De raad van de gemeente Oegstgeest; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 mei 2004, nr.100/04; besluit: vast te stellen de navolgende BOMENVERORDENING OEGSTGEEST 2004 HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsomschrijving 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. boom
: een houtachtig gewas met een stamomtrek van minimaal 31 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam; b. houtopstand : één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen; c. hakhout : één of meer bomen of boomvormers die - na te zijn geveld – opnieuw op de stronk uitlopen; d. dunning : velling, die uitsluitend als een voorzorgsmaatregel ter bevordering van de groei en instandhouding van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd indien deze houtopstand als bosperceel kan worden aangemerkt; e. knotten/kandelaren : het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaarde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud; f. bebouwde kom : de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet; g. bosperceel : houtopstand die een zelfstandige eenheid vormt en ofwel een grotere oppervlakte beslaat dan 10 are (1000 m2), ofwel in geval van bijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, meer bomen omvat dan 20; h. boomwaarde : het getal dat, overeenkomstig de Methode Raad, wordt berekend; i. monumentale boom of : een boom of houtopstand die als zodanig is aangewezen op een door burgemeester en wethouders vast te stellen houtopstand lijst van monumentale en waardevolle bomen en houtopstanden, als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening; j. bijzondere, waardevolle of: een boom, boomgroep of houtopstand die als zodanig is beeldbepalende boom, aangewezen op een door burgemeester en wethouders boomgroep of houtopstand vast te stellen lijst van monumentale en waardevolle bomen en houtopstanden, als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening, of een boom, boomgroep of houtopstand die als zodanig door burgemeester en wethouders T039.TW is gemerkt;
2 k. bomenfonds
: een fonds waaruit burgemeester en wethouders een bijdrage kunnen verlenen in de kosten van maatregelen die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van monumentale bomen of houtopstanden, bijzondere of waardevolle bomen of houtopstanden, beeldbepalende boomgroepen of bomen, boomgroepen of houtopstanden waarvoor een kapvergunning is geweigerd dan wel voor bomen, boomgroepen of houtopstanden waarvoor een instandhoudingsplicht is opgelegd.
2. In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel bovengronds als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. 3. De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters. HOOFDSTUK 2 VERGUNNINGEN Artikel 2 Kapverbod 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen: a. als bedoeld in artikel 1 lid i en j; b. in gebieden waar volgens het bestemmingsplan een aanlegvergunningenstelsel van kracht is (beschermde dorpsgezichten); c. bomen en houtopstanden op terreinen onderdeel van of behorende bij een gemeentelijk of rijksmonument. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden indien het betreft: a. populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot; b. fruitbomen, en windschermen om boomgaarden; c. fijnsparren of coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen; d. kweekgoed; e. houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen de bebouwde kom als bedoeld in artikel 1, vijfde lid van de Boswet, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor: a. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9 van deze verordening; b. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld; c. het periodiek knotten of kandelaren als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten.
3 Artikel 3 Vergunningaanvraag 1. De vergunning moet schriftelijk en onder opgave van de reden(en), onder bijvoeging van ten minste een gemaatvoerde schets van de huidige en de toekomstige situatie, alsmede de gewenste kapdatum, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degenen die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom of de houtopstand te beschikken. 2. Wanneer de directeur Natuur, Bos, Landschap en Fauna van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als vergunningaanvraag. Artikel 4 Beslissingstermijn vergunning 1. Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag van vergunning als bedoeld in artikel 3 zal een beslissing worden genomen. 2. Indien de beschikking niet kan worden gegeven binnen de termijn genoemd in het eerste lid, dan stellen burgemeester en wethouders de aanvrager daarvan binnen vier weken in kennis en noemen daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Artikel 5 Weigeringgronden vergunning 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften de vergunning verlenen in het belang van onder meer: - de natuur- en milieuwaarde van de houtopstand; - de landschappelijke waarde van de houtopstand; - de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; - de dendrologische waarde van de houtopstand - de waarde van de houtopstand voor het dorpsschoon; - de beeldbepalende waarde van de houtopstand; - de waarde van de houtopstand voor recreatie en leefbaarheid van het dorp. 2. Bij de beslissing op een aanvraag verwijzen burgemeester en wethouders zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen. 3. Burgemeester en wethouders kunnen bij de weigering van de vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. 4. Een kapvergunning kan worden geweigerd op de enkele grond dat de bouw- of aanlegplannen nog niet definitief zijn. 5. Nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, kan een kapvergunning worden geweigerd indien de rechthebbende aanvrager van een kapvergunning niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid heeft gemeld van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand aan burgemeester en wethouders.
4 Artikel 6 Spoedeisende gevallen Burgemeester en wethouders kunnen toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van direct gevaar voor veiligheid van personen en zaken, waaronder mede begrepen het gevaar voor besmettelijke ziekten. Artikel 7 Openbaarmaking vergunning 1. Een aanvraag om een kapvergunning wordt gepubliceerd in een plaatselijke krant, waarna belanghebbenden hun zienswijzen binnen twee weken kenbaar kunnen maken aan het college van burgemeester en wethouders. 2. Indien een vergunning wordt verleend of geweigerd, wordt deze beslissing gepubliceerd in een plaatselijke krant. Artikel 8 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik vergunning De vergunninghouder mag gedurende vier weken geen gebruik maken van de vergunning. Artikel 9 Vervaltermijn vergunning De vergunning als bedoeld in het vorige artikel vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal twee jaar na afgifte volledig gebruik is gemaakt. Artikel 10 Bijzondere vergunningvoorschriften 1. Aan een vergunning kan het voorschrift worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college van burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herbeplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand als waardevol omschrijft, wordt, in beginsel, een herplantplicht opgelegd. 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. 3. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoort het verbod om gedurende het broedseizoen van 15 maart tot 15 juni gebruik te maken van de vergunning, tenzij burgemeester en wethouders om zwaarwegende redenen van dit voorschrift afwijken. Ook buiten deze periode zal het verboden zijn een boom te kappen als zich op dat moment (nog) een bewoond nest in de boom bevindt. Voorts worden voorschriften ter bescherming van flora en fauna (Flora- en Faunawet) aan de vergunning verbonden. 4. Wanneer een vergunning als bedoeld in artikel 2 wordt aangevraagd ter realisering van een bouwplan kan aan de vergunning het voorschrift worden verbonden dat van de vergunning geen gebruik mag worden gemaakt totdat de beslissing op de aanvraag van een bouwvergunning onherroepelijk is geworden.
5 5. Wanneer een vergunning als bedoeld in artikel 2 wordt aangevraagd ter realisering van een bouwplan kan aan de vergunning het voorschrift worden verbonden dat volgens aanwijzingen van de gemeente Oegstgeest (er kan om een Bomen Effect Analyse gevraagd worden) tijdens de werkzaamheden de te handhaven bomen afdoende worden beschermd. Artikel 11 Verhouding kap-, bouw-, aanleg- of uitwegvergunning 1. Het college van burgemeester en wethouders stemmen de procedures betreffende kap-, bouw-, aanleg- en uitwegvergunning in het ontwerpstadium op elkaar af. 2. De kap-, bouw-, aanleg- en uitwegvergunningen worden zoveel mogelijk per project gelijktijdig afgegeven. Artikel 12 Herplant-/instandhoudingsplicht 1. Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk-gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn, dan wel verplichten tot het betalen van een financiële compensatie. 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. 3. Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk-gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn maatregelen te nemen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. 4. Indien burgemeester en wethouders van de in het derde lid genoemde bevoegdheid gebruikmaken, kunnen zij daarbij bepalen dat de zakelijk-gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, in aanmerking komt voor een bijdrage. Artikel 13 Schadevergoeding Op een aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet, beslist het college van burgemeester en wethouders.
6 HOOFDSTUK 3 BESTRIJDING VAN BESMETTELIJKE ZIEKTEN Artikel 14 Bestrijding van iepziekte 1. Dit artikel verstaat onder: a. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau); b. iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus. 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn: a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen; b. de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen; c. de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen. 3. a. het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben; b. het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter; c. het college van burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod. 4. Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht. Artikel 15 Andere besmettelijke ziekten dan iepziekte Indien gevaar voor besmetting door andere ziekten zulks noodzakelijk maakt, kunnen burgemeester en wethouders de rechthebbende verplichten tot het treffen van bij aanschrijving vast te stellen maatregelen. HOOFDSTUK 4 MONUMENTALE, BIJZONDERE OF WAARDEVOLLE BOMEN EN HOUTOPSTANDEN Artikel 16 Lijst van monumentale en waardevolle bomen en houtopstanden 1. Burgemeester en wethouders stellen een lijst van monumentale en waardevolle bomen en houtopstanden vast en kunnen daarin ambtshalve of op verzoek wijzigingen aanbrengen.
7 2. Burgemeester en wethouders kunnen een boom of een houtopstand van ten minste 50 jaar oud op de lijst plaatsen indien deze als monumentaal worden aangemerkt, omdat: a. de boom of houtopstand van een in Oegstgeest zeldzame soort, van een zeldzaam type. of van een hoge leeftijdsklasse is, of b. de boom of houtopstand onderdeel is van - en van vitale betekenis is voor - een biotoop van een (in de omgeving van Oegstgeest) schaars voorkomende planten- of diersoort, dan wel indien de boom of houtopstand anderszins van meer dan een normale ecologische betekenis is. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek bomen of houtopstanden als bijzonder, waardevol of beeldbepalend aanmerken wanneer de boom of houtopstand: a. beeldbepalend is voor het karakter van de omgeving, of b. een onderdeel vormt van een houtopstand die als zodanig is aangemerkt in de ecologische hoofdstructuur in het groenbeleidsplan en die karakteristiek is voor dorp en/of landschap, of c. ter gelegenheid van een belangrijke maatschappelijke gebeurtenis is geplant (een gedenkboom), of d. bijzonder is door zijn uitzonderlijke hoogte, dikte, snoeiwijze of anderszins. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek een boomgroep als bijzonder of waardevol aanmerken wanneer deze op zichzelf of vanwege de stedenbouwkundige ligging of vanwege de samenhang met de gebouwde omgeving beeldbepalend is. 5. Indien een boom, boomgroep of houtopstand als monumentaal, bijzonder, waardevol of beeldbepalend is aangemerkt, kunnen burgemeester en wethouders daarvoor slechts op zwaarwegende gronden en na advies van de gemeentelijke deskundigen of een daartoe aan te stellen onafhankelijke deskundige, een kapvergunning verlenen en steeds onder de voorwaarde dat er een herplant plaatsvindt of eventueel dat een nader door burgemeester en wethouders te bepalen financiële compensatie in een bomenfonds wordt gestort. 6. Burgemeester en wethouders leggen een voorgenomen besluit tot plaatsing op de lijst zo nodig om advies voor aan een onafhankelijke deskundige van monumentale en bijzondere bomen. 7. De lijst vermeldt ten minste een voor eenieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk-gerechtigde en de reden van plaatsing van iedere boom, boomgroep of houtopstand. Zo nodig worden de onderdelen waarop de bescherming is gericht met name genoemd. 8. Het college van burgemeester en wethouders verleent aan de standplaatsen van monumentale bomen de bestemming ‘groeiplaats boom’, onder vermelding van de stam- en kroonprojectie van deze bomen. Artikel 17 Bekendmaking Een besluit tot plaatsing op de lijst wordt onverwijld meegedeeld aan de eigenaar en/of zakelijk-gerechtigde en voorts aan degenen die om plaatsing hebben verzocht. Van een besluit tot plaatsing op de gemeentelijke lijst doen burgemeester en wethouders voorts openbare kennisgeving.
8 Artikel 18 Wijziging van de lijst 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot het afvoeren van een monumentale boom of houtopstand van de lijst indien: a. de boom of houtopstand in een onomkeerbare slechte conditie verkeert; b. sprake is van dreigend gevaar of schade voor derden; c. de reden om tot plaatsing op de lijst over te gaan niet meer aanwezig is; d. zwaarwegende belangen op het terrein van de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening of milieubeheer dit vereisen. 2. Aan een besluit als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden. 3. Een besluit tot wijziging van de lijst wordt, behoudens het bepaalde in artikel 6 van deze verordening, niet eerder genomen dan na advies van een gemeentelijke deskundige of een daartoe aan te stellen onafhankelijke deskundige van monumentale en bijzondere bomen. Artikel 19 Bomenfonds 1. Er kan door burgemeester en wethouders een bomenfonds worden opgericht voor het onderhoud en de instandhouding van monumentale, bijzondere of waardevolle bomen, boomgroepen of houtopstanden, of bomen, boomgroepen of houtopstanden waarvoor een kapvergunning is geweigerd dan wel voor bomen, boomgroepen of houtopstanden waarvoor een instandhoudingsplicht is opgelegd, alsmede voor de uitbreiding van aantallen bomen, boomgroepen of houtopstanden. 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen voor het storten van een bijdrage in en het toekennen van een bijdrage uit het bomenfonds. Artikel 20 Bescherming bomen 1. Het is verboden om houtopstanden die openbaar eigendom zijn: - te beschadigen, te bekladden of te beplakken; - daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak; 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college van burgemeester en wethouders. Artikel 21 Uitzicht belemmerende beplanting De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het college van burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
9 HOOFSTUK 4 STRAF- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 22 Strafbepaling 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 10 is gegeven, of artikel 16, vijfde lid, of artikel 18, tweede lid, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 12, of artikel 14, of artikel 15, of artikel 21 is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen. 2. Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, of artikel 14, derde lid, of artikel 20 dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde. 3. Degene die handelt in strijd met het voorschrift als bedoeld in artikel 10, of in artikel 16, of artikel 18, wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een boete van de tweede categorie. 4. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door het college van burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstanden. Artikel 23 Toezicht Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. Artikel 24 Betreden van terreinen Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften zijn bevoegd terreinen te betreden zonder toestemming van de rechthebbende. Artikel 25 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Bomenverordening 2004”. 2. Deze verordening treedt in werking 6 weken na de dag waarop zij is gepubliceerd en een referendum hierover onherroepelijk niet is toegelaten. Op dat moment komt de Bomenverordening, laatstelijk door de raad vastgesteld op 4 oktober 2001, te vervallen met dien verstande dat: a. vergunningen die op grond van de Bomenverordening 2001 zijn verleend geacht worden te zijn verleend op grond van deze verordening; b. aanvragen om een kapvergunning die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, behandeld worden overeenkomstig het bepaalde in de Bomenverordening 2001.
10 Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oegstgeest, gehouden op 1 juli 2004. De raad voornoemd,
, voorzitter.
, griffier.