A A N B E V E L I N G M E D I S C H E
H E T
V O O R
G O E D E
P R A K T I J K V O E R I N G
E L E K T R O N I S C H
M E D I S C H
D O S S I E R
Gevalideerd onder het nummer 2004/01
AUTEURS: PATRICK VERDONCK, JOHAN STROBBE, JOZEF STEENACKERS, PAUL VAN ROYEN, PETER DE NAEYER, FRANS GOVAERTS, FRANK SMEETS
Inbreng van de patiënt en afweging door de huisarts
Aanbevelingen voor goede medische praktijk zijn richtinggevend als ondersteuning en houvast bij het nemen van diagnostische of therapeutische beslissingen in de huisartsengeneeskunde. Zij vatten voor de huisarts samen wat voor de gemiddelde patiënt wetenschappelijk gezien het beste beleid is. Daarnaast is er de agenda van de patiënt, die een gelijkwaardige partner is bij het nemen van beslissingen. Daarom moet door een heldere communicatie de vraag van de patiënt voor de huisarts duidelijk zijn en moet de huisarts de patiënt voldoende informeren over alle aspecten van de verschillende beleidsopties. Het kan dus voorkomen dat de huisarts samen met de patiënt verantwoord en beredeneerd een andere beste keuze maken. Om praktische redenen komt dit uitgangspunt niet telkens opnieuw in de aanbevelingen aan de orde, maar wordt het hier expliciet vermeld. I n l e i d i n g
De huisarts heeft als taak een medisch dossier (MD) bij te houden en te beheren 1. Hij/zij bewaakt de volledigheid en betrouwbaarheid van de gegevens en is verantwoordelijk voor de uitwisseling van relevante (medische) informatie aan derden als de zorgverlening dit vereist. Het medisch dossier als kwaliteitsbevorderend instrument moet de zorgverlening ten goede komen. Het harde bewijs is hiervoor nog niet geleverd, maar er zijn momenteel voldoende argumenten die deze stelling onderbouwen 2. Over de inhoud, structuur en functies van het Elektronisch Medisch Dossier (EMD) wordt reeds jaren hevig gediscussieerd. De meningen zijn vaak controversieel en extreem, zoals "in mijn dossier staat alles, maar ik vind er niets meer in terug" tot "de huisarts hoeft geen dossier bij te houden, enkel rapporten te verzamelen over de ziektegeschiedenis". Over het gebruik van het EMD horen we dan weer andere uiteenlopende meningen, zoals "zonder dossier voel ik me als hulpverlener verloren" of "een dossier wordt toch nooit verder gelezen dan het laatste contact".
In de praktijk zien we vaak mengvormen van dossiersystemen, deels geschreven, deels elektronisch. In 2000 gebruikte meer dan 70 % van de Vlaamse huisartsen de pc om patiëntendossiers te beheren 3. Het uitgangspunt van deze aanbeveling is tevens de meest belangrijke doelstelling van het huisartsenhandelen: het aanbieden van adequate hulpverlening. De huisarts verleent persoonlijke, integrale en continue zorgen aan patiënten en stelt bovendien anticiperende en preventieve zorgen voor, rekening houdende met de maatschappelijke gevolgen 4. Het medisch dossier speelt een belangrijke rol in de hulpverlening, maar komt ook de praktijk en zelfs de huisartsengeneeskunde en het gezondheidsbeleid in het algemeen te baat 5. De laatste jaren stijgt de druk om voor elke patiënt een goed medisch dossier bij te houden. Daar zijn een aantal redenen voor. De hoeveelheid en verscheidenheid aan te verwerken informatie nemen toe en de patiënt wordt mondiger en vraagt om meer relevante informatie bij verwijzing. Daarnaast grijpt de overheid het MD aan om de positie van de huisarts te consolideren. Hij/zij wordt im-
1 Het basistakenpakket voor de huisartsenpraktijk. Berchem: Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen, afdeling Kwaliteitsbevordering, 2001. 2 Mitchell E, Sullivan F. A descriptive feast but an evaluative famine: systematic review of published articles on primary care computing during 1980-97. BMJ 2001;322:279-82. 3 LOK-enquête [Intern verslag]. Berchem: Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen, afdeling Kwaliteitsbevordering, 2000. 4
• •
Het basistakenpakket voor de huisartsenpraktijk. Berchem: Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen, afdeling Kwaliteitsbevordering, 2001. Allen J, Gay B, Crebolder H, et al. The European definition of General Practice/ Familiy medicine. WONCA-Europe document, 2002. (www.euract.org)
5 Voorbeeld van de rol van het EMD op praktijkniveau: uitvoeren van een ‘medical audit’ voor een LOK-vergadering op basis van eigen praktijkgegevens. Voorbeeld van de rol van het EMD voor het gezondheidsbeleid in het algemeen: betrouwbare gegevens uit medische dossiers zijn belangrijk als bron van informatie voor wetenschappelijk onderzoek binnen de huisartsengeneeskunde.
58
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
mers de officiële beheerder van het patiëntendossier (het Globaal Medisch Dossier of GMD per patiënt 6). De huisarts wordt bovendien verplicht om binnen het huidige takenpakket dit MD adequaat te gebruiken in het omgaan met zowel patiëntgebonden als niet-patiëntgebonden informatie (bijvoorbeeld voor het opstellen van een risicoprofiel) 7. En ten slotte maakt het verlenen van ‘zorg op maat’ en het ‘multidisciplinair karakter van de zorgverlening’ de uitwisseling van betrouwbare en vlot toegankelijke informatie noodzakelijk. Er zijn dus voldoende argumenten om een richtlijn uit te brengen voor het goede beheer van een medisch dossier in de huisartsenpraktijk. In deze aanbeveling focusseren we op het Elektronisch Medisch Dossier (EMD), omdat we ervan overtuigd zijn dat dit de toekomst is 8. Deze richtlijn is geschreven voor huisartsen en tracht een antwoord te formuleren op volgende vragen: 1 Wat notuleer ik als huisarts in mijn dossier (inhoud)? 2 Waarvoor en hoe kan ik mijn medisch dossier het best gebruiken in de praktijk (functionele activiteiten)? Hierin passen ook de medicolegale en privacy aspecten van het gebruik van een EMD. 3 Hoe orden ik het best mijn gegevens (structuur)? Andere aspecten zoals juridische, deontologische en beveiligingsaspecten van het EMD komen in deze aanbeveling niet aan bod.
B e g r i p p e n
e n
d e f i n i t i e s
De hiernavolgende begrippen zijn opgenomen in schema 1, dat de flow en de ordening van de gegevens tijdens het zorgproces weergeeft (zie blz. 61). Medisch dossier
Het medisch dossier wordt gedefinieerd als een door de huisarts beheerde functionele en selectieve verzameling van relevante administratieve, sociale, psychische en medische gegevens van een bepaalde patiënt, met als doel te gebruiken voor een optimale curatieve en preventieve gezondheidszorg voor deze patiënt 9. Verslaglegging versus registratie 10
Met verslaglegging wordt bedoeld het notuleren (schriftelijk vastleggen) van gegevens over wat de huisarts bij diens contacten met patiënten hoort (anamnese), ziet (onderzoek) of toegestuurd krijgt (rapport). Dit is de meest gangbare vorm van dossieropbouw, gekoppeld aan de datum waarop een zorgcontact heeft plaatsgehad. Het notuleren laat alle vrijheid toe op gebied van taal, maar houdt onvermijdelijk een gegevensreductie in. Niet alles kan worden vastgelegd. Met registratie bedoelen we het vastleggen van gegevens met gemeenschappelijke kenmerken in een gestandaardiseerde vorm, met de bedoeling door uniformiteit en ordening
6 Het GMD of Globaal Medisch Dossier is een gedetailleerd dossier van een patiënt waarin de huisarts alle belangrijke informatie over diens gezondheidstoestand bijhoudt. Het GMD werd ingevoerd in 1999, aanvankelijk enkel voor 75-plussers, maar vanaf 1 mei 2002 uitgebreid naar alle patiënten. Een patiënt die het beheer van zijn/haar GMD toevertrouwt aan de huisarts van zijn/haar keuze, krijgt een verhoogde terugbetaling van de consultatie bij de huisarts. 7 Niet-patiëntgebonden informatie noemen we informatie die losstaat van elke patiënt, maar toch integraal deel uitmaakt van een dossier omdat ze bij bepaalde functies kan worden gebruikt. Het is informatie die vervat zit in een reeks vooraf ontworpen toepassingen. 8 Er zijn enkele belangrijke argumenten die pleiten voor het bijhouden van een Elektronisch Medisch Dossier (EMD): • Het EMD is dynamisch, het geschreven MD statisch. In een geschreven MD ligt de structuur in de weergave van de gegevens en moet de arts zelf niet meer aangeven welk gegeven in welke rubriek moet staan. Structuur en weergave zijn éénduidig met elkaar verbonden. Daarin ligt het grote voordeel, maar tegelijkertijd de grote beperking van het geschreven dossier. De gebruiker kan er niets aan veranderen en bepaalde functionaliteiten kunnen niet worden uitgevoerd. • De structureringsmogelijkheden en de functionele activiteiten van het geschreven MD zijn beperkt. Het conventioneel geschreven MD is in het algemeen goed toegankelijk voor diegene die er gegevens in heeft vastgelegd, maar in mindere mate voor andere hulpverleners. • Het EMD biedt bepaalde mogelijkheden die de kwaliteit van de dagelijkse zorgverlening kunnen ondersteunen. Het heeft een geheugenondersteunende functie en laat toe informatie te raadplegen en te toetsen. Daarnaast voorziet het in de integratie, continuïteit, overzichtelijkheid en transporteerbaarheid van gegevens. De belangrijkste functie binnen het EMD is de vervaldag- en afspraakagenda. In een aantal publicaties wordt de meerwaarde van het gebruik van het EMD duidelijk aangetoond: • van Overbeeke JJ, Westerhof HP. The Dutch 'Benefit-II' project: do physicians benefit from using an electronic medical dossier? Int J Biomed Comput 1996; 42(1-2):91-6. • Knottnerus JA. Role of the electronic patient record in the development of general practice in The Netherlands. Methods Inf Med 1999;38(4-5):350-4. • Tayar D, Azzopardi A, Benes V, et al. Comprehensive set of quality indicators for the improvement of the personal medical record. EQuiP, 1998. • Hippisley-Cox J, Pringle M, Cater R, Wynn A, et al. The electronic patient record in primary care – regression or progression? A cross sectional study. BMJ 2003;326:1439-43. 9
• •
Heyerick J, De Prins L, De Maeseneer J, Mambourg F. Het gebruik van medische dossiers: enquête en Delphi-onderzoek. Huisarts Nu 1994;23(10):390-4. De Maeseneer J, De Prins L, Heyerick J, Dhooghe E, et al. Getrouwheid van de patiënt aan de huisarts en gebruik van de gezondheidszorg [Syntheserapport]. Gent/Luik: Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg/Ecole de Santé Publique, 1997.
10 Meyboom WA, Metsemakers JF, Hofstra ML, Beusmans GH. Medische verslaglegging. NHG-standaard. Huisarts Wet 1990;33:114-7.
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
59
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
meer inzicht te brengen (bijvoorbeeld: problemen op de probleemlijst). Deze vorm van vastleggen van gegevens verengt weliswaar de waarneming door veralgemening, maar biedt de mogelijkheid tot analyse en onderzoek van de gegevensverzameling over patiënten 11.
medicatie voor in het kader van de hypertensie (= 1 dienst voor deelcontact 1) en verwijst de patiënt door voor een radiografie van de enkel (= 1 dienst voor deelcontact 2, enkeldistorsie). Episode 12
Dossiercontact
12
Een dossiercontact is elk contact van de huisarts met of aangaande de patiënt waarbij informatie wordt uitgewisseld. We maken een onderscheid tussen een administratief contact en een zorgcontact. Een zorgcontact wordt bepaald door de contactdatum, het contacttijdstip, de patiënt en de arts. Een zorgcontact bevat minimaal één dienst en structureert het dossier. Bijvoorbeeld: op datum X schrijft de arts aan de patiënt medicatie Y voor (= 1 dienst). Het administratief contact heeft geen invloed op de structuur van het dossier, zoals bijvoorbeeld het toevoegen van een telefoonnummer aan het administratieve gedeelte van het patiëntendossier. Deelcontact 12
Een deelcontact is de kleinste eenheid van het EMD en bevat informatie over één zorgvraag. Per zorgcontact (per patiënt) kunnen aan de huisarts meerdere zorgvragen (en dus deelcontacten) worden voorgelegd. Het deelcontact is virtueel en kan worden beschouwd als een structuurelement van het denkkader waarbinnen verschillende diensten met een bepaald doel worden verleend. Zo komt de patiënt bijvoorbeeld voor een hernieuwing van zijn hypertensiemedicatie (deelcontact 1), maar tegelijkertijd voor een nieuw probleem, namelijk het vermoeden van een fractuur bij verstuikte enkel (deelcontact 2). De arts schrijft
Dit is het tijdsverloop tussen de eerste aanmelding met een zorgvraag en het eventuele einde van de ziektegeschiedenis. Met andere woorden: de tijdsspanne die het geheel van deelcontacten beschrijft in relatie tot één- en dezelfde zorgvraag, onder de verantwoordelijkheid van één verstrekker. De episode is een werkinstrument voor de huisarts en een actieve weergave van bepaalde bouwstenen uit de in het EMD genotuleerde zorgverlening 13. Vaak kennen we de startdatum van de zorgvraag (datum van het eerste deelcontact), maar niet de einddatum waarop verdere zorgverlening niet meer wenselijk of vereist is. Iedere episode krijgt automatisch de naam van de meest specifieke en zekere diagnose die de arts, op basis van alle op dat ogenblik beschikbare informatie, aan de zorgvraag geeft. Dit noemen we de ‘titel’ van de episode. Bij gebrek aan diagnose wordt de contactreden (RFE of Reason For Encounter) als episodetitel genomen. Episodelijst 12
De episodelijst is een verzameling van alle episodetitels van een bepaalde patiënt op een bepaald ogenblik. Op deze lijst komen de namen van de laatst geformuleerde diagnosen per episode voor. Deze lijst geeft een duidelijke samenvatting van de lopende ziektegeschiedenissen bij één patiënt op een bepaald moment 14.
11 Meyboom WA. Verslaggeving van huisartsgeneeskundig handelen [dissertatie]. KU Nijmegen, 1991:233. 12 Pas L, Strobbe J, Piette P. Structuur van het geïnformatiseerd dossier. Versie 1.0. Onderzoeksrapport van de werkgroep Structuur binnen de vzw EMDMI. Project gefinancierd door het federaal ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, 11 april 2001. 13 Westerhof HP, Van Althuis TR. De zorgepisode als basisstructuur in de nieuwe generatie huisartsinformatiesystemen. Huisarts Wet 1998;41(11):515-9. 14 Voorbeeld: • Zorgcontact 1/Episode 2 Een kind van zeven jaar met diabetes mellitus [episode 1] komt bij de huisarts met als RFE: hardnekkige hoest. Na onderzoek geraakt de huisarts niet verder in zijn diagnose dan: ‘hoesten’. De meest doorgedreven diagnose is hier dus hoesten. De episode van deelcontact 1 krijgt de naam ‘hoest’ en komt als episodetitel op dat moment op de episodelijst. Deze ziet er uit als volgt: E1: diabetes mellitus; E2: hoest. • Zorgcontact 2/Episode 2 Het kind komt terug op consultatie met dezelfde hoest en meer hoofdpijn. Op basis van een CT-scan van de sinussen stelt de huisarts de diagnose ‘sinusitis maxillaris unilateralis, links’. De episode krijgt nu de naam sinusitis; op de episodelijst komt in de plaats van de naam ‘hoesten’, de naam ‘sinusitis maxillaris unilateralis, links’ te staan. Deze episodelijst ziet er nu uit als volgt: E1: diabetes mellitus; E2: sinusitis maxillaris, links. • Zorgcontact 3/Episode 2 De moeder komt na drie weken met het kind opnieuw op consultatie omdat het nog steeds hoest. De sinussen zijn opgeklaard na de behandeling. Na verder doorvragen besluit de huisarts tot de diagnose ‘hyperreactiviteit van de luchtwegen’. Deze naam komt nu als meest waarschijnlijke diagnose van episode 2 op de episodelijst van dit kind. De episodelijst ziet er nu uit als volgt: E1 diabetes mellitus; E2: hyperreactiviteit luchtwegen. Besluit: de episode kan in de loop der tijd veranderen van naam (diagnose). De diagnose geeft een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de episodelijst een samenvatting van de openstaande ziektegeschiedenissen.
60
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
datum
Zorgvraag
Episode N/O naam
SOEP-REGISTRATIE
Probleem EP-nummer
DC1
C1DC1D1
1
DC2
C1DC2D2
2
DC1
C1DC1D1
1
P1
DC2
C2DC2D3
3
P2
DC3
C2DC3D4
4
P3
DC1
C2DC3D4
4
DC2
C3DC2D5
1
Contact 1
Contact 2
CL1
Contact 3
De flow van gegevens wordt hier voorgesteld in het kader van een raadpleging bestaande uit contact (C), deelcontact (DC) met bijhorende registratie (hier SOEP-methode) en diagnosebenoeming (D) als titel van de gekozen episode. Ook de koppeling naar de probleemlijst wordt voorgesteld met de mogelijkheid om probleemitems (P) te verbinden tot clusters (CL) van samenhorende probleemitems (bijvoorbeeld diabetes is een cluster). De titel van de episode kan in bepaalde gevallen verwijzen naar vroeger gestelde diagnosen; het zorgproces loopt verder in de tijd met behoud van de episodetitel. Schema 1: Flow en ordening van gegevens tijdens het zorgproces.
Probleemlijst 15
Elk item uit het EMD kan door de arts of patiënt als probleem worden benoemd en op de probleemlijst worden gebracht. De probleemlijst geeft een overzicht van de items die continu de aandacht van de arts vragen 17. De items die op de probleemlijst voorkomen ten gevolge van ‘dienstverlening’ in het zorgcontact, worden zorgproblemen genoemd (bijvoorbeeld: diabetes mellitus). De items die op de probleemlijst voorkomen zonder enige dienstverlening binnen een zorgcontact noemen we gezondheidsproblemen. Dit zijn gegevens over de patiënt die de arts op de probleemlijst zet zonder dat hij/zij hierin in heden of verleden een actieve rol heeft gespeeld. De arts beslist zelf of een gegeven of item voor de patiënt voldoende relevant is om op de probleemlijst te zetten (bijvoorbeeld: 16
risico van darmkanker, want vader van patiënt is op jonge leeftijd aan darmkanker overleden). Hierdoor houdt de huisarts dit gegeven continu onder de aandacht en kan hij/zij het zo nodig meedelen aan derden. Voor de verschillende definities en criteria die aan een probleem worden gegeven, verwijzen we naar de literatuur 18. Rubrieken 15
Dit is de ordelijke verzameling van bij elkaar behorende gegevens. SOEP-verslaglegging 15
De SOEP-indeling wordt momenteel internationaal aanvaard als één van de mogelijke benaderingen om het zorgcontact te ordenen. Er bestaan ook andere systemen: bron-
15 Pas L, Strobbe J, Piette P. Structuur van het geïnformatiseerd dossier. Versie 1.0. Onderzoeksrapport van de werkgroep Structuur binnen de vzw EMDMI. Project gefinancierd door het federaal ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, 11 april 2001. 16 Een item is een inhoudelijk gegeven zoals een diagnose of laboresultaat (bijvoorbeeld verhoogde glykemie). 17 Metsemakers J, Plagge H, de Kanter J. De Probleemlijst. Suggesties voor de huisarts. Huisarts Wet 1988;31:379-81. 18 Van der Werf GTh. Probleemlijst, SOEP en ICPC. Huisarts Wet 1996;39(6):265-70.
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
61
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
georiënteerd registreren, tijdsgeoriënteerd registreren en besluitgeoriënteerd registreren 19. Zolang deze concepten de structuurelementen van het EMD (zoals het zorgcontact) respecteren en episode en probleem aan mekaar koppelen, worden ze als waardevol aanvaard. Zoals hiervoor reeds vermeld, is ieder deelcontact in feite de kleinste entiteit waarbinnen de huisarts zorgen verleent. Om binnen deze entiteit een ordening te maken en het artsenhandelen te beschrijven of expliciteren, kunnen we gebruikmaken van volgende rubrieken: S = SUBJECTIEVE GEGEVENS
In deze rubriek noteert de arts alle gegevens over het deelcontact die hij/zij verzamelt op basis van wat de patiënt spontaan aanbrengt of vraagt. Dit zijn de symptomen en klachten, in het bijzonder de contactreden. O = OBJECTIEVE GEGEVENS
In deze rubriek noteert de arts alle gegevens die hij/zij verzamelt over één deelcontact op basis van anamnese, klinisch onderzoek, technische onderzoeken of verwijzingen. E = EVALUATIE
In deze rubriek noteert de arts de uiteindelijke, meest waarschijnlijke diagnose als titel van de episode, eventueel samen met enkele werkbare hypothesen waarop hij/zij het beleid verder kan afstemmen.
I n h o u d e l i j k e v a n
h e t
a s p e c t e n
E M D
Het EMD kan inhoudelijk worden ingedeeld in een administratief, medisch en ondersteunend gedeelte. Administratief gedeelte
Het is logisch dat we enkele items invoeren die noodzakelijk zijn om patiënt X ondubbelzinnig (uniek) te definiëren. Dit moet ons toelaten hem/haar terug te vinden in een bestand of register. De rubriek ‘administratieve data’ bevat minimaal volgende items: naam, voornaam, geslacht, geboortedatum en uniek identificatienummer (ID). Voor het uniek identificatienummer wordt vaak voorgesteld het rijksregisternummer te gebruiken, maar het elektronisch systeem kan ook zelf een uniek nummer aanmaken. Wellicht komt er in de toekomst ooit een uniek zorgidentificatienummer dat overal in de wereld kan worden gebruikt 21. Het unieke ID heeft als belangrijkste functie dat het altijd wordt gekoppeld aan alle gegevens die over deze patiënt geregistreerd en/of ooit getransporteerd worden. In principe moet het dossiersysteem ook toelaten om gelijk welk ander administratief of sociaal kenmerk in te voeren. Medisch gedeelte
In dit gedeelte kunnen we drie groepen van gegevens onderscheiden: data uit de voorgeschiedenis en context van de patiënt, het zorgcontact en de onderzoeksresultaten 22.
P = PLANNING
In deze rubriek noteert de arts de acties die hij/zij wenst te ondernemen in verband met de werkbare hypothesen of de follow-up van de episode. Journaal 20
Het journaal geeft een chronologisch overzicht van de verzamelde informatie over de verschillende zorgcontacten en de rubrieken die van belang zijn voor de continuïteit van de zorgverlening. Dit overzicht kan al dan niet episode- of probleemgebonden zijn.
MEDISCHE VOORGESCHIEDENIS EN PATIËNTCONTEXT
Hier hoort de meest relevante informatie over de patiënt, die we ook willen meedelen aan derden. Dit omvat niet alleen de zuiver somatische aandoeningen uit het verleden, maar ook contextuele informatie zoals psychosociale gegevens. Over wat al dan niet relevant is om te notuleren, bestaat geen eensgezindheid. Nochtans vermeldt de literatuur twee belangrijke criteria: alle gegevens die doelgericht handelen ondersteunen en die bovendien belangrijk genoeg zijn om aan derden te worden meegedeeld, zijn relevant 23.
19 Tange H. How to approach the structuring of the medical record. Maastricht: 8th European Health Records Conference, 1995. 20 Pas L, Strobbe J, Piette P. Structuur van het geïnformatiseerd dossier. Versie 1.0. Onderzoeksrapport van de werkgroep Structuur binnen de vzw EMDMI. Project gefinancierd door het federaal ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, 11 april 2001. 21 ZIS- of UPI-nummer (United Patient Identifier), zie www.health.fgov.be/telematics. 22 Overzichtskaart Elektronisch Medisch Dossier. Huisarts Wet 1995;38(8):373. 23 • Meyboom WA, Metsemakers JF, Hofstra ML, Beusmans GH. Medische verslaglegging. NHG-standaard. Huisarts Wet 1990;33:114-7. • Meyboom WA. Verslaggeving van huisartsgeneeskundig handelen [dissertatie]. KU Nijmegen, 1991:233.
62
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
In deze gegevensgroep onderscheiden we volgende categorieën: • Familiale voorgeschiedenis: alle aandoeningen bij familieleden die mogelijk belangrijk zijn voor de verdere hulpverlening. Hiertoe behoren zeker de erfelijke ziekten en risicoaandoeningen. • Persoonlijke voorgeschiedenis: alle aandoeningen of gegevens die van belang zijn voor de verdere hulpverlening, zoals bepaalde ingrepen en aandoeningen die kunnen recidiveren. • Allergieën en/of intoleranties. • Risicofactoren: rookgedrag, ethylverbruik en sociaal risicogedrag. • Chronische medicatie: medicatie die de patiënt voor een periode van meer dan zes maanden neemt. • Vaccinatiestatus. Wanneer nemen we een item op in één van deze categorieën? Hierbij geldt als belangrijkste criterium de graad van inschatting dat het gegeven ooit een invloed zal hebben op de verdere hulpverlening. Desalniettemin moet het dossiersysteem toelaten om het even welk item in een categorie te registreren. ZORGCONTACT
Het journaal bevat chronologisch alle subjectieve en objectieve gegevens en diensten die de arts verzamelt in het belang van een doelgericht handelen. Patiënten komen bij de huisarts met alle soorten vragen en/of problemen: ziekte, hernieuwing van medicatie, advies, psychosociaal probleem enzovoort. Vaak stellen ze meerdere vragen per contact (± 1,5 per zorgcontact) 24. Ook hier geldt het advies: "Noteer alleen de meest relevante gegevens", waarbij wordt rekening gehouden met voornoemde twee belangrijke criteria 25. We bevelen aan per zorgcontact volgende gegevens vast te leggen: - datum/tijdstip, - diagnose of reden voor contact, - behandeling, al dan niet medicamenteus, - planning voor het verdere beleid. Het is evident dat de subjectieve gegevens uit de anamnese en de gegevens uit het klinisch onderzoek belangrijk en
relevant kunnen zijn. Bovendien is het formuleren van gepaste werkbare hypothesen cruciaal voor de verdere hulpverlening (zie Structurele aspecten, blz. 65). ONDERZOEKSRESULTATEN
Gaandeweg wordt over een patiënt zeer veel informatie vergaard. De gegevens zijn afkomstig van verschillende bronnen, onder meer van de al dan niet door de huisarts zelf uitgevoerde technische onderzoeken, van observaties in ziekenhuizen, rapporten van ambulante specialisten of andere eerstelijnswerkers, maar ook van school- en verzekeringsonderzoeken, preventieve observaties of acties enzovoort. Meestal worden deze resultaten verwerkt in rapporten en door de huisarts integraal bewaard in een dossier. Sommige huisartsen registreren de belangrijkste informatie uit deze dossiers in het EMD. Dit is inderdaad dubbel werk, maar het loont de moeite. Wij bevelen aan het hele rapport te bewaren én de meest relevante gegevens te integreren in het medisch gedeelte van het elektronisch dossier. Omdat in de toekomst almaar meer informatie elektronisch zal worden uitgewisseld, moet het EMD toelaten deze gegevens op een juiste manier te ontvangen, te openen, te integreren en eventueel te bewerken. Ondersteunend gedeelte
Niet-patiëntgebonden informatie is informatie die losstaat van de patiënt, maar toch integraal deel uitmaakt van een dossier, omdat ze bij bepaalde functionaliteiten kan worden gebruikt. Een reeks vooraf ontworpen toepassingen voorziet in de contextgevoelige integratie van allerhande attesten, gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (GVO), folders, standaarden, aanbevelingen, follow-up regels en regels voor vaccinatiebeleid. In de toekomst kan het raadplegen en integreren van gevalideerde databanken het consultvoeren op een wetenschappelijk onderbouwde manier ondersteunen. Tot de meer geavanceerde systemen behoren de "Medische Besliskundige Ondersteunende Systemen en Software" (MBOS) 26. De MBOS kunnen als applicatie in het EMD zelf worden gestart. Het snel ontsluiten van databanken
24 De Maeseneer J. Huisartsgeneeskunde, een verkenning [Doctoraal proefschrift]. Universiteit Gent, 1989. 25 • Meyboom WA, Metsemakers JF, Hofstra ML, Beusmans GH. Medische verslaglegging. NHG-standaard. Huisarts Wet 1990;33:114-7. • Meyboom WA. Verslaggeving van huisartsgeneeskundig handelen [dissertatie]. KU Nijmegen, 1991:233. 26 De term MBOS is als dusdanig nog niet terug te vinden in de literatuur. Nochtans bestaan er reeds praktische toepassingen van. Wat is het verschil tussen MBOS en een expertsysteem? Een expertsysteem wordt aangestuurd door algoritmen en een MBOS niet. Een MBOS kan bijvoorbeeld een flowchart zijn.
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
63
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
en guidelines is een voor de hand liggende applicatie. Deze niet-patiëntgebonden informatie maakt de meerwaarde uit van een goed dossierbeheer en is alleen te realiseren binnen een EMD. Het belang ervan zal in de toekomst nog toenemen. De huisarts moet echter wel de garantie hebben dat de informatie wetenschappelijk betrouwbaar is. In een geschreven dossier staat deze informatie fysisch los van het dossier. Wil de huisarts ze gebruiken, dan moet hij/zij ze opzoeken in documenten. Hij/zij kan de gegevens enkel raadplegen; ze functioneel integreren in het dossierbeheer is niet mogelijk. We bevelen een maximale integratie van deze informatie aan in een EMD. Zo kan de huisarts ze vlot en automatisch op het gepaste moment raadplegen (bijvoorbeeld de ICPC-classificatie en haar coderingssysteem) 27. Deze informatie kan tijdens de registratie in een EMD automatisch in de achtergrond beschikbaar zijn. F u n c t i o n e l e h e t
a s p e c t e n
v a n
E M D
Een EMD bezit functionele mogelijkheden om de kwaliteit van de dagelijkse zorgverlening te ondersteunen. Het EMD heeft een geheugenondersteunende functie en laat toe informatie te raadplegen en te toetsen. Daarnaast voorziet het in de integratie, continuïteit, overzichtelijkheid en transporteerbaarheid van gegevens. De belangrijkste functie binnen het EMD is de vervaldag- en afspraakagenda 28. Het consensusdocument over de ‘functies van het (Elektronisch) Medisch Dossier’ vermeldt naast de ondersteuning van de zorgverlening, nog andere belangrijke functies van het EMD 29. Maar deze aanbeveling behandelt enkel de functies die betrekking hebben op de ‘zorgverlening’.
Functies en functionaliteiten
De waarde van een EMD zit vooral in zijn functionele activiteiten of functionaliteiten 30. Hierna sommen we de belangrijkste functies en functionaliteiten van het EMD op: GEHEUGENFUNCTIE
Met het EMD kan de arts om het even welk gegeven snel terugvinden. CONTINUÏTEITSFUNCTIE
Het EMD biedt de mogelijkheid om snel een overzicht op te vragen van het verloop van een chronische ziekte, alle huidige episoden, problemen en het journaal. Dankzij het EMD is alle relevante informatie tijdens het zorgcontact beschikbaar. SYNTHESEFUNCTIE
Het EMD geeft alle gegevens (medicatie, sociale context, verwijzingen enzovoort) vlot weer en vat ze samen op basis van verschillende, door de arts zelf te bepalen invalshoeken, zoals bijvoorbeeld de weergave van alle gegevens over één episode. OPMAAK VAN RISICOPROFIEL EN INDIVIDUELE PREVENTIEBEWAKING
Dankzij het EMD kunnen relevante risicofactoren en aandoeningen voor een bepaalde patiënt worden verzameld en getoond. Bovendien kan voor een patiënt op een bepaald ogenblik een risicoprofiel worden opgesteld, met het daaraan verbonden preventiebeleid. COÖRDINATIE- EN COMMUNICATIEFUNCTIE
Met het EMD kan de arts op een vlotte manier alle elementen en gegevens verzamelen die nodig zijn voor de coördinatie van de zorgverlening binnen een bepaalde zorgsetting
27 Klachten, ziekten, aandoeningen en procedures kunnen in een EMD geregistreerd worden met de codes van de ‘International Classification of Primary Care’ (ICPC). Dit is een classificatiesysteem voor klachten en ziekten in de eerste lijn. De classificatie bevat zeventien hoofdstukken, afgeleid van de verschillende orgaansystemen (tractus). Anderzijds bevat de ICPC zeven onderdelen of componenten afgeleid van het handelen van huisartsen. In de meeste software voor medische dossiers is deze classificatie standaard ingebouwd. Bovendien laat een dergelijk gebruik registratie toe binnen de praktijk en maakt communicatie tussen verschillende praktijken mogelijk, wat kan bijdragen tot kwaliteitsverbetering. • Lamberts H, Wood M. ICPC. International Classification of Primary Care. Oxford: Oxford University Press, 1987. 28 Vervaldag- en afspraakagenda. Huisartsen werken doelgericht en maken daarover afspraken. Daarom is een vlot bereikbare agendering binnen een EMD een belangrijke functionaliteit. Zo vergen bijvoorbeeld afspraken over het toedienen van gepaste vaccinaties een sluitende vervaldagagenda op basis van een gevalideerde regelgeving. 29 Van de Vloed O. Functies van het (Elektronisch) Medisch Dossier [Werkdocument]. Brussel: Ministerie van Volksgezondheid en Pensioenen, 1999. 30 Het is belangrijk om hier het verschil aan te geven tussen ‘functie’ en ‘functionaliteit’. Functionaliteit duidt op een bewerking. Het EMD doet bepaalde bewerkingen of operaties om de functies die een huisarts wil realiseren, te bereiken.
64
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
(bijvoorbeeld groepspraktijk, thuiszorg). Bovendien kunnen alle gegevens die noodzakelijk zijn voor een verwijzing van een patiënt naar een derde, makkelijk worden gegroepeerd 31. Deze gegevensselectie kan vervolgens op de meest gepaste manier klaargemaakt worden voor verzending. Ten slotte kunnen in het EMD alle soorten informatie van derden worden ontvangen, gecontroleerd op hun consistentie en geïntegreerd in het gepaste patiëntendossier. KWALITEITSBEVORDERING
Op basis van de verzamelde informatie in het EMD kan de arts inzicht krijgen in zijn/haar eigen handelen. Zo kan aan het EMD de opdracht worden gegeven om een overzicht te geven van alle hypertensiepatiënten uit de praktijkpopulatie, met hun respectieve antihypertensieve medicamenteuze behandeling. Dit is handig voor een ‘peer review’ binnen een LOK-vergadering. Via het EMD kunnen bepaalde gegevens worden getoetst aan een reeks aanbevelingen, zoals deze van kostenbeheersing om maatschappelijk verantwoorde zorg te verlenen. Hieronder vallen hoofdzakelijk de gegevens over aanvragen van klinische biologie, het verwijzen naar derden voor diagnose en/of behandelingen en het voorschrijven van medicatie. Een voorbeeld van dergelijke opdracht in het EMD is "Toon bij het voorschrijven van een medicatie de juiste prijsbepalingen en alternatieven." Andere domeinen voor kwaliteitsverbetering dankzij het EMD zijn: - Verbeterde medicatiebewaking 32. Hoeveel voorschriften heeft een patiënt van een bepaalde medicatie meegekregen? Welke interacties bestaan er met de andere medicaties? - Preventie- (screening) en vaccinatiebeheer. - Zorgcontinuïteit bij chronische zieken en hanteren van ‘zorgpaden’. - Beschikbaarheid van een ‘kerndossier’ per patiënt 33. - Mogelijkheid tot peer review in LOK-groepen.
Globale vereisten
Naast de functionele vereisten moet het EMD ook aan volgende globale vereisten voldoen 34: - Vlotte bereikbaarheid (ontsluiting) van alle gegevens in het MD, - Leesbaarheid van alle gegevens in een begrijpbare taal, - Volledigheid: staan alle relevante gegevens in het dossier geregistreerd? - Beknoptheid: zijn alleen relevante gegevens genoteerd? - Betrouwbaarheid: hoe betrouwbaar zijn de ingevoerde gegevens? - Inzichtelijkheid: niet alleen een overzicht, maar ook de verbanden tussen gegevens moeten duidelijk zijn. S t r u c t u r e l e h e t
a s p e c t e n
v a n
E M D
De hoeveelheid persoonsgebonden gegevens over de gezondheid van patiënten neemt steeds toe. Dit deel van de aanbeveling bespreekt de mogelijkheden om inzicht en overzicht te bewaren in deze informatiestroom. Zo wordt tijd bespaard, vermijden we een aantal overbodige onderzoeken en verwijzingen en wordt de behandeling ook een stuk veiliger. De noodzaak om structuur te brengen in een EMD steunt op volgende argumenten: - Tegemoetkoming aan de nodige globale eisen van bereikbaarheid, leesbaarheid, volledigheid, beknoptheid, betrouwbaarheid en inzichtelijkheid. - Reproduceerbaarheid van de verslaglegging in verschillende weergaven. - Ondersteuning van de kwaliteitsbevordering van het artsenhandelen. - Mogelijkheid om de inhoud te ordenen en gestandaardiseerd te coderen. De ‘structuurelementen’ van een EMD en hun onderlinge samenhang werden nauwkeurig vastgelegd (zie schema 2) 35. De functionele mogelijkheden van een EMD zijn soepel en veelzijdig. De representatie van de gegevens biedt
31 Met ‘derde’ wordt bedoeld: om het even welke andere hulpverlener/organisatie/groepering die informatie kan verzenden naar de huisarts of omgekeerd (bijvoorbeeld verwijsbrieven van of naar specialisten, rapporten van en naar kinesitherapeuten). 32 Walton R, Gierl C, Yudkin P, Mistry H, Vessey M, Fox J. Evaluation of computer support for prescribing using simulated cases. BMJ 1997;315:791-5. 33 In elk medisch dossier zitten gegevens die voor iedere andere hulpverlener van fundamenteel belang zijn in de verdere zorgverlening aan de betrokken patiënt. Het samenbrengen van deze informatie noemen we het ‘kerndossier’ van de patiënt. De juiste benaming en samenstelling staan momenteel nog ter discussie. 34 Meyboom WA, Metsemakers JF, Hofstra ML, Beusmans GH. Medische verslaglegging. NHG-standaard. Huisarts Wet 1990;33:114-7. 35 De Clercq E, Piette P, Strobbe J, et al. Structure of the Electronic Patient Record. Version 2.0. EMDMI Working Group. Brussel: federaal Ministerie van Sociale zaken, 2003.
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
65
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
onbeperkte mogelijkheden. Structuur en weergave staan los van elkaar. Het EMD is dynamisch. Wij stellen voor volgende weergaven of ‘views’ te hanteren als rubrieken in het dossier: - zorg- en deelcontact, - episodelijst, - probleemlijst, - SOEP of andere manieren om te notuleren, - administratieve gegevens, - risicofactoren en -aandoeningen, - familiale voorgeschiedenis, - persoonlijke voorgeschiedenis, - allergieën/intoleranties, - vaccinaties, - memorubriek, - behandeling, - chronische medicatie, - journaal, - berichtgeving door derden.
Daarnaast raden we aan zowel de inhoud van de rubrieken als de verschillende rubrieken zelf (namelijk formaat van de rubrieken en syntax van de inhoud) te standaardiseren. G e b r u i k
v a n
w a a r d e n
e n
h e t
E M D :
v o o r -
w e e r s t a n d e n
Ook binnen de medische sector zitten we, wat informatietechnologie betreft, in een stroomversnelling, vooral in het kader van gegevensuitwisseling en informatievergaring en -beheer. Het gebruik van een EMD in de huisartsenpraktijk geeft de arts in dit opzicht ook meer mogelijkheden: medicatiebeheer en -bewaking, planning van preventieve activiteiten zowel op individueel als op populatieniveau, signaleringsfunctie en snelle ontsluiting van ingevoerde gegevens. In deze aanbeveling pleiten we resoluut voor de overschakeling van het geschreven medisch dossier naar een EMD.
PATIËNT
ZORGSYSTEEM
Event 1:n behoren tot
1:n
kan bevatten 0:n
0:n
Zorgelement Patiënt
1:1
Zorgcontact
1:1
1:1
Dienst
0:n
1:n
0:n
Benadering ven een contact (volgens de SO(P)AP-procedure)
Gezondheidsprobleem Zorgprobleem Ziekte-episode
1:n
bevat
1:n
0:n
1:1
1:n
Deelcontact Contact met GZS
Evaluatie Etiquette: gecodificeerde diagnose 1:1
behandeld in
1:1
Fase 1:n
1:1
SO(A)P Subj. Obj. Proc.
1:n 1:n
1:1
Verstrekker 1:n
1:1 1:n
Zorgaanpak
GZS: gezondheidszorgsysteem
1:1
0:n 1:1
bevat eventueel
Episode 1:n
In dit model worden de verschillende structurerende bouwstenen van het EMD uitgezet. De hiërarchie en relaties tussen de bouwstenen worden aangeduid met pijltes waarbij de mogelijke verhoudingen aangeduid worden aan de hand van x:x waarbij x:0, 1 of n kan zijn. Zo kan een zorgaanpak meerdere deelcontacten bevatten (1:n), maar één deelcontact kan slechts één zorgaanpak benoemen (1:1). Om het schema meer werkbaarheid te verschaffen, werden ook niet-structurerende items opgenomen zoals episode, fase en event als periodebeschrijvingen. Ook de flowrichting wordt aangeduid. Schema 2: Model van het EMD met de zorgelementen en hun onderlinge samenhang.
66
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
We hebben getracht daarvoor voldoende doorslaggevende argumenten aan te dragen. Nochtans moeten we oog hebben voor de noodzakelijke voorwaarden en de bestaande weerstanden die gepaard gaan met de invoer en het gebruik van een EMD in de dagelijkse praktijk. De volgende voorwaarden vinden we belangrijk 36: - Voldoende opleiding in het gebruik van een EMD in de praktijk, - Vertrouwd geraken met de pc als werkinstrument in de arts-patiëntrelatie, - Betrouwbare, performante, gebruiksvriendelijke en ‘gelabelde’ medische software. - Voldoende financieringsmogelijkheden, zoals specifieke praktijksubsidiëring voor automatisering van de huisartsenpraktijk. - Voldoende praktijkondersteuning om gegevens te implementeren (praktijkhulp). - Mogelijkheden voor gebruik van het EMD tijdens huisbezoeken (draagbare pc). - Bestaan van een gebruiksvriendelijk en gestandaardiseerd uitwisselingsformaat. - Voldoende beveiligingsmechanismen en respect voor de privacy. - Onderzoek naar de meerwaarde van automatisering binnen de huisartsenpraktijk. De volgende weerstanden bestaan: - Te grote tijdsinvestering in verhouding met de beoogde meerwaarde. - Gebrek aan gebruiksvriendelijkheid van de huidige medische EMD-software. - Mogelijke verstoring van de arts-patiëntrelatie 37. R e s e a r c h a g e n d a
- Op welke vlakken van de hulpverlening kan het gebruik van een EMD tot kwaliteitsverbetering leiden? - In welke mate kunnen de structuurelementen bijdragen tot vlottere functionaliteiten van het EMD? - In welke mate kunnen de in een EMD geïntegreerde MBOS, zoals standaarden of aanbevelingen, bijdragen tot een betere kwaliteit van de hulpverlening?
- In welke mate kan een EMD bijdragen tot een meer betrouwbare en valide registratie van gegevens uit het hulpverleningsproces? H e r z i e n i n g
Aangezien over deze topic op verschillende terreinen gewerkt en nagedacht wordt, zal deze tekst binnen de twee jaar worden herzien. De auteursgroep verzamelt inmiddels de relevante literatuur en rapporteert hierover jaarlijks. T o t s t a n d k o m i n g
Het vertrekpunt van dit aanbevelingsproject was de vraag van het Ministerie in 1999 om over het Algemeen Medisch Dossier (AMD) en Elektronisch Medisch Dossier (EMD) een aanbeveling te ontwikkelen. Een auteursgroep werd samengesteld met dr. Johan Strobbe, dr. Jef Steenackers, dr. Patrick Verdonck, dr. Paul Van Royen, dr. Peter De Naeyer, dr. Frans Govaerts en dr. Frank Smeets. Van 1996 tot en met 2001 werd systematisch gezocht in Medline en de literatuurdatabank van de WVVH. De belangrijkste zoektermen waren: ‘medical records’, ‘medical records – problem-oriented’ en ‘medical record systems computerized’. De literatuur bood maar een beperkt houvast en dus werd de ontwerptekst voornamelijk geschreven op basis van discussies in de auteursgroep en de werktekst ‘Structuur van het geïnformatiseerd dossier’ van de werkgroep Structuur van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Andere richtlijnen met betrekking tot het EMD werden geconsulteerd. Er bleken geen essentiële verschilpunten te zijn met de NHG-standaard over adequate dossiervorming met het EMD. De gehanteerde begrippen zijn volledig gebaseerd op en conform aan het document van de werkgroep ‘Structuur van het Elektronisch Medisch Dossier’, gemaakt in opdracht van de federale overheid. Dit alles leidde tot een eerste ontwerptekst, begin 2000. Aan de hand van een enquête en enkele casussen werden de belangrijkste boodschappen van de aanbeveling getoetst in tien Vlaamse LOK-groepen (Damme, Lokeren,
36 LOK-enquête [Intern verslag]. Berchem: Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen, afdeling Kwaliteitsbevordering, 2000. 37 Gewone aspecten van de communicatie zoals oogcontact bleken van groter belang dan het feit of de huisarts nu wel of niet bezig was met de computer. • Smulders M. Het Elektronisch Medisch Dossier en de arts-patiëntrelatie in de huisartsenpraktijk. Een literatuuronderzoek. Huisarts Wet 1999;42:545-65.
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)
67
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
Lier, Antwerpen-centrum, Snellegem, Koksijde, Herent en Brussel). Tien andere LOK-groepen vulden enkel de enquête in. De ontwerptekst werd op basis van deze toetsing verder verfijnd. Het is evident dat de adviezen van deze aanbeveling een na te streven doel zijn, hoewel ze momenteel slechts door een minderheid van huisartsen worden gevolgd. Vervolgens werden in totaal 36 experts aangeschreven. Hen werd gevraagd deze tekst te becommentariëren. Dertien experts reageerden: dr. Njoo (NHG), prof. Van Damme (Centrum Huisartsgeneeskunde KU Leuven), dr. Vandevoorde (Centrum Huisartsgeneeskunde VU Brussel), dr. Coppens (Panal), dr. Loeters (LOGO Brugge), dr. Verbeke (Vakgroep Huisartsgeneeskunde U Gent), dr. Schrans (Vakgroep Huisartsgeneeskunde U Gent), dhr. Gosselinck (kinesist), dhr. Vandenbossche (Informaticadienst UZ Leuven), dhr. Van Hove (software Sosoeme), dr. Van Casteren (Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid), dhr. Vandenberghe
(Prorec) en dhr. Vandenberghe (Kind en Gezin). Er werd in belangrijke mate rekening gehouden met hun opmerkingen, hetgeen resulteerde in een vereenvoudiging van de kernboodschappen. Vermelding als expert betekent overigens niet dat iedere expert deze aanbeveling op elk detail onderschrijft. De drie eerste auteurs herwerkten de formulering van de definities. In september 2001 werd de uiteindelijke tekst nogmaals getoetst door 354 leden van de LOK-groepen die reeds aan de eerste toetsing deelnamen. De tekst werd bijgewerkt op basis van de verschillende opmerkingen uit deze groepen en vervolgens aangeboden aan de redactie van Huisarts Nu. Na een laatste bewerking werd de aanbeveling ter validatie ingediend bij de onafhankelijke Validatiegroep en in januari 2004 gevalideerd. De auteurs en leden van de stuurgroep Aanbevelingen hebben geen relaties met de farmaceutische industrie. Er zijn geen belangenconflicten.
DE AANBEVELING KWAM TOT STAND ONDER DE COÖRDINATIE VAN DE STUURGROEP AANBEVELINGEN (PROF. DR. PAUL VAN ROYEN, DR. HILDE BASTIAENS, DR. AN DE SUTTER, DR. JAN MICHELS, DR. SAMUEL COENEN, DR. FRANS GOVAERTS EN CIL LEYTENS) MET DE STEUN VAN DE FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN
LEEFMILIEU.
Opmerkingen of vragen met betrekking tot deze aanbeveling kunnen worden gericht aan de WVVH-Stuurgroep Aanbevelingen, Cil Leytens, Sint-Hubertusstraat 58, 2600 Berchem-Antwerpen, Tel.: 03 281 16 16, Fax: 03 218 51 84, E-mail:
[email protected]
AANBEVELING HET ELEKTRONISCH MEDISCH DOSSIER
B i j l a g e
T o e k o m s t i g e
o n t w i k k e l i n g e n
v a n
h e t
E M D
Het Minimaal Medisch Dossier/Wachtdossier/Kerndossier
Dit dossier, dat een extractiedossier is van het EMD, bevat gegevens die relevant zijn voor de wachtarts thuis, in het rusthuis/RVT en het ziekenhuis. De precieze inhoud, de overdracht en het gebruik van dit dossier zijn onderwerp van onderzoek en zullen in de herziening van deze aanbeveling aan bod komen. De verwijsbrief
Het EMD kan op een snelle wijze een adequate verwijsbrief aanmaken. Een consensus over de inhoud van deze verwijsbrief zal worden nagestreefd en in een herziening van de aanbeveling aan bod komen.
68
Huisarts Nu maart 2004; 33(2)