Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel. nl
PROVINCIALE STATEN Provinciale Staten van Overijss ^ A N OVERIJSSEL Reg.nr. P 5 / £ o i U / f' S^f Dat. ontv.:
KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121 Inlichtingen bij
1 9 DEC 2014
dhr. H J . Schutte telefoon 038 499 76 56
[email protected]
Routing
Onderwerp: Beleidsplan vergunningverlening, toezicnt en nananaving ^ u i 4 - 2016
Datum
16.12.2014 Kenmerk
2014/0330003
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie [ ] anders, en wel:
Pagina
1
Bijlagen I. Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2014-2016 (te raadplegen via www.Overijssel.nl/sis ) Met deze brief informeren wij u over het geactualiseerde Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2014-2016 1 De wetgever heeft qua vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) verschillende taken toebedeeld aan Gedeputeerde Staten. Het gaat hierbij om vergunningverlening, toezicht en handhaving voor het grijze, groene en blauwe domein. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het daarop gebaseerde Besluit omgevingsrecht (Bor) is de provincie verplicht om periodiek in één of meer documenten haar handhavingsbeleid vast te stellen. Met ingang van 2014 heeft Gedeputeerde Staten besloten om een apart (meerjaren) beleidsplan vast te stellen en een jaarlijks uitvoeringsprogramma VTH. Het Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2014-2016 verwoordt het bestaande VTH-beleid op basis van het Coalitieakkoord 2011-2015, de Omgevingsvisie en -verordening en verschillende onderliggende beleidsdocumenten. Het gaat hierbij om VTH-taken van de blauwe, grijze en groene wet- en regelgeving waarvoor de provincie bevoegd gezag is. Op 17 december 2013 (kenmerk 2013/0413968) heeft GS voor de eerste keer het beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving vastgesteld. Hierin was de risicoanalyse van 2003 verwerkt. In 2014 is de wettelijk verplichte risicoanalyse opnieuw uitgevoerd. De gewijzigde risicoanalyse is opgenomen in het beleidsplan, dit heeft tezamen met een aantal andere aanpassingen geleid tot actualisatie van het beleidsplan. De actualisatie leidt niet tot wijzigingen in het VTH-beleid. Actualisatie beleidsplan: Het beleidsplan is op de navolgende punten geactualiseerd ten opzichte van het in 2013 vastgestelde beleidsplan: 1
. Op basis van artikel 7.2 lid 6 van het Besluit Omgevingsrecht maakt Gedeputeerde Staten het handhavingsbeleid bekend aan Provinciale Staten
Datum verzending
1 8 DEC, 2014
provincie
verijssel
Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2014 - 2016 en jaarprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving 2015
Gewijzigde risicoanalyse is verwerkt in het beleidsplan; Alle bestaande toezichtsessenties per wet zijn opgenomen; Aangepaste provinciale regelgeving op het gebied van Flora en Faunawet is verwerkt; Verwachte ontwikkelingen voor de periode 2015 en 2016 zijn opgenomen; Door de overgang van bedrijven naar de gemeenten per 1 januari 2014 zijn een deel van de teksten niet meer van toepassing (o.a. verklaring van geen bezwaar is komen te vervallen voor onderdeel milieu). Deze teksten zijn verwijderd; Tekstuele wijzigingen die geen beleidsmatige gevolgen hebben, maar leiden tot beter leesbare teksten. Alle bovengenoemde wijzigingen hebben geen effecten gehad op de beleidsvoornemens. Er zijn derhalve geen beleidsmatige wijzigingen met deze actualisatie van het beleidsplan VTH. Gedeputeerde Staten
Datum
16.12.2014 Kenmerk
2014/0330003 Pagina
2
erijssel,
Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2014-2016
Definitieve versie 16 december 2014
1
Colofon
Datum
16 december 2014 Auteurs
P. Scholte Albers HJ. Schutte Oplage
Project/kenmerk
Inlichtingen bij
H.J. Schutte Versie: 2.1
Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 www.overijssel.nl
[email protected]
Voorwoord Voor u ligt een geactualiseerde versie van het integrale beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2014-2016. Dit plan beschrijft de kaders voor vergunningverlening, het toezicht en handhaving, waarvoor GS van de provincie Overijssel het bevoegd gezag is. Directe aanleiding voor actualisatie van dit plan is de herziene risicoanalyse VTH, welke we recent hebben uitgevoerd. Deze risicoanalyse is verwerkt in het beleidsplan en als bijlage bijgevoegd. Daarnaast is de tekst geactualiseerd en zijn enkele kleine onmissies in de tekst herstelt. Deze wijzigingen heben geen beleidsmatige gevolgen. In 2015 wordt naar verwachting een aantal wetten en regelingen van kracht of gewijzigd: Wet Vergunningverlening, toezicht en handhaving (wet VTH) de nieuwe Wet Natuurbescherming en de Programmatische aanpak Stikstof Wet Hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (WHVBZ) Verwacht wordt dat er taken van het rijk naar de provincie overgaan. De aanpassing van de WHBVZ leidt er toe dat er meer inrichtingen onder de bevoegdheid van de provincie komen te vallen. De wijzigingen in de regelgeving kunnen gevolgen hebben voor het beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving. De daadwerkelijke ingangsdatum van deze wijzigingen is momenteel nog onduidelijk. Zodra er voldoende duidelijkheid is over deze wijzigingen wordt bezien of aanpassing van het beleidsplan noodzakelijk is. In het onderliggende beleidsplan zijn de mogelijke gevolgen van de voorgenomen wetswijzigingen niet opgenomen. Voor de vergunningverlening ligt de prioriteit bij het goed en tijdig vergunnen en het kwalitatief goed en tijdig adviseren (Verklaring Van Geen Bedenkingen) van gemeenten bij het verlenen van vergunningen. Bij de uitvoering van de toezichtstaken is gekozen voor het uitvoeren van het toezicht op een risicogeoriënteerde wijze. Dit betekent dat activiteiten die risicovol of maatschappelijk belangrijk zijn, prioriteit krijgen. De prioritering bepaalt uiteindelijk de verdeling van de inzet van de beschikbare mensuren. Het programma geeft aan welke keuzes zijn gemaakt en welke resultaten verwacht kunnen worden. Naleving gericht werken (bijvoorbeeld duidelijke voorlichting tijdens de vergunningprocedure over de gevolgen van de voorschriften) vinden we belangrijk. Daarbij zoeken we ook heel bewust naar alternatieve mogelijkheden om naleving te bereiken met efficientere inzet van toezichthouders en middelen. Het beleidsplan voldoet aan de eisen zoals die worden gesteld in het Besluit omgevingsrecht (BOR). Gedeputeerde Staten van Overijssel
3
Inhoudsopgave Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2014-2016
1 1.1 1.2
Inleiding Aanleiding en doel Leeswijzer
4 4 5
2 2.1 2.2 2.3
6 6 6
2.4 2.5 2.6
Visie, doel, beleidsuitgangspunten en kritische prestatie-indicatoren Inleiding Omgevingsvisie en omgevingsverordening Overijssel Visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving vanuit de Kracht van Overijssel 2011-2015 Kritische prestatie-indicatoren kerntakenbegroting 2014 Uitwerking beleidsdoelen Beleidscyclus
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Vergunningverlening, toezicht en handhaving Inleiding Organisatie vergunningverlening, toezicht en handhaving Risicogericht werken Nalevings- en handhavingsstrategie Klachten
4
Kerntaak duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, waaronder waterbeheer Uitvoering Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz) Beleidsuitgangspunten Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving Grondwaterbescherming Beleidsuitgangspunten Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving Grondwateronttrekkingen Beleidsuitgangspunten Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving Uitvoering Bodemsanering door derden Beleidsuitgangspunten Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1 4.4.2
5 5.1
7 7 8 8
10 10 10 11 14 15
16 16 16 18 18 18 19 20 20 21 21 21 22
23
5.1.1 5.1.2 5.2 5.2.1 5.2.1 5.3 5.3.1 5.3.1
Kerntaak milieu en energie Uitvoering Vergunningverlening Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet milieubeheer (Wm) Beleidsuitgangspunten Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving Uitvoering Ontgrondingen Beleidsuitgangspunten Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving Uitvoering Wet luchtvaart Beleidsuitgangspunten Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
6
Kerntaak inrichting landelijk gebied
29
23 23 24 26 26 27 27 27 28
1
6.1 6.1.1 6.1.2 6.2 6.2.1 6.2.2 6.3 6.4 6.4.1 6.4.2 6.5
Boswet Beleidsuitgangspunten Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving Flora- en faunawet Beleidsuitgangspunten Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving Natuurschoonwet Natuurbeschermingswet Beleidsuitgangspunten Prioriteiten vergunningverlening en handhaving Uitvoering Repressieve handhaving
29 29 30 30 30 31 31 32 32 33 34
7 7.1
Monitoring en evaluatie Monitoring en evaluatie
35 35
8 8.1
Ontwikkelingen en projecten in 2014 - 2016 Organisatiebrede projecten
37 37
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
Opdrachtgeverschap Regionale Uitvoeringsdiensten Algemeen Wat verwacht de provincie van de netwerk RUD’s Opdrachtgevers- opdrachtnemersrol Planning RUD’s Samenwerking met de Omgevingsdienst Regio Nijmegen
38 38 38 38 39 39
Bijlage 1
Risicoanalyses Vergunningverlening Toezicht en Handhaving 2014
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Inleiding en aanleiding Risicoanalyses in de handhavingscyclus Leeswijzer
45 45 46 46
2 2.1
Aanpak / methodiek Systematiek risicoanalyses
47 47
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8 3.3.9 3.3.10 3.3.11
Resultaten risicoanalyse Toelichting op de resultaten Totaaloverzicht beleidsvelden Risico’s per beleidsveld Bodemsanering door de provincie Bodemsanering door derden Flora- en Faunawet Natuurbeschermingswet Boswet Grondwaterbescherming Grondwateronttrekkingen Ontgrondingen Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemaangelegenheden Wet luchtvaart IPPC-bedrijven (bedrijven met installaties voor industriële activiteiten volgens bijlage 1 van de richtlijn Industriële emissies) en BRZO-bedrijven (Besluit Risico's Zware Ongevallen '99 voor bedrijven die op grote schaal werken met gevaarlijke stoffen) Vuurwerkopslagen Vuurwerkevenementen
49 49 49 54 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63
3.3.12 3.3.13
64 65 66
Bijlage: Toelichting op gebruik begrippen kans en effect
67
3
1
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de aanleiding en het doel van het Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2014-2016. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de context en is er een leeswijzer opgenomen.
1.1
Aanleiding en doel De wetgever heeft qua vergunningverlening, toezicht en handhaving verschillende taken toebedeeld aan Gedeputeerde Staten. Binnen het College van Gedupeerde Staten zijn de verantwoordelijkheden voor deze taken gesplitst; zo zijn er verschillende portefeuillehouders verantwoordelijk voor vergunningverlening en is er een aparte portefeuillehouder verantwoordelijk voor toezicht en handhaving. Om deze toezichtstaken goed te kunnen uitvoeren, werkt ons college met een risicogeoriënteerde benadering op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden over de inzet van schaarse middelen (tijd en geld). Dit plan heeft als fundament de wettelijke kwaliteitscriteria zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor). De set aanvullende kwaliteitscriteria VTH1 die na inwerkingtreding van de nieuwe VTH wet (verwachting medio 2015) verplicht worden zijn nog niet meegenomen in onderliggend plan. Deze worden in 2015 verder geïmplementeerd. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het daarop gebaseerde Besluit omgevingsrecht (Bor) is de provincie verplicht om periodiek in één of meer documenten haar handhavingsbeleid vast te stellen. Tot en met 2013 werkte de provincie Overijssel om pragmatische redenen met een jaarlijks uitvoeringsprogramma waarin naast de concrete programmering, ook op hoofdlijnen enkele beleidsonderdelen waren opgenomen. Met de komst van het beleidsplan VTH 2014-2016 zijn beleid en uitvoering uit elkaar gehaald. Onderliggend beleidsplan kan jaarlijks, bij relevante beleidswijzigingen, aangepast worden. Daarnaast wordt jaarlijks een uitvoeringsprogramma opgesteld. Sinds de oprichting van de twee netwerk RUD’s in Overijssel is er voor de provincie Overijssel een nieuwe situatie ontstaan. Naast de continuerende rol van taken die niet aan de RUD zijn overgedragen is de provincie Overijssel tevens opdrachtgever (en opdrachtnemer) voor provinciale vergunningverlenings- en handhavingstaken die bij de RUD’s zijn ondergebracht (en door de RUD’s worden belegd bij provinciale medewerkers). Ook bij het overdragen van taken blijft de provincie Overijssel bestuurlijk verantwoordelijk voor het stellen van kaders en het formuleren van beleid voor de inzet van vergunningverlening- en handhavingsinstrumenten. Onderliggend beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving legt de beleidsinhoudelijke basis vast voor de opdrachtgeverrol richting de RUD’s Voor de taken die door de RUD’s worden uitgevoerd stelt de RUD zelf ook een uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving op. De totstandkoming van dit beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving vindt plaats in een zeer dynamische omgeving met mogelijke tussentijdse veranderingen van het werk qua inhoud,
1
Het betreft de landelijke kwaliteitseisen die ook ingaan op inhoud, opleiding en kritische massa. Volgens het wetsvoorstel VTH moeten gemeenten en provincies daar na inwerkingtreden van de wet aan voldoen.
organisatie en financiering. Dit beleidsplan heeft als basis de beleidscyclus vergunningverlening, toezicht en handhaving en voldoet aan de procedurele eisen vanuit het Besluit omgevingsrecht als aan de doelstellingen uit de Kracht van Overijssel 2011-2015.
1.2
Leeswijzer Dit beleidsplan begint in hoofdstuk 2 met een visie en de beleidsuitgangspunten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving, een beschrijving van de organisatie en de doelstellingen van vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de provincie Overijssel. In hoofdstuk 3 wordt de lijn van het Hoofdlijnenakkoord 'De kracht van Overijssel' ( Inspireren, innoveren en investeren) en de Omgevingsvisie Overijssel gevolgd. Vervolgens komen de producten ten behoeve van de kerntaken: 'duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, waaronder waterbeheer' (hoofdstuk 4), 'milieu en energie' (hoofdstuk 5) en 'inrichting landelijk gebied'(hoofdstuk 6) aan bod. Tenslotte volgt in hoofdstuk 7 een overzicht van de aan vergunningverlening en handhaving gerelateerde projecten in 2014. In hoofdstuk 8 is een nadere uitwerking gegeven van ons opdrachtgeverschap naar de Regionale Uitvoeringsdiensten.
5
2
Visie, doel, beleidsuitgangspunten en kritische prestatie-indicatoren
2.1
Inleiding Inherent aan het onderliggende beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving is het beschikken over een visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving. In dit hoofdstuk staat welke visie de provincie heeft op dit punt en welke doelen de provincie zichzelf stelt. Vertrekpunt hierbij zijn de wet, de Omgevingsvisie Overijssel en de uitgangspunten van het coalitieakkoord, de Kracht van Overijssel 2011-2015. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is aangegeven dat GS een handhavingsbeleid dient vast te stellen. Onderhavig beleidsplan voorziet hierin. Besluit omgevingsrecht, Art. 7.2 lid 1 Het bestuursorgaan stelt het handhavingsbeleid vast in één of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Het bestuursorgaan beziet regelmatig, maar in elk geval naar aanleiding van de evaluatie, of dit beleid moet worden aangepast en past het zonodig aan. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat dit beleid en het handhavingsbeleid van de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd.
De provinciale vergunningverlenings- en handhavingstaken bestaan grotendeels uit het uitvoeren van landelijke wet- en regelgeving. De provinciale beleidsvrijheid is veelal beperkt tot uitvoeringsbeleid op het gebied van handhaving, toezicht en vergunningverlening en wordt ingeperkt door procedurele kwaliteitseisen uit het Bor en verplichte organisatiestructuren in de RUD’s. Daarnaast moeten vergunningen en handhavingsbeschikkingen daarbij worden opgeleverd binnen de wettelijke termijnen. De besluitvorming over het jaarprogramma vergunningverlening en handhaving is voor GS het belangrijkste moment van concrete sturing op inzet en werkzaamheden van de taken op het gebied van vergunningverlening en handhaving.
2.2
Omgevingsvisie en omgevingsverordening Overijssel In de Omgevingsvisie Overijssel is het volgende opgenomen over vergunningverlening en handhaving: De Groene omgeving is van groot belang voor het welzijn van mens, plant en dier. Wij bevorderen een veilig en gezond leefmilieu voor mens en dier door het buitengebied zoveel mogelijk te vrijwaren van veiligheidsrisico’s en belasting van het milieu. Wij volgen hierbij op hoofdlijnen het generieke beleid. Indien er duidelijk sprake is van meerwaarde zetten we gebiedsgerichte maatregelen in, ook om knelpunten op te lossen. De aanpak van milieubelasting gebeurt via vergunningverlening en -handhaving. De aandacht ligt daarbij vooral op de geur- en de fijnstofbelasting door intensieve veehouderijen.
2.3
Visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving vanuit de Kracht van Overijssel 2011-2015 In het coalitieakkoord de Kracht van Overijssel 2011-2015 zijn onderstaande uitgangspunten over vergunningverlening en handhaving opgenomen. Met een gerichte handhaving, goede vergunningverlening en het slim uitvoeren van interbestuurlijk toezicht borgen we een gezonde en veilige woon- en werkomgeving, stimuleren we partijen hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en dringen we tegelijkertijd de toezichtlasten voor bedrijven en overheden terug. Voor het stimuleren van de regionale economie staat ondernemerschap voorop: het zijn bedrijven, ondernemers en instellingen die banen creëren. De overheid kan en moet de juiste randvoorwaarden scheppen voor dit ondernemersklimaat. De provincie Overijssel zet hierbij in op vier speerpunten: (1) Minder en/of eenvoudiger regels, snelle vergunningverlening, zo min mogelijk handhavingslast door goed gedrag te belonen. (2) Concurrerend vestigings- en ondernemingsklimaat. (3) Wervend bedrijvenbeleid. (4) Afstemming onderwijs en arbeidsmarkt.
2.4
Kritische prestatie-indicatoren kerntakenbegroting 2014 Om te bepalen of de provincie goed op koers ligt worden voor alle beleidsdoelen kritische prestatie indicatoren (KPI’s) vastgesteld. Een indicator is bijvoorbeeld het percentage vergunningen dat binnen de wettelijke termijnen wordt afgehandeld. Ons streven is dat overheden, bedrijven en burgers in 2016 tevreden zijn over het gemak, de snelheid en de transparantie ten aanzien van de vergunningverlening en handhaving door de provincie. In de kerntakenbegroting 2014 zijn de door GS vastgestelde beleidsdoelen geconcretiseerd. Hiertoe zijn per beleidsdoel concrete prestaties benoemd. De beleidsdoelen en prestaties die van toepassing zijn op vergunningverlening en handhaving staan onderstaand weergegeven. In de halfjaarlijkse monitor worden deze KPI’s gemeten. Kerntaak 1; Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, waaronder waterbeheer Beleidsdoel 1.7; schoon, voldoende en gezond water voor mens dier en plant. Voldoende, schoon drinkwater voor nu en de toekomst is waarvoor wij samen met gebiedspartners in het stroomgebied Rijn-Oost werken aan het op orde krijgen van het watersysteem binnen de huidige gebruik- en ruimtelijke functies. De provincie is kadersteller en gebiedsregisseur voor waterveiligheid, grondwater-, drinkwater- en oppervlaktewaterkwaliteit. De ecologische en grondwaterdoelen van de Europese Kaderrichtlijn Water zijn daarbij leidend. Afstemming met andere beleidsdoelen (Programmatische Aanpak Stikstof en Natura 2000) is belangrijk. Indicator Norm 2014 1.7.c Percentage aanvragen in het kader van de Waterwet dat binnen de 100% wettelijke termijn wordt afgehandeld 1.7.d Percentage ontheffingsaanvragen voor activiteiten in 100% grondwaterbeschermingsgebieden dat binnen de wettelijke termijn wordt afgehandeld 1.7.e Percentage van de beoordeelde essenties bij risicoactiviteiten >81 % grondwaterbeschermingsgebieden dat wordt nageleefd. 1.7.f Percentage vergunningen in het kader van de Waterwet dat jaarlijks 20% wordt beoordeeld op actualiteit 1.7.k Percentage ontheffingsaanvragen voor zweminrichtingen dat binnen 100% de wettelijke termijn wordt afgehandeld 1.7.l Percentage van de beoordeelde essenties bij zwembaden en >80% zwemplassen dat wordt nageleefd
7
Kerntaak 2; Milieu en Energie Beleidsdoel 2.4; Naleving van wet- en regelgeving voor de omgeving bevorderen Vergunningverlening, toezicht en handhaving worden zó uitgevoerd dat de naleving van wet- en regelgeving wordt bevorderd. Duidelijke en uitvoerbare voorschriften in vergunningen moet leiden tot een goede naleving. Goede communicatie, helder toezicht en waar nodig streng optreden leiden dan tot een veilige en gezonde leefomgeving. Indicator Norm 2014 2.4.a Percentage vergunningen van risicobedrijven dat jaarlijks wordt 100% beoordeeld op actualiteit 2.4.b Percentage vergunningen van overige inrichtingen dat jaarlijkse wordt 20% beoordeeld op actualiteit 2.4.c Percentage van het aantal beschikkingen dat binnen de wettelijke 100% termijn is afgegeven 2.4.d Percentage beroepszaken waarbij het beroep ongegrond word verklaard 90% door de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 2.4.e Percentage van beoordeelde toezichtessenties dat in toezichtplannen is 100% vastgelegd 2.4.f Percentage van beoordeelde essenties dat wordt nageleefd 90%
Kerntaak 3; Landelijk gebied Beleidsdoel 3.5; Bescherming van natuurwaarden en landschapswaarden Indicator 3.5.c Percentage beschikkingen voor de Natuurbeschermingswet en de Floraen faunawet dat binnen de wettelijke termijn wordt afgegeven 3.5.d Percentage beroepszaken ingevolge de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet waarbij het beroep ongegrond wordt verklaard door de Raad van State.
2.5
Norm 2014 100% 90%
Uitwerking beleidsdoelen Op basis van bovengenoemde visie, beleidsdoelen en uitgangspunten uit de Omgevingsvisie, het coalitieakkoord en recente beleidsmatige en wettelijke ontwikkelingen wordt in hoofdstuk 4, 5 en 6 aangegeven welke beleidsdoelen en beleidsprioriteiten voor 2014-2016 gelden voor de verschillende wettelijke taken. Voor het opstellen van het jaarprogramma 2015 worden naast deze beleidsprioriteiten ook de ervaringen van naleefgedrag meegenomen.
2.6
Beleidscyclus Met de komst van de Wabo is het transparant formuleren en uitvoeren van handhavings- en vergunningenbeleid een belangrijke opgave geworden. Het opzetten en uitvoeren van respectievelijk handhavingsbeleid en het jaarlijks handhavingsuitvoeringsprogramma gebeurt aan de hand van een aantal stappen. De stappenstructuur wordt de 'dubbele regelkring' of 'the Big 8' genoemd (gevisualiseerd in de figuur hierna). Het vaststellen en uitvoeren van beleid voor vergunningverlening en handhaving gebeurt via een cyclisch proces. Na vaststelling wordt het (deels via het traject van vergunningverlening) uitgevoerd. Vervolgens wordt toezicht gehouden op de nakoming van vergunning- en ontheffingsvoorschriften. Waar nodig wordt handhavend opgetreden. De toezichts- en handhavingspraktijk verschaft inzicht in het naleefgedrag in de provincie Overijssel. Op basis van jaarrapportages wordt het voorgaande uitvoeringsjaar gemotiveerd overwogen of bijstelling van beleid (en provinciale regelgeving) tussentijds of in het daarop volgende jaar noodzakelijk is. Daarmee is de beleidscirkel rond. Het werken met een apart beleidsplan en een jaarlijks uitvoeringsprogramma is noodzakelijk voor
iedere handhavingsorganisatie die in het kader van de Wabo bevoegd gezag is. Met name het Besluit omgevingsrecht is hierbij essentieel. Dit besluit beschrijft nauwgezet de procedurele criteria waaraan een handhavingsorganisatie wettelijk moet voldoen. In dit Beleidsplan is per hoofdstuk aangegeven welke artikelen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) van toepassing zijn. In de 'Big 8-figuur' hierboven zijn de elementen uit de 'dubbele regelkring' voorzien van de bijbehorende Bor-wetsartikelen.
Figuur: Dubbele regelkring met artikelen uit het Besluit omgevingsrecht (BOR)
9
3
Vergunningverlening, toezicht en handhaving
3.1
Inleiding Dit beleidsplan heeft betrekking op vergunningverlenings- en handhavingstaken voor de kleursporen: ‘grijs’ (Wabo/milieu/provinciale milieuverordening) ‘groen’ (natuurwet en –regelgeving) ‘blauw’ (bescherming van grond- en zwemwaterkwaliteit) ‘rood’ (ruimtelijke ordeningsregelgeving waarvoor de provincie op grond van de Wabo bevoegd gezag is) ‘bruin’ (Wet Bodembescherming)
3.2
Organisatie vergunningverlening, toezicht en handhaving De eenheid Natuur en Milieu is opdrachtgever als het gaat om vergunningverlening en handhaving. De uitvoering hiervan vindt plaats in de eenheid Publieke Dienstverlening, door de beide netwerk RUD’s en een klein deel door de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (BRZO bedrijven). Voor de taakvelden vergunningverlening en handhaving geldt dat minimaal het basistakenpakket wordt uitgevoerd door de netwerk RUD’s IJsselland en Twente (zie tabel hieronder). Een deel van de bevoegdheden voor milieutaken is op 1 januari 2014 overgedragen naar gemeenten. De taken voor de groene wetten (Natuurbeschermingswet, Boswet en Flora en faunawet) zullen structureel ten gevolge van de invoering van de Wet Natuurbescherming toenemen. In de provincie zijn door de RUD’s diverse kenniscentra gerealiseerd, vanwaar uit specifieke deskundigheid ontwikkeld en geleverd wordt. Op basis van de ondertekende bestuursovereenkomst RUD is afgesproken dat iedere partner in haar uitvoeringsprogramma aangeeft welke taken inmiddels worden uitgevoerd door de RUD. Hierbij dient iedere partner in haar uitvoeringsprogramma de taken te onderscheiden in: a. bovenlokale taak b. lokale taak, die vrijwillig aan de RUD directeur wordt opgedragen c. lokale taak, die onderling wordt uitgewisseld d. lokale taak die zelf wordt uitgevoerd Een bovenlokale taak is een taak die wordt uitgevoerd door de RUD. Een lokale taak is een taak waarvoor de inzet van medewerkers niet via de regionale uitwisseling wordt bepaald. Het is een taak die een partner zelfstandig kan uitvoeren binnen de kwaliteitscriteria en eventueel onder de vlag van de RUD uit laat voeren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het takenpakket van vergunningverlening en handhaving en een indeling welke taken inmiddels zijn gemandateerd aan de RUD-directeur.
Activiteit Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (volgens landelijk basistakenpakket) Wet milieubeheer basistakenpakket (incl milieu RUD Twente) overig Wet bodembescherming Wet geluidhinder Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Ontgrondingenwet Waterwet Natuurbeschermingswet 1998 Flora- en faunawet Boswet Cross Compliance Natuurschoonwet Wet luchtvaart Omgevingsverordening Overijssel
Vergunningverlening a
Handhaving a
a d d d d
a d a a (deels) d
d d d d d n.v.t. d d d
d d d d d d d d d
a = bovenlokaal d = lokale taak
3.3
Risicogericht werken De provincie werkt bij haar toezicht- en handhavingstaken volgens een integrale en risicogerichte aanpak. Aspecten met een hoog risico worden intensiever (zowel in aantal controles per jaar als diepgang van de controle) gecontroleerd dan de aspecten met een gemiddeld risico, die op hun buurt weer meer 'controletijd' krijgen dan de aspecten met een klein of zeer klein risico. Een toezichtcontrole richt zich primair op, specifiek per branche of inrichting gedefinieerde, risicogebieden (essenties). Toezichtessenties zijn dus de belangrijkste aspecten die moeten worden beschermd. Het toezicht door de provincie richt zich daarom dan ook specifiek op de toezichtessenties. Naast de risico-georiënteerde benadering worden bedrijven/locaties individueel op hun naleefgedrag en naleefmotivatie getoetst. De mate waarin een bedrijf de regelgeving spontaan naleeft heeft invloed op de intensiteit van de controle. De naleefmotivatie wordt gebruikt voor analyses om de juiste instrumenten in te zetten. Bij bedrijven/locaties met een goed naleefgedrag worden dezelfde essenties gecontroleerd als bij bedrijven met een slechter naleefgedrag, maar minder intens. De tijd die nodig is om de controle uit te voeren is daardoor lager. Door het vertrouwen dat het bedrijf heeft waargemaakt kunnen we dit ook doen met een geringe kans om bestuurlijke risico’s te lopen. De achterblijver daarentegen heeft kennelijk meer aanmoedigingen nodig om zich aan de regelgeving te houden. Dit kost extra tijd omdat de essenties meer intensief gecontroleerd moeten worden. Actuele ontwikkelingen kunnen een belangrijke rol spelen in herijking van de prioritering. Voor het vaststellen van de risico's is gebruik gemaakt van een risicomatrix, die is ontwikkeld door het Expertisecentrum Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie en is aangepast op de situatie in Overijssel. De risicomatrix is een dynamisch document. Immers er kunnen onder andere verschuivingen plaatsvinden in de maatschappelijke betrokkenheid op onderwerpen. Ook kan door slechte naleving de kans op een overtreding worden verhoogd. Hierdoor zal jaarlijks de risicoanalyse opnieuw worden bekeken. Veranderingen worden in het jaarprogramma opgenomen en verantwoord. In de volgende paragrafen is per handhavingstaakveld aangegeven hoe groot het risico is. In bijlage 1 is verder uitgelegd hoe de risicoanalyse tot stand is gekomen. Per handhavingstaakveld zijn in bijlage 1 tabellen opgenomen waarin de onderbouwing van de risico inschatting is opgenomen.
11
Systematiek risicoanalyses Er zijn veel systemen beschikbaar om risico’s van niet-naleving vast te stellen. De bekendste formule bij het vaststellen van risico-analyses is: risico = negatief effect x kans. Effecten en kansen worden per beleidsterrein bepaald door deskundigen op basis van hun ervaringen voor categorieën van werkzaamheden in het werkveld. Bij de effectbepaling is gekeken naar gevolgen voor fysieke veiligheid, risico’s van overtredingen voor de gezondheid van mensen, het milieu (lucht, bodem, geluid en (grond-) water), natuur, maatschappelijke kosten om overtredingen ongedaan te maken (economische factoren) en maatschappelijke gevolgen van overtredingen. Bij de bepaling van de kans wordt gekeken naar het handhavingsverleden, de bekendheid met regelgeving, de kans op ‘ontdekking’, hoogte van de straffen, kosten-baten afweging (economisch belang), etc. Aanpak risicoanalyses ’Per wet waarvoor de provincie bevoegd gezag is zijn de risico’s bepaald via een zogenaamde risicomatrix. Deze methodiek werkt op basis van het principe: risico= negatief effect x kans. Hierbij gaan wij uit van de eerder opgestelde risico analyse uit 2003. Deze matrix is in 2014 door deskundigen (intern provincie) geactualiseerd. De effecten in de risicoanalyse op basis van hun ervaringen gescoord op: Fysieke veiligheid (brand, explosie, toxiciteit, veiligheid) Welzijn van de mens (volksgezondheid; alleen lichamelijke gezondheid is meegewogen) Milieu (verontreinigingen) Duurzaam behoud habitats en soorten (natuur) Economisch belang (wat kost het als het mis gaat) Maatschappelijk effect (hoe leeft het in de maatschappij; gevoeligheid) Op deze manier zijn de risico’s van de verschillende wetten zo goed mogelijk geobjectiveerd met als doel een realistische vergelijking tussen de zeer uiteenlopende risico’s te kunnen maken. Bijvoorbeeld wat is het risico als de Boswet overtreden wordt of wat als er geen veiligheidslijnen in zwemwater worden aangebracht. De risicoanalyse vormt daarmee de basis voor besluitvorming door het college van GS over de mate waarin toezicht en handhaving wordt ingezet en geprioriteerd per deeltaak. De risicoanalyse is uitgevoerd voor onderstaande wetten. Het betreft wetten waarvoor de provincie Overijssel bevoegd gezag is: -
-
-
-
Groen o o o o Grijs o
o o o o Blauw o o Bruin o
Flora en Faunawet Natuurbeschermingswet Boswet Natuurschoonwet (de provincie is bevoegd gezag maar heeft geen handhavende taken) IPPC-bedrijven (bedrijven met installaties voor industriële activiteiten volgens bijlage 1 van de richtlijn Industriële emissies) en BRZO-bedrijven (Besluit Risico's Zware Ongevallen '99 voor bedrijven die op grote schaal werken met gevaarlijke stoffen) Vuurwerkopslagen Vuurwerkevenementen Ontgrondingenwet Wet Luchtvaart Waterwet Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Wet Bodembescherming
Risicomatrix per taakveld per risicofactor Binnen de methodiek van de risicomatrix zijn de effecten en kansen bepaald voor de variabelen die relevant zijn in relatie tot de naleving van de desbetreffende wet (bij de Boswet kan bv gedacht worden aan het overtreden van het kapverbod of het niet voldoen aan de herplantplicht).
Met de betrokken vergunningverleners, handhavers dan wel toezichthouders en betrokken beleidsmedewerkers zijn per wet allereerst de variabelen benoemd, vervolgens zijn de effecten, en de kans dat dergelijke effecten optreden, ingeschat. Voor de effecten is een schaal gehanteerd van 1 tot 4 (zeer klein- zeer groot). Per effect, bv. fysieke veiligheid is gedefinieerd wat onder een (zeer) klein dan wel (zeer) groot effect wordt verstaan. Voor de kans dat een effect optreedt, is een schaal gehanteerd van 1-3 (kleiner dan gemiddeld, gemiddeld, groter dan gemiddeld). Voor het bepalen van de kans hebben de volgende aspecten een rol gespeeld: de resultaten van het toezicht afgelopen jaren (b.v. indicatoren als spontane naleving) expertjudgement uit beleidsmatige- en uitvoeringspraktijk Op basis van bovenstaande methodiek komt de totaalscore tot stand. Deze totaalscore geeft een indicatie van het risico per wet.
Toezicht Op basis van de in het Beleidsplan Vergunningverlening, toezicht en handhaving opgenomen risicoanalyse worden keuzes gemaakt welke relevante omgeving- en veiligheidsaspecten worden gecontroleerd, resulterend in een meerjaren-toezichtsplan. Deze relevante milieu- en veiligheidsaspecten noemen wij toezichtessenties. De toezichtessenties zien dus toe op de meest relevante risicogebieden (essenties) van betreffende activiteiten. Op basis van de toezichtplannen worden de preventieve controles ingepland en uitgevoerd. Het toezichtplan is voor het toezicht, maar ook voor vergunningverlening en beleid een hulpmiddel om gestructureerd te werken en de maatregelen af te stemmen op de aard van het bedrijf of de branche. Daarom kan het toezichtplan ook worden gebruikt voor vergunningverlening en andere preventieve of communicatieve maatregelen. Naar aanleiding van klachten, incidenten en vastgestelde overtredingen worden indien nodig repressieve controles uitgevoerd. Elk jaar wordt naar aanleiding van de uitkomsten van het naleefgedrag van de bedrijven en de risicoanalyse de nieuwe essenties vastgesteld. In het begin van elk jaar doen we naar alle bedrijven een bericht uit waarin we aangeven welke essenties dat jaar gecontroleerd gaan worden. In het jaarprogramma vergunningverlening en handhaving wordt aangegeven welke essenties in het komende programmajaar gecontroleerd gaan worden. Hierbij worden de toezichtessenties gehanteerd die in dit beleidsplan zijn opgenomen. Naleving Het streven is om, onder meer door goed toezicht, het naleefgedrag jaarlijks te verbeteren. Ervaringen in de afgelopen jaren laten zien dat een spontaan naleefgedrag van 100% niet realistisch is.
Toezicht naleving wet- en regelgeving
Percentage van de beoordeelde toezichtessenties voor alle wetten bij elkaar
2013
81%
2014
2015
geëxtrapoleerd
prognose
85%
90%
dat wordt nageleefd. Voor 2014 is dit uiteraard een voorlopige prognose.
13
3.4
Nalevings- en handhavingsstrategie
Besluit omgevingsrecht, Art. 7.2 lid 4 Het handhavingsbeleid geeft inzicht in de strategie die het bestuursorgaan hanteert met betrekking tot: a. de wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde wordt uitgeoefend om de krachtens het eerste lid gestelde doelen te bereiken; b. de rapportage van de bevindingen van degenen die toezicht hebben uitgeoefend en het vervolg dat aan die bevindingen wordt gegeven; c. de wijze waarop bestuurlijke sancties alsmede de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan worden gehanteerd, en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, en waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen; d. de wijze waarop het bestuursorgaan omgaat met overtredingen die zijn begaan door of in naam van dat bestuursorgaan of van andere organen behorende tot de overheid.
Nalevingbeleid In 2006 heeft de provincie een nalevingsstrategie vastgesteld. Op basis van deze strategie zet de provincie, afhankelijk van de specifieke situatie binnen een bedrijf of branche, een dusdanige mix van middelen in om nalevingsgericht gedrag te bereiken. Deze middelen zijn beleid, communicatie, preventie (toezicht) en handhaving. De nalevingstrategie is trouwens een vereiste op basis van het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer en het Bor. Bovendien past ‘naleving’ bij een moderne overheid: werken van buiten naar binnen, integraal, deregulerend en dienstverlenend als het kan. Handhavings- en gedoogstrategie Gedeputeerde Staten hebben op 19 december 2010 de Handhavings- en gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving Overijssel vastgesteld. Deze strategie is een met de handhavingspartners (provincie Overijssel, Openbaar Ministerie, politie, gemeenten en waterschappen) afgestemd beleidskader voor de bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke handhaving en voor het gedogen. Deze strategie vormt het geheel aan interventies dat door de provincie kan worden ondernomen om wettelijk en/of beleidsmatig gewenst gedrag te bevorderen. Daarnaast heeft GS op 24 september 2013 besloten om zich te conformeren aan de “Landelijke Handhavingsstrategie BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen)”. Met de Landelijke Handhavingsstrategie BRZO wordt beoogd de uniformiteit van het landelijk beschikbare toezicht te verbeteren. De inzet van deze landelijke handhavingsstrategie is dat voor gelijksoortige overtredingen van het BRZO dezelfde meest adequate sanctiemiddelen worden toegepast. Op 6 december 2012 is door het LAT RB (Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven) afgesproken dat alle handhavingspartners de Landelijke Handhavingsstrategie BRZO 1999 zullen vaststellen. De gezamenlijke BRZO toezichthouders committeren zich aan toepassing van deze strategie als onderdeel van het BRZO toezicht. Dit betekent dat alle bevoegde gezagen de strategie als eigen beleid moeten vast stellen. De Landelijke Handhavingsstrategie BRZO fungeert als een aanvulling op de Handhaving- en gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving Overijssel. De Landelijke Handhavingsstrategie BRZO sluit nauw aan bij de Handhaving- en gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving Overijssel. De kern van de landelijke strategie is, om de volgende drie overwegingen bij een overtreding te hanteren: 1. Is er sprake van onmiddellijke dreiging en/of onomkeerbaar risico op een zwaar ongeval, is er sprake van ernstig gevaar: Indien ‘ja’: onmiddellijke bestuursdwang toepassen. 2. Is er geen sprake van onmiddellijke dreiging van een zwaar ongeval, wel duidelijk onvoldoende maatregelen getroffen: bestuurlijke waarschuwing en vervolgens een beschikking. 3. Zeer geringe dreiging van een zwaar ongeval, wel lichtere tekortkomingen: handhavingswaarschuwing. De strategie houdt rekening met verzwarende omstandigheden zoals naleefgedrag.
In 2014 is in het Bestuurlijk Overleg tussen IPO, VNG, OM en het ministerie van I & M een Landelijke Handhavingsstrategie voor alle taken (m.u.v. de BRZO-taak) vastgesteld. De landelijke handhavingsstrategie wijkt op een aantal punten af van de Overijsselse strategie. Zo worden de strafrechtelijke partners eerder bij een handhavingsproces betrokken. In overleg met de partners die betrokken zijn bij het opstellen van de provinciale strategie zullen wij de landelijke strategie implementeren.
3.5
Klachten Het Wabo bevoegd gezag heeft tot taak milieuklachten af te handelen en meldingen van ongewone voorvallen van bedrijven aan te nemen namens de overheid. Het Meldpunt Overijssel is opgericht voor het melden van overlast van bedrijven, waar de provincie Overijssel milieutoezicht heeft. Daarnaast kunnen inwoners van Overijssel en bedrijven voor allerlei vragen en meldingen over de omgeving bij het Meldpunt Overijssel terecht. Ook kunnen mensen bellen of e-mailen over vragen of klachten met betrekking tot wegen en kanalen in de provincie Overijssel. Het meldpunt is 24 uur per dag 7 dagen per week bereikbaar. De ernstige meldingen die buiten kantoortijd binnen komen worden doorgegeven aan de Milieuwachtdienst. Zij nemen de melding in behandeling en stellen zich zo nodig ter plaatse op de hoogte. Buiten kantoortijd vangt de provincie op dit moment ook de milieumeldingen op voor tien gemeenten binnen de provincie Overijssel. Jaarlijks wordt verslag gedaan van het aantal en aard van de meldingen via www.overijssel.nl.
15
4
Kerntaak duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, waaronder waterbeheer
Besluit omgevingsrecht, Art. 7.2 lid 3 Het handhavingsbeleid geeft inzicht in de prioriteitsstelling met betrekking tot de uitvoering van de krachtens het eerste lid voorgenomen activiteiten.
Om een kwalitatief hoogwaardig gebruik van water voor de inwoners van Overijssel te bereiken zijn er allerlei regels en vergunningstelsels in de wetgeving vastgesteld. Deze wetgeving ligt op het gebied van bedrijven, water, bodem en natuur. Naleving van deze regels draagt bij aan het zo hoogwaardig mogelijk gebruik van het water. In dit hoofdstuk wordt voor de periode 2014-2016 voor de kerntaak duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de beleidsprioriteiten beschreven. Achtereenvolgens worden de beleidsuitgangspunten, de risico’s per taakveld (conform risicomatrix) en op basis hiervan de prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving weergegeven.
4.1
Uitvoering Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz)
4.1.1
Beleidsuitgangspunten
Ambitie: Burgers en recreanten mogen erop vertrouwen dat ze in zwembaden en de aangewezen zwemwateren veilig kunnen zwemmen.2
Hoofdlijn van beleid: De Whvbz heeft als doel de gezondheid en veiligheid van zwemmers en baders te beschermen. De provincie is bevoegd gezag en heeft als wettelijke taak ervoor te zorgen dat bezoekers van badinrichtingen (zwembaden) en zwemlocaties in oppervlaktewater (zwemplassen) op haar grondgebied aangenaam en veilig kunnen zwemmen. De zwemwaterlokaties in open water worden jaarlijks door de provincie aangewezen. Op deze locaties is de EU-Zwemwaterrichtlijn van kracht. De uiterste termijn voor het halen van de (waterkaliteit-) doelstellingen van de Zwemwaterrichtlijn is 2015 met de mogelijkheid van fasering tot 2027.
2
Omgevingsvisie provincie Overijssel
In de voorbereiding op de vaststelling van het stroomgebiedbeheerplan Rijn (ingevolgde de EUKaderichtlijn Water) en de hiermee samenhangende herziening van de Omgevingsvisie is naar voren gekomen dat in Overijssel aanvullende maatregelen en/of /fasering van het doelbereik vooralsnog niet noodzakelijk zijn. Bij het aanwijzen van zwemwaterlocaties volgen wij het Protocol aanwijzen en afvoeren van zwemlocaties en hanteren daarbij als referentiekader voor de veiligheidsaspecten de Handreiking Fysieke Veiligheid Zwemmers in Oppervlaktewater. Wij stellen daarbij voorwaardelijk dat: zwemmen toegestaan is en het zwemmen niet strijdig is met andere functies; het voldoende veilig is om te zwemmen; door een voldoende groot aantal mensen wordt gezwommen (minimaal 50-100 op een zomerse dag) De waterkwaliteit aan de gestelde waterkwaliteitseisen voldoet; Het gedurende het grootste deel van het zwemseizoen mogelijk moet zijn om te kunnen zwemmen zonder te veel risico’s voor de gezondheid van de zwemmers (met het oog op cyanobacteriën en zwemmersjeuk, die overigens geen onderdeel uitmaken van de wettelijke normering vanuit de EU-Zwemwaterrichtlijn of Whvbz, maar volgen vanuit landelijke protocollen); Het voor de waterkwaliteitsbeheerder (waterschappen dan wel Rijkswaterstaat) mogelijk is met de ter beschikking staande instrumenten en middelen, om de kwaliteit van het zwemwater voldoende te kunnen handhaven, beschermen en zo nodig verbeteren (dit met het oog op de afmetingen van het waterlichaam waar het zwemwater onderdeel van uitmaakt en op het dagelijks beheer van het water en de directe omgeving door de eigenaar/beheerder). In interprovinciaal verband leveren wij een bijdrage aan de landelijke zwemwaterwebsite www.zwemwater.nl, mede t.b.v. de uitvoering van de EU-richtlijnen Zwemwater en INSPIRE (Europese harmonisatie en infrastructuur voor milieu-informatie). Ontheffingverlening In de Whvbz en het daarbij behorende besluit (Bhvbz) en regelingen zijn de regels opgenomen waaraan badinrichtingen en zwemgelegenheden moeten voldoen. De Whvbz geeft de provincie de bevoegdheid ontheffingen te verlenen volgens de in het besluit vastgelegde voorschriften en daaruit voortvloeiende regelingen. Verder heeft de provincie een toetsende taak bij onder meer nieuwbouw en renovaties van badinrichtingen. Handhaving De provincie is verantwoordelijk voor het toezien op een veilig en hygiënisch gebruik van plaatsen waar regelmatig wordt gezwommen. Dit betreft zowel het toezicht op zwembaden (circulatiebaden) als ook op oppervlaktewater (meren en kolken/plassen). In de Whvbz en het daarbij behorende besluit (Bhvbz) en regelingen zijn regels opgenomen waaraan badinrichtingen en zwemgelegenheden moeten voldoen. Bovenstaande taak vraagt behalve een actieve opstelling van de provincie op het gebied van ontheffingverlening, toezicht en handhaving ook een actieve behandeling van klachten en meldingen. Risico naar taakveld
WHVBZ
Risico in woorden
overtreden voorschriften WHVBZ zwembaden, waterkwaliteit
laag
overtreden voorschriften WHVBZ zwembaden, veiligheid en hygiëne
laag
overtreden voorschriften WHVBZ zwemplassen, waterkwaliteit
gemiddeld
overtreden voorschriften WHVBZ zwemplassen, veiligheid en hygiëne
gemiddeld
Totaal gemiddeld risico
laag
17
4.1.2
Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
Evaluatie en vooruitblik De kwaliteitsbewaking van het zwemwater is een taak van het waterschap die plaatsvindt in nauw overleg met de provincie. In het kader van het toezicht worden alle overdekte zwembaden jaarlijks gecontroleerd op de helft van de essenties. Alle toezichtsessenties van zwemplassen worden jaarlijks gecontroleerd. De nadruk wordt gelegd op zwemwaterlocaties waarvan het vermoeden bestaat of waarvan op basis van meetgegevens bekend is dat er maatregelen moeten worden getroffen om te voldoen aan de doelstellingen van de EU-zwemwaterrichtlijn (vooral t.a.v. microbiologie en blauwalgen). Hiermee leggen wij de prioriteit bij de grootste risico’s van zwemgelegenheden. In 2015 zullen alle zwembaden bezocht worden en dan zal gecontroleerd op de andere helft van de toezichtessenties dan die zijn gecontroleerd in 2014. Medio 2015 is een wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz) voorzien. Een belangrijke wijziging die doorgevoerd wordt is de verplichting tot meer risico gestuurd werken. In plaats van dat een houder van de badinrichting moet voldoen aan een aantal middelvoorschriften moet hij voor zijn badinrichting een analyse (laten) uitvoeren van de risico’s die aanwezig zijn voor de hygiëne en veiligheid van de gebruikers. Op basis van de geïnventariseerde risico’s moet hij vervolgens bepalen en vastleggen welke beheersmaatregelen getroffen worden om die risco’s te beheersen. Als bevoegd gezag zullen wij toe moeten zien op een voor de gebruikers verantwoorde invulling van de analyse en beheersmaatregelen door de exploitant. Toezichtsessenties De toezichtsessenties zijn: Waterkwaliteit, veiligheid, Legionella en hygiëne.
Handhaving WHVBZ Alle zwemplassen en zwembaden worden ten behoeve van veilig en hygiënisch zwemwater gecontroleerd in overeenstemming met de vastgestelde toezichtessenties.
4.2
Grondwaterbescherming
4.2.1
Beleidsuitgangspunten
Ambitie: Grondwaterbescherming is gericht op een betrouwbare drinkwatervoorziening en een zorgvuldig gebruik van de ondergrond.3
Hoofdlijn van beleid: Drinkwatervoorziening heeft een groot maatschappelijk belang. Voor de drinkwatervoorziening heeft grondwater als bron de voorkeur. Kwetsbare drinkwaterwinningen worden onderzocht op maatregelen voor een betere bescherming (waaronder bescherming tegen grondwaterverontreiniging). Het diepe waterpakket van Salland is alleen beschikbaar voor de drinkwatervoorziening en industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Dit waterpakket mag niet gebruikt worden voor warmte-koudeopslag. Hiertoe zijn boringsvrije zones aangewezen. In grondwaterbeschermingsgebieden is warmte en koudeopslag evenmin toegestaan. De provinciale gebiedsdossiers voor waterwinningen zijn de basis voor de vegunningverlening, toezicht en handhaving grondwaterbescherming 3
Omgevingsvisie provincie Overijssel
De bescherming van kwetsbare drinkwaterwinningen heeft prioriteit. Dit neemt niet weg dat ook andere winningen al naar gelang de gebiedsontwikkelingen aandacht kunnen vragen. De bij de bescherming betrokken instanties werken vanuit de volgende werkafspraken: consequente uitvoering van formele regels (controle van meldingen Besluit bodemkwaliteit in grondwaterbeschermingsgebieden; doormelden naar andere betrokken instanties van voorgenomen onttrekkingen en bodembedreigende handelingen, hoe om te gaan met bouwen in grondwaterbeschermingsgebieden (GWBG); ontsluiting van informatie over vergunningen, ontheffingen en bijbehorende voorschriften ; het instellen van één loket binnen de provincie waar andere betrokken instanties terecht kunnen met alle vragen en adviesverzoeken met betrekking tot de grondwaterbescherming. Afstemming tussen de verschillende sporen van omgevingsbeleid vindt plaats in de back-office; het periodiek uitvoeren van een beleidsevaluatie van het grondwaterbeschermingsbeleid, waarbij centraal staat of de maatregelen uit de omgevingsverordening daadwerkelijk leiden tot de gewenste ontwikkeling van de grondwaterkwaliteit borging van de communicatie (uitleg) van het grondwaterbeschermingsbeleid naar burgers en bedrijven.
Risico’s naar taakveld
Grondwaterbescherming
Risico in woorden
niet melden (calamiteiten)
gemiddeld
verboden activiteit buiten inrichtingen: bouwen
zeer laag
verboden activiteit buiten inrichtingen: gewasbescherming
gemiddeld
verboden activiteit buiten inrichtingen: energiesystemen
zeer laag
niet naleven voorschriften
laag
Totaal gemiddeld risico
laag
4.2.2
Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
Uitvoeren van het maatregelenprogramma gebiedsdossiers 2013-2015: de provincie voert een periodieke evaluatie van het grondwaterbeschermingsbeleid uit in het kader van de herziening van de Omgevingsvisie en –verordening. de provincie voert een handhavingsproject uit waarbij risicovolle activiteiten in een gebied geïnventariseerd en gecontroleerd zullen worden. Dit gebeurt in samenwerking met betrokken gemeenten en waterschappen de provincie stelt een handleiding op voor gemeenten met (milieu)regels, -voorschriften en werkprocessen. de provincie stelt een handreiking bestemmingsplannen voor gemeenten op. de provincie zorgt voor verbetering van de informatievoorziening op de website. na evaluatie van de netwerk-RUD’s in 2014 wordt onderzocht of inbreng van de taak grondwaterbescherming in een RUD meerwaarde heeft voor verbetering van de vergunningverlening en handhaving een of enkele gemeenten verlenen hun medewerking bij het meedenken over/meeschrijven aan de handleiding grondwaterbescherming.
Overige aandachtspunten: Het betrekken van vergunningverleners en handhavers bij het regulier ruimtelijke ordeningsoverleg met gemeenten, de uitvoering van de EU kaderrichtlijn water (KRW) en de herziening van de Omgevingsvisie (2016): in het bijzonder aandacht voor nieuwe ontwikkelingen en trends Aandacht voor verontreiniging als gevolg van afstromend water van verhard oppervlak (wegen en parkeerplaatsen) in grondwaterbeschermingsgebieden
19
Ontheffingverlening De provincie is belast met het behandelen van aanvragen voor ontheffingen van de Omgevingsverordening Overijssel voor grootschalige activiteiten binnen grondwaterbeschermingsgebieden. Ontheffingen worden beoordeeld op de gevolgen voor de kwaliteit van het grondwater. Voorschriften worden gesteld ter voorkoming van verontreiniging van het grondwater ten behoeve van de drinkwaterwinning voor menselijke consumptie.
Handhaving De provincie is belast met de handhaving van de ontheffingvoorschriften en gemelde activiteiten binnen grondwaterbeschermingsgebieden. Dit draagt bij aan het voorkomen van verontreiniging van het grondwater bestemd voor de drinkwatervoorziening. Vanuit deze taak is het van belang dat eventuele illegale onttrekkingen voor Warmte- en KoudeOpslag (WKO) in grondwaterbeschermingsgebieden worden opgespoord en in samenwerking met de gemeenten de eveneens illegale aanleg van gesloten WKO-systemen wordt voorkomen. Toezichtsessenties De toezichtessenties zijn: Administratie, voorgeschreven maatregelen en gebruikte stoffen. Handhaving Grondwaterbescherming Alle ontheffingen en meldingen voor werkzaamheden in grondwaterbeschermingsgebieden worden gecontroleerd in overeenstemming met de vastgestelde toezichtessenties. Illegale activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden worden met voorrang gecontroleerd desnoods ten koste van het toezicht op de ontheffingen en meldingen met een goed naleefgedrag.
4.3
Grondwateronttrekkingen
4.3.1
Beleidsuitgangspunten
Ambitie: optimale watercondities –zowel wat betreft kwaliteit als kwantiteit voor landbouw, wonen, natuur en landschap, een zorgvuldig gebruik van de ondergrond en een optimale drinkwatervoorziening.4
Hoofdlijn van beleid: De kwaliteit van watersystemen wordt bevorderd door uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water en de Wet Bodembescherming. Vergunningaanvragen voor grondwateronttrekkingen op basis van afweging van optimale watercondities voor betrokken belangen. Onder andere de doelstelling van een goed grondwatervoorraadbeheer en beschermen van overige belangen van derden bij het grondwater.
Risico’s naar taakveld
4
Grondwateronttrekingen
Risico in woorden
overtreden voorschriften onttrekkingen drinkwater
gemiddeld
overtredingen voorschriften KWO's
gemiddeld
overtredingen voorschriften industrie
gemiddeld
Totaal gemiddeld risico
gemiddeld
Omgevingsvisie provincie Overijssel
4.3.2
Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
Vergunningverlening De provincie let bij de behandeling van vergunningaanvragen op het voorkomen en/of beperken van negatieve gevolgen van grondwaterwinningen. Tevens heeft zij de wettelijke taak om te zorgen voor de kwalitatieve bescherming van het grondwater voor zover dat bestemd is voor menselijke consumptie. Deze taak krijgt gestalte via beleidsontwikkeling, monitoring, regelgeving, communicatie en informatievoorziening. Handhaving De provincie is belast met het preventieve toezicht en de handhaving van de vergunningvoorschriften en illegale grondwateronttrekkingen. Evaluatie en vooruitblik De toenemende aandacht voor energie en beperking van CO2 uitstoot leidt er toe dat er steeds meer koude-warmte systemen voor de verwarming en koeling van gebouwen worden aangelegd. Dit betekent dat de provincie zich niet alleen moet bezinnen over hoe zij de ‘ruimte in de ondergrond’ wil verdelen, maar dat er ook rekening moet worden gehouden met een toename van het aantal aanvragen en te controleren locaties. Toezichtsessenties De toezichtsessenties zijn: Administratie , boringsdiepte, onttreking en infiltratie. Handhaving Waterwet Alle nieuwe vergunde grondwateronttrekkingen worden gecontroleerd in overeenstemming met de vastgestelde toezichtessenties.
4.4
Uitvoering Bodemsanering door derden
4.4.1
Beleidsuitgangspunten
Ambitie: De bodem geschikt maken en houden voor de functie door het wegnemen van risico’s en het voorkomen van nieuwe verontreinigingen.5 Hoofdlijn van beleid: De hoofdlijn van het beleid ten aanzien van bodemsanering vloeit voort uit het bodemconvenant dat in juli 2009 gesloten is door Rijk, IPO, VNG en UvW en houdt in: 1. uiterlijk in 2015 alle gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarvan de sanering bij huidig gebruik spoedeisend is wegens humane risico’s gesaneerd dan wel beheerst te hebben; 2. Er naar te streven om de ecologische en verspreidingsrisico’s in 2015 in ieder geval te hebben beheerst. Daarnaast continuering van langdurige nazorg en lopende fases van projecten waarvoor reeds financiële verplichtingen zijn aangegaan. Ten aanzien van nieuwe verontreinigingen geldt het stand still-beginsel, wat inhoudt dat nieuwe verontreinigingen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen en indien toch nieuwe verontreiniging ontstaat moet deze zoveel mogelijk worden verwijderd.
5
Omgevingsvisie provincie Overijssel
21
Risico’s naar taakveld
Bodemsanering derden
risico in woorden
niet voldoen aan administratie-eisen
zeer laag
niet voldoen aan eisen voor depot
laag
begeleidingsbrieven niet op orde
zeer laag
afzettingen voldoen niet
gemiddeld
wasplaats niet in orde
laag
eindcontrole niet uitgevoerd (afronding sanering)
zeer laag
eind/nul situatie niet in beeld (depotvorming)
zeer laag
grondwater, pijlbuizen grondwaterzuivering niet adequaat
laag
inkomende stromen niet voor elkaar
gemiddeld
veiligheid (V&G plan niet correct of niet aanwezig)
gemiddeld
Uitgaande stromen niet voor elkaar
gemiddeld
Totaal gemiddeld risico
laag
4.4.2
Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
De provincie en enkele grote gemeenten zijn in het kader van de Wet bodembescherming aangewezen als bevoegd gezag. Het team Handhaving is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving bij de uitvoering van saneringen op basis van goedgekeurde saneringsplannen, de controle op de locatie en beoordeling van het evaluatierapport. Uit het verleden is gebleken dat stringente handhaving noodzakelijk is om het plegen van milieudelicten en frauduleus handelen tegen te gaan. Qua toezicht gaat de aandacht vooral uit naar saneringen die in eigen beheer door particulieren en bedrijven worden uitgevoerd. Toezichtsessenties De toezichtsessenties zijn: Administratie, depot, uitgaande stromen, afzettingen, wasplaats, eindcontrole, eindsituatie, grondwater, inkomende stromen, veiligheid. Handhaving Wet Bodembescherming Alle lopende saneringen worden gecontroleerd in overeenstemming met de vastgestelde toezichtessenties. De saneringen in het kader van de asbestproblematiek worden projectgewijs gecontroleerd. Optreden tegen illegale saneringen en controle op alle meldingen over mogelijke bodemverontreinigingen desnoods ten koste van preventief toezicht. Toezicht op een deel van de nazorglocaties (ongeveer 1/3 van de locaties met nazorg aspecten)
5
Kerntaak milieu en energie
Besluit omgevingsrecht, Art. 7.2 lid 3 Het handhavingsbeleid geeft inzicht in de prioriteitsstelling met betrekking tot de uitvoering van de krachtens het eerste lid voorgenomen activiteiten. Om een kwalitatief gezonde leefomgeving voor de inwoners van Overijssel te bereiken zijn er allerlei regels en vergunningstelsels in de wetgeving vastgesteld. Deze wetgeving ligt op het gebied van bedrijven, vuurwerk, geluidhinder, ontgrondingen, drank- en horeca, stortplaatsen en luchtvaart. Naleving van deze regels draagt bij aan een gezonde leefomgeving.
5.1
Uitvoering Vergunningverlening Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet milieubeheer (Wm)
5.1.1
Beleidsuitgangspunten
Ambitie: Veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen.6
Hoofdlijn van beleid: Vergunningverlening, toezicht en handhaving worden zo uitgevoerd dat de naleving van wet- en regelgeving wordt bevorderd. Duidelijke en uitvoerbare voorschriften in vergunningen moet leiden tot een goede naleving. Goede communicatie, helder toezicht en waar nodig streng optreden leiden dan tot een veilige en gezonde leefomgeving. In 2013 zijn de twee netwerk RUD’s van start gegaan. Per 1 januari 2014 is een groot deel van de bedrijven die onder het bevoegde gezag van de provincie vielen onder het bevoegde gezag van de gemeenten gebracht. Voor een deel van de BRZO-bedrijven en de IPPC bedrijven blijft de provincie het bevoegd gezag indien ze in het BOR zijn aangewezen als bevoegd gezag. Mede in dat licht worden voor wat betereft milieu geen fundamentele beleidsmatige en/of uitvoeringsaspecten gewijzigd inzake de programmering van milieutaken. Met het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 ‘De kracht van Overijssel’ heeft het college de ambitie geformuleerd naar “vergroten van het aandeel hernieuwbare energie naar 20% in 2020”. Het programma Nieuwe Energie geeft hier invulling aan en is de opvolger van het programma Energiepact, dat in 2008 gestart is. Vanuit het programma Nieuwe Energie wordt ingezet op het stimuleren van energiebesparing via subsidies. Ook wordt er via het kennispunt energie ingezet op energiebesparing bij bedrijven.
6
Omgevingsvisie provincie Overijssel
23
Risico’s naar taakveld
BRZO-IPPC
Risico in woorden
Veiligheid (brandveiligheid, VBS, PGS)
hoog
Lucht (meetsystemen, naverbrander)
gemiddeld
Bodem (keuringen, certificaten, BRA)
gemiddeld
Geluid (gedrag, reducerende maatregelen)
laag
Energie (meten, registreren, onderzoek energiebesparing) zeer laag Water (voorzieningen, meten)
gemiddeld
Afval (scheiding, opslagwijze, onderzoek)
hoog
Totaal gemiddeld risico
gemiddeld
Vuurwerkopslagen
Risico in woorden
Opslag niet conform voorschriften
hoog
Installaties voldoen niet aan eisen
gemiddeld
brandveiligheid niet conform voorschriften
hoog
Organisatorische verplichtingen niet conform voorschriften (melden, registreren, opleiding)
hoog
Totaal gemiddeld risico
hoog
Vuurwerkevenementen
Risico in woorden
Ontbranding niet conform voorschriften
hoog
veiligheid niet confom voorschriften
hoog
Organisatorische verplichtingen niet conform voorschriften (melden, registreren, opleiding)
hoog
Totaal gemiddeld risico
hoog
5.1.2
Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
De inspanningen op het gebied van de Wet milieubeheer/Wabo zijn gericht op het behandelen van de aanvragen om een omgevingsvergunning, de afhandeling van meldingen, het afdoen van verzoeken voor het afsteken van vuurwerk (ontbrandingstoestemmingen) en het doorvoeren van ambtshalve wijzigingen in de vergunningen. Daarnaast behoort het tot de taak van de provincie om veiligheids- en energierapporten op basis van de Wet milieubeheer te beoordelen. Naast de Wet milieubeheer/Wabo is het team ook verantwoordelijk voor het behandelen van ontheffingsaanvragen in het kader van de Wet luchtvaart (zie 5.3). Door energie eens in de 4 jaar te prioriteren als toezichtessentie wordt het belang aangegeven van de koppeling van stimulering van energiebesparing bij bedrijven met de wettelijke aspecten van energiebesparing. Door de opstart van een kennispunt Energie binnen de RUD`s is samenvoeging van energiekennis mogelijk. Actualiteit Voor de Wabo/Wm geldt de doelstelling dat 80% van de vergunningen actueel is. Daarmee wordt bedoeld dat we een eenmaal verleende vergunning van tijd tot tijd beoordelen op actualiteit (actualisatietoets) en zonodig aanpassen (revisievergunning of ambtshalve wijziging). Hierbij wordt een termijn gehanteerd van 5 jaar. Dus 20% van het bedrijvenbestand wordt jaarlijks op actualiteit getoetst. Voor de risicovolle inrichtingen is dit 100%.
Een gedeelte van de actualisatie wordt al gerealiseerd door het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat de algemene eisen en voorschriften uit het Activiteitenbesluit (geheel of deels) in de plaats treden van de voorschriften van de vergunning. Steeds meer provinciale bedrijven vallen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit waardoor de vergunningplicht voor dit onderdeel komt te vervallen. Tot slot kan gemeld worden dat IPPC toetsingen ook een vorm is van actualisatie. Daarvan zijn er het afgelopen jaar nog een aantal uitgevoerd. In die gevallen waar niet voldaan werd aan de IPPCrichtlijn is een start gemaakt met de noodzakelijke aanpassing van de vergunningen. Voor alle branches waarop de provincie Overijssel in het kader van de Wabo toezicht uitvoert, zijn door middel van toezichtplannen de essenties van het toezicht vastgelegd. De provincie is op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) bevoegd gezag voor het verlenen van vergunningen voor industriële en agrarische bedrijven, het toezicht en de handhaving. Sinds de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, per 1-10-2010) is er een actieve koppeling tussen aanvragen voor omgevingsvergunning, waarbij óók toestemming op grond van de Nb-wetbeschermingswet noodzakelijk is. Toezichtsessenties: Hieronder staan de toezichtsessenties geranschikt per hoofdcategorie: Acceptatie, Verwerking en Administratieve organisatie en interne controle (AV/AOIC) – Acceptatie - Financiele en goederen administratie, - Functiescheiding, - Uitgaand afval (niet-afvalbedrijven), - Validatie milieujaarverslag obv vergunning - Validatie Milieu jaarverslag (MJV) en European Pollutant Release and Transfer Register (ePRTR) – Verwerken, Bodem – bodemrisico, – grondwatermonitoring, – riolering, Energie Geluid – gemiddelde geluidsniveaus en piekniveaus, – trillingen, – voorzieningen, Lucht – verbrandingsgassen – geur, – koeling (CFK's, HCFK's en HFK's niet Ammoniak), – Legionella voorzieningen, – legionella gedrag, – oplosmiddelen, – stof Veiligheid – brandveiligheid, – installaties, – opleiding personeel – opslag gevaarlijke stoffen, – veiligheid beheersing, Water – behandeling afvalwater,
25
Handhaving milieubeheer Alle inrichtingen worden ten behoeve van veiligheid en omgevingshinder gecontroleerd in overeenstemming met de vastgestelde toezichtessenties De vuurwerkevenementen worden bezocht op basis van een beslisboom. Alle toepassers worden minimaal eens per jaar gecontroleerd. Op basis van de beslisboom worden de locaties met bijvoorbeeld onbekende toepasser, ongunstige locaties of waar zwaar vuurwerk wordt afgestoken in ieder geval gecontroleerd.
5.2
Uitvoering Ontgrondingen
5.2.1
Beleidsuitgangspunten
Ambitie Centrale doelstelling in het Beleidskader Bouwgrondstoffen Overijssel is dat ontgrondingen voor de bouwgrondstoffenvoorziening multifunctioneel moeten zijn.7 Hoofdlijnen van beleid Met multifunctionele ontgrondingen wordt ernaar gestreefd een bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van het Overijssels landschap. Hierbij gaat het om een divers palet aan functies zoals natuur- en landschapsontwikkeling en recreatie, welke aan een ontgronding kunnen worden verbonden. Op deze wijze kan hiervoor maatschappelijk draagvlak worden verworven. Voor nieuwe ontgrondingen geldt dat deze multifunctioneel moeten zijn, moeten passen binnen het bestaande netwerk van zandwinningen en bijdragen aan behoud en versterking van de gebiedskenmerken. Voor functionele ontgrondingen geldt dat we het huidige (terughoudende) beleid voor bescherming van natuur, landschap en aardkundige waarden voortzetten. Ten aanzien van het voorkomen van de toepassing van eindige grondstoffen ambiëren wij vanwege duurzaam gebruik van grondstoffen in onze eigen werken 20 procent secundaire en vernieuwbare grondstoffen toe te passen.
Risisco’s naar taakveld
Ontgrondingen
Risico in woorden
werken zonder vergunning (illegaal)
hoog
Functionele ontgronding in strijd met voorschriften (specifieke voorschriften, bijvoorbeeld waterpartijen, landbouw) Functionele ontgronding in strijd met voorschriften (standaard vergunning op aanvraag)
7
hoog hoog
Dieptewinningen in strijd met voorschriften
hoog
Totaal gemiddeld risico
hoog
Beleidskader Bouwgrondstoffen Overijssel “Over winnen in Overijssel” 2004
5.2.1
Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
Vergunningverlening De provincie verleent vergunningen op grond van de Ontgrondingenwet. De vergunningverlening is gebaseerd op een wettelijk voorgeschreven afweging van alle bij de uitvoering van de voorgenomen ontgronding betrokken belangen: algemene belangen als bouwgrondstoffenvoorziening, ruimtelijke ordening, natuur en landschap, veiligheid, milieu, waterhuishouding, archeologie, aardkundige waarden, maar ook bijzondere (particuliere) belangen van de aanvrager, omwonenden en andere direct belanghebbenden. Handhaving De handhaving bestaat uit toezicht gericht op de naleving van vergunningsvoorschriften en repressieve handhaving bij illegale ontgrondingen. Dit om calamiteiten en onveilige situaties met gevaar op persoonlijk letsel op centrale zandwinlocaties te voorkomen en schade aan natuur, landschap, cultureel erfgoed en belangen van derden zoveel mogelijk te beperken. Toezichtsessenties De toezichtessenties zijn: Installaties, bodemrisico, bedrijfsvoering, delfstoffenwinning, waterhuishouding, geluid en stof. Handhaving Ontgrondingenwet Alle vergunde ontgrondingen worden gecontroleerd in overeenstemming met de vastgestelde toezichtessenties Optreden tegen illegale ontgrondingen heeft voorrang, desnoods ten koste van het toezicht op bestaande ontgrondingen met een goed naleefgedrag.
5.3
Uitvoering Wet luchtvaart
5.3.1
Beleidsuitgangspunten
Ambitie Op basis van de wet Luchtvaart is de provincie bevoegd gezag voor de regionale en kleine burgerluchtvaartterreinen, met uitzondering van luchthavens van nationaal belang zoals Lelystad, Rotterdam, Groningen en Maastricht. De vergunningverleningstaak betreft het afgeven van ontheffingen en vergunningen voor zaken als helikopterlandingsplaatsen, ultralight-velden, zweefvliegvelden, maar ook om ontheffingen voor evenementen als ballonfiësta’s en dergelijke. Hoofdlijnen van beleid Besluiten t.a.v. de Wet Luchtvaart worden op basis van onderstaande beleidsuitgangspunten8 genomen:
8
Helikopterlandingsplaatsen bij alle ziekenhuizen en andere hulpverleningsinstellingen. Met gemeenten en bedrijfsleven wordt de meerwaarde onderzocht van helikopterlandingsplaatsen bij enkele grotere bedrijventerreinen zonder extra geluidsoverlast voor bewoners. Verder geen helikopterlandingsplaatsen. Recreatieve luchthavens (incl. locaties voor ballonfestivals) en landingsplaatsen voor parachutisten worden, conform uitvoeringsmodel Omgevingsvisie, zoveel mogelijk op bestaande locaties toegestaan. Bij aantoonbare vraag is nieuwvestiging eventueel voorstelbaar vanwege regionale spreiding en bereikbaarheid, maar alleen na zorgvuldige afweging van de belangen van omwonenden en andere 'grondgebonden' recreanten/recreatiefuncties. Het uitgebreide zweefvliegveld Lemelerveld en de luchthaven
Omgevingsvisie provincie Overijssel
27
Twente zijn al bestaande locaties. Voor terreinen waar jaarlijks een luchtballonnenfestival wordt gehouden zullen we een luchthavenregeling opstellen. Risico’s naar taakveld
Wet Luchtvaart
Risico in woorden
niet voldoen aan registratieverplichting
hoog
overschrijding aantal vluchten
hoog
ander type luchtvaartuig
hoog
andere tijden
hoog
Totaal gemiddeld risico
hoog
5.3.1
Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
Toezichtsessenties De toezichtessenties zijn: Geluid en veiligheid. Handhaving Wet Luchtvaart Alle grondgebonden veiligheidsvoorzieningen worden gecontroleerd in overeenstemming met de vastgestelde toezichtessenties . Tijdelijke activiteiten zoals ballonfiësta’s, evenementen met helikopterrondvluchten en paramotorvluchten worden op basis van een risico-inschatting steekproefsgewijs gecontroleerd.
6
Kerntaak inrichting landelijk gebied
Besluit omgevingsrecht, Art. 7.2 lid 3 Het handhavingsbeleid geeft inzicht in de prioriteitsstelling met betrekking tot de uitvoering van de krachtens het eerste lid voorgenomen activiteiten. Ter behoud en versterking van natuur- en landschapswaarden in Overijssel, heeft de provincie vergunningverlenende, toezichts- en handhavingstaken op grond van de Boswet, de Flora- en faunawet, de Natuurschoonwet en de Natuurbeschermingswet 1998. Er is een nieuwe wet Natuurbescherming in voorbereiding die mogelijk al in 2015 van kracht wordt. Deze wet heeft vooral gevolgen voor de Boswet, de Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet. Zodra duidelijk wordt welke gevolgen de wijziging heeft zal dit beleidsplan, indien nodig, daarop aangepast worden.
6.1
Boswet
6.1.1
Beleidsuitgangspunten
Ambitie Behoud, versterking en ontwikkeling van bos- en natuurwaarden buiten de EHS.9 Hoofdlijnen van beleid Samen met partners wordt ingezet op het behoud van verspreide bos en natuurgebieden. Door een wijziging van de Boswet worden per 1 januari 2015 onder andere de Bosschappen opgeheven. Door de opheffing van het Bosschap vervalt ook de verplichte registratie van boseigenaren met houtopstanden groter dan vijf hectare en daarbij hun commitment aan beschermingsvoorschriften. De rol van de provincie blijft vooralsnog onderanderd. Wijzigingen in onze rol krijgen vorm via de nieuwe Wet natuurbescherming. Risico’s naar taakveld
9
Boswet
Risico in woorden
niet voldoen herplantplicht
gemiddeld
niet voldoen meldingsplicht
gemiddeld
overtreden kapverbod
nvt
Totaal gemiddeld risico
gemiddeld
Omgevingsvisie provincie Overijssel
29
6.1.2
Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
Advisering aan de Minister In het kader van de Boswet beoordeelt de provincie de melding van een velling. Daarnaast adviseert de provincie het ministerie met betrekking tot het verlenen van ontheffingen van onder andere de herplantplicht en het verlenen van toestemming voor compensatie van de herplantplicht elders. De minister blijft hiervoor echter het bevoegd gezag. Handhaving De provincie controleert d.m.v. luchtfoto’s en inspecties. Overtreders van de meldingsplicht en de herplantplicht begaan een delict op grond van de Wet economische delicten. De focus van het toezicht op deze regelgeving verschuift naar illegaliteiten in plaats van preventief toezicht. Evaluatie en vooruitblik Controles op aangeslagen beplanting en kapmeldingen zitten binnen de vastgestelde essenties van de controle op herplantplicht. Om de beperkt inzetbare capaciteit efficient in te zetten is in 2013 een pilot ingezet waarbij de focus meer op de knelpunten is gelegd. Dit is gedaan door het toezicht te richten op de opsporing van illegale vellingen. In dit project zijn daarvoor luchtfoto’s van verschillende jaren uit de Atlas van Overijssel voor bepaalde gebieden met elkaar vergeleken en de wijzigingen zijn onderzocht op mogelijke illegaliteit. Conclusie was dat onderzoek van luchtfoto’s een goede aanvulling kan zijn maar de veldcontroles niet kan vervangen. Toezichtsessenties De toezichtsessenties is: Oppervlakte conform melding Handhaving Boswet Van alle nieuwe meldingen worden in het kapseizoen ongeveer tien procent gecontroleerd. Daarnaast worden de herplantverplichtingen waar eerder ernstige niet nalevingen zijn geconstateerd in overeenstemming met de essenties gecontroleerd. Gebruik maken van oog en oor functie van handhavers van andere instanties in het veld Daarnaast wordt aan signalen van illegaal handelen voorrang gegeven desnoods ten koste van het preventieve toezicht.
6.2
Flora- en faunawet
6.2.1
Beleidsuitgangspunten
Ambitie Behoud en versterking van de rijkdom aan plant- en diersoorten10. Hoofdlijnen van beleid Op basis van het Flora- en Faunabeleid van het Rijk heeft de provincie de taak om planten en diersoorten te beschermen, maar ook de bevoegdheid om van de verboden in de wet af te wijken. Door ontheffingen of aanwijzingen af te geven op de Flora- en faunawet en daarop te handhaven, wil de provincie een goed en evenwichtig faunabeheer creeren. De Faunabeheereenheid (FBE) is hierbij verantwoordelijk voor de coördinatie van het planmatige faunabeheer en zodoende een schakel tussen de provincie, grondgebruikers en uitvoerders. De provincie wil een actieve bijdrage leveren aan het stimuleren en ontwikkelen van preventieve maatregelen, om gebruik van het instrument ontheffingen zoveel mogelijk te kunnen beperken.
10
Omgevingsvisie provincie Overijssel, beleidsregels Faunabeheer Overijssel
Onderdeel van het provinciale faunabeheer is ook het voorkomen van schade. De provinciale taak daarbij is:
het voldoen aan voorwaarden of voorschriften die door de provincie worden opgelegd bij vrijstellingen, aanwijzingen en ontheffingen.
Risico’s naar taakveld
Flora- en Faunawet
Risico in woorden
niet naleven van ontheffingen
hoog
niet naleven aanwijzingen
gemiddeld
niet naleven provinciale vrijstellingen
zeer laag
Totaal gemiddeld risico
gemiddeld
6.2.2
Prioriteiten voor vergunningverlening en handhaving
Ontheffingverlening De provincie heeft een aantal bevoegdheden op grond van de Flora- en faunawet. Op basis van het onderdeel beheer en schadebestrijding bepaalt de provincie of ingrepen in de wettelijke beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn. De provincie kan hiertoe vrijstelling, ontheffing of een aanwijzing verlenen voor de door het Rijk aangewezen soorten. Voor een planmatig en duurzaam beheer van (hoofdzakelijk) een aantal beschermde inheemse diersoorten is de Faunabeheereenheid opgericht. Deze Faunabeheereenheid heeft ten behoeve van een planmatig en duurzaam beheer van diersoorten een Faunabeheerplan opgesteld. Dit Faunabeheerplan 2014-2019 is vervolgens door GS op 15 september 2014 vastgesteld gelijktijdig met de Nota beleidsregels faunabeheer Overijssel en de verordening beheer en schadebestrijding dieren in Overijssel. Handhaving De provincie ziet toe op de naleving van de besluiten op basis van de Flora- en faunawet. Het toezicht op deze wet richt zich op het systeem waarbinnen de Faunabeheereenheid (FBE) en de Wildbeheereenheden (WBE’s) hun taak uitvoeren. Ons aanspreekpunt is de FBE. De handhaving van deze wet richt zich vooral op de afhandeling van illegaliteiten, klachten en incidenten (repressieve handhaving). De provincie wil handhaving optimaliseren door afstemming met de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit en politie. De uitvoering van de handhaving vindt plaats overeenkomstig de beleidsregel Handhavingsstrategie voor gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel. Toezichtsessenties De toezichtsessenties zijn: Faunabeheereenheid: uitvoering, monitoring, meldingsplicht, rapportage Wildbeheereenheid: monitoring, rapportage, meldingsplicht, uitvoering, voorlichting
Handhaving Flora- en faunawet Mede vanwege de uitvoering van het Handhavingsarrangement met het OM worden alle vastgestelde toezichtessenties gecontroleerd. Gebruik maken van oog en oor functie van handhavers van andere instanties in het veld Daarnaast wordt aan signalen van illegaal handelen voorrang gegeven desnoods ten koste van het preventieve toezicht.
6.3
Natuurschoonwet Het gaat hier om een wet die fiscale voorzieningen biedt voor de erfopvolging van eigenaren van
31
aaneengesloten gronden (vaak ongedeelde boedels), met het doel deze duurzaam in stand te houden. Daarmee wordt tevens een belangrijk natuurlijk en landschappelijk doel gediend. Landgoederen zijn uitgegroeid tot speerpunten voor het natuur- en landschapsbeleid. Advisering De provincie brengt advies uit over de rangschikking van landgoederen en over het afgeven van een beschikking ‘van geen bezwaar’ en/of over gehele of gedeeltelijke ‘onttrekking’ van een landgoed. In dit specifieke geval is er feitelijk geen sprake van ‘vergunningverlening’. De provincie geeft namelijk alleen advies aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over de rangschikking van landgoederen. Handhaving De provincie heeft geen formele, handhavende taken op grond van de Natuurschoonwet. Door periodieke controles door de Belastingdienst wordt op de uitvoering en naleving toegezien. De Natuurschoonwet wordt momenteel geevalueerd. Mogelijk dat dit topt aanpassingen leidt die invloed kunnen hebben op onze (handhavenende) rol!
6.4
Natuurbeschermingswet
6.4.1
Beleidsuitgangspunten
Ambities Vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden (waaronder Natura 2000-gebieden)11.
Hoofdlijnen van beleid Het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur in 2018 is het doel. Binnen de EHS is alleen ruimte voor andere ontwikkelingen als deze niet ten koste gaan van de kenmerken en waarden van de EHS. Hierbij worden de instrumenten herbegrenzing en compensatie gehanteerd. In en rond de Natura 2000-gebieden, vrijwel geheel gelegen binnen de EHS, wordt gezorgd voor de realisatie van de (abiotische) randvoorwaarden die nodig zijn om aan de internationale verplichtingen voor deze gebieden te voldoen.
Risico’s naar taakveld
Natuurbeschermingswet A1] agrarische activiteiten zonder vergunning met invloed op N2000 gebied A2] agrarische activiteiten overtreden voorschriften vergunning/beheerplan B1] niet agrarische activiteiten zonder vergunning met invloed op N2000 gebied B2] niet agrarische activiteiten overtreden voorschriften vergunning/beheerplan
Risico in woorden hoog laag hoog hoog
C1]zonder vergunning met invloed op N2000 gebied
gemiddeld
C2] niet vergunningplichtige activiteiten overtreden voorschriften vergunning/beheerplan
laag
Cross compliance*
nvt
Totaal gemiddeld risico
gemiddeld
11
Omgevingsvisie provincie Overijssel
6.4.2
Prioriteiten vergunningverlening en handhaving
Vergunningverlening Het wettelijke kader voor de bescherming van Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet), waarin de Vogel- en Habitatrichtlijnen van de Europese Unie zijn doorvertaald. Schade aan de natuurwaarden van deze gebieden moet worden voorkomen. Daarom bepaalt de Nbwet dat projecten en andere handelingen die significant negatieve effecten op deze gebieden kunnen hebben niet mogen plaatsvinden zonder vergunning. Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen Gedeputeerde Staten van de provincie waarin een gebied (grotendeels) ligt. Daarnaast bepaalt de wet dat plannen van gemeenten en waterschappen die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden goedkeuring behoeven van Gedeputeerde Staten. De Nb-wet kan ook “aanhaken” in het kader van de Wabo. Gedeputeerde Staten geven dan een verklaring van geen bedenkingen af in het kader van een omgevingsvergunningprocedure.
Handhaving De provincie ziet toe op de naleving van de Nb-wet. Concreet betekent dit dat vergunningen worden gecontroleerd en daarnaast wordt gekeken of projecten en andere handelingen in en rond de Natura 2000-gebieden aan de eisen van de Nb-wet voldoen. Bovendien vervult de provincie een actieve rol in het voorlichten over de Nb-wet en de gevolgen daarvan voor de verschillende belanghebbenden. De Nb-wet kan ook aanhaken in het kader van de Wabo. Voor deze inrichtingen geldt een vergunningsplicht ingevolge de Wabo en vindt er ook toezicht plaats door een milieucontroleur van de gemeenten. In 2015 zal door middel van een pilot worden onderzocht of door slimme samenwerking met gemeenten efficiencyvoordelen behaald kunnen worden door een vorm van gecombineerd toezicht. Door de stijging van het aantal Nb-wet vergunningen wordt ook de druk op handhaving steeds groter. In 2015 treedt naar verwachting de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking. Zodra hierover meer duidelijkheid is wordt het beleidsplan hier zonodig op aangepast. Evaluatie en vooruitblik De provincie is op basis van de Nb-wet bevoegd gezag voor verguningverlening, toezicht en handhaving. Sinds de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, per 1-10-2010) is er een actieve koppeling tussen aanvragen voor omgevingsvergunning, waarbij óók toestemming op grond van de Nb-wet noodzakelijk is. Hoewel de Nb-wet kan “aanhaken” bij de WABO en daarmee gemeenten bevoegd gezag kunnen geworden bij gecombineerde aanvragen (bij aanvragen om een vergunning in het kader van de Nbwet blijft GS bevoegd), is al duidelijk gebleken dat gemeenten voor een groot deel leunen op de provincie voor advies en ondersteuning. Verder moeten bij beheerplannen nu handhavingsplannen worden opgesteld. In 2013 is deze voor de randmeren in samenwerking met de provincies Flevoland, Noord Holland, Friesland en Utrecht opgesteld. De verwachting is dat dit ook voor de overige beheerplannen in 2014 gaat komen. Dit wordt op projectbasis uitgevoerd, net als de benodigde uitvoeringsuren van de handhavingsplannen zelf. Cross Compliance Elk jaar dient de provincie in het kader van Cross Compliance ten minste één procent van alle landbouwers die premie aanvragen te controleren op alle Randvoorwaarden Europese Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Van het ministerie krijgen wij meestal in maart de namen van de bedrijven die wij moeten controleren. Tijdens zo’n Cross Compliance-controle dient het gehele bedrijf gecontroleerd te worden op alle op dat bedrijf van toepassing zijnde Randvoorwaarden GLB. Toezichtsessenties De toezichtsessenties zijn: Verzuring,verdroging en verstoring.
33
Handhaving Natuurbeschermingswet Toezicht bij de Natura-2000 gebieden en natuurmonumenten op basis van de vastgestelde toezichtessenties Via een inventarisatie en selectiemechanisme worden afwijkingen ten opzichte van de wet in beeld gebracht. Door middel van toezicht en eventueel handhaving wordt vervolgens bij 50 grote overtreders gekeken naar de naleving. Nieuwe Natuurbeschermingswet vergunningen bij agrarische bedrijven worden opgeleverd en gecontroleerd op basis van een risicogerichte aanpak en een steekproef van 10% Formele verzoeken om handhaving en signalen van illegaliteiten krijgen voorrang in de aanpak desnoods ten koste van het preventieve toezicht Uitvoering Cross Compliance controles conform landelijke afspraken (selectie ruim 80 controles)
6.5
Uitvoering Repressieve handhaving Op basis van de nalevingsstrategie wordt een mix van instrumenten, zoals communicatie, voorlichting, bestuurlijke gesprekken, preventief toezicht etc., ingezet om normconform-gedrag te bevorderen. Zonodig wordt bestuursrechtelijk handhavend opgetreden op basis van de handhavingsstrategie (zie paragraaf 3.3).
Repressieve handhaving en nalevingsstrategie Conform de nalevings- en handhavingsstrategie adviezen en besluiten voorbereiden bij overtreding van weten regelgeving
7
Monitoring en evaluatie
7.1
Monitoring en evaluatie
Besluit omgevingsrecht, artikel 7.6 lid 1: Het bestuursorgaan bewaakt met behulp van een geautomatiseerd systeem de resultaten en de voortgang van: a. de uitvoering van het uitvoeringsprogramma, b. het bereiken van de gestelde (beleids)doelen. Besluit omgevingsrecht, artikel 7.6 lid 1: Het bestuursorgaan bewaakt met behulp van een geautomatiseerd systeem de resultaten en de voortgang van: Besluit omgevingsrecht, artikel 7.7 lid 2: Het bestuursorgaan evalueert jaarlijks of de in a. uitvoering van het uitvoeringsprogramma, hetde uitvoeringsprogramma, opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben het bereiken van vastgestelde (beleids)doelen. Het b. het bereiken van bijgedragen de gestelde aan (beleids)doelen. bestuursorgaan bewaakt deze met behulp van een geautomatiseerd systeem.
Het sluiten van de beleidscyclus voor vergunningverlening en handhaving draagt eraan bij om te meten en evalueren of het ingezette beleid en vergunningverlening en handhaving succesvol zijn geweest. De resultaten uit het lopende uitvoeringsjaar vormen immers de input voor eventuele bijstelling van het beleid en bepalen mede het uitvoeringsprogramma voor het daaropvolgende jaar. Een goede centrale registratie van handhavingszaken vergemakkelijkt het vervolgtraject (repressief toezicht en sancties). Daarnaast is het registreren van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over vergunningverlening en handhaving ook van belang ten behoeve van het te voeren beleid, de in te zetten capaciteit en de verantwoording naar bestuur en management. Om te kunnen meten of de uitvoering van de handhaving voldoende is geweest, zullen meetbare doelstellingen van tevoren geformuleerd moeten zijn. Voor 2014-2016 worden de volgende meetbare indicatoren geregistreerd: De in paragraaf 2.4 genoemde kritische prestatie indicatoren Aantal uitgevoerde controles en hercontroles per deelgebied Nalevingspercentage en percentage controles met 0% overtredingen per deelgebied Geconstateerde overtredingen Ontwikkelingen/trends in het naleefgedrag op basis van de vastgestelde essenties Aantallen en soort handhavingstrajecten Opgelegde bestuursrechtelijke sancties Aantal aangevraagde vergunningen (hierbij een onderscheid in soorten vergunningen, meldingen en actualisaties) Aantal verleende vergunningen binnen termijn Aantal verleende vergunningen buiten termijn (incl. reden) Aantal weigeringen en buiten behandeling laten van de aanvraag Aantal handhavingsverzoeken per deelgebied Ieder kalenderjaar wordt het voorgaande kalenderjaar geëvalueerd. Hiertoe wordt een rapportage opgesteld waarin over bovenstaande indicatoren informatie wordt verschaft. Deze rapportage wordt gebruikt voor het zo nodig bijstellen van het beleid en dient als basis voor het opstellen van het jaarprogramma van het daarop volgend kalenderjaar. Met deze rapportage- en evaluatieverplichtingen wordt aangesloten bij het in het Besluit
35
omgevingsrecht neergelegde cyclische karakter van het vergunningverlenings- en handhavingsproces.
8
Ontwikkelingen en projecten in 2014 2016
Voor 2014-2016 staan een reeks van ontwikkelingen en projecten op stapel. De projecten worden hieronder toegelicht.
8.1
Organisatiebrede projecten De onderstaande projecten hebben een organisatiebrede impact waarvoor ook inzet vanuit vergunningverlening, toezicht en handhaving nodig is. 1. Implementatie en uitvoering van regionale uitvoeringsdienst 2.Implementeren aanbevelingen uit rapportage elektronisch monitoren 3. Controles Boswet op basis van luchtfoto’s
4. Programmatische aanpak Stikstof
5.Wet Verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving 6. Nieuwe wet Natuurbescherming
Verdere implementatie en uitvoering van de regionale uitvoeringsdiensten en de kennispunten In 2013 is er een onderzoek uitgevoerd naar electronisch monitoren van gaswassers in de agrarische sector. Ook de provincie Overijssel heeft hierin geparticipeerd. Vanaf 2014 worden de relevante aanbevelingen geimplementeerd. Vervolg studie naar Boswet controles op basis van luchtfoto’s. Op dit moment lukt het om handmatig met behulp van luchtfoto’s vergelijkingen van gebieden te maken en deze te sorteren op potentiële illegale kap. Dit heeft meerwaarde maar is nog behoorlijk arbeidsintensief. Er zal komend jaar worden gekeken of er ook programma’s zijn die deze taak (deels) geautomatiseerd overnemen. In 2015 treedt naar verwachting de PAS in werking. De provincie Overijssel is nauw betrokken bij het tot stand komen van de PAS. Er wordt nauwgezet gevolgd wat de consequenties zijn voor vergunningverlening en handhaving. Deze wet wijzigt de WABO door daarin kwaliteitscriteria op te nemen en de coördinatentaken voor de provincie te benoemen. De wet is nog in discussie bij het parlement. De wet kan gevolgen hebben voor dit beleidsplan en de uitvoering van de VTH-taken. In 2015 treedt waarschijnlijk de nieuwe wet Natuurbescherming in werking. Deze nieuwe wet vervangt onder andere de Flora en Faunawet, Natuurbeschermingswet en de Boswet. Er wordt nauwgezet gevolgd wat de consequenties zijn voor vergunningverlening en handhavingstaken ten gevolge van de komst van deze wet.
7. Nieuwe Omgevingswet
In 2016 treedt waarschijnlijk de nieuwe Omgevingswet in werking. Er wordt nauwgezet gevolgd wat de consequenties zijn voor vergunningverlening, toezicht en handhaving.
8. Landelijke
Met betrokken partijen wordt bezien op welke wijze de landelijke Handhavingsstrategie in Overijssel wordt geïmplementeerd
Handhavingsstrategie 9. Landelijke Vergunningenstrategie
In nauwe afstemming met het IPO wordt bezien of een landelijke vergunningenstrategie ontwikkeld moet en kan worden
37
9
Opdrachtgeverschap Regionale Uitvoeringsdiensten
9.1
Algemeen Sinds 1 januari 2013 zijn in de provincie Overijssel twee Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) operationeel. In Nederland zijn in totaal 29 RUD’s opgericht, met als doel om de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving (VTH), als eerste op het gebied van de milieutaken zoals die zijn geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, robuust te maken, kwalitatief te verbeteren en efficiënt te regelen. Op termijn is uitvoering van een breed VTHpakket binnen het omgevingsrecht door de RUD’s voorzien. In afwijking van wat in den lande gebruikelijk is, heeft Overijssel de beide RUD’s georganiseerd als een netwerk-RUD12. Een netwerk-RUD is een RUD, op basis van een bestuurlijke overeenkomst, en met een intern coördinatie centrum. Anders dan bij de “fysieke RUD met een gemeenschappelijke regeling, blijven de medewerkers van de RUD in dienst bij de partners van de RUD. Voor de inrichtingen met een hoog risico op het gebied van veiligheid (BRZO) heeft de provincie de uitvoering van haar bevoegdheden op VTH-gebied gemandateerd aan de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN), één van de zes speciaal daartoe opgerichte, landsdelige RUD’s. Ook de feitelijke uitvoering van de VTH-taken voor deze inrichtingen vindt plaats volgens de netwerkgedachte door de medewerkers van de provincie Overijssel.
9.2
Wat verwacht de provincie van de netwerk RUD’s In dit Beleidsplan 2014-2016 zijn alle beleidsuitgangspunten van de provincie verzameld, voor zover zij een vertaling dienen te krijgen in VTH. Voor de milieutaken (voor specificatie zie hoofdstuk 5.1) wordt de uitvoering verzorgd, met inzet van provinciale medewerkers, door de twee netwerk RUD’s; voor alle overige beleidsvelden doet de eenheid Publieke Dienstverlening (PD) dat, al dan niet versterkt met inhuur van capaciteit en deskundigheid. De provincie verwacht van de netwerk RUD’s dat zij, door kennis en kunde te bundelen in kennispunten, het niveau van de VTH verhogen, omdat de samenwerking tussen provincie- en gemeentemedewerkers tot kwaliteitsverbetering leidt. De eventuele efficiencywinst zal niet zo goed zichtbaar worden, omdat die zich verspreid over de deelnemers manifesteert. Anderzijds zijn de kosten van netwerk-RUD’s gering in verhouding tot een RUD op basis van een GR(gemeenschappelijke regelingen).
9.3
Opdrachtgevers- opdrachtnemersrol In netwerk-RUD’s zijn de rollen van opdrachtgever en van opdrachtnemer, en een goede invulling daarvan, van zeer groot belang om succesvol te zijn. Immers de partners zijn niet alleen de opdrachtgever van de RUD, ze zijn ook zelf de RUD. Anders dan bij gemeenschappelijke regelingen, waar vooral de bestuurders zich bewust moeten zijn van de verschillende belangen die ze
12
Ook de RUD Noord-Limburg is in navolging van de Overijsselse voorbeelden als netwerk-RUD georganiseerd
behartigen als partner en als onderdeel van de RUD, ligt deze verantwoordelijkheid in de netwerkRUD’s ook dieper in de organisatie (leidinggevenden milieu bij de verschillende partners). Doordat rollen expliciet zijn gemaakt, verbetert het functioneren van de netwerk-RUD’s. Binnen de provincie worden de rollen van opdrachtgever en van opdrachtnemer inmiddels ook duidelijker benoemd en ingevuld: Natuur en Milieu is opdrachtgever van de vergunningverlening en handhaving, en Publieke Dienstverlening is, opdrachtnemer voor deze taak en vervolgens opdrachtgever naar de RUD’s (of naar andere externe inhuur voor taken die niet in de RUD zijn belegd). De vertegenwoordiging van de rol van de provincie als mede-eigenaar van de RUD is belegd bij de eenheid BV. Voor het milieubeleid is de totstandkoming van dit Beleidsplan een mooi voorbeeld van een coproductie nieuwe stijl: NM is verantwoordelijk voor- en geeft invulling aan het Beleidsplan en PD levert inhoudelijke input en de gegevens voor de jaarplanning. Deze jaarplanning is input voor de Jaarplannen die de beide RUD’s maken.
9.4
Planning RUD’s De cyclus meerjaren Beleidsplan – Jaarplanning – Jaarplan RUD noodzaakt de provincie om haar tijdsplanning aan te passen: omdat de RUD’s hun Jaarplannen in het derde kwartaal maken, dient over (de bijstellingen van) het meerjaren Beleidsplan en de Jaarplanning voortaan in het eerste halfjaar besloten te worden. Conform de afspraken die gemaakt zijn bij de tot stand koming van de RUD’s zouden de gemeenten hun Wabo-bouwtaken per 1 juli 2014 in de RUD’s inbrengen. Tot op dit moment is dit nog niet gebeurt vanwege de discussie over welke werkzaamheden verplicht ingebracht moeten worden. Indien de taken ingebracht worden (verwacht in 2015) zal dit effect hebben op de Jaarplannen van de RUD’s; de verwachting is dat de provincie weinig effecten zal ondervinden van deze overdracht.
9.5
Samenwerking met de Omgevingsdienst Regio Nijmegen Op 1 april 2013 is de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (hierna: ODRN) van start gegaan. De directeur van de ODRN heeft in de loop van 2013 mandaat gekregen van diverse gemeenten en de provincies Gelderland en Overijssel om het toezicht, de handhaving en de omgevingsvergunningverlening uit te voeren bij BRZO-bedrijven. Het BRZO die van toepassing is op de meest complexe en meest risicovolle bedrijven in Nederland en dus ook op die in Gelderland en Overijssel. In totaal gaat het om zo’n 52 bedrijven, waarvan er op dit moment 17 in Overijssel zijn gevestigd. De werkzaamheden die betrekking hebben op de bedrijven die in Overijssel zijn gelegen, worden uitgevoerd door gekwalificeerde medewerkers die werkzaam zijn bij partners in de RUD Twente en de RUD IJsselland. Zij voeren die werkzaamheden uit onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de ODRN. Indien nodig wordt capaciteit uitgewisseld tussen de ODRN en de RUD’s in Overijssel om de werkzaamheden in zowel Gelderland als Overijssel adequaat uitgevoerd te krijgen. De inzet van medewerkers van de provincie Overijssel, is verwerkt in het jaarprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving.
39
Bijlage 1
Risicoanalyses Vergunningverlening Toezicht en Handhaving 2014
Colofon
Uitgave
Provincie Overijssel Datum
22 September 2014 Auteurs
P. Scholte Albers HJ. Schutte Inlichtingen bij
P. Scholte Albers Eenheid Natuur en Milieu team Beleidsontwikkeling en Realisatie 038-499 8531 Kenmerk
2014/0257596 Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 www.overijssel.nl
[email protected]
41
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Inleiding en aanleiding Risicoanalyses in de handhavingscyclus Leeswijzer
45 45 46 46
2 2.1
Aanpak / methodiek Systematiek risicoanalyses
47 47
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8 3.3.9 3.3.10 3.3.11
Resultaten risicoanalyse Toelichting op de resultaten Totaaloverzicht beleidsvelden Risico’s per beleidsveld Bodemsanering door de provincie Bodemsanering door derden Flora- en Faunawet Natuurbeschermingswet Boswet Grondwaterbescherming Grondwateronttrekkingen Ontgrondingen Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemaangelegenheden Wet luchtvaart IPPC-bedrijven (bedrijven met installaties voor industriële activiteiten volgens bijlage 1 van de richtlijn Industriële emissies) en BRZO-bedrijven (Besluit Risico's Zware Ongevallen '99 voor bedrijven die op grote schaal werken met gevaarlijke stoffen) Vuurwerkopslagen Vuurwerkevenementen
49 49 49 54 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63
3.3.12 3.3.13
Bijlage: Toelichting op gebruik begrippen kans en effect
64 65 66
67
43
44
1
Inleiding
Wettelijk kader Besluit omgevingsrecht (art. 7.2, tweede lid Bor) Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het bestuursorgaan kunnen voordoen m.b.t. de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde in de gevallen waarin de zorg voor de handhaving daarvan aan hem is opgedragen.
1.1
Inleiding en aanleiding Een veelgehoorde kreet in handhavend Nederland is: ‘je moet vissen waar de vis zit’. Met andere woorden: toezicht en handhaven moet men doen, waar dat nodig en effectief is. Het bevoegd gezag moet dan weten waar de risico’s (en dus de prioriteiten) liggen. Omdat een toezichthouder en handhaver niet altijd en overal aanwezig kan zijn, is het zaak om de beschikbare tijd zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten. Een risico-analyse is daarbij een hulpmiddel. Door een risico-analyse op basis van expert-judgement over het takenpakket uit te voeren, wordt inzicht verkregen in de vraag welke handelingen en overtredingen van wet- en regelgeving bij niet-naleving de grootste risico's vormen. Met een risico-analyse worden effecten en kansen vastgesteld voor mens, milieu/omgeving, economie en maatschappelijke gevoeligheid. Een risico-analyse is kortom een goede kapstok bij het prioriteren van de handhavingsactiviteiten. Gebruik risicoanalyse Voor elke wet waarvoor de provincie Overijssel bevoegd gezag is, is in dit document de inschatting opgenomen van de mogelijke risico’s die zich daarbij kunnen voordoen. In de risicoanalyse is getracht de risico’s zoveel mogelijk te objectiveren. Toch zitten hier subjectieve beoordelingen in (expert-judgement). Bij het gebruik van de risico-matrix is het van belang om daar goed bewust van te zijn.
De risicoanalyse die ten grondslag heeft gelegen aan het beleidsplan VTH 2014-2016 dateert uit 2003. Op 17 december 2013 heeft het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel het beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2014-2016 vastgesteld (2013/0413968). In het daaraan voorafgaande portefeuilleoverleg van 9 december 2013 is afgesproken de risicoanalyses uit 2003 in 2014 te actualiseren om een nadere prioritering in de werkzaamheden voor toezicht en handhaving te kunnen aanbrengen (2013/0397179). Begin 2014 is daarom onder begeleiding van een interne werkgroep een compleet nieuwe risicoanalyse opgesteld. Hiertoe zijn per beleidsveld met ambtelijk specialisten en beleidsmedewerkers van de eenheden Publieke Dienstverlening, Ruimte en Bereikbaarheid en Natuur en Milieu in een twaalftal sessies de risico’s (kansen en effecten) opnieuw in beeld gebracht op basis van ervaringen. De uitdaging hierbij was om te kunnen prioriteren over de beleidsvelden heen. Als voorbereiding
45
hierop zijn gesprekken gevoerd met de provincies Gelderland en Zuid-Holland en adviesbureau Oranjewoud. De rapportage geeft enerzijds de “kale” cijfers uit de risicoanalyse weer en anderzijds de motivatie hoe bepaalde keuzes tot stand zijn gekomen. De uitkomst van deze risicoanalyse biedt samen met de (handhavings)monitoringsinformatie input voor de programmering van toezicht en handhaving voor 2015 en een mogelijke bijstelling van de toezichtsessenties (toezichtessenties zijn aspecten per taakveld waarop de controle plaatsvindt bijvoorbeeld de essentie waterkwaliteit bij zwemwater).
1.2
Risicoanalyses in de handhavingscyclus Ingevolge het landelijke professionaliseringstraject handhaving moeten toezicht en handhaving gebaseerd zijn op prioriteiten die zijn vastgesteld op basis van een goede risico-analyse. De risicoanalyse maakt deel uit van de (handhavings)beleidscyclus: van beleid, doelen en strategie naar planning en uitvoering, naar monitoring en tenslotte naar de bijstelling van beleid, doelen en strategie. En vervolgens begint de beleidscyclus weer van voren af aan. De risico-analyse is allereerst gebaseerd op het (nadelig) effect van niet naleven. Daarnaast vormt de kans dat regels niet worden nageleefd een belangrijke factor. Het naleefgedrag geeft hiervoor een goede indicatie. Met toezicht en handhaving kan dit naleefgedrag worden beinvloed. Gedurende de uitvoering van toezicht en handhaving wordt bijgehouden in hoeveel gevallen een overtreding geconstateerd wordt en welke energie het kost om de zaak weer op orde te krijgen. Zo nodig kan naleefgedrag ook vastgesteld worden door inschatting of ervaring. Zo wordt (naast regionaal of landelijk beleid) een goed uitgangspunt verkregen om doelen en strategie vast te stellen. In combinatie met het geconstateerde naleefgedrag (onwetendheid, bewuste overtreding, etc.) kan vervolgens voor elk beleidsveld de meest geschikte vorm en frequentie van toezicht worden vastgesteld. Uiteraard is het ook mogelijk om een ander beleidsinstrument (gericht op preventie,zoals communicatie) in te zetten om de gewenste beleidsdoelen te bereiken.
1.3
Leeswijzer In hoofdstuk 2 is de systematiek van de risicoanalyses uiteen gezet. Hoofdstuk 3 bevat de resultaten van de risicoanalyses. In paragraaf 3.1 staat een korte toelichting op de resultaten. In paragraaf 3.2 is een totaaloverzicht van de beoordeelde beleidsvelden met een inhoudelijke toelichting opgenomen. In paragraaf 3.3 staan de scores per beleidsveld in detail. Om de scores in de tabellen van paragraaf 3.2 en 3.3 goed te kunnen begrijpen is in de bijlage een toelichting opgenomen op de onderverdeling van de begrippen risico en kans.
46
2
Aanpak / methodiek
2.1
Systematiek risicoanalyses Er zijn veel systemen beschikbaar om risico’s van niet-naleving vast te stellen. De bekendste formule bij het vaststellen van risico-analyses is: risico = negatief effect x kans. Effecten en kansen worden per beleidsterrein bepaald door deskundigen op basis van hun ervaringen voor categorieën van werkzaamheden in het werkveld. Bij het bepalen van het effect is gekeken naar gevolgen voor fysieke veiligheid, de gezondheid van mensen, het milieu (lucht, bodem, geluid en (grond-) water), natuur, maatschappelijke kosten om overtredingen ongedaan te maken (economische factoren) en maatschappelijke gevolgen van overtredingen. Bij de bepaling van de kans wordt gekeken naar het handhavingsverleden, de bekendheid met regelgeving, de kans op ‘ontdekking’, hoogte van de straffen, kosten-baten afweging (economisch belang), etc. Aanpak risicoanalyses De risico’s per wet zijn bepaald via een zogenaamde risicomatrix. Deze methodiek werkt op basis van het principe: risico = negatief effect x kans. Hierbij gaan wij uit van de eerder opgestelde risicoanalyse uit 2003. Op basis hiervan zijn de effecten in deze risicoanalyse door deskundigen op basis van hun ervaringen gescoord op: Fysieke veiligheid (brand, explosie, toxiciteit, veiligheid) Welzijn van de mens (volksgezondheid; alleen lichamelijke gezondheid is meegewogen) Milieu (verontreinigingen naar water, bodem en lucht) Duurzaam behoud habitats en soorten (natuur) Economisch belang (wat kost het als het mis gaat) Maatschappelijk effect (hoe leeft het in de maatschappij; gevoeligheid) Op deze manier zijn de risico’s van de verschillende wetten zo goed mogelijk geobjectiveerd met als doel een realistische vergelijking tussen de zeer uiteenlopende risico’s te kunnen maken. Bijvoorbeeld wat is het risico als het kapverbod uit de Boswet overtreden wordt of wat als er geen veiligheidslijnen in zwemwater worden aangebracht die volgens de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden verplicht zijn. De risicoanalyse vormt daarmee de basis voor besluitvorming door het college van GS over de mate waarin toezicht en handhaving wordt ingezet en geprioriteerd per deeltaak. De risicoanalyse is uitgevoerd voor onderstaande wetten. Het betreft wetten waarvoor de provincie Overijssel bevoegd gezag is: -
Groen o o o o
Flora en Faunawet Natuurbeschermingswet Boswet Natuurschoonwet (de provincie is bevoegd gezag maar heeft geen handhavende taken)
47
-
-
-
Grijs o
o o o o Blauw o o Bruin o
IPPC-bedrijven (bedrijven met installaties voor industriële activiteiten volgens bijlage 1 van de richtlijn Industriële emissies) en BRZO-bedrijven (Besluit Risico's Zware Ongevallen '99 voor bedrijven die op grote schaal werken met gevaarlijke stoffen) Vuurwerkopslagen (als verbijzondering van BRZO-bedrijven) Vuurwerkevenementen Ontgrondingenwet Wet Luchtvaart Grondwaterwet Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Wet Bodembescherming
Risicomatrix per taakveld per risicofactor Binnen de methodiek van de risicomatrix zijn de effecten en kansen bepaald voor de variabelen die relevant zijn in relatie tot de naleving van de desbetreffende wet (bij de Boswet kan bv gedacht worden aan het overtreden van het kapverbod of het niet voldoen aan de herplantplicht). Met de betrokken vergunningverleners, handhavers dan wel toezichthouders en betrokken beleidsmedewerkers zijn per wet allereerst de variabelen benoemd, vervolgens zijn de effecten, en de kans dat dergelijke effecten optreden, ingeschat. Voor de effecten is een schaal gehanteerd van 1 tot 4 (zeer klein- zeer groot). Per effect, bv fysieke veiligheid is gedefinieerd wat onder een (zeer) klein dan wel (zeer) groot effect wordt verstaan. Voor de kans dat een effect optreedt, is een schaal gehanteerd van 1-3 (kleiner dan gemiddeld, gemiddeld, groter dan gemiddeld). Voor het bepalen van de kans hebben de volgende aspecten een rol gespeeld: de resultaten van het toezicht afgelopen jaren (b.v. indicatoren als spontane naleving) expert-judgement uit beleidsmatige- en uitvoeringspraktijk Op basis van bovenstaande methodiek komt de totaalscore tot stand. Deze totaalscore geeft een indicatie van het risico per wet. Plaats van de risicoanalyse in het VTH-proces De portefeuillehouders die verantwoordelijk zijn voor vergunningverlening (mevr. I. Bakker), handhaving en toezicht (dhr. B. Boerman) en de uitvoering van Groene Wetgeving (mevr. H. Maij) hebben kennisgenomen van de resultaten van de risicoanalyse. Tezamen met ervaringscijfers over het naleefgedrag wordt de risicoanalyse gebruikt als basis voor het zo nodig aan te passen Beleidsplan en het jaarprogramma Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2015. Omdat in de risicomatrix de verschillende risico’s in getallen zijn uitgedrukt, is herleidbaar waardoor het verschil in risico tussen beleidsitems wordt veroorzaakt. Hiermee zijn de ingeschatte risico’s herleidbaar en transparant en vormt de risicoanalyse een goed vertrekpunt voor de prioritering van de handhavingstaken in het Beleidsplan VTH. Deze kunnen op basis van de risicomatrix worden geprioriteerd naar aard en omvang van de problemen en overtredingen (kansen en effecten). Elk beleidsveld kent een risico-rangschikking van zeer laag naar hoog. We onderscheiden de volgende risicoklasse-indeling: Zeer laag Laag Gemiddeld Hoog
48
risicocijfer risicocijfer risicocijfer risicocijfer
0-10 10-20 20-30 groter dan 30
3
Resultaten risicoanalyse
3.1
Toelichting op de resultaten In paragraaf 3.2 is per beleidsveld het gemiddelde risicocijfer over alle beoordeelde onderdelen weergegeven. Door te werken met gemiddeldes komen bij een aantal beleidsvelden de hoge risico’s voor een of meerdere onderdelen niet goed in beeld. In de tabel zijn daarom de risicofactoren die hoog scoren apart opgenomen plus het bijbehorende risicocijfer (zie kolom ‘Risicofactor die hoog scoort (risicocijfer)). In de kolommen ‘kans’ en ‘effect’ is een nadere toelichting gegeven op de scores voor de effecten en de kansen. Bij het gebruik van de risicoanalyse is deze toelichting van belang. In de tabellen in paragraaf 3.3 zijn per beleidsveld de effecten, kansen en risico’s per onderdeel benoemd. Op deze manier is terug te lezen op welke wijze het gemiddelde risicocijfer tot stand is gekomen.
3.2
Totaaloverzicht beleidsvelden Risicomatrix verzameltabel
Beleidsveld
Bodemsanering provincie
Gemiddeld risicocijfer
12
gemiddeld risico in woorden laag
Risicofactor die hoog scoort (risicocijfer)
kans De kans op overtredingen is hier als laag ingeschat aangezien deze saneringen in eigen beheer plaatsvinden.
effect De veiligheidseffecten en effecten op de natuur zijn beperkt. De effecten worden vooral bepaald door milieugevolgen, de economische belangen en de maatschappelijke gevoeligheid.
49
Beleidsveld
Bodemsanering derden
Gemiddeld risicocijfer
14
gemiddeld risico in woorden
Risicofactor die hoog scoort (risicocijfer)
laag niet naleven van ontheffingen (42)
Flora- en Faunawet
25
gemiddeld
zonder vergunning met invloed op N2000 gebied (Agrarisch) (30)
Natuurbeschermingswet
25
gemiddeld
zonder vergunning met invloed op N2000 gebied (Niet Agrarisch) (33) overtreden voorschriften vergunning/beheerplan (niet agrarisch) (33)
50
kans
effect
Door effectief toezicht en handhaving op bodemsaneringen door derden is het naleefgedrag goed waardoor de kans op overtredingen klein is. De grootste kans op overtredingen bij de flora- en faunawet ligt in het niet naleven van ontheffingen. Het risico van het niet naleven van de provinciale vrijstellingen is laag. Daarnaast leidt de getrapte (toezicht)structuur (provincieFaunaBeheerEenheid-WildBeheerEenheidjager) tot grotere risico's (kans) van niet naleven. Effecten van niet naleven van aanwijzingen kunnen groot zijn, maar de kans dat het optreedt is gemiddeld vanwege het belang dat partijen daar zelf bij hebben en de inzet die daarop wordt gepleegd (bv muskusratten en beverratten).
Effecten op veiligheid, natuur en milieu zijn relatief laag. Enkel op de economische belangen scoort bodemsaneringen door derden wat hoger. Het hoge risico bij deze wet wordt gevormd door het niet naleven van ontheffingen. Hierbij zijn met name effecten te verwachten door aanrijdingen met reeën.
De scores worden vooral bepaald door mogelijke effecten op natuur en door maatschappelijke gevoeligheid
Vooral de afwezigheid van vergunningen veroorzaakt een hoog risico. Directe en onomkeerbare schade treedt vooral op bij werkzaamheden waarvoor geen vergunning is aangevraagd (onbekendheid met NB-wet). Het betreft zowel infrastructurele projecten als werkzaamheden in de Natura 2000 gebieden zelf. Bij agrarische bedrijven vormt de werking van luchtwassers een knelpunt.
Beleidsveld
Boswet
Natuurschoonwet
Grondwaterbescherming
Grondwateronttrekking
Gemiddeld risicocijfer
21
nvt
15
25
gemiddeld risico in woorden
Risicofactor die hoog scoort (risicocijfer)
Het risico bij de Boswet wordt met name bepaald door het niet voldoen aan de meldingsplicht. De kans hierop is groot aangezien het niet voldoen aan de meldingsplicht een (groot) economisch belang voor de ondernemer oplevert.
gemiddeld
23
nvt
laag
gemiddeld
gemiddeld
effect De effecten van het niet voldoen aan de meldingsplicht zijn met name economisch van aard. De Boswet wordt op dit moment gecontroleerd door een steekproef van 10%, dit is volgens de specialisten de absolute ondergrens. In hoeverre andere toezichthouders (BOA's) hier invloed op hebben is onbekend.
Geen handhavende taken voor de provincie bij de Natuurschoonwet. De Belastingdienst voert de inspecties uit.
werken zonder vergunning (illegaal) (36) Ontgrondingen
kans
Dieptewinningen in strijd met voorschriften (39)
De meeste activiteiten hebben een beperkt effect en een lage kans van optreden. Daarop zijn twee uitzonderingen: het niet melden van calamiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden en het toepassen van gewasbescherming in grondwaterbeschermingsgebieden.
Het risico bij grondwaterbescherming is laag, dit komt vooral door de gemiddelde tot lage kans van optreden.
Het gemiddelde risico wordt met name bepaald door een grote overtredingkans en de kans op illegaliteiten bij Warmte Kracht Opslagen (WKO). Bij onvoldoende toezicht is ook de kwaliteit van het grondwater in het geding. Het toezichtniveau is bijzonder laag,waardoor kans op overtredingen groot is Het gemiddelde risico wordt vooral bepaald door illegaliteiten en door overtredingen bij dieptewinningen. De grote overtredingskans is te verklaren uit het relatief grote economisch voordeel hierbij. Verder is aangegeven dat het toezicht op ontgrondingen momenteel op een minimumniveau zit.
De rendementen van de Warmte Kracht Opslagen (WKO) kunnen door interferentie met andere (illegale) WKO's sterk teruglopen. Interferentie leidt dan tot economische schade;
De grootste effecten zijn vooral te verwachten bij dieptewinningen waarbij wordt gewerkt in strijd met de voorschriften. De effecten hebben dan vooral betrekking op schade aan het milieu, de natuur en de economische effecten.
51
Beleidsveld
Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Wet Luchtvaart
IPPC-bedrijven (bedrijven met installaties voor industriële activiteiten volgens bijlage 1 van de richtlijn Industriële emissies) en BRZObedrijven (Besluit Risico's Zware Ongevallen '99 voor bedrijven die op grote schaal werken met gevaarlijke stoffen)
52
Gemiddeld risicocijfer
19
6
gemiddeld risico in woorden
Risicofactor die hoog scoort (risicocijfer)
laag
zeer laag
Veiligheid (brandveiligheid, VBS, PGS) (63)
28
gemiddeld
Afval (scheiding, opslagwijze, onderzoek) (30)
kans
effect
Het risico bij zwembaden en zwemplassen is als laag beoordeeld. Dit komt met name door het effectieve toezicht en handhaving de laatste jaren waardoor de overtredingskans als laag wordt ingeschat
De effecten zijn met name te verwachten bij de fysieke veiligheid (lichamelijk letsel, verdrinking), welzijn (ziekte) en de maatschappelijke gevoeligheid.
Het risico bij de Wet Luchtvaart is als zeer laag ingeschat. De scope van de Wet Luchtvaart voor de provincie betreft enkel de vertrek- en landingsplaatsen van luchtvaartuigen. Zodra de luchtvaartuigen in de lucht zitten is de provincie geen bevoegd gezag meer. De overtredingskans is laag doordat het veelal commerciële partijen betreft die een vergunning aanvragen voor een stijging of landing op een bepaalde plaats met een bepaald luchtvaartuig. Zij hebben er geen enkel belang bij om hier overtredingen in te begaan. Bij BRZO en/of IPPC bedrijven zijn de risico's groot. Door het gerichte, integrale en frequente toezicht is de overtredingskans gemiddeld.
Door de beperkte scope van de Wet Luchtvaart voor de provincie zijn de mogelijke effecten beperkt tot een laag maatschappelijk risico.
Door de aard van de bedrijven (processen en gevaarlijke stoffen) zijn de effecten op zowel milieu, veiligheid als maatschappelijke gevoeligheid zeer groot.
Beleidsveld
Gemiddeld risicocijfer
gemiddeld risico in woorden
Risicofactor die hoog scoort (risicocijfer) Opslag niet conform voorschriften (45) brandveiligheid niet conform voorschriften (30)
Vuurwerkopslagen
32
hoog
Organisatorische verplichtingen niet conform voorschriften (melden, registreren, opleiding) (30) Ontbranding niet conform voorschriften (32) veiligheid niet conform voorschriften (32)
Vuurwerkevenementen
32
hoog
Organisatorische verplichtingen niet conform voorschriften (melden, registreren, opleiding) (32)
kans Vuurwerkopslagen hebben een hoog risico. De overtredingskans is gemiddeld. De grotere opslagen voldoen doorgaans goed. De opslagen bij vuurwerkverkooppunten hebben een grotere overtredingskans doordat vuurwerk in een korte tijdsperiode wordt verkocht. Hierdoor is de handelingssnelheid groot is en neemt de kans op fouten toe.
Vuurwerkevenementen hebben een hoog risico. De overtredingskans is gemiddeld. Dit is mede te danken aan gericht toezicht op evenementen.
effect De effecten bij vuurwerkopslagen zijn groot. Effecten zijn met name te verwachten op het gebied van fysieke veiligheid, welzijn en maatschappelijke gevoeligheid.
De effecten zijn groot. Het zijn vooral de effecten op de fysieke veiligheid en het welzijn. Deze zijn groot omdat het evenementen betreft waar veel mensen aanwezig zijn waardoor bij een calamiteit meerdere slachtoffers mogelijk zijn. Het risico wordt dan ook met name bepaald door de grote effecten in combinatie met een gemiddeld risico.
53
Risico’s per beleidsveld
niet voldoen aan administratie-eisen niet voldoen aan eisen voor depot begeleidingsbrieven niet op orde
oo rd en
R
is ic o
in
w
ijf er is ic oc R
uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt r) en Si gn ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e rid nc is ie ch el ) , M aa ts c ge ha vo pp el eli ig jk he e id To ta al ov eff ec er t to tre ta di al ng sk an s
(v o
D
el zi jn
W
ve ili gh e
Risicofactor
v m a lk en n d sg s e ez on dh ei M d) ili eu
Bodemsanering door de provincie id
3.3.1
Fy si ek e
3.3
1
1
1
1
1
2
7
1,0
7
zeer laag
1
2
2
1
1
2
9
1,0
9
zeer laag
1
1
2
1
2
2
9
1,0
9
zeer laag
afzettingen voldoen niet
3
2
1
1
1
3
11
1,0
11 laag
wasplaats niet in orde eindcontrole niet uitgevoerd (afronding sanering) eind/nulsituatie niet in beeld (depotvorming) grondwater, pijlbuizen grondwaterzuivering niet adequaat inkomende stromen niet voor elkaar veiligheid (V&G plan niet correct of niet aanwezig) Uitgaande stromen niet voor elkaar Totaal gemiddeld risico
1
1
1
1
1
1
6
1,0
6
zeer laag
1
1
1
1
1
2
7
1,0
7
zeer laag
1
2
1
1
2
3
10
2,0
20 gemiddeld
1
1
2
1
3
2
10
2,0
20 gemiddeld
1
2
2
2
3
3
13
1,0
13 laag
3
2
1
2
3
3
14
1,0
14 laag
1
2
3
2
3
3
14
1,0
14 laag
54
12 laag
niet voldoen aan administratie-eisen niet voldoen aan eisen voor depot begeleidingsbrieven niet op orde
(v o
D uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt r) en Si gn ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e rid nc is ie ch el ) , M aa ts c ge ha vo pp el eli ig jk he e id To ta al ef fe ct ov er tr ed in to gsk ta an al s R is ic oc ijf er ris ic o in w oo rd en
el zi jn
W
ve ili gh e Fy si ek e
Risicofactor
v m a lk en n d sg s e ez on dh ei M d) ili eu
Bodemsanering door derden id
3.3.2
1
1
1
1
1
1
6
1,0
6
1
2
2
1
1
2
9
2,0
18 laag
1
1
2
1
2
1
8
1,0
8
afzettingen voldoen niet
3
2
1
1
1
2
10
wasplaats niet in orde
1
1
1
1
1
1
6
2,0 2,0
20 gemiddeld 12 laag
eindcontrole niet uitgevoerd (afronding sanering)
1
1
1
1
1
1
6 1,0
6
zeer laag
1,0
9
zeer laag
1,0
10 laag
2,0
20 gemiddeld
2,0
24 gemiddeld
2,0
20 gemiddeld 14 laag
eind/nulsituatie niet in beeld (depotvorming) grondwater, pijlbuizen grondwaterzuivering niet adequaat inkomende stromen niet voor elkaar veiligheid (V&G plan niet correct of niet aanwezig) Uitgaande stromen niet voor elkaar Totaal gemiddeld risico
1
2
1
1
2
2
9
1
1
2
1
3
2
10
1
2
1
1
3
2
10
3
2
1
1
3
2
12
1
2
1
1
3
2
10
zeer laag
zeer laag
55
3.3.3
56
Totaal gemiddeld risico
Flora- en Faunawet
niet naleven van ontheffingen
3 2 nvt 3 3 3 14 3,0
niet naleven aanwijzingen
4 2 nvt 1 4 3 14 2,0 28
niet naleven provinciale vrijstellingen
1 1 nvt 1 nvt 1 4 1,0 4
42
25
R
is ic o
in
w
oo rd en
D uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt Si e gn r) n ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e M aa ridi nci ts sc ee h l, c ge ha ) p vo p el eli ig jk To he e ta id al ef fe ct ov er tr ed in to gsk ta an al s R is ic oc ijf er
ve ili gh W ei el d zi jn v (v ol me an ks n de ge s zo nd M ili he eu id )
Fy si ek e
Risicofactor
hoog
gemiddeld
zeer laag
gemiddeld
A2] agrarische activiteiten overtreden voorschriften vergunning/beheerplan B1] niet agrarische activiteiten zonder vergunning met invloed op N2000 gebied B2] niet agrarische activiteiten overtreden voorschriften vergunning/beheerplan C1]zonder vergunning met invloed op N2000 gebied C2] niet vergunningplichtige activiteiten overtreden voorschriften vergunning/beheerplan Cross compliance*
Totaal gemiddeld risico
oo rd en R
is ic o
in
w
ijf er is ic oc R
ov er tr ed in to gsk ta an al s
D
b i j z Risicofactor o n d e A1] agrarische activiteiten zonder vergunning met invloed op N2000 gebied
uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt Si e gn r) n ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e r n M aa idis cie ts ch el , c ge ha ) p vo p el eli ig jk To he e ta id al ef fe ct
Natuurbeschermingswet Fy si ek e ve W ili el gh zi ei jn d va (v m n ol ks en de ge s zo M nd ili he eu id )
3.3.4
nvt
nvt
nvt
4
2
4
10
3,0
30
hoog
nvt
nvt
nvt
4
2
3
9
2,0
18
laag
nvt
nvt
nvt
4
3
4
11
3,0
33
hoog
nvt
nvt
nvt
4
3
4
11
3,0
33
hoog
nvt
nvt
nvt
4
2
2
8
3,0
24
gemiddeld
nvt
nvt
nvt
2
1
2
5
2,0
10
laag
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt 25
gemiddeld
57
Totaal gemiddeld risico
58
id
uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt r) en Si gn ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e rid nc is ie ch el ) , M aa ts c ge ha vo pp el eli ig jk he e id To ta al ef fe ct ov er tr ed in to gsk ta an R al is s ic oc ijf er R is ic o in w oo rd en
D
(v o
v m a lk en n d sg s e ez on dh ei M d) ili eu
el zi jn
ve ili gh e
Risicofactor
W
Fy si ek e
3.3.5 Boswet
niet voldoen herplantplicht
nvt nvt 1 3 4 2 10 2,0 20 gemiddeld
niet voldoen meldingsplicht
nvt nvt 1 4 4 2 11 2,0 22 gemiddeld
overtreden kapverbod
nvt nvt nvt nvt nvt nvt 21 gemiddeld
ve ili gh el ei zi jn d v (v a o l me n ks n de ge s zo M nd ili he eu id ) D uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt Si e gn r) n ec if be on ica la om nt ng i s (fi ch n ju a e r n M aa idis cie ts ch el , c ge ha ) p vo p el eli To ig jk he e ta al id ef fe ct ov er tr ed in to gsk ta an al s R is ic oc ijf er R is ic o in w oo rd en
Grondwaterbescherming
Fy si ek e
Risicofactor
W
3.3.6
niet melden (calamiteiten)
nvt
2
3
1
4
3
13
2,0
26
gemiddeld
verboden activiteit buiten inrichtingen: bouwen
nvt
1
1
1
1
1
5
1,0
5
zeer laag
verboden activiteit buiten inrichtingen: gewasbescherming
nvt
2
3
2
4
3
14
2,0
28
gemiddeld
verboden activiteit buiten inrichtingen: energiesystemen
nvt
1
1
nvt
nvt
2
4
2,0
8
zeer laag
niet naleven voorschriften
nvt
2
3
nvt
3
2
10
1,0
10
laag
15
laag
Totaal gemiddeld risico
59
Risicofactor
Totaal gemiddeld risico
60
R
R
is ic o
w
oo rd en
ijf er in
is ic oc
ov er tr ed in to gsk ta an al s
W
ve ili gh el ei zi jn d v (v a o l me n ks n de ge s zo M nd ili he eu id ) D uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt Si e gn r) n ec if be on ica la om nt ng i s (fi ch n ju a e r n M aa idis cie ts ch el , c ge ha ) p vo p el eli ig jk To he e ta id al ef fe ct
Fy si ek e
3.3.7 Grondwateronttrekkingen
overtreden voorschriften onttrekkingen drinkwater
nvt 3 2 4 3 2 14 2,0 28 gemiddeld
overtredingen voorschriften KWO's
nvt nvt 1 2 3 2 8 3,0 24 gemiddeld
overtredingen voorschriften industrie
nvt 2 2 2 3 2 11 2,0 22 gemiddeld
25 gemiddeld
Totaal gemiddeld risico
oo rd en w
is ic o
in
ijf er is ic oc
ov er tr ed in to gsk ta an al s
uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt r) en Si gn ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e rid nc is ie ch el ) , M aa ts c ge ha vo pp el eli ig jk he e id To ta al ef fe ct
(v o
D
el zi jn
R
Dieptewinningen in strijd met voorschriften
R
werken zonder vergunning (illegaal) Functionele ontgronding in strijd met vrs (specifieke voorschriften, bijvoorbeeld waterpartijen, landbouw) Functionele ontgronding in strijd met vrs (standaard vergunning opv aanvraag)
W
ve ili gh e Fy si ek e
Risicofactor
v m a lk en n d sg s e ez on dh ei M d) ili eu
Ontgrondingen id
3.3.8
1
1
2
3
2
3
12
3,0
36
hoog
1
nvt
1
1
1
1
5
2,0
10
laag
1
nvt
1
1
1
1
5
1,0
5
1
nvt
3
3
3
3
13
3,0
39
hoog
23
gemiddeld
zeer laag
61
oo rd en w
R
is ic o
in
ijf er is ic oc R
ov er tr ed in to gsk ta an al s
D
Fy si ek e
Risicofactor
uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt Si e gn r) n ec if be on ica la om nt ng i s (fi ch n ju a e r n M aa idis cie ts ch el , c ge ha ) p vo p el eli ig jk To he e ta id al ef fe ct
Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemaangelegenheden ve ili W gh el ei zi jn d v (v o l me a n ks n de ge s zo M nd ili he eu id )
3.3.9
overtreden voorschriften WHVBZ zwembaden, waterkwaliteit
nvt
4
nvt
nvt
2
3
9
2,0
18
laag
overtreden voorschriften WHVBZ zwembaden, veiligheid en hygiene
3
2
nvt
nvt
nvt
3
8
2,0
16
laag
overtreden voorschriften WHVBZ zwemplassen, waterkwaliteit
2
2
nvt
nvt
3
3
10
2,0
20
gemiddeld
overtreden voorschriften WHVBZ zwemplassen, veiligheid en hygiene
4
3
nvt
nvt
nvt
3
10
2,0
20
gemiddeld
19
laag
Totaal gemiddeld risico
62
oo rd en w
is ic o
in
ijf er R
R
Fy si ek e
Risicofactor
is ic oc
ve ili gh el ei zi jn d v (v a o l me n ks n de ge s zo M nd ili he eu id ) D uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt Si e gn r) n ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e r n M aa idis cie ts ch el , c ge ha ) p vo p el eli ig jk To he e ta id al ef fe ct ov er tr ed in to gsk ta an al s
Wet luchtvaart
W
3.3.10
niet voldoen aan registratieverplichting
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
1
1
2,0
2
zeer laag
overschrijding aantal vluchten
nvt
2
nvt
1
nvt
2
5
2,0
10
laag
ander type luchtvaartuig
nvt
2
nvt
1
nvt
2
5
1,0
5
zeer laag
andere tijden
nvt
2
nvt
1
nvt
2
5
1,0
5
zeer laag
6
zeer laag
Totaal gemiddeld risico
63
3.3.11
IPPC-bedrijven (bedrijven met installaties voor industriële activiteiten volgens bijlage 1 van de richtlijn Industriële emissies) en BRZO-bedrijven (Besluit Risico's Zware Ongevallen '99 voor bedrijven die op grote schaal werken met
oo rd en in
w
ijf er R
is ic o
is ic oc R
ov er tr ed in to gsk ta an al s
D uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt Si e gn r) n ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e r n M aa idis cie ts ch el , c ge ha ) p vo p el eli ig jk To he e ta id al ef fe ct
Fy si ek e
Risicofactor
W
ve ili gh el ei zi jn d va (v o l me n ks n de ge s zo nd M he ili eu id )
gevaarlijke stoffen)
Veiligheid (brandveiligheid, VBS, PGS)
4
4
2
3
4
4
21
3,0
63
hoog
Lucht (meetsystemen, naverbrander)
nvt
4
2
3
2
3
14
2,0
28
gemiddeld
Bodem (keuringen, certificaten, BRA)
nvt
2
2
3
4
3
14
2,0
28
gemiddeld
nvt
2
1
1
3
2
9
2,0
18
laag
nvt
nvt
1
1
1
1
4
2,0
8
zeer laag
nvt
nvt
3
3
4
2
12
2,0
24
gemiddeld
2
2
3
1
4
3
15
2,0
30
hoog
28
gemiddeld
Geluid (gedrag, reducerende maatregelen) Energie (meten, registreren, onderzoek energiebesparing) Water (voorzieningen, meten) Afval (scheiding, opslagwijze, onderzoek) Totaal gemiddeld risico
64
oo rd en w in
R
is ic o
ijf er R
Fy si ek e
Risicofactor
is ic oc
ve ili gh el ei zi jn d v (v a o l me n ks n de ge s zo M nd ili he eu id ) D uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt Si e gn r) n ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e r n M aa idis cie ts ch el , c ge ha ) vo pp el eli ig jk To he e ta id al ef fe ct ov er tr ed in to gsk ta an al s
Vuurwerkopslagen
W
3.3.12
Opslag niet conform voorschriften
4
3
1
nvt
3
4
15
3,0
45
hoog
Installaties voldoen niet aan eisen
1
1
2
nvt
3
4
11
2,0
22
gemiddeld
brandveiligheid niet confom voorschriften
4
3
1
nvt
3
4
15
2,0
30
hoog
Organisatorische verplichtingen niet conform voorschriften (melden, registreren, opleiding)
4
3
1
nvt
3
4
15
2,0
30
hoog
32
hoog
Totaal gemiddeld risico
65
R
Ontbranding niet conform voorschriften
4
4
nvt
3
1
4
16
2,0
32
hoog
veiligheid niet confom voorschriften
4
4
nvt
3
1
4
16
2,0
32
hoog
4
4
nvt
3
1
4
16
2,0
32
hoog
32
hoog
Organisatorische verplichtingen niet conform voorschriften (melden, registreren, opleiding) Totaal gemiddeld risico
66
oo rd en w in
is ic o
ijf er R
Fy si ek e
Risicofactor
is ic oc
ve ili gh el ei zi jn d v (v o l me a n ks n de ge s zo M nd ili he eu id ) D uu ha rza bi am ta ts be e ho (n n s ud at oo uu rt Si e gn r) n ec if be on ica la om nt ng i s (f ch ju ina e r n M aa idis cie ts ch el , c ge ha ) vo pp el eli ig jk To he e ta id al ef fe ct ov er tr ed in to gsk ta an al s
Vuurwerkevenementen
W
3.3.13
Bijlage: Toelichting op gebruik begrippen kans en effect
Categorisering effecten 1: zeer klein
pijn of letsel bij een individu
aantasting van de gezondheid bij een individu
enige aantasting van het milieu, herstelbaar
enige verstoring van het aanzien
schade €1000 €10.000
kleine maatschappelijke gevoeligheid/ aantasting imago overheid
2: klein
pijn of letsel bij meer individuen
aantasting van de gezondheid bij meer individuen
omvangrijke aantasting milieu, herstelbaar
aanzienlijke verstoring van het aanzien
schade €10.000 €100.000
gemiddelde maatschappelijke gevoeligheid / aantasting imago overheid
3: duidelijk aanwezig
zwaar letsel bij een enkeling of gering letsel bij velen
groot gevaar voor de volksgezondheid en / of enige ziektegevallen
enige aantasting milieu, niet herstelbaar
aantasting leefomgeving van enige duur
schade €100.000 €1.000.000
grote maatschappelijke gevoeligheid / aantasting imago overheid. Enige publiciteit
4: zeer groot
een of enkele doden of ernstig letsel bij velen
een of enkele sterfgevallen en of meerdere ziektegevallen
omvangrijke aantasting milieu niet herstelbaar.
aantasting van de leefomgeving voor langere duur of vernietiging
schade > €1.000.000
zeer grote maatschappelijke gevoeligheid / aantasting imago overheid. Veel publiciteit.
Definities voor kans Handhaving: 1 = Er zijn bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de inschatting wordt gemaakt dat de kans op overtreding(en) significant kleiner is dan in een ‘gemiddelde’ situatie. Motiveren waarom sprake is van een afwijking ten opzichte van een gemiddelde situatie! 2 = Er zijn geen uitzonderlijke omstandigheden die rechtvaardigen dat de inschatting wordt gemaakt dat de kans op overtreding(en) significant afwijkt van een gemiddelde situatie. In deze categorie zal het overgrote merendeel van de taken vallen. 3 = Er zijn bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de inschatting wordt gemaakt dat de kans op overtreding(en) significant groter is dan in een ‘gemiddelde’ situatie. Motiveren waarom sprake is van een afwijking ten opzichte van een gemiddelde situatie
67