/VSO ’t Ruige Veldschool, Rolde Wanneer ouders/verzorgers de procedure voor aanmelding en indicatie hebben doorlopen en de Commissie voor de Indicatiestelling heeft een positieve beschikking toegekend, dan hebben ouders/verzorgers de keuze tussen plaatsing van hun kind op een RENN4-school of extra ondersteuning in het regulier onderwijs met Ambulante Begeleiding vanuit RENN4.
7
Vanaf hier zal deze afkorting worden gebruikt.
8
Voortgezet Speciaal Onderwijs voor leerlingen van 12 tot 20 jaar.
9
Speciaal Onderwijs voor leerlingen van 4 tot 12 jaar.
Ondersteuningsplan
8.6 LGF, aanmelding en indicatie LGF staat voor Leerling Gebonden Financiering, in de dagelijkse praktijk ook wel ‘de rugzak’ genoemd. Er zijn twee mogelijkheden met betrekking tot een LGF: de leerling komt hiermee AMS binnen of de leerling zit op AMS en er wordt dan een LGF aangevraagd. Wanneer de leerling binnenkomt met een LGF, kan ambulante begeleiding worden ingezet binnen het voortgezet onderwijs, om op deze manier extra ondersteuning te bieden. Naast ambulante begeleiding wordt er vanuit de school ook een leerlingbegeleider met kennis van de problematiek van het leerling ingezet, om de leerling intern te begeleiden. Het kan ook zo zijn dat een leerling binnen AMS dergelijke gedrags- of ontwikkelingsproblemen vertoont, dat de docenten en het zorg(advies)team handelingsverlegen worden. Er kan dan worden besloten om een LGF aan te vragen om op deze manier de expertise binnen de school te halen en de leerling optimaal te kunnen begeleiden. De aanvraag voor een LGF wordt beschreven in onderstaande tekst. A. Aanmelding Wanneer ouders/verzorgers hun kind aanmelden voor een plaats op een RENN4-school of voor een LGF, is er vaak al veel gebeurd. Er is sprake van ernstige gedragsproblematiek en/of een psychiatrische stoornis. De gedragsproblemen zijn thuis merkbaar, maar ook op school. Ook is er al een instelling voor jeugdzorg – bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg, Jeugdhulp Friesland of GGZ-Jeugd – of een kinderpsychiatrische voorziening ingeschakeld. De zorg die school heeft ingezet heeft onvoldoende effect. Het is duidelijk dat het kind, zonder extra hulp, niet goed meer onderwijs kan volgen. Wanneer een kind voldoet aan bovenstaande aspecten, is er voldoende reden voor aanmelding. Voor aanmelding kunnen ouders/verzorgers een aanmeldpakket voor cluster-4-indicatie opvragen bij Bureau Aanmelding van RENN4. Dit kan zowel telefonisch als via een formulier op de website www.renn4.nl. Een aanmeldpakket bestaat uit een pakket voor de ouders/verzorgers (aanmeldingsformulieren met toelichting) en een pakket voor school (onderwijskundig rapport met toelichting). Op deze manier wordt er een dossier gevormd, dat naar de Commissie voor de Indicatiestelling wordt gestuurd. B. Indicatie Het dossier wordt door de Commissie voor de Indicatiestelling op grond van landelijk geldende criteria beoordeeld. Het dossier wordt beoordeeld op de volgende vijf criteria: 1. Is er sprake van een psychiatrische stoornis en/of ernstige gedragsproblematiek? 2. Zijn de gevolgen van de stoornis en/of gedragsproblematiek zowel thuis als op school merkbaar? 3. Is er een jeugdzorginstelling of een kinderpsychiatrische voorziening ingeschakeld? 4. Heeft de stoornis tot beperkingen in het onderwijs geleid? 5. Hebben alle mogelijkheden om extra zorg in te zetten vanuit het regulier onderwijs onvoldoende effect? Is het besluit positief, dan is een kind toelaatbaar voor cluster 4. Met deze beschikking kan een kind naar een RENN4-school of kan er voor extra ondersteuning – in de vorm van ambulante begeleiding – binnen het regulier onderwijs worden gekozen. N.B. Gezien criteria nummer 5, kan AMS geen bijdrage leveren in de aanmelding van een leerling bij RENN4 als er niet van tenminste 6 maanden handelingsplannen en/of handelings-verlegenheid sprake is.
Ondersteuningsplan
8.7 Ambulante begeleiding De ambulante begeleiding op AMS wordt vanuit RENN4 verzorgd door dhr. E. Bekkema. Hij is als ambulant begeleider10 verbonden aan onze school en begeleidt alle kinderen die een LGF hebben. Eén van zijn taken is het organiseren van contact tussen school, ouders/verzorgers en ambulante begeleiding. De AB-er zorgt onder andere voor een eerste afspraak waarin kennismaking centraal staat en waarin de ouders/verzorgers van de leerling tevens een indruk krijgen van het doel van ambulante begeleiding. Hieronder wordt puntsgewijs weergegeven wat tot het takenpakket van de AB-er behoord: Introductiefase – aan de hand van hulpvragen zicht krijgen op datgene wat nodig is om het onderwijsperspectief van de leerling te realiseren Voortgangsgesprek – zijn we nog steeds op weg om de gestelde doelen te realiseren? Evaluatiemomenten – vaststellen of iedereen zich aan gestelde afspraken en doelen kan houden of dat er bijstelling nodig is Verslaggeving – vastleggen van wederzijdse doelen en afspraken Advies op leerlingniveau – creëren van de juiste onderwijsomgeving voor de leerling Voorlichting aan het onderwijsteam – samen goed leren omgaan met de specifieke leerling en zijn/haar unieke kenmerken en (on)mogelijkheden Ondersteuning bij het opstellen van een handelingsplan – leerkracht en of rugzakbegeleider weet hoe een handelingsplan op te stellen Advies rondom klassenmanagement – advisering over welke aanpassingen in de klassenorganisatie er wenselijk zijn Coachen van leerkrachten en rugzakbegeleiders – handelingsgerichte ondersteuning in de vorm van begeleidende gesprekken Ondersteuning bij oudergesprekken – advies en ondersteuning aan school bij het voeren van een oudergesprek Observaties in de klas of in de vrije ruimte – AB-er geeft advies aan bijvoorbeeld leerkracht of ouders/verzorgers aan de hand van observaties Makelaarsfunctie – AB-er informeert en adviseert de school hoe te handelen wanneer een leerling naar een RENN4-school gaat 9. Afdeling expertise Soms komt het voor dat er handelingsverlegenheid ontstaat bij docenten en/of onderwijsondersteunend personeel met betrekking tot het omgaan met een specifieke leerling. In de meeste gevallen gaat het om een leerling met een LWOO- of cluster 4-indicatie, maar het kan ook een leerling zonder indicatie of gediagnosticeerde problematiek betreffen. In een dergelijk geval kan de afdeling expertise van RENN4 worden ingeroepen voor advies. Het inroepen van expertisehulp heeft als doel de professionaliteit op het gebied van pedagogische en didactisch handelen in het onderwijs te vergroten. Er wordt expertise ingeroepen wanneer de leerling eerst in het zorg(advies)team is besproken en hierin is besloten dat expertise wenselijk is. De zorgcoördinator meldt de leerling aan bij de afdeling expertise en zorgt voor de verdere afspraken tussen school, leerling en ouders/verzorgers. De expertise wordt op de AMS meestal verzorgt door mw. A. Hettinga, orthopedagoog. Zij maakt op basis van een gesprek een analyse van de leerling en voegt hier een advies bij voor handelen binnen het onderwijs. Ouders/verzorgers worden te allen tijde op de hoogte gesteld wanneer hun kind een gesprek zal hebben met een gedragsdeskundige. De school hoeft de ouders/verzorgers hiervoor geen toestemming te vragen, omdat het gesprek zich richt op problematiek binnen de onderwijssetting.
10
Vanaf hier afgekort als AB-er.
Ondersteuningsplan
9.1 Cluster 1, 2, 3 en 4 De meeste leerlingen op AMS die ambulante begeleiding hebben, hebben een cluster-4-indicatie. Dit wil echter niet zeggen dat er geen leerlingen met een indicatie vanuit een ander cluster les krijgen op AMS. 9.2 Ambulante begeleiding De ambulante begeleiding vanuit een van vier drie clusters kan vergeleken worden met de ambulante begeleiding zoals die is benoemd vanuit RENN4. 10. Rebound Het komt voor dat een leerling van AMS in zijn/haar schoolloopbaan tijdelijk wordt overgeplaatst naar de Rebound in Leeuwarden. De Rebound is gevestigd in de Elzenstraat 5 te Leeuwarden en is een onderwijsvoorziening voor alle VO-scholen in NW Friesland (openbaar en christelijk). Deze scholen delen als het ware de Rebound met elkaar. 10.1 Rebound; doelstelling en doelgroep De doelstelling van de Rebound bestaat uit twee delen. Ten eerste is het erop gericht dat de moederschool11 ontlast wordt van gedragsmoeilijke leerlingen, waarbij het veilig-schoolklimaat in het geding is en de leerlingenzorg is uitgeput. Ook moeten scholen ondersteuning krijgen bij het kunnen voortzetten van het onderwijs aan gedragsmoeilijke leerlingen. Op het niveau van de leerling krijgt de leerling een nieuwe, maar niet vrijblijvende, kans aangeboden om binnen een afgebakende periode te bewijzen dat hij/zij binnen het reguliere onderwijs aan zijn/haar toekomst kan én wil werken. In algemene zin worden in de Rebound jongeren geplaatst die een bedreiging vormen voor de veiligheid van medeleerlingen en docenten. Er zijn drie kernelementen beschreven die de kenmerken van de doelgroep voor de Rebound omvatten, te weten: 1. De te plaatsen leerlingen vertonen gedragsproblemen, grensoverschrijdend of ontspoord gedrag. Hierbij valt te denken aan verbale en/of fysieke agressie, opstandig gedrag, bedreigingen, verstorend gedrag in de les, autoriteitsproblemen en/of onvoldoende bereidheid zich aan regels en afspraken te houden. 2. De te plaatsen leerlingen vertonen problemen gerelateerd aan eigen schoolloopbaan en het onderwijs. Hierbij valt te denken aan geen motivatie voor schoolwerk, slechte leerresultaten, ontbrekende leervoorwaarden, dreigende stagnatie of uitval, problematisch verzuim, geschorste of verwijderde leerlingen en/of leerlingen die mogelijk niet op hun plaats zijn in het reguliere voortgezet onderwijs. 3. Schoolgerelateerde factoren. Concrete voorbeelden zijn: er zijn op school forse problemen met de leerling waardoor een onveilige situatie ontstaat; de zorg die op school geboden kan worden schiet tekort; de school heeft vermoedens en/of de school heeft meer inzicht nodig in de problematiek van de jongere. Binnen de Reboundvoorzieningen komen overwegend jongeren uit het VMBO, leerjaar 2 en 3. De vraag vanuit Havo begint toe te nemen.
11
Moederschool duidt op de school waar de leerling oorspronkelijk vandaan komt, voor onze leerlingen is dat dus de AMS.
Ondersteuningsplan
Niet behorend tot de doelgroep In 2005 is er een aantal categorieën leerlingen door de overheid uitgesloten van plaatsing in een Reboundvoorziening. Dit zijn: Leerlingen met een indicatie voor cluster 4 (over cluster 4 in hoofdstuk 10) Leerlingen die in een justitieel traject zitten Leerlingen die langdurig thuiszitten Samenwerkingsverbanden hebben een zekere ruimte om eigen keuzes te maken. Op grond daarvan wordt er gewoonlijk voor gekozen de volgende categorieën leerlingen eveneens uit te sluiten: Leerlingen met ernstige cognitieve en/of psychiatrische problematiek, anders dan in aanmerking komend voor cluster 3 en 4 Leerlingen met verslavingsproblematiek 10.2 Kenmerken van de Rebound De Rebound is bij ons gepositioneerd binnen de zorgstructuur van het samenwerkingsverband, wat wil zeggen dat plaatsing van een leerling in de Rebound één van de opties is die vanuit de zorg van het samenwerkingsverband, in aanvulling op de schoolinterne zorg, kan worden aangeboden. Een Reboundvoorziening biedt leerlingen die op school (tijdelijk) niet te handhaven zijn een niet vrijblijvend en gefaseerd programma onder schooltijd, met het doel zo snel mogelijk de schoolloopbaan binnen het regulier onderwijs te vervolgen. Bij voorkeur vindt dit vervolg plaats op de moederschool, maar het kan ook zijn dat er wordt gekozen voor een andere school voor voortgezet onderwijs. Het lesprogramma in de Rebound is sterk gericht op de individuele leerling. Gemiddeld blijven jongeren zo’n 3 maanden in de Rebound in een groep van maximaal 8 leerlingen. In ons geval komt de leerling in een groep met leerlingen uit verschillende leerjaren en niveaus van VO-scholen uit Noord West Friesland. De moederschool blijft verantwoordelijk voor de leerlingen wanneer hij/zij naar de Rebound gaat. Dit blijkt het meest duidelijk uit het feit dat een leerling gedurende zijn verblijf in de Rebound ingeschreven blijft op de eigen school. Daarnaast is de moederschool verantwoordelijk voor het leveren van voldoende schoolwerk, proefwerken, schriftelijke overhoringen en het corrigeerwerk. Zoals gezegd gaan leerlingen van AMS naar de Rebound in Leeuwarden. Binnen de Rebound zijn verschillende disciplines werkzaam die het tijdelijke verblijf van de leerling binnen de Rebound zo optimaal mogelijk helpen laten verlopen. Het gaat om de disciplines: Orthopedagoog Pedagogisch medewerker Toelatingsprocedure Het samenwerkingsverband heeft de toelatingsprocedure tot onze Reboundvoorziening beschreven en vastgelegd. De toelating verloopt altijd via het onderwijs en via het zorgteam en zorgadviesteam. Het is voor leerlingen en/of hun ouders/verzorgers niet mogelijk zelf aan te melden. Indien zij interesse hebben voor plaatsing in de Rebound, kunnen zij contact opnemen met de mentor van hun kind of de zorgcoördinator van de school. De beslissing over toelating in de Rebound wordt genomen in de PCL en is dus een zogenaamde bovenschoolse beslissing. Daarnaast beslist de Reboundvoorziening soms zelf (mee) over het al dan niet toelaten van een leerling. 12
12
Voor het schrijven van dit hoofdstuk is gebruikt gemaakt van de website www.nji.nl.
Ondersteuningsplan
11. Regionale Verwijzingscommissie (RVC) De vereniging RVC-VO behartigt de belangen van de Regionale Verwijzingscommissie voor het Voortgezet Onderwijs. Het gaat om alle aspecten die gericht zijn op de ontwikkeling, het behoud en de optimalisering van taakstelling en -uitvoering van de RVC’s-VO. Landelijk zijn er zestien regionale verwijzingscommissies die, op basis van landelijk vastgestelde criteria, beslissingen nemen over de aanvraag voor een school voor Voortgezet Onderwijs voor leerlingen die extra zorg nodig hebben en in aanmerking komen voor leerwegondersteunend onderwijs (LWOO), of plaatsing in het Praktijkonderwijs (PRO). AMS valt onder regio 1 met een bezoekersadres in Drachten. 11.1 Beschikking aanvragen Leerlingen komen in aanmerking voor VMBO met leerwegondersteuning wanneer zij hiervoor een indicatie hebben. Deze indicatie kan tot beschikking komen van een leerling wanneer hij/zij hiervoor onderzocht is door het RVC. Leerlingen worden onderzocht wanneer er vanuit de basisschool en/of de ouders/verzorgers redenen zijn dat extra ondersteuning in het voortgezet onderwijs gewenst is. Leerlingen komen in aanmerking voor een LWOO-indicatie wanneer er sprake is van: Een leerachterstand van minimaal anderhalf jaar op twee van de vier volgende didactische gebieden: o Technisch lezen o Begrijpend lezen o Spelling o Inzichtelijk rekenen Een IQ (Intelligentie Quotient) van 90 of lager Bij een IQ van 90 of hoger én met bovengenoemde leerachterstand kan een leerling op basis van sociaal-emotionele problematiek toch een indicatie bemachtigen Wanneer een leerling niet aan bovenstaande criteria voldoet, maar de basisschool en/of de ouders/verzorgers het tóch zeer gewenst vinden dat de leerling in een LWOO-klas wordt geplaatst, kan de PCL uitkomst bieden. De betreffende leerling wordt dan ingebracht in het PCL-overleg door de zorgcoördinator van AMS, waarna de PCL kan besluiten de leerling zonder beschikking in een LWOOklas te plaatsen. Wanneer er besloten wordt dat een onderzoek door het RVC gewenst is kan AMS ervoor kiezen om de leerling niet voor een LWOO-indicatie, maar voor een PRO-indicatie te onderzoeken. Dit houdt in dat de leerling met een PRO-indicatie in een LWOO-klas binnen de school kan worden geplaatst. Mocht er onverhoopt toch (extreme) handelingsverlegenheid ontstaan wat ervoor zorgt dat de leerling niet meer binnen het regulier onderwijs kan participeren, dan kan de betreffende leerling zonder veel extra moeite naar het praktijkonderwijs worden overgeplaatst. Een PRO-indicatie wordt alleen aangevraagd wanneer de PCL hiertoe een dringend advies geeft, gezien de kindspecifieke ontwikkeling. 12. Leerplicht De wet zorgt ervoor dat ieder kind tot zijn 18e verjaardag naar school gaat en op een school staat ingeschreven. Dit is verplicht. Ouders of verzorgers zijn er verantwoordelijk voor dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Ze worden er dan ook op aangesproken als dat niet gebeurt. Scholen zijn verplicht spijbelende leerlingen na uiterlijk drie achtereenvolgende verzuimdagen, te melden bij de gemeente. Ook meldt de school wanneer de leerling gedurende vier opeenvolgende lesweken meer dan drie dagen bij elkaar opgeteld, verzuimt. 13 Alle leerlingen hebben een startkwalificatieplicht, ook als ze 18+ zijn. 13
Bron: www.leerplicht.net
Ondersteuningsplan
12.1 Preventie schoolverzuim Iedere dag wordt er gecontroleerd of er leerlingen ongeoorloofd absent zijn geweest. Deze controle geschiedt door de onderwijsassistenten. Wanneer leerlingen afwezig zijn, zonder dat hiervoor kennisgeving van is gedaan door ouders/verzorgers, worden leerlingen als ongeoorloofd afwezig geregistreerd. De dag na deze ongeoorloofde absentie neemt de onderwijsassistent contact op met de leerling als de desbetreffende leerling weer op school is. Indien de leerling opnieuw ongeoorloofd afwezig is, neemt de teamleider telefonisch contact op met de ouders/verzorgers van de leerling. 13. Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie De Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie14 Voortijdig Schoolverlaten is het meldpunt voor: alle 12- tot 23-jarigen die zonder startkwalificatie15 o van school zijn gegaan of gestuurd o veel spijbelen o de school dreigen te verlaten alle onderwijsinstellingen die deze voortijdig schoolverlaters moeten melden iedereen die betrokken is bij de situatie rondom een voortijdig schoolverlater A. Kwalificatieplicht Per 1 augustus 2007 geldt dat alle leerlingen volledig leerplichtig blijven tot het eind van het schooljaar waarin ze zestien jaar worden. Na beëindiging van de volledige leerplicht gaat de kwalificatieplicht gelden voor jongeren die: nog geen 18 jaar zijn nog geen startkwalificatie hebben behaald de volledige leerplicht achter de rug hebben De bedoeling is dat jongeren minimaal een Havo-, VWO- of MBO2-diploma halen. Deze uitbreiding van de leerplicht is een middel om schooluitval bij jongeren te voorkomen en hen een degelijke positie te geven op de arbeidsmarkt. 14. Procesverbaal Spijbelt een kind langer dan drie dagen, of regelmatig, of staat het niet ingeschreven op een school, dan zoekt de leerplichtambtenaar uit wat hiervoor de reden is. Is er geen wettige reden, dan kan hij een proces-verbaal opmaken, of de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen. Ouders en jongeren (vanaf 12 jaar) riskeren een boete als kinderen niet naar school gaan en/of niet op een school staan ingeschreven. Jongeren kunnen ook een leerstraf of een taakstraf krijgen. Bij ‘luxeverzuim’ (extra vakantie onder schooltijd zonder toestemming) is de kans op een proces-verbaal extra groot16 15. Halt! Jongeren van 12 tot 18 jaar, die zijn aangehouden voor bijvoorbeeld vernieling, winkeldiefstal, overlast met vuurwerk of die veel spijbelen, kunnen de keus krijgen: naar de officier van justitie of naar Halt. In een Halt-afdoening kunnen jongeren rechtzetten wat zij fout hebben gedaan, zonder dat zij in aanraking komen met het Openbaar Ministerie. 14
Vanaf hier afgekort als RMC.
15
Het ministerie heeft vastgesteld dat je over een startkwalificatie beschikt wanneer je een MBO-diploma op minimaal niveau 2 of een Havo/VWO-diploma hebt behaald. 16
Bron: www.leerplicht.net
Ondersteuningsplan
Voor de criteria, inhoud en duur van de Halt-afdoening gelden landelijke, door het Openbaar Ministerie vastgestelde regels (zie o.a. Voorwaarden en Wet en registratie). 17 Voor een succesvolle Halt-afdoening is het nodig dat: de jongere en zijn/haar ouders instemmen met deelname; de jongere de gemaakte afspraken volledig nakomt; er geen sprake is van ernstige, achterliggende problematiek bij de jongere.
17
Bron: www.halt.nl
Ondersteuningsplan
BIJLAGEN Procedures en protocollen Voor allerlei zaken in de school zijn procedures en protocollen opgesteld. Deze worden in de bijlage onder uw aandacht gebracht. 16.1 Contactpersonen 16.2 Zorgleerlingen 16.3 Procedure zorgaanvraag 16.4 Protocol aanmelden ZAT 16.5 Protocol pesten 16.6 Protocol digitaal pesten 16.7 Protocol te laat komen 16.8 Protocol schoolverzuim AMS
Eventueel nog toevoegen: Bijlesprotocol Drugsprotocol Protocol langdurig zieken Protocol onmiddellijke verwijdering uit de les Protocol onmiddellijke verwijdering van de school Toelatingsbeleid Dossiervorming
Ondersteuningsplan
16.1 Contactpersonen: Functie
Naam
E-mailadres
Zorgcoördinator
Dhr. T. Haarsma
[email protected]
Counselors
Dhr. F. Visser
[email protected]
Mw. K.G. Landsmeer
[email protected]
Dhr. J. Siccama
[email protected]
Mw. M.I. Siccama
[email protected]
Dhr. A. van Dalfsen
[email protected]
Mw. E. ter Veen
[email protected]
Leerlingbegeleider LGF
Dhr. J. Haanstra
[email protected]
Vertrouwenspersonen
Mw. J. de Haan
[email protected]
Mw. H. Rienstra
[email protected]
Dhr. N. Stegenga
[email protected]
Dhr. H. Meijer
[email protected]
Dhr. Y. Weistra
[email protected]
Dhr. J. Muis
[email protected]
RT
Decanen
Teamleiders
Ondersteuningsplan
16.2 Zorgleerlingen?? Protocol Als de mentor een leerling wil inbrengen in het zorgoverleg dan moet dit altijd via een aanmeldingsformulier. (te vinden op de website) Het aanmeldingsformulier dient door de mentor te worden toegezonden aan de zorgcoördinator en de desbetreffende teamleider. Aanmeldingsformulieren worden alleen in behandeling genomen als ze volledig ingevuld zijn. (eventueel even overleggen met teamleider of zorgcoördinator) Het aanmeldingsformulier is niet alleen een formele bevestiging van een bestaande hulpvraag, maar het bevat tegelijkertijd de gegevens waarop het zorgteam haar advies baseert. Het spreekt voor zich dat de beeldvorming die nodig is voor een zorgvuldige analyse, sterk afhangt van de aard van de aangeleverde gegevens. Een zorgvuldig ingevuld formulier kan vertraging in de verwerking voorkomen. Indien binnen het zorgteam wordt geconstateerd, dat belangrijke informatie ontbreekt, zal de bespreking ervan worden uitgesteld, opdat de informatie alsnog beschikbaar komt. We hebben getracht het aanmeldingsformulier zoveel mogelijk voor te structureren. Soms is het echter verhelderend of illustratief om informatie toe te voegen. Ook kan het zijn dat men bepaalde gegevens niet kwijt kan in de voorgestructureerde tekst. In beide gevallen kan gebruik worden gemaakt van de lege tekstvakken. Ook onder het kopje “Aanvullende informatie” is daarvoor ruimte gecreëerd. Overigens is het natuurlijk ook mogelijk bijlagen toe te voegen. Het zorgteam werkt volgens een vastgestelde diagnostische procedure. Hierbij geeft de inbrenger aan welke behoefte hij heeft bij het inbrengen van de leerling. Inbrengen vindt plaats op basis van de op school gesignaleerde problematiek. Er vindt een neutrale beschrijving plaats van de signalen zonder interpretatie. Vervolgens wordt het probleem nader verkend. De verschillende deelnemers voegen zo mogelijk extra informatie en andere invalshoeken toe om naar het probleem te kijken. De bespreking in het zorgteam vindt plaats binnen een vertrouwelijk kader. Dat wil zeggen, dat de inhoud van de bespreking “binnenskamers” blijft. De uitkomst van de bespreking van een leerling daarentegen wordt besproken met de betreffende mentor. Ook worden de docenten die met de leerling werken hierover geïnformeerd. Ieder lid van het zorgteam is persoonlijk verantwoordelijk voor het op deugdelijke wijze opbergen van de gegevens, d.w.z. in een afgesloten kast. Voorts wordt er per besproken leerling een digitaal dossier (in Magister) opgebouwd op een afgeschermd gedeelte van de centrale server op de locatie. Hierin wordt steeds een stukje verslag toegevoegd, nadat een leerling is besproken. Op deze wijze ontstaat een helder beeld van het besprokene m.b.t. die ene leerling en van de gepleegde interventies. Alleen de leden van het zorgteam zijn geautoriseerd om in dit domein te kunnen kijken, op basis van hun persoonlijke toegangscode. De privacyaspecten rond het functioneren van het zorgteam zijn verwoord in het privacyprotocol
Ondersteuningsplan
16.3 Procedure zorgaanvraag. Leerling met sociaal emotionele en / of leerproblemen.
Gesprek tussen mentor en leerling en / of Gesprek tussen ouders en mentor.
Mentor doet een zorgmelding bij zorgcoördinator en teamleider
Leerling wordt besproken in het zorgoverleg.
Zorgcoördinator of teamleider bespreekt met de mentor de uitkomst van het zorgoverleg.
Mogelijke vervolgstappen kunnen zijn. Externe zorg; LGF
altijd in overleg met ouders Schoolinterne zorg
Johannes Haanstra RT
a. b. c. d. e.
Zorgoverleg
Counseling
RMC
Zorgadviesteam Zat GGD VNN LPA SMW Orthopedagoog
PCL / PCL+
Kinnik Jeugdzorg Centrum voor Jeugd en Gezin
*Jeugdhulp *AMK
Orthopedagoog
*Jeugdreclasserin g
Rebound
Ondersteuningsplan
Procedure aanmelding ZAT. Mentor doet een zorgmelding.
Zorgmelding wordt besproken in het zorgoverleg
Optie A a. terug naar de mentor. b. Counseling c. RT
Optie B. Besluit in het ZAT brengen. Teamleider verzorgt samen met de zorgcoördinator voor de info. (aanvulling)
Bespreking ZAT. f. g. h. i. j.
GGD Verslavingszorg LPA SMW Orthopedagoog.
PCL. REBOUND
Zorgcoördinator zorgt voor de handtekeningen op het aanmeldformulier.
PCL. + RMC
*Jeugdzorg
*LPA
*GGZ
*GGD
Ondersteuningsplan
Protocol Pesten “PESTEN OP AMS => HOE PAKKEN WE HET AAN?” Pesten komt op iedere school voor. Ook op AMS. Een definitie: pesten is een systematische, psychologische of fysieke handeling van geweld door een leerling of een groep leerlingen t.o.v. één of meer klasgenoten. Pesten heeft duidelijke kenmerken: Pesten gebeurt opzettelijk Pesten is bedoeld om schade toe te brengen (fysiek, materieel of mentaal) Bij pesten is er altijd sprake van ongelijke machtsverhoudingen (fysiek of verbaal sterkere personen kiezen minder weerbare personen als slachtoffer) Pesten gebeurt systematisch Pesten houdt niet vanzelf op, maar wordt eerder erger als er niet wordt ingegrepen Pesten is van alle tijden en komt in alle groepen en culturen voor
Pesten is niet hetzelfde als plagen. Bij plagen zijn de machtsverhoudingen gelijk. Nu eens is de ene het lijdend voorwerp en dan de andere. Pesten is structureel van karakter en vraagt daarom om echt beleid. Hoe wordt er gepest? Met woorden:
vernederen, belachelijk maken schelden dreigen met bijnamen aanspreken gemene briefjes, mailtjes, sms-jes schrijven
Lichamelijk:
trekken aan kleding, duwen en sjorren schoppen en slaan krabben en aan haren trekken wapens gebruiken
Achtervolgen:
opjagen en achterna lopen in de val laten lopen, klem zetten of rijden opsluiten
Ondersteuningsplan
Uitsluiting:
doodzwijgen en negeren uitsluiten van feestjes bij groepsopdrachten
Stelen en vernielen:
afpakken van kledingstukken, schooltas, schoolspullen kliederen op boeken banden lek prikken, fiets beschadigen
Afpersing:
dwingen om geld of spullen af te geven het afdwingen om iets voor de pestende leerling te doen.
Valkuilen bij aanpak pesters. Vaak wordt een pestsituatie aangepakt vanuit de wens het doelwit (zo hoort een gepeste leerling zich liever noemen dan “slachtoffer”) in bescherming te nemen, de pesters op hun foute gedrag te wijzen en hen vervolgens de welverdiende straf te geven. Hopelijk leert de pester daarvan en wordt zijn kwalijke gedrag onderdrukt, zo denken we. Er zijn echter enkele valkuilen aan te wijzen. Allereerst is het mogelijk dat de onderdrukking zo “goed” werkt, dat het pesten “ondergronds” gaat en zich sluwer en minder aanwijsbaar voortzet. Ook kan het zijn dat de pester de door hem als onrecht ervaren straf verhaalt op een ander doelwit. Voor de begeleider (mentor, counselor etc) bestaat bovendien het gevaar dat die gevangen raakt in de dramadriehoek, net als andere deelnemers in het proces: zij nemen wisselend de rollen van Redder, Aanklager en Slachtoffer op zich en komen uiteindelijk niet tot het door de oorspronkelijke Redder (mentor, counselor) gewenste doel. En deze blijft uiteindelijk vaak als Slachtoffer achter. Een ander uitgangspunt.. Uitgaan van het principe van de meerzijdige partijdigheid en uitgaan van de kracht van mensen (ook jonge) en daarmee een beroep doen op hun loyaliteit, biedt de mogelijkheid leerlingen aan te spreken op hun kwetsbaarheid, assertiviteit, zorgzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Vanuit die krachtige positie een pestprobleem aanpakken wordt mogelijk gemaakt door de No Blame-methode. De No Blame-methode. Deze methode bestaat uit 7 stappen: 1. Interview het doelwit. Wat gaat om in het hoofd en het hart van het doelwit, wat denkt hij en voelt hij? Inhoud en wijze van pesten zijn minder belangrijk. Het gaat er om dat het pesten ophoudt, niet om de pesters te straffen.
Ondersteuningsplan
Zij moeten gaan snappen hoe de gepeste zich voelt. Zo voorkom je angst voor verslechtering van de situatie en bereik je dat de gepeste zich veilig voelt. 2. Organiseer een gesprek met de betrokken leerlingen. Niet alleen pesters, maar ook een paar zgn. meelopers. Doel: de kracht van de groepsleden te gebruiken om de situatie te verbeteren. 3. Leg het probleem uit. Zonder de gepeste erbij, leg je je zorg over hem uit. Je bent op geen enkele manier beschuldigend. 4. Deel de verantwoordelijkheid. Zeg dat je niemand beschuldigt en ook niemand straft. Maak duidelijk dat je hun hulp nodig hebt om te zorgen dat een medeleerling zich weer happy gaat voelen. 5. Vraag de leerlingen suggesties te doen. De macht van de pester maakt plaats voor de macht van de groep. Iedere leerling noemt in de ikvorm hoe hij een bijdrage kan leveren. Wees blij met elke suggestie maar dwing geen beloftes af. 6. Laat het nu aan de groep over. Verantwoordelijkheid bij de groep laten, hen bedanken en je vertrouwen uitspreken. Over een week evalueer je met dezelfde leerlingen. Je brengt de gepeste leerling op de hoogte van het gesprek en evt. zijn ouders. 7. Spreek weer met alle betrokkenen, maar nu individueel. Wat is verbeterd? Hoe gaat het nu? Wat is ieders bijdrage geweest? Niet alles gelukt? Niet erg, zolang het pesten maar is gestopt. (8. Eventueel deze stap individueel herhalen).
Inbedding en preventie. Geen enkele pest-aanpak heeft (duurzaam) succes als die zomaar uit de lucht komt vallen. In de mentorles moet al aandacht zijn voor sociale veiligheid, waarden, normen en omgangsregels. Een dergelijke voedingsbodem is noodzaak om de NBM te kunnen laten slagen. Om zo’n preventieve schoolsituatie te creëren, zouden mentoren en docenten geschoold moeten worden in de aanpak van pesten en dit geregeld laten opfrissen.
Ondersteuningsplan
Grenzen. Zonder straffen pestproblemen oplossen zal onrechtvaardig lijken wanneer het doelwit werkelijk ernstige schade is toegebracht. In deze extreme gevallen schiet de No Blame-methode curatief tekort. Pestprotocol. Wie doet nu wat en wanneer bij het vóórkomen van pesten? Bij een acuut geval van pesten (bijvoorbeeld tijdens vrije momenten in de school) worden de volgende stappen genomen: Gepeste leerling doet melding van pestgeval bij dienstdoende surveillant. De surveillant heeft een gesprek met de leerling. De surveillant stelt zich op de hoogte van het digitale leerlingendossier. De surveillant schat in of er direct gehandeld moet worden of dat het ook kan wachten. In het laatste geval draagt hij de casus over aan de mentor of aan de verantwoordelijke teamleider. Hij doet verslag in Magister-logboek. Moet er direct gehandeld worden, dan probeert hij de teamleider direct in te schakelen. De teamleider praat met de gepeste en apart met de pester, evt. met hen samen. Hij hanteert de No Blame-methode. De teamleider neemt contact op met de ouders als hij dat nodig vindt. De teamleider koppelt terug naar de mentor en schrijft een verslag in het digitale leerlingdossier. Inclusief de afspraken die zijn gemaakt met de verschillende partijen
Bij melding aan de mentor over pesten of vermoeden van pesten neemt de mentor de volgende stappen:
De mentor heeft een gesprek met de pester en gepeste en hanteert daarbij de No Blamemethode. Verslag en afspraken in Magister-logboek. De mentor overlegt met de teamleider. De mentor of teamleider neemt contact op met de ouders, brengt hen op de hoogte van de situatie en vraagt ouders van pesters en gepeste zich daar actief mee te bemoeien. Niet beschuldigen, maar betrekken. Er worden afspraken gemaakt, maar er is nog geen straf aan de orde. Eventuele strafmaatregelen in een later stadium zijn de verantwoordelijkheid van de teamleider. Afspraken worden vastgelegd in Magister-logboek i.v.m. de dossiervorming.
Wanneer pestgedrag aanhoudt: De mentor/teamleider neemt contact op met ouders van de pester(s) en de gepeste. Er wordt door de mentor (met instemming van de gepeste) een gesprek met de klas gevoerd. De mentor maakt gebruik van Leefstijl en/of de pestkoffer. Samen met de klas worden afspraken gemaakt. De teamleider brengt als eindverantwoordelijke het voorval in het zorgteam.
Ondersteuningsplan
Afhankelijk van de situatie kan door het zorgteam maatschappelijk werk/psycholoog ingeschakeld worden. Er worden afspraken gemaakt, eventuele strafmaatregelen zijn de verantwoordelijkheid van de teamleider. Afspraken worden vastgelegd in Magister i.v.m. dossiervorming. Zowel gepeste leerling als de pester(s) kunnen worden aangemeld bij het zorgteam voor counseling / Sova-training etc. De mentor houdt de ouders op de hoogte van de ontwikkelingen.
Straffen: De pester(s) moet duidelijk worden gemaakt dat het vertoonde gedrag niet wordt toegestaan. Als dat kan worden bereikt met een duidelijk gesprek, dan verdient dat de voorkeur. Het zoeken van steun voor de gepeste bij klasgenoten verdient ook voorkeur boven strafmaatregelen. Strafmaatregelen hebben het nadeel dat ze de pester vaak aanzetten tot nog meer pesterijen. Buitensluiten van de pester gedurende vrije uren tijdens schooltijd is een optie om de leerling te beschermen. Uiterste maatregel is schorsen. Dit wordt via de officiële weg gedaan door de directie. De directeur doet melding bij de inspectie en de zorgcoördinator doet melding bij de leerplichtambtenaar. Ouders worden zowel telefonisch als schriftelijk op de hoogte gebracht van de schorsing. Aan een schorsing zit een contract vast. In dit contract laat de leerling zien dat hij van goede wil is. Een contract heeft een minimumperiode van 6 weken en een maximum van 12 weken. Preventieve maatregelen: De mentor stelt samen met de klas in het begin van het eerste schooljaar regels op die een veilige sfeer in de klas bevorderen. (zie Leefstijl). De afspraken zijn van belang, omdat je bij problemen daarop in een gesprek met de klas kunt terugvallen. In de derde week van september wordt ieder jaar de pestfolder uitgedeeld in klas 1. In die week is het thema in de hele school: de pestvrije school. De mentoren besteden dan tijdens de mentorles extra aandacht aan het onderwerp pesten. In klas 1 wordt ieder jaar een voorstelling (ckv) door een toneelgezelschap aangeboden (bijv. Walther P5, Tryater). Onderwerp van de voorstelling moet zijn: pesten en de gevolgen. En/of: we schakelen een dramadocent in om door middel van rollenspelen te werken aan sociale vaardigheden en weerbaarheid in de klas. Projectmatige benadering met halve klassen in 6 wekelijkse periodes. Docenten, mentoren en conciërges laten zich scholen in de No Blame-methode. Voor 1e en 2e klassen SOVA-training na de herfstvakantie.
Ondersteuningsplan
16.6 Digitaal pesten. Dit is een relatief jonge verschijningsvorm van pesten, die de laatste jaren helaas een grote vlucht heeft genomen. De effecten ervan kunnen erger zijn dan bij traditioneel pesten. Opnames die via de webcam worden gemaakt, worden vastgelegd door een ander. Deze opnames verdwijnen nooit meer. Over de hele wereld kan een foto op een site staan. Foto’s die eenmaal op internet staan zijn soms niet meer te verwijderen. Ook al vindt het pesten buiten de school plaats, de school heeft er veel last van. Het ruziën en pesten gaat op school door. Het schoolklimaat en de schoolresultaten van individuele leerlingen lijden eronder. De bedoeling van pestgedrag is altijd macht door intimidatie. Bij dit gedrag zien we bij een aantal betrokkenen een bepaalde rolverdeling optreden. Tips tegen digitaal pesten. Je wordt gepest via msn, ze zetten je onder druk om je wachtwoord te geven, opnames van jou via de webcam worden op internet gezet. Allemaal heel vervelende dingen die via de computer kunnen gebeuren. Hoe voorkom je dit zo veel mogelijk? Geef nooit je wachtwoord en inlognaam aan anderen. Zorg dat ze niet makkelijk te raden zijn. Dingen die je voor de webcam doet, kunnen later op internet gezet worden. Let daarom op met wat je doet voor de cam, ook als je denkt dat je vriend of vriendin dit nooit zal doen. Als je later ruzie krijgt, dan kan je vriend of vriendin de foto’s en/of opnames op internet zetten en kan de hele school het zien. Als je gepest wordt door mensen die je niet kent, vat het dan niet persoonlijk op. Via internet schelden mensen makkelijker dan in het echte leven. Praat of chat erover als je gepest wordt via je mobieltje. Je kunt ook een ander nummer nemen en geef je nieuwe nummer dan alleen aan je vrienden. Pas op met modellenbureaus die je benaderen via msn; ze vragen eerst om een foto van jou voor de cam, daarna van jou in lingerie, vervolgens een naaktfoto. Als je niet meer verder wilt, dan dreigen ze je foto voor iedereen zichtbaar op internet te zetten. Deze bureaus zijn nep. Zo proberen ze leuke jonge meisjes uit de kleren te krijgen achter de webcam. Als je onder druk wordt gezet om meer bloot te laten zien of meer te doen voor de webcam dan je wilt, stop dan meteen met deze contacten. Blokkeer de ander. Neem de dreigementen van de ander niet serieus: ”Ik weet waar je woont, ik ken je IP-adres, ik kan je altijd achterhalen als je niet meewerkt.“. Dat kan helemaal niet, alleen de politie kan je echte adres achterhalen bij de provider.
Ondersteuningsplan
En als het toch fout gaat? Reageer niet op hatemails of andere digitale pesterijen. Verwijder de e-mail zonder hem te openen. Als je niet reageert, gaan pesters op zoek naar iemand anders om te pesten. Ook als je in een chatroom vervelende opmerkingen krijgt, verlaat dan die chatroom. Als je iets vervelends ziet in je beeldscherm, klik het dan zo snel mogelijk weg. Als dit niet lukt toets dan Alt F4 in. Als dit ook niet helpt zet de monitor dan uit of typ Ctrl-Alt-Del om te stoppen. Blokkeer de afzender bij pest-emails of -smsjes. Bewaar de pestmail of sla de berichtjes op. Het zijn bewijzen die tegen de pester gebruikt kunnen worden. Aan het IP-adres van de mail kan afgeleid worden van welke computer de e-mail verzonden is. Een provider heeft vaak een helpdesk die klachten over nare e-mail, sms’jes, e.d. aanneemt. Je kan deze helpdesk bellen. In sommige gevallen kun je aangifte doen bij de politie. Pesten kan zo hardnekkig zijn dat het ‘stalken’ wordt genoemd. Dit is strafbaar. Ook als er een bewerkte foto of een blootfoto van jou op internet staat, kun je aangifte doen. Praat erover. Blijf er niet alleen mee zitten; zoek iemand met wie je erover kan praten. Met de hulplijn van Pestweb bellen kan natuurlijk ook. Als er een filmpje van jou of van een ander op internet staat waarin gepest wordt of geweld wordt gebruikt, kun je dat melden bij de moderator. Bij YouTube doe je dat zo: YouTube tolereert geen video's met bloot erin, expliciet geweld of haat. Mocht je toevallig zo'n video te zien krijgen, klik dan op de link van de video om de video aan te geven als ongepast en verstuur het formulier op de volgende pagina, waarin je melding kunt maken van de betreffende video op YouTube. Daarvoor moet je wel ingelogd zijn als user. Je kunt ook een mailtje sturen naar de provider waarin je melding maakt van het pesten of geweld. Dat stuur je dan naar abuse@ en dan de naam van de provider. Bijvoorbeeld
[email protected]. Is er een haatprofiel (bijvoorbeeld op Hyves) van je aangemaakt? Meld dit dan zo snel mogelijk bij de provider. Zij verwijderen dit dan direct. Bij Hyves kan het door het te melden op deze pagina: http://www.hyves.nl/help/contact/ Op de volgende websites kun je meer informatie vinden: www.surfsafe.nl www.iksurfveilig.nl www.dekinderconsument.nl www.internetsoa.nl www.digibewust.nl/wachtwoordencampagne
Ondersteuningsplan
Digitaal pesten – wat is strafbaar? Stalking (wet belaging). Belaging of stalking is in Nederland bij wet verboden. Dit is het stelselmatig lastigvallen van een persoon door die persoon te achtervolgen, steeds op hinderlijke wijze contact op te nemen en soms ook te bedreigen, met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Artikel 285b. Bijvoorbeeld iemand die een jongere steeds lastig valt door het sturen van sms’jes of e-mail. Mogelijke straf: geldboete of gevangenisstraf. Blootfoto’s (wet kinderporno). Het op internet zetten van blootfoto’s van minderjarige jongeren valt onder de wet op de kinderporno. Het maken en het verspreiden is strafbaar. Ook de personen die ze doorsturen zijn dus strafbaar. Artikel 240b. Hacken (wet computercriminaliteit 1993). Hacken is niets meer of minder dan inbreken op de computer van een ander. Vervolgens kan de inbreker allerlei instellingen aanpassen of gegevens stelen. Hacken is een strafbaar feit. Homepage opleuken met materiaal van anderen (auteursrecht). Jongeren maken graag een eigen webpagina. Het is daarbij eerder regel dan uitzondering dat er teksten en plaatjes gebruikt worden die elders op het internet zijn gevonden. Het is zó gemakkelijk, en het is zó gebruikelijk, dat het niet in je opkomt dat het niet zou mogen. En toch mag het niet. Plaatsen van foto’s van elkaar (portretrecht). Als je mensen fotografeert, dan heb jij als fotograaf daarop auteursrecht. Maar: met die foto's mag je niet zomaar alles doen wat je wilt! De personen op jouw foto's hebben ook rechten. Er zijn 2 mogelijkheden: 1. Je maakt de foto's van mensen in (hun) opdracht; de mensen hebben 'portretrecht'. Dat betekent dat je niet zonder hun toestemming de foto's openbaar mag maken. Je mag ze dus bijvoorbeeld niet afdrukken in de schoolkrant of ze op internet zetten. 2. Je maakt ze zomaar. Ook nu is publiceren riskant! De mensen kunnen 'een redelijk belang' hebben om zich tegen publicatie te verzetten. Privacy of goede smaak bijvoorbeeld. Happy slapping Happy slapping is het uitlokken of veroorzaken van geweld, deze acties opnemen en ze vervolgens op internet zetten.
Ondersteuningsplan
Digitaal pesten en gerechtelijke uitspraken 2005: Happy slapping. Engeland. Een meisje krijgt acht jaar voor mishandeling. 2006: Happy slapping: Een van de daders heeft twee maanden gevangenisstraf gekregen en de anderen enkele weken. Ook hebben ze taakstraffen gekregen, variërend van veertig uur voorwaardelijk tot zestig uur. 2006: Happy slapping: het insluiten van een huilende jongen. De school heeft de daders geschorst. 2006: School in Maarssen : vechtpartij meisjes: verwijderd van school: de filmer en de vechtende meisjes. 2005: voyeurisme via webcam die stiekem in een studentenhuis is aangebracht. Mogelijke straf zes maanden (middels een list of kunstgreep in bezit komen van afbeeldingen) plus zes maanden voor het in bezit hebben van dergelijke beelden. Indien ze verspreid zijn, dan komt daar nog eens zes maanden boven op. 2006: school in Epe: maker van site met foto’s van onthoofde docenten: schorsing 2006: blootfoto’s op internet plaatsen: taakstraffen van 140 uur voor jongens, ook voor de verspreiders. 2007: drie leerlingen worden geschorst omdat ze opnames van een leerkracht op Youtube hadden gezet. Terwijl de lerares lesgaf, ontsnapten leerlingen uit de les. 2008: versturen van haatmail naar een volksvertegenwoordiger: veroordeling tot een taakstraf van 160 uur Is pesten strafbaar? Pesten in het algemeen is niet strafbaar, wel een aantal uitingsvormen van pesten: -
Bedreigen: bijv. “Als jij niet doet wat ik vraag, dan slaan wij je in elkaar" (artikel 284, 285 wetboek van strafrecht).
-
Als degene die bedreigt ook nog vrienden vraagt om te helpen, dan is er sprake van openlijk geweld in vereniging (artikel 141 wetboek van strafrecht).
-
Smaad, laster en belediging (“Je bent een smerige hoer”).
-
Discriminatie (“je bent een vuile nikker”)
-
Spullen kapot maken, vernieling, beschadiging
Ondersteuningsplan
Het leerlingstatuut. Het opnemen van een aantal regels over het maken van opnames met mobieltjes stelt de school in staat om dit gedrag te sanctioneren. Bijvoorbeeld: Het is niet toegestaan dat leerlingen met mobieltjes opnames maken van elkaar en van docenten. Ook foto’s van medeleerlingen mogen niet op internet gezet worden, alleen met toestemming van de betreffende persoon. Het doen van aangifte en melding Aangifte Bij strafbare feiten kan er aangifte worden gedaan. Voor strafrechtelijke vervolging is er bewijs nodig. Om van het digitaal pesten bewijzen te verzamelen, zijn bijvoorbeeld chat-logs te gebruiken. Ook een schermafdruk van een webpagina kan bewijs zijn. Bij minderjarige kinderen doen de ouders aangifte. Melding Als er geen aangifte gedaan kan worden, kan er ook een melding gedaan worden. De politie is dan toch op de hoogte van de feiten. De politie kan op deze wijze feiten verzamelen over een pester.
Ondersteuningsplan
Protocol te laat komen Te laat komen? Dat doe je niet! Loop je stage, heb je een baantje, dan laat je het wel uit je hoofd om te laat te komen. Maar op school …..? Nee, ook op school is het normaal dat je altijd op tijd bent: aan het begin van de dag, bij leswisselingen, na een pauze.
De regel is nu: "Ben je 3x te laat, dan krijg je straf". Deze regel is te soepel, want er komen nog steeds veel leerlingen te laat.
Vanaf nu geldt de regel: Ben je te laat, dan meld je je de volgende dag meteen om half 8 op school, ongeacht hoe laat je die dag begint. Leerlingen buiten Franeker komen dezelfde dag na afloop van de lessen een lesuur terug.
Waar?
Tot half 4 in de mediatheek Na half 4 in lokaal 13
Wat?
Huiswerk maken!
Mocht dit niet helpen dan krijg je van de teamleider te horen dat je je een week lang iedere dag om half 8 moet melden, ongeacht hoe laat je begint.
We gaan ervan uit dat je deze maatregelen niet leuk vindt. Dat hoeft ook niet, maar wij vinden het normaal dat je op tijd in de les bent. Dus, gaat 's ochtends de eerste bel, dan ga je naar binnen en loop je naar je lokaal; op die manier ben je altijd op tijd in de les.
Te laat door overmacht? Dit is ter bepaling door de teamleider. Je meldt je eerst te laat, gaat naar de les en je kunt eventueel later die dag naar je teamleider gaan als je vindt dat je buiten je schuld te laat bent.
Ondersteuningsplan
Protocol schoolverzuim Te laat komen/Ongeoorloofde absentie Wat Leerling is 4 keer te laat of ongeoorloofd absent geweest.
Wie Mentor (krijgt een seintje van wja of wje); wanneer het een lwoo-leerling betreft, krijgt ook de lwoo-coöordinator (kmo of rhe) een seintje
Hoe Legt de consequenties uit aan de leerling. Neemt telefonisch contact op met de ouders.
Leerling is 7 keer te laat of ongeoorloofd absent geweest.
Zorgcoördinator en teamleider
sturen een waarschuwingsbrief naar de ouders.
Leerling is 10 keer te laat of ongeoorloofd absent geweest.
Teamleider, zorgcoördinator en leerplichtambtenaar
Teamleider geeft namen door aan de zorgcoördinator en die nodigt in samenspraak met de LPA de leerling uit voor het spreekuur. Uitnodiging is schriftelijk, zodat ook de ouders op de hoogte zijn. Leerling krijgt officiële waarschuwing van LPA.
Leerling is 15 keer te laat of ongeoorloofd absent geweest.
Zorgcoördinator en leerplichtambtenaar
Leerling en ouders worden op school/ gemeentehuis uitgenodigd. Eventueel proeftijd.
Leerling komt ook na het gesprek met de LPA nog te laat of is ongeoorloofd afwezig. Vaker dan 15 x dus.
Leerplichtambtenaar en eventueel zorgcoördinator
Leerplichtambtenaar nodigt ouders en leerling op het gemeentehuis voor straf. Haltstraf of PV.
Ondersteuningsplan
Stappenplan Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld in het VO. Stap 1: Signaleren en noteren Docent, mentor, conciërge of andere medewerker vermoedt kindermishandeling of huiselijk geweld. Leg concreet waarneembaar gedrag en/of een signaal schriftelijk/digitaal vast. Terugkoppeling van bevestigde signalen
Stap 2: Collegiale consultatie Medewerker overlegt met zorgcoördinator en/of leidinggevende. Raadpleeg zo interne deskundigen en vraag advies aan het AMK of het ASHG.
ja
Signalen niet herkend. Blijf de leerling observeren.
nee
Bevestiging?
ja Stap 3: Gesprek met leerling en ouders Zorgcoördinator event. met mentor, gaat in gesprek om de zorgen te delen en te checken waar gedrag/signalen vandaan komen.
Bevestiging?
ja
nee
ja Stap 4: Wegen aard en ernst 2 Zorgcoördinator weegt met zorgteam en / of SVp , op basis van de signalen, het advies en het gesprek, het risico op kindermishandeling/huiselijk geweld. Dit geldt ook voor de aard en ernst ervan.
Terugkoppeling naar leerling (ouders) en signaleerder
Stap 5: Beslissen School organiseert zelf hulp of melding bij AMK/ASHG.
Terugkoppeling naar leerling (ouders) en signaleerder
Melding AMK/ASGH
Hulpverlening via school en partners
Bij geen effect: alsnog melding