:
„Mijn vrouw tr«l
„O sol« mie . . „Det i« waar ook; Ik moet nieuw« zolen onder mijn schoenen hebben I" (N«u* I.Z-)
WEEKBIADC^MA
.
„Moet je zelf je knoopen aanzetten? Heb je je huishoudster dan niet meer?" maar we ziln getrouwd." {Poluikmn
„Ik heb je een enoniemen brief geschreven, maar ik kom je hem zelf even brengen, want op de post kun je niet altijd vertrouwen." (Mare Aurelia)
■ii, ,#
MAGDA SCHNEIDER ftoe r«iv*-S»
^m
wm
.
DE „HOOFDZAAK" van een CHARMANTE VROUW
l/6iM&£
Het eerste wat men ziel, als men Maria Bards kleedkamer In Babelsberg binnenkomt, is 'n hoed. Men kan hem eenvoudig niet over het hoofd zien, ten eerste vanwege zijn vorm, en ten tweede vanwege zijn grootte. De gracieuze Maria Bard slet er onder dien hoed bijna nog gracieuzer uit. „De hoofdzaak is in ieder geval in orde, mevrouw Bardl" begroeten wij de actrice. „Hal Valt hij op?" vraagt zij glimlachend. „Nu, dan heeft hij zijn doel bereiktl Hij moet namelijk 'n zeer extravaganten Indruk
KLEINE GESCHIEDENISJES.
MARIA BARD EN HAAR NIEUWE ROL
Het was op een baanvak tusschen twee dorpen, ergens in het Noorden van ons land. De conducteur knipte de kaartjes. Maar Bas Vonken had slechts een perronkaartje. .. „Ik heb geen ander kaartje," bekende hij in alle gemoedsrust. „Ja, maar wat doe je dan hier In den trein, zonder geldig vervoerbiljet?" vroeg de conducteur verbaasd. „Ik ben hcelemaal niet van plan geweest op reis te gaan," verklaarde Bas Vonken. „Ik stond op het perron en toen heeft Iemand me als een gek toegeschreeuwd: „Instappenl 'Instappenl"... Nou, en toen ben Ik in 's hemelsnaam maar Ingestapt. .," C n waarom heb je je betrekking verlaten, meisje?" vroeg hel ^ jonge vrouwtje, dat een dienstbode huurde. „Omdat mijnheer me een zoen gaf." „O, en dat vond jij natuurlijk niet goed, nietwaar?" „Och, mij kon hel niet schelen, maar mevrouw had tr op tegen."
„AXt rpljn vrouw een slechte bul heeft, gooi* zij wel eens d«n koffiepot naerm'n hoofdl" „Dat kan mi] nooit gebeuren — wil drinken tf.ee r (Neue I.Z.)
maal voor zichzelf, en het liefst 'n anderen hoed bij ledere japon. Is het dan een wonder, als het huwelijk schipbreuk lijdt?! Een vrouw, die van haar echtgenoot, een kunstenaar met een druk leven, vergt, dat hij zich met haar vertoont met lederen nieuwen hoed, dien zij opzet? Een vrouw, die niet begrijpen kan, dat tooneelspeler-zljn evenveel werk elscht als hoeden en japonnen
niet beter uit te redden dan door haar t* verkoopen. Het aldus ontvangen geld bracht hij, rijn gewoonte getrouw, naar de herberg... De markies had wel gemerkt, wal Mabuie had gedaan, maar hij zei niets, omdat hij eens zien wilde, hoe de schilder sich dit keer uil de moeilijkheid zog redden. Op den dag van het keizerlijk bezoek paradeerden de dichter en de filosoof In hun nieuwe pronkgewaden van damast, en op het |aat*te ooganblik verscheen ook Mabuie, maar niet rooals de markies gevreesd of gehoopt had, In zijn oude kteeren, maar eveneens In zijden damast gehuld... Alleen was de stof van hem nog veel mooier dan van de belde anderen... Zelfs dan keizer viei het prachtige met bloemen en gulrlanden versierde damast op, en hij riep Nabuse bij zich om het weefsel van dichterbij te bekijken. Maar toen bleek, dat het allemaal slechts gezichtsbedrog was. Mabuse had zijn kleed van papier gemaakt en hel met bloemen en ranken beschilderd. De markies haastte zich zijn hoogen gast hel ontstaan van deze bedrieglijke llvrel te vertellen, waarover Karel V bijna niet uitgelachen kwam...
\A/ij kunnen ons geen voorstelling maken van de eeuwlg' ' held," beweerde de redenaar. Waarop er een slem achter uit de zaal riep: „Dan hebt u zeker nog nooit iets op afbetaling gekochtl"
DOOR HET OOG VAN EEN NAALD. Op een landweg In hel Söllingerwoud stond in de middeleeuwen en ook later nog een steen met een gat er In, dat „het oog van de naald" genoemd werd. Reizigers, die langs deien weg kwamen, moesten door den steen kruipen of een bepaald bedrag betalen, waarvoor zij zich vrijstelling konden koopen.
EN TOEN WEEK HET WATER... Toen de Chineezen omstreeks het jaar 160 n. Chr. de moerasgebieden in Oost-Turkestan gingen bewonen, slaagden zij er nlal in, het water der rivier In te dammen. Daarom beval generaal So Man zijn soldaten in slagorde op te rukken, ten einde „drie dagen lang aan grooten slag tegen de rivier te leveren". „Na drie dagen," zoo heet het in de oorkonde, „trok hel water zich terug voor de troepen van den.zoon des hemels," en kon men met het bewoonbaar maken van het gebied beginnen,
maken, niet voor mij privé, — want dan draag Ik het liefst uiterst eenvoudige hoeden — maar voor mijn rol." „Bent u Lisette, da vijfde vrouw van den filmacteur Bernd Flor?" „Zijn vijfde gescheiden vrouwl Eigenares van een modesalon, zeer mondain, zeer grillig, ontwerpt de prachtigste hoeden, alle-
maken? En die niet de kunst verstaat zooals zijn eerste vrouw Katharina, die hij daarom dan ook boven de anderen de voorkeur geeft — geduld te hebben met zulk 'n man en de dingen, die hem bezighouden, van een bepaalden afstand te bekijken. Overigens kunnen wij, al de vroegere echlgenooten, hel best met elkaar vinden en ik raadpleeg mijn „collega's" zelfs, als ik van plan ben opnieuw te trouwen!" „En de anderen, wat zeggen die daarvan?"
ZONDERLINGE BIJVAL. de achttiende eeuw levende hertog Morlz WllDe In d helm von Welssenfels had de eigenaardige gewoonte een viool mee naar da kerk te nemen. Indien hem een passage In de preek buitengewoon goed beviel, streek hij met zijn slok over de snaren. Dit was niet alleen een duidelijke demonstratie van zijn tevredenheid, maar bovendien beteekende iedere streek een flesch wijn voor den dominee.
„Die vinden het prachtigl Een van hen volgt dan ook onmiddellijk mijn voorbeeld." We spreken hier over de nieuwe rol van Maria Bard In de Terra-film der Ufa „Die gute Sieben", die door Wolfgang Liebeneiner naar de comedie van Adalbert Alexander Zinn werd geënsceneerd.
DE KWADE TWEE.
ZIJDEN DAMAST Van Jan Mabuse, den bekenden Nederlandschen schilder, die van 1478 lot 1534 leefde, lezen wij in „Die Woche" een geestige geschiedenis. Hij maakte mat een dichter en een filosoof het „geestelijke" gevolg uit van een rijken markies, wiens aanzien zoo groot was, dat zelfs Karel V hem gedurende zijn verblijf in Antwerpen met een bezoek wilde vereeren. In verband met de voorbereidingen voor de ontvangst van den keizer, had de markies bevolen, dat zijn drie geestelijke adjudanten in nieuwe kleeren gestoken zouden worden, en wel in kostbaar zijden damastl Jan Mabuse bevond zich echter, toe« de stof hem werd toegewezen, weer eens in geldverlegenheid, en hij wist er zich
Niet alleen de elf en de dertien, maar ook de twee is volgens sommige volkeren een „boos getal", omdat hel als zinnebeeld van de polariteit alleen spanningen maar geen opheffing brengt (hetgeen aan de verlossende drie Is voorbehouden). Zoo laten de Christelijke fellahs In Egypte nooit twee kinderen op denzelfden dag in dezelfde kerk doopen een van de kinderen zou anders wel eens kunnen stervenl In Bosnië houdt men zich aan dezelfde gewoonte. Hier zullen er ook nooit twee menschén uit dezelfde bron drinken. Zelfs twee kinderen, die met hun hoofd tegen elkaar stooten, loopen levensgevaar en moeten deze booze twee, door flink te spuwen, uitbannen...
De wraak van den kegeljongen: „All* negen//" (Ota Woehm)
1
Marl« Bard all Lisette, de vijfde vrouw van een beroemd acteur.
-3-
-3.
;
^^^H
(Foto Terra)
We komen zoo natuurlijk ook over Liebeneiner te spreken. „Het is heerlijk om onder zijn regie te spelen," zegt zij. „Hij is een helper in den waren zin van het woord. Ook op het tooneel heb ik reeds menigmaal onder zijn regie en mét hem gespeeld. Zijn enthousiasme gaat als vanzelf op ons over en zelfs de moeilijkste dingen maakt hij ons gemakkelijk. Bovendien houd Ik veel van het werk bij de film en ik vind filmen vooral daarom zoo interessant, omdat men hier een „vierden wand" heeft, die op het tooneel ten slotte toch altijd ontbreekt, en omdat men — onder goede leiding — zoo geheel zichzelf kan zijn. Men kan zich naar alle kanten uitspelen, zonder rekening te behoeven houden met de uitwerking op de toeschouwers. Want de microfoon vangt immers alles op, ook de zachte, teere tusschentonen, die juist aan een rol haar kleur en sfeer geven."
[IGFNDDMVflN cmcuui
■
>^Mi^9ii^tM^^uiitf
MIJNHEER GORÖDN
ROMAN m&P*m&w*&mmim*
GEAUTORISEERDE
VERTALINGI
DOOR
BRUNHILDE.
KÜRTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE Dr Do«ren 1» «rti In htt »tadje Prtgwltz. HIJ heeft een klein hul«, d»t echter zwaar belait 1». Een kennis van zijn vrouw Dusa en hemzelf, een Zuid-Amerikaan, Gordon geheeten, biedt aan, haar het geld voor de hypotheek te geven, In ruil waarvoor ilj hem Inzage moet verleenen In een attent dat haar man hezlt en Jat handelt over Dr. Kaemmerer, den tegen woord Igen elgenaw van den In de nabijheid gelegen burcht Bodensteln. Du»a «laat Qordon« aanbod verontwjardlgd van de hand. ZIJ is te meer ontstemd, omdat hll haar man beleedlgt. die ongelukkigerwijze Juist de kamer binnentreedt als Oordon haar poogt te omhelzen. Gordon verlaat het huls, doch laat 'zijn portefeuille met de zeven duizend Mark voor de hypotheek op tafel liggen. Dusa besluit de portefeuille des middag» aan Gordons hotel af te geven en stopt haar tot dat doel In de portierfasch van Dr. Doerens auto, waarmee zIJ wil uitgaan. ,..,,. 1 ,.,, ,. De belnngstelllng. die Oordon voor het attest koestert, wordt verklaard door het feit, dat hijzelf den burcht In handen wil zien te krijgen. Daar hij zulks weet. Is Dr. Kaemmerer uiterst achterdochtig. Zijn secretaresse, Olga Büttner, heeft hij ontslagen, daar »IJ papltren van Jiam jou hebben gestolen. Den eenlge, dien hij vertrouwt, 1« Reynhold, zijn bedlende, geheel ten oprecht« overigens, want deze Is een spion van Gordon. Na een bezoek aan Dr. Kaemmerer gebracht te hebben, ontmoet Dr. Doeren Olga Büttner en biedt aan haar In zijn auto naar hef station t« brengen. Dan vinden zij in de portlertasch de portefeuille van mijnheer Oordop met hft geld er in. Na korten tijd blijken Olga en het geld verdwenen te »IJn Al« hl] zUn tocht vervolgt, wordt Dr. Doeren aangereden door een dronken motorrijder, Wallrode, die een kennis van hem Is. Wallrode brengt hem In bewusteloozen toestand naar Hohen«teln den tot een ruïne vervallen burcht, die zijn eigendom Is en waarin hij een kamer bawoont. Daar vindt hij Olga Büttner, zijn vroegere verloofde, die een onderdak voor den nacht heeft gezocht, nadat »IJ uit den auto van Dr. Doeren is verdwenen. HIJ ver»oent zich met haar en zij verplegen «amen Dr. Doeren. „ . ,. ,. i Mevrouw Doeren krijgt den volgenden morgen bezoek van Gordon, die haar man tr van beschuldigt zich de portefeuille te hebben toegeéigend. HIJ vertelt haar bovendien, dat haar man »r met Olga Büttner vandoor zou zijn gegaan. Dusa weigert dit te gelooven en zegt Gordon onomwpnden. wat zij van h*m denkt. Wel maakt zij zich echter ongerust over het feit, dat haar min nog Dienzelfden nacht komt Dr. Kaemmerer« vrouw Mechthild, die Jaren te voren van hem Is weggeloopen. terug. ZIJ vertelt, dat »IJ bedrogen Is door Iemand, aan wlen zij haar man eerst heeft verraden en die nu Dr. Kaemmerer te gronde wil richten. ZIJ Is gekomen om dit te verhoeden. Tegelijkertijd heeft Reynhold. de knecht, In een herberg een onderhoud met Gordon, dien hij vertelt dat Olga Büttner in het be»lt moet zijn van een document, dat zoowel voor hem alt voor Dr. Kaemmerer zeer belangrijk Is «n dat zij spoorloos verdwenen Is In gezelschap van Dr. Doeren. Oordon vertrouwt Reynhold echter ook niet meer en besluit zelf handelend op te treden. Reynhold ontdekt den volgenden morgen, dat mevrouw Kaemmerer teruggekomen i»,' doch brengt er Gordon niet van op de hoogte. Dien morgen komt mevrouw DoerenT)ll Dr, Kaemmere' en vertelt hem van hetgeen er voor en n» de verdwijning van haar man Is gebeurd. Mechthild Kaemmerer nnodlgt mevrouw Doeren uit op Bodensteln te blijven, hetgeen deze gaarne doet. Intusschen heeft Wallrode, die nog steeds met Olga en Dr. Doeren op >1ohensteln Is. besloten de vrouw van den dokter te waarschuwen zonder dat Iemand anders er van op de hoogte komt. De portefeuille van Gordon met het geld er In heeft hij bij zich. In de kranten Is reed« een bericht verschenen, waarin Dr. Doeren van oplichting wordt beschuldigd, ^ .. ^ in het dorp ontmoet hij den chauffeur Kruppholz, die mevrouw Doeren naar den burcht heeft gereden. Wallrode kent den chauffeur goed en verneemt van dezen, dat mevrouw Doeren op den burcht vertoeft. Als Reynhold verschijnt om Kruppholz een boodschap over te brengen geeft Wallrode hem een briefje mee voor mevrouw Doeren, waarin hij haar meedeelt, dat haar man in veiligheid is, terwijl hij haar verzoekt den volgenden dag op een bepaalden tijd bij de e DanggaatZWallrode naar Uorenzen, wlen Dr. Doeren het geld voor de hypotheek schuldig U en betaalt het bedrag uit Gordons portefeuille, waarin hij een papiertje ontdekt, dat hem bijzonder veel belangstelling Inboezemt. _,_ ^ „ _„ . .. Dienzelfden avond gaat Dusa Doeren uit met de hond Thora van Dr. Kaemmerer. ZIJ heeft een ontmoeting met haar man, die de ruïne Hohensteln voor een korte poos heeft verlaten. «Ij weten echter niet, dat ilj voortdurend door Reynhold worden bespied en bespreken vrljujt al wat er gebeurd is sinds zij elkaar voor het laatst hebben gezien. Mevrouw Doeren vertelt van de schandelijke handelwijze van Gordon, zonder hierbij echter te vermelden, dat deze zelf« heeft geprobeerd haar van haar man af te troggelen. ZIJ spreken af, dat Dr. Doeren zoo mogelijk dien avond nog op den burcht Bodensteln zal komen en nemen vervolgens afscheid van elkaar.
Zoodra dokter Doeren alleen was, veranderde zijn gezicht weer en nam opnieuw de vastberaden, grimmige uitdrukking aan, die zijn vrouw even te voren zoo had doen schrikken. Hij dacht aan Gordon en begreep veel beter dan Dusa vermoedde, hoe ontstellend gemeen deze man was ; dat hij voor niets terug zou schrikken, ook niet om de eer en het leven van twee menschen door een gewetenlooze wraakiucht te vernietigen ! Zonder moeite kwam Dusa door de opengebleven kleine deur op-de binnenplaats van den burcht, waar zij als aan den grond genageld bleef staan. Haar hart begon razend snel te kloppen. Midden op het plein stond een groote, zwarte auto, het verchroomde nikkelen beslag fonkelde in het licht dat door de ramen van de burchthal viel. Ze herkende den auto direct, het was de wagen van Gordon ! Ontdaan vroeg ze zich af, wat deze hier te zoeken had. Zou hij misschien Mechthild willen spreken ? Dat zou wel het toppunt van laagheid geweest zijn. Of zou hij misschien hebben gehoord dat ook zij, Dusa, hier was ? Voorzichtig en geruischloos sloop zij de
trappen van de weerg^ng op. Ze voelde «ich niet in staat Gordon op dit oogenblik te ontmoeten. Ze moest eerst haar kalmte en zelfbeheersching terugkrijgen. Toen zij de hal, die door brandende luchters aan de muren verlicht was, betrad, zag zij tot haar voldoening niemand behalve Reynhold. Toen zij zachtjes naderkwam, bukte hij zich alsof hij iets van den grond opraapte. Hij stond voor de deur van het woonvertrek. Had hij staan luisteren ? Toen Dusa zijn gezicht zag, werd haar verdenking sterker. Het zag er merkwaardig bleek, bijna kwaad uit. Zijn oogen hadden een glazige uitdrukking waaruit een heimelijke angst sprak. ,,Is er bezoek gekomen ?" vroeg Dusa zachtjes. ,,Ja," zei Reynhold knikkend, terwijl bij zijn eivormig hoofd op en neer bewoog. ,,Mr. Gordon." Zijn antwoord kwam ook slechts als een fluistering en hij bracht zijn mond met de dunne lippen zóó dicht bij Dusa's hoofd, dat zij onwillekeurig achteruit week. ..Een onverwacht en verrassend bezoek, jawel I" Hij kreeg zijn zakdoek en wreef er mee langs zijn voorhoofd.
/
HOFMflNN
Wat zou die man moeten ? vroeg Dusa zich af. Wat zou er binnen gebeuren ? Wat zou Reynhold afgeluisterd hebben ? ,.lk wil liever niet storen," »ei ze rustig. ,,lk ga naar mijn kamer. Laat het mevrouw weten, voor het geval er naar mij gevraagd wordt." „Uitstekend." Reynhold maakte een stijve buiging en ging haar geluidloos voor om de deur naar Dusa's kamer open te doen. De haatd was er al aangemaakt en een weldadige warmte kwam haar ttgeraoet. Maar ze merkte het nauwelijks. Ze ging naar de openslaande deuren, die in den hoektoren waren aangebracht en tevens den uitgang naar de veranda vormden. Ze zette ze open. want door hpt glas in lood had ze geen uitzicht. Maar ook zoo kon ze slechts weinig zien. Ze sag een lichte streep, den landweg, maar van haar man zag ze geen spoor. Ze was blij, dat hij niets afwist van bet bezoek van Gordon. Reynhold had een petroleurnlamp aangestoken en op de tafel gezet. Haar roodachtige vlam wierp een zacht schijnsel door het oude vertrek. Er stond hier zelfs een spinnewiel. Het stond voor een stoel met een hooge leuning, op een soort verhooging. Het leek net alsof een vrouwenhand nog pas kort geleden aan de fijne draden had zitten spinnen. Nadenkend liet Dusa ze door haar vingers glijden. Ze was nu alleen, ging in den stoel zitten en luisterde. Maar geen geluid drong door de dikke muren tot haar door. Eerst een heele poos later naderden er zachte schreden en werd er aan de deur geklopt. Dusa stond op om open te doen. Het was Mechthild. Ze trad geruischloos binnen en deed de deur zachtjes achter zich dicht, HOOFDSTUK Xlll „Nu is het dus zoo ver," zei Mechthild snel, terwijl ze op Dusa toeliep en haar band greep. „Hij is er I Weet u het al ?" Dusa knikte. Natuurlijk wist zij, dat Mechthild het over Gordon had. Mechthild ging naar de tafel, haalde een doos sigaretten uit d#n zak van het grove wollen jasje, dat zij over haar jurk aangetrokken had, en probeerde de tabak boven het glas van de lamp aan het gloeien te brengen. Haar banden beefden. Dusa werd getrofien door de eigenaardige tegenstelling tusschen deze moderne handeling en de bijna roiddeleeuwsche sfeer, die er in het vertrek hing. Toen haar sigaret brandde, wendde Mechthild zich weer tot haar. „Hij weet nog niet, dat wij hier zijn," zei ze, en toen begon zij zwijgend en rusteloos, ten prooi aan een nauw bedwongen hevige opwinding, in het kleine vertrek op en neer te loopen. Dusa zette zich op de bank, die voor den haard stond. Rillend hield zij haar handen bij het vuur. „U hebt vanavond nog niets gegeten," zei Mechthild plotseling. Ze moest hebben gemerkt hoe Dusa's handen beefden, hoewel ze geheel en al in haar eigen gedachten verdiept was geweest.
„Ik zal thee en brood voor ons bier laten brengen. Vindt u dat goed ?" „Wilt u niet liever op uw man wachten)?" „Wie weet, hoe lang het nog duren zal," zei Mechthild, terwijl ze naar den haard ging om er de asch van haar sigaret in te gooien. „U rookt niet ?" vroeg zij. „Neen, alleen bij bijzondere gebeurtenissen," zei Dusa. Mechthild ging naar de deur om te bellen. Ze zei eenige woorden tot Reynhold en ging toen naast Dusa op de bank zitten. „Hebt u bericht van uw man gekregen ?" vroeg ze plotseling, terwijl ze Dusa met haar groote, heldere oogen opmerkaaam aankeek. „U denkt aan dat briefje, en omdat ik daarnet weggeweest ben ? ja, ik heb hem gesproken !" „Ik dacht bet wel. Ik geloof, dat Reynhold u bespionneerd heeft. Hebt n het gemerkt ? Hij was namelijk niet hier, toen Gordon kwam. Dat viel mij op." „Dat zou wel waar kunnen zijn, dat hij me nagegaan is," zei Dusa verrast, en terwijl er een gevoel van onrust in haar opkwam. , De hond — ik bad Thora meegenomen — sloeg een keer aan toen wij op de bank van het plateau zaten." „Dus déir," zei Mechthild en knikte „Thora is een goed dier en Reynhold is bang voor haar. Die twee kunnen elkaar niet uitstaan. — Waarom hebt u uw man niet mee hierheen gebracht ? Maar het is misschien wel beter zoo — onder deze omstandigheden — ofschoon . . , ." Ze voltooide den zin niet omdat Reynhold binnen trad en een blad op de tafel zette. Thee, wijn en een bord met gereedgemaakte broodjes stonden er op. „Laat maar," zei Mechthild ongeduldig, toen hij op veel te omslachtige wijze de tafel wilde gaan dekken, „Wij kunnen zoo wel eten. Wanneer Gordon mocht weggaan, zeg dan tegen mijn man, dat ik hier \xn." „Heel goed, mevrouw," antwoordde Reynhold strak, „maar mijnheer Gordon is niet van plan weg te gaan I" , Niet ? Hoe weet je dat ?" viel Mechthjld uit. „Omdat," antwoordde Reynhold, terwijl hij mevrouw Kaemmerer met een merkwaardig loerenden blik aankeek, „Mr. Gordon mij bevolen hepft zijn avondeten in de zaal te serveeren, en een kamer voor hem gereed te maken." „Mr. Gordon heeft — bevolen ?" Dusa merkte boe Mechthild over haar gansche lichaam begon te beven. Ze slingerde haar sigaret in den haard. Haar slanke handen balden zich tot vuisten, zoodat de knokkels er wit op te voorschijn traden. „Zoo is het," zei Reynhold met een lichte neiging van zijn hoofd. „Mr. Gordon zélf heeft het mij bevolen." „Ik wil mijn man spreken," riep Mechthild. „Zeg hem dat 1 Direct! Hij moet, zoodra Mr. Gordon naar de eetzaal is gegaan, hier komen. Maak wat voort! Doe wat ik je zeg en doe het eens één keer goed 1" Reynhold maakte een buiging en vertrok. „Hij voelt zich reeds baas in huis," siste Mechthild tusschen haar tanden door, zonder op Dusa te letten. „Maar dat ?al je betreuren, vriend ! — Daar komt -niets van in — of er komt heel iets anders van, ja, iets héél anders !" Ze ging naar de tafel en trommelde er met haar slanke vingers een korten roffel op. Ze herinnerde zich haar gast pas toen ze een glas rooden wijn voor zich uit de karaf ingeschonken en in één teug leeggedronken had. „Kom I" zei ze tegen Dusa, pijnlijk glimlachend, terwijl ze met gejaagde bewegingen
kopjes en schoteltjes neerzette. „Kom, bedient u zich ! U moet toetasten en zich alstublieft niet om mij bekommeren. Ik ... , ik ben een beetje opgewonden .... wat nerveus. U weet niet klles I" Dusa merkte zeer goed hoe opgewonden haar gastvrouw was en omdat zij het Mechthild nog niet moeilijker wilde maken, ging zij naar de tafel en schonk zich een kopje thee in. Mechthild liep weer in het vertrek heen en weer. Rusteloos. Ze had haar armen over haar borst gekruist en haar hoofd gebogen. Er was een sombere uitdrukking in haar oogen. Spoedig daarop verscheen Kaemmerer. Dusa zag dat er hoogroode vlekken op gijn wangen waren. Hij zag er uit alsof hij koorts bad. Alle glans was uit zijn oogen verdwenen; hij sloeg ze nauwelijks op, knikte slechts vluchtig tegen de beide vrouwen en ging zwaar ademhalend op een stoel zjtten, die zoo ver vap de tafel verwijderd stond, dat het licht van de lamp hem nauwelijks nog bescheen. Hij sprak geen woord. Zijn handen hield hij stijf tusschen zijn knieön geklemd en gijn hoofd waa op zijn borst gezonken. Mechthild hield haar oogen niet van hem af. Ze keek hem onafgebroken angstig en onderzoekend aan. Ze kon zich nauwelijks meer beheerschen. Toen verbrak zij de drukkende stilte met de bijna dreigend klinkendewoorden: „Ludwig, is het waar, dat Gordon hier blijft ?" Kaemmerer maakte een beweging alsof hij schrok. Zonder op te zien antwoordde bij: „Ja, bij blijft hier." „Hoe heb je daarin kunnen toestemmen ?" „Er viel voor mij niets toe te stemmen ! . Hij beroept zich op zijn recht." „Op zijn recht ? Zoo 1" (Zie vervolg op pag. 30)
- 5 -4-
Zij is trotsch op haar
OUA TEINT! Een Vinolia-teint is het meest gewiwir deerde bezit van tallooïe vrouwen, dir bekend
staan
om
haar
aantreUkelIjk
uiterlijk. Hebben zi) veel mueitc gedaan om zulk een teint te verkrijgen? Neen. Haar friasche, fleurige geUat«huid is het gevolg van dagelijk«che verzorging mei l'inolia J'itnitbing Cream, die, dank zij de groote ervaring van de Vinolia-deskundigen, een uiterst
fijne emulgeering
bijzonder
heilzame
bezit en een
werking
uitoefent.
Door deze bijzondere eigenschappen vorml Vinoli« Vanishing Cream teven« een onderlaag voor poeder, die niet te overtreffen i«. Vinolia Cold Cream voedt en verjongt de huid gedurende den nacht.
EEN VINOLIA-TEINT BEOLIDT EEN FBIS8CHE. JU «.IIK.K UMI)
OUA CREAM
V A N J S H l N (1
<
VC 133-0141
G€SLflflGDe FOTO'S/
IS TOCH
zóó EENVOUDIG MET
©[LIFDa.M
Directeur Feerenbach doet inkoopen (Gustav Diessl en Elga Brink).
Becker bekent wat hij heeft gedaan (Werner Scharf en Gustav Fröhlich).
Clarissa verschijnt op hat gezellige avondje van het personeel.
Een Gustav AlthoH-film der Ufa onder regle van Gerhard Lamprecht. Rolverdeellng: Clariisa Lut» BornhoH Dir. Feerenbach Becker Mevr. v. ReckwIU Lotte Becker Ilse Ursel Ingeborg Oom Ferdinand
Sybille SchmlU Ggitav Fröhlich Gustav Diessl Werner SchaH Julia Serda Charlotte Radspieler Erika Helmke Edith Oss Elga Bripk Albert Florath
MIJN CHEF
EEN YROLW
Clarissa stamt uit een voorname Potsdamsche familie. Ze reist lederen dag naar Berlijn, waar ze bl] Feerenbachs Bank een leidende lunctle heett. Het personeel noemt haar „Hoogheid", omdat ze koel en gereserveerd en het voorbeeld van ijver en correctheid is. Door haar kwaliteiten maakt ze promotie, wordt chef van de deposito-boekhouding en merkt niet eens, dat zij den direc-
Een malle situatie. Linkt Albert Florath (oom Ferdinand), rechts Julia Serda (mevr. v. Reckwitz).
trokken Is, vertrouwend, dat zij den man, dien zij liefheeft, niet in den steek zal laten. Bovendien laai Becker doorschemeren, dat Lutz "dlleen nauwer contact met Clarissa heeft gezocht, opdat zij hem uit de Impasse zou helpen. Clarissa wijst Becker daarop de deur. . . Den volgenden morgen wil Becker vluchten. Lutz vertelt aan den directeur, wat er gebeurd is en Becker wordt gearresteerd. Maar Lutz wordt geschorst. Als later blijkt, dat hij de waarheid heeft gesproken, wordt hij naar een filiaal In een andere stad overgeplaatst. Met Clarissa wil Lutz niets meer te maken hebben. Hij vergeeft haar niet, dat zij hem van zooveel laagheid kon verdenken. Maar als Clarissa inziet, hoezeer ze haar Lutz onrecht deed, gaat ze naar zijn huis en vraagt vergiffenis. En Lutz' chef, die eerst een vrouw was, wordt z Ij n vrouw.
teur Feerenbach meer dan sympathiek is. Op de bank werkt een jongeman, Lutz Bornho«, die vele goede eigenschappen heeft. Hij Is vroolijk, getapt bij zijn collega's, slagvaardig en draag* het hart op de rechte plaats. De houding van „Hoogheid" prikkelt hem en bij probeert op allerlei manieren haar aandacht te trekken. Tevergeefs echter. Op den duur verandert evenwel de situatie. Clarissa kent alleen plicht... Wa* liefde is, heeft ze nooit geweten. Maar ze gaat het merken en tijdens e»n kameraadschapsavond van alle employe's bekent ze zichzelf haar liefde voor Lutz. Ze voelt zich als herboren en Is zóó uit haar gewone doen, dat ze dpn volgenden dag niet op kantoor komt, zeer tot spijt van den directeur, die haar juist wilde uitnoodigen. ,Lutz komt te weten, dat Clarissa naar een stille Oostzeeplaats Is gegaan en reist haar achterna; samen brengen zij heerlijke uren door. Toch Is er Iets, dat Lutz drukt. Zijn zwager Becker, die ook op de bapk werkt, heeft al een paar maal vage aanduidingen gemaakt, dat hij geld noo heef*.' Lutz heeft tot dusver steeds geweigerd, maar ten slotte zegt Becker vlak voor Lutz' vertrek naar Clarissa - dat hij gespeculeerd1 heeft. Als Clarissa een oogje toedrukt, hoopt hij de zaak nog In orde te kunnen brengen. Lt^z weigert zijn bemiddeling te verleenen, maar als hij van het week-end n^et Clarissa terugkomt, wacht Becker hem op en bekent, dat hij zich vergrepen heeft aan gelden van de bank. Lutz is woedend en raqdt iljn zwager aan om alles aan den directeur te verteilen. Clarista kan buiten de bank-uren aan zeer Als hij dat niet doet, zal Lutz het doen. Hij acht dit zjjn charmante vrouw zij n.. plicht. (V. I. n. r.: Elga Brink, Becker gaat 's avonds nog naar Clarissa's huls en beSybille Schmitz en kent zijn vergrijp, maar doet alsof Lutz er ook bij beGustav Diessl).
6-
■,■
■..
.
Erika Helmke en Gustav Fröhlich. (Foto'f Ufa)
Het personeel begeeft zich huiswaarts (op den voorgrond Edith Oss).
De champagne-glazen worden geheven ... (op den voorgrond Sybille Schmitz en Gustav Fröhlich).
"™™
ONDER EEN LAWINE BEDOLVEN ai aan typhon o) orkaan II op ze«, it aan lawine In da bergan-, waar rij paitaaran, varoorsakan si] dood an vardarf ondergang! Lawin« hebben reeds talrijke afschuwelijke aakt, maar tegalijkartljd liaan ar aganovar van In waarheid wonaerbaarlijk ddingen. Groepen skiërs of bergbaklimmart l]n ar vaak door overvallen an van, an pat na dagen, weken soms, lavand ba kon man lijkan bargen; anderen echter, dia urt waren, ontkwamen op In waarvlak In haid wo ka wijze aan dan dood. Zalft arvaran gld| n habban dikwijls da nadarlng van aan lawi niat voorzien an habban dit mat hun tan bakoopan, terwijl andaren, dia galavan haal vr| d waran In da bargan, op hat allarlaatste omant nog aan hat dreigand« gevaar wliiar#ta ontkomen. Inderdaad gaat da vergelijking mat aan typhon wal op: da lawin« komt «ven onverwacht en II even grillig bij de keuze van haar slachtoffers. Somt it een lulde kreet, een uitroep reedt voldoende om een lawine te doen ontstaan; met donderend geraas stort da tneeuw zich dan van de hellingen, alles In haar woette vaart meesleurend, manschen, dieren, boomen, hülsen... Aan ontlóópen valt niet te denken; wel II het voorgekomen, dat Iemand sich door een zijsprong nét aan den dood heeft kunnen onttrekken. Van al de buitengewone avonturen en opmerkelijke reddingen, waarvan het hooggebergte reedt het tooneel it geweest, is die waarvan een familie in Zwitserland het slachtoffer werd, wel de verschrikkelijkste. Vijf weken lang .lagen vier hunner onder de meeuw bedolven, sonder dat men hun hulp kon brengen. En toch - toen men hen eindelijk had bevrijd, bleek er slechts één overleden. Een wonderlijker redding dan van deze drie overlevenden sal wel seiden hebben plaats gevonden I Verscheidene dagen had het reedt hard en aanhoudend getneauwd en alle leden van de familie bevonden sich binnenthuit, met uitzondering van dan vader en een dar soont, dia op het dak van hun hult besig waran de tneeuw te verwijderen, die er mat zoo'n enorme vracht op drukte, dat gevaar voor instorting lang niet denkbeeldig wat. Ze waren druk aan den arbeid en sloegen daarom gaan acht op hetgeen er om hen heen gebeurde, toen slj piotteling beneden sich een kreet hoorden. Toen slj keken, sagen sij een man op den weg staan, die hen met drukke gebaren wenkte. .. „Wat it er?" riep de vader. „Wat er it?" riep de man terug. „Maar kijk dan toch... Hoor Je het dan niet... 7" Vader en soon keken op en op hetzelfde oogenblik slaakten sij een kreet, Bijna tegelijkertijd tprongen sij 'van hei dak af en satten het op een loopen. . . Men kan niet seggen, dat hun gedrag bepaald moedig wat, maar ontdaan all sij waren door hetgeen sij haddan gezien, konden sij eenvoudig aan niets ändert maar denkan dan aan algen lijfsbehoud; se vergaten om soo te seggen geheel en al hun familie, dia sich In het hult bevond. . . De waarschuwing wat inmiddels maar net op tijd gekomen, want nauwelijks hadden slj een honderd meter afgelegd, of met donderend geraas kwam er een lawine ven da bergen aanrollen en nederde met ontzettende snelheid hei dal. Eertt vielen er een paar klompen meeuw; toen werden hei tonnen. Sneller en dichter viel de tneeuw, vermengd met iteenen, en toen. met een geweld en een lawaai alsof de jongst« dag wat aangebroken, viel de lawine op het huit en bedolf het meiert diep ender de meeuw. De vader wat soo ontdaan, dat hij aan één ttuk door bleef rennen tot hij het huil van sijn broer, dat op ongeveer vijftienhonderd meter afstand wat galagen, had bereikt. Daar deed hij
DP
LEVEN
EN
DOOD
ontsteld en hijgend het verhaal van de ramp, dia sijn familie, bestaande uit sijn vrouw, een dochter, een soontje on een schoonzuster had getroffen. Hij tmeekie hem toe te staan naai bad te gaan, draalde sieh diep In de dekem en bleef soo vijf dagen liggen, sonder te eten of te drinken, een totale zenuw-uitputting nabij. Aan het einde van dien tijd meende sijn broer, dat hij sich wel voldoende hersteld moeit hebben en dwong hem daarom op te liaan en een onderzoek In te stellen naar hetgeen er precies wat gebeurd. „Want," soo besloot hij, „de lichamen yen hen, die om het leven zijn gekomen, dienen toch behoorlijk begraven te worden..." Eindelijk gaf do man toe, en vergeseld door sijn soon, die nog niet veel meer dan een opgeschoten jongen wat, begaf hij sich near (Ie plek, waar hij meende, dat zijn hult ongeveer gettaan moeit hebben. Gedurende verscheidene dagen groef hl] hier en daar gaten, op sommige plaatsen het IJl met een ijzeren itaaf wegbrekend. Wat hij ook deed, hij slaagde er echter niet In. sijn huil ie ontdekken... Mededeelingen van hen, die den ouden man kenden, zinspelen er op, dat hij meer onder den Indruk wei van het verliet sijner bezittingen, den door den dood van zijn vrouw en kinderen, maar toch bleef hij zijn netporlngen naar hen voortzetten. Eindelijk, na verloop van twee weken, vond hij met hulp van fijn broer, dia betlitt het tioffalifk ovenchot yen sijn vrouw wilde vinden, sijn woning. Met ongeloofelijke moeite groeven sij een kuil, die toegang gaf tot de deur van het hult. De beide mannen dywden de deur open en huiverig voor hetgeen slj souden vinden, betraden sij hei huil, dat evenwel niet erg geleden bleek te hebben, ondanks den ontsettenden last van de meeuw. Tot hun groote verbaslng merkten slj echter, dat het verlaten watl Nadat slj In da onmiddellijke omgeving een ondersoek bedden ingesteld - waarmee nog een week gemoeid wat - waarbij slj echter geen spoor van da lijken vonden, konden de beide mannen sich niet ändert meer voorstellen dan dat de vrouwen en de kinderen bij het naderen van de lawine naar bulten waren gemeld en bij hun poging aan het gevaar te ontkomen, door de neerrollende sneeuwmassa's waren achterhaald en bedolven. Indien dit Inderdaad het geval wat, sou men hun lichamen zeker piet eer vinden dan In den zomer, wanneer de meeuw gesmolten wat. Daarom balloten zij te onderzoeken wat er geworden wat van het vee.
Voel U weer krachtiger > méér fit en.... wQ van ptynen. Jpist nti moet ge zorgen voor weerstandsvermogen en hebt ge behoefte aan een verster kingsmiddel. Dtórom — begin vandaag nog de beroemde Kruschen-kunr. Kruschen Salts ts door Mijn samenstelling het bloedsuiverende versterkingsmiddel bij uitnemendheid. — De zes minerale zouten waaruit Kruschen is samengesteld werken als een tonicum, ze oefenen een actieve, aansporende werking uit op lever, nieren en ingewanden. Reeds bij een kort maar regelmatig gebruik van Kruschen kunt U dat merken ; Uw spijsvertering wordt beter, ge voelt U krachtiger, jeugdiger, ook meer fit en ... , vrij van Rheumatische pijnen I Kruschen — bet oude beproefde recept sinds 1889. Bij alle Apoth. en Drog. 7.47, 0.76, 0.41. N.V Rowntree, Amsterdam.
dat in den stal had gestaan, die op ongeveer tweehonderd meter afstand van het hult gelegen wet, Nadat slj met groote moeite een pad hadden Segraven, kwamen slj eindelijk bij het dak van e Italien, en nauwelijks hadden hun schoppen de vernielde balken aangeraakt of slj wierpen pun ipaden neer en keken elkaar met ontdane gesiebten aan. Een item had geroepen. ■ ■ „hjelp... help toch..." Begrijpend, dat er althans nog één van de vermitten In leven wat, begonnen slj opnieuw met verdubbeld« krachten te graven. Eindelijk lukte het hun eenlge der balken van het (jak weg te nemen. Naar omlaag kijkend In de duisternis, sagen sij drie paar handen, die naar hen werden Ultgeitoken. Drie menschen slaakten Kreten yen geluk, omdat slj eindelijk uit hun verschrikkelijke gevangenis gered waren. ■. Zij verkeerden, echter In don ellendlgilen toestand, dien men zich denken kan. Nauwelijks had men hen naar boven gehaald, of zij yerloren het bewustzijn en moeiten naar een huli |n de buurt gedragen worden. De bolde vrouwen waran half bevroren, maar hersteldan binnen een week; het melije wat binnen drie dagen weer geheel beter. Wel een wonder, Indien men bedenkt, dat sij vijf volle weken zonder eten of drinken onder de meeit ontzettende omstandigheden haddon doorgebracht... Toen de lawine kwam aanrollen, waren sij allemaal In den stal geweest om de geiten te voeren. Zoodra de tchoonsuttar haar hoorde naderen, hed slj, door ervaring geleld, direct tegen de anderen geroepen, dat slj In de hoolrekken boven de dieren moeiten klimmen, en het wat maar goed geweest, dat slj dese waarschuwing direct hadden opgevolgd, want nauwelijks waren de woorden over haar lippen, pf de tneeuw kwam met kolossaal geweld op het dak terecht. Hel grootste deel er van werd alt de schaal van een el In elkaar gedrukt, doch de muur, waartegen sich de hoolrekken der gelten bevonden, bood weerstand en soo kwam het, dat da vier mentchen sich opgesloten zagen In een nauwe, vlerkante ruimte, maar er gelukkig het leven van af hadden gebracht. Het was niet mogelijk voor hen om te staan, daar het dak niet hoog genoeg wat; slj konden evenmin gaan liggen, daar er een paar voet water Op den vloer stond en dese nog wat Ingenomen door de gelten, kippen en een ezel. Het eenlge wat sij konden doen wat In de hoolrekken blijven zitten, met hun rug tegen den muurl Het trof toevallig, dat de schoonzuster eenlge kastanjes In haar zak had. Hiervan leefden zij drie dagen, maar van dien tijd af hadden zl] geen voedtel meer. Indien de gelten er niet waren geweeit, zouden zij dan ook stellig zijn omgekomen. Door ven de hoolrekken af te klimmen en over den grond te kruipen in volllagen duisternis, slaagdan slj er echter In de Selten te melken, en slj voedden dese dieren oor hun telkem wat hooi uit de rekken te geven. ZIJ droegen er angstvallig sorg voor, dat de geiten In laven bleven, en de dieren slaagden er ten slotte in, op de schouders der vrouwen te klimmen en soo bij het hooi te komen, dal de vrouwen hun niet meer konden- voeren, omdat zij daar te uitgeput voor waren. De ezel wat binnen ren week qasiorven en mei lederen dag ward hat gakake! dar kippen en het kraaien der hanen zwakker. Na korten tijd wat al het pluimvee gestorven. ,. Na ongeveer tien dagen stierf ook de kleine Jongen door uitputting.., Men kan sieh de vreugde der geredden voorstellen. Hun redding klonk echter zóó fantastisch, dat niemand het gelooven wilde. Daarom legden zij voor den burgemeeiter van hun gemeente een verklaring af. die deze op schrift stelde, welke de overlevende later met een eed bekrachtigden I
Daar komt hat nat boven water!
,n
KaraktarUtlak van da garnalanvU.charlJ: aan botter mat beide netten omhoof.
^fo^tlï'om'da^A Äd« "* touwtje om dan staart gabonden.
1 In alia haast wordan da natten geboet om direct mat dan volgenden trek ta kunnen beginnen.
GflRNfMNVflNGST TUSSCHEN DE WADDEN -v
■
^rflff't
9
M^^MBBr hing 's avonds de donderbul boven fJL 1 Noord-Groningen. De wind liep om en ^r*"^ werd landwlnd, maar daar het tij „op" was, bleven de wolken onwillig boven de kuit samenpakken en de bui wilde niet weg. Om twee uur 's nachts begint de schuit te schudden: Frans Bottema (kortweg Frans Bot genoemd in da vele verhalen, die er over hem in omloop zijn) heeft den motor aangeslagen om de haven van Zoutkamp uit te varen. In 't plkkedonker moet de haven verlaten worden. Voorop staat Elko, als een schim tusschen de touwen en masten; af en toe een korte schreeuw en Bot stuurt op volle kracht met de routine van een blindvlleger tusschen de wedden door. Laag hangende zwarte vegen aan den horizon en af en toe een oplichten van den bliksem dulden het weg-trekkende onweer aan. De dwarrelende kolkingen achter de schroef zijn lichtgroen, af en toe spatten heldere vonken omhoog: de zee licht. Deze week zullen er consumptie-garnalen gevischt worden. Alles wet garnaal is, wordt door zeven geschud; de groote gemaal voor de consumptie blijft achter en de kleinere valt er door, wordt aan wal gedroogd en gemalen voor het vee. Aan boord wordt in een dempenden pot de consumptiegarnaal gekookt. Dit moet nog gebeuren wanneer ze leeft, deer ze anders niet krom trekt en ook niet die smakelijkheid heeft, die het publiek wenscht. Scherp tuurt Bot achter hel roer, een sigaretje tusschen de lippen, een kommetje koffie naast »Ich. De zinnen van het gesprek zijn kort,
^»S^ ^
v**»
Rosa
worden
da garnalen gevlscht.
uit den
ketel
afgebeten, er moet nu opgelet worden. We varen naar een plek, waar gisteren een goede vangst was. Zoo'n mare gaat als een loopend vuurtje door het dorp en overdag zullen hier alle visschers hun netten sleepen. Bot kijkt lachend achterom: „Da's de lestel" Verscheidene kleinere sloepen en kottertjes waren ons vóór geweest, maar Bot, die natuurlijk den grootsten kotter met den snelsten motor heeft, is ze met zijn meesterschap in navigatlekunst voorbijgevaren. Bot Is de man, die alles kan; de man van de sterke verhalen, heel NoordGronlngen bekend. Op menige boerderij ver het lend in wordt verteld hoe Bot door zijn list honderden robben geschoten heeft en 's winters eenzaam In zijn roeibootje met zijn groot ganzenroer koppels ganzen thuisbracht. Het donker gaal In ochtendgrauw over; de eerste „trek" begint. Anders wordt de motor op langzeem gezet, nu gaan we echter op helve kracht varen en wordt het roer aan mij overgelaten: de „degbletdschrlever" moet toonen wat hij kan. Met arrogante onverschilligheid, maar Inwendig Juichend over deza onderschelding, plaats Ik mij In de stuurhut. Elko en Bot gaan aan het werk, oogenschijnlijk de schuit aen
- 10 -
Elko Sorteert. De kleine garnaal komt In hoopen op het dek te liggen; de consumptiegarnaal blijft achter. [Foto's I P. êt Ä.5.)
mij overlatend, maar wel degelijk kijken ze ef en toe scherp onder hun pet uit naar den horizon. Bij het dek steken van uit den mast schuin twee zijmasten naar bulten omhoog. Aen de toppen van de zijmesten (bij een zeilboot zouden het gieken zijn) hengen de netten. Bot Is een van de weinigen, die met twee nelten visschen; de meeslen gooien meer één nel aan bak- of stuurboord uit, maar hij komt keer op keer met dubbele vengst terug door met twee nellen te sleepen. De masten worden gevierd tol ze In een hoek van 45* neer builen staan; eerst het sluurboordnet overboord gegooid, dan
hel bakboordnel. Aan het stuurwiel voel ik een krachtlgen ruk en ik heb alle kracht noodlg om den Juitten koers te houden. De netten drijven nu nog aen de oppervlakte, door een sterken kabel uit de toppen der sijmesten omhoog gehouden. Aan weerszijden ven de stuurhut Is een lier, waardoor de kebels gevierd worden en de eigenlijke trek begint. Het net sleept nu over den bodem der zee, alle aenwezlge garnalen, kwallen, krabben en schollen In zich vergarend. De kotter ploegt zich uiterst langzaam een weg door het water, evenwijdig verdwijnen aan weerszijden de kabels, waaraan de netten, die steeds zwaarder worden. Na een half uur, soms een uur, wordt de trek opgehaald. Lieren ratelen, de netten verschijnen aan de oppervlekte en de aandacht wordt een den „staart" besteed. De staart Is het uiteinde, welke de vengst bevat, de Hollanders spreken van „het staartje'' of ook wel van „de kuil". Om den staart wordt een touw geslagen, hoog tegen den mest opgetrokken en met een behendigen ruk trekt Bot hel touw los, del tot nog toe het uiteinde dichtsnoerde. Ais een stortvloed valt de krieuwelende Inhoud over het dek neer. Aan de andere zijde gebeurt hetzelfde, de netten worden eventueel vlug geboet, dichtgemaakt en weer te weter gelaten. Alle kwallen, zeesterren en dieren met een voorhistorisch uiterlijk worden overboord gesmeten, de schollen komen els bijvangst In een mand en de garnalen worden door de zeef gesorteerd. De groote consumptiegarneal, welke ver In de minderheid is, verdwijnt gauw in den ziedenden pol om er eenlge minuten later zachtrose uitgeschept te worden. Aan wal wordt ze dan door vlugge vrouwen- en kindervlngers gepeld; ook wel wordt dé garnaal ongepeld verkocht. Wat door de zeef gevallen is, komt bij groote massa's op hel dek te liggen en wordt zoo afgeleverd om gedroogd en gemalen te worden. Het trekken geel nu uren voort. Plots zie Ik den horizon om me heen draaien: het schip maakt 'n geweldigen zwaai naar bakboord. De kebel een die tijde sleept niet meer evenwijdig achter hel schip, maar staat dwars opzij. De stuurboordkabel raakt hal achterschip en den schroeft Ik geef uit eile mecht stuurboord. .. niets helpt, bij de eerste zwenking laten Elko en Bot hun werk in den steek en rennen naar achteren. Bot gooit me van het stuurwiel, drealt en draait, rukt aan handels... Elko werkt els een razende aan de stuurboordlier. Gelukkig is de kabel niet In den schroef verward én hel net komt boven. Nu kijk ik naar bakboord en zie, del we om het linkernet, dat aan den bodem Is vastgeraakt, een halven cirkel beschreven hebben. We zijn nu omgedraaid en stoomen langzaam terug; het net, dat achter een of endere schelpenbank Is blijven zitten, komt los en kan omhoog gehaald worden. Alles is gelukkig goed afgeloopen en het net blijkt geen schade te hebben - menigmaal wordt daarmee een nel verspeeld. Bot maakt van de gelegenheid dankbaar gebruik om op de kwaliteit ven zijn schroef te wijzen. „Als Je vrijgezel bent, kan je je nog wel zoo'n schroef aanschaffen," Is hel eind ven zijn lofrede. „Beter een goeie schroef dan een goeie vrouw?" vraag ik. Elko, die wel getrouwd Is, mompelt iels boven zijn kwallenselectie. Tol halfdrie trekken we; nu zijn we el twaalf Uur in touw, af en toe een homp brood en een kop koffie, Is alles wal we lol óns nemen: aan één stuk moet er gewerkt worden. Om vier uur vallen we binnen. De vangst wordt In een bussel (32 kilo) overgeheveld In een praam om naar den Verkoop gebracht te worden. We hebben 50 bussel kleine garnalen en drie manden consumptiegarnalen; een vrij goede vangst. Deze dag Is er een ven twee uür 's nachts tol vijf uur 's middags geweest; voor deze menschen zijn er nu enkele uren om te eten en te slepen, daarna begint het weer opnieuw. Stug en onvermoeid kunnen ze werken, maar Is de vangst goed, dan zijn ze de saaisten niet. Onder een glaasje wordl er dan niet op een tientje gekeken en geen Zoulkamper, die er niet van mee protlteertl
CAMILLA HORN -It -
(Foto: Tobls-Ctntma / HatHchtx)
DUIZEND EN EEN KLEINIGHEDEN INDRUKKEN BIJ DE OPNAMEN VOOR DE UFA-FILM „HOCHZEIT AUF BXRENHOF". P^/ ttlt u «Ich tans d« rsrandtrlng voor van ten filmattlltr In den loop van «enige weken of maanden: Totn «r begonnen werd met het draalen van de nieuwe (Hm van profeuor Froellch, die gemaakt li naar een novelle van Suder* mann en die den titel „Hoehtelt tul Blrenhof" sal dragen, itraalde het geheele «teller In den fetstelljken glani van een gothliche ««al ergent aan dan banedan-RlJn, Veertien dagen later was dexe «elfde ruimte 'n hottlxaal In classiclstlschen stijl In een kleine itad In het Noorden van Dultschland. Het wat een vertrek, sooali men het bij voorkeur bouwde en Inrichtte In de negentiger Jaren van de vorige eeuw. Daarop ontstond het acht meter hooge gevaarte van den poortgevel van een buitengoed In Pommeren, geflankeerd door een machtigen iteenen beer. De bezitter van dit landgoed wat Heinrich Georg«, die de rol van vrljheer Maximilian von Hanckel speelde. Achter dit decor strekten «Ich de woonvertrekken uit van den eigenaar, die sich het aangenaamste voelde tussehen ouderwetsch-deftlge meubelen. Daarnaast waren stallen «n schuren gebouwd. En In een afgelegen hoek van het atelier wachtte een met allerlei pracht en praal overladen emplreslaapkamer op de sterfscène tussehen Paul Henckels en Heinrich George. In een andere ruimte had de fllmarchlteet Walter Haag 't landhuis van vrljheer Krakow op Kret«In laten bouwen, welke rol vertolkt wordt door Paul Wegener. De balde landeigenaars xijn wel Il waar buren, maar geheel verschillend van karakter. De een (Heinrich George) hangt met xijn geheele
we««n aan da degelijkheid van 't reeds bestaande. Hiernaar richten «Ich xijn handelen en denken en Is ook «ijn omgeving opgebouwd. De ander (Paul Wegener) It vlug en levendig, Iemand dia «onder «enig verstand of crltlek den stijl en den smaak volgt van een bepaalde periode. HIJ woont in vertrekken, die kostbaar Ingericht «Ijn maar ledaren stijl missen. Br staan kostbare oude splegelkasten, Franseh porselein, bronsen vecan, Itallaanacha luchten, antieke stoelen, kisten, kasten on vitrines, gietijzeren bloementafeltjes en daarbij behooren, volgent de mode van dien tijd, nagemaakte palmen, electHseh licht en ijzeren wenteltrappen... Er It heel wat overleg voor noodig en er dient aan duizend en een kleinigheden gedacht te worden, om dit alles 200 levensgetrouw na te maken, dat het de Illusie geeft van den tijd, waarin de film speelt. Het was eenige tijd later, det u^ verslaggever het atelier 'n andermaal besocht, In dien tusschentljd waren de vertrekken, waarin Heinrich George had gewoond, volkomen veranderd. De fllmgetchledenl* was verder gegaan. Vrljheer von Hanckel (Heinrich George), reeds
een goede vijftiger, wat van plan In het huwelijk te treden met de achttienjarige dochter (Ilse Wernar) van «Ijn buurman, vrljheer von Krakow (Paul Wegener). Dit felt meende de «utter Frame van den bejaarden verliefde, een min of meer vinnige, oudere dame (Lina Carttent), ook naar buiten zooveel mogelijk te moeten laten blijken. Daarom had «ij, voordat de Jonge vrouw haar intrede op de bezitting xou doen, alle woonvertrekken in het huls laten „moderniseeren". De groote imeedijxeren deurklinken van vroeger, die zoo geheel naar den smaak van dah heer det huizes waren, zijn vervangen door sierlijke Rococo-knoppen; In de plaats van de tmeidijxeren kachels »Ijn romantische Schoorsteeneh gekomen; de tware, doel* matige houten bedden hebben plaats gerftaakt voor élégante ledikanten. Ook de andere doelen van het atelier waren veranderd. Waar vroeger het kantoor van den landheer stond. Is nu een stukje Potsdam uit den grond gerezen. Hiermede Is nod maar weinig genoemd van al hetgeen voor deze film gebouwd is moeten worden. Maar wie heeft er een voorstelling van, hoeveel menschen, moeite en zorg er noodig xijn geweest om alles aan te sleepen, wat hiervoor noodzakelijk wat? Men heeft «ich gewend tot verhuur-llrma's, die in hun magazijnen van vele vardiepingen hoog alle mogelijke en onmogelijke dingen hebben opgestapeld, die te eeniger tijd bij de film of het tooneel noodig kunnen zijn. Antiquiteitenhandelaars hebben van alle kanten het hunne bijgedragen uit mutea en katteelen heeft men waardevolle ttukken geleend, terwijl velerlei kottbaar huitraad it aangeschaft op veilingen en verkooplngen. Maar ook dèt xijn ten slotte dingen, die beslissend kunnen xijn voor het succes of het fiasco van een filmwerkl
.»
Hat |on|« meisje (lite Werner) an de eigenaar van den Blranhof (Heinrich Georfe). (Foto Ufa-Llndtttr)
- 13-
{/•oW'i Godfrttd dt Groot, A'dam)
^■H
ir-Vi.n V
De zangeres (Roslta Serrano).
Josef en grootmoeder Vernhagen.
Vivlgenz amuseert zieh met Poldl (Hermann Pfeiffer en Lude Englisch).
Oily Holzmann en Walter Müller.
- 14 -
Een Algefa-film der Ufa onder regie van Hubert Marischka Rolverdeeling: Toni Radi Magda Schneider Josef, haar vader Paul Hörbiger Paul Vernhagen Paul Klinger Gitta Denk Carola Höhn Poldi Lucie Englisch Grootmoeder Vernhagen Hedwig Bleibtreu Ferdinand Haberl WalterMüller Mini Hell Olly Holtmann Consul Vernhagen Hans Leibelt Adèle, zijn vrouw Erika v. Thelimann Vivigem .. Hermann PfeiHer De zangeres . Rosita Serrano
^ n ^
nl
w**m 1h UU yf^ölliHl ill W&ri *=
■gf *
DE GETROUWDE VERLOOFDE
L
i | l^^JSHI pen, verl
Toni en haar vader (Magda Schneider en Paul Hörbiger). — o Een pijnlijke ontmoeting In een feestelijke atmosfeer. V. I. n. r. Carola Höhn, Erika v. Thellmann, Magda Schneider, Paul Klinger.
Mk
K3M3J|»
^f^ Kxvaaa«^»A/aso
^=*^i4iEHB
»Tsmw *
^^m
^m
^
LU LU
e* LU
IJ o
LU
O 1
ï
LU
i
l
il I UI
w
f 3-{ J
nil J J ï] »
I lÜi^
u
Ijl i
lil
0
f
tri
n
11,51
i 1-1 w* ?
lij a
1
I
J
1* I
e
.S -e
H
2
a
i
1
!<
I ȕ
2
1'
21
" UilII ï!l
1
I
ï 11
li
1. «j » |ï 'lil Ji
15
iH
5fH h Hü »i
il li dl 11
i,
uh
il«
II
ill m
e 'S
h"
V
JÏJ ill i ]]• I il
I:
i
ii
5
Ti
«
—
O
i s i •»,■ ii
f '!
tls
U
IJ*
il* lil t'2
til
O
*l I
ï
1
1
111
!<*
I c
Mil ^ !«ili
"R -=
1
11 UI
s »
^m
^iltllliif |P l5 Het jeugdige echtpaar (Paul- Klinger en Magda Schneider).
In het idyllische huisje van den wijnbouwer Josef Radl, in de buurt van Weenen, hebben Paul en Ferdinand hun nieuwe operette beëindigd, Paul Vernhagen, zoon van een scheepsbouwer uit Bremen, is enkele jaren geleden naar Weenen gegaan toen Gitta, x'n jeugdliefde, met een ander trouwde en nu studeert hij muziek en is getrouwd met de knappe dochter van Radl, Toni, die hem een lie! zoontje, Seppl, schonk. Pauls ouders in Bremen weten van dit huwelijk nog niets al, maar de zeventigste verjaardag van grootmoeder Vernhagen is een goede gelegenheid om met Toni naar Bremen te gaan om daar dit verzuim in orde te brengen. Dit plan valt min of meer in duigen. Pauls ouders, in wier leven stand en conventie eerv hoofdrol spelen, geven hun zoon niet eens gelegenheid om Toni als z'n vrouw voor te stellen en Paul, geïntimideerd door hun optreden en de oude omgeving, doet voorloopig maar alsof Toni z'n verloofde Is. Bovendien hebben de oudelul óók een plan. Zij willen Paul aan de inmiddels weduwe geworden Gitta koppelen en daarop it heel hun streven gericht. Toni voelt zich ongelukkig in dit huls. Slechts één Is er, die haar begrijpt en die dan ook het eerst de waarheid hoort: de lieve, oude grootmoeder. En zij zal er zich wel eens even vóór spannen I Op het verjaarsfeest wordt Toni door Paul min of meer verwaarloosd. Al zijn tijd is voor Gitta, maar hij begrijpt, dat hij deze ten slotte toch de waarheid moet zeggen. En els hij dit gedaan heeft, besluiten ze goede vrienden te blijven. Een vrlendschapskus bezegelt deze overeenkomst,, , Dat ziet Toni en in haar woede flapt ze er alles uit. De Vernhagens zijn buiten zichzelf, maar grootmoeder staat aan Tonl'f kant en als het Weensche vrouwtje zonder een woord te zeggen naar hufs teruggaat, is grootmoeder het, die Paul beweegt om haar na te reizen en alles In brde te maken. Dat gelukt vooralsnog niet, Toni blijft op haar stuk staan en het is alsof de grootmoeder dat voelt, 2lj gaat, met consul Vernhagen, naar het huis der familie Radl en weet ten slotte - niet voordat er heel wat woorden gevallen, zijn - 'alles weer In het reine te brengen, Pauls vader wordt stormenderhand door den kleinen Seppl veroverd en de „verloofde" Toni wordt met vreugde als schoondochter geaccepteerd.
Josef en zijn schoonzoon in gesprek met de gedienstige.
Consul Vernhagen in een weinig conventioneele situatie (Hans Lelbelt). (Foto; UU)
Een ontmoeting mei een jeugdliefde (Paul Kllnger en Carola Höhn).
Grootmoeder Vernhagen (Hedwig Bleibtreu) is de toevlucht voor de beide Jonge menschen. o Een vroolijk intermezzo (rechts Magda Schneider).
..
^-jrifc.
uilCri
^^^
—
^^^^^
^^^^^^^^^mmmmmmmmmmmmmm
OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 3 DECEMBER 1941
DE PRIJSWINNAARS 11. ntam van ttn wind■trtak 14. Sitl) 1». lidwoord (Fr.iuch) 17. dit ii l.tkortlng) 18. pronktn 19. tn zoo rcrvoHtn» (atkorting) 31, w tl will end t Iti.r (Uti|n«chV »Ikortingl 32. voortUndtr vin atgtmttm mutichippcli|k> gelllkh.ld 25. overgeblevtn tetktn ttnir knijplng 36. nutlckaoot 37. «llktnt via ttfi watli'èl 39. w»pen 30. tfl dttgtUjk« UütortlBg) 31. tlffldUk koud 32. Jiwicht (»Ikortingl 33. alt mt«l 39. iiraatitttii 36. l«d«ri!«n 38. ilkortlng Indltn mtn onbikend wtBicht (t b!l)v«n 39. oojtnblik
OPLOSSING INVULRAADSEL
B V E V E T IJ B
S E R R D E P
T
R
E 1 L E F E L L G B R G E N T
R
M
R
J L D D G L
D E
«
E
N
E K M
V.rllcMl.
Ml A R A T 1
s E
""
E 1
M
i
0
S
<
E
7
—»
0 E
ü
W
Z
1
n
E
N
Z
0 —
1
t
R
T
■ i i i T
D
N
OPLOSSING VERBORGEN BEROEPEN Mol«naar
E
1. 3. 3. 4.
OPLOSSING KAM. RAADSEL
6. 10. 11. IS.
OPLOSSING VERBINDINGSRAADSEL
ZOO VOL ALS MUD
.STAL
Da trooitprljxen
6
DEUR
SM
TT Mal.
De letterparen. juitt ingevuld in horitontala richting, vormi-e woorden van de volgende beteakenit: 1. gemeente in de provincie Limburg 2. gemeente In de provincie Noord-Holland, 3. ttadje in de lul. prov. Perugia , 4. bettuur ett loeticbt 5. aan land komen 6. marskramer Letterparen: an. ba. ga. nd, te. ma, am. ar, an. id. kr. hl, an. be. Ie. ar. be. la. Bij goede invulling vormen de letterparen in de middelste rij. van boven naar beneden gelezen, den naam van een gemeente In de prov. Zuid-Holland.
m
Het woord „ttal" moet door zet veranderingen, dnor iederco keer een letter door ean andere Ie vcr».inKen, veranderd worden in ..deur".
ipcctgoid aplttt boomtak duur
HoritoaUali 1, bouwwerk
4, ichri|IScrci 7, voortcUcl 8. bnndichapper
9. Toori«»r 12. tonttl om IM btwf• (ing It do«n oplmudtn
17. 30. 33. 24. 26. 28. 31. 34. 37.
leU aaBvatleo ala 13 boriiofltaal eerbied gevoelen vour tptt, dal met ballen Jeipeeld wordt medewerken hat «Ingen ata 16 horlionu»! htt mengen verhouding nobel daal ven bat gebit laatatkofflanda (aikortlni) vooreJlaal
Fll MSTER KRUiSW<X >RDRAADSEL 5
9^
^F Ti FT 11 ,11
-I €S A.J7 k ir
P
\i
K5
tó
*^L
11
ji"
"r , r . r mr LLJ -y-fo29
In deie roulette moeten woorden worden Ingevuld lln de rlcMIng van da wljitri van de klok, In leder nummervakje tin letter) van da volgende beteaktniai ■
harit • aarde - kamer - ende ■ negen - einde - neitel - oever • ouder - geven - eikel • naad HAKEN EN OOOEN
til) )ulitc invulling tIJB ar vief woorden ontttaatt van 0—27 = electrlacbe »loring ,, 13 31 = vertamellng van voorwerpen ter baaichtiglBg „ 9—39 ss iljdclilk verdrag „ 7—26 = acheri Da drie earale lettert van alk woord vormen texamaa aan bekend gaxagdc.
VIKTOR DE KOWA
-20 -
11. 13. 15. 16. 17.
23. 27. 31. 32.
Vartlcaali Horixoataali 2. gereed mak 3. min rund 4. vooriettel tchtap 5. ttoomtchip (atdie een teer popukortlng) lair (llmacteur ia 6. orde meitletnaam 7. voertuig beweeglijk 9. tekortkoming persoonlijk vnw. 10. kwaadspreken 12. jongantnaam voegwoord (Frantch) 14. tandig builenttrtnd op Ameland tan opzichte van 18. detttHtpijt (afkorting) 19. meisjesnaam vlaktemaat 23. loigetornde naad vul In: e n 1 24. rang In een 2e naamval van de tchouwburg en 28. naam van 26, uitroep de afgebeelde 27. teer tilmtter 29. onder anderen voorzetsel 1 afkorting) voegwoord ichoudent vergitjongentnaam tlngeo (Latijntchc echtgenoote atkorting)
Wij Italien een hoofdprijs van ƒ 2.50 en tien (llmtoto't betchlkbaar om te verdeden onder de goede oplossers. Antwoorden in te eenden voor 24 Dacembar aan Dr. Puitelaar. Noordelnde 8, Lelden. Op enveloppe ol brielkaart a.u.b. duidelijk vermelden: Fllmputile 24 December. Deze puttle kan tegelijk met de andere • worden ingezonden, doch Helst op een apart relletje papier.
Oehnveni tw«e troostprijzen verflealerl onder hen, die ons een.. goed antwoord zenden. Da verdaellng der prijt.n geiohiedl op aan meniar, waarbij alle Inzenders ven goede oplossingen gelijke kensen hebban op' het varkrljgan van een der prijzen. U gelieve Uw enlweord In te zenden vöör 94 Dacembar aan Mr Detactiva. Noordelnde 8. Lalden. Op brlalkearl ol enveloppe vermelden: Amalaur-Datecf/va 34 Dec.
0—19 = niet laBg 4—27 = het «luiten 13—11 = tamantrekklng van eafl voortctaat an lidwoord van bepaaldheid 30—1Ü = manier waarop lamand apreekt 3—31 = aan alganachap dia baweten moet worden 9—29 = verecnlglng 7—26 = echerl
OPLOSSING FILMSTER-KRUISWOORDRAADSEL
i\
1, 4. 6. 8.
19. 20. 21. 22.
^
io
6, 19, 8, 7, 22, 20, 34, 12 = twarlgbeld 3. 2l. 23, 16 = laahond 1 29 33, 11, 9, 13. 18, 2, 16. 27. 14, 31 = ambta25, 30, 19, 28 = mttaltklttalruoaht naar, die voof da ofda In de havaa lorgl 10, 9, IS, 23 = «awavah atol 17, 4, S, 16, M, 36. 12 = iooalan ultbrangeB 32. 8, 24 = aafflwl|«aBd voornaamwoord. Ili i gehad la can grsagda van 33 lettert.
OPLOSSING HET GAAT OM DE EERSTE LETTER
1
n fT^ {i
LOCX)< rRYP
warden
data
waak
verwor
dan haar S. Haven, Rotterdam; den haar W. JÖtten, Haarlem; den haar M. Ch. v. Batuw, Arnhem.
5. lieden van «del
•
voorleggen gaieven voorever klppenveer oudoom verloven •lagader berlcenlaan veniter vermaken teuten verderf
Da hoofdprljian
ven door: mejuffrouw N. Blokland, Gorlnoham; mejuffrouw D. Harmt, Groningen;
Da Oploatlnf van hat voorlaatste foto-probleem. Wa plaatsen de foto nogmeels, doch nu zonder del er lets It weggemaakt. (Foto U/a)
^l/ia van onte speurders ken ons " teggan, wat de dame op deze UM doel? (i=oro Ufa) WIJ tullen weer een prijs van (. 2.50
A.
worden
toagakend
Dan hoofdpriji van de fllmputxla varwlarf: da haar Boon, Hllvenum. Da IrooitprIJsan vielen tan deel aan; mevrouw S. Grendel, Amsterdam; mejuffrouw J, v. Rijn, Rotterdam; dan heer F. v. d. Burg, Amsterdam; dan heer Th. de Haas, 's-Hertogenbosch; den heer S. Luyokx, Amsterdam; den heer Joh. Bots, Valkenswaard; den heer A. Kallpnan, Rotterdam; den heer J. M. da Rooy, Breda; den heer M. Geene, Lelden; den heer A. Bor, Nijmegen.
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ2.50 benevens vief troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 7 prijzen van ƒ2.50 elk, 22 troostprijzen en 10 filmfoto's, DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men voor 24 Dec. 1941 in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 24 Dec. 1941
De hoofdprijs ven I. 2.50 viel deze waak tan deel aam mejuffrouw Vanlo.
konden
aan: mevrouw A. F. Haarlnga, Zwolle; mevrouw J. Worms, Rotterdam; mejuffrouw A. lanchot, Rotterdam; mejuffrouw G. Builnk, Dordrecht; mejuffrouw C. F. Bolle, 'fGravanhage; mejuffrouw M. Kooit, Oostarhout; mejuffrouw A. Krul, Voorburg; dan heer M. J. Halmman, 's-Gravenhaga; don heer H. Molendijk, Amitardam; dan haar A. Walma, ZwIJndrecht; dan haar J. W. SleIJn, Gouda; den haar G. M. Bolk, Rotterdam; dan heer J. Hoogilrata, Rotterdam; dan heer F. D. Deega, 'i-Gravanhaga; dan heer A. v. d. Werf, Utrecht; dan heer W. Groanewald, Nijmegen; dan haar A. W. Aaldljk, 'i-Gravanhage; dan haar H. Hooghuli, Leldichandam; dan heer A. M. Scheer, Amitardam; dan haar M. Haga, 'i-Gravanhaga.
Weelen,
De Iroottprljzen warden toegekend ean: dan heer J. Wedekind, Haetslulsi den heer f. Smit, Leldschendam.
-21 -
E VERDENKING EEN Gerulmen tijd had Georg* Dijckhof tuischen leven en dood gezweefd, en hel was thans voor den eersten keer, dat hij na zijn ziekbed weer zijn werkkamer betrad. Hl) zag er uit als een slaapwandelaar en zijn oogen verrieden duidelijk, dat zijn geest nog niet geheel In staat was de zware droomen van een verschrikkelijker! nacht te onderschelden van de werkelijkheid. In gedachten ging hij Jaren terug en zag hij zich weer In het ziekenhuis, waarin hij, tengevolge van een autobotsing die hij In zijn vacantle had gehad, maandenlang ziek had gelegen. Hoe liefderijk had zij hem toen verpleegd, Lucle Wiltinkl En hoe mooi was zij geweest, mooi als een engel met haar blonde harenl Welk een troost had hij geput uit den bemoedigenden blik In haar blauwe oogenl Zij had hem van den dood gered; zij had hem de vreugde in het leven weer teruggegeven. Spoedig na zijn herstel waren zij getrouwd en hij had zijn arbeid alt architect weer opgenomen. De zaken gingen goed; het leven lachte hem weer toe; vreugde en opgewektheid heerschten in zijn kleine villa. Tot, het verschrikkelijke gebeuld was. Slechts enkele minute^ waarin men hem even niet gadesloeg, had zijn zoontje uit zijn eerste huwelijk, de kleine George, benut om te gaan, spelen bij den vijver. Even later had men zijn lijkje opgehaaldl HIJ was er voorover Ingevallen; zijn hoofdje in de modderl Dijckhof trilde als een espenblad. Hoe had hij dien verschrikkelijker! slag te boven kunnen komen? HIJ herleefde het gansche drama weer in den geest: hij zag opnieuw de begrafenis, het kleine kistje... Dan... niets mearl Zijn herinneringsvermogen leek na dat oogenbllk verward. Hij was ziek geworden! Maar nu was hij weer beter, hetgeen des te erger was, want nu moest hij weer leven, en dat wat hem bijna on-
COMPLEET
mogelijk, nu het hart van zijn kind niet meer naast hem klopte, het zijne niet meer voortstuwde. .. Hij trad op zijn schrljfbureau toe, dat met teekeningen en papieren was bedekt. Plotseling week hij achteruit alsof hij een slag- had gekregen. Tusschen de papieren werd hij 'n doodenmaiker gewaar, dat hij voor den eersten keer daar zag. Toen hij zich van den ergsten schrik had hersteld, kreeg hij zijn herinnering terug. Hij zélf had den wensch geuit, dat men dit masker van zijn kind zou maken, vóór het gekist werdl Aarzelend nam hij het In zijn handen en bekeek het nauwkeurig. Langen tijd zat hij zoo: het masker In zijn trillende handen, zijn blikken er als het ware aan vastgehecht. Toen voelde - hij opeens hoe het Ijskoude zweet op zijn voorhoofd parelde: een donker vermoeden steeg op In zijn ziel als een bedwelmende walm. De zwijgende lippen van het masker schenen zich te bewegen, leken woorden te vormen... Achter de gesloten oogen zag de vader een blik van ontzetting. Welk verschrikkelijk schouwspel hadden deze oogen gezien, voordat zij voor eeuwig gesloten werden? Het Ijskoude zweet gleed In Dljckhofs oogen. Hij hoorde een vreeselijke aanklacht, nog eer deze zich met woorden In zijn denken had geformuleerd. Het was alsof het vreeselijke vermoeden opeens door de lippen van het kind werd uitgesproken, alsof het masker opeens zei: duidelijk en wél verstaanbaar: „Vader, wreek mijl Men heeft mij vermoordl" - Onzlnl Spookbeelden van zijn zenuwzieke hersenenl Hij wierp een blik In den spiegel achter zich, zag zijn zonderling starende oogen en haalde zijn schouders op. Het was belachelijk! Maar reeds eenlge seconden later was het hem, alsof hij opnieuw de stem van zijn kind hoorde: „Vader, wreek mijl Men heeft mij
HET COLOSSEUM TE ROME
(Fo(o êrchlmf Rote / Waymar)
- 22 — _
VERHAAL
—
4—~~*...*iÄ-
vermoord!" - Waar kwam die ontstellende suggestie dan toch vandaan? HIJ waagde het niet. Verder te denken. Een vermoeden werd opeens zóó stellig en zóó zeker In hem, dat hij het van ontzetting wel had kunnen uitschreeuwen. Toen werd de deur plotseling geopend en Maria, da oude gedienstige, stond op den drempel. Ze had «en verdrietig gezicht, grijze haren en een fluisterende stem.., „Daar Is mijnheer Coliette, mijnheer," zei ze. „Hij wil u spreken. Zal Ik hem binnenlaten?" Coliette, een Jeugdvriend van Dijckhof, was particulier detective en had zich vaak onderscheiden bij het ontrafelen van geraffineerd bedachte misdaden. Dijckhof voelde zijn komst bijna als een bevrijding uit een nachtmerrie. Een oogenbllk later stond de ander In het vertrek. De belde vrienden groetten elkaar hartelijk. Ten einde geen oude wonden open te rijten, sprak Coliette slechts over onverschillige zaken, maar Dijckhof kon zich niet langer beheerschen en begon te spreken over de verschrikkelijke dwangvoorstelling, die hem beheerschte sedert hij het doodenmasker van zijH kind had gezien. Met gebogen hoofd, geroerd door medelijden, hoorde de ander toe. „Het Is dwaasheid," verklaarde hij, toen Dijckhof zweeg, en deze maakte een ontmoedigd gebaar. „Dat weet Ik," antwoordde hij. „Maar wat moet Ik er tegen doen? Dat masker heeft mij betooverdl" „Je overspannen zenuwen, anders niets," beweerde zijn vriend. „Denk eens nal Men grondt dergelijke veronderstellingen niet op vermoedens Of gevoelens, maar op feiten. De omstandigheden, waaronder je kind den dood gevonden heeft, verklaren alles, schakelen ledere andere mogelijkheid dan een ongeval uit." „Dat weet Ik, maar..." „Wat, maar? Gebruik toch je verstandl Om de hypothese van een misdaad te kunnen opbouwen, moet men een dader hebben. En wie zou Je kind moeten hebben gedood, vraag Ik Je?" Dijckhof streek met zijn hand over zijn voorhoofd, als Iemand, die uit een zwaren droom ontwaakt. „Het Is waar. Ik ben een dwaas. ToeH het gebeurde, waren wij met zijn drieën thuis: Lucle, Ik en de oude Marie. Het zou net zoo dwaas zijn de oude Marie te verdenken als mijn vrouwl" In bepaalde ernstige oogenbllkken van om leven wordt er soms een woord gezegd, dat op onze gansche toekomst een onheilvolle uitwerking kan hebben. Hebben wij dat woord (jasproken of een booze macht, die ergens diep In onze ziel huist? - „Het zou net zoo dwaas zijn Marie te verdenken als mijn vrouwl" Plotseling doemden In de herinnering van Coliette door de woorden „mijn vrouw" verSelen momenten op. Hij herinnerde zich de oudlng van Lucle Wiltink bij haar huwelijk: den nauwelijks verborgen afkeer, dien zij voor aan kleinen George voelde; de koude, bijna ruwe wijze, waarop zij de llefkoozlngen van het kind afwees. Had zl] niet, onder het voorwendsel, dat een kind niet te week mag worden opgevoed, van haar man gedaan gekregen, dat hij t\\n zoontje naar een kostschool stuurde en dat net slechts gedurende de vacantles bij zijn vader vertoefde? - Tot nu toe Had Coliette er nie* aan gedacht, uit deze feiten de een of andere conclusie te trekken, maar de door Dijckhof geuite woorden dwongen hem, ze In verband te brengen met den dood van het kind. Dijckhof, die er geen vermoeden van had, wat er In zijn vriend omging, zei, terwijl hij In het niet scheen te staren: „Mijn vrouw... ach, kerel, als je wlit, wat zij voor mij, sedert den dood van mijn kind. Is geweestl Dag en nacht heeft ze bij me gewaakt; ze heeft slechts een paar uur per dag geslapen, tot de dokters overtuigd waren, dat Ik zou herstellen. Ik weet van Marie,.."
Coliette benutte deze verzekeringen om het afschuwelijke vermoeden, dat hij In zich had voelen opkomen, weg te dringen. „En ze is zoo goed, zoo teergevoeligl" begon Dijckhof weer. „Ze heeft zichzelf de bitterste verwijten gemaakt, omdat ze .wel eens hard tegen het kind geweest Is. Ze werd door haar geweten gekweld, de arme... Maar wat scheelt Je?" De sigarettenkoker, waarmee Coliette nerveus had zitten spelen, viel op den grond. „MIJ? Niets!" antwoordde hij, en glimlachte gedwongen. „Eh... Je zei ma, dat Jullie op den dag van 't ongeluk met Je drieën thuis Waren. Er Is toch nóg iemand bij jullie in huis? Da keukenmeid?" „Bets? O ja, maar die was Juist even uit. Mijn vrouw had haar opgedragen, in de stad eenlge boodschappen te gaan doen." „Zoo," zei Coliette slechts. Hoewel hij bijna bovenmenschelijke moeite deed, zich los te rukken van het vreeselijke vermoeden, dat zich als het ware aan hem scheen vast te klampen, lukte hem dit toch niet. Dezelfde feiten, waarin Dijckhof, verblind door zijn liefde voor zijn vrouw, niets verdachts zag, vormden zich In de oogen van zijn vriend tot even zooveel verdenkingen. De verhouding van de vrouw tegenover het kind; de omstandigheid, dat zij Bets had weggestuurd om boodschappen te gaan doen, haar gewetenswroeging... Op de vraag: „Wie is de dader?" antwoordde hem een stem: „Luciel" Dit antwoord deed hem zóó'n pijn, dat hij behoefte kreeg, met zijn gedachten alleen te zijn. HIJ deed alsof hij vergeten had iets op zijn bureau In orde te maken, stond haastig op en nam afscheid. Toen hij de deur opende om weg te gaan, was het hem alsof hij het geruisch van vrouwenkleeren hoorde en hij kon de gedachte niet van zich afzetten, dat iemand aan het sleutelgat had staan luisteren. Maar hoewel hij om zich heen keek, zag hij toch niemand. Een ander In zijn plaats had misschien over de veronderstelling: een vrouw, die het kind van haar man doodt, gelachen, maar hij, die zooveel met misdaad In aanraking was geweest, hij lachte er niet om. Zijn beroep had hem geleerd, dal er niets onmogelijk wasl Terwijl hij zijn Jas aantrok, verscheen Lucle in de gang. Ze begroette hem opgewekt. ,,U hier, mijnheer Coliette? Men heeft mij daar niets van gezegd. Hebt u mijn man gesproken? Hoe vindt u hem?" Hij keek haar aan. Hoe mooi was zijl Waarom moest hij juist nu aan een vrouw denken, die eenlge weken geleden als een gevolg van zijn naspeuringen was gearresteerd? Lucle was hem voorgegaan naar den salon en zei: „George Is nog erg zwak, vindt u niet? Het is ook zoo verschrikkelijk! Als ik er aan denk, dat het kind eenlge weken geleden nog hier was, nog In deze kamer speelde.. ." „Toen hij nog in leven was, hing u toch niet zóó erg aan hem?" Deze woorden waren Coliette onwillekeurig over de lippen gekomen. De vrouw keek hem met haar treurige oogen bijna verwijtend aan. „Dat. Is zoo," gaf ze toe. „Ik was onrechtvaardig tegen hem. Maar als u wist, wat een spijt ik daar thans van beb... Het is me net, alsof ik nooit meer gelukkig kan zijn, alsof ik dit verschrikkelijke ongeluk nooit meer kan vergeten!" Er was iets in de wijze, waarop zij sprak, dat den detective opmerkzaam deed worden. Daarom antwoordde hij: „Een ongeluk? Bent u daar zoo zéker van?" De jonge vrouw sidderde. Zenuwachtig vroeg ze: „Wat bedoelt u?" Coliette keek haar zonder erbarmen In de oogen. Zijn beroepsgewoonten kwamen boven. Het was niet meer de vrouw van zijn vriend, die voor hem stond, doch een verdachte. „Wat ik bedoel? Hoe meer ik er over nadenk, hoe meer ik tot de conclusie kom, dat de dood van den Jongen niet zonder meer aan een ongeval is toe te schrijven I" „Wilt u daarmee zeggen, dat ar een misdaad in het spel Is?" Op hetzelfde oogenbllk echter, dat zij deze woorden zei, scheen zij te beteffen te veel te hebben gezegd, en met een vroolijk lachje, dat niet bij haar stem en haar oogen paste, zei ze: ,,U bedoelt dit toch niet In ernst, wel?" „Zeker," antwoordde hij. „Gaat u zelf eens na: De Jongen was geen kind meerl Hij was oud genoeg, om de noodlge voorzichtigheid te betrachten.
wanneer hij bij den vijver speelde. Ik kan niet gelooven, dat hij In het water gevallen zou zijn, indien hij niet..." „Indien hij niet... ?" Lucle werd zoo bleek als een doode. „Indien hij er niet ingegooid isl" zei Coliette hard. De Jonge vrouw keek hem schichtig aan. Haar oogen verwijdden zich van angst. Plotseling stond de detective, die haar nauwkeurig had gadegeslagen, op en zei dreigend: „Het is na' genoeg met al die draaierij en leugensl Ik wil de waarheid wetenl Ik lees ze reeds in uw oogen, die mij niet meer recht kunnen aanzien! Wees eerlijk, dat is het eenlge wat u overblijftl" Met een kreet van schrik was ook Lucia opgesprongen. „Ik heb het niet gedaan!" snikte ze. „Ik heb het niet gedaan!" „De waarheid!" drong hij aan. „Alles klaagt u aan: uw afkeer van het kind, dat u als een hinderpaal tusschen uw man en uzelf beschouwde, uw gewetenswroeging na zijn dood en de zorgvuldigheid, waarmee u de daad uitvoerde door de keukenmeid weg te sturen..." Lucle was voor hem neergeknield en klampte zich aan hem vast. „Heb medelijden met George, en zeg hem nietsl Hij mag het nooit, nooit wetenl" Coliette triomfeerde: „Eindelijk bekent u het dusl Ik wist wel, dat u de moordenares was..." Op dit oogenbllk werd de deur opengeworpen en verscheen Marie op den drempel. Ze scheen diep geschokt. „Mijnheer Coliette," riep ze, „luister... ik zal u alles verklaren!" Lucle wilde iets zeggen, haar het stilzwijgen opleggen. Maar reeds sprak de oude vrouw hijgend: ,,U mag mevrouw er niet van verdenken, dat zij het kind heeft gedood. Zij heeft met zijn dood niets uitstaandel" „JIJ was het dus?" „Luister, u zult alles weten. Op den dag, dat het gebeurd is, speelde de Jongen in den tuin. Ik zat op een bank te breien. Plotseling riep mevrouw mij. Ik ging naar haar toe. Ze had iets voor mij te doen. Toen Ik klaar was, ging ik weer naar den tuin om naar George te kijken... Maar nauwelijks was Ik in den tuin, of ik hoorde hem roepen. Ik ging naar hem toe, maar toen ik er was, was hij verdwenen en zag ik mijnheer, die wild om zich heen sloeg _ met een gezicht, dat verschrikkelijk was om te zien." „Witl?" riep de detective. „Denk je mij met zoo'n sprookje, dat verzinsel om den tuin te leiden?" De oude vrouw hief plechtig haar hand op. „BIJ den hemel, het is de volle waarheldl Mijnheer heelt het echter niet met opzet gedaan. Hij wist niet wat hij deed... Hij had zijn aanval. .." „Zijn aanval?" „Ja, zijn epileptischen aanval. Sedert dat autoongeval heeft hij dergelijke aanvallen al en toe. HIJ begint dan te schreeuwen, valt op den grond, slaat met zijn armen en beenen om zich heen, en als hij bijkomt, kan hij zich niets meer herinneren." Coliette meende te droomen. Hi] kon niet gelooven, dat de oude vrouw loog. Als man van het vak hoorde hij aan haar stem, dat zij de waarheid sprak. „Is dat zoo?" vroeg hij aan Lucle, die In een fauteuil was neergevallen en zachtjes snikte. Zwijgend knikte ze. „Toen ik dat zag," vervolgde Marie, „begreep ik, dat er een ongeluk gebeurd was. Mijnheer had zijn kind In het water gegooid, of het kind was van hem geschrokken en was er in gevallen. Dat weet ik niet. Ik had geen tijd er over te denken. Ik ijlde naar binnen om mevrouw te roepen. We deden alles wal we konden om den Jongen te redden, maar de vijver is diep. Toen wij hem er uittrokken, klopte zijn hartje al niet meer... Mijnheer lag net alsof hij dood was op den grond. We brachten hem naar binnen, legden hem op de sola en toen hij bijkwam, zeiden we hem, dat het kind in een onbewaakt oogenbllk in den vijver was gevallen. . . Ik heb mijnheer grootgebracht, ik was zooveel als zijn moeder: ik kón hem de waarheid niet vertellen. Mevrouw en ik, wij hebben het geheim bewaard en ik zou eeuwig hebben gezwegen, als Ik niet in de kamer hiernaast zooJuitt alles had gehoord. .." Gerulmen tijd heerschte er stilte in h"*t vertrek. Toen trad Coliette op Lucle toe, greep haar hand en drukte er zwijgend een kus op. Hij begreep, dat woorden hier niets konden zeggen, en dit was zijn betuiging van spijt, en van hulde tevens voor de vrouw, die gezwegen had in de moeilijke omstandigheden, en die meer gedragen had dan een mensch eigenlijk gegeven is om te dragen...
-23 -
Lijdt Uw huid gebrek aan
vitamine F Zektr 98 van de 100 dames lijden gebrek aan vitamine F . . . het vitamine, dat de huid gezond en jong moet houden. Wacht U voor de eerste symptomen van vitamine F-gebrek: een huid, die haar frischheid verliest, brosse nagels, doffe haren . . . Vul dat vitaminen-tekort aan. Gebruik CastellaVitamineF-crémes.. 2000eenheden vitamine F in iedere tube. Herstel en behoud de ieued van Uw teint.
35 cent PER TUBE
Weer zoo'n goed o&aoc LM^N -product!
DE BLAUWE DIAMANT EEN COMPLEET VERHAAL DOOK D'ALVARËZ John Dtrksan liafd* van d«n wdiUnd sljrtcr m«dtmanich«n. Dit Is n«t|ti gu*gd voor: John Dtrkien boroofd« sljn mtdomamehtn van hun g»ld «n kostbaarheden. Maar ton opzichta van John móét men wol netjes sljn: hij wat het talf tot op zekere hoogt« ook. HIJ zou er bij voorbeeld nooit aan hebben gedacht, geweld te gebruiker». In waarheid verafschuwde hij geweld. Zachtzinnig, maar doeltreffend, dftt wat zijn zakelijk standpunt. Kon hij dit niet In practijk brengen, dan begon hij maar liever niet aan eon zaakje of trok zich torug on liet den bult, waar dlo was! Slechts één koor In zijn lovon was hij genoodzaakt geweest mot grof geschut t« manoeuvreeren, on do herinnering aan Tslon on de faliekant ultgoloopon Inbraak kwoldo hom jaren later nóg. De Inbraak was oon vergissing, dlo hem bijna grijze haren had bezorgd. Hij sprak dan ook niet graag over Sin-Yo on dlons blauwen diamant, noch over Tslon, dlo zijn moester zoo fel haatte. De geschiedenis was begonnen op oon ochtend, toen twee Jonge mannen op hot terras van een eerste rangs café zaten te kijken naar de elegante wereld, die wandelend of In een auto aan hen voorbijging. Ze waren beiden keurig gekleed: echte typen zooals men ze dj» een moolen ochtend In ledigheid ken aantreffen omdat ze blijkbaar niets anders to doen hebben dan de monschheld gado te slaan on té taxeeren. De belde Jongelui zaten zóó, dat zij samen konden praten, zonder dat zij bevreesd hoefden te zijn, dal hun gesprek door hun naaste buurlieden gehoord kon worden. John zette zijn bril recht, duwde zijn rug tegen de stoelleuning en kruiste behaaglijk zijn boenen. Noch hij, noch zijn metgezel, zag «r als een boef uit en toch had de wereld misschien nooit geraffineerder oplichter en Inbreker gekendl „Dit Is onze man, Peter," zei John, voorzichtig met zijn duim In de richting wijzend van e«n zwarten auto, achter het stuur waarvan eon lange, magore man zat. „Sin-Yo, do multlmllllonnalr. „Ik wist direct toen Ik hem zag, dal hol een mllllonnalr was," zei Peter. „Hij ziet er zoo verdraaid oninteressant ultl" John knikt«. „Toch kan Ik Je verzekeren," zei hij, „dal Sin-Yo onze aandacht ten volle waard Is, Peter. Sin-Yo hoeft uit alles en nog wal mlllloenon gemaakll Hij hoeft mijnen en schepen gehad, en ook aan regeoringsleverantles schijnt hij schatten te hebben verdiend. Hel Is echter eon echte schurk, en naar men zogt, heeft hij, vermomd als tremmer, zijn vaderland moeten verlaten, uit vrees voor een aantal landgonoolon, die hem met| hun messen oon afscheidsgroet wilden brengen. Op hot oogenblik moet hij..." „Houd maar op," viol Peter hem In do rede. „Ik begrijp al wat voor een type het Is. - Wal zijn echter Je plannen?" John dempte zijn stem «enigszins, toen hij antwoordde; „Hij heeft een bediende, Tslon geheelon, on Ik hob alle reden om aan te nemen, dal dli net zoo'n schurk is als zijn meester. Door de een of andoro oorzaak hebben zij echter ruzie gekregen on een paar dagen geleden heeft Sin-Yo hem er duchtig van langs gegeven. Tslon probeerde zich mol «en paar jlu-jitsugrepen l« verweren, maar Sln-Yo viel hem van achteren aan en hot resultaat wat, dal Tslon tegen don grond ging en «on paar uur lang bewutteloot heeft gelegen." „Hoe ben Je dat te weten gekomen?" vroeg Peter, zonder echter ««nig« verwondering 1« toonen. , „Van Tsien gehoord," zoi John. „Verleden week wat ik Juist bezig met d« voorbereidend« maatregelen voor oon grootsch« onderneming.
toon mijn object evenwel onverwachts naar het buitenland vertrek. Dat was vervelend, omdat Ik me rkods haal wal moeite an uitgavan had getroost. Ik had onder ander« ««n paar dagen In d« uniform van aan chauffeur rondgescharreld, ah alt zoodanig wat Ik In hataalfda aathuit t«r«chlg«komen alt Tsien. We raakten In gesprek én hal blaak ma aan geschikte knul..." „En Wat wat hat resultaat van die kennismaking?" wilde Patar welen. „Hat resultaat van allot wat, dat ik Tsien te verstaan hab gegeven, dat Ik aan gentleman-dief an -inbreker benl" Peter kaak ham eenigizlnt verbaasd aan. „Er zijn momantan, dat man eerlijk en openhartig moet zijn," tal John glimlachend. „Tsien gelooft, dai Ik lid ban van tan band«, dia mat succes In hal buitenland heelt gewerkt an hij ttalt zéar vaal balang In mijn toekomstige loopbaan!" Wederom Hat hij zijn stem dalan, tol ia neg slechts all een gefluister klonk. „Hab Ja nial gahoerd van dan blauwan diamant van Sin-Yo?" Pater schudd« ontkannand tijn hoofd. „Hat moat da mooltta liaan van da warald zijn," zél John, tarwijl tiln stem van enthousiasme lichtelijk trilde. „Vijfhonderdduizend guldan moot Hij waard zijn, toe gead alt da aana cant d«n «nd«ren. Doet dit hal water nial In ja mond komen? En Sln-Yo bewaart ham In een kleine safe, walke In den muur naast zijn bed It aangabraehtl Ik tag ja achter, dal het een athl««t il, dat ««n ravolver In tijn hand een absoluut dood«lljk wapen It, en dat de tafe onder elactrltchan ttroom Haat. Ik vertel Je dit, omdat Ja dit walen moet, daar Ik Ja vragen wilde, J« l«v«n t« wagen ten einde dien kostbaren staan In ons bazll Ie brengenI" „Heb |a Til«n al bewerkt?" „Nog niet," bekende John, „maar ik ben er mee bezig, en dan...", Drie uur later kwam «en zakelijk uitziende Jonge chauffeur met glanzende zwarte been* kappen aan, het eethuls van Ho-Slng binnenstappen. Er waren een aantal gattan, van wie de eene helft een onmiskenbaar Ootlarteh type hadden, terwijl de andere helft uit Europeanen bestond, Deze laattten kwamen er, omdat Ho Sings restaurant bekend stond om zijn uitstekend« keuken. D« chauffeur knikte tegen een jongeman, dia aan een der tafeltjes tal «n greep den lto«l, welk« met den leuning tegen een rand van het tafeltje Hond. Terwijl hij ging zitten, grijnsde de Jongeman sympathiek legen hem. „Ik wat eertt bang, dat Ik niet had kunnen komen," zei hij zachtjes lispelend. „Maar dia schurk Is gaan autoin en daarna gaat hij koffiedrinken." John knikte begrijpend. „BIJ den draak," tel Tsien kwaad, „ik eou ham zoo graag ongelukkig willen zienl Wat zou Ik bij voorbeeld lachen, elt die blauwe diamant ham afhandig werd gemaaktl Hij zou geen raad meer weten, geloof Ik." Hij keek John aan en deze knikte weer nadenkend. „Ik begrijp hal volkomen, Ttien," zei hij, „maar hoe tal hij hem verliezen?" De tcheeve oogen van Ttien keken hem onderzoekend aan. „Veronderstel eens," tel hij toen, „dat ar Donderdagavond Inbreken komen, door de keukendeur, die open tal ttaan, en dal zij dan de trap op sluipen? En veronderstel dan eens, dal zij een klein« lantaarn vinden staan voor da deur van de kamer waarin die tchurk slaapt?" Slechts «eh ondeelbaar oogenblik weigerde Johnt hart normaal te werken. „Dal schijnt mij heel goed mogelijk," zei hij toen. „En bovendien klinkt hel ingenieus óók. Het zou de moeite tparen om pionnen te maken van hal hult en een handlanger Is ar op
-24 -
die manier ook niet bij noodlg... met andere woorden. Ttien, het maakt, dal JIJ heelemaal niet In de zaak gemengd wordt..." „Ja," gaf Tsien toe, „Ik heb hel goed overwogenl" „En veronderttel eens," zei John, „dal wij ar met den diamant van door gaan - alt Ik zag „wij", bedoel ik natuurlijk dien tmerlgen Inbreker," zoo verbeterde hl] zichzelf - „en den buil kunnen kwijtraken, waarheen zouden wij dan het aandeel moeten tturon voer hem, die de keukendeur openlaat en de kleine lantaarn voor de deur ven Sln-Yo't slaapkamer tel?" Ttien ichudde zijn hoofd. „Ik behoef niets te hebben," tel hij ernstig. „Ik tal raedi tevreden tijn, Indien die tchurk gevoelig gestraft wordtl" „Nou, we «uilen hem straffen," zei John, En toen vroeg hij op den man aft „Wat heeft hij Je eigenlijk gedaan, Ttien?" De bedlende portie zijn lippen op elkaar en tehudde tijn hoofd, en het scheen, dat Johnt nieuwsgierigheid onbevredigd tou blijven. Toen brak hij piotteling lot in aan ttroom van felle woorden en met gedempte, maar hartstochtelijk bewooen Hem vertelde hij ven een ender onrecht, dat Sln-Yo gevoegd had bij dia, welke reedt ten eptlehte van Ttien op tijn naam tlonden. „Het Interesseerde mij eigenlijk In het geheel niet," tel John, toen hij dien avond hel onderhoud, dal hij met Ttien had gehad, aan tijn handlanger oververtelde. „Ttien It el net too'n tchurk all tijn meatier; hij It de man, die voor Sln-Yo altijd het vuile werk heeft opgeknapt en daarom moeit hij zelf ook de bescherming van de politie inroepen, toen hij het ttof van tijn geboorteland van tijn voelen schudd«. Het feil, dat te samen rutla hebben gekregen, kan ons koud laten als het nlal was, dat het ons hielp om In hel batll te komen van den blauwen dlamanll" „Donderdagavond dus?" vroeg Peter geïnteresseerd, en John knikte bevestigend. „Vilten pantoffels, een auto wachtend bij dan Ingang van de straat — neem maar den snelsten wegen, dien je kunt bemachtigen - metkers, dik touw en een peer tijden hendschoenen voor hel geval Sin-Yo mocht tegenstribbelen. Zorg Je daarvoor?" Peter aartelde. „Hel klinkt erg als de voorbereidingen voor een diefstal met geweldpleging," tel hij, „en Ik arken graag, dat Ik daar niet erg ven terugheb!" „Zooiels ligt ook heelemaal bulten onto lijn," gaf John toe, „maan de prijs Is tóó kostbaar, en de gelegenheid zóó guntlig, dat.. " „Ja-Ja," tal Pater. „Laten we hel er maar niet verder over hebben. De kwetlie it maar, hoe raken we den tteen kwijt, elt we hem eenmaal hebben?" , „Laten we meer eerst zorgen, dat we hem krijgen," tel John. En dearóver waren ze het eigenlijk eens. Donderdagavond regende het - een fijne motregen - en dit kwam hun plannen uitstekend ten goede, want hierdoor waren de tlraten Jeheel verlaten toen de groote auto, waarin ohn en Peler, diep in hun Jetkragen gedoken, zaten, bleef ttaan op den hoek van de ttraal, waarin da achteruitgang van Sln-Yo't hult, dal veel op een palels leek, uilkwam. De straat zalf wat verlaten. Hel wat nog te vroeg om naar hult terug te keeren voor de menschen, die hun avond In schouwburg of concertzaal hadden doorgebracht en te laat om uil te gean voor hen, die gewoon tijn in restaurant of nachtclub te gaan toupeeren. Sln-Yo had klaarblijkelijk één deugd: hij ging lederen avond om negen uur near bed en stond om tot uur op. Hij wat een échte tlaper en, hetgeen nog meer ven belang wat, hl] Hond er op, dat tijn gantehe huishouding zijn voorbeeld Z/e v«rve(0 op t>»g. 3ê
1833—17. Dit nachthemd heeft ren V-vorm Igen hals en korte mouwen, terwijl om het middel een koord In dezelfde Kleur ais dl afwerking wordt gedragen. Benoodlgd: 3.7S M. stof van 9a CM. breedte. 1833—IB. Ot stof van deie onderlurfc en directoire Is dezelfde alt van het nachthemd. Ook voor de afwerking wordt v«n dezelfde biesjes gebruik gemaakt, Benoodlgd voor de onderjurk: iM M. stof van 00 CM. breedte en voor da directoire; 1 M. stof, eveneens van 80 cM. breedte
1833—IS El0«n («ettenlng ƒ M. Brood
Nachtelijk tête-i-tête in den kapperswinkel (Else von Möliendorff an Kurt Melsel).
Vader en moeder Sträubler met hun zoomi« Pritz (Hanf Moter, JoMfln* Dora en Joti Klclnpettr).
Lenl, de dochter van Strlubler (Karma Relin).
MENSCH. ERGER JE NIET Regie:
Hans Deppe
Rol verdeeling:
Toblt-fllm
K. StrBubler, groothandelaar In wijnen Ham Moser Karollne, zijn vrouw , Joseflne Dora Lenl, hun dochter Herrn» Relin Frlt«, hun xoon Josl Klelnpeter Matthias Schelbier, wijnhandelaar Hans Junkermann Ferdinand, zijn zoon Kurt Melsel August Welchert, ambtenaar bij de Justitie Fritz Kampers Anna, zijn vrouw Lotte Splra Heinrich, hun zoon Hans Holt Anton Pltzlnger, kapper Leo Peukert Gustl, zijn dochter Else v. MöllendoHI Albert Härtung, Inspecteur bij de tram Anton Pointner De rechter Julius Brandt Directeur Specht W. Schramm-Duncker Sperlirig, muzikant Ernst Waldow Frieda, de keukenmeid Lena Haustein De cipier Otto Sauter-Sarto Papa Striublar op de kegelclub.
Leni met haar Heinrich (Hans Holt).
Karl Sträubler, expediteur en groothandelaar In wijnen. Is een uiterst streng personage In zijn huls. Op Mereen heeft hij wat aan te merken, Iedereen wantrouwt hij, overal meent hij dieverijen op het spoor te zijn. Hij Is een echte nurks, oen vitter eerste klas. Rondom zijn huls loopt de tram en die krast verschrikkelijk In de bocht. Dat maakt Strlubler razend. Hij overstroomt de autoriteiten met requesten en klachten en voert «en verbitterden strijd tegen de piepende tram. Hij begint zelfs een proces, dat hl] natuurlijk verliest en dan schrijft hij de rechtbank een brief, die overloopt van beieedlgingen. Bij de griffie zit een vriend van Sträubler, August Welchert, die schrikt, als hij den brief onder oogen krijgt. Hij kent zijn vriend maar al te goed als een dwarsdrljver en denkt er niet over den brief door te geven. Hij zoekt Sträubler op en dringt er bij hem op aan, dat hij den brief zal intrekken; hij zou «r zichzelf maar moeilijkheden mee bezorgen. Maar in plaats van zijn vriend dankbaar te zijn, maakt Sträubler Kbm verwijten, dat hij den brief wil achterhouden. Hij beleedigt Welchert en daagt de heele rechtbank uit, hem te na te komen. Maar dan komt mevrouw Strlubler er bij, die haar hand op zijn mond legt, zoodat hij niet veel meer in te brengen heeft. Ternauwernood heeft de oude Welchert 't huls verlaten, of daar verschijnt zijn zoon Heinrich, die eigenaar Is van 'n reparatie-inrichting
voor auto's. Hij komt Strlubler om de hand van zijn dochter Lenl vragen. Strlubler. echter kan zijn ooren niet gelooven en met een grooten boog vliegt Heinrich de straat op. Papa Strlubler heeft namelijk bestoten, dat zijn dochter zich met Ferdinand, den zoon van een zakenvriend, zal verloven. Stralend van genoegen stelt hij de verlovingsadvertentie op en leest deze des avonds In-den familiekring voor. Hij zal een« toonen, dat hij geen tiran is... Maar de uitwerking Is ontzettend! Opdat Lenl ongestoord haar Heinrich kan ontmoeten, hebben de jongelui een dubbel spel gespeeld, lederen avond zijn Lenl en Ferdinand braaf arm In arm van huis gegaan, nagekeken door papa Strlubler. Maar zoodra zij om den hoek van de straat waren, namen zij afscheid van elkaar en dan ging Lenl naar Heinrich «n Ferdinand naar Gustl, de dochter van den kapper Pltzlnger, voor wie hij een vurige, maar uiterst correcte liefde heeft. Nu smeedt Lenl een complot met Ferdinand. ZIJ moet dienzelfden dag nog het huis uit zien t« komen, naar Hainrieh to«, anders Is alles verloren. Midden In den nacht gaat zij naar Weicherts huis en wordt er liefdevol opgenomen. Ferdinand dringt zich met twee cognacjes moed in, brengt Gustl een nachtelijk bezoek en wordt daarbij In den kapperswinkel verrast door den ouden Pltzlnger, die hem, verontwaardigd door de brutaliteit van den nachtelijken Indringer, de deur wijst. Den volgenden morgen wordt Lenl's vlucht ontdekt. Op hetzelfde oogenblik rinkelt de telefoon. Het is August Welchert, die Strlubler meedeelt, dat zijn dochter bij hem In goede handen Is. „Dat Is ontvoering!" schreeuwt Strlubler. „Ik doe je een proces aan!" Dan mengt moeder Strlubler zich er In. Zij heeft lang gezwegen, maar nu is het genoeg. Zij zal niet toelaten, dat haar man zijn beste vrienden voor het gerecht sleept. En zij zegt hem, dat hij een tiran is, dat er met
Da verzoening mat den ouden vriend, de dochter an den aanstaanden schoonzoon. (Hans Moser, Harma Relin, Hans Holt en Fritz Kampart). hem niet te leven valt en dat zij nat als Lenl zal doen, naar de Weicherts gaan, dan Is zij ten minste bij haar kindl Mevrouw Strlubler verlaat dus het huls en neemt haar zoontje Fritz me«.. Intussch«n Is Sträubler aangeklaagd wegens beloedlging van een of meer ambtenaren in functie en moet voor de rechtbank verschijnen. Ofschoon de rechter zich de moeite getroost, den dwarskop zooveel mogelijk tegemoet te komen, blijft deze op het aambeeld van zijn vermeend recht hameren; hij wordt steeds onbeschaamder en onhandelbaarder. Hij neemt een provoceerende houding aan en wordt niet alleen veroordeeld tot een geldboete, maar ook tot veertien dagen hechtenis w«g«ns wangedrag voor de rechtbank. Maar In de cel bevalt het Strlubler heelemaal niet. Om acht uur moet hij gaan slapen; de stroozak kriebelt hem «n zijn slaapmiddelen en andere medicamenten heeft hij niet bij zich. „Ja, hier moet Iedereen zich naar de regels van het huis schikken," zegt d« dikk« cipier. Maar Strlubler is nog altijd niet voor rede vatbaar. Dan wordt er nog iemand bij hem in de cel gebracht; het Is de reizende muzikant Willibald Sperling. Wantrouwig be-
Een belangrijke mededeellng door d«
telefoon.
kijken zij elkaar eerst van top tot teen. De verbitterd« Sträubler kan dezen ««nvoudigen muzikant absoluut niet begrijpen, die, hoewel waarlijk niet rijk gezegend met aardsche goederen, het leven van d« beste zijd« bekijkt en het toch maar zoo kwaad niet heeft. Strlubler begint na t« denken. Des Zondags h««rscht «r groot« opwinding bij d« families Weichert «n Sträubler. Papa Strlubler heeft namelijk de verlovingsadvertentie van zijn dochter en Ferdinand opgegeven aan hat plaatselijke blad «n vergeten haar af i« bestellen. Mevrouw Strlubler «n Leni willen naar hem toe,, maar Strlubler wenscht niet met hen te spreken. Voor de eerst« maal geneert hij zich. Maar dan laat d« oud« Welchert zich bij hem aandienen en dez« zegt hem daar, in de gevangenis, waar hij zich niet van hem kan afmaken, eerlijk zijn meening. Strlubler zit er In «Ikaar gedoken bij «n het lijkt wel alsof hij steeds kleiner wordt! Doch het leven wil Strlubler nog Mn kans geven. Zijn familie heeft een verzoek om gratie ingediend «n hij wordt uit d« hechtenis ontslagen. Hij heeft echter niet den moed om naar huis te geen. Eigenlijk had hij verwacht, dat zijn gezin hem zou komen afhalen. Maar het plein voor d« gevangenis Is verlaten «n zijn teleurstelling Is groot. Hij' komt zijn huls binnen, waar alias doodstil Is. Angstig roept hij all« namen door hat huis «n hij vreest reeds, dat iedereen hem verlaten heeft en zijn gezin niet meer lot hem zal terugkeeren, als d« deur achter ham opengaat. Om da feestelijk gedekte tafel in de mooie kamer Is de heel« familie verzameld. Van ontroering kan Strlubler ternauwernood spreken. Op hetzelfde oogenblik klinkt van beneden weer het krassen van de tram in de rails. Allen houden zich de ooren toe. .. alleen de totaal veranderde Strlubler zegt met een stralend gezicht: ,}Nu weet ik wat me al dien tijd ontbroken heeft: de traml" (Foto's Tobls-Clmma-Brtx)
DE BIAUWE DIAMANT Vmryalg
volgd«. HIJ wai ongttrouwd, httgeon hat g«val minder gecompliceerd milkt«, want hat zijn gewoonlijk da vrouwen, dia tot twee uur des nacMs licht In hul« laten branden. Da balda jongemannen »tapten uit dan auto an Hepen d« straat in, tot zij aan aan blinden muur kwamen, waarin aan groene deur wai, walka tbagang tot aan nauw poortje gal, dat naar da keuken van Sin-Yo'j paleis leidde. John duwde voorzichtig legen da deur. Ze was open. Hij ging naar binnen, da deur achter «Ich «luitand an sorgvuldlg hat »lot ar van ondanoakend, tan ainda zich zekerheid te verschalen, dat zijn aftocht gedekt was. Tslan had sljn wark uitstekend gedaan, ledere daur kon mat aan zacht duwtje gaopand worden «n da balda Insluipers bevonden zich «poedlg In da ruime voorhal van hat hull, tarwljl ar gaan andar galuid via! waar te nemen dan hat tikkan van da groota klok. John droag dikke vilten pantodels an had In zijn aana hand aan dik touw, in da andara zijn lantaarn. Hat wat aehtar bijna nlat noodig dia te gebruiken, want ar via! aan zacht licht door aan glai-ln-lood-raam bovan aan da trap. Caruisehlooi slopen zij naar bovan an kwamen op da eerste verdieping, maar hier wat nargani iets ta baipauran van da beloofde kleine lantaarn. Za battagan nog aan trap an daar itond, zooalt wat afgesproken, hat veelbeteekenende licht ta brandanl John wachtte slecht« zoolang als noodig wat om da kaan uit te blaren, dia ar In brandde, an draalde toen zachtjes den knop van de deur om. Zijn hart klopte onregelmatig; Inbreken wat altijd aenlgtzlnt opwlndendl Ze gingen naar binnen en sloten de deur zachtjet achter zich. In het eent wat het moeilijk om iet» te onderscheiden, maar na een oogenblikje, toen hun oogan tan de dultternit
gewend waren geraakt, en geholpen door het zwakke lichttchljntal, dat door een nauwe »pleet tuttchen de gordijnen viel, onderscheidden «IJ de verschillende voorwerpen, walke de kamer meubileerden. Zij zagen heel duidelijk het bed. Het hoofdeinde stond tegen het midden van den muur, linkt van de deur. John tloop naar voren. Het kleed, zoo dacht hij, moett speciaal gemaakt zijn door iemand, die inbrekert een dienst had willen bewijzen bij de uitvoering van hun nachtelijk«, onheilvolle plannen. Het wat zóó dik, dat het onmogelijk wat, dat eenlg geluld het oor van den slapenden man zou kunnen bereiken. Maar hij bewoog zich toch met de uiterste voorzichtigheid voort, terwijl zijn compagnon In de tchaduw van een groote kalt itond, wachtend op de dingen dl« komen «ouden. John zeg de omtrekken van een man op hat bad. De man bewoog «Ich niet, noch maakte hij eenlg geluld; John bereikt« de tafe en tartte voorzichtig naar de draden, waarvan hij wirt, dat se voor het eleetrlich contact zorgden, Ttian had de tafe nauwkeurig beschreven. Er klonk even een zacht klikkend geluld, toen de draden werden doorgesneden en John voorzichtig het combinatieslol stelde. Hierbij moest hij zijn lantaarn gebruiken, maar slecht» met korte tuttehenpoozen, en hij «tuurde het licht zóó, dat de ttraal er van onmogelijk den slaper kon bereiken. De deur van de kleine »talen kart draalde open en John stak zijn hand er In, soekend naar het groote étui van marokkaantch leer, waarin, naar Ttlen hem had verteld, de blauwe tteen wat opgeborgen- Zijn vingert sloten sich om da leeren doos. Hij verspilde geen tijd, om z« open te maken, want hij witt aan d« afmeting «n het gewicht, dat hij Sin-Yo't blauwen diamant in zijn hand hield. Hij stak het étui In zijn zak, maar terwijl hij dit deed, verloor hij de contrei« over sijn lantaarn, dl« met een kl«tt«rend galuid op de tafel bij het bad viel...
ELISABETH EYGK.
(Poloi Tohts-CmimajHatnchen)
-38-
John hield zijn adem in, maar Sin-Yo bewoog zich niet- Er wat let» zóó onheiltpellendt in de abtolute rutt van dien man, dat John zich bukte en «IJn lantaarn oprapend, «en oogenblik het licht op het bad deed spelen. Toen hoorde Peter een sachten uitroep van verbazing en deed hij behoedzaam een paar pasten naar voren. „Wat it er?" fluisterde hij. „Kljkl" «ei John, en hij liet het licht voluit op den man »chljnen. Het wat niet noodig «en. v«rd«r ond«r«oek In te «teilen, Sin-Yo, de millionneir, wat doodl Het heft van «en lang, »mal met ttak uit sijn slj en het bed wat met bloed b«vlekt, „Dat lijkt wel een val," zei John snel, „Ga zoo gauw je kunt naar benedenl" Gerulichloot maar »nel daalden zij de breede trap af en bereikten de eerste verdieping, waar Pater zijn metgezel bij den arm greep. „Er praat iemand," «al hij. „^uitterl" „Aan de telefoon," zei John, tuttchen zijn tanden. Zo hoorden het sachte geluid van een belletje en kropen langt da gang tot zij bij een deur kwamen, waarachter zij duidelijk het geluid van een stem hoorden. Voorzichtig draalde John den knop om. D« kamar wat verlicht en zij zagen den rug van Ttlen, die gebogen over een tafel itond, d«n telefoonhoorn in zijn hand... „Met het politiebureau?" zal h>i- .fam direct naar het hui« van Sln-Yo... Er it een moord gebeurd..." Zóó ver wat hij, toen John met één sprong op hem zat. De telefoon viel op den grond, toen de belde mannen worstelend tegen de tafel bontden. John had zijn hand over den mond van Ttl«n en drukt« zijn knie tegen zijn bont. Het duurde echter vijf minuten, eer hij hem, geholpen door Peter, gebonden had. En de tijd wa» kottbaar. „We moeten hem naar boven, naar de slaapkamer brengen," zei John, naar adem hijgend, en taman droegen zij den gebonden man de trap op, hoewel hij sich zoo hevig mogelijk verzette. „Nu de touwen losmaken," zei John, toen ze In de tlaapkamer waren, en verwonderd gehoorzaamde zijn compagnon. John liep naar de deur en draalde het licht aan. „Ja bent wél brutaal," zal hij tegen Ttlen, die een prop In sijn mond had. „Je hebt bloed aan Je handen en Je belt de politie op! Je dacht om In de val te lokken, hé? J« wilde jezelf wreken en ont er voor laten bloedenl?" Alt eenig antwoord sprong de man alt een wild dier op hem af. Maar John deed een «tap opzij en ttak zijn voet uit, waardoor Tsien als een zoutzak In elkaar viel aan het voeteneinde van het bed, waarop het slachtoffer lag. „Haal den prop uit zijn mond," zei John. „Over drie minuten It hij bijl" Peter gehoorzaamde, nog tteeds niet begrijpend, wat John wilde. Toen ze alle tporan van hun aanwezigheid hadden weggeruimd, verlieten John en Peter de kamer en sloten de deur van buiten af. Daarop tnelden zij de trappen af, de keuken door en zaten eenige seconden later hijgend in den auto, die alt een pijl uit den boog wegschoot. .. Juist toen een politieauto den hoek om kwam tuisen.,, „Ont hebben jullie niet," lachte John, maar hij zag erg bleek. „Maar " Ttlen zal ont verraden," zei Peter angstig. „Hij moét wel sprekenl" „HIJ zél niet tpreken," zei John. „Waar is de diamant?" vroeg de ander. „Heb Ja hem gevonden?" „Gevonden wel, maar Ik heb hem achtergelaten." „Achtergelaten? Waar?" deed de ander verbaasd. In den zak van Ttlen," zei John, „Met zoo'n lang, smal met In de zij ven Sin-Yo en Sin-Yo's diamant In den zak van Tsien, kan er maar één tlot aan dit avontuur gemaakt wordenl" En hij had gelijk, want zet weken later w«rd Tsien tot levenslang veroordeeld wegens moord op zijn m««tt«rl John heeft né dien tijd echter nooit meer iets van geweld willen weten I
\v
Vervolg van:
.... EIGENDOM VAN MIJNHEER GORDON Dusa Doeren had zich op de kleine verhooging teruggetrokken, waar zij half achter het spinnewiel verborgen op den stoel-had plaats genomen. Het liefst zou zij het vertrek hebben verlaten om dit onderhoud, dat niet voor haar ooren bestemd was, niet te hoeven bijwonen. Ze had medelijden met den man, die er als gebroken bij zat. Ze voelde dat hij zich over zijn toestand schaamde ; maar ook met de vrouw had zij te doen. Met Mechthild, die gekomen was om den slag tegen Kaemmerer af te weren. Maar Gordon scheen dien slag reeds te hebben toegebracht en Mechthild zelf scheen hem het wapen daartoe in de hand te hebben gegeven. Ze had hem dit wapen moeten afnemen en het tegen hemzelf moeten richten. Dusa wist dat. Nu zat de oude man er als gebroken bij en moest hij toegeven, dat hij verslagen was, omdat hij in een tijd, toen alles hem onverschillig was, den moed had opgegeven. Hoe verschrikkelijk moest dat voor de vro«w zijn, die met haar handen vertwijfeld door haar haar woelde en zachtjes steunde. Mechthild moest zich wel zeer schuldig voelen, want zij had haar man verraden. ,,En waarop grondt hij dit zoogenaamde recht ?" riep zij uit. „Hoe kan hij hier optreden en doen alsof hij ons allemaal in zijn macht heeft ?" „Hij heeft alleen mij in zijn macht," zei Kaemmerer zachtjes. ,,En hij heeft deze macht op grond van een verklaring." „Wat voor een verklaring ?" Ze boog zich iets voorover en boorde den blik van haar vlammende oogen in zijn kleurloos gezicht. „Die ik indertijd heb onderteekend," mompelde hij.
Dr. H. NANNWQ'i
Zetpillen tegen Aambeien werken pijnitillend M geoex» ia kortea lijd de onuiokeo (lijmTliezeo.
rtuakt het inbrengen ceer gemikkelijk, Verkrijgbiu bij alle Apotheken en Drog. k f 1.50 pet doosje van 12 Hukt
FRITZ REUTER OIDIPIOMIIID VIOOUOUWU PAPE8TRAAT 28 DEN HAAG T • 1 «|o o n 116887
Sp«cialit«it In toonv«rb«tering Voor viool .... f 7.50 Voor cello .... f 15.— Attesten ter inzage van beroemde solisten, o.a. van Jan Kubellk ADVIES GRATIS
„Wat heb je onderteekend ?" vroeg zij. „Dat vanaf vandaag de burcht van hem zou zijn, als ik hem het geld niet kon teruggeven. En dat kan ik niet. Maar het is niet het geld, waar het hem om te doen is, heelemaal niet." „Ik weet het," viel Mechthild hem in de rede. „Hij wil den burcht!" En ze begon weer rusteloos op en neer te loopen. Dusa begon nu te begrijpen, waar het om ging. Gordon wilde dus den burcht koopen. Misschien had hij hem al gekocht. In ieder geval had hij Kaemmerer geld gegeven. Ze begreep echter niet, waarom Gordon juist die oude ruïne hebben wilde, evenmin wat hij er mee aan wilde vangen en ten slotte was het haar onbegrijpelijk waarom een dergelijke koop, als Kaemmerer hem thans niet meer wilde, toch afgedwongen kon worden. Maar misschien had hij wel een notarieele acte geteekend. Ze durfde het echter niet te vragen. „Wat staat er in die verklaring ?" vroeg Mechthild, plotseling staan blijvend. „Wat ik gezegd heb," antwoordde Kaemmerer. „Dat ik hem vandaag, dus den I5den October, den burcht verkoop, wanneer ik voor of op dien datum niet in staat ben geweest hem de drieduizend mark terug te betalen." Mechthild staarde haar man ongeloovig aan. Ze probeerde in zijn naar den grond gerichte oogen te lezen. Ze voelde, dat hij iets voor haar verzweeg. Nu kon Dusa zich niet meer inhouden om iets te zeggen. Ze wenschte deze beide menschen te helpen. Ze hadden haar toch ook willen bijstaan ? En ze zei: „Neem me niet kwalijk, dat ik mij er mee bemoei. . . ." Zoowel Kaemmerer als zijn vrouw staarden Dusa aan, alsof zij nu pas door den klank van haar stem aan haar aanwezigheid herinnerd werden. Dusa ging verder: „Wij hebben immers ook een huis. En ik heb bij vroegere gelegenheden eens gehoord, dat bij onroerende goederen alleen verklaringen, die door een notaris zijn opgemaakt, van kracht zijn. Zelfs wanneer men zich het recht van koop verzekeren wil, zooals wij het indertijd wilden doen, moet het notarieel geschieden en ik kan mij daarom niet voorstellen, dat men mijnheer Kaemmerer dwingen kan wegens een eenvoudige schuld den burcht te verkoopen — als hij dat thans niet meer wil." „Van willen of niet willen is geen sprake," zei Mechthild heftig. „Het mag niet 1" Dusa keek verbaasd naar Kaemmerer, die tot nu toe gezwegen had. Een wat treurig, toegevend lachje ontspande zijn trekken. Het leek Wel alsof hij een kind, door wiens dwaze, maar troostende woorden hij ontroerd was, een lesje wilde toedienen. „U hebt volkomen gelijk met uw opmerking, mevrouw," zei hij vriendelijk. „Ikben immers jurist, nietwaar ; ik ben daardoor zeer nauwkeurig op de hoogte. Ik dank u echter voor uw goede bedoeling .... al kunt u mij ook niet helpen." Dusa zweeg. De merkwaardige uitdrukking van zijn oogen bracht haar in verwarring. Ze voelde zich door zijn woorden absoluut niet gekrenkt. Haar medelijden werd grooter, hoe meer zij voelde, dat een tragisch gebeuren onverbiddelijk de ontknooping tegemoet ging. Een poosje heerschte er stilte. Toen vroeg Mechthild met een bijna toonlooze stem : „Je hebt hem toch niet een schriftelijke bevestiging gegeven, dat je indertijd .. . . ? Ludwig ?" Kaemmerer liet zijn hoofd zakken, hij zweeg.
-30-
„Ah," schreeuwde Mechthild. „Ah, de schurk ! En met deze verklaring wil hij jtnu dwingen I" Ze liep op haar man toe, greep hem bij zijn schouders en zei : „Heeft hij die verklaring bij zich ? Heeft hij ze je laten zien ? Ach, jij ongelukkige ! Wat heb je gedaan ? Je moet die fatale verklaring terug zien te krijgen. Mijn hemel, wat heb ik gedaan ! Wat heb ik gedaan !" Ze sloeg de handen voor haar gezicht en steunde luid. Dusa kwam van de verhooging af en trad op Mechthild toe. Ze probeerde haar te troosten. Kaemmerer leunde doodsbleek tegen den wand en staarde de beide vrouwen aan. „Ik zal die verklaring terughebben, Mechthild," zei hij plotseling met een totaal veranderde stem. „Ik zal ze beslist terug krijgen I Vertrouw daarop !" Ze hief haar hoofd op, liet haar handen zakken en keek hem aan. Maar toen was het Dusa net alsof Mechthild onder een nieuwen schrik ineen kromp. Haar oogen werden groot. „Wat wil je doen ?" fluisterde zij, haar starren blik op het gezicht van haar man gericht. „Wat ben je van plan ? Hoe wil je die verklaring zien te krijgen ? Hij zal je haar nooit geven." „Misschien niet. Hij zei zelfs, dat hij haar niet bij zich had ; maar dat is een leugen." Dusa zat naas^ Mechthild en liet haar blikken van de een naar den ander gaan. Ze vroeg zich af of deze dreigende catastrophe onafwendbaar was. Toen hief Mechthild plotseling haar hand op, beduidde de twee andere menschen te zwijgen en luisterde, terwijl zij naar den wand tegenover zich staarde. Toen greep zij naar een knop in het paneel. Nu eerst zag Dusa, dat er op deze plaats een ingebouwde deur was. Precies zooals in het woonvertrek, waardoor zij zelf dien middag Mechthild Kaemmerer had zien binnenkomen. Maar klaarblijkelijk ging de deur niet open. „Ga eens kijken," fluisterde Mechthild tegen haar man. „Gauw 1 Ik hoorde hiernaast leven !" Kaemmerer verliet direct de kamer en ook Mechthild stond op. „'t Is laat geworden," zei ze, naar de klok kijkend, die in een smal penant tusschen de deur naar de veranda en een eikenhouten wandkast zilverachtig glansde. „We hebben u met onze eigen zorgen lastig gevallen, mevrouw Doeren ! Maar ik hoop, dat u des ondanks een beteren nacht zult hebben, daar u immers uw man gezien en gesproken hebt." Ze had haar zelfbeheersching weer teruggevonden en gaf Dusa glimlachend een hand. „Ik dank u voor uw hartelijke deelneming." „Ook ire wensch u een goeden en rüstigen nacht! — Bij een rustige beoordeeling vindt men altijd wel een uitweg." „Ja," antwoordde Mechthild zachtjes, „den een of anderen uitweg vindt men altijd wel." Nog eer Dusa iets kon antwoorden, kwam Kaemmerer terug en zei, dat Reynhoid de kamer naastaan voor Gordon had ingericht. Dusa schrok. Ze voelde hoe haar wangen koud werden en alle kleur er uit week. „Hier naast mij ?" stamelde zij met moeite. „Hij zal u niet storen," verzekerde Kaemmerer haar. „De muren zijn dik en de deur, die er tusschen deze en de kamer hiernaast is, bestaat eigenlijk niet voor dengeen, die haar niet kent. Bovendien is zij aan den anderen kant gesloten. Ik heb me daar zelf van overtuigd. Verder zijn er twee deuren met er tusschen een breede doorgiiug.
Het is dus onmogelijk, dat hij u kan hooren. Er was geen ander vertrek meer vrij." Er bleef Dusa dus njets anders over dan te berusten in de omstandigheid, dat ze naast de kamer van Gordon moest slapen. Ze wilde er bovendien niets meer van zeggen. Kaemmerer had genoeg eigen zorgen. Zoo nam men afscheid voor dezen nacht, die veel verschrikkelijker dingen brengen zou dan deze drie menschen zich in hun ergste vermoedens hadden kunnen voorstellen. HOOFDSTUK XIV Steeds heftiger gierde de wind om de oude steenen muren. Dusa lag slapeloos in bed en luisterde met een gevcel van angst naar de luide rukwinden. Soms was het alsof door een storm opgezweepte golven op een rotsachtige kust uit elkaar sloegen. Ze had de lamp laag gedraaid, zoodat er slechts een schemerig licht in de kamer heerschte. Maar ze had de lamp voor het raam gezet, zoodat men bet lichtschijnsel van buiten kon waarnemen. Af en toe gierde er een rukwind in de schouw en deed het vuur in den haard wat opgloeien. Vonken knetterden. Dit alles zou goed en behaaglijk zijn geweest, als zij niet aan haar man had moeten denken. Ze had het licht voor hem neergezet. Ze maakte zich bezorgd over hem. Ze had graag geweten waar hij zich ophield, en of hij dezen stormachtigen nacht werkelijk voor geheimzinnige tochten gebruikte. Nog meer zorg baarde haar echter de gedachte wat er zou kunnen gebeuren, als hij hier kwam. In de kamer naastaan sliep Gordon. Of sliep hij ook niet ? Hoe moest ze dit weten ? Indien men haar niet verteld had, dat hij zich slechts weinige meters van haar verwijderd ophield, dan zou het haar beslist niet zijn opgevallen. Ze had zijn aanwezigheid niet waargenomen, maar de gedachte, dat hij daar was, liet haar toch niet met rust. Ze beteekende gevaar .... Ten slotte viel ze toch in een soort sluimering. Plotseling kwam zij met een schok overeind. Ze moest zich eerst probeeren te herinneren waar ze was. Ze had het zachte fluitsignaal vernomen, dat Dr. Doeren zeer vaak deed hooren, wanneer hij des avonds laat thuiskwam en geen huissleutel bij zich had. Ze sprong schielijk overeind. Ze had slechts haar bovenkleeren uitgetrokken en sloeg nu snel de sprei van groen rips, waarmee het bed toegedekt was geweest, om haar schouders, voordat zij geluidloos naar de verandadeuren ging om deze te openen. De wind sloeg haar bijna de deur uit de hand. Het was zóó donker, dat zij in het begin bijna niets zag. Tot een donkere gestalte zich over de leuning der veranda werkte en haar man voor haar stond. „Lieveling," fluisterde hij opgewonden, „was je nog wakker ? Het is laat geworden, maar ik wilde toch nog komen om je te zeggen . . . ." Ze trok hem naar binnen, sloot de deur en legde haar hand op zijn mond. „Ik had al wat geslapen," fluisterde zij, „maar ik ben zoo blij, dat je nog gekomen bent. Maar doe alsjeblieft zachtjes ; er is hiernaast namelijk iemand." Hij had moeite haar te verstaan. Eerst begreep hij heelemaal niet wat zij bedoelde, bovendien sprak zij zeer onduidelijk. „Hiernaast ?" vroeg hij, wel is waar met gedempte stem, maar voor Dusa's angst toch veel te luid. „Wie dan ? De Kaemmerers slapen toch boven ?" Dusa nam hem zonder een woord te zeggen hoed en jas af en zette ook de lamp weer op de tafel. Ze glimlachte onderwijl tegen
haar man, alsof ze hem wilde geruststellen en alsof het heelemaal niets te beteekehen had, dat ze zoo zachtjes en voorzichtig deed. Maar ze bereikte juist het tegendeel. Dr. Doeren had zich op de bank bij den haard gezet en sloeg al haar bewegingen gade. Hij wist niet goed wat hij van Dusa's zonderlinge gedrag moest denken. Het was Kan alle kanten hoort men stemmen, die ons eigenlijk niets voor aanmanen zuinig te zijn met allerlei benoudigdhaar om zoo geheimheden en vooral met zeep. Weet U wel dat zinnig te doen. Plotsezeep voor allerlei dueleinden uitstekend kan ling stond hij op, trad worden vervangen door VIM, dat bonvrij is? op haar toe, greep Behandel in dezen tijd Li» putten en pannen haar bij de schouders en ander keukengerei met de uiterste zorg. en keek haar in de Gebruik dut geen scherpe schuurmiddelen, die krassen veroorzaken. oogen. doch VIM, dat zacht en veilig reinigt. „Watisergebeurd?" vroeg hij. „Er is iets Gebruik voor potten, pannen, schilderwerk, houtwerk, tegels gebeurd, ik merk het en vloeren uitsluitend VIM, in handige busverpakking. aan je I" Heeft U wel eens geprobeerd hoe uitstekend VIM is voor Op dit moment hoorhet reinigen van vuile handen? den zij in het vertrek er naast leven en Dusa maakte een verschrikHET „automatische"Vtm te bewegen. Ook Dr. Doeren draaide zich EfcN RADION FABRIKAAT- OVERAL ZONDER BON VERKRIJGBAAR om. „Wat is er hier dan aan de hand ?" mom„Ja," antwoordde Dr. Doeren heftig, „dat pelde hij. „Spookt het hier soms ?" Deze is het hem juist ! Uit de portefeuille van woorden waren natuurlijk slechts schertsend Gordon." bedoeld, maar toch was hij nu wantrouwig „Maar mijn hemel! Jij hebt hem toch dat geworden. geld niet gegeven ? Of . . . ." „Kom," zei Dusa en ze greep zijn hand. „Neen, natuurlijk niet ! Maak je daar geen „Kom hier zitten, Walther! Ben je van zorg over ! Hij heeft het eenvoudig genomen. Hohenstein gekomen ? Heb je Wallrode Hij heeft, zooals hij zegt, ook duidelijk laten gesproken .?" Ze trok hem naar den leunstoel zien, dat hij de portefeuille van Gordon had op de verhooging, schoof het spinnewiel en heeft ^r den nadruk op gelegd, dat hij voor opzij en ging zoo zitten dat hij vlak naast mij betaalde met een bedrag, dat hij ontvanhaar plaats kon nemen. Ze wilde in geen gen had ter voldoening van een oude schuld geval op de bank voor den haard met hem aan zijn vader. Ongeloofelijk brutaal eigenzitten praten, omdat zich daar de verbinlijk ! Natuurlijk was ik eerst woedend, want dingsdeur bevond, en dat Gordon in de ik wilde die verduivelde poitefeuille terug kamer er naast was, wilde zij in geen geval hebben om ze Gordon voor de voeten te zeggen omdat zij bang was, dat Walther een kunnen smijten voordat ik hem . . . ." onvoorzichtigheid zou begaan. „Walther, toe, alsjeblieft . . . ." Dusa Ze was blij hem door haar vraag afgeleid legde haar handen op zijn schouders en keek te hebben. Hij kwam direct naast haar zitten hem smeekend aan. „Wees alsjeblieft wat en antwoordde : „Ja, van Hohenstein. Dit kalmer, ik . . . ." keer weet men daar, waar ik heengegaan ben. Wallrode was juist thuisgekomen toen {Wordt vervolgd) ik terug kwam. Hij is in Pregwitz geweest en ook in Wolfenburg bij Lorentzen, en hij heeft met hem gesproken. En dat niet alleen, maar hij heeft hem zonder het mij te vragen het geld van de hypotheek betaald." „Geld betaald ?" Dusa had nog steeds aandachtig maar toch zoo onopvallend mogelijk over het hoofd van haar man heen naar de plaats gekeken waar de verbindingsdeur was. Nu boog zij zichechter ontdaan naar haar man over. „Hoe kon hij dat dan doen ? Waar hnd hij het geld vandnst». ■'"
VIM
• anderen ngen^
-31 -
______
n ^^
H
CINE THE
U nC3
Hoofdradactaun f. v.fJ. Uil«. RsdMtia »n Admi Noordalnda 1. Laldan •
>
ir4ilM
I
m
#
„Vardulvtldl Nou h«bb«n i« vtrgtten dan tunntl tt m»kenl"
J
(Man Aurtlio)
m .
„Danrt u, JuHrouw?" „Ne.n. Ik lit op Mn stoell"
(Das lil. Blatt)
„Ik hoop, dat lt kop op lijn
gewont
plaat»
i»n\"
itaal,
(O/» Woei»)
,■■•■■
..
. .
-
. ...-I
J -,
..
. '
■
f*i #.
♦X
„U raadt mij aan, lederen dag brandhout ta «agan, maar dankt u aam in, aan man In mijn posltla..." „Nu, om ladar misverstand ta voorkomen, kunt u uw jacquet an uw witte slobkousen
uitlaten." (Dl, Wacht)
X*W
'4.
7/7J
7 ^•■. */
„Gajoof iTTaa* »leliverhulzing?" „Natuurlijk —
want ik ban aan „Waarom ban Ja gittaran niet op ichool gawaact, Kara!?" „Mijn moeder had IJl gemaakt, an da visite it nlat gakomen!" {Das lil. Blaft)
reuze ezel geweest, toen Ik Ja
f.--
dia vijf guldan iaandal"(A/«M/.Z,)
r^*.»
. ■f»
^K „Nlat ongeduldig worden, opa; hat If nlat lOO gemakkelijk, hier In het donker aan das ta «trikkan." (O wacht)
- 33 -
-——r~—'—■-
K1676
C AROI A HOHN (K.(., I»..)
AFBEELDING IN KLEUR PJIULTICOLOUR :TURE