Dossier Racisme in Vlaanderen – De Standaard 24/10/2013
Foto: ds
We willen het niet altijd zien, maar racisme is alomtegenwoordig: op de werkvloer, in de klas, op de sofa, in het rusthuis. Onze taal is ermee besmet, ons gedrag erdoor gecompromitteerd. Racisme, relatief? Allerminst. Vanaf zaterdag gaat de Standaard op zoek naar de staat van de diversiteit in ons land en getuigen allochtonen over hun ervaringen. Waarom deze reeks? 'Racisme en vreemdelingenhaat zijn van de politieke agenda', zegt hoofdredacteur Karel Verhoeven. 'We schijnen goed bezig met die veelkleurige maatschappij, racisme heet relatief geworden. Maar de tientallen Vlamingen met een migratieachtergrond die wij spraken, vinden niets relatiefs aan de blik waarmee zij zich bekeken voelen. Betutteld, uitgesloten, vreemd bevonden. Op school, op de huurmarkt, als kunstenaar, kok, leraar, advocaat. Lees een week lang over de getuigenissen die wij hoorden en de nieuwe studies die wij lazen. En trek zelf uw conclusies over hoe relatief racisme anno 2013 is.' Zeven jaar geleden vroegen we een reeks grote bedrijven hoeveel werknemers van vreemde origine ze in dienst hadden. Nu hebben we het diezelfde bedrijven opnieuw gevraagd. De confronterende cijfers presenteert De Standaard in 6 afleveringen, samen met getuigenissen van allochtonen over hun ervaringen. Ik baat sinds kort de cafetaria van de tennisclub van Meulenberg uit. De klanten vragen mij of er nu alleen nog couscous en tagine op tafel komt, terwijl mijn schnitzels veel beter zijn. Of ze vragen me of nu iemand met een hoofddoek komt opdienen.
1
Mustapha Bencherif Samen met een vriend heb ik een empirisch onderzoek opgezet. Op één avond probeerden we binnen te geraken in zes discotheken en karaokebars. We zijn alle twee even oud, hebben alle twee een hogere opleiding en hadden de juiste kleren aan. Objectief gezien waren we helemaal hetzelfde, behalve de huidskleur. Om drie uur ‘s nachts waren we rond. Het resultaat: hij mocht overal binnen, ik mocht nergens binnen. Nathan
DE ZWARTE LIJST| 1: GOED GEÏNTEGREERD EN TOCH GEDISCRIMINEERD ‘Niet alleen losers worden gediscrimineerd’ 26/10/2013 | Maxie Eckert Ze zijn hier geboren en getogen, en toch voelt de tweede generatie van Turkse en Marokkaanse origine zich oneerlijk behandeld. Opmerkelijk: geïntegreerde allochtonen die studeren en de krant lezen, worden het vaakst gediscrimineerd.
ds
2
In de trein, op het werk, aan de deur van de discotheek, bij een politiecontrole. Een groot deel van de Vlamingen met Turkse en Marokkaanse roots voelt zich in die situaties wegens hun achtergrond vijandig of oneerlijk behandeld. Het vaakst voelen ze zich gediscrimineerd op het openbaar vervoer (zie grafiek): 64 procent van wie Marokkaanse roots heeft, zegt er ‘soms’ of ‘vaak’ geconfronteerd te worden met discriminatie. Bij wie Turkse roots heeft, is dat 53 procent. Dat blijkt uit onderzoek van de KU Leuven bij meer dan 670 Antwerpenaren tussen 18 en 35 jaar met Turkse en Marokkaanse roots. ‘We hebben bij de jongeren van de tweede generatie, die dus in ons land zijn geboren, gepeild naar wat ze zelf hebben meegemaakt. Verhalen van discriminatie die ze van anderen hebben opgevangen, telden niet mee’, zegt Karen Phalet, professor aan het centrum voor sociale en culturele psychologie van de KU Leuven. ‘Uit onze analyse blijkt dat een grote groep zich benadeeld voelt.’ Na het openbaar vervoer zeggen de studiedeelnemers dat ze zich het vaakst op school, tijdens het solliciteren en op hun werkplek gediscrimineerd voelen. De tweede generatie van Marokkaanse origine ziet zich overigens sterker benadeeld dan degenen die van Turkse origine zijn. ‘Uit eerder onderzoek bleek al dat Marokkanen in de ogen van de autochtone bevolking de minst geliefde minderheidsgroep zijn’, zegt Phalet. Het zijn volgens de onderzoekers zeker niet alleen de ‘losers’ die over discriminatie getuigen. ‘Ook wie goed geïntegreerd is, wordt gediscrimineerd.’ Krantenlezers Om te weten hoe ‘geïntegreerd’ en ‘maatschappelijk betrokken’ de deelnemers zijn, vroegen de onderzoekers naar hun opleidingsniveau en of ze het nieuws volgden. Phalet: ‘Iemand die de krant leest, interesseert zich voor de samenleving en blijft niet in zijn oorspronkelijke gemeenschap. Het nieuws volgen is dus een goede maatstaaf voor integratie.’ En juist de krantenlezers blijken het sterkst discriminatie te ervaren. Zo klagen de jonge mannen en vrouwen van Turkse origine die de krant lezen, veel vaker over discriminatie bij politiecontroles. Van hen zegt 33 procent gediscrimineerd te worden bij controles. Van degenen die onverschillig staan tegenover het nieuws, is dat 23 procent. Bij de jongemannen van Marokkaanse origine die studeren, en dus goed geïntegreerd zijn, doet zich hetzelfde voor. Van hen zegt 61 procent dat ze vroeger op school gediscrimineerd werden. Bij de werklozen van Marokkaanse origine is dat ‘slechts’ 33 procent.
3
‘Lang werd gedacht: als de allochtonen bijbenen, als ze op de sociale ladder klimmen en zich met autochtone Vlamingen mengen, zal er geen discriminatie meer zijn’, zegt Phalet. ‘Die voorspelling is duidelijk niet uitgekomen.’ Mondiger De onderzoekers noemen dat de ‘integratieparadox’: hoewel allochtonen zich mengen, blijven ze benadeeld. Dat heeft ermee te maken dat autochtonen de geïntegreerde allochtonen als bedreiging kunnen zien, zegt Phalet. ‘Allochtonen die goed geïntegreerd zijn, gaan naar dezelfde scholen als autochtonen, ze solliciteren voor dezelfde baan en ze zoeken huizen in dezelfde buurten. Daardoor kunnen “autochtone” Vlamingen zich bedreigd voelen. Omdat de geïntegreerde allochtonen meer in contact komen met autochtonen, ervaren ze dan vaker discriminatie. Al is een geïntegreerde en hoogopgeleide allochtoon wel mondiger en weerbaarder tegen die discriminatie.’ De blijvende discriminatie verklaart waarom er vandaag heel wat goed geïntegreerde en hoogopgeleide allochtonen zeer kritisch kijken naar de samenleving. Phalet: ‘Ze zijn ontgoocheld omdat ze alles hebben gedaan wat de meerderheidsgroep van hen verwacht, maar ze worden toch anders behandeld.’ Die ontgoocheling uit zich volgens de onderzoekers in een negatieve houding tegenover de samenleving. ‘Wie zich oneerlijk behandeld voelt, zal vaker kritisch staan tegenover Vlamingen en het samenleven in het algemeen.’ Zeven van de getuigenissen die De Standaard optekende:
IMADE ANNOURI |‘Klanten voelden zich aangesproken omdat ik niet dronk’ YEVGENI KOZULYA | ‘Er staat een sterretje achter mijn naam’ MESUT ARSLAN | ‘De taal van liefde is niet exclusief het domein van de Vlaming’ ADAMOU FEHOU | ‘Oude dametjes klemmen hun handtas tegen zich aan’ ABDIL KARA | ‘Er zijn agenten die echt racistisch zijn’ LAYLA ÖNLEN | ‘Een compliment voor mijn Nederlands is geen compliment ’ MOHAMMED BALI| ‘Dag Allemaal kan wel, de koran niet ’
4
GETUIGENISSEN
IMADE ANNOURI
‘Klanten voelden zich aangesproken omdat ik niet dronk’ 26/10/2013
‘Tijdens mijn studies verdiende ik een centje bij in cocktailbar Vibes in Antwerpen. Samen met een team enthousiaste jonge mensen beleefde ik veel fijne momenten. Voor mij wel zonder alcohol, ik drink dat gewoon niet. Mijn achtergrond is een wezenlijk deel van mijn identiteit. Mijn beide ouders komen uit Marokko, ik praat Arabisch en begrijp Berbers.’ ‘In de bar veroorzaakte dat wel eens onbegrip. De klanten boden me aan om er zelf eentje te pakken. Voor mij was dat dan een cola. Bijna altijd was dat de aanleiding voor een stevig gesprek: vaak leuk, af en toe venijnig. Het was alsof sommige mensen zich aangesproken voelden, alsof ik ze veroordeelde door niet mee te drinken, wat natuurlijk niet klopt.’ ‘Ik had geen zin om me telkens opnieuw te verantwoorden. Daarom gebruikte ik een trucje: ik pakte een whiskyglas, goot er cola in, voegde er een schijfje limoen aan toe, nog twee ijsblokjes erin en voilà, het was alsof ik een rum-cola dronk.’ ‘Ik paste niet in het plaatje: een Marokkaanse, islamitisch opgevoede jongen hoort niet thuis in een cocktailbar. Iedereen heeft vooroordelen. Dat is menselijk. Het wordt een probleem als iemand meermaals met het tegendeel in aanraking komt, maar toch halsstarrig aan zijn denkbeelden vasthoudt. Pas door elkaar te ontmoeten, door met elkaar te praten, zullen vooroordelen verdwijnen.’
5
YEVGENI KOZULYA
‘Er staat een sterretje achter mijn naam’ 26/10/2013
‘In Oezbekistan was ik aan de slag als conditie- en krachttrainer in een tennisclub. Ik begeleidde er vooral spelers van de nationale tennisploeg. Het niveau lag hoog. We speelden zelfs barrages voor de Wereldgroep in de Davis Cup.’
‘In 2001 kwam ik naar België. Het was niet gemakkelijk om hier werk te vinden. Ik solliciteerde bijvoorbeeld voor een functie als sportcoördinator, voorbehouden voor regenten lichamelijke opvoeding, maar kreeg het deksel op de neus. Niet de juiste ervaring. Nochtans beantwoordde ik aan alle vereisten. Sommige mensen weten blijkbaar niet hoe de erkenning van een buitenlands universitair diploma eruitziet.’ ‘Ik vind nu alleen baantjes zonder diplomavereisten, in knelpuntberoepen. Kieskeurig ben ik niet. Niemand kan zeggen dat ik mijn best niet doe. Het is alsof ik op een zwarte lijst sta. Altijd hetzelfde antwoord: “We hebben al iemand anders gevonden, u hebt niet het juiste profiel.”’ ‘In mijn vrije tijd doe ik aan atletiek. Maar ook in die wereld begrijpen ze vaak niet dat ik maar een gewone Belg ben. Ze zetten tot vandaag nog een sterretje bij mijn naam, dat betekent “buitenlander”. Dat komt zeer hard aan. Zeker als ik mijn identiteitskaart moeten laten zien voor ik het podium op mag.’
6
MESUT ARSLAN
‘De taal van liefde is niet exclusief het domein van de Vlaming’ 26/10/2013
‘Ik ben een kunstenaar van Turkse afkomst, maar dat betekent niet dat mijn werk altijd over Turkije moet gaan. Alsof ik alleen kunst mag maken over integratie, immigratie en diversiteit. De beoordelingscommissie theater stuurde me vroeger vaak in die richting, maar gelukkig komt daar stilaan verandering in. Er zijn heel andere zaken in de maatschappij of in de kunsten waardoor ik me laat inspireren.’ ‘Ik denk dat mijn perspectief als geen doorsnee-Vlaming interessant kan zijn. Zo bewerkte ik teksten van onder meer Oscar van den Boogaard, Marguerite Duras, Peter Verhelst, Sanne Vogel, Eric De Volder en Orhan Pamuk. Sommige mensen zullen dat atypisch vinden gezien mijn afkomst, maar de taal van de liefde, van het leven en van geluk is niet exclusief het domein van de Vlaming. Begrijp me niet verkeerd, ik blijf niet krampachtig weg van diversiteit als onderwerp, zoals in mijn recente stuk IJdele dagen. Zolang het maar niet geforceerd samen couscous en frietjes eten is. En er ruimte is voor Kunst met grote K.’
7
ADAMOU FEHOU
‘Oude dametjes klemmen hun handtas tegen zich aan’ 26/10/2013
‘Bij racisme denk ik in eerste instantie aan Hans Van Themsche, die een Malinese vrouw neerschoot. Of aan vrienden van me, die geen deftig werk vinden omdat ze niet de juiste kleur hebben. Daarover heb ik niet te klagen. Maar ik merk wel dat oude dametjes hun handtas tegen zich aan klemmen als ik in Antwerpen over straat loop, of op de bus stap. Ze hebben schrik van me, alsof ik gevaarlijk zou zijn.’ ‘De onbekende mens is gevaarlijk. Ik begrijp die redenering wel. Maar het is belangrijk om elkaars cultuur beter te leren kennen. Ik woon al elf jaar in mijn straat. Als er iemand nieuw komt wonen, zal ik mezelf altijd voorstellen. Dat eerste contact is niet altijd even simpel. Sommige mensen zijn gewoon gesloten. Vaak loopt het wel los. Ook in onze gemeenschap zijn er mensen die een beetje racistisch zijn. Nogmaals: dat is de angst voor het onbekende. Door met elkaar in contact te komen, kunnen we eraan werken.’
8
ABDIL KARA
‘Er zijn agenten die echt racistisch zijn’ 26/10/2013
‘Ik reed te snel. Ongeveer zestig, zeventig kilometer per uur waar ik maar vijftig mocht, ergens in het Gentse. De politie hield me terecht tegen. Dat was even schrikken. Ik had alleen een voorlopig rijbewijs en besloot mijn moeder te bellen. Een agent had dat in de gaten. “Hola”, riep hij. “Wat ben jij van plan? Stop die gsm weg. Ik ken dat. Binnen de korte keren staat je familie hier en zal het ambras zijn.’’’ ‘Wat bedoelde hij daarmee? Ik was geschokt. De reactie van die agent was echt discriminerend. Ik wilde alleen mijn moeder bellen, zodat ze de nodige papieren kon brengen. Gelukkig was er nog een vrouwelijke agente die me daarvoor toelating gaf.’ ‘Op het commissariaat moest ik een verklaring afleggen. Ik vertelde tegen een andere agente dat ik de aanpak van de eerste agent discriminerend vond. Ze kon er niet mee lachen. Ze ging op een centimeter van me staan en peperde me in dat “zij de vragen stelde”. Al die tijd had ik een iPhone vast. Die moest ik afgeven, zodat ze konden controleren of ik geen opnames had gemaakt.’ ‘Zoals vele andere Turkse Gentenaars werd ik oneerlijk en bevooroordeeld aangepakt. Ik ben nochtans perfect geïntegreerd. Ik had de moed niet om er een zaak van te maken. Wat zou ik ermee bereiken? Een hoop extra papierwerk, meer niet.’ ‘Er zijn agenten die echt racistisch zijn, daar bestaat geen twijfel over. Sorry dat ik het zo zeg. Gent is een multiculturele stad met veel nationaliteiten. Ik begrijp dat er soms een harde aanpak nodig is, maar bij mij was dat niet nodig. Als agent moet je neutraal zijn en met iedereen overeenkomen. Gelukkig lopen er ook goede agenten rond.’
9
LAYLA ÖNLEN
‘Een compliment voor mijn Nederlands is geen compliment’ 26/10/2013
‘Hoe sterk en geduldig moet iemand zijn om aanvaard te worden in onze samenleving? Ik heb meegedaan aan de gemeenteraadsverkiezingen in oktober. Toen werd ik op de proef gesteld door zowel de Neerpeltse als de Turkse bevolking. Ik kreeg veel positieve reacties. Maar de deur werd ook voor me dichtgedaan met het argument: jij hebt een vreemde naam, je bent geen christen. De Turken zeiden me dan weer: je zal geen enkele stem van een Vlaming krijgen. Dat was heel demotiverend voor iemand die zich wil inzetten voor de mensen uit haar gemeente, ongeacht hun afkomst.’ ‘Vooroordelen zijn er bij iedereen. Het is belangrijk dat we daar alert voor zijn, ook met de uitspraken die we doen. Ik ben geboren in Neerpelt en voel me Neerpeltenaar. Maar blijkbaar denken niet alle mensen daar zo over. Een oudere man complimenteerde me: “Ik wist niet dat Turkse vrouwen zo leuk spreken en zo goed nadenken.” Dat is positief bedoeld, ik heb de man bedankt. Maar eigenlijk zit er een negatieve gedachtegang achter, een klassiek beeld van de Turkse vrouw. Bovendien had ik eerder in het gesprek aangegeven dat ik een Neerpeltenaar met Turkse roots ben. Ik wil niet in een hokje worden gestopt.’ ‘Ik denk dat er een belangrijke rol voor de media is weggelegd. Ze moeten werken aan de positieve beeldvorming van allochtonen. Hou op met te vertrekken vanuit hokjes en kijk naar de mensen.’
10
MOHAMMED BALI
‘Dag Allemaal kan wel, de Koran niet’ 26/10/2013
‘Ik had een baan gekregen in een sporthal in het Antwerpse. Ik stond in voor het onderhoud van de gangen en het sanitair. In de praktijk was er niet zo veel te doen. Op de rustige momenten lazen de collega’s Dag Allemaal, deden ze hun strijk of keken ze televisie. Ik maakte twee keer per dag vijf minuten vrij om mijn gebed te doen in de opslagplaats voor het sportmateriaal. Af en toe las ik ook in mijn pocket-koran, in alle stilte. Niemand maakte er een punt van.’ ‘Op het einde van mijn proefperiode kreeg ik een negatieve evaluatie. Ik schrok me een bult. “Mohammed, zit jij de hele dag de Koran te lezen en gebedsmatjes door te geven”, vroeg de verantwoordelijke me. Alsof mijn geloof een groot probleem was op de werkvloer. Ik deed mijn werk naar behoren, maar de collega’s verzonnen verhalen achter mijn rug. Dat was een enorme teleurstelling. Ik moest op zoek naar ander werk.’ ‘Ik werk ondertussen voor de Federatie Marokkaanse Verenigingen als activeringsconsulent. Ik begeleid werkzoekenden in samenwerking met de VDAB. Ik kijk nog regelmatig op de website van de sportdienst op zoek naar vacatures voor andere mensen. Op een zeker moment wilde een jongeman solliciteren naar mijn oude baan als zaalwachter. Hij mocht op gesprek en kreeg vragen als “Verricht u het gebed tijdens de werkuren?” en “Bent u diepgelovig?” Zo gaat de discriminatie gewoon voort.’
11
Ze zijn blijkbaar nooit normaal genoeg 26/10/2013 | Karel Verhoeven
Zonder dat we het door hadden, is er iets gevaarlijks gebeurd met ons idee over racisme. We zijn gaan denken dat we ons ontdaan hebben van onze intolerantie en dat nu iedereen ‘normaal’ is, behalve misschien een kleine groep ‘radicalen’. Toen Liesbeth Homans afgelopen zomer zei dat racisme relatief is, sprak ze voor het gros van haar kiezers. Je valt ook in een weldenkend gezelschap niet meer uit de toon wanneer je oppert dat je dat allochtonengejammer moe bent. Openlijk racisme is iets uit de tijd van het Vlaams Blok. Wie vandaag vooruit wil, moet zelf de handen uit de mouwen steken. Wie houdt die mensen eigenlijk tegen? We hebben het ‘die mensen’ gevraagd. En ‘die mensen’ ervaren dat toch anders. Tientallen Vlamingen met een andere naam of een gekleurde huid laten we daarover vandaag en volgende week aan het woord. Zij vechten tegen een kennelijk onweerlegbaar idee dat ze buitenstaanders zijn. Layla Önlen, een vrouw uit Neerpelt, stelt de pijnlijke vraag: ‘Hoe sterk en geduldig moet je zijn om aanvaard te worden in deze maatschappij?’ Het gaat zo subtiel. Een complimentje dat je keurig Nederlands spreekt. Een aanmoediging dat je moet tonen ‘dat Turken ook hard kunnen werken’. De verwachting dat, omdat je van Turkse afkomst bent, je kunst wel etnisch zal zijn. Nederland stelde het afgelopen week ook vast, toen het land op de vingers werd getikt door de Raad van Europa omdat het niet tolerant genoeg is. Witte heteroseksuelen zijn de norm. Dat is niet anders in Vlaanderen. Wie een accent heeft of een donkerder huidskleur, die blijft onherroepelijk ‘anders’. De discussie over Zwarte Piet toont hoeveel vuur er sluimert onder de verdediging van wat van ons is, en dat het er wel degelijk toe doet aan welke kant je staat bij discussies over die symbolen: bij de onzen, of bij die van elders. Wat deze jonge generatie gekleurde Vlamingen ervaart, ontneemt ons een comfortabele illusie. Het zou vanzelf wel goed komen met die integratie. Als meer allochtonen zouden gaan studeren en kranten lezen en arts en advocaat worden, als ze zouden gaan 12
doordringen in alle lagen, dan wordt het voor hen en voor ons allemaal ‘normaal’. Het tragische van deze getuigenissen is dat hoe meer ze hun best doen om zich in te schrijven, hoe bewuster ze er zich van worden dat het nooit ‘normaal genoeg is. De clichés blijken onverwoestbaar. We houden van de Kompany’s en Stromae’s die complexloos zelfbewust lijken. Maar aan ‘hen’ een appartement verhuren, dat weer niet. Ja, er is wat veranderd tegenover de tijd van het Vlaams Blok. We doen nu alsof we iedereen gelijk vinden.
ZIJN WE INTOLERANTER DAN WE TOEGEVEN?
‘Dit helpt ons geen millimeter vooruit’ 28/10/2013 | bbd Uit het dossier racisme in De Standaard blijkt dat ook hoogopgeleide, geïntegreerde allochtonen dikwijls geconfronteerd worden met discriminatie en racisme. Zijn we intoleranter dan we vaak toegeven? Of wentelen allochtonen zich te gemakkelijk in een slachtofferrol?
‘Ik was ontgoocheld over de eerste aflevering van jullie racisme-dossier. Twee clichés werden weer bevestigd: dat van de zeurende allochtoon en dat van de racistische Vlaming. Natuurlijk ontken ik niet dat er nog - soms verdoken - racisme bestaat. Maar dat heb je in alle gemeenschappen waar twee of meer culturen samenleven. De vraag is vooral “hoe ga je daarmee om”?’ Is het niet belangrijk dat duidelijk wordt aangetoond dat racisme en discriminatie niet weg zijn? ‘Je schiet daar zo weinig mee op, vind ik. Dit helpt ons geen millimeter vooruit. Het is veel interessanter en meer motiverend voor allochtonen om de succesverhalen te lezen, te lezen over mensen die zich hebben losgemaakt van dat slachtoffergevoel.’ ‘Yes you can is mijn leuze. Ik heb ook te maken gehad met lichte vormen van discriminatie. Maar ik heb doorgezet. En er zijn veel allochtonen die hebben doorgezet en die het gemaakt hebben. Daarom toon ik vanmiddag (zondag, red) hier in Antwerpen 13
de film van de Antwerps-Koerdische regisseur Bülent Öztürk die op het Filmfestival van Venetië de prijs van beste Europese kortfilm heeft gewonnen. Om te tonen dat het kan.’ ‘In Vlaanderen zijn er geen formele belemmeringen. Allochtonen krijgen hier kansen. Ze moeten ze alleen willen grijpen.’ ‘Net zo kunnen jullie ook verhalen vertellen over Vlamingen die niet discrimineren zoals de winkelketen Colruyt, zoals veel scholen ook.’ Vindt u dat allochtonen zich soms wentelen in een slachtofferrol? ‘Wentelen is wat fors uitgedrukt. Maar sommigen nestelen zich wel in een slachtofferrol. Dat is hier in Antwerpen iets dat ik de SP.A verwijt. Het socialistische beleid pamperde hen al te vaak, terwijl allochtonen geen weerloze sukkels zijn. Ze moeten vertrouwen hebben in zichzelf, geloven in zichzelf. En dan kan het. Er zijn in Vlaanderen geen wetten of decreten die het allochtonen onmogelijk maken om verder te komen in het leven.’ Neemt niet weg dat de studie van de KU Leuven aantoont dat allochtonen in Vlaanderen nog steeds gediscrimineerd worden - ook de hogeropgeleiden. ‘Ik beweer niet dat het niet waar is. Ik heb het zelf ook meegemaakt. Alleen zeg ik aan de allochtone gemeenschap “zet u erover, yes you can”.’ ‘Dit heeft tijd nodig. Vlaanderen leeft nog maar een dikke 50 jaar samen met andere culturen. Zo’n samenleven gaat niet van vandaag op morgen.’ ‘En natuurlijk: de grote regularisatiegolven van enkele jaren geleden hebben daar ook geen goed aan gedaan. Dat heeft het beeld dat de Vlaming heeft van allochtonen zeker niet geholpen.’
14
ONDERZOEK TOONT SUBTIELE DISCRIMINATIE IN CREATIEVE SECTOR
Allochtone kunstenaar hoort allochtone kunst te maken 30/10/2013 | Van onze redactrice Maxie Eckert De culturele wereld is een blanke wereld. De weinige kunstenaars met een migratieachtergrond worden wel omarmd – op voorwaarde dat ze in de kunst hun migratieachtergrond gebruiken. ‘Wat ze ook doen, ze geraken niet af van de label allochtoon.’
Borgerhoff
Een filmproducent met een Algerijnse achternaam krijgt tot zijn grote ergernis voortdurend opdrachten om televisiespotjes over diversiteit te maken. Een zilversmid met een Palestijnse vader hoort van journalisten dat haar werk er zo ‘oosters’ uitziet, hoewel ze haar voorwerpen zo functioneel mogelijk ontwerpt. Een schrijver vindt geen uitgeverij omdat hij over van alles schrijft, maar niet over hoe het is om in een Turks gezin op te groeien. Het zijn drie verhalen van jonge creatievelingen die van hun werk kunnen leven. En die moeten opboksen tegen wat van hen verwacht wordt: allochtone kunst. Voor haar doctoraat tekende Annelies Thoelen, onderzoekster aan de Universiteit Hasselt, 26 verhalen op van kunstenaars met een migratieachtergrond. Ze werken in Brussel, Antwerpen of Gent. Ze maken muziek, ontwerpen mode of zijn beeldende kunstenaar. ‘Kunstenaars van vreemde origine, of ze nu tot de eerste of tweede generatie behoren, zijn een erg kleine minderheid in de creatieve sector. Met maar 26 personen heb ik dus wel een heel goed beeld gekregen van de allochtone kunstenaars in Vlaanderen.’ Zo verschillend die kunstenaars en hun werk ook zijn, één ding kwam in elk diepteinterview bovendrijven. ‘Geen enkele kunstenaar die ik gesproken heb, kan er omheen 15
dat ze ‘allochtoon’ zijn. Ze dragen het als een vlag op hun voorhoofd. Ook al zouden ze het willen, ze geraken niet af van die label.’ Dat kunstenaars met een migratieachtergrond als ‘anders’ of ‘speciaal’ worden gezien, blijkt niet altijd in hun nadeel te spelen. Een deel van de kunstenaars zegt zelfs dat hun gemengde culturele achtergrond hen helpt bij hun werk, bijvoorbeeld bij het ontwerpen van modieuze hoofddoeken. Sommigen mixen in hun werk ook het beste van de twee culturen waarmee ze zijn opgegroeid. Zoals een dj die succes oogst met zijn combinatie van elektro- en balkanmuziek. Thoelen: ‘Voor die groep is hun origine het handelsmerk, ze spelen ermee en onderscheiden zich ermee.’ Blanke middenklasse Maar er is ook een andere grote groep kunstenaars die wél last heeft van de label ‘allochtoon’. Thoelen: ‘Wie van zijn origine net níet zijn handelsmerk wil maken, heeft het een pak moeilijker. Ook zij worden altijd in de allochtone hoek geduwd. Ook al willen ze méér bereiken dan alleen spotjes over diversiteit maken, of vinden ze het vervelend dat hun werk geïnterpreteerd wordt als oosterse kunst.’ Thoelen beschouwt dat als een subtiele vorm van discriminatie. ‘Openlijke discriminatie of racisme komt daarentegen in de culturele sector amper voor. Die sector heeft niet voor niets de naam links te zijn en open te staan voor diversiteit. Volgens mij slaat de slinger daardoor wel door: omdat er zo weinig kunstenaars met een migratieachtergrond zijn, zijn ze erg welkom – maar dan moeten ze alstublieft ook hun allochtone rol vervullen.’ Dat het publiek vooral uit de blanke middenklasse komt, net als de recensenten en de personen die over de cultuursubsidies beslissen, werkt die subtiele discriminatie in de hand, zegt Thoelen. ‘Daar zal niet zo snel iets aan veranderen. Des te belangrijker is het dat jonge kunstenaars met een migratieachtergrond intussen wel almaar meer voorbeelden hebben, zoals de succesvolle choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui. Hij geeft zijn migratieachtergrond een plaats in zijn werk en in interviews, zonder zich in een hoek te laten duwen. Cherkaoui zegt dat hij het niet erg vindt dat hij als Arabier gezien wordt. Door zijn werk kan hij juist het stereotiepe beeld van “de Arabier” bijschaven.’
16
REACTIES OP ‘DE ZWARTE LIJST’
Ik heb een droom 30/10/2013 | Fouad Gandoul De racismereeks van De Standaard maakt alleszins de tongen los. Fouad Gandoul hoopt dat het Vlaamse onderwijs met hem meedroomt van een regio waar gelijke kansen een evidentie zijn en afkomst geen rol meer speelt.
Wie? Politicoloog en regioverantwoordelijke ACV. Wat? Als er niet snel werk gemaakt wordt van een onderwijs dat gelijke kansen garandeert, zal de stabiliteit van de samenleving vroeg of laat op het spel staan. Talrijke onderzoeken in binnen- en buitenland over racisme en vooroordelen in het Vlaamse onderwijs leggen de vinger op de wonde. Het Vlaamse onderwijsbeleid is kleurenblind noch klassenneutraal. Het reproduceert de ongelijkheden in de maatschappij omdat het niet bezield is door visionair leiderschap. Het is schrijnend te moeten vaststellen dat de statistieken nauwelijks veranderd zijn. Dat het onderwijs ter plaatse, zijnde helemaal achteraan in het Europees peloton, trappelt. Nochtans ontbreekt het niet aan moedige projecten en verstandige doch vaak tijdelijke initiatieven. Maar je kunt helaas geen beleid stoelen op projecten. Om verandering tot stand te brengen moet je in de diepte werken. Moet je snijden waar nodig om elders meer middelen voor vrij te maken. Voor wie een democratische overtuiging heeft, is verandering pure noodzaak. Of kan onze maatschappij zich nog een verloren generatie van miskende talenten permitteren?
17
‘Bruintjes’ In Genk omschrijft een schooldirectrice haar allochtone leerlingen als haar ‘bruintjes’ (DS 28 oktober). 45 jaar na de dood van Martin Luther King. Kan het nog wansmakelijker? Weten de ouders van die kinderen dat wel? Wat voor imago creëert iemand door haar leerlingen stelselmatig zo neerbuigend te bejegenen? Hoe in godsnaam is het mogelijk dat dit zomaar passeert? Onderwijs is een machtsbastion. Sinds de schoolstrijd is daar helaas niets meer aan veranderd. Een minister van Onderwijs moet helaas nog te veel op eieren lopen voor hij diepgaande hervormingen kan doorvoeren. Één mandaat volstaat dan ook vaak niet, maar slechts zelden volgt een onderwijsminister zichzelf op. Hoe dan ook blijft de macht in handen van de inrichtende machten. Als daar de omslag niet plaatsvindt, dan zal een minister van Onderwijs daar ook niet meteen in slagen. Het is echter van levensbelang dat die oude machtsbastions inzien dat een non-beleid inzake gelijke kansen niet zonder gevolgen blijft. Van alle ministeriële departementen die de levensloop van een mens het diepst beïnvloeden staat onderwijs met stip op nummer één. Zonder onderwijs, zonder een gegarandeerde gelijkheid van kansen, zonder een beleid dat focust op talenten in plaats van op stigma’s (ras, kleur, moedertaal, godsdienst, gender), zal de stabiliteit van de samenleving zelf op een bepaald ogenblik op het spel staan. Je produceert nu eenmaal niet straffeloos een toekomstloze onderklasse van mensen met niet toevallig allemaal grotendeels dezelfde sociaal-culturele achtergrond. Vlaanderen, onrechtsstaat Ik heb een droom dat op een dag dit land zal opstaan en de ware betekenis van democratie zal naleven: ‘Wij vinden de volgende waarheden vanzelfsprekend: dat alle mensen gelijk geschapen zijn’. Ik heb een droom dat op een dag, aan de oevers van de Schelde en de Maas, de zonen van voormalige gastarbeiders en de zonen van voormalige autochtonen in staat zullen zijn samen aan te schuiven aan een tafel van broederschap. Ik heb een droom dat op een dag zelfs de deelstaat Vlaanderen, een staat die blakert in de hitte van onrecht, veranderd zal worden in een oase van vrijheid en gerechtigheid. Ik heb een droom dat mijn drie kinderen op een dag zullen leven in een land waar zij niet beoordeeld zullen worden op hun huidskleur, godsdienst of moedertaal, maar op hun persoonlijkheid. Ik heb een droom vandaag die ik graag zou willen delen met de minister van Onderwijs Pascal Smet, de voorzitter de Vlaamse Onderwijsraad Harry Martens, de directeur-generaal van het katholiek onderwijs Mieke Van Hecke en de afgevaardigd bestuurder van het gemeenschapsonderwijs Raymonda Verdyck. Pak het leerplan aan, doe iets aan de opleiding van aspirant-leerkrachten en de permanente vorming van leerkrachten in dienst. Stel een actieplan op dat voorziet in een 18
robuust en efficiënt anti-discriminatiebeleid. Doe iets aan de ongekwalificeerde uitstroom. Schuif de verantwoordelijkheid niet gemakshalve door naar de ouders van de betrokken leerlingen. De opdracht die rust op de schouders van de decision makers (inclusief de betrokken vakbonden) is gigantisch. Het gaat uiteindelijk over veel meer dan onderwijs. Sociale gelijkheid is het genetische principe waaruit alle specifieke kenmerken van de moderne, democratische samenleving zijn af te leiden, inclusief de denkbeelden, emoties en gebruiken van de moderne mens. Wie dat inperkt door te weigeren in te grijpen wanneer het moet, organiseert eigenhandig de ondergang van democratie.
OMBUDSMAN: Welke tolerantie testen we? 30 oktober door Tom Naegels
Foto: rr
Dat de tolerantietest en bij uitbreiding de hele racismereeks alleen over de houding van autochtonen tegenover minderheden gaan, is niet meteen een bezwaar, vindt Tom Naegels. Al is het opletten met de term ‘racisme’. In de marge van ‘De Zwarte Lijst’, de reeks over racisme die sinds zaterdag loopt, worden lezers aangespoord om op De Standaard Online een ‘tolerantietest’ in te vullen. Wie dat doet, krijgt aan het eind een persoonlijk profiel, dat hem vertelt in welke mate hij behoort tot vijf types: de tolerante militant, de tolerante paternalist, de twijfelaar, enzovoort. Over die test kreeg ik twee e-mails. Beide formuleerden dezelfde opmerking: die test kan alleen maar worden ingevuld door autochtonen. Dat klopt. Zowel de manier waarop deelnemers aangesproken worden, als een (klein) aantal van de vragen die hen worden gesteld, maken duidelijk dat de test niet zozeer ‘tolerantie’ in het algemeen meet, maar specifiek ‘tolerantie van leden van de autochtone Vlaamse meerderheid tegenover etnische minderheden’. De eerste zin van de inleiding luidt al: ‘Hoe tolerant bent u tegenover etnische minderheden?’ Een van de stellingen is: ‘Indien er slechts één zitplaats is op de bus naast een persoon die deel uitmaakt van een etnische minderheidsgroep verkies ik recht te blijven staan.’ Een deelnemer met een Marokkaanse achtergrond, krabt zich daarbij in de baard. 19
Zoals dat gaat met gevoelige thema’s, kan men naargelang van de eigen voorkeur kiezen wat men daaruit afleidt. Het zou kunnen betekenen, zoals lezer 2 meent, dat De Standaardzijn autochtone lezers ‘een collectief schuldgevoel’ wil aanpraten. Alleen zij zouden immers intolerant zijn. Het zou ook kunnen betekenen, zoals lezer 1 opmerkte, dat De Standaarder niet bij stilstaat dat hij ook allochtone lezers heeft. Volgens mij is er een meer praktische verklaring. De redactie van De Standaard heeft de test niet zelf opgesteld. Zoals in de inleiding wordt verteld, gaat het om een ingekorte versie van de Tolerantiebarometer, een tool die al in 2008 werd ontwikkeld door onderzoekers van verschillende universiteiten, in opdracht van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding. Doel was om de houding van autochtone Belgen tegenover diverse etnische minderheden (Maghrebijnen, Turken, Oost-Europeanen, Aziaten en Afrikanen) te kunnen meten. Die barometer meet dus bewust niet het racisme van allochtonen tegenover autochtonen, of de intolerantie van leden van de ene etnische minderheid tegenover leden van de andere. En dus doet de tolerantietest van De Standaard dat ook niet. Nu kun je zeggen dat wat geldt voor die test, opgaat voor de hele reeks. Dit ‘dossier racisme in Vlaanderen’ gaat over de houding van de autochtone meerderheid tegenover etnische minderheden. Terwijl ook Marokkanen, Turken, Joden, Russen… elk op hun manier racistisch kunnen zijn. Dat is zeker waar, en twee andere lezers stuurden me daarover een klacht. Niettemin: als het duidelijk is dat dat het kader is, vormt dat dan een probleem? Elk journalistiek verhaal bakent grenzen af. Je kunt niet over alles tegelijk praten. Wel, in de mate van het mogelijke, over zo veel mogelijk onderwerpen, gespreid in de tijd. De Standaard bericht ruim over jihadisme (recent nog in een reeks tussen 14 en 17 oktober), asociaal gedrag en intolerante tendensen bij leden van etnische minderheden. Lezers die beweren dat het daar ‘nooit’ over gaat, gebruiken ‘nooit’ in de betekenis van ‘niet in het artikel dat ik nu aan het lezen ben’. Maar nu gaat het over ons. (Bovendien: omdat het over de meerderheid gaat, die dus ook de machtsposities bezet, heeft de houding van autochtonen meer impact.) Wel steekt de krant met deze reeks haar nek uit. Racisme is een van de lastigste thema’s om journalistiek rond te werken. Alles eraan is gecontesteerd: of het bestaat, hoe je het definieert, wie er zich aan bezondigt, of het niet contraproductief is om erover te spreken, of het niet als excuus wordt gebruikt voor persoonlijk falen, of de minderheden er niet zelf schuld aan hebben. In die zin is het wel degelijk ‘relatief’: het kan altijd worden weggerelativeerd. Het is ook de inzet van politiek relativisme: afhankelijk van de politieke voorkeur, zullen autochtonen geneigd zijn racisme te benadrukken, of integendeel te verwerpen, als verklaring voor bijvoorbeeld schooluitval of hoge werkloosheid bij allochtonen. (Ook bij allochtonen zie je dat politieke relativisme, maar minder.) Om het even welke opstelling is dus gekleurd, er is geen neutraal. In zulke omstandigheden is het veilig om je als journalist te beperken tot het weergeven van de standpunten, zonder zelf stelling te nemen. De krant maakt een statement door dat wel te doen, en bij monde van de hoofdredacteur te zeggen dat racisme volgens de redactie niet relatief is, vaak voorkomt, en een probleem vormt. (‘Ze zijn blijkbaar nooit normaal genoeg’, DS 26 oktober) Het is goed dat de reeks onderbouwd wordt met (ook zelf bestelde, of zelf uitgevoerde) onderzoeken, wat houvast geeft in een debat waar anekdotes doorgaans alles moeten 20
bewijzen, en er tegelijk weinig bereidheid is om belang te hechten aan elkaars ervaringen. Ik hou mijn hart wel vast als ik zie dat zoveel aspecten van het verstoorde emancipatieproces van culturele minderheden onder de sterk beladen term ‘racisme’ worden geplaatst, die velen als agressief en culpabiliserend ervaren. Maar anderzijds: zo’n kanonschot helpt ook wel om een thema op tafel te leggen, dat velen er zo snel mogelijk weer af willen. INTERVIEW INAN AKBAS SCHRIJFT OVER SEKS, DRUGS EN ROCK’N ROLL
‘Ik weiger knuffelallochtoon te zijn’ 30/10/2013 | Van onze redactrice Maxie Eckert Uitgevers vonden Inan Akbas’ boek wel goed, maar te weinig allochtoon om het op te nemen in hun programma. ‘Het allochtoon zijn was gewoon niet mijn onderwerp. Waarom zou ik er dan over schrijven?’
Inan Akbas: ‘Ik moest in een niche passen: die van de allochtone literatuur.’ Dieter Telemans ‘In Overpelt woonden er in de jaren 80 misschien nog drie of vier andere Turkse gezinnen. Ik groeide dus op tussen de Limburgers, en ik was een van hen. Het allochtoon zijn was in mijn jeugd ook nooit echt een probleem.’ Dat mensen hem niettemin als allochtoon zien, dat besef kwam pas later, vertelt Inan Akbas (35). Het kwam toen hij de druk voelde om in zijn boeken over iets te schrijven waarover hij niet wilde schrijven: over het probleem om als allochtoon in Vlaanderen op te groeien. Akbas verwerkte in zijn verhalen liever wat hij in Overpelt wel had gezien en gehoord. Hij schreef over jongeren die wiet roken en hoe een van hen afglijdt naar harddrugs, over vrienden die mekaar uit het oog verliezen, over een jongeman die naar bed gaat met de vriendin van een goede maat. ‘Die verhalen hebben niet per se iets met allochtonen te maken. Hoe zou het ook? Er waren amper allochtonen in Overpelt.’
21
‘Als kind voelde ik natuurlijk wel dat ik anders was dan mijn klasgenoten. Bij ons kwam ander eten op tafel dan bij hen. Anders dan zij mocht ik ook niet bij vriendjes blijven slapen, en ik was geen lid van een jeugdbeweging. Mijn ouders vonden dat maar rare westerse gewoontes.’ ‘Mijn vader was midden jaren 70 naar België gekomen om in de mijnen te werken. Mijn moeder volgde in 77. Een jaar later werd ik geboren. Waar zij zijn opgegroeid, op het Turkse platteland, was het heel anders dan in mijn leefwereld in Overpelt. Ik moest soms dingen aan hen uitleggen die voor autochtone ouders vanzelfsprekend zijn. Ik herinner me nog dat ik een keer thuiskwam met het boek “Moby Dick”, dat ik had geleend in de bibliotheek. “Dat boek heb je toch niet gepikt?”, vroeg mijn moeder meteen. Ik moest het concept van een bibliotheek uitleggen. Dan antwoordde ze: “Lees het boek maar snel uit, en breng het terug”.’ De literatuur werd u dus niet in de schoot geworpen. ‘Nee, het waren leerkrachten die vonden dat ik talent had om te schrijven. Mijn ouders vonden het wel oké dat ik als kind veel las en zelf verhalen schreef. Zolang ik het maar op school goed deed, zodat ik later een goede baan zou hebben. Toen ik aan de universiteit in Gent studeerde, had ik veel vrije tijd en schreef ik een roman. De eerste versie van “De nullen” is toen ontstaan. Na mijn studie heb ik het manuscript ook opgestuurd naar uitgeverijen.’ Wat vonden die ervan? ‘Ik kreeg geen reactie.’ Dat overkomt wel meer beginners. ‘Ja, natuurlijk. En toch voelde ik toen een verschil met autochtone Vlamingen. Ze krijgen meer hulp van hun ouders, die hier een netwerk hebben. Veel ouders kennen wel iemand, al is het via via, die je uitleg kan geven over hoe je dat het beste aanpakt, een manuscript voorleggen aan een uitgeverij. Maar ik moest het weer maar eens allemaal zelf uitzoeken, net zoals ik als twaalfjarige op eigen houtje een voetbalclub moest zoeken.’ ‘Omdat ik geen reactie kreeg van de uitgeverijen, gooide ik het over een andere boeg. Ik begon een netwerk op te bouwen in de literaire wereld. Mensen moesten mijn naam kennen, dat was het plan. En dus las ik mijn werk voor op poëziefestivals, ik bood mijn teksten aan voor publicatie in kleine literaire tijdschriften. Het bracht op, want ik werd uitgenodigd om een masterclass te volgen in het Brusselse literatuurhuis Passa Porta. Zo kwam ik eindelijk in contact met professionals uit de literaire wereld.’
22
En wat vonden zij van uw werk? ‘Ze zagen wel iets in “De nullen” en ook in mijn tweede roman, die ik toen aan het afwerken was. Er was nog wel wat redactiewerk aan, maar dat is normaal. En dan volgde steevast de zin: je kan toch maar beter met een ander boek debuteren. “De nullen” zou een goed tweede of derde boek zijn. Ik begreep niet wat ze bedoelden. Als ze mijn boek goed vonden, waarom kon het dan niet als debuut gepubliceerd worden? Pas toen ik die uitleg aan verschillende recensenten en boekhandelaars voorlegde, kwam de aap uit de mouw. Om aantrekkelijk te zijn voor uitgeverijen, moest ik als auteur in een niche passen. Mijn niche zou de allochtone literatuur zijn.’ Allochtone literatuur? ‘Een boek over racisme, schijnhuwelijken, je “anders” voelen in de blanke wereld. Waarover de meeste allochtonen schrijven, dus. Mijn boek ging over seks, drugs en rock’n roll – een zeer westers thema. Zodra ik met zo’n boek gedebuteerd had, kon ik wel schrijven over wat ik wilde. Maar mijn debuut moest een allochtoon boek zijn, dat zou het beste verkopen. Het maakte me heel kwaad, ik vond het onrechtvaardig. De culturele elite schreeuwt het uit dat ze vóór pluralisme is, ze wil allochtonen betrekken. Maar die allochtonen zijn dan alleen bevoegd voor allochtone zaken, ze mogen alleen schrijven over diversiteit. Allochtonen moeten knuffelallochtonen zijn die zich niet kritisch uitlaten over onderwerpen die buiten het allochtone hokje vallen. Ik weiger om me daarin te laten duwen.’ Toen hebt u beslist om ‘De Nullen’ zelf uit te geven. ‘Ja, toen heb ik Beefcake Publishing opgericht. Ik kan er niet van leven, hoor, ik werk nog altijd als programmamedewerker bij de VRT. Maar ik wilde het zelf doen, en ook andere allochtone auteurs een kans geven die niet over allochtone zaken willen schrijven.’ Zijn er veel? ‘In het begin kreeg ik veel manuscripten van allochtonen die inderdaad over andere onderwerpen schreven dan diversiteit. Maar ik vond de teksten al te vaak niet goed genoeg om ze uit te geven. Er zijn dus heel weinig schrijvers die én allochtoon zijn én goed kunnen schrijven én allochtone onderwerpen links laten liggen. Van het oorspronkelijke concept ben ik intussen afgestapt. De niche van mijn uitgeverij is nu veeleer dat we keuzes maken die de grote uitgeverijen niet willen of kunnen maken. Eén onderdeel daarvan zijn allochtone schrijvers die niet over allochtone onderwerpen willen schrijven. Maar ook allochtonen die over migratie schrijven, zijn welkom. Zolang het maar niet mainstream is.’
23
BOKSEN TEGEN HET CANVAS MET SCHRIJVERS EN SCHILDERS
De troost van de knock-out 31/10/2013 | Jan Desloover Jan Van den Berghe weet zo mogelijk nog meer af van boksen en kunst dan van koningen en prinsessen. Hij goot zijn kennis in een dijk van een boek.
Ernest ‘punching papa’ Hemingway. ig De fascinatie van kunstenaars voor het boksen kan extreme vormen aannemen. In De artistieke uppercut vermeldt Jan Van den Berghe de Japanse auteur Yukio Mishima (1925-1970), die boksles nam om zich op zijn zelfmoord voor te bereiden. ‘Enkele jaren voor hij harakiri pleegde, schreef hij: “Ik miste de vereiste spieren voor een dramatische dood.”’ Het kan ook minder macaber. Voor onze eigen Maurice Maeterlinck wasthe noble art of self-defense hét alternatief voor oorlogvoering. ‘Zoals dieren hun lichamelijke attributen gebruiken om zich te verdedigen – het paard zijn hoeven, de stier zijn hoorns – zo zouden de vuisten de belangrijkste vorm van zelfbescherming van de mens moeten zijn’, stelt hij in Éloge de la Boxe (1907). ‘Alle conflicten zouden met deze wapens moeten worden beslecht.’ Niks nieuws onder de zon overigens; anderhalve eeuw eerder had Henry Fielding al een gelijkaardig ballonnetje opgelaten. ‘Zou een conflict niet even goed kunnen worden geregeld met een hoop bloedneuzen, blauwe ogen en gebroken hoofden als met een berg verminkte kadavers?’ Eenzaamheid Zover is het nooit gekomen. Boksers die willens nillens voor een politieke kar werden gespannen, die hadden we wel al: in 1933 werd de overwinning van de Italiaanse gigant Primo ‘de Wandelende Alp’ Carnera op de Amerikaan Jack Sharkey op de voorpagina van de Gazzetta dello Sportgefêteerd als ‘de ultieme triomf van de fascistische sport’. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog werd de knock-out-winst van Max Schmeling op Joe Louis in de nazimedia breed uitgesmeerd als een bewijs van de arische suprematie.
24
Toen Louis de Duitser in de rematch in één ronde afmaakte, was het aan de Amerikaanse media: ‘The noise you hear is Goebbels making for the storm cellar.’ Van den Berghe besteedt de nodige aandacht aan die verstrengeling van politiek en boksen. Hij gaat ook in op de impact van racisme op de sport en de eeuwige inmenging van de maffia, maar het zwaartepunt van zijn boek ligt bij de link met de kunsten. Daar valt bijzonder veel over te vertellen – in dit geval ruim 500 bladzijden. De lijst met schrijvers, schilders, beeldhouwers, filmmakers en andere scheppers die iets met de bokssport hebben, is eindeloos. En het zijn niet de minsten: Homeros (‘de eerste boksreporter’, schrijft Van den Berghe), Vergilius, Joyce, Hemingway, Mailer, Camus, Sartre, Claus, Picasso, Rodin, Warhol, Egon Schiele, Georges Braque, Miles Davis, Bob Dylan, Martin Scorsese, zo kun je bladzijden lang doorgaan. Vanwaar hun fascinatie, soms zelfs obsessie voor die sport? Net als boksers weten zij wat eenzaamheid is, en dat schept een band, maar terwijl de kunstenaar gedoemd is om tegen zichzelf te vechten en dan, na gedane arbeid, overgeleverd is aan het oordeel van critici, krijgt de bokser na het monnikenwerk een tegenstander van vlees en bloed voor zijn neus, en op het einde van die confrontatie is er haast altijd een onbetwiste winnaar en verliezer. Boksen is de duidelijkste, meest absolute van alle sporten, het is Darwins survival of the fittest in actie, en daardoor een troost voor de onzekerheid van het kunstenaarschap. In de woorden van Ulrich, het hoofdpersonage in Robert Musils De man zonder eigenschappen: ‘Het paard en de bokskampioen hebben bovendien op een grote geest voor dat hun prestatie en betekenis onomstotelijk gemeten kunnen worden en dat de beste van hen ook werkelijk als de beste erkend wordt.’ Hugo Claus Volgens Joyce Carol Oates zit het appeal in het primitieve, waarover de cultuur een laagje vernis heeft gelegd maar dat altijd klaar zit om uit te breken. In en rond een boksring kun je het beest straffeloos loslaten, omdat de wetten van de staat daar opgeheven zijn. ‘Wie naar een boksmatch kijkt, herbeleeft de moorddadige dageraad van het mensenras. Tijdens een officiële ronde van drie minuten kan een man door zijn tegenstander gedood worden, maar vermoord wordt hij niet.’ Dat maakt dat boksen in Oates’ ogen geen sport is, want sport heeft iets ‘ludieks’. ‘Bekijkt men volwassen mannen bij een of andere teamsport, dan is het duidelijk dat zij in de ware zin van het woord weer kinderen worden. Maar de primitieve woestheid van boksen heeft niks met de kindertijd te maken.’ Boksen dwingt ons ‘te erkennen dat de diepste ervaringen in ons leven lichamelijk van aard zijn – al willen we onszelf graag doen geloven dat we in de kern spirituele wezens zijn.’
25
Hugo Claus, volgens Van den Berghe de Nederlandstalige auteur met de grootste liefde voor de pugilistiek, zit een beetje op dezelfde lijn. Voor hem zat de aantrekkingskracht van het boksen in ‘de combinatie van gratie, intelligentie, adel, wreedheid, lafheid, die kan ontstaan in dertig seconden boksen’. Die was hem ‘meer waard dan een literaire gebeurtenis’. De jonge Claus bokste zelf ook een tijdje, maar zijn trainer had snel door dat het niks zou worden. Claus: ‘“Je bent veel te bang voor je schone mule”, zo constateerde hij.’ Helemaal niet bang om op zijn muil te krijgen was Ernest Hemingway, de virielste der literaire giganten. Deed niet liever dan op de vuist gaan, ook met profs, die hij desnoods betaalde om met hem te vechten. ‘Mijn schrijven is niets, mijn boksen alles’, zei hij wel eens. ‘Iedereen in Parijs schijnt vroeg of laat door Hemingway voor een rondje met de handschoenen uitgenodigd te zijn’, schreef Anthony Burgess, ‘behalve lamzakken zoals Ford Madox Ford, halfblinden zoals James Joyce, of degenen die niet tot het juist geslacht behoorden zoals Gertrude Stein’. Wie het, tot zijn grote frustratie, ook niet tegen hem wilde opnemen, was de wereldkampioen zwaargewichten Jack Dempsey. ‘Ik heb in de loop van mijn carrière een redelijk goed inzicht in mensen gekregen. Ik had het gevoel dat Hemingway, die werkelijk dacht dat hij kon boksen, uit zijn hoek zou komen als een gek.’ Om hem te stoppen had Dempsey hem veel pijn moeten doen en knock-out slaan, en dat wilde hij niet. A flink boy Hoe dat voelt, ko gaan, komen we ook te weten in dit boek, uit de mond van zwaargewichtkampioen Floyd Patterson, die twee keer verpletterd werd door Sonny Liston. In eerste instantie valt dat reuze mee. ‘Je ziet geen engelen of sterren, je zweeft op een aangenaam wolkje’, en ‘je voelt warmte voor al de mensen in het publiek’ en ‘je wilt iedereen kussen – mannen en vrouwen’. Maar als je ontwaakt, maakt de pret plaats voor eindeloze gêne en hoop je alleen op een valdeur midden in de ring ‘die openklapt zodat je meteen in je kleedkamer bent’. Van den Berghe vertelt al die verhalen in de hem kenmerkende stijl: vol vuur, met zin voor de smeuïge anekdote, en met enige liefde voor het zelden gebruikte woord – ‘usurpator’, ‘falderappes’, ‘usances’, ‘conduitestaat’. Storend zijn die aardigheidjes niet: Van den Berghe wil entertainen, maar hij wil ook altijd dat het ergens over gaat. Voor een deel van dit boek kon hij uit eigen herinneringen putten. Enkele mijlpalen in de boksgeschiedenis beleefde hij vanaf de eerste rij; hij zag de ‘Rumble in the Jungle’, de 26
‘Thrilla in Manila’ tussen Ali en Frazier, en de klucht tussen Ali en Jean-Pierre Coopman, alias de Leeuw van Vlaanderen, die nadat hij droog ko was gemept, Ali aldus feliciteerde: ‘Allez gauw, you are a flink boy’. Beschrijft Van den Berghe wat hij niet zelf meemaakte, dan heeft hij zijn huiswerk steevast goed gemaakt. Je krijgt de indruk dat er geen boek, gedicht, film, schilderij, fresco of beeld bestaat dat van dicht of ver iets met boksen te maken heeft of Van den Berghe heeft er zich grondig in verdiept.De artistieke uppercut is daardoor een boek dat je af en toe eens aan de kant wilt leggen – information overload. En jammer dat Yuriorkis Gamboa en Guillermo Rigondeaux, twee supertalenten van vandaag, hier Yoriakis en Rigoberto heten. Maar passons: dit is een krachttoer.
Een beetje meer empathie graag 02/11/2013 ‘Racisme een relatief begrip? Loopt u a.u.b. een dag lang als zwarte vrouw rond in dit land en u zult begrijpen hoe “relatief” dat is.’ De Belgisch-Nigeriaan-se schrijfster Chika Unigwe hoopt dat het dossier ‘Racisme in Vlaanderen’ van De Standaard ons Vlaanderland wakker schudt.
Chika Unigwe pdw
Niet zo lang geleden verkondigde het N-VA-kopstuk Liesbeth Homans dat racisme een relatief begrip is. Volgens Homans wordt racisme ‘vandaag vooral als een excuus voor persoonlijke mislukkingen gebruikt’. En ook: ‘Hoe meer we spreken over racisme, hoe meer we het voeden.’ Homans vindt ook dat we niet moeten overdrijven in België (en dan vooral in Vlaanderen). Overdrijven? Ik vind dat er zelfs niet genoeg over racisme wordt gesproken. In mijn ervaring gaan heel wat Belgen te licht over de Belgische geschiedenis en bij uitbreiding over de hele wereldgeschiedenis. Belgen voelen te weinig mee met ‘de andere’ om over racisme te discussiëren. En waarom is het zo cool niet politiek correct te praten en anderen nodeloos te kwetsen? Er wordt meer gekletst over patatten en witloof dan over het ‘R’-woord. Het is alsof ‘racisme’ het taboewoord van onze eeuw is. Als huiseigenaars het normaal vinden mogelijke huurders te weigeren op basis van hun huidskleur of achternaam, is het toch duidelijk dat we zelfs nog niet begrépen hebben wat racisme is. 27
Racisme een relatief begrip? Mevrouw Homans, loopt u alstublieft één dag lang als zwarte vrouw rond in dit land en u zult begrijpen hoe ‘relatief’ het is dag in dag uit als tweederangsburger te worden behandeld. Blanke bankbediende In een rapport van 2012 over racisme en discriminatie in België zegt het Europees Netwerk tegen Racisme (Enar) dat racisme in België een structurele realiteit is die in het bijzonder de zwarte bevolking treft. Enar weet waarover het spreekt. Op het rapport van het Europese Waarnemingscentrum voor Racisme en Xenofobie (EUMC) scoren België en vooral Vlaanderen zwak op het vlak van de bestrijding van racisme en discriminatie. Zijn Enar en EUMC ook aan het overdrijven? Hoeveel van onze kinderen krijgen les van leerkrachten die niet blank zijn? Leerkrachten die geen doorsnee ‘Vlaamse’ namen hebben? Hoeveel van ons zijn ooit geholpen door een bankbediende die niet blank is, en die geen doorsnee Vlaamse naam heeft? En toch kan het niet anders dan dat er in België migrantenkinderen leven, van de tweede, derde, vierde generatie, die hooggeschoold zijn. Hoe moeilijk is het om een baan te krijgen met een ‘vreemde’ naam? De VDAB heeft de cijfers. Ik hoef ze u niet te herhalen. In België lijkt het wel zo dat ‘de andere’ alleen maar recht van bestaan heeft als mikpunt van de blanke gemeenschap. België is een land waarin het toegelaten is een bepaald deel van de bevolking als minderwaardig te beschouwen. Iemand vertelde onlangs op een online forum over een schooltoneeltje waarin haar dochter meedeed. De kleuters op het podium speelden Chinezen: met hun handjes trokken ze hun ogen tot spleetjes. Geen enkele leerkracht die dat toneelstuk pedagogisch onverantwoord vond. Sterker nog, in de zaal zaten Aziatische kinderen met hun ouders. Negerkind In 2006, op het hoogtepunt van Obama’s campagne om presidentskandidaat van de Democraten te worden, ging één van de quizvragen in de Canvascrack over zijn huidskleur. Iets in de zin van ‘Obama is de zoon van een Afrikaanse neger uit Kenia en een blanke moeder... Wat is de term voor een kind van een zwarte en een blanke?’ Noch Herman Van Molle, noch de mensen in zijn studio vonden die vraag frappant of kwetsend. Antwoord was ‘mulatto’, een woord dat net als ‘neger’ door de geschiedenis zwaar beladen is en dat in veel landen beschouwd wordt als racistisch en daardoor niet meer gebruikt wordt. In de 21ste eeuw is het nog altijd aanvaardbaar om racistische uitspraken te gebruiken in gewone taal. In een vergadering zei een van mijn collega’s zonder een spier te vertrekken: ‘We hebben wel meningen, mannen. We zijn geen negertjes die alleen maar 28
ja kunnen knikken.’ Ik zat naast hem. Niemand was gechoqueerd. Integendeel, niemand verstond waarom ik het beledigend vond. ‘Hij bedoelde er niets mee.’ ‘Het is gewoon een uitspraak.’ ‘Hij is geen racist.’ ‘Je kent hem toch, Chika? Hij is een aardige man.’ Vindt u het ook overdreven, mevrouw Homans, dat ik dit gebruik als voorbeeld van een land dat een probleem heeft met racisme? Mensen hoeven niet racistisch te wíllen zijn om racistisch te zíjn, om de andere te beledigen. Moet ik er ook het debat rond Zwarte Piet aan toevoegen? Het feit dat zoveel mensen weigeren te begrijpen waarom sommigen onder ons de figuur van Zwarte Piet als beledigend zien? Gebrek aan empathie voedt racisme. Weigeren om erover te praten helpt niet. Onder lotgenoten, slachtoffers van racisme (mensen die moeilijk een woning kunnen huren omdat ze een ‘verkeerde’ achternaam hebben of een ‘verkeerd’ accent of een ‘verkeerde’ kleur), wordt wel over racisme gesproken. Maar dan in kleine hoekjes van woonkamers, aan wasautomaten, op de straat. Als een van hen die discussie toch durft open te trekken en naar buiten te brengen, wordt die persoon beschuldigd van overdrijven. Of zoals sommige brieven in mijn inbox getuigen: je krijgt het advies om geen zuurpruim te zijn. Om terug naar je eigen land te gaan als je België niet goed genoeg vindt. Om niet te gevoelig te zijn. Om meer te lachen: ‘Je woont toch in een rijk land!’ Controle in de wasserette Mevrouw Homans, bent u ooit gecontroleerd door de politie omdat in uw auto ‘meerdere passagiers zitten’? Wordt u zonder aanleiding door de politie geviseerd als mogelijke mensensmokkelaar of als illegaal? Als zwarte vrouw hoor je dat niet alleen te accepteren, maar krijg je er nog een hele lading onnozele banaliteiten en dooddoeners bovenop als je dat wilt aankaarten. Bent u ooit gecontroleerd omdat u in een wasserette met uw twee zussen de was kwam doen? Ik wel. Op een zonnige vrijdagmorgen in een wasserette in Turnhout wandelde een politieman binnen om ons te controleren. We deden niks verkeerd, verzekerde hij, maar het was toch zijn taak om ons te controleren. Er was een blanke man bij die ook zijn was deed. Werd hij gecontroleerd? Bent u ooit gevolgd in winkels omdat de mensen denken dat u iets gaat stelen? En als u vroeg waarom u gevolgd werd en de andere blanke klanten niet, kreeg u dan te horen: ‘Het is wel mijn winkel en ik mag volgen wie ik wil’? Ik kan u meer verhalen vertellen over mijn eigen ervaringen met racisme in België. Ik kan u meer verhalen vertellen over de ervaringen van mijn zwarte vrienden en kennissen, de verhalen die nooit in de krant komen, de verhalen die we onder ons vertellen als we elkaar ontmoeten op straat, bij de Afrikaanse kapper, in de kerk. De verhalen die ons niet meer choqueren omdat ze ondertussen gewoon zijn, spijtig genoeg. 29
Daarin ligt de kern van het probleem. We worden het gewoon. Dat hoeft niet zo te zijn. Jong geleerd is oud gedaan zeggen ze. We moeten ermee beginnen onze kinderen te leren dat geen enkel ras superieur is. En de scholen hebben de verantwoordelijkheid kinderen te leren dat diversiteit in de maatschappij goed is. Ook de media zouden meer kunnen betekenen: ze zouden er hun publiek attent op moeten maken dat sommige dingen niet langer aanvaardbaar zijn; ze zouden meer rolmodellen uit de ‘niet-blanke’ gemeenschap naar voor moeten schuiven. Diversiteit moet op elk vlak zichtbaarder worden. Werknemers die weigeren mensen aan te nemen vanwege van hun huidskleur of religie, moeten worden vervolgd. Racisme is overal, daarover valt niet te twijfelen. Maar in sommige landen bestaat het straffeloos. Helaas behoort ook België tot die landen. In plaats van de problematiek te ontkennen, moeten we haar durven aan te pakken. We moeten meer doen om racisme en discriminatie te bestrijden. Maar als we er niet over spreken, hoe kunnen we dan in godsnaam aan de nodige veranderingen beginnen? Ik reken er dan ook op dat de reeks ‘Racisme in Vlaanderen’ in deze krant het debat opent over hoe we in de komende jaren een minimum aantal gekleurde leerkrachten krijgen in álle Vlaamse scholen, hoe we een échte vrije woningmarkt zullen bereiken, hoe we er de ‘profiling’ bij de politie uitstampen en hoe we mensen niet langer domme vooroordelen laten omzetten in racistische daden, maar mee kunnen laten trekken aan de integratiekar.
Discriminatie is een daad van agressie 04/11/2013 door Dyab Abou Jahjah
‘Een onderwijshervorming blijft taboe, en daardoor komt weer een nieuwe generatie
met minder kansen op de arbeidsmarkt’. Foto: Fred Debrock
30
‘Als iemand mij haat omdat ik een allochtoon ben, dan is dat zijn zaak’, vindt Dyab Abou Jahjah. ‘Maar als hij me werk weigert omdat ik een allochtoon ben, dan discrimineert hij mij, en dat pik ik niet. De Vlaamse overheid blijkbaar wel.’ Wie? Voormalig voorzitter van de Arabisch-Europese liga. Wat? Racisme kun je niet uitroeien, discriminatie wel. Als de overheid daar werk van wil maken, tenminste Racisme is een universeel gegeven, het is niet alleen eigen aan Vlamingen, of zelfs blanken. Veel mensen van buitenlandse origine zijn ook racistisch, tegenover blanken en tegenover elkaar. Racisme zit niet alleen ingebakken in de Europese christelijke geschiedenis, de religieuze variant maakt ook deel uit van de islamitische en joodse denkwereld. Het is een constante interne strijd bij ieder van ons om tolerant te zijn tegenover mensen die anders zijn, een strijd dat velen verliezen of gewoon niet aangaan. De strijd tegen racisme is vooral een culturele strijd. Wat wel met harde juridische, politieke en economische maatregelen moet bestreden worden is de praktische invulling van dat racisme: discriminatie. Als iemand mij haat of beledigt omdat ik een allochtoon ben, dan is dat zijn zaak. Ik ben mondig genoeg om me te weren. Maar als iemand me werk weigert vanwege mijn etniciteit, dan word ik gediscrimineerd. En dat is geen mening meer, maar een daad, een daad van agressie tegen mijn basisrechten als mens. Dat discriminatie als praktische invulling van racisme in ons land bestaat, hoefde voor mij en andere mensen van vreemde origine in Vlaanderen niet meer aangetoond te worden. Het is een last die we overal meedragen. We vertrekken bijna nergens vanuit een gelijkwaardige positie. De reeks die deze krant vorige week publiceerde was misschien een eyeopener voor veel autochtonen, maar zeker niet voor ons. Slechtste leerling van de klas Op het beleidsniveau wordt dit alles verdoezeld. De politiek minimaliseert discriminatie, ontkent racisme en overdrijft alles wat negatief is bij allochtonen. Vooral de Vlaamse overheid voert een gedoogbeleid tegenover discriminatie. Ze is de slechtste leerling van de Europese klas in deze materie. Het Vlaamse antidiscriminatiebeleid veegt de problemen onder de mat. Er zijn voorbeelden genoeg om dat te staven. In het middelbaar onderwijs loopt 59 procent van de leerlingen met een vreemde thuistaal één of meerdere jaren achterstand op, tegenover 26 procent van de leerlingen die thuis Nederlands spreken. Terwijl je met de juiste pedagogische aanpak van die anderstaligheid een opportuniteit kunt maken, zoals de VS al jaren bewijzen. Ondertussen komt door dat gebrekkige onderwijs weer een nieuwe generatie met minder kansen op de arbeidsmarkt, terwijl een hervorming van het onderwijs om de noden van een diverse bevolking beter te dienen, taboe blijft. Op die arbeidsmarkt zelf is het nog erger gesteld. In het Pact 2020 staat dat arbeidsdiscriminatie tegen 2020 moet worden weggewerkt, maar er wordt op dat vlak geen enkele vooruitgang geboekt. Uit de gegevens van de sociaal-economische monitoring blijkt zelfs dat de situatie erger is dan op basis van de enquêtegegevens die 31
men al jaren gebruikt. Het actieplan ter Bestrijding van Arbeidsmarktgerelateerde Discriminatie (ABAD) bevat tal van actiepunten, die in realiteit weinig omvatten. Toch sterk: niet de overheid, maar Federgon (de federatie van HR-dienstverleners) zelf laat mystery calls uitvoeren in de uitzendsector om na te gaan of de uitzendkantoren discriminerende opdrachten weigeren. Ondanks intensieve sensibilisering, eerdere controles en undercoverreportages gaat een derde van de geteste bureaus nog altijd in op discriminerende vragen. De namen van deze kantoren zijn enkel bij de sectorfederatie bekend, niet bij de overheid, die er dus ook niet tegen kan optreden. Kwestie van prioriteiten Philippe Muyters, de Vlaamse minister van Werk, beweert dat er weinig ruimte is voor meer controles, door de beperkte capaciteit van de Vlaamse inspectiedienst. Vlaanderen zou volgens hem ook weinig kunnen doen omdat het een federale bevoegdheid betreft. Het is wel Vlaanderen dat op dit terrein weigerachtig staat tegenover samenwerking met de federale regering. Bovendien verloopt de samenwerking op vlak van controles inzake illegale arbeid en sociale fraude wel zeer vlot. Het is dus een kwestie van prioriteiten. Racisme is een moeilijk weg te werken houding, maar discriminatie niet. Daartoe moet de Vlaamse overheid wel een doortastend beleid willen voeren en daders hard aanpakken. Nu zien we alleen een gedoogbeleid tegenover discriminatie en uitsluiting, en dat zou wel eens een boemerangeffect kunnen hebben. We willen echte resultaten zien, daarna kunnen we altijd verder praten over hoe we meer van elkaar moeten houden, en de rest van dat liedje.
32